Van: dhr. J. Noorlander en mw. N. Noorlander-‐Jongeboer p/a "Molen Beneden Haastrecht", Provincialeweg West 64, 2808 PC, Gouda T. 0182 -‐ 524082 E.
[email protected] Per adres: gemachtigde; dhr. J. du Pré, secretaris werkgroep Gouda<-‐-‐>Krimpenerwaard Peperstraat 116, 2801RH Gouda T. 0182-‐529326 E.
[email protected] Datum: Gouda 27 juli 2011 Aan: de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak Postbus 20019, 2500 EH 's Gravenhage behandelend ambtenaar: mevr. M.N. den Braber-‐ten Ham T. 070 -‐ 4264712 Onderwerp: Nadere stukken tegen hoger beroep van: 1. Burgland Projectontwikkeling regio West B.V. 2. B& W Gouda - J. Noorlander en N. Noorlander - Vrijstelling en bouwvergunning Uw nummer: 201102382/1/H1 Geachte leden en medewerkers van de Raad van State, Hierbij doen wij u nadere stukken toekomen behorende bij het verweer tegen het hoger beroep van Burgland Project-‐ontwikkeling Regio West B.V. en B & W van de gemeente Gouda gericht tegen de uitspraak van de Rechtbank 's Gravenhage, sector bestuursrecht van 19 januari 2011, 10/240 op de gronden van het beroepschrift van dhr. J. Noorlander en mevr. N. Noorlander, hierna kortweg te noemen 'Noorlander'. De nadere stukken hebben betrekking op de aantijgingen in de hoger beroepschriften en nader ontvangen stukken van Burgland Project-‐ontwikkeling Regio West B.V. en van B & W van de gem. Gouda, hierna kortweg te noemen respectievelijk 'Burgland' en 'Gouda'.
Nadere stukken
De nadere stukken hebben een relatie met het themajaar 2011 van de Provincie Zuid-‐ Holland getiteld; ‘Leve de molens’. Gedurende het gehele jaar 2011 geeft de Provincie speciale aandacht aan de Zuid-‐Hollandse molen en zijn molenbiotoop. In dat kader brengt de provincie Zuid-‐Holland een aantal publicaties uit. In het voorjaar van 2011 kwam de 'Handreiking Molenbiotopen' uit. Deze werd verspreid onder gemeentelijke bestuurders, ambtenaren, molenaars, moleneigenaren en andere belanghebbenden en belangstellenden met als doel het bewustzijn en betekenis van een goede molenbiotoop te versterken en een leidraad te bieden. De Handreiking Molenbiotopen is als bijlage RvS 11 bijgevoegd.
1
Als vervolg op de 'Handreiking Molenbiotopen' heeft de Provincie Zuid-‐Holland voor vijf voorbeeldmatig gesitueerde molens ‘adviezen op maat’ opgesteld. Als voorbeeld voor een molen die gelegen is op de rand van het landelijk en stedelijk gebied is daarbij een advies op maat voor molen Beneden Haastrecht te Gouda opgesteld. Als molenaar en bewoners van molen Beneden Haastrecht zijn wij nauw betrokken geweest bij het opstellen van dit 'Advies op maat': Op 16 maart 2011 namen wij deel aan een workshop met diverse betrokken ambtenaren van Gouda en Provincie. Vervolgens hebben wij op verzoek van de Provincie schriftelijk gereageerd op de concepttekst van het Advies. Op wat punten en komma's na is de tekst van het advies nu zo goed als definitief. Mogelijk dat, op een gevoelig punt als het kappen van waarde-‐ volle bomen ten behoeve van de molenbiotoop, de tekst nog iets aangepast zal worden. Op 1 september 2011 wordt het 'Advies op maat' voor molen Beneden Haastrecht aangeboden aan het gemeentebestuur van Gouda. De conceptversie /drukproef van het 'Advies op maat o.a. voor molen Beneden Haastrecht' van juli 2011 is als bijlage RvS 12 bijgevoegd. In de 'concept' versie van het Advies op maat worden door de Provincie Zuid-‐Holland twee opmerkelijke constateringen gedaan voor molen Beneden Haastrecht die wij van belang achten voor de behandeling van het hoger beroep van Burgland Project-‐ ontwikkeling regio West B.V. en B& W Gouda gericht tegen de uitspraak van Rechtbank 's Gravenhage, sector bestuursrecht van 19 januari 2011: A-‐ Op blz. 35 en op blz. 47 van het Advies op maat staat vermeld; " De huidige plannen voor de nieuwbouwaan de Goejanverwelledijk voldoen niet aan de molenbiotoop- regelgeving (de nieuwbouw mag niet hoger zijn dan de bestaande loods). B -‐ Op blz. 39 van het Advies op maat staat onder 'Verantwoordelijkheden' vermeld; " Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard kan deze Keur alleen handhaven binnen haar eigen waterschapsgrenzen. (De Hollandsche IJssel is de grens van het gebied van het HHSK en het bouwplan ligt daar buiten!) In het belang van onze molen willen wij graag wat dieper in gaan op deze twee constateringen.
A. De plannen voor woningbouw tegenover de molen voldoen niet aan de regelgeving van de molenbiotoop.
Deze constatering van de Provincie Zuid-‐Holland, gedaan na uitgebreide studie van Bosch en Slabbers landschapsarchitecten, komt niet overeen met wat de Provincie stelt in de door u op 23 mei 2011 aan ons verzonden stukken. -‐ In de begeleidende brief van de gemeente Gouda aan de Raad van State van 17 mei 2011 staat dat de Provincie desgevraagd een verklaring heeft verstrekt dat het bouwplan geheel in overeenstemming is met het Provinciaal molenbeleid. -‐ In de brief van de provincie Zuid-‐Holland aan B&W van Gouda van 2 mei 2011 staat vermeld dat het zicht op de molen wel is waar in beperkte mate wordt verstoord maar dat het bouwplan past binnen het provinciale molenbeleid. Hierbij wordt verwezen naar de nota 'Regels voor Ruimte' van april 2005. 2
Dat de Provincie Zuid-‐Holland in het 'Advies op maat' nu een andere standpunt inneemt over het schenden van de regelgeving van de molenbiotoop, sterkt ons in onze mening dat de Provincie, bij het aanvragen van de verklaring van geen bezwaar in 2009, onvolledig, gebrekkig en mogelijk onjuist is geïnformeerd door de gemeente Gouda. Het punt van onvolledige informatie stipten wij ook al aan op blz. 5 van ons verweerschrift van 2 mei 2011 onder hoofdstuk 2 Molenbiotoop molen Beneden Haastrecht. Omdat daarbij abusievelijk een stuk tekst is weggevalen willen wij dit graag nogmaals aan u verduidelijken en nu met de volledige tekst. Had het door Gouda bij het hoger beroep ingebrachte Provinciale formulier van 14-‐7-‐ 2008 (prod. 4) onderdeel uitgemaakt van de tussen 6 mei t/m 17 juni 2009 ter visie gelegen stukken dan hadden wij daar zeker op gereageerd. Op blz. 3 van het formulier verzuimt Gouda namelijk ten onrechte de op 25-‐6-‐2008 vastgestelde 'Gebiedsvisie Hollandsche IJssel 2020' te vermelden en de daar tegen ingebrachte bedenkingen. Dit terwijl de Gebiedsvisie Hollandsche IJssel onder punt 7.3 van de Ruimtelijke Onderbouwing van het bouwplan wel wordt vermeld (zie bijlage 10 bij ons verweerschrift : blz. 57/ "Gebiedsvisie Hollandsche IJssel Gouda 2020" betreffende het gebied van het bouwplan Goejanverwelledijk 26-‐30). De daarop volgende vraag in het formulier; "of er bij de totstandkoming van dit ruimtelijke document zienswijzen / bedenkingen ontvangen zijn die mede op het bouwplan betrekking hebben", beantwoordt Gouda met Nee. Dat is ons inziens niet correct; het Beraad Stadsrand Gouda Krimpenerwaard, de organisatie waar wij aan deelnemen bij de organisatie van het jaarlijkse Dauwtrappen en zitting hebben in een denktank over wandelroutes door 'onze' polder, heeft op 10-‐1-‐2008 bedenkingen ingediend over de Gebiedsvisie Hollandsche IJssel (zie bijlage 7 van ons verweerschrift). Op pagina 4 en 5 van deze bedenkingen wordt daarbij ingegaan op de locatie van Stubbe (de bouwlocatie voor het omstreden appartementencomplex aan de Goejanverwelledijk 26-‐30). Daarbij vraagt het BSGK met name om aandacht voor de verbetering van het zicht op molen 't Roosje. (Molen Beneden-‐Haastrecht heeft in de volksmond vele namen; molen 't Roosje naar de naam van het vroegere café dat bij de molen stond, de Haastrechtse molen en molen van Goverwelle ).
Op het Provinciale formulier van 14-‐7-‐2008 (prod. 4) is de beantwoording van het onderdeel Cultuurhistorische waarden op blz. 5 ook onvolledig beantwoord. De vraag aan te geven op welke wijze met de te beschermen molenbiotoop rekening is gehouden, is onvolledig beantwoord door alleen melding te maken van de belemmering voor de windvang van de molen. Belemmering van zicht op de molen wordt in de beantwoording geheel niet genoemd. Dit terwijl in de nota Regels voor Ruimte expliciet melding wordt gemaakt dat de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt mogen worden. In ons verweer-‐ en beroepschrift hebben wij duidelijk aangetoond dat het vrije zicht op onze molen met ruim 300 m2 wordt beperkt. A. 1. Het bouwplan wordt niet beoordeeld op basis van de juiste beleidsnota. Wij zijn van mening dat het bouwplan Goejanverwelledijk 26-‐30 ten onrechte beoordeeld wordt op basis van de nota Regels voor Ruimte van april 2005. Het plan dient o.i beoordeeld te worden op basis van de nota 'Planbeoordeling' van 2002, die gold op het moment van de aanvraag van de bouwvergunning 1e fase op 28-‐01-‐2005. 3
Op blz. 9 en 10 van de nota 'Regels voor Ruimte' van april 2005 staat onder de kop; Overgangsregeling, hier over het volgende; "Plannen die zijn ingediend voor de datum van inwerking treding van de Nota Regels voor Ruimte moeten in principe worden beoordeeld op basis van de Nota planbeoordeling van 2002. Gelet op de verruiming die wordt bereikt met de nota Regels voor Ruimte zal hier zo praktisch mogelijk mee worden omgegegaan. Dit houdt in dat, indien een ruimtelijk plan in strijd is met de Nota Planbeoordeling 2002 maar past binnen de Nota Regels voor Ruimte, een plan toch voor goedkeuring in aanmerking kan komen, onder voorbehoud dat er geen gegronde bedenkingen zijn ingediend". Het bouwplan is o.i. zowel in strijd met met de Nota Planbeoordeling 2002 als met de Nota Planbeoordeling. In beide Nota's wordt gesteld dat de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt mogen worden. Maar om dit vast te stellen biedt de procedure voor de nota Planbeoordeling meer rechtszekerheid. Deze procedure vraagt bij afwijking van de toegestane bouwhoogte om een schriftelijke verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten, gehoord de eigenaar en eventuele beheerder van de molen. Desbetreffende tekst op blz. 5 van de Nota Planbeoordeling (zie bijlage 15 bij beroepschrift Noorlander) luidt als volgt; 2. " In situaties waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing is afwijking van bovengenoemd criterium mogelijk, bijvoorbeeld door plaatsing van een dakkapel of schoorsteen, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt worden". 3. " Verdere afwijking van de toegestane bouwhoogte is slechts mogelijk na schriftelijke verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten gehoord de eigenaar en eventuele beheerder van de molen".
Hoofdstuk 3C-‐ van ons beroepschrift (Belemmering zicht etc.) maakt ook veel duidelijk. Graag wijzen wij u er op dat, buiten het ontbreken van een schriftelijke verklaring vooraf, de eigenaar en de beheerder van de molen nooit zijn gehoord door Gedeputeerde Staten over het beperken van de vrije windvang en zicht op de molen. Uit het verslag van het overleg van 12 november 2008, dat gevoegd is bij het hoger beroep van Gouda (prod 3), blijkt dat er ooit wel een gesprek heeft plaatsgevonden over het beperken van de vrije windvang waar de Provincie en de eigenaar van de molen, het HHSK, bij aanwezig waren. Als beheerder van de molen zijn wij hier echter niet bij betrokken geweest. In het verslag van november 2008 is ook slechts sprake van beperking van de vrije windvang. Bespreking van beperking van het vrije zicht op de molen ontbreekt in het verslag. A.2. Verklaring van geen bezwaar achteraf. Bij de nadere stukken van 23 mei 2011 komt Gedeputeerde Staten met een verklaring achteraf over het beperken van het vrije zicht op de molen, gedateerd 2 mei 2011. Dat de procedure met een schriftelijk verklaring voorafgaande aan het verstrekken van de vrijstelling niet is gevolgd vinden wij onjuist. In de verklaring 'achteraf' van 2 mei 2011 wordt het horen van de eigenaar en de beheerder van de molen ook niet genoemd. Feit is dat er ontheffing nodig was en dat deze niet is verleend door de provincie, terwijl de opinie achteraf dat er nauwelijks zichtlijnen worden aangetast niet wordt gestaafd of onderbouwd. Maar wat belangrijker is, deze argumentatie ontbreekt bij de afgifte van de verklaring van geen bezwaar, terwijl die er, volgens de voorschriften wel had moeten 4
zijn. De verklaring van geen bezwaar is nu onvolledig. Uit de verklaring van geen bezwaar blijkt geenszins dat er "bijzondere aandacht" voor de molenbiotoop is geweest. Bovendien, bijzondere aandacht betekent niet dat er zorgvuldig onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het bouwplan op de molenbiotoop. Het ontbreken van zorgvuldig onderzoek is nu juist een van de redenen voor afwijzing. In de laatste regels van de overgangsreling op blz. 10 van de Nota regels voor Ruimte staat vermeld dat; een plan toch voor goedkeuring in aanmerking kan komen, onder voorbehoud dat er geen gegronde bedenkingen zijn ingediend". De Rechtbank 's Gravenhage, sector bestuursrecht, is van mening dat de door ons ingediende bedenkingen, tegen het bouwplan tegenover onze molen, gegrond zijn. Uiteraard is het aan de Raad van State om te beoordelen of deze uitspraak overeind blijft. Mocht dit het geval zijn dan had de Provincie, na ons Noorlander gehoord te hebben, vooraf een schriftelijke verklaring van geen bezwaar over het afwijken van de regelgeving van de molenbiotoop dienen af te geven en niet achteraf zoals wij lezen in voormelde brief van de provincie Zuid-‐Holland aan B&W van Gouda van 2 mei 2011 die bij de nadere stukken van de tegenpartij van 23 mei 2011 is gevoegd. Blz. 9 en 10 van de nota Regels voor Ruimte wordt als bijlage RvS 13 bijgevoegd. A.3. Conclusie hoofdstuk A: Bouwplan voldoet niet aan regelgeving molenbiotoop Wij constateren dat indien de inmiddels en nadien bekend geworden gegevens en beoordelingen beschikbaar waren geweest ten tijde van de afgifte van de Verklaring van geen bezwaar, een ander oordeel door de Provincie onontkoombaar was geweest, te weten dat bij realisatie van het bouwplan zonder twijfel sprake zal zijn van een (verdere) aantasting en beperking van zowel de windvang als de zichtlijnen van de molen. Het "Advies op Maat' van de Provincie Zuid-‐Holland duidt ook in die richting. Om voornoemde redenen en omdat bij het afgeven van de verklaring van geen bezwaar de Provincie in deze niet de juiste procedure heeft gevolgd, zijn wij van mening, dat de verklaring van geen bezwaar opnieuw aangevraagd dient te worden. B. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard kan de Keur alleen handhaven binnen haar eigen waterschapsgrenzen. Wij zijn ons er van bewust dat de geldigheid van de Keurvergunning van het HHSK op dit moment niet ter discussie staat bij de de Raad van State. Maar in het licht van de constatering van de Provincie Zuid-‐Holland dat de Keurvergunning van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard niet geldig is buiten het gebied van het Hoogheemraadschap, wordt de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente Gouda voor het beschermen van de molenbiotoop van molen Beneden Haastrecht alleen maar groter. Op blz. 39 van het (concept)Advies op maat van de Provincie Zuid-‐ Holland is over de Keurvergunning de volgende tekst over opgenomen: "Verantwoordelijkheden
Na herziening van de twee bestemmingsplannen is de biotoop regelgeving overal correct opgenomen. Hierdoor geldt de molenbiotoop regelgeving voor de twee gemeenten Gouda en Vlist (zie figuur 1). Zij dienen in het gebied van de molenbiotoop handhavend op te treden. Bij de molen Beneden Haastrecht geldt naast de provinciale molenbiotoop regelgeving tevens de keur van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (zie figuur 2). Deze keur van het Hoogheemraadschap geldt binnen een afstand van 400 meter rond de molen. Het Hoogheemraadschap Schieland-Krimpenerwaard kan deze keur alleen handhaven binnen haar eigen
5
waterschapsgrenzen. Dit is het gebied ten zuiden van de IJsseldijk. Ten noorden van de IJsseldijk betreft het het grondgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Tussen de IJsseldijken is grondgebied van Rijkswaterstaat. Om de keur van Schieland-Krimpenerwaard ook te laten gelden voor de andere twee gebieden dient door het Hoogheemraadschap Schieland-Krimpenerwaard een verzoek tot handhaving ingediend te worden bij Rijkswaterstaat en Hoogheemraadschap Rijnland. Rijkswaterstaat en Hoogheemraadschap Rijnland hebben de verantwoordelijkheid dit verzoek uit te voeren. Voor de molen Beneden Haastrecht bestaan vijf handhavende instanties voor de molenbiotoop. De gemeente Gouda en de gemeente Vlist, Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, Hoogheemraadschap Rijnland en Rijkswaterstaat. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is de eigenaar van de molen en hoofdverantwoordelijke voor de handhaving van haar keur. Deze handhaving is tevens van belang omdat de molen nog een waterstaatkundige functie kent".
B.1. Juridische waarde Keurvergunning Wij lezen uit dit 'Advies op maat' van de Provincie Zuid-‐Holland dat de Keurvergunning voor het bouwplan Goejanverwelledijk 26-‐30 juridisch van generlei waarde is, aangezien het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) formeel juridisch geen zeggenschap heeft aan de overzijde van de Hollandsche IJssel. Uit de Keur van het HHSK blijkt ook dat de Keur beperkt is tot het eigen grondgebied. Informatie uit de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard over de regelgeving voor molenbiotopen en een kaartje met de waterschapsgrenzen van het HHSK met daarop aangegeven de situering van het bouwplan Goejanverwelledijk 26-30, wordt als bijlage RvS 14 bijgevoegd. De Keurvergunning had dus bij het Hoogheemraadschap van Rijnland aangevraagd moeten worden. Bij navraag werd dit ook bevestigd door mr J.A. Bolkestein, Bestuurlijk Juridisch Beleidsmedewerker van de Unie van Waterschappen, te Den Haag. Het Hoogheemraadschap Rijnland heeft in 2006 echter de regelgeving op het gebied van Molenbiotopen geschrapt uit haar Keur om redenen van dubbele/overlappende regelgeving. Op het moment, van de aanvraag van de bouwvergunning 1e fase op 28-‐01-‐ 2005 , had Rijnland dus nog wel ingeschakeld kunnen worden. Een aanvraag om te handhaven bij Rijnland is op dit moment echter niet zinvol daar deze zijn verantwoordelijkheid op dit gebied geheel heeft overgedragen aan de Provincie en via deze getrapt aan de desbetreffende gemeentes. Feit is dat beide niet is gebeurd en daarmee heeft de verstrekte Keurvergunning geen waarde. Informatie over het schrappen van de regelgeving voor molenbiotopen uit de Keur van Rijnland wordt als bijlage RvS 15 bijgevoegd. Voor het garanderen van de vrije windvang voor de molen leunt de gemeente Gouda geheel op de (niet rechtsgeldige) Keurvergunning van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard ( Zie pag. 17 van de Ruimtelijke Onderbouwing en blad 3 van het Hoger Beroep van Burgland onder Molenbiotoop Beneden Haastrecht en halverwege pag. 3 van het hoger Beroep van Gouda). Het garanderen van het vrije zicht op de molen wordt in het geheel niet genoemd in de Ruimtelijke Onderbouwing. Een duidelijke afbakening over welke instantie de vrije windvang en welke het zicht dient te handhaven ontbreekt, althans wij hebben daar geen document over kunnen vinden. Wij zijn van mening dat vanwege het ontbreken van een duidelijke afbakening, Gouda een eigen afweging dient te maken op alle aspecten van de regelgeving van de Provincie Zuid-‐Holland, te weten het garanderen van de vrije windvang en vrij zicht. Feit is dat beide niet zijn gebeurd want een berekening van de windbelemmering en van de zichtbelemmering op de molen ontbreken in de Ruimtelijke Onderbouwing.
6
B. 2. Dubbele regelgeving Buiten de rechtsgeldigheid van de Keurvergunning en de handhaving van de regelgeving voor molenbiotopen is er o.i. nog meer mis met de procedure: In de praktijk blijkt dat de door de Provincie Zuid-‐Holland beschreven dubbele regelgeving door de verschillende overheden met verschillende accenten wordt toegepast. Zo geeft het HHSK voorrang aan het handhaven van het waterbeheer van een functionele windmolen en Gouda aan de bescherming van cultuur-‐historische objecten. Formeel zeggen beide instanties echter de regelgeving van de Provincie Zuid-‐Holland voor molenbiotopen als uitgangspunt van hun beleid te voeren. Wij constateren dat hierbij delen van het Provinciale beleid tussen wal en schip vallen. Zo verklaart het Hoogheemraadschap in de uitslag van de, door de werkgroep-‐ en Beraad Stadsrand Gouda Krimpenerwaard aangespannen, bezwaarprocedure van 20 oktober 2009, zich bij de beoordeling van de vergunningaanvraag te beperken tot eventuele windhinder voor de molen. Het garanderen van het vrije zicht op de molen laten zij over aan de desbetreffende gemeentes (zie pag. 4 en 5 van de uitslag). De uitslag van van het HHSK van 20-10-2009 wordt als bijlage RvS 16 Bijgevoegd. (Voor uw informatie: Om de verhouding werkgever/werknemer, HHSK/molenaar niet op de proef te stellen hebben wij formeel geen bezwaar gemaakt tegen de aanvraag voor het verstrekken van de Keurvergunning.)
Bij het inzichtelijk maken en garanderen van het vrije zicht op de molen is Gouda o.i. tot op heden in gebreke gebleven. In de Ruimtelijke Onderbouwing wordt met geen woord gerept over het garanderen van vrij zicht op de molen. Pas in 2011, bij het aantekenen van Hoger Beroep, presenteert Gouda tekening SK.03 (prod. 8) die voor een deel inzicht zou kunnen geven in het verlies aan zicht op de molen daar deze het 'platte' verschil tussen het bestaande en het nieuwe gevelbeeld duidelijk maakt. Tekening SK03 is echter gemaakt in opdracht van het Hoogheemraadschap als onderlegger voor de berekening van de windbelemmering door bureau Groen uit Montfoort. Op de tekening ontbreken dan ook zichtlijnen op de molen. Het HHSK laat het handhaven van het vrije zicht op de molen immers over aan de gemeente (zie uitspraak bijlage RvS 16). Het hiaat van de ontbrekende analyse van verlies aan zicht op onze molen hebben wij zelf opgevuld door op basis van tekening SK03 de zichtlijnen in te tekenen. Daarnaast hebben wij een plattegrond gemaakt waarop duidelijk wordt dat de winst aan zicht op de molen door het gat tussen de nieuwe te bouwen appartementen teniet wordt geaan door de verlenging van de nieuwbouw t.o.v. de huidige bebouwing. De plattegrond en aangepaste tekening SK03, die inzicht geven in het verlies aan zicht op de molen vindt u als bijlage 18 en 18a bij ons beroepschrift van 9 februarie 2010. Op blz. 7 en 8 van ons beroepschrift van 9-‐2-‐2010 en op blz. 7 en 8 van ons verweerschrift van 2-‐5-‐2011, hebben wij uitgebreid proberen uit te leggen dat het zicht op onze molen door de bouw van het appartementencomplex aanzienlijk vermindert. Bij de nadere stukken van 15 juli 2011 presenteert Burgland in de brief van 12 juli 2011 nu ook alsnog een berekening van de belemmering van het zicht op de molen. Daarbij constateert Burgland dat het vrije zicht op de molen juist verbetert met 5,2 m2. Om dit te verduidelijken wordt tekening SK04 gepresenteerd, die vrijwel hetzelfde is als tekening SK. 03, die ingebracht is als (prod. 8) door de gemeente Gouda. Met dien verstande dat op tekening SK. 04 een horizontale zichtlijn is toegevoegd vanaf de Goejanverwelledijk. De mens is echter niet beperkt tot het kijken langs horizontale lijnen. Gelukkig kunnen wij ook in andere richtingen kijken en kijkende over het dak 7
van de huidige bebouwing is er op dit moment juist nog veel vrij zicht op de molen. Met name door de veranderende dakvorm van het te bouwen appartementencomplex, van schuin naar plat dak, zal het zicht op de molen, vanaf de Goejanverwelledijk en achterliggende wijk Goverwelle en Baden Powelplantsoen, over een grote lengte worden weggenomen. De goothoogte van de nieuwbouw komt namelijk 2,20 meter hoger te liggen dan die van het schuine dak van de bestaande loods. Naar onze mening slaat Visser en Wijtman Architecten B.V. in het in opdracht van Burgland verrichte onderzoek, dat gepresenteerd wordt bij de brief van 12 juli 2011, dan ook de plank totaal mis. B.3. Een nieuwe loods als referentie Voor de naleving van de regelgeving van de molenbiotoop verwijst Gouda naar het feit dat het Hoogheemraadschap in het verleden toestemming heeft gegeven voor de huidige bebouwing met een hoogte van NAP + 7.50 m' (zie pag. 17 van de Ruimtelijke Onderbouwing en halverwege pag. 3 van het Hoger beroep van Gouda van 30 maart 2011 en vele tussenliggende documenten). In het hoger beroep van Burgland van 23 maart 2011 suggereert deze, in de tweede helft van blad 3, nog dat het Hoogheemraad-‐ schap in 1996 toestemming heeft verleend voor het bouwen van een loods van NAP + 7,50 meter maar dat het gebouw gerealiseerd is met een hoogte van NAP + 7,09 meter. Deze aanname wordt echter niet onderbouwd. In ons verweerschrift maken wij, in de tweede helft van blz. 2, duidelijk dat er ook geen correspondentie bestaat uit 1969 voor het bouwen van een loods met een hoogte van NAP 7.50 + meter en ook niet van NAP 7,09 + meter hoog. Recent echter komt Gouda voor het verstrekken van de bouwvergunning met een andere loods als referentie. In de nadere stukken van 27 juni 2011 noemt Gouda, in de brief van 24 juni 2011, halverwege het tweede tekstblok op blad 1; "Aldus blijkt uit de overwegingen, is de omstandigheid dat het Hoogheemraadschap reeds eerder voor het bouwen van appartementen en een loods met deze hoogte in de nabije omgeving van de onderhavige locatie een keurvergunning heeft verleend". In de bijbehorende Overwegingen van het Hoogheemraadschap van 22 augustus 2008 lezen wij onderaan blad 1, dat de genoemde 'appartementen' de 1ste aanvraag van de Keurvergunning voor de appartementen Goejanverwelledijk 26-‐30 betreft. De genoemde 'loods met deze hoogte in de nabije omgeving' wordt niet nader omschreven. Uit navraag bij dhr. van den Broek van het HHSK bijkt dat dit om de loods van dhr. A. van Dam gaat die gelegen is aan de Goejanverwelledijk 36, 2807 CC te Gouda (scheepswerf Damarin). Voor deze loods is in 2003 achteraf na het bouwen van de loods een vergunning aangevraagd en verstrekt. Uit de vergunning blijkt dat de loods NAP + 8,00 meter hoog mag worden. De vergunning van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard (aanvraag 3 juni 2003), zonder duidelijke datum van verstreking, is als bijlage RvS 17 bijgevoegd. Het verstrekken van een vergunning achteraf is natuurlijk niet een normale gang van zaken. Maar er is meer mis met deze loods. Het Hoogheemraadschap heeft, in afwijking van de status landelijk gebied die de Provincie aan het gebied toegekend heeft, bepaald dat het redelijk is dat het gebied een stedelijke status heeft. Waardoor hoger gebouwd kon worden. In hoofstuk 3.E van ons Beroepschrift kunt u lezen dat de status van het desbetreffende gebied landelijk is en gelegen buiten de bebouwingscontour.
8
Verder blijkt uit onderzoek in het archief van Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Gouda dat voor de bouw van de loods nooit een bouwvergunning is verstrekt. Er was wel een bouwvergunning van 12-‐02-‐2002 om de bestaande schuur uit 1979 met een nokhoogte van NAP + 7,29 m' uit te mogen breiden met een uitbouw met plat dak. Maar dhr. van Dam is van die bouwvergunning afgeweken door de aanbouw met plat dak te verlengen en de bestaande schuur te vervangen door een grotere en hogere loods. Over deze hogere loods, die voor ons als een totale verrassing verrees, hebben wij destijds, na eerst tefonisch contact gehad te hebben met dhr. van Dam, de afdeling Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Gouda geïnformeerd. Die waren ook verrast en zijn toen de bouw direct stil komen leggen. Als compromis is dhr. van Dam toen verplicht de uitbouw in te korten tot de vergunde lengte en de nok van de loods te verlagen door hem af te vlakken. Dat resulteerde nog altijd in een loods die een halve meter hoger was (NAP 7,75 meter) dan de schuur die hij had afgebroken (NAP +7,29 meter). Maar in die beslissing zijn wij niet gekend. Zoals gezegd; een bouwvergunning voor dit afwijkende bouwvolume is nooit verstrekt en inspraak is dus nooit geboden. Wel zijn er tekeningen in het archief van Bouw en Woningtoezicht van december 2002 met de aantekening 'gerealiseerde situatie'. De tekeningen uit het archief van Bouw en Woningtoezicht van de gemeente Gouda worden als bijlage RvS 18 bijgevoegd. Op de luchtfoto op blz. 2 van ons Beroepschrift kunt u de loods geheel rechts op de foto langs de rivier zien liggen. Van dat cluster gaat het om het meest linkse gebouw met de nokrichting evenwijdig aan de rivier. Wij wijzen u er op dat de loods van van Dam, op 135 meter van de molen is gelegen en het appartementencomplex Goejanverwelledijk op 39 meter van de molen staat gepland. Het verbaast ons dat nu blijkt dat er achteraf in 2003 een (Keur?)vergunning is verstrekt door het Hoogheemraadschap om een loods van NAP + 8,00 m' te mogen bouwen. Het verbaast ons nog meer dat, nu de huidige loods op de plek van het geplande appartementencomplex daar kennelijk niet meer aan voldoet, de illegaal gebouwde loods aan de Goejanverwelledijk 36 door Gouda als referentie naar voren wordt geschoven om ook hoger te mogen bouwen op het perceel Goejanverwelledijk 26-‐30. Wij wijzen deze gang van zaken af en hopelijk u met ons. Conclusie Wij zijn van mening dat wij met het aanleveren van deze nadere stukken, aanvullend op ons verweerschrift van 2 mei 2011, verder hebben aangetoond dat de conclusie van de Rechtbank over de ondeugdelijke Ruimtelijke Onderbouwing terecht is. De bouwvergunning en de verklaring van geen bezwaar van de Provincie Zuid-‐Holland om af te mogen wijken van het bestemmingsplan dient o.i. om die reden dan ook opnieuw aangevraagd te worden. Wij maken verder bezwaar tegen het verzoek van Burgland om het college van Gouda in de gelegenheid te stellen met art. 8.51 AwB om de door de Rechtbank geconstateerde gebreken te mogen herstellen. Ten eerste zijn wij van mening dat Gouda zelf een dergelijk verzoek moet indienen. Maar de dieperliggende reden is dat er ons inziens gewoon teveel voor mis is gegaan in de procedure. Bepaalde onderdelen, zoals het vrije zicht op de molen zijn o.i. ook onmogelijk nog te repareren met hetzelfde bouwplan. Burgland bedoelt hier waarschijnlijk art. 8:51a. want in de kop daarboven heeft zij het over "Bestuurlijke lus". Het gaat dan om de artikelen 8:51a-‐8:51c en 8:80a-‐8:80b Awb, in samenhang met artikel 46 Wet op de Raad van State. Die bepalingen zijn in 2009
9
toegevoegd aan deze wetten. Wij maken hier uit op dat Burgland kennelijk geen moeite heeft met het gegeven dat wetten en aanpassingen van wetten van toepassing zijn, ook al zijn deze van na de datum van indiening van het bouwplan in 2003. Met dit als uitgangspunt vragen wij u om te toetsen of het aannemelijk is dat de plannen ondanks de huidige vastgoedcrisis daadwerkelijk uitvoerbaar zijn met toepassing van Art. 3.1.6 lid 1 en f. BOR en ex art. 2.12 lid 1 a en sub 3.Wabo en art. 5.20 Bor. Volgens dit artikel kan een bouw/omgevingsvergunning voor een activiteit slechts verleend worden indien die activiteit niet in strijd is met een goed ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Hierbij dient zich de vraag aan of het project uitvoerbaar is in zowel financieel-‐economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid. Dat laatste is niet aannemelijk en alom is bekend dat de markt in Gouda voor de bouw van appartementen door de vastgoedcrisis is ingestort. Daarnaast stellen wij voor om te praten over het alternatieve bouwplan dat in 2009 door Statenleden van de provincie Zuid-‐Holland naar voren is geschoven. Op blad 2 van de vragen nummer 2329 aan Gedeputeerde Staten vragen de Statenleden van der Nat en Hoogendam in vraag 4; Bent u bereid om ten behoeve van uw molenbeleid 'alles uit de kast te halen' zoals het inbrengen van een daar in de buurt gelegen alternatieve bouwlocatie aan de Zuiderijsseldijk die in bezit is bij de provincie Zuid-Holland, om de schade aan het zicht op en functioneren van deze prachtige, volop in bedrijf zijnde monumentale wind- watermolen te voorkomen? Het antwoord van G.S. op dat moment luidde; gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat er geen aanleiding is om voor dit bouwplan een alternatieve locatie te zoeken. De vragen nr. 2329 van de Statenleden en de beantwoording van G.S. wordt als bijlage RvS 19 bijgevoegd. Met de uitspraak van de Rechtbank 's Gravenhage van 19 januari 2011,zijn de omstandigheden, inmiddels veranderd. En met het themajaar van de Provincie Zuid-‐ Holland 'Leve de molens' is er ook mogelijk nu aanleiding om te komen tot een uitkomst waar alle partijen blij van kunnen worden. Wij dagen u dan ook uit om via onderstaande link kennis te nemen van het bouwplan aan de Zuiderijsseldijk waarvan de ruimtelijke procedure al geheel is doorlopen. Dit bouwplan kan mogelijk als ruilobject dienen met het uiteindelijke doel een molenvriendelijke invulling te kunnen geven aan het perceel Goejanverwelledijk 26-‐30. Leve de molens! < http://www.kbng.nl/nl/projecten/portefeuille/aan-‐de-‐hollandsche-‐ijssel > U hoogachtend met een vriendelijke groet, Dhr. J. Noorlander / Mw. N. Noorlander-‐Jongeboer / Dhr. J. du Pré
10