Geloven maakt verschil Thema’s voor jeugdgroepen Deel 2 hoofdstuk 5
Dat zou niet eerlijk zijn!! Mensen die niet geloven kunnen toch niet verloren gaan?
Marten Knevel 1997
1
Dat zou niet eerlijk zijn! Mensen die niet geloven kunnen toch niet verloren gaan?
5
Achtergrondinformatie De jongeren en ‘verloren gaan van niet gelovigen’ Jongeren houden zich niet zo bezig met 'verloren gaan' in de toekomst. Herkenbaar wel is de ervaring van 'verloren zijn': niet goed weten welke kant je op moet, wat je mag geloven en wat niet, waar je van op aan kunt, er alleen voor staan. Je daardoor kwetsbaar voelen. de wereld van vandaag is verwarrend voor jongeren waardoor er een mentaliteit kan ontstaan van: leef bij de dag en van egocentrisme. Wie ben ik? Vragen van jongeren waarop ik doel en die alle op een of andere manier te maken hebben met het al dan niet bestaan van God woelen in hun leven door. Sommigen vinden antwoorden. Anderen verdringen de vragen. Weer anderen blijven er hun hele leven mee tobben. Dat wijst op de grote verantwoordelijkheid van de kerk tegenover de jongeren die in haar midden of aan haar rand opgroeien. Bijzonder gevoelig ligt dit in de leeftijdsfase, die wij op het oog hebben. Dat is de tijd waarin jongeren - tussen de bedrijven door! - voor zichzelf moeten uitmaken wie zij (willen) zijn. Ik schrijf dat nu zo gemakkelijk op, maar iedereen begrijpt dat het hier gaat om een bijzonder ingewikkeld proces. Het is de tijd van de eerste voorlopige antwoorden en de eerste voorlopige beslissingen. In al hun voorlopigheid zijn ze echter meestal bepalend voor de rest van het leven. Alles komt bij elkaar. Het afronden van de opleiding of het binnengaan van een nieuwe opleiding, het uitstippelen van een lijn voor de toekomst, het zoeken van een werkkring, het je staande houden in die werkkring, het vinden van een levenspartner en veel meer. En daar dwars doorheen ook nog vragen als: 'Welke zin zie ik in het leven?', 'Ben ik gelovig?', 'Hoe denk ik eigenlijk over God?', 'Wil
2
ik bij een kerk horen?, 'Neem ik gewoon het gedachtegoed van mijn ouders over?'. Gelukkig wijzen heel veel dingen zich bijna vanzelf. Wie ben ik? Wat denk ik (te weten)? Waarin worden mijn gevoelens aangesproken en hoe breng ik dat voor mezelf onder woorden? Wat wil ik? Die vragen vertalen zich ook naar geloof en kerk, tenzij die als niet belangrijk en overbodig worden afgeschreven. Maar waar ze zijn, daar spelen ze hun eigen rol. Wat moet je denken van God? Bestaat Hij echt? Hoe is dat te rijmen met het onrecht en het lijden in de wereld? Kan de bijbel vertrouwd worden? Is zij het woord van God of gaat het gewoon om wat mensen gedacht hebben? Wat is er waar van de (wonder)verhalen die je erin tegenkomt? Haalt de wetenschap niet een grote streep door het geloof dat je erin tegenkomt? Is de bijbel niet achterhaald? Wat is er zo bijzonder aan Jezus? Waarom is het christendom beter dan andere godsdiensten? Is er eigenlijk wel meer dan de werkelijkheid die je ziet en ervaart? Zijn er krachten die ons leven bepalen? Kun je de toekomst lezen uit kaarten? Wat moet je denken van Jomanda? Is de horoscoop echt helemaal onzin? Is het niet nodig dat wij mensen onszelf beter leren kennen in lichamelijke en geestelijke oefeningen? Moeten we de natuur niet terugvinden om tenminste eerbied te krijgen voor het milieu? Ondertussen mogen we niet vergeten dat het 'Wie ben ik?' ook geldt van onszelf. Ik herinner maar aan het beeld waarmee dit hoofdstuk begon. je zoekt de weg en niemand weet de weg. Geloven in deze tijd wordt van alle kanten aangevochten. Daar moeten we niet alleen somber over doen. Het valt zelfs te betwijfelen of mensen die alleen maar zekerheden hebben, de meest aangewezen mensen zijn om de jongeren in het vinden van hun houding ten opzichte van het geloof te begeleiden. We horen tegenwoordig nogal eens zeggen dat jongeren overtuigde en overtuigende christenen nodig hebben. Zulke mensen kunnen identificatie-figuren zijn: mensen waar je iets op doet en waaraan je je kunt spiegelen. Hun uitstralingskracht nodigt uit tot navolging. Dit is een oude pedagogische waarheid, die we zeker niet mogen verwaarlozen. Maar als zij zou betekenen dat 'overtuigd en overtuigend' moeten worden opgevat in de zin van overkomend op jongeren als mensen die geen vragen (meer) hebben, dan is zij niet pedagogisch en niet waar. In ieder geval worden we ook teruggeworpen op onszelf Wie zijn wij? Worden wij aangetast door de aanhoudende stroom van negatieve beschouwingen uit de geseculariseerde samenleving die op ons afkomt? Verweren wij ons en zo ja, hoe dan? Ontdekken we iets van geestelijke erosie, van geloofsmoeheid?
3
En: staan we niet met de rug tegen de muur? Wanneer in ons eigen leven de vragen overheersen, kunnen we dan wel iets betekenen voor jongeren die zoeken naar de zin van het geloop Waar trekken we ons aan op? Uit: K. Schippers; Kerk, waar is dat goed voor? (Kampen, 1995).
De Bijbel en ‘verloren gaan van niet gelovigen’ Als dit van Jezus waar is, zijn alle niet-Christenen dan onherroepelijk verloren? Het antwoord is hier weer: Nee. Het Nieuwe Testament leert ons niet dat alle mensen die nooit van Jezus gehoord hebben onherroepelijk verloren zijn. De hele Bijbel maakt ons duidelijk dat God de mens met uiterste rechtvaardigheid zal oordelen, en dat de mens geoordeeld zal worden naar zijn houding ten opzichte van het licht wat hij ontvangen heeft. In een bekend hoofdstuk van zijn brief aan de Romeinen, onderstreept Paulus nadrukkelijk, dat God er geen lievelingetjes op na houdt. "Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn deze, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten mede getuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus" (Romeinen 2:14, 15). Hij bedoelt daarmee dat de heidense volken, die Gods openbaring niet via de Bijbel ontvangen hebben, tóch een besef van goed en kwaad hebben; hun geweten treedt dus als wetgever op en geeft ze aanwijzingen of veroordeelt ze aangaande hetgeen ze doen. God is volkomen rechtvaardig. Maar Paulus gaat verder met te zeggen dat deze kans tot goed doen hen weinig zal helpen. Want zowel heidenen als Joden zijn er niet in geslaagd Gods heilige wet te houden. Ze hebben niet eens geleefd naar de innerlijke wet van hun geweten. Daarom kan geen enkel mens met God verzoend worden op grond van zijn eigen goedheid of oprechtheid; want de goedheid en oprechtheid van geen enkel mens is volmaakt, zelfs verre van dat. De conclusie waar Paulus toe komt in de eerste drie hoofdstukken van zijn brief aan de Romeinen, waarin hij een overzicht geeft van de zedelijke prestaties zowel van de godsdienstige als van de heidense wereld, is: "dat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig wordt voor God" (3:19). En dit is dan het decor waartegen hij zijn goede nieuws bekend maakt, dat wat geen mens voor zichzelf kan bewerken, God gedaan heeft voor allen die Hem willen geloven, of ze nu van een godsdienstige of van een heidense achtergrond afkomstig zijn. Hij heeft het mogelijk gemaakt dat we in Zijn geliefde Zoon aanvaard worden.
4
Christus is niet alleen voor onze zonden, maar voor die der gehele wereld gestorven, zegt het Nieuwe Testament. Hij stierf, zodat de mensen die geloofden in de tijd van het Oude Testament, ook van al hun zonden gereinigd konden worden. Abraham en anderen zoals hij, begrepen niet hoe God hen, als zondige mensen kon aanvaarden. Maar ze geloofden Hem, toen Hij ze duidelijk gemaakt had, dat Hij ze wilde aanvaarden. Wij, die een vollediger beeld hebben, weten dat Abraham gered kon worden door het werk dat God in Christus voor hem ging doen op het Kruis van Golgotha. Het lijkt daarom aannemelijk, dat de mensen die in de eeuwen daarná geleefd hebben zonder ooit van Christus te horen, ook wakker kunnen worden aan de andere kant van de dood, en ontdekken dat ze aanvaard zijn door God, omdat ze oprecht berouw van hun zonden hebben gehad en zich aan Gods genade hebben toevertrouwd. Heeft Jezus ons niet zelf geleerd dat zijn hemelse Vader geeft aan iedereen die Hem vraagt, en opendoet voor iedereen die klopt? De voorwaarde dat we moeten vragen, zoeken en kloppen, dat we berouw moeten hebben en niet meer in onze eigen goedheid moeten geloven, is de kant van de mens. Gods' kant van de zaak is duidelijk geworden aan het kruis. Hij staat klaar om elk mens van welke stam ter wereld dan ook, op elk willekeurig ogenblik in zijn hemel op te nemen. Soms heeft men gedacht dat dit de drijfveer tot zendingswerk zou wegnemen. Maar dat is niet het geval. Heel wat zendelingen zijn naar plaatsen in de wereld gegaan waar het Evangelie nooit eerder gepredikt was. Ze spraken over Gods liefde voor zondaars. De reactie van enkele van de toehoorders, maar zeker niet van allen, is soms geweest: "Daar hebben we ons hele leven op gewacht. We willen tot bekering komen en ons leven overgeven aan God die ons heeft liefgehad. Maar waarom bent u niet eerder gekomen om, ons dit te vertellen?" Soms heeft men gedacht, dat als er inderdaad een "bredere hoop" is, het er niet meer zo op aankomt of we vóór of tégen Christus kiezen. Maar dat is helemaal niet waar. De heiden in een heidens land, die onmiddellijk nadat hij de boodschap voor het eerst hoort, tot bekering komt, heeft er jaren naar gezocht. Hij verkeert in een heel andere positie dan de onbezorgde Westerse kerkganger die zegt: "Wat gebeurt er met al degenen die het Evangelie nooit gehoord hebben? Alle godsdiensten leiden zeker tot God", omdat hij zich niet wil engageren. Dat is kletspraat. Deze man heeft geen excuus voor het feit dat het Licht des Levens, Jezus, verwerpt. Alles wat nodig is om te geloven, ligt binnen zijn bereik, in de Bijbel die voor een paar gulden te koop is in elke boekwinkel. Overal kan hij Christenen vinden die hem uit de eerste hand kunnen vertellen over de ervaring die zij met deze waarheid hebben in hun leven. Hij heeft geen excuus als hij geen gevolg geeft aan de duidelijke aanwijzingen van de Bijbel, en het getuigenis van de
5
mensen die Christus volgden, door zich aan Hem over te geven in geloof en gehoorzaamheid. Er is één categorie mensen, waarvan de Bijbel duidelijk zegt dat ze verloren gaan. Dat zijn niet degenen die het Evangelie nooit gehoord hebben. Het zijn degenen die het wel gehoord hebben maar "Nee" gezegd hebben. In Jezus' tijd behoorden vele van de farizeeërs tot deze categorie. Tegen hen moest Hij bedroefd zeggen: "Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te vinden, en toch wilt gij tot Mij niet komen om leven te hebben". En als Paulus in de tweede brief aan de Thessalonicenzen spreekt over de mogelijkheid van de hel, doet hij dit in de verschrikkelijke bewoordingen van "een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren", en in navolging van zijn meester zegt hij, dat dit het lot zal zijn van degenen die "het Evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen". (2 Thessalonicenzen 1:9). Laten we dus oppassen dat we niet tot die groep behoren. Uit. Michael Green; Toe nou, dat meen je niet (Leuven, 1978) Verloren gaan of verloren zijn? Nog een paar opmerkingen over 'verloren gaan'. Onwillekeurig denken wij dan aan onze toestand na de dood. Dat wordt in de Bijbel zeker ook bedoeld. Daarop ligt in de bijbel echter niet de nadruk. In de bijbel wordt benadrukt dat heel veel mensen en volkeren verloren zijn. Het beeld is afkomstig uit de wereld van de schaapherders. Een dier dat van de kudde afdwaalde, dat ging zijn ondergang tegemoet. Het was een gemakkelijke prooi voor roofdieren en het kon alleen de weg naar voedselrijke gebieden niet vinden. Daarom was het van levensbelang dat het dier bij de kudde en bij de herder bleef [vgl. Psalm 23]. Een dier los van de herder en de kudde was verloren want zonder leiding en bescherming. Dit verloren zijn is een beeld voor mensen die niet meer verbonden zijn met het volk van God [de kudde] of voor het volk dat niet meer verbonden is met God [de Herder]. Voor de joden in de tijd van Jezus waren mensen die zich niet hielden aan de Torah en die daardoor buiten de geloofsgemeenschap kwamen te staan verloren mensen. Datzelfde gold voor
6
Suggesties voor doelstellingen
2 Ongelovige vrienden, beter dan christenen Je hebt misschien ongelovige vrienden, die meer liefde uitstralen dan christenen. Vertel daar eens over en gebruik dat als inleiding op de kernvraag van dit hoofdstuk.
!
De catechisanten ontdekken dat verloren gaan niet alleen iets is van na de dood, maar dat het iets zegt over de toestand waarin mensen nu verkeren.
!
De catechisanten ontdekken dat geloven niet een soort levensverzekering is voor na de dood, maar dat het nu leven onder leiding van Jezus Christus is.
3 Ongelovige vrienden, die egocentrisch leven of vastgelopen zijn. Misschien ken je mensen van wie heel hun leven eigenlijk draait om henzelf of mensen die vastgelopen zijn in het leven omdat zij geen 'Herder' hebben en hadden die zij konden volgen naar een leven van liefde en toekomst. Vertel eens over zo iemand als inleiding op het gesprek.
!
De catechisanten ontdekken dat God er niet op uit is om mensen verloren te laten gaan, [ook niet van andere godsdiensten] maar om mensen nu en straks veiligheid, leiding en leven te geven.
Opm.
!
De catechisanten ontdekken waarom leven zonder God gelijk staat aan verloren zijn of verdwalen en waarom leven met God vergeleken wordt met geleid worden en 'de weg weten'.
!
De jongeren ontdekken dat het accent in de bijbel niet ligt Op: wie er wel of niet verloren gaat, maar op de vraag hoe je '[eeuwig] leven' vindt voor nu en straks
!
De jongeren ontdekken waarom Jezus mensen kan bevrijden van verloren zijn en waarom dat nodig is. [Zij gaan nadenken over zichzelf: in hoeverre ben ikzelf verloren? Wat heeft Jezus mij te zeggen?]
Pas op met verhalen over mensen. Zorg dat je zo vertelt, dat de mensen voor anderen altijd onherkenbaar blijven.
4. Jijzelf verloren? Vertel van een situatie waarin jij jezelf verloren voelde. Bijvoorbeeld tussen vreemde mensen, op een verlaten plaats of op een andere manier. Een beetje humor of zelfspot mag best hierin. Gebruik dit als inleiding op een gesprek over verloren zijn.
Gespreksideeën (vragen) • • •
Suggesties voor de opzet van de avond Ideeën voor de inleiding 1. Ervaring met mensen van andere godsdiensten Misschien heb je zelf ontmoetingen gehad met mensen van andere godsdiensten en ben je onder de indruk gekomen van hun geloofsvertrouwen en hun toewijding aan God. Vertel daar eens over als inleiding op de vraag: Mensen die niet in Jezus geloven kunnen toch niet allemaal verloren gaan?
7
• •
• • •
Wat vind je van de uitspraak: wie niet gelooft, die gaat verloren? Wie gelooft dat mensen van andere godsdiensten verloren gaan? Leg eens uit waarom? Wie gelooft niet dat mensen van andere godsdiensten verloren gaan? Leg eens uit waarom? Wat wordt er volgens jou bedoeld met 'verloren gaan'. We hebben in het Nederlands ook een uitdrukking: 'je verloren voelen'. Bijvoorbeeld: 'Jan voelde zich verloren in het donkere bos'. Wat wordt daar volgens jou mee bedoeld? Heb jij je wel eens ergens verloren gevoeld? Vertel daar eens over? Kun jij je voorstellen dat mensen zich in het leven verloren voelen? Wanneer bijvoorbeeld? Kunnen mensen ook verloren zijn zonder dat zij het merken. Hoe dan?
8
Te gebruiken bijbelgedeelten Johannes 3:16-18. Dit gedeelte maakt duidelijk: Jezus is gekomen om mensen te behouden. Niet om te oordelen. Hij is er op uit om heel de wereld te behouden. Wie niet gelooft is reeds veroordeeld, staat er. Dat betekent: is op dit moment los van God. Het zegt iets over zijn situatie nu. Niet over zijn uiteindelijk lot. 2Petrus 3:1-9. Het gaat om de vraag, waarom het zo lang duurt voordat de Heer terug komt. die vraag komt vooral op in tijden dat christenen het moeilijk hebben en veel moeten lijden. Het antwoord dat Petrus geeft is: God wil niet dat er sommigen verloren gaan, maar Hij wil dat allen tot bekering komen. Lucas 15: de verloren zoon. De zoon is verloren, niet omdat het heel slecht met hem gaat, maar omdat hij niet meer bij zijn Vader is. Hij mist de leiding de bescherming van zijn Vader. Zijn verlorenheid leidt er wel toe dat het slecht met hem gaat. Hij gaat niet goed met zijn leven en met zijn middelen om en hij is een prooi van aasgieren van mensen. Mattheus 9:35-38. Het gedeelte waarin Jezus de mensen ziet en ze vergelijkt met een kudde zonder herder. Hier wordt duidelijk dat zij worden opgejaagd, zoals schapen zonder herder opgejaagd kunnen worden door wilde dieren. Zij zijn verloren. Het antwoord van Jezus is, dat er herders uitgezonden moeten worden om hen weer bij God te brengen. Efeze 4:11-16: Niet meer heen en weer geslingerd door allerlei wind van leer. Een herkenbaar gevoel voor jongeren. Wat moet je nu wel geloven en wat niet. Je hoort zo veel tegenwoordig. Het antwoord is: Je laten leiden door de herder die God gegeven heeft: Jezus. Door samen je op Hem te oriënteren wordt je gered van verlorenheid. Je krijgt richting in je leven. Of een van de teksten die genoemd worden in het artikeltje van Michael Green over dit onderwerp.
9