05-06-2009
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING "WERKVOORZIENINGSCHAP OOSTELIJK ZUID-LIMBURG" De Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Brunssum. Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Onderbanken, Simpelveld, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal; gehoord de Regionale Sociale Werkvoorzieningcommissie; gelet op het bepaalde in de gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden en de Wet sociale werkvoorziening; besluiten, vast te stellen de navolgende gewijzigde gemeenschappelijke regeling "Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg".
ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: a. gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten; b. gemeentebesturen:de colleges: de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de aangesloten gemeenten; c. gedeputeerde staten: het College van Gedeputeerde Staten van Limburg; d. werkvoorzieningschap: het "Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg" genoemd in artikel 2 van deze regeling; e. regeling: deze gemeenschappelijke regeling; f. Wsw: de Wet sociale werkvoorziening; g. werkverbanden: de werkverbanden zoals bedoeld in artikel 10 van de W.S.W., al dan niet rechtstreeks ressorterend onder het Dagelijks Bestuur van het Werkvoorzieningschap; h. werknemer: degene die krachtens de W.S.W.artikel 2 lid 1 Wsw in een dienstbetrekking tot het Werkvoorzieningschap staat of degene die krachtens artikel 7 lid 1 met Wsw-subsidie werkzaam is bij een andere werkgever; i. personeel: degenen, die anders dan krachtens de Wsw in een dienstbetrekking tot het Werkvoorzieningschap staan. 2. Indien artikelen van de gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing zijn of worden verklaard in deze regeling, wordt in die artikelen gelezen in plaats van de gemeente, de Raad, het College van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester, onderscheidenlijk: het Werkvoorzieningschap, het Algemeen Bestuur, c.q. het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter, indien en voorzover in deze regeling niet hiervan wordt afgeweken. Toelichting: De verwijzing in lid g naar artikel 10 Wsw klopt niet meer; bovendien komt in de Wsw het begrip werkverbanden niet meer voor. De vervanging van gemeentebesturen in colleges is geschiedt ter voorkoming van mogelijke misverstanden, nu het om een regeling van Colleges gaat. ARTIKEL 2 Er is een openbaar rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd "Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg". Het is gevestigd te Heerlen.
1
DOELSTELLING ARTIKEL 3 Het Werkvoorzieningschap heeft tot doel: 1. Het voorzien in de werkgelegenheid en in de arbeidsrevalidatie- en test- en trainingsmogelijkheden voor moeilijk in het normale arbeidsproces plaatsbare inwoners hunner gemeenten. Het voorzien in passende werkgelegenheid en in arbeidsrevalidatie voor ingezetenen, die blijkens een door de Centrale organisatie Werk en Inkomen afgegeven indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn, vanaf het moment dat deze ingezetenen op grond van hun plaats op de gemeentelijke wachtlijst voor plaatsing aan de beurt zijn. 2. De uitvoering van de W.S.W. in de ruimste zin, behoudens het bepaalde in artikel 4 lid 2 van deze regeling. Het bieden van passende werkgelegenheid en arbeidsrevalidatie voor ingezetenen, die blijkens een door de Centrale organisatie Werk en Inkomen, of haar rechtsopvolgers, afgegeven indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn en daarbij zijn aangewezen op een gemeentelijke baangarantie. Toelichting: Deze tekst sluit beter aan bij de in de wet geformuleerde tekst. De weglating heeft betrekking op de wijziging van bedoeld artikel 4 lid 2. Omdat de gemeenten kiezen voor een “smalle” regeling, waarbij WOZL verantwoordelijk is voor de Wsw-er vanaf het moment van plaatsing is lid 1 dienovereenkomstig aangepast. Lid 2 is zodanig aangepast dat de brede uitvoering wordt uitgesloten, maar inzet voor personen met een baangarantie onder gewijzigde wetgeving is ingebracht. ARTIKEL 4
1. De gemeentebesturen colleges dragen aan het Werkvoorzieningschap alle al haar uitvoerende bevoegdheden en verplichtingen over, inclusief het daarvoor van rijkswege ter beschikking gestelde budget, die zij ten aanzien van de in artikel 3 vermelde doelstelling kunnen uitoefenen, vanaf het moment dat betrokken ingezetenen op grond van hun plaats op de gemeentelijke wachtlijst voor plaatsing aan de beurt zijn. met inachtneming van het bepaalde in het 2e lid van dit artikel. 2. De taken en bevoegdheden welke ingevolge artikel 7 lid 1 van de W.S.W. aan de gemeentebesturen zijn opgedragen, blijven de besturen der deelnemende gemeenten uitoefenen, voor zover deze betrekking hebben op het voorlichten en voordragen van kandidaatwerknemers. 3. De gemeentebesturen verplichten zich tot het medewerken bij het vinden van en tot het beschikbaar stellen van voldoende en geëigende werkzaamheden. voor de werkverbanden.
Toelichting: Oud lid 2 betreft verwijzing die niet meer klopt; voorlichten en voordragen van kandidaatwerknemers als taak gemeenten staat niet meer in de Wsw, evenmin als de verplichting tot het beschikbaar stellen van voldoende geëigend werk. Daarbij is de overdracht van budget, die in de totale overdracht van bevoegdheden in de oude regeling inclusief was, nu als uitvloeisel van de collegeverantwoordelijkheid opgenomen.
BESTUUR ARTIKEL 5 Het Werkvoorzieningschap heeft de volgende bestuursorganen: 1. Het Algemeen Bestuur. 2. Het Dagelijks Bestuur. 3. De Voorzitter.
2
1.
2.
3. 4.
5. 6.
ALGEMEEN BESTUUR ARTIKEL 6 Aan het hoofd van het Werkvoorzieningschap staat het Algemeen Bestuur, dat alle bevoegdheden, voortvloeiende uit de doelstelling van deze regeling die in het kader van deze regeling aan het werkvoorzieningschap zijn opgedragen, uitoefent voor zover deze niet bij of krachtens deze regeling aan anderen worden opgedragen. De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen door de raden van de gemeenten. Per gemeente worden twee Ieden en twee plaatsvervangende leden aangewezen. Als lid en als plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur kunnen slechts worden aangewezen de leden van de Raad van de betrokken gemeente alsmede de burgemeester. 'De portefeuillehouders sociale zaken en/of arbeidsmarktbeleid van de deelnemende gemeenten hebben qualitate qua zitting in het Algemeen Bestuur. Elke Raad kan ten alIe tijde deze aanwijzing wijzigen. (aanwijzingen aan de voor haar Gemeente verantwoordelijke portefeuillehouder geven) Van elke aanwijzing, alsmede van iedere wijziging daarin, doet de Raad onverwijld schriftelijk mededeling aan het Algemeen Bestuur. De leden worden aangewezen hebben zitting voor een tijdvak, gelijk aan dat van de zittingsduur van leden van de gemeenteraden colleges, met dien verstande dat zij in het Algemeen Bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat de (zijn of haar)opvolger zijn portefeuille heeft aanvaard. aanwijzing als lid van het Algemeen Bestuur heeft aanvaard. Het Algemeen Bestuur kiest uit zijn midden een Voorzitter en een plaatsvervangend Voorzitter. Hij/zij die ophoudt lid te zijn van de Raad der gemeente, dan wel van het College van Burgemeester en Wethouders, namens welke hij/zij is aangewezen als lid is van het Algemeen Bestuur, houdt, onverminderd het bepaalde in de laatste zin van lid 2 van dit artikel, van rechtswege op lid te zijn van het Algemeen Bestuur. Het lidmaatschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de hoedanigheid van werknemer. Deze onverenigbaarheid bestaat eveneens ten aanzien van het personeel. In het Algemeen Bestuur hebben als adviseur zitting degenen die door het Algemeen Bestuur als zodanig worden benoemd. Zij hebben geen stemrecht.
Toelichting: Op grond van de beleidskeuzes die door de gemeenten zijn gemaakt naar aanleiding van de gewijzigde Wsw m.i.v. 1 januari 2008 en omdat in de in maart 2007 van kracht geworden Wet dualisering gemeentelijke Medebewindsbevoegdheden de uitvoering van de Wsw als een bevoegdheid van het College van B&W wordt gezien, ligt het voor de hand dat er in het bestuur van het Werkvoorzieningschap geen raadsleden meer zitting hebben. De procedure kan vergaand vereenvoudigd worden, door te bepalen dat de portefeuillehouder qualitate qua deel uitmaakt van het Algemeen Bestuur. ARTIKEL 7. 1. leder lid van het Algemeen Bestuur door de Raad aangewezen lid brengt één stem uit, vermeerderd met één stem voor iedere 15.000 inwoners of gedeelte daarvan van de gemeente welke hij vertegenwoordigt. Voor de berekening van het inwonertal wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de vergadering plaatsvindt, zoals dit voorkomt onder de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. De leden van het Dagelijks Bestuur, inclusief de Voorzitter, nemen deel aan de vergaderingen van het Algemeen Bestuur, doch hebben geen stemrecht ten aanzien van onderwerpen waarover het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur verantwoording dient af te leggen. Toelichting: Weglating had te maken met gedualiseerde vormgeving; deze is nu niet meer aan de orde. 2. Een vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is gehouden, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het getal zitting hebbende leden of hun plaatsvervangers is opgekomen. Een portefeuillehouder, lid van het Algemeen Bestuur kan zich bij verhindering laten vervangen door een collega lid van het college uit zijn gemeenten. Indien ingevolge het bovenstaande de vergadering niet geopend wordt, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen. In dit geval wordt een nieuwe vergadering uitgeschreven, binnen veertien dagen te houden, op de in artikel 48 Gemeentewet
3
voorgeschreven wijze, met dien verstande dat er tussen de rondzending der oproepingsbrieven en het uur der vergadering slechts 24 uren behoeven te verlopen. Wanneer ook dan het vereiste getal niet is opgekomen, geschiedt het beleggen der vergadering andermaal op dezelfde wijze, met aanhaling in de oproepingsbrieven van de bepalingen van dit artikel. De laatste vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal opgekomen leden c.q. plaatsvervangende leden. Op deze nieuwe vergadering is het bepaalde in de eerste zin van dit lid niet van toepassing. Het Algemeen Bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge de eerste zin niet geopende vergadering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 3. In de vergadering van het Algemeen Bestuur worden alle besluiten genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Toelichting:
De vaststelling van deze gewone meerderheid gebeurt op basis van de in lid 1 bepaalde gewogen stemmen. 4.
Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het (Algemeen) Bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Alsdan wordt evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ongetekende briefjes. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot de volgende vergadering uitgesteld. In deze vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Bij staking van stemmen over personen wordt een herstemming gehouden; indien de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen is geheim. Indien de stemmen staken, over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.
5. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering, of in een ingevolge het gestelde in de vorige zin opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit het Algemeen Bestuur bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht. Toelichting: Hier is de vanwege de duidelijkheid de letterlijke tekst van de artikelen 31 en 32 Gemeentewet overgenomen. ARTIKEL 8
1. De vergadering van het Algemeen Bestuur wordt in het openbaar gehouden.Het Algemeen Bestuur vergadert in het openbaar. 2. De deuren worden gesloten wanneer het door een vijfde der aanwezige leden wordt gevorderd, of de voorzitter het nodig acht. 3. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. 4. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het Algemeen Bestuur anders beslist. Het Algemeen Bestuur kan
4
omtrent het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken, welke aan het Algemeen Bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Zij wordt door hen die bij de behandeling tegenwoordig waren en allen die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het Algemeen Bestuur haar opheft. 5. Het Dagelijks Bestuur kan omtrent de inhoud van stukken als bedoeld in het vorige lid, geheimhouding opleggen. Het geeft hiervan terstond kennis aan het Algemeen Bestuur. 6. De oplegging van geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het Algemeen Bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, te samen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd. In geval van niet-bekrachtiging vervalt de oplegging. ARTIKEL 9 Het Algemeen Bestuur kan commissies instellen als bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het Algemeen Bestuur geeft daarbij aan welke bevoegdheden aan de commissies worden toegekend en hoe de samenstelling der commissies is. ARTIKEL 10 Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde vast. Het Algemeen Bestuur brengt dit reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van Gedeputeerde Staten en van de gemeentebesturen colleges ARTIKEL 11
1. Het Algemeen Bestuur kan voor de leden van het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur,
2.
commissies en voor de Voorzitter een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten vaststellen. Deze vergoeding en tegemoetkoming worden wordt door het Algemeen Bestuur op jaarbasis vastgesteld. De hoogte van de vergoeding en de tegemoetkoming staat in een redelijke verhouding tot de te verrichten werkzaamheden en de te maken kosten, mede rekening houdende met de vergoeding voor werkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten welke de betreffende leden uit hoofde van hun lidmaatschap van het gemeentebestuur ontvangen. Het besluit van het Algemeen Bestuur wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden. Artikel 64 j van de gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Toelichting: Het verstrekken van een vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten is achterhaald nu de werkzaamheden worden beschouwd als verlengd lokaal bestuur. De verwijzing naar artikel 64 j Gemeentewet klopt niet meer. Omdat het AB enkel nog bestaat uit vertegenwoordigers uit het College van B & W, die deze functie derhalve uitoefenen in de uitvoering van collegetaken, is een aparte vergoedingsregeling niet meer aan de orde
DAGELIJKS BESTUUR ARTIKEL 12 1. Het Dagelijks Bestuur wordt door het Algemeen Bestuur uit zijn midden aangewezen. 2. Het Dagelijks Bestuur bestaat uit tenminste 3 leden. 3. Deze aanwijzing geschiedt zodanig dat het Dagelijks Bestuur in elk geval bestaat uit de vertegenwoordigers van de twee grootste gemeenten en een vertegenwoordiger uit de overige gemeenten. 4. De Voorzitter en de plaatsvervangend Voorzitter van het Algemeen Bestuur zijn tevens Voorzitter en plaatsvervangend Voorzitter van het Dagelijks Bestuur. 5. Bij afwezigheid of ontstentenis van een lid van het Dagelijks Bestuur wordt hij, zodra het Algemeen Bestuur dit nodig acht, vervangen door een ander lid van het Algemeen Bestuur. 6. De leden van het Dagelijks Bestuur verliezen hun functie, wanneer zij geen zitting meer hebben in het Algemeen Bestuur, met dien verstande dat zij in het Dagelijks Bestuur zitting blijven houden tot aan het tijdstip dat hun opvolger zijn verkiezing aanwijzing als lid van het Dagelijks Bestuur heeft aanvaard. 7. leder lid van het Dagelijks Bestuur heeft één stem. Artikel 98 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
5
8. In het Dagelijks Bestuur hebben als adviseur zitting degenen die door het Dagelijks Bestuur als zodanig worden benoemd. Zij hebben geen stemrecht. Artikel 6, lid 6 is van overeenkomstige toepassing. Toelichting: Het staat het Algemeen Bestuur volledig vrij om een klein Dagelijks Bestuur te kiezen met een zeer beperkte taakopdracht of een ruim DB (maximaal AB =DB) met uitgebreidere bevoegdheden (lid 2). Door deze redactie wordt bij een minimale (3) samenstelling van het DB gegarandeerd dat daarin ook de kleinere gemeenten vertegenwoordigd zijn (lid 3) . Bij elke andere samenstelling van het DB (dus tussen 3 en 11 leden), wordt door het AB bepaald welke vertegenwoordigers (naast die van de 2 grootste, 1 overige gemeenten) overigens in het DB zitting nemen. De verwijzing naar artikel 98 Gemeentewet is niet meer correct. In plaats van de verwijzing naar artikel 6 lid 6 is de inhoudelijke tekst opgenomen (lid 8).
BEVOEGDHEDEN EN VERPLICHTINGEN ARTIKEL 13 1. Het Algemeen Bestuur beslist, met inachtneming van de bepalingen van deze regeling, welke bevoegdheden door het Dagelijks Bestuur worden uitgeoefend. 2. Het Algemeen Bestuur regelt de geldleningen, het uitlenen van gelden, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten en hetgeen verder de geldmiddelen van het Werkvoorzieningschap aangaat. ARTIKEL 14 Aan het Dagelijks Bestuur wordt opgedragen: 1. Het voorbereiden van al hetgeen in het Algemeen Bestuur ter kennisneming, overweging en beslissing moet worden gebracht, alsmede het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur. 2. Het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur en Het geven van dagelijkse leiding aan het Werkvoorzieningschap, inclusief het coördineren van het sociale werkvoorzieningsgebeuren in de regio de werkzaamheden die gericht zijn op het bewerkstelligen van het in artikel 3 beschreven doel. 3. Het uitvoeren van de W.S.W. in de ruimste zin behoudens het bepaalde in artikel 4, lid 2. 4. Het Dagelijks Bestuur kan, zulks in afwijking van het bepaalde in artikel 3, op verzoek van c.q. in overleg met de betreffende gemeenten werknemers plaatsen uit andere gemeenten dan die welke deelnemen aan deze regeling; b. in het kader van de in artikel 3 vermelde doelstelling voorzieningen treffen voor nietwerknemers of niet-personeel. Alle niet-subsidiabele kosten komen in beide gevallen voor rekening van de woongemeente op basis van het bepaalde in artikel 30 lid 1 dezer regeling. Het Dagelijks Bestuur kan hieraan verdere voorwaarden verbinden aan het onder sub a en b gestelde. 5. De benoeming van leden van commissies als bedoeld in artikel 24, lid 3 Wet gemeenschappelijke regelingen; van benoemingen dient het Algemeen Bestuur in kennis te worden gesteld. 6. Het toezien op het beheer van de activa en passiva van het Werkvoorzieningschap. 7. De controle op het geldelijk beheer en de boekhouding. 8. Het voeren van rechtsgedingen alsmede het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit. 9. Het, behoudens het bepaalde in artikel 18, lid 3 en artikel 24 benoemen, schorsen en ontslaan van personeel in dienst van het Werkvoorzieningschap alsmede het vaststellen van de formatie van het personeel. 10. Het met inachtname van artikel 22 nader regelen van de bezoldiging, waaronder het aanpassen van de salaristabel voor het personeel, het vaststellen van instructies en het regelen van de individuele rechtspositie van het personeel van het Werkvoorzieningschap, alsmede het aanpassen van door het Algemeen Bestuur aan te geven rechtspositieregelingen. 11. Het aangaan van huurovereenkomsten.
6
12. Het afschrijven van oninbare vorderingen tot een door het Algemeen Bestuur aan te geven maximum. 13. Het garanderen van geldleningen. 14. Al hetgeen het Algemeen Bestuur overigens bij afzonderlijke besluiten aan het Dagelijks Bestuur overdraagt met inachtneming van het bepaalde in deze regeling. Toelichting: De tekst onder de leden 1 en 2 is enigszins anders gerangschikt. Gelet op het schrappen van artikel 4 lid 2 kan hier lid 3 vervallen. Indien er gekozen wordt voor een klein DB kunnen de hier genoemde bevoegdheden zonodig worden ingeperkt tot voorbereiding van hetgeen aan het AB ter besluitvorming wordt voorgelegd, de uitvoering van besluiten van het AB en personele aangelegenheden. Lid 3: Na de wijziging van de Wsw van 1998 kunnen in principe enkel inwoners van deelnemende gemeenten worden geplaatst. Indien inwoners van niet-deelnemende gemeenten(op verzoek) worden geplaatst, zal hier overdracht van de bijbehorende Wswsubsidie moeten plaatsvinden; overleg met de verzoekende gemeente (waaraan door het Rijk de Wsw-subsidie wordt toegekend) is dan ook op zijn plaats.
Lid 4:Gelet op de gewijzigde redactie van artikel 3 lid 1 kan de zinsnede onder b. vervallen. Lid 9: Artikel 24 had betrekking op de benoeming van directeuren van werkverbanden die rechtstreeks onder het Dagelijks Bestuur ressorteren. Dit komt niet meer voor; derhalve kan de vermelding van artikel 24 hier vervallen.
1. 2. 3.
4.
5.
6.
7. 8.
9.
10.
INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING ARTIKEL 15 De besturen van de gemeenten verstrekken op verzoek van (het) Algemeen Bestuur of het Dagelijks Bestuur de benodigde inlichtingen en verlenen de medewerking, die voor de vervulling van de taken van het Werkvoorzieningschap nodig is. De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur. Zij geven ongevraagd aan het Algemeen Bestuur alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is. Deze informatie wordt verstrekt tijdens de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en van door dit orgaan ingestelde commissies. Het Dagelijks Bestuur geeft, tezamen dan wel afzonderlijk Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur wanneer het Algemeen Bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen. Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van het Algemeen Bestuur of schriftelijk verstrekt. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 4:8 van de Algemene wet Bestuursrecht niet van toepassing. In dit geval is artikel 87a van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de Voorzitter en het door hem gevoerde bestuur. Het Dagelijks Bestuur verstrekt schriftelijk, binnen 2 maanden aan de Raden de Colleges van de gemeenten de door een of meer leden van die Raden Colleges gevraagde inlichtingen, voorzover dat niet strijdig is met het algemeen belang. Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft de Raad het College van zijn gemeente alle inlichtingen, die door deze Raad dit College of een of meer leden daarvan worden verlangd. Deze inlichtingen worden, behoudens strijdigheid met het algemeen belang, zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden verstrekt. Het College De Raad kan een lid van het Algemeen Bestuur, dat hij heeft aangewezen, nadat de inlichtingen in een vergadering of schriftelijk zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, ter verantwoording roepen voor het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. De Raad, die een vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van de Raad niet meer bezit. Het Dagelijks Bestuur verstrekt aan de gemeenten alle noodzakelijke informatie die nodig is om een correcte verantwoording af te leggen aan het Rijk met betrekking tot de
7
bestede middelen, alsmede elke informatie die in het kader van de beleidsvaststelling en beleidsverantwoording noodzakelijk is, binnen de daarvoor in de wet gestelde termijnen. Toelichting: Aanwijzing van een lid van het Algemeen Bestuur door de raad komt niet meer voor. Nu de portefeuillehouders sociale zaken/arbeidsmarktbeleid qualitate qua in het Algemeen Bestuur zitting hebben en niet meer door de raad worden aangewezen, kan de raad ook niet meer het vertrouwen in een AB-lid opzeggen. Wel kan een raad binnen de gemeente de wethouder als portefeueillehouder het vertrouwen opzeggen, als gevolg waarvan zijn lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt. Een nieuw artikel 10 is geformuleerd om de verantwoording van het schap aan de gemeenten inhoud te geven en daarmee gemeenten in staat te stellen zich bij het rijk te verantwoorden. Dit geldt niet alleen voor de aangesloten gemeenten, maar voor alle gemeenten waarvan ingezetenen in het kader van de Wsw bij het schap in dienst zijn.
ONVERENIGBARE BEZIGHEDEN EN BETREKKINGEN ARTIKEL 16 1. De leden van het Algemeen Bestuur mogen: A. niet als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van het Werkvoorzieningschap of ten behoeve van het Bestuur van het Werkvoorzieningschap in geschillen; B. niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten als bedoeld in onderdeel c met het Werkvoorzieningschap; C. rechtstreeks noch middellijk een overeenkomst aangaan betreffende: a. het aannemen van werk ten behoeve van het Werkvoorzieningschap; b. het buiten dienstbetrekking tegen beloning doen van verrichtingen ten behoeve van het Werkvoorzieningschap; c. het doen van leveranties aan het Werkvoorzieningschap; d. het verhuren van niet-registergoederen aan het Werkvoorzieningschap; e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van het Werkvoorzieningschap; f. het onderhands verwerven van onroerende goederen van het Werkvoorzieningschap; g. het onderhands huren of pachten van het Werkvoorzieningschap; h. Van het (hierboven)bepaalde onder c kunnen Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen. Tegen een besluit tot weigering van de ontheffing kan het lid van het Algemeen Bestuur binnen een maand na verzending beroep instellen bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. 2. Het lid van het Algemeen Bestuur dat in strijd met lid 1 van dit artikel handelt, kan worden geschorst door het Algemeen Bestuur. 3. Het bepaalde in artikel W9, leden 1 tot en met 4 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing. Toelichting: Artikel W9 Kieswet bestaat niet meer; tekst kan vervallen.
VOORZITTER ARTIKEL 17 1. De Voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur. 2. Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur. 3. Hij ondertekent alle stukken die van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur uitgaan. Hij kan onder eigen verantwoording en behoudens de beperkingen, die wat betreft de stukken welke van bet Dagelijks Bestuur uitgaan, door dit Bestuur worden gesteld, het tekenen van bepaalde stukken, die van het Dagelijks Bestuur of van hem uitgaan, aan anderen opdragen. 4. Hij vertegenwoordigt het Werkvoorzieningschap in en buiten rechte. Indien hij de Voorzitter behoort tot het Bestuur van een der aan de regeling deelnemende gemeenten, die partij is in een geding, waarbij het Werkvoorzieningschap is betrokken, oefent een ander door het Dagelijks Bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde.
8
5. Hij zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering van het Algemeen Bestuur en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door de toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken. hen, die dit doen, of alle toehoorders, te doen vertrekken.
SECRETARIS ARTIKEL 18 1. Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur, de Voorzitter, alsmede de commissies, ingesteld ingevolge de W.S.W. of als bedoeld in artikel 9 worden in alles wat de hen opgedragen taak aangaat, bijgestaan door of vanwege de Secretaris. 2. Door hem worden alle stukken, die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan, mede ondertekend. 3. De Secretaris wordt door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst en ontslagen. Voor de Secretaris kan het Algemeen Bestuur een instructie vaststellen 4. De benoeming geschiedt uit een voordracht van tenminste twee personen. opgemaakt door het Dagelijks Bestuur. Ontslag, anders dan overeenkomstig eigen verzoek, is steeds met redenen omkleed. De functie van Secretaris is onverenigbaar met het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur. Toelichting: Nu het AB uit de portefeuillehouders bestaat, is lid 4 in deze vorm niet meer noodzakelijk. Er kan volstaan worden met een enkelvoudige voordracht als resultaat van een sollicitatieprocedure.
VERGADERINGEN ALGEMEEN BESTUUR ARTIKEL 19 Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee keer en voorts zo dikwijls de Voorzitter of het Dagelijks Bestuur het nodig oordelen. ARTIKEL 20 Het Algemeen Bestuur vergadert eveneens wanneer het door een vijfde van de leden van het Algemeen Bestuur schriftelijk en met opgave van redenen wordt gevraagd. In dit geval wordt de vergadering binnen 30 dagen gehouden.
ARTIKEL 21 De gemeente van vestiging stelt desgevraagd voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur de nodige ruimte beschikbaar.
PERSONEEL ARTIKEL 22 Voor zover het Algemeen Bestuur niet anders bepaalt, zijn op het personeel de rechtspositieregelingen van de gemeente Heerlen van overeenkomstige toepassing. ARTIKEL 23 De dagelijkse leiding der werkverbanden berust bij een of meer directeuren. Zij zijn voor hun werkzaamheden verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur indien die werkverbanden rechtstreeks ressorteren onder het Dagelijks Bestuur. ARTIKEL 24 1. De directeuren van werkverbanden die rechtstreeks onder het Dagelijks Bestuur ressorteren worden benoemd, geschorst en ontslagen door het Algemeen Bestuur. 1. Voor de benoeming van de directeuren van werkverbanden die onder het Dagelijks Bestuur ressorteren, dient het Dagelijks Bestuur een aanbeveling in van zo mogelijk twee personen. 1. Voor de directeur(en) van werkverbanden die ressorteren onder het Dagelijks Bestuur kan het Algemeen Bestuur een instructie vaststellen. Toelichting:
9
Werkverbanden die rechtstreeks onder het Dagelijks Bestuur ressorteren komen in de huidige constellatie van het Schap niet (meer) voor. Om die reden kunnen deze artikelen worden geschrapt.
FINANCIËN EN BEHEER ALGEMEEN Toelichting: Dit hoofdstuk is na het bekend worden van de definitieve tekst van de nieuwe Wet sociale werkvoorziening aangepast. ARTIKEL 25 Het Algemeen Bestuur stelt conform artikel 212 Gemeentewet een regeling vast betreffende de financiën, en het financiële beleid, het beheer en organisatie van het Werkvoorzieningschap. Deze regeling en de daarin aan te brengen wijzigingen behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. In deze regeling wordt een bepaling opgenomen omtrent het verzekeren van de gelden van het Werkvoorzieningschap tegen benadeling door derden. Een exemplaar van deze regeling, alsmede van de eventuele wijzigingen daarin, wordt aan de gemeentebesturen gezonden. ARTIKEL 26 De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de juiste betaling van rente en aflossing van de door het Werkvoorzieningschap opgenomen gelden, zulks naar evenredigheid van de in het jaar van afsluiting der lening uitbetaalde bruto lonen van de in elke gemeente woonachtige werknemers. ARTIKEL 27 Het Algemeen Bestuur stelt conform artikel 213 Gemeentewet een regeling vast voor de controle op het financieel en administratief financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van het Werkvoorzieningschap. geschiedt door wordt opgedragen aan een of meer door het Algemeen Bestuur aan te wijzen deskundige(n). Nadere aanwijzingen hiervoor worden gegeven in een jaarlijks vast te stellen Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening van het Werkvoorzieningschap OZL. Het besluit tot aanwijzing van deze deskundige(n) behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. De controle dient tenminste eenmaal per kwartaal te geschieden. Het Dagelijks Bestuur zendt binnen twee weken na ontvangst van het controleverslag een exemplaar van dit verslag aan Gedeputeerde Staten. Het verslag wordt door de ambtenaar, wiens geldelijk beheer en boekhouding zijn gecontroleerd mede ondertekend. Hij is bevoegd aan zijn ondertekening een verklaring toe te voegen. Deze verklaring wordt in afschrift aan de deskundige(n) medegedeeld. Gedeputeerde Staten kunnen ten alIe tijde opneming van kas en boeken van hunnentwege gelasten.
1.
2.
3.
4.
BEGROTING ARTIKEL 28 Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden toe aan de Raden van de deelnemende gemeenten. De Raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerpbegroting bij het Dagelijks Bestuur van hun gevoelen doen blijken. hun zienswijze naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden. Het Algemeen Bestuur stelt hierna, uiterlijk omstreeks 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt, de begroting vast en zendt deze De vastgestelde begroting, , aan de Raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake zo nodig bij Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken hun zienswijze naar voren kunnen brengen. wordt zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten gezonden. Tevens zendt het Algemeen Bestuur de begroting Op wijzigingen van de begroting zijn de voorgaande bepalingen eveneens van toepassing
10
1.
2.
3.
1.
2.
3. 4.
JAARREKENING ARTIKEL 29 Het Dagelijks Bestuur legt zo spoedig mogelijk na afloop van een kalenderjaar doet (voor 1 mei) aan het Algemeen Bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar in aansluiting op de posten der begroting, onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden en een voorlopige berekening van de door elke gemeente te betalen bijdrage; van deze berekening der bijdragen wordt gelijktijdig een exemplaar toegezonden aan de gemeentebesturen. Het Dagelijks Bestuur verplicht zich bedoelde voorlopige berekening van de door elke gemeente te betalen bijdrage op een zodanig tijdstip te verstrekken dat de gemeenten deze in hun jaarrekening kunnen verwerken. Bij de rekening wordt gevoegd een verslag van onderzoek naar de deugdelijkheid der rekening (per gemeente en in totaliteit), ingesteld door de overeenkomstig artikel 27 aangewezen deskundigen. Het Algemeen Bestuur stelt uiterlijk 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft de rekening alsmede de berekening van de door elke gemeente te betalen bijdrage voorlopig vast en zendt deze daarna in elk geval vóór 15 juli met de daarbij behorende stukken ter vaststelling aan Gedeputeerde Staten. Een exemplaar van de rekening en van de in het vorige lid genoemde berekening wordt aan de gemeentebesturen toegezonden. Van de vaststelling van de rekening wordt aan de gemeentebesturen kennis gegeven. Het besluit van Gedeputeerde Staten, houdende vaststelling van de rekening strekt, voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft, het Dagelijks Bestuur en het rekenplichtig personeel van het Werkvoorzieningschap tot ontlasting, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken of andere onregelmatigheden. Gedeputeerde Staten kunnen het Dagelijks Bestuur of het rekenplichtig personeel van het Werkvoorzieningschap afzonderlijk ontlasten, zo zij beider beheer voor geen gelijktijdige goedkeuring vatbaar achten.
VERDELING VAN LASTEN ARTIKEL 30 De kosten van het Werkvoorzieningschap worden gedragen door de gemeentebesturen alsmede de besturen der gemeenten colleges van de gemeenten als bedoeld in artikel 14, lid 3. Deze betalen hiertoe een bijdrage a. a fonds perdu in de kosten van het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg, welke bijdrage jaarlijks bij de goedkeuring van de begroting door het Algemeen Bestuur van het Werkvoorzieningschap wordt bepaald. b. in een eventueel exploitatietekort van het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg dat niet met behulp van de onder a. bedoelde bijdrage kan worden afgedekt. De hoogte van de te betalen bijdrage wordt berekend vastgesteld als volgt vastgesteld ad. a.: naar evenredigheid aan de hand van het aantal inwoners dat in W.S.W.-verband of op basis van artikel 14, lid 4, sub. b dezer regeling werkzaam is bij het Werkvoorzieningschap. ad. b.: naar evenredigheid van de taakstelling zoals die door het Rijk in het voorgaande kalenderjaar uitbetaalde brutolonen voor de betreffende gemeente is vastgesteld de in woonachtige werknemers en nadat het Algemeen Bestuur zich heeft vergewist van iedere mogelijkheid tot het verkrijgen van aanvullende rijkssubsidie. Nadere regels in deze kunnen worden gesteld door het Dagelijks Bestuur. De in het vorige lid onder b bedoelde bijdragen worden aan het Werkvoorzieningschap afgedragen binnen 30 dagen na ontvangst van de berekening, als bedoeld in artikel 29, lid 2.(of telkens als de gemeenten/colleges zelf de subsidies hebben ontvangen) De colleges gemeenten betalen voor de vijftiende dag van de tweede maand van elk kwartaal telkens een vierde deel van de voor het begrotingsjaar geraamde bijdragen als bedoeld in lid 1. Bij niet-tijdige betaling van de in lid 3 bedoelde bijdrage zal rente verschuldigd zijn gelijk aan de debetrente in rekening courant die de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten alsdan aan zijn relaties in rekening brengt.
ARCHIEF ARTIKEL 31 1. De bepalingen van de Archiefwet 1962 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voor zover deze betrekking hebben op de archiefbescheiden van de gemeenten, zijn van overeenkomstige toepassing op de regeling. 2. Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden.
11
3. De Secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden overeenkomstig de regels die hiervoor bij de gemeente Heerlen gelden. 4. De gemeentearchivaris van Heerlen oefent overeenkomstig de voor hem vastgestelde regelen toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden. 5. De archiefbescheiden bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Archiefwet 1962 worden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Heerlen. In afwijking van het bepaalde in voornoemd wetsartikel heeft de overbrenging plaats van archiefbescheiden, die ouder zijn dan 30 jaar. 6. Bij opheffing van de regeling worden alle archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Heerlen.
DUUR REGELING ARTIKEL 32 Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
WIJZIGING REGELING ARTIKEL 33 1. De regeling kan worden gewijzigd indien de bestuursorganen colleges van tenminste 2/3 van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. 2. De wijziging treedt in werking met ingang van de dag volgend op die,waarop de besluiten daartoe, na de vereiste goedkeuring, zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27 leden 1 en 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
TOETREDING ARTIKEL 34 1. Voor toetreding tot deze regeling kan worden volstaan met een besluit van de colleges Raad, het College van Burgemeester en Wethouders en de Burgemeester van de toetredende gemeente, elk voor zoveel hun bevoegdheden betreft, mits het Algemeen Bestuur in die toetreding toestaat bewilligt. 2. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die, waarin de besluiten daartoe, na de vereiste goedkeuring, zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, leden 1 en 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij de besluiten een latere datum aangeven. 3. In het besluit van het Algemeen Bestuur als bedoeld in lid 1 kan de toetreding tot de regeling afhankelijk worden gesteld van het voldoen aan bepaalde voorwaarden door de betrokken gemeente. 4. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding.
1. 2. 3.
4.
UITTREDING ARTIKEL 35 Een gemeente college maakt het voornemen tot uittreden kenbaar door toezending aan het Algemeen Bestuur van daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen. Het Algemeen Bestuur regelt, na overleg met de het betrokken gemeente college, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten de financiële- en andere gevolgen van de uittreding. Voor uittreding is de instemming van de bestuursorganen van 2/3 der deelnemende gemeenten vereist, tenzij naar het oordeel van het Algemeen Bestuur, de financiële- en andere gevolgen van de uittreding, zowel voor wat betreft de Gemeenschappelijke Regeling als ook voor wat betreft de (met de uitvoering van de Wsw samenhangende) deelname van de uittredende gemeente in uitvoeringsorganisaties waar ook de Schapsgemeenten in participeren, naar tevredenheid zijn geregeld. In dit verband kan een langere uittredingstermijn dan hierna vermeld in lid 4 aan de orde zijn. De uittreding kan, behoudens door het Algemeen bestuur toe te stane afwijking, niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat, waarin de in lid 1 bedoelde besluiten, na de vereiste goedkeuring, zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, leden 1 en 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
12
5. De uittredende gemeente blijft aansprakelijk voor de schulden van het Werkvoorzieningschap op het tijdstip van uittreden naar evenredigheid van de in het laatste jaar van deelneming uitbetaalde brutolonen van de in die gemeente woonachtige werknemers. Toelichting: De bepaling m.b.t. uittreding uit de regeling staan al vanaf het moment van oprichting in de tekst. Gemeenten hebben uitgesproken de bepaling m.b.t. de 2/3 meerderheid voor instemming erg rigide te vinden. Derhalve is deze bepaling zodanig aangepast dat indien bij gewone meerderheid het Algemeen Bestuur kan instemmen met de invulling van de bij artikel 2 geregelde afspraken, waaronder ook gevolgen buiten de GR betrokken kunnen worden, zal worden afgezien van deze bepaling. OPHEFFING EN LIOUIDATIE ARTlKEL 36 1. Deze regeling wordt opgeheven, indien de bestuursorganen colleges van tenminste 3/4 van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten. 2. De opheffing gaat in op de dag, volgende op die, waarop de goedgekeurde besluiten zijn opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, leden 1 en 2 van de wet gemeenschappelijke regelingen. ARTlKEL 37 1. In geval van opheffing van de regeling stelt het Algemeen Bestuur, de gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast, waarin in elk geval ook een regeling ten aanzien van het personeel van het Werkvoorzieningschap wordt opgenomen. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. 2. Het liquidatieplan behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. 3. Zonodig blijven de bestuursorganen van het Werkvoorzieningschap ook na de ingangsdatum van de opheffingsbesluiten in functie, totdat de liquidatie is beëindigd. 4. De uit de opheffing voortvloeiende kosten van liquidatie en wachtgelden, alsmede alle overige schulden van het Werkvoorzieningschap komen ten laste van de op het tijdstip der opheffing deelnemende gemeenten naar evenredigheid van de in het laatste volle kalenderjaar voor de opheffing uitbetaalde brutolonen van de in elke gemeente woonachtige werknemers. 5. De aansprakelijkheid van eerder uitgetreden gemeenten, als bedoeld in artikel 35, lid 4, blijft onverminderd gehandhaafd.
INWERKINGTREDING ARTIKEL 38 Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de toezending van de regeling ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop zij is opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27, leden 1 en 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Toelichting: Goedkeuring door het College van Gedeputeerde Staten v.w.b. de gemeenschappelijke regeling zelf, zijn inwerkingtreding, wijziging, toe- of uittreding van deelnemers en liquidatieplan bij opheffing is niet meer wettelijk vereist. Vandaar kunnen de doorgehaalde zinsneden in de resp. artikelen vervallen. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad der gemeente
Aldus vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders der gemeente, gehoord de raad, ,.. .......................... Aldus vastgesteld door de Burgemeester der gemeente Brunssum Gulpen- Wittem Heerlen
13
Kerkrade Landgraaf Nuth Onderbanken Simpelveld Vaals Valkenburg a/d Geul Voerendaal Aldus voldaan hebbende aan de in artikel 33 van deze bestaande regeling opgenomen eis voor wijziging van de regeling (ten minste 2/3 van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten). Aldus opgenomen in de registers het provinciaal register als bedoeld in artikel 27 lid 2 Wet gemeenschappelijke regelingen d.d. ……………. en derhalve per diezelfde datum in werking getreden. Onderstaande cijfers dienen te worden aangepast aan de actuele gegevens per 1 januari 2009. Overzicht aantal inwoners Schapsgemeenten per 1 januari 2003: Brunssum
29.623
:L
Gulpen-Wittem 14.954
2
Heerlen
91.499
,
Kerkrade
49.323
?
Landgraaf
39.189
3
Nuth
15.920
2
Onderbanken 8.366
1
Simpelveld
11.317
t
Vaals
10.068
1
17.280
Z
12.959
t
Valkenburg aan de Geul Voerendaal
14