kwaliteit maakt verschil
12
jaargang 4, nummer driemaandelijks magazine digitale versie
maart 2002 In dit nummer: • De illusie doorbroken
pag.
2
• Verkiezingsdebat
pag.
3
• AVEM doet aanbevelingen op maat
pag.
3
• Doktersassistente of kapster: lesmateriaal gelijke behandeling pag.
3
• Blackinc., tiendaagse internationaal festival over zwarte cultuur pag.
5
• De actualiteit van diversiteit
pag.
6
• Kinderopvang lijkt eindelijk volwassen te worden
pag.
7
• Wide: mainstreaming van diversteit in de publieke voorlichting pag.
8-9
• Gelijke behandeling in het arbeidsproces
pag. 12-13
• Langzaam weer een golfje
pag.
14
• Wereldconferentie tegen Racisme: terugblik en follow-up pag. 17-18 • Politici CEDAW-positief
pag.
19
• Column: Joan Ferrier
pag.
1
• www.e-quality.nl
pag.
4
• Interview: Mary McPhail: actief achter de schermen
pag. 10-11
• Interview: Helma Lutz: grensganger op een kruispunt
pag. 15-16
• Signalering
pag. 20-21
• Diapositief: Sabine Kraus
pag.
Vaste rubrieken:
22
Zwevende kiezers Volgens recente krantenartikelen geven steeds meer vrouwen de voorkeur aan een leven als huisvrouw. Weg met de stress van het combineren, het gejaag en het geren, lekker rustig thuis. Mij lijkt dit een tamelijk vreemde constatering als je je realiseert dat veel vrouwen niets te kiezen hebben. Als je door een echtscheiding of om andere redenen alleenstaand bent, héb je geen keuze. Je zal toch in je onderhoud moeten voorzien, of je moet van een uitkering leven. Welke vrouwen kunnen zich permitteren thuis te blijven? En hoe vrijwillig is die keuze? Economische zelfstandigheid vergroot immers persoonlijke mogelijkheden en gevoel van eigenwaarde. Veel vrouwen doen juist enorm hun best om een baan te vinden, zich verder te ontwikkelen en zich in te zetten voor de samenleving, voor hun idealen. Veel vrouwen sparen kosten noch moeite om opleidingen, bijscholingen of taallessen te volgen om hun ideaal te bereiken. Veel vrouwen benadrukken hoe waardevol het is om iets in de maatschappij te betekenen en eigen geld te verdienen. Waar komt het beeld van de keuze voor uitsluitend zorgtaken dan toch vandaan? Naar mijn idee blijkt uit dit soort zaken dat we nog steeds in een culturele overgangsfase verkeren. Vrouwen en mannen kunnen nog steeds werk en privé niet op een prettige en inspirerende wijze combineren. Onze samenleving biedt die mogelijkheid nog niet voldoende. Dat heeft met regels, beleid en voorzieningen te maken, maar ook met de wijze waarop er gekeken wordt naar zorgende mannen en carrièrebewuste vrouwen. In bedrijven heerst veelal een mannelijke cultuur die vrouwen op een afstand houdt en het mannen moeilijk maakt meer zorgtaken met werk te combineren. En áls vrouwen al binnenkomen, blijkt het moeilijk binnen te blijven. Vaak is er geen uitzicht op promotie. Ook in de politiek, van oudsher een mannenbedrijf, is de overgangsfase merkbaar. Binnenkomen in de politiek is niet het grootste probleem. Binnen blijven blijkt een groter probleem te zijn! Dat ligt meer in het feit dat vrouwen en mannen, van verschillende etniciteiten, aanlopen tegen spelregels die vaak nog van witte mannen zijn. Het openbreken van de mannencultuur is een proces dat tijd vergt. Veel tijd, zo blijkt. En geduld en inzet van moedige vrouwen en mannen. In het EQUAL-project Companies CARE zal E-QUALITY samen met andere organisaties discriminatie op de werkvloer onder de loep nemen. Want er blijft genoeg te doen voor ons en de vrouwenbeweging. Als dan ook nog elementaire grondregels van ons samenleven, in het kader van de verkiezingen, ter discussie worden gesteld en als die ook nog ruim gehoor vinden, is het meer dan helder: de rol van E-QUALITY is nog lang niet uitgespeeld!
Joan Ferrier, directeur E-QUALITY
!?
De illusie doorbroken
Een levensloopbestendig pensioen voor (zmv-)vrouwen ‘Levensloopbestendig beleid’ en modernisering van de Pensioen- en Spaarfondsenwet uit 1952 zijn actuele onderwerpen in Den Haag. E-QUALITY stelt in het advies ‘De illusie doorbroken’ dat de tijd rijp is om het systeem van AOW-opbouw te moderniseren en een verplichte pensioenopbouw voor iedere werkende in te voeren. Gebeurt dat niet, dan zullen met name zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen die nu al met armoede te kampen hebben op hun oude dag nog meer een gemarginaliseerde groep worden. Iedere Nederlandse burger heeft na zijn of haar vijfenzestigste recht op een AOW-uitkering, gebaseerd op het netto-minimumloon. Een alleenstaande krijgt 70%, samenwonenden krijgen ieder 50% van het minimumloon. Een alleenstaande ouder die een kind onder de achttien verzorgt, ontvangt 90%. Voor de AOW doet het er niet toe of je betaalde arbeid hebt verricht of niet, of je miljonair bent of helemaal geen eigen inkomen hebt. De enige voorwaarde die geldt: voor een volledige AOW-uitkering moet je van je vijftiende tot je vijfenzestigste in Nederland hebben gewoond. Mensen die gedurende deze vijftig jaar enige tijd buiten Nederland woonden, hebben een zogenaamd ‘AOW-gat’ en worden naar rato gekort op hun AOW-uitkering.
Pensioengaten Naast de AOW kunnen mensen pensioen opbouwen, wanneer zij betaald werken. Het systeem van pensioenen is echter nog steeds gebaseerd op het kostwinnerschap. Met andere woorden: het beste pensioen is het resultaat van een standaard ‘mannelijke’ levensloop, met minimaal veertig jaar fulltime dienstverband binnen de landsgrenzen, bij dezelfde werkgever. Veel vrouwen hebben echter een andere levensloop, waarin zij onbetaalde zorgtaken vervullen, eventueel gecombineerd met betaalde arbeid. Veel vrouwen bouwen dus nauwelijks pensioen op. Dit geldt zeker voor de generaties vrouwen die de komende twintig jaar vijfenzestig worden. Voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen en –mannen kan daarnaast ook nog het al eerder genoemde AOW-gat gelden. Wanneer je inkomen op je vijfenzestigste door onvolledige AOW en/of onvoldoende aanvullend pensioen onder het minimum ligt, heb je op grond van de Algemene Bijstandswet (ABW) recht op een aanvulling van de gemeente. Met name in de grote steden zullen in de toekomst veel mensen een beroep doen op de ABW, onder andere door de huidige en te verwachten immigratie en vergrijzing. Niet alleen kost dat de overheid veel geld, ook betekent het armoede voor met name oudere zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. De meeste ontwikkelingen voor nieuw pensioenbeleid gaan in op de veranderingen in het systeem van aanvullende pensioenen. Deze voorgestelde veranderingen hebben echter geen enkel effect voor mensen met ofwel een AOW-gat, ofwel een arbeidsverleden waarin ze geen of weinig betaalde arbeid hebben verricht of wanneer zij hebben gewerkt in sectoren waar geen pensioenregelingen worden getroffen. Daarnaast geldt dat kennis over (aanvullende) pensioenen en de consequenties van bepaalde keuzes voor de oude dag bij veel mensen gering is. Met name zwarte, migranten- en vluchtelingengroepen bereikt deze informatie slecht. Maar ook veel autochtone vrouwen spreken van de ‘vrije keuze’ voor arbeid en zorg, zonder besef van de consequenties voor hun pensioen. Deze illusie wil E-QUALITY doorbreken.
pagina 2
Hoewel dus de economische zelfstandigheid van vrouwen een belangrijke doelstelling van de landelijke overheid is, is daar in pensioenland nog weinig van te merken. Formeel wordt het kostwinnersscenario losgelaten en spelen juist verschillen in levensloop een rol. Levensloopbestendig beleid is daarbij het nieuwe sleutelbegrip. Hierbij experimenteert men met gender mainstreaming maar ontbreekt ‘etnische mainstreaming’. Mede daarom adviseert E-QUALITY een herziening van de AOW- en pensioenopbouw, zodat deze recht doet aan de diversiteit in onze samenleving en een levensloopbestendig pensioen voor iedereen haalbaar is. Bij het ontwikkelen van oplossingen zouden niet alleen witte mannen aan het woord moeten zijn. Vrouwen- en migrantenorganisaties moeten (nog) meer inspringen op de beleidsontwikkelingen in pensioenland, anders worden de mannen en vrouwen uit hun achterban de kinderen van de rekening. Het eerste deel van het advies ‘De illusie doorbroken’ verschijnt begin april en is bedoeld voor beleidsmakers, lokale en landelijke politici en vrouwen- en migrantenorganisaties. Het tweede is een bewerking, specifiek gericht op vrouwen- en migrantenorganisaties. Het zal dan ook meer een informerend karakter hebben.
Fatos¸ Ipek-Demir Mariette Hermans Een voorbeeld De Nederlandse mevrouw H. trouwt op haar 28e met een Italiaan en gaat in Italië wonen. Na tien jaar besluiten zij en haar man om in Nederland te gaan wonen. Haar man is dan veertig jaar. Samen beginnen ze een Italiaans cateringbedrijf. Beiden bouwen geen aanvullend pensioen op omdat dit voor een zelfstandige een kostbare zaak is. Als de echtgenoot van mevrouw H. met pensioen gaat, wordt zijn AOW-uitkering gekort met 50% omdat hij vanaf zijn vijftiende gedurende vijfentwintig jaar niet in Nederland woonde. Mevrouw H. krijgt ook een onvolledig AOW. Haar uitkering wordt door die tien jaar in Italië gekort met 20%. Dit alles door de keuzes in hun leven: keuzes die consequenties hebben voor hun pensioen.
Verkiezingsdebat 2002 maandag 22 april
Economische zelfstandigheid, zorg en arbeid in de Tweede-Kamerverkiezingen Op woensdag 15 mei kiest Nederland haar Tweede Kamer voor de periode 2002-2006. E-QUALITY vraagt zich samen met andere vrouwenorganisaties af waar de verschillende politieke partijen zich sterk voor gaan maken als het gaat om economische zelfstandigheid, zorg en arbeid. Daarom organiseren de Vrouwen Alliantie, de Nederlandse Vrouwenraad, Tiye International en E-QUALITY op maandag 22 april een verkiezingsbijeenkomst. Onder leiding van journaliste Marga Miltenburg zullen kandidaat-Tweede-Kamerleden met elkaar en met het publiek het debat aangaan. Uitgangspunt zijn de verkiezingsprogramma’s. Hoe gaan zij in op de arbeidsmarktpositie van vrouwen en mensen boven de veertig jaar?
Datum: Locatie: Tijd:
Hoe bevorderen ze economische zelfstandigheid van vrouwen en welke voorwaarden signaleren zij? Hoe denken ze over gelijke verdeling van onbetaalde arbeid, of de combinatie van arbeid en zorg door alleenstaande ouders? Wordt diversiteit in levensloop benoemd? Is er aandacht voor de onvolledige AOW-opbouw van mensen die niet hun hele leven in Nederland gewoond hebben of de pensioenproblematiek van gescheiden of oudere vrouwen? Hebben zij specifieke aandacht voor genderaspecten of diversiteit? U bent van harte uitgenodigd om uw bijdrage aan deze discussie te leveren!
maandag 22 april Jaarbeurs Utrecht van 15.30 tot 18.00 uur (inloop vanaf 15.00 uur)
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Cosy Harpe van de Vrouwen Alliantie, tel: (030) 2332669.
AVEM doet aanbevelingen op maat De Nederlandse taal is een struikelblok voor veel vrouwen die het Nederlands niet als moedertaal hebben, zo blijkt uit bijna alle interviews die de commissie Arbeidsdeelname Vrouwen uit Etnische Minderheidsgroepen (AVEM) het afgelopen jaar hield met vrouwen uit etnische minderheidsgroepen. De Somalische Sonya benadrukt: “Ik zou vrouwen die naar Nederland komen adviseren om eerst heel veel moeite te doen om Nederland te leren. Dat heb je nodig om hier je eigen weg te kunnen vinden, om een opleiding te kunnen doen en om aan werk te komen.” Eén van de aanbevelingen uit het rapport ‘AVEM. Aanbevelingen op maat’, dat staatssecretaris Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Van Boxtel van Grote Steden- en Integratiebeleid op 7 maart 2002 enthousiast in ontvangst namen, richt zich op een combinatie van het leren van de taal en het participeren in de Nederlandse samenleving. Dat kan via betaald of via vrijwilligerswerk of een cursus in een ‘duaal inburgeringstraject’: leren en werken tegelijk om zo het geleerde meteen in praktijk te brengen.
In totaal formuleerde de commissie zeven aanbevelingen, variërend van de bovengenoemde duale inburgeringstrajecten, het erkennen van elders verworven competenties, meer en betere mogelijkheden voor kinderopvang, het tegengaan van de armoedeval, het organiseren van kleinschalige gespreksbijeenkomsten voor en door vrouwen uit etnische minderheidsgroepen en het instellen van een centraal regiepunt. De opdracht die de commissie in februari 2001 meekreeg van de staatssecretaris en de minister was advies uitbrengen over hoe de arbeidsdeelname van vrouwen uit etnische minderheidsgroepen bevorderd kan worden. De aanbevelingen in het advies zijn concreet geworden en getoetst bij zowel vrouwen uit etnische minderheidsgroepen als beleidsmakers en werkgevers. Of de commissie geslaagd is in haar opdracht? Kijk zelf op www.commissie-avem.nl en discussieer mee. Het rapport ‘AVEM. Aanbevelingen op maat’ is aan te vragen bij E-QUALITY, dat gedurende het onderzoek het secretariaat van de commissie verzorgde.
pagina 3
NIEUW
op www.e-quality.nl
Doktersassistente of kapster: lesmateriaal gelijke behandeling E-QUALITY heeft over zulke vormen van discriminatie lesmateriaal ontwikkeld. Zo is er onder andere een quiz met meerkeuzevragen. De deelnemer wordt gevraagd wat het oordeel van de Commissie gelijke behandeling zou zijn geweest in een bepaald geval, en waarom. Ook is er een enquête om de discussie in de klas te stimuleren. Vind je het discriminerend als een huisarts geen dokterassistente met hoofddoek wil? En als het nou een kapsalon zou zijn die vindt dat de kapsters hun haar moeten tonen, is het dan begrijpelijker? Het materiaal is vooral bedoeld voor het voortgezet onderwijs, maar is ook bruikbaar voor andere groepen die informatie over gelijke behandeling willen, of die een discussie willen organiseren. Het materiaal is allemaal te vinden op de website van E-QUALITY: www.e-quality.nl/discriminatie.
Mag een telefoniste een Surinaams accent hebben? Mag je gymmen met een hoofddoek op, of met lange mouwen? Mag een gezinscamping een homopaar weigeren? Allemaal zaken die zijn voorgelegd aan de Commissie gelijke behandeling. Het zijn vragen waarop de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) antwoord geeft. Dat discriminatie verboden is, weten de meeste mensen wel. Maar daarbij denkt men vaak aan het strafrechtelijke verbod om discriminerende dingen te zeggen. Dat ook allerlei regelingen en voorschriften discriminerend kunnen zijn, is veel minder bekend. Toch kunnen ogenschijnlijk neutrale regels verboden zijn, omdat zij bijvoorbeeld met name vrouwen uitsluiten, of met name mensen met een bepaalde etnische of religieuze achtergrond. De Awgb verbiedt dit soort discriminatie.
Sabine Kraus
Website E-QUALITY
/ / : p t t h
Op de website van E-QUALITY: www.e-quality.nl
Politieke agenda met een overzicht van de actuele debatten in de Tweede en Eerste Kamer. Nieuw: dossier Mainstreaming: een nieuwe strategie van het emancipatiebeleid; met onder andere het verslag van de Conferentie ‘Munt slaan uit Mainstreaming’ op 4 december 2001.
pagina 4
Black ID’s
- 21 tot en met 31 maart 2002
Tiendaags internationaal festival over zwarte cultuur Van 21 tot en met 31 maart a.s. vindt het Blackinc.-festival plaats in De Balie en de Melkweg in Amsterdam, en Zaal de Unie in Rotterdam. In dit tiendaagse festival staat zwarte cultuur centraal. Er zijn debatten, concerten, ‘spoken word’- en theatervoorstellingen, clubnights, hiphop events met platenbeurs, workshops, nieuwe media activiteiten en gedurende het gehele festival een internationaal zwart filmprogramma met vele Nederlandse premières.
Dit jaar heeft het Blackinc.-festival het thema ‘Black ID’s’ meegekregen. Dit verwijst zowel naar een diversiteit aan zwarte identiteiten als naar het gedachtegoed van zwarte mensen in de diaspora. In samenlevingen waarin (historische) constructies van ‘ras’/etniciteit van invloed zijn op de sociaal-economische en maatschappelijke organisatie, wordt kleur (zwartheid maar ook witheid) van betekenis voor de identiteit van individuen en culturen. Hoewel in Nederland in discussies over de multiculturele samenleving gezocht wordt naar de betekenis van ‘onze’ Nederlandse identiteit en cultuur, zijn we hier nog lang niet zo ver dat we invulling geven aan de categorie ‘witheid’ in relatie tot een op ‘ras’/etniciteit gebaseerde hiërarchische maatschappij. Witheid is een impliciet gegeven. In deze discussies wordt de vermeende cultuur van zwarten, migranten en vluchtelingen voortdurend onder de loep genomen en geproblematiseerd. Daarin wordt de Nederlandse cultuur als het ware weerspiegeld. In dat spiegelbeeld zijn Nederlanders alles wat zwarten, migranten of vluchtelingen niet zouden zijn, namelijk: witte, in de christelijk-humanistische tradities geboren en getogen, geëmancipeerde, tolerante, gedocumenteerde burgers. Deze aan verandering onderhevige betekenissen van ‘zwart’ en ‘wit’, komen tot uitdrukking in de culturele verbeelding en beeldvorming. Binnen de dominante cultuur wordt vaak onterecht uitgegaan van een authentieke collectieve zwarte identiteit. Ook zwarte gemeenschappen spelen om politieke redenen een rol bij het in stand houden van dit beeld. Een beperkte invulling van authentieke zwartheid is bijvoorbeeld het idee dat alle zwarte mensen op dezelfde wijze worden getroffen door witte onderdrukking (geschiedenis van slavernij en racisme). Maar is er wel sprake van een authentieke zwarte identiteit? Vaak is authentieke zwarte identiteit in dominante beeldvorming homogeen, onveranderlijk en stilzwijgend mannelijk. Daarbij wordt voorbijgegaan aan andere systemen van dominantie op basis van gender, klasse en seksuele voorkeur. In dit festival worden begrippen waarmee zwarte mensen zichzelf identificeren en definiëren onderzocht. Ook het verband tussen individuele en collectieve identiteit is hierbij van belang. Tijdens een groot loungedebat op zondag 24 maart a.s. in De Balie wordt het thema uitgebreid toegelicht. Meer informatie over het festival: www.balie.nl/blackinc
Black WOMEN inc.luded! Debat op dinsdag 26 maart, 20.00 uur. Visies van geëmancipeerde of feministische zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen blijven vrijwel onzichtbaar in discussies in de media over de Nederlandse multiculturele samenleving. In deze discussies wordt de tegenstelling tussen multiculturalisme en feminisme gebruikt om de wenselijkheid van een monoculturele samenleving en onwenselijkheid van de multiculturele samenleving te onderbouwen. Een terugkerend thema is vrouwenonderdrukking door de islam, gesymboliseerd door hoofddoek, uithuwelijking, vrouwenbesnijdenis en eerwraak. Ook andere genderkwesties zijn onderwerp van de strijd. Zo worden zwarte eenoudergezinnen (lees Creools-Surinaamse en Antilliaanse moeders en afwezige vaders) gepathologiseerd.
E-QUALITY organiseert daarom tijdens het Blackinc.-festival een debat voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. Zij zijn immers juist degenen die multiculturalisme met feminisme of emancipatie verbinden en als geen ander hinder hebben van een samenleving die hen uitsluit op basis van hun sekse en etniciteit. In dit debat wordt onderzocht hoe leefbaar Nederland is voor zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen. In hoeverre is er sprake van een beweging van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen? Welke kwesties staan er op de feministische agenda? Welke strategische allianties binnen en buiten de nationale grenzen moeten gemaakt worden om daadwerkelijk tot een multiculturele geëmancipeerde samenleving te komen? Onder andere met: Tanja Jadnanansing (Meer van Anders) die de discussie zal leiden, Gloria Wekker (Universiteit Utrecht), Fenna Ulichki (Marokkaanse Vrouwen Vereniging Nederland), Sibel Bilgin (documentairemaker, Yuca Film) en Alem Desta (Stichting Vluchtelingen Organisaties Nederland.
Filmprogramma rond het debat Black WOMEN inc.luded! Black Women On: The Light, Dark Thang In de Afrikaans-Amerikaanse gemeenschap is er nog steeds sprake van een op huidskleur gebaseerd ‘kaste’-systeem. De oorsprong van dit aanhoudende fenomeen (dat ook elders in de Afrikaanse diaspora speelt), ligt in de tijd van de slavernij. Deze documentaire onderzoekt de onderliggende mechanismen van dit systeem aan de hand van gesprekken met vrouwen die een scala van kleuren vertegenwoordigen. De vrouwen delen in deze film hun vaak hartverscheurende verhalen. Celeste Crenshaw & Paula Caffey, 1999, VS, 52 minuten, Engels gesproken.
My Feminism Krachtige interviews met feministen als bell hooks, Gloria Steinem en Urvsahi Vaid schetsen een beeld van de geschiedenis en de huidige staat van de vrouwenbeweging. My Feminism introduceert de hoofdthema’s van het feminisme en legt de onderliggende culturele angsten bloot die ten grondslag liggen aan politiek extremisme, racisme, maatschappelijke regressie en geweld tegen lesbiennes. Dominique Cardona & Laurie Colbert, VS, 1997, 55 minuten, Engels gesproken. Beide films worden vertoond na afloop van het debat (omstreeks 22.00 uur).
Maayke Botman Tessa Boerman
pagina 5
Verslag
boekpresentatie
De actualiteit van diversiteit De titel bleek de spijker op zijn kop: 200 aanmeldingen voor het debat ‘De actualiteit van diversiteit’, dat E-QUALITY en FORUM op 26 februari organiseerden in de Rode Hoed te Amsterdam, ter gelegenheid van het verschijnen van het gelijknamige boek. Diversiteitsbeleid ís actueel. Ruim 130 mensen kwamen ook. Helaas bleek de zware storm die buiten woedde toch wat mensen te hebben afgeschrikt. Binnen woedde geen storm, maar wel een boeiende discussie.
De discussie ging onder andere in op de de focus van veel beleidsmakers op probleemgroepen. Diversiteitsbeleid probeert daarmee te breken. Het heeft het investeren in kansen als uitgangspunt en gaat niet uit van vastomlijnde doelgroepen. Aan de hand van een aantal voorbeelden legt Maaike de Graaff, samen met Philomena Essed auteur van het boek, uit wat dat betekent. Zo vertelt ze over een gemeente die alleen wil investeren in al vereenzaamde ouderen en niet in een groep ouderen die zelf allerlei activiteiten organiseert, terwijl dat nou juist preventief kan werken. Ze wijst ook op het project IJburg, waarin zowel ouderen als tweeverdieners behoefte bleken te hebben aan een restaurantvoorziening aan huis. Door te kijken naar de voorziening in plaats van naar een vooraf vastgestelde doelgroep, ontstaat een nieuwe, divers samengestelde doelgroep. Tijdens het debat komt naar voren dat gemeenten nu eenmaal zijn georiënteerd op doelgroepen, of het nu vrachtwagenchauffeurs zijn of huizenbezitters. In diversiteitsbeleid wordt erkend dat de doelgroep zelf ook een meerwaarde heeft bij het aandragen van de oplossing voor problemen. Het gaat erom waar en met wie je de oplossingen zoekt. In de praktijk blijkt het heel moeilijk om de oriëntatie op probleemgroepen los te laten. Maar het werkt als een ‘self-fullfillingprophecy’: als je van een groep problemen verwacht, dan zullen ze die ook maken. Ook wees iemand op het subsidiebeleid: “Als je alleen drama wilt subsidiëren, dan zijn subsidievragers niet te beroerd drama aan te dikken.”
Het is daarom belangrijk om goed te kijken naar de gemeentelijke organisatie en de focus van beleidsmakers zelf. Want, “we zijn heel erg multicultureel, maar vooral na zessen”, aldus panellid Jan Lagendijk, directeur Dienst Maatschappelijke Ontwikkelingen te Utrecht. Hij wijst bijvoorbeeld op de witte samenstelling van het topmanagement in gemeenteland. Wilma Gilles-Burleson, voormalig programmamanager De Veelkleurige Stad te Rotterdam, vult aan dat er allerlei processen gaande zijn die diversiteitsbeleid voortdurend ondermijnen. Managers worden bijvoorbeeld geworven via het ‘old boys’ netwerk of er wordt gekozen voor een bekend, maar wit werving- en selectiebureau. Daarom hecht zij veel waarde aan de gestructureerde opzet van diversiteitsbeleid in de gemeente Rotterdam. Nu managers daar kunnen scoren met diversiteitsbeleid doen ze er ook meer aan. Een dergelijke strategie spreekt niet iedereen aan. Want hoe zit het met de machtsverschillen tussen groepen? Als managers alleen maar meedoen om te kunnen scoren, worden die zeker niet ter discussie gesteld. Na afloop van het debat kunnen we concluderen dat diversiteitsbeleid aanspreekt, maar dat het zeker nog wel wat kracht kan gebruiken van de frisse wind die buiten waaide. Philomena Essed & Maaike de Graaf. ‘De actualiteit van diversiteit. Het gemeentelijk beleid onder de loep’. Een gezamenlijke uitgave van E-QUALITY en FORUM, 2002. Te bestellen via E-QUALITY voor € 12,50 (exclusief portokosten). ISBN 90-5714-107-8.
Christel Kohlmann In de volgende E-QUALITY Matters zal dr. Martha Meerman, universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam en senioradviseur bij i-Nova, het boek ‘De actualiteit van diversiteit. Het gemeentelijk beleid onder de loep’ bespreken.
pagina 6
Janneke Plantenga hoogleraar Sociaal-economische
aspecten van kinderopvang
“Kinderopvang lijkt eindelijk volwassen te worden” Kinderopvang is geen onderwerp voor CAO-onderhandelingen. Want waarom zou de prijs – en daarmee de toegang tot kinderopvang – mede afhankelijk zijn van de aard van de arbeidsrelatie? Een wettelijke verplichting van werkgevers tot meebetalen zou beter zijn. Dat stelt Prof. dr. Janneke Plantenga in haar inaugurele rede, uitgesproken op 29 januari jl. bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Sociaal-economische aspecten van kinderopvang aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hieronder een bewerking van deze bijzondere rede.
Kinderopvang raakt aan fundamentele vragen. Vragen over de inrichting van de verzorgingsstaat, vragen over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheid, de markt en de burger, vragen over de organisatie van arbeid en zorg. Daarom is het goed dat nu de Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) in voorbereiding is, die een aantal duidelijke antwoorden geeft. De WBK gaat uit van marktwerking op het terrein van de kinderopvang via vraagfinanciering. Daarbij doet de overheid een stapje terug, de markt biedt de variëteit en de consument selecteert. De kinderopvangsector lijkt volwassen te worden.
Nut en noodzaak Van tijd tot tijd –ook anno 2002– laait de discussie over nut en noodzaak van kinderopvang weer op. Ter discussie staan zaken als de wenselijkheid van kinderopvangvoorzieningen, de verdeling van verantwoordelijkheden tussen markt en overheid en de financiering. In deze discussie zijn tenminste drie perspectieven te onderscheiden. De eerste is een moreel perspectief. Kinderopvang wordt dan beoordeeld in termen van goed of fout. Aan de keukentafel speelt dit perspectief nog een grote rol, maar beleidsmakers realiseren zich meer en meer dat de absoluutheid van morele argumenten zich slecht laat rijmen met de groeiende diversiteit binnen het domein van arbeid en zorg. Wat rest is een beroep op keuzevrijheid. Hoe de keuzevrijheid in het combineren van werken, zorgen en leven verder concreet vorm krijgt is niet langer aan de orde. Het tweede perspectief is het behoefteperspectief. Hierbij wordt simpel geconstateerd dat er behoefte is aan kinderopvang. Maar dit zegt weinig over de rol van de overheid. Waarom zou de overheid een deel van de kinderopvangrekening moeten betalen? Deze vraag wordt vooral beantwoord vanuit het derde perspectief, dat van de doelmatigheid. Het gaat hier om de vraag of kinderopvangvoorzieningen een bijdrage kunnen leveren aan een vooropgesteld doel, bijvoorbeeld rentabiliteit of economische groei. In het huidige debat blijkt dit perspectief heel belangrijk. In de hoofdlijnennota van de WBK staat bijvoorbeeld: “Kinderopvang is een onmisbare voorwaarde voor vergroting van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en kan tot terugverdieneffecten leiden. Immers, tegenover de extra investeringen in kinderopvang staan ook baten.” Het aantrekkelijke van het doelmatigheidsperspectief is het ogenschijnlijk simpele rekensommetje van kosten en baten. Het nadeel is dat het inhoudelijk leeg is: kinderopvang wordt een instrument in dienst van iets anders.
Vraagfinanciering De vraag waar het uiteindelijk om draait is: welke organisatie van arbeid en zorg levert de grootste bijdrage aan onze welvaart? De introductie van vraagfinanciering impliceert dat die vraag niet langer door de overheid wordt beantwoord. We zijn het idee van de maakbare samenleving voorbij. We laten de markt het werk doen. De introductie van vraagfinanciering moet de keuzemogelijkheden voor ouders vergroten, kinderopvang op maat produceren, een betere prijskwaliteitverhouding opleveren en meer concurrentie tussen aanbieders brengen. Het doelmatigheidsperspectief legitimeert de subsidiestroom – de behoeften van ouders zijn sturend voor de verdere invulling en vormgeving van de markt voor kinderopvang. Er zijn echter nog wel een paar problemen. Ten eerste is er de ongelijke startpositie aan de vraagzijde van de markt. Als er via vraagfinanciering wordt gekozen voor marktwerking, moeten alle partijen in deze markt op min of meer gelijke voorwaarden meedoen. De WBK kent een tripartiete financiering, waarbij ouders, sociale partners en overheid ieder een deel van de kosten voor eigen rekening nemen. De bijdrage van de werkgever is vastgelegd in de CAO, wat geen wettelijke verplichting inhoudt. Het is waarschijnlijk dat niet iedere CAO in 2004 een kinderopvangregeling heeft. Dit impliceert dat een deel van de werknemers met relatief hoge kosten wordt geconfronteerd. Het probleem speelt ook principiëler, namelijk dat er eigenlijk geen reden te bedenken is waarom de prijs en daarmee de toegang tot de kinderopvang mede afhankelijk moet worden gesteld van de aard van de arbeidsrelatie. Kinderopvang is – als basisvoorziening – geen onderwerp voor CAO-onderhandelingen. Marktwerking wordt meer gediend met een wettelijke verplichting van werkgevers tot meebetalen. Een tweede probleem betreft de hoge regelkosten. In de WBK is de consument het scharnierpunt waar het allemaal om draait - de consument wordt klant en de klant wordt koning. Aangezien de markt voor kinderopvang nogal wat wisselingen kent (dagje meer, dagje minder) en al deze wisselingen invloed uitoefenen op de financiële stromen, zullen de informatie- en administratieve kosten aanzienlijk zijn. Marktwerking wordt echter niet bevorderd door hoge regelkosten. Een laatste probleem betreft de informele markt. De WBK geldt in principe alleen voor de formele kinderopvang. In de praktijk blijkt evenwel dat de informele markt ruim 60% van de totale opvangmarkt beslaat. Als keuzevrijheid zo centraal wordt gesteld is het eigenlijk niet goed te verdedigen dat de informele sector volledig buiten beeld blijft. Wanneer ook de informele markt althans gedeeltelijk wordt ondersteund, zou voorkomen kunnen worden dat het informele aanbod verdwijnt naar andersoortige werkgelegenheid. De volledige tekst van de oratie is op te vragen via
[email protected]
Joan van Dijk Janneke Plantenga
pagina 7
We Imagine Diversity
and Equality (WIDE)
Mainstreaming van diversiteit in de publieke voorlichting We Imagine Diversity and Equality (WIDE) is een nieuw Europees project over het mainstreamen van diversiteit. Finse, Portugese en Nederlandse organisaties werken hierin intensief samen aan discriminatiebestrijding binnen de Europese Unie, met name op het gebied van voorlichtingsmateriaal. Vijf non-discriminatiegronden: gender, etniciteit, handicap, leeftijd en seksuele voorkeur worden door WIDE in samenhang bekeken.
Het eerste en inmiddels bijna afgeronde deel van WIDE bestond vooral uit ideeën ontwikkelen en contacten leggen. Daartoe hebben er in de drie deelnemende landen, Finland, Portugal en Nederland, verschillende activiteiten plaatsgevonden: rondetafelconferenties, overleg met experts op het gebied van beeldvorming en met organisaties op het terrein van discriminatiebestrijding. Ook was er intensief contact met de vertegenwoordigingen van Europees Parlement en Europese Commissie in de lidstaten en in de Brusselse burelen van zowel de Commissie als het Parlement.
Nieuw voorlichtingsbeleid EU Ongerust geworden door klachten over de afstand tussen burgers en de Europese Unie, heeft de Europese Commissie vorig jaar een ‘nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie’ op tafel gelegd1. Dit nieuwe kader moet de voorlichtingsdiensten van Parlement en Commissie in staat stellen om niet alleen meer met elkaar samen te werken, maar ook met het brede publiek. Daarbij zijn ‘doelgroepen’ en ‘doelgroepenbeleid’ helaas nog wel steeds uitgangspunt. Zij zijn dan ook trots op materiaal dat specifiek voor blinden (de tekst van de Europese Conventie in braille), voor vrouwen of in het kader van de bestrijding van rassendiscriminatie gemaakt is. De invalshoek van WIDE – diversiteit moet de norm zijn binnen het algemene beleid – was duidelijk nieuw voor de gesprekspartners, maar werd wel positief ontvangen. Zo positief dat WIDE is uitgenodigd om de resultaten van het project te presenteren op de halfjaarlijkse bijeenkomst van de bureauhoofden van de voorlichtingsdiensten van Commissie en Parlement van alle vijftien lidstaten. Naar verwachting zal het Europese voorlichtings- en communicatiebeleid tegen de zomer ook een aantal inhoudelijke keuzes maken. WIDE hoopt natuurlijk dat er dan behalve voor doelgroepenbeleid ook aandacht voor diversiteitsbeleid zal zijn. Liefst zodanig dat diversiteitsbeleid niet een incidenteel aardigheidje, maar een structurele aanpak wordt. De term ‘mainstreaming’ is inmiddels bekend uit het genderbeleid, misschien helpt dat.
Realistisch beeld Inmiddels zijn er drie conferenties gehouden in de drie landen. Hiervoor schoof een uiterst gemêleerd gezelschap aan tafel: zowel vertegenwoordigers van belangenorganisaties als medewerkers van universiteiten, onderzoeksinstituten of expertisecentra. Opvallende conclusie was dat voorlichtingsmateriaal hier en daar wel laat zien dat ‘burgers’ niet allemaal werkende witte mannen zijn, maar dat homoseksuelen en gehandicapten bijvoorbeeld schitteren door afwezigheid. Juist voor de aanwezige belangenorganisaties bleek het ook moeilijk te zijn om specifieke doelgroepen in een breder kader van ‘diversiteit’ te plaatsen. Bovendien ijveren veel belangenorganisaties vaak voor een ideaalbeeld van de samenleving, terwijl voorlichters al een hele stap gezet zouden hebben als ze een meer realistisch beeld zouden weergeven.
Expertise De gesprekken met experts die plaatsvonden in deze eerste fase van WIDE, werden gedegen voorbereid door een ‘supporting study’ van Maayke Botman, beleidsmedewerker bij E-QUALITY. Haar studie geeft helder aan hoe in Nederland de publieke informatie met representatie en stereotypering omgaat. In andere lidstaten legden experts op het terrein van beeldvorming en mainstreaming van diversiteit hun eigen accent. Zo benadrukte professor Cascais van de Universiteit van Lissabon de schijnbaar machteloze positie van de verschillende gediscrimineerde groepen ten opzichte van de makers van voorlichtingsmateriaal. Onderzoekers van de Universiteit van Helsinki beklemtoonden de waarde van rolmodellen in publieke informatie, maar wezen ook op de gevaren die zoiets met zich meebrengt. Terwijl de Nederlander Bart Top enige relevante vragen op tafel legde, zoals de vraag of gemarginaliseerde groepen nu werkelijk zo afwezig zijn in het voorlichtingsmateriaal als men wel denkt. Ook benadrukte hij dat steeds goed gekeken moet worden hoe invloedrijk de maker van het materiaal door het publiek gevonden wordt. Materiaal gemaakt door de overheid of een onderzoeksinstituut heeft in de ogen van het publiek veel meer gewicht dan materiaal van bijvoorbeeld een belangenorganisatie.
Welkom In alledrie de lidstaten hebben de kantoren van Parlement en Commissie WIDE van harte verwelkomd. Niet alleen door hun ruimten ter beschikking te stellen voor de rondetafel-conferenties, maar ook door aan te geven dat zij de samenwerking zeer op prijs stellen. De Finse vertegenwoordiging van de Commissie zag weliswaar weinig concrete mogelijkheden voor WIDE, maar zijn Portugese collega nam de gelegenheid te baat om WIDE direct om commentaar op zijn strategie voor een nieuwe voorlichtingscampagne te vragen.
Organisaties In de eerste fase van WIDE was het zaak om goede partners in de lidstaten te vinden. Aanvankelijk dacht men aan een groep van negen tot elf organisaties, maar dat bleek uiteindelijk te kostbaar en ambitieus. Na het bezoeken van een aantal belangstellenden en het aftasten van de mogelijkheden tot samenwerking, voegde zich nog een Portugese gehandicaptenorganisatie bij de samenwerkende partners.
Plannen Op 15 en 16 maart jl. vond in Rotterdam de afsluiting van de eerste fase van WIDE plaats, waarin de deelnemende organisaties het gewenste vervolgproject vaststelden. WIDE zal zich met name richten op het voorlichtingsmateriaal dat gemaakt wordt in het kader van de uitbreiding van de Europese Unie. Niet alleen is dit een onderwerp dat de komende vijf jaar uitgebreid op de politieke agenda zal staan, het is ook bij uitstek een onderwerp dat over ‘gewone men1
pagina 8
COM (2001) 354 def
We Imagine Diversity sen’ gaat en zich richt op het brede publiek. De angst voor bijvoorbeeld de vermeende ‘stromen’ werknemers uit de toetredingslanden, mensenhandel en grensoverschrijdende criminaliteit zullen daarbij aandacht krijgen, en dan ligt – positieve, maar zeker ook negatieve – stereotypering voor de hand. Dat lijkt een uitgelezen kans voor WIDE.Daarnaast zal WIDE in de toekomst ruime aandacht besteden aan het versterken van de onderlinge band tussen organisaties die actief zijn op het terrein van discriminatiebestrijding. Met name zal WIDE volgen of en hoe zij er in slagen werkelijk invloed te verkrijgen op bronnen van informatievoorziening. Want dat het mogelijk is zodanig samen te werken met overheden – in dit geval de Europese Commissie en het Parlement – zodat in al het materiaal negatieve stereotypering
and Equality (WIDE) wordt voorkomen en positieve beeldvorming gestimuleerd, is verre van vanzelfsprekend. Uiteindelijk zal WIDE een toolkit produceren waarmee makers van publieke informatie en vertegenwoordigers van gediscrimineerde groepen ervoor kunnen zorgen dat diversiteitsbeleid gemainstreamd wordt in de publieke informatie. Wanneer de plannen voor het vervolgtraject op 1 april 2002 in Brussel liggen, valt uiterlijk per 1 juni een beslissing. Van de 75 projecten die momenteel op het gebied van bestrijding van discriminatie door de Europese Commissie gefinancierd worden, moeten er dan maar liefst vijftig afvallen. Hopelijk is WIDE daar niet bij!
Partners in WIDE: Nederland
Finland
Portugal
• E-QUALITY, Experts in gender en
• SETA (homo/lesbische organisatie)
• Associacao Portuguesa de Deficientes
etniciteit • LBL, Expertisecentrum Leeftijd en Maatschappij • LBR, Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie
(gehandicaptenorganisatie)
Willemien Ruygrok
pagina 9
INTERVIEW De Europese Vrouwenlobby
Mary McPhail: actief achter de schermen… Brussel kent eigenlijk maar één organisatie die systematisch en officieel opkomt voor alles wat met vrouwen te maken heeft: de in het Frans en Engels opererende ‘European Women´s Lobby’ ofwel de ‘Lobby Européen des Femmes’. Wie gaan er achter die mooie namen schuil en wat doen ze in Brussel?
Aan het woord is Mary McPhail, een gedecideerde Ierse die het NGOwereldje in de Europese hoofdstad kent als geen ander. Jarenlang was ze secretaris-generaal - het soort ronkende titel dat in Brussel gebruikelijk is voor een coördinator of directeur - van de European Public Health Association, tot zij in mei 2000 bij de Lobby aantrad. “Het was hoog tijd dat hier weer iemand de teugels in handen nam. De Lobby had zo’n negen maanden zonder leiding gezeten, nadat mijn voorgangster op aandringen van de nieuwe Europese Commissaris voor Sociale Zaken haar nieuwe kabinet was komen versterken. Dat was leuk voor Diamantopoulou, maar minder voor de Lobby. Naast mij werken hier zeven vrouwen, die allemaal eigen werkterreinen hebben. Daarbij komt toch nog heel wat coördinatie kijken die niet van de lidorganisaties kan komen.” Hoe lukt het jullie eigenlijk om een kantoor met acht medewerkers overeind te houden? McPhail: “De lidorganisaties leveren bijna twintig procent van ons budget. We krijgen nog wat geld uit andere bronnen maar het leeuwendeel komt van een jaarlijkse subsidie van de Europese Commissie zelf, zo’n 650.000 euro per jaar. Daar kunnen wij heel wat voor doen, want behalve met de Europese Unie houden we ons ook nog bezig met de VN en de Raad van Europa. Er zijn zoveel kwesties waar gender een rol bij speelt....” Tevreden, dus? Haar aanstekelijke lach schalt door het kantoor. “Nee hoor, tenslotte is de emancipatie nog lang niet voltooid. Wensen genoeg op lobbygebied. Het is ons bijvoorbeeld nog niet goed gelukt om het geld van de Commissie ook voor het aanhalen van de banden met vrouwenorganisaties in Midden- en Oost-Europa te mogen gebruiken. Dat mag niet en daarvoor moeten dan weer andere potjes aangesproken worden. Maar gezien de komende uitbreiding en de actuele discussie over de toekomst van Europa is het natuurlijk van enorm belang om ook de stem van vrouwen uit de nieuwe toetredingslanden te horen. Dus we werken er aan.” Waar bestaat dat lobbyen in Brussel nu eigenlijk uit? Het is duidelijk dat hier een vrouw zit die het klappen van de zweep kent en van haar werk houdt. Haar gezicht licht op als ze vertelt: “Kort gezegd is lobbyen het beïnvloeden van de beslissers. Dat doen we met alle middelen die ons doel naderbij kunnen brengen.“ Ze moet er vervolgens zelf om lachen: “Voor zover wettelijk toegestaan dan natuurlijk.”
pagina 10
Wat moet een gewoon mens zich voorstellen bij al die mogelijke middelen? Mary McPhail: “Wij volgen de Europese ontwikkelingen - dus de afspraken, voornemens, plannen, actieprogramma’s, wetsvoorstellen op de voet en kijken waar de aangrijpingsmomenten liggen om in actie te komen. Die actie kan in Brussel bestaan uit werk richting Europese Commissie of werk richting Parlement. Uit een gesprek met een ambtenaar of parlementslid bijvoorbeeld, om ons standpunt toe te lichten en ze te overtuigen van de juistheid ervan. Uit het inspreken bij hoorzittingen of het woord voeren bij vergaderingen. Heel vaak door ‘briefing papers’ of ‘position papers’ op te stellen en te bezorgen bij beleidsambtenaren en beslissers. En ook door met Europese commissarissen of hun kabinet te spreken. Wat daarbij trouwens wel helpt is dat wij een speciale status als waarnemer bij alle Europese Instellingen hebben. We worden dus meestal ook vroegtijdig en als aparte organisatie op de hoogte gebracht. Bovendien zijn we de enige brede vrouwenorganisatie hier die al dit politieke werk doet. We hoeven onze status dus niet te delen, zoals bijvoorbeeld bij andere belangenorganisaties wel eens het geval is. Wij zijn geen koepel waarvan de leden afzonderlijk ook al in Brussel lobbyen. Onze leden zitten in de lidstaten. En de Ministerraad? Die neemt toch uiteindelijk de besluiten? “De Raad is een ander verhaal. Idealiter zorgen de vrouwenorganisaties in de lidstaten voor het bewerken van hun eigen regering en parlement. De Ministerraad is niet iets wat je er als nationale club even bijdoet, daarom hebben we daarvoor een speciale overleggroep van deskundigen, die in actie komt als dat nodig is. En om te zien of het allemaal wel goed gaat zijn we ook waarnemer bij het zogeheten Raadgevend Comité voor de Gelijke Kansen, dat bestaat uit een afvaardiging van nationale experts en die de Raad van advies dient. Maar ja, uiteindelijk gaat de Raad toch zijn eigen gang, dus verder dan loze woorden komt gender mainstreaming vaak niet.” In hoeveel landen doen die lidorganisaties dat? Hoeveel leden heeft de EWL eigenlijk? “Wij hebben leden in alle lidstaten, meestal één koepel per land, maar soms meer, zoals in België of Nederland. Bovendien hebben we twee soorten lidmaatschap. Geassocieerde leden, waarmee we informatie uitwisselen en volledige leden, die contributie betalen en wel stemrecht hebben op onze vergaderingen. Uiteindelijk vertegenwoordigen we via die koepels wel 3000 vrouwenorganisaties. Maar in eigen land opereren ze onder de eigen naam, zodat we lang niet overal in Europa bekend zijn.”
INTERVIEW
Wat zijn nu de meest actuele kwesties in Europa? McPhail: “Sinds bij het Verdrag van Amsterdam vastgelegd is dat de Unie naar gendergelijkheid moet streven hebben we geen ánder, maar wel méér werk gekregen. De herziening van Richtlijn 76 bijvoorbeeld, over gelijke behandeling in het arbeidsproces en de consequenties van artikel 13 rond het non-discriminatiebeleid op ongelooflijk veel gronden. We houden ons ook steeds meer met mensenrechtenkwesties bezig. Vrouwenhandel, geweld tegen vrouwen, asielproblemen, de positie van vrouwen in Midden- en Oost-Europa. We hebben veel gedaan om de conferentie van Afghaanse vrouwen in Brussel mogelijk te maken, in de marge van de regeringsformatie die de VN in Bonn tot stand probeerde te brengen. We hebben veel aan het opstellen van de Europese Grondrechten gedaan, we bemoeien ons flink met de Europese Werkgelegenheidsstrategie en de laatste maanden is het debat over de toekomst van de Europese Unie weer heel actueel, vooral nu Giscard d’Estaing daar als voorzitter van de zogeheten ’Conventie’ vaart achter gaat zetten. En ook daar hebben we weer een speciale positie.” En de successen, de gouden tip? De secretaris-generaal kijkt wat zuinig. “Voor politieke lobby in Europa heb je een lange adem nodig en dan nog is het vaak moeilijk te zien wie wat heeft bijgedragen. Maar heel belangrijk is: weet wat je wilt! Als je dat weet, ken je je aangrijpingsmomenten. Als die drie jaar geleden lagen moet je er weinig energie in steken. Als ze in het nú liggen kun je er tegenaan, maar daar moet je wel een optimist voor zijn. En blijven!
In Nederland bestaat de Vrouwenlobby uit vertegenwoordigers van de Vrouwen Alliantie en de Nederlandse Vrouwenraad. Het voorzitterschap van de Vrouwenlobby Nederland rouleert tussen deze twee organisaties. In het bestuur van de Europese Vrouwenlobby zitten namens Nederland momenteel twee vrouwen: Hellen Felter namens de Vrouwen Alliantie (
[email protected]) en Rita Naloop namens het European Network for Intercultural Action and Exchange (AKWAABA). De laatste is tevens vicepresident (
[email protected]) De Europese Vrouwenlobby is te vinden op het internet:
www.womenlobby.org In het Raadgevend Comité voor de Gelijke Kansen zit namens Nederland een ambtenaar van DCE, Flora van Houwelingen (
[email protected]). Nederland heeft recht op twee zetels in het Raadgevend Comité, maar ondanks herhaald aandringen vanuit de vrouwenbeweging weigert de Nederlandse regering die tweede zetel op te vullen.
Hanneke de Bode
pagina 11
Verzoeningsprocedure
in werking getreden
Gelijke behandeling in het arbeidsproces:
Europees Parlement dreigt eigen hand te overspelen De zogenaamde ‘tweede richtlijn’ betreft het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding, de promotiekansen en de arbeidsvoorwaarden. De richtlijn dateert uit 1976 en kon dus wel een herziening gebruiken. De Europese Commissie heeft dan ook in de zomer van 2000 een voorstel ingediend1, dat inmiddels al twee keer door het Europees Parlement behandeld is. Omdat noch de Commissie noch de Raad bepaalde amendementen van het Parlement wil overnemen, is nu de conciliatie- of verzoeningsprocedure in werking getreden. Wanneer ook dat niet tot resultaat leidt is het hele voorstel van tafel. In de hele geschiedenis van de gelijke behandelingswetgeving is een dergelijke procedure overigens nog niet eerder voorgekomen.
Voorstel Europees Parlement
Conflict Raad en Parlement
Bij de aanpassing van de richtlijn – die er inmiddels vijfentwintig jaar trouwe dienst op heeft zitten – aan nieuwe ontwikkelingen, wilde de Europese Commissie er ook een verbod op seksuele intimidatie in opnemen. Heidi Hautala, de Finse rapporteur2 voor de Commissie Rechten van de Vrouw van het Europees Parlement, wil nog méér wijzigen in de richtlijn, en het Parlement steunt haar daarin. Positieve actie, uitbreiding van de mogelijkheid om werk en zorg te combineren, zorgen dat vaders na een vaderschapsverlof in hun baan terug kunnen komen zijn belangrijke punten op het verlanglijstje. Ook stelt Hautala voor dat lidstaten instellingen aanwijzen voor de controle op de naleving van het gelijkheidsprincipe en ze ook van voldoende financiële middelen voorzien. Wie seksuele intimidatie meldt moet beschermd worden, evenals eventuele getuigen. Ook wordt een nieuwe definitie van directe en indirecte discriminatie voorgesteld.
Tijdens het Belgische voorzitterschap zijn Parlement en Raad het niet eens kunnen worden. Gezien de verwachting dat het Spaanse voorzitterschap dit onderwerp zal willen afronden en een conflict zal willen voorkomen, zal het Parlement uiteindelijk wel water bij de wijn moeten doen. En eerlijk gezegd: dat is ook om inhoudelijke redenen wenselijk. Het Parlement is bijvoorbeeld met weer een andere definitie van directe en indirecte discriminatie gekomen; in het kader van het stroomlijnen van regelgeving en duidelijkheid voor de burger geen goede zaak. De European Women Lawyers Association heeft er ook bij het Parlement op aangedrongen in te stemmen met de door de Raad gehanteerde definitie omdat die meer bescherming biedt aan slachtoffers van discriminatie3. Het Parlement wil ook de mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren wel erg vergaand regelen. De Commissie is van mening dat lidstaten de vrijheid moeten hebben om dat aan te laten sluiten bij de nationale situatie.
Inzet EU-QUALITY In het voorjaar van 2001 heeft EU-QUALITY al kenbaar gemaakt wat de inzet van de Nederlandse regering in de Raad zou moeten zijn. Er is toen flink gehamerd op het feit dat er in twee richtlijnen op grond van artikel 13 al definities staan over directe en indirecte discriminatie, die nu dan ook systematisch gehanteerd zouden moeten worden. De situatie wordt anders voor mensen die zich gediscrimineerd voelen wel héél onoverzichtelijk. Daarnaast heeft EU-QUALITY aandacht gevraagd voor het feit dat de Commissie slechts voorstelt om ‘seksuele intimidatie’ op te nemen, terwijl als de term ‘intimidatie’ gehanteerd zou worden, daar ook iets als ‘lastig vallen’ onder kan worden verstaan.
Ondemocratische procedure Momenteel worden er - deels achter gesloten deuren - besprekingen gevoerd tussen de Raad en het Europees Parlement (zie kader voor procedure). Maar volgens de regels van het spel wordt de parlementaire delegatie niet geleid door bijvoorbeeld de nieuwe voorzitter van de Commissie Rechten van de Vrouw, Karamanou, of door rapporteur Hautala, maar door de Duitse Christen-democraat Friedrich. Een man die zich nog nooit heeft onderscheiden op het terrein van gelijke behandeling. Omdat ook de besprekingen van de Raad achter gesloten deuren plaatsvinden zijn er bij deze procedure wel vraagtekens te zetten. Toch verwacht men dat er op de mei-vergadering in Straatsburg een onderhandelingsresultaat ligt waar iedereen zich in vinden kan. Mocht dat níet het geval zijn, dan is het hele voorstel van tafel en kan de wetgevingsprocedure opnieuw beginnen. Het is daarom te hopen dat het Parlement in dit geval niet blijft overvragen, maar ook dat de Raad blijft vasthouden aan de definities van directe en indirecte discriminatie, zoals vastgesteld in de artikel-13-richtlijnen.
1 2 3
pagina 12
COM (2000) 334 def COM (2001) 321 (eerste lezing) en A5-0358/2001 (tweede lezing) EWLA, position paper directive 076, www.ewla.org
Verzoeningsprocedure
in werking getreden
Medebeslissingsprocedure of Codecisie in 11 stappen 1.
De Europese Commissie doet een voorstel aan het Parlement en de Raad. Het Parlement geeft daar een advies over en als de Raad het daarmee eens is (gekwalificeerde meerderheid), is het besluit genomen.
2.
Als de Raad het niet met het advies van het Parlement eens is, geeft de Europese Commissie zijn mening over het standpunt van de Raad en stuurt dat naar het Europees Parlement. Het standpunt van de Raad heet ‘Gemeenschappelijk Standpunt’ (GS).
3.
Als het Parlement het alsnog met de Raad eens is, is de zaak beklonken, maar…
4.
Wanneer het Parlement het GS van de Raad verwerpt is de zaak van tafel.
5.
Indien het Parlement het GS amendeert (met een absolute meerderheid) moet de Europese Commissie een standpunt innemen over hetgeen het Parlement heeft besloten.
6.
Dan is het woord weer aan de Raad die de amendementen van het Parlement (unaniem) kan overnemen. De zaak is dan alsnog beklonken.
7.
Als de Raad niet akkoord gaat wordt er een Bemiddelingscomité in het leven geroepen. Dit heet de conciliatie- of verzoeningsprocedure.
8.
Wanneer dit Comité er niet uitkomt is het voorstel alsnog van tafel.
9.
Komt er wel een compromis op tafel, dan gaat dat zowel naar de Raad als naar het Parlement.
10. Het Parlement moet het compromis met een gewone meerderheid steunen, de Raad met een gekwalificeerde meerderheid. Als dat niet het geval is, is het einde oefening. 11. Gaan beide akkoord, dan is dat de tekst van de richtlijn.
Laatste nieuws Op 21 februari jl. heeft de eerste conciliatiebijeenkomst plaatsgevonden, waar geen overeenstemming is bereikt. De Raad en de Commissie hadden een totaalpakket uitgedacht en wilden dat er doorheen jagen, maar het EP heeft dat niet aanvaard. Er zijn door de Commissie vijf compromissen ingediend waar de Raad min of meer mee kan instemmen. Het EP kan, met enkele wijzigingen, met drie ervan instemmen. Bottleneck is onder meer of zwangerschapsverlof van vijftien weken, adoptie-verlof van een paar dagen en bepaalde vormen van ouderschapsverlof in de herziening meegenomen moeten worden. De vertegenwoordigers van de Christen-democraten (Astrid Lulling en Miet Smet) van de Parlementaire delegatie vinden dat ouderschapsverlof niet bij deze richtlijn moet worden betrokken. In de eerste helft van maart wordt een tweede bijeenkomst gehouden.
Willemien Ruygrok
pagina 13
Gender mainstreaming en volop
ontwikkelingssamenwerking in de belangstelling
Langzaam weer een golfje Eind vorig jaar publiceerde E-QUALITY een position paper over gendergelijkheid en ontwikkelingssamenwerking binnen de Europese Unie. Minister Evelien Herfkens van Ontwikkelingssamenwerking waardeert de “kritische belangstelling voor de voortgang van het Europese genderbeleid” die E-QUALITY hierin ten toon spreidt. Ook in andere adviezen klinkt de mening van E-QUALITY door. Deze vernieuwde aandacht geeft hoop.
Op verzoek van Europarlementslid Maria Martens (CDA) stelde E-QUALITY eind vorig jaar een position paper op over gendergelijkheid en ontwikkelingssamenwerking (zie ook E-QUALITY Matters nr. 11). Sinds de opheffing van het Vrouwenberaad Ontwikkelingssamenwerking was er weinig aandacht voor deze thematiek. De position paper is inmiddels goed ontvangen. De Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking Evelien Herfkens reageerde uitgebreid en positief. Zij schrijft: “Maar vooral wil ik wijzen op het belang van de inzet van menskracht (met name genderexpertise) en de betrokkenheid van de functionarissen op alle niveaus in de organisatie bij de integratie van gendergelijkheid in hun werk. De Europese Commissie formuleert in het actieprogramma hierover operationele beleidsvoornemens. Ik deel uw mening dat zoiets goed is, want hierdoor wordt het risico kleiner dat mainstreaming leidt tot het onder het tapijt schuiven van het beleid over gendergelijkheid.” Ook zegt de minister in haar brief toe er in de Europese Raad op toe te zullen zien dat de Europese Commissie gender mainstreaming in ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk in haar werk meeneemt. Maria Martens zelf noemde het position paper een “buitengewoon goed commentaar” en heeft vele elementen ervan in haar ontwerpverslag voor het Europees Parlement gebruikt, dat het Europese Parlement in maart zal behandelen. Onder voorzitterschap van ex-premier Ruud Lubbers heeft ook de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) advies aan de regering uitgebracht. Evenals E-QUALITY is de AIV van mening dat de definitie van gendergelijkheid die de Nederlandse regering hanteert, bijvoorbeeld in de Begrotingsbrief Emancipatiebeleid 2001, niet adequaat is. De AIV stelt voor - alweer E-QUALITY volgend in plaats daarvan de definitie van de Raad van Europa te hanteren: “Het (re)organiseren, verbeteren, ontwikkelen en evalueren van beleidsprocessen zodanig dat de actoren die doorgaans het betreffende beleid vormgeven een genderperspectief inbouwen in al het beleid.” De beste strategie voor integratie van het genderbeleid, zo vindt de AIV, is het samenbrengen van het algemene beleid en het genderbeleid. De raad doet dan ook aanbevelingen voor zowel de interne (binnen het departement) als voor de externe integratie van gendergelijkheid (uitvoering van het beleid). Zo wordt voorgesteld om bij duurzame armoedebestrijding genderbudgettering in de nationale begrotingen te stimuleren. Ook zou Nederland bij alle internationale conferenties en in beleidsdagen met partnerlanden consequent aandacht voor dit onderwerp moeten vragen.
pagina 14
Tot slot raadt de AIV aan om expliciete steun te geven aan de gendergerichte initiatieven op het terrein van goed bestuur en om gendergelijkheid in het mensenrechtenbeleid als essentieel element te beschouwen, in het bijzonder met het oog op de bestrijding van vrouwenhandel. Het advies bouwt daarin duidelijk voort op het rapport ‘Emancipatie in de Hoofdstroom’ van de Tijdelijke Expertisecommissie Emancipatie in het Nieuwe Adviesstelsel (TECENA). Ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken zelf is in de pen geklommen. Het ministerie schreef een zogeheten ‘fact sheet’, waarin voor een breed publiek wordt uitgelegd wat gender mainstreaming is en op welke wijze het ministerie daaraan vormgeeft. De definitie is kort: “Gender mainstreaming is een manier van rekening houden met de verschillende belangen en behoeften van mannen en vrouwen in beleid en besluitvorming.” Vervolgens staan er in de fact sheet een aantal concrete activiteiten die binnen het beleid van het ministerie vallen, zoals de inzet van het Vrouwenfonds of de aanpassing van de registratie in de kadasterwetgeving in Guatemala, zodat ook vrouwen eigendom kunnen verwerven. Al met al is er dus veel belangstelling voor gender mainstreaming binnen het internationale beleid van de EU. Misschien komt er l angzaam weer een golfje.
Willemien Ruygrok 1 2 3 4
Brief d.d. 17 januari 2002 Ontwerpverslag d.d. 10 janauri 2002, 2001/2193 (COS) Emancipatie in de hoofdstroom, TECENA, december 2000 Gender mainstreaming, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag, januari 2002
E-QUALITY’s position paper is te vinden op de website www.e-quality.nl of aan te vragen bij E-QUALITY. Het rapport van Maria Martens staat op de website van het Europees Parlement www.europarl.eu.int De fact sheet van Buitenlandse zaken vindt u op www.minbuiza.nl en is te bestellen bij de Directie Sociale en Institutionele ontwikkeling, afdeling Vrouwen en Ontwikkeling, Postbus 20061, 2500 EB Den Haag,
[email protected]
INTERVIEW Helma Lutz: ‘Grensganger op een kruispunt’ De Duitse sociologe en onderwijskundige Helma Lutz woont sinds 1985 in Nederland, maar werkt op dit moment in Münster. Ze is een ‘universiteitsnomade’, echter niet uit vrije wil, zoals bijna geen enkele nomade. De tijdelijke contracten nopen haar tot een voortdurende mobiliteit. Een ‘grensganger’ zijn is echter niet zozeer nadelig, maar juist inspirerend. “Het is heel boeiend om verschillende perspectieven op hetzelfde thema tot je te kunnen nemen. Het is niet makkelijk, maar wel interessant.”
Helma Lutz heeft onder meer gewerkt bij het voormalige Centrum voor Etnische Studies in Amsterdam, bij Vrouwenstudies in Utrecht en als gasthoogleraar in Frankfurt. Ze heeft maar liefst twee proefschriften op haar naam staan: een proefschrift over Turkse intermediaires in Nederland en in Duitsland en een zogenaamd ‘Habilitationschrift’1 over migratie als sociale erfenis. Op het moment houdt ze zich naast biografieonderzoek ook bezig met de opkomst van ‘de nieuwe dienstmeisjes’. Haar ruim twintigjarige wetenschappelijke carrière tekent zich door thema’s die met sociale ongelijkheden en machtsrelaties te maken hebben. “Ik vind deze thema’s spannend omdat ze op het snijvlak van twee disciplines liggen, namelijk migratie- en genderstudies. Hierin komen veel verschillende velden samen: arbeidsmarkt, onderwijs, sociale verdelingsvraagstukken, mobiliteit. Het gaat ook over identiteit: wat betekent het om te verhuizen, te vertrekken, om transnationale familieverbanden te hebben? Het intergenerationeel aspect aan migratie vind ik ook interessant: migratie als sociale erfenis. Hoe vindt de overdracht van de migratie-ervaring plaats? De ene generatie heeft het meegemaakt, de andere niet, maar ondervindt er wel de gevolgen van. Het mooist kun je deze verknoping terugzien in de levensverhalen van mensen.” Zie je grote verschillen tussen het begin van je wetenschappelijke carrière en nu? “Ja en nee. Ja, omdat ik zie dat onderwerpen als migratie en multiculturaliteit langzaam maar zeker opgenomen worden in vrouwenstudies. Dat is heel stroef gegaan, maar er is nu bijvoorbeeld een leerstoel gender en etniciteit ingesteld. Toen ik begon was ik samen met enkele anderen als een soort pionier aan het vechten voor een perspectiefwisseling in de visie op migratie in vrouwenstudies. Met name vrouwen werden over het algemeen als zielig gezien en niet in staat te integreren. Wij hebben de dominante blik ter discussie gesteld en geprobeerd de focus om te keren. Zie bijvoorbeeld de Internationale Vrouwenuniversiteit die twee jaar geleden in Hannover plaatsvond. Daar kwamen zo’n 1000 studenten uit de hele wereld op af. Voor de duur van drie maanden hebben wij de vakgroep Gender & Migration van de grond gekregen. Het was voor het eerst in Duitsland dat deze twee vraagstukken geïntegreerd werden. En nee, ik zie geen grote verschillen in vergelijking met het begin van mijn wetenschappelijke carrière als ik kijk naar migratiestudies. Vrouwenstudies is veel opener geweest dan migratiestudies. Daar heeft nauwelijks een perspectiefwisseling wat betreft de combinatie Vrouwen & Migratie plaatsgevonden. Noch in Nederland noch in Duitsland. Zeker niet in de mainstream van migratiestudies. De autoriteiten blijven hangen in de paradigma’s van hun disciplines, zoals traditionele ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid (mannelijke pioniers – vrouwelijke volgelingen of gezinsherenigers); ze zien de noodzaak niet in om het genderperspectief te integreren.”
1
Proefschrift ter verwerving van het recht tot doceren aan een universiteit (red.)
pagina 15
Machtsbolwerken Lutz heeft samen met Gloria Wekker de term kruispuntdenken in Nederland geïntroduceerd. Het is een vertaling van het Amerikaanse intersectionalisme. “Kruispuntdenken is nieuw als term, maar het is niet nieuw dat mensen zich daarmee bezig houden. In Cultural Studies wordt al langer gekeken naar de overlap in sekse, etniciteit, klasse, nationaliteit. Wat daar misschien nog ontbreekt is het besef dat klasse altijd ‘gegenderd’ is, en dat etniciteit een klassenaspect heeft enzovoort.” Dus kruispuntdenken is niet ten volle uitgedacht. “Ja, dat klopt. De meeste mensen vinden het heel moeilijk. Het is ook heel moeilijk.” In haar eigen onderzoek naar ‘de nieuwe dienstmeisjes’ komen door een kruispuntbenadering verbanden naar voren, die anders niet zo snel gelegd zouden worden. Een van de redenen van het groeiend aantal dienstmeisjes in het Westen is de stijging van het aantal autochtone vrouwen op de arbeidsmarkt dankzij emancipatieprocessen. Maar die emancipatie is niet geheel ‘zuiver’. “Cleaning, cooking and caring, blijkt ondanks alle emancipatieretoriek nog steeds vrouwelijk te zijn. Hoe combineren vrouwen zorg en werk? Niet door de zorg eerlijk te verdelen tussen man en vrouw, zoals het plan was, maar door het over te laten aan een andere vrouw.” Dat is de genderfactor. De klassenfactor is te vinden in het feit dat het mensen met geld zijn die (illegale) dienstmeisjes uit bijvoorbeeld Oost-Europa (de etnische factor) in huis nemen. Waar het geld niet zo rijkelijk vloeit, springt indien mogelijk een familielid bij (vaak ook een vrouw). “De delicate machtsverdeling is de kern. De emancipatiegedachte is dat overal vrouwen vertegenwoordigd moeten zijn, dat de instituten een afspiegeling moeten zijn van de samenleving. Op die manier krijg je wel een representatie van hoger opgeleide vrouwen in machtsbolwerken, maar voor welke prijs; wat zit eronder? Deze professionele dames detacheren hun zorgtaken gedeeltelijk aan een andere vrouw. Hoe is die hoogopgeleide geëmancipeerde vrouw in het machtscentrum gekomen en hoe kan ze daar blijven? Dat kan ze niet zonder dat nieuwe sociale ongelijkheden ontstaan. En dat is het probleem.”
INTERVIEW
Hoe maak je kruispuntdenken uitvoerbaar in de praktijk voor beleidsmakers? “Beleid zou meer oog moeten hebben voor verschillende verschillen. In Nederland heb je het concept ‘beleid op maat’. Als je dit als uitgangspunt hebt, moet je ook echt al die verschillen meenemen. Dat gebeurt echter nog niet. Het zijn mooie woorden, maar er is nog weinig kijk op de ingewikkeldheid van de relaties in de samenleving. Er is een tekort aan visie. Het is belangrijk om de vertaalslag van theorie naar praktijk te maken. E-QUALITY zou hieraan een bijdrage kunnen leveren. Het kost wel veel werk. En het is heel contextafhankelijk; er zijn steeds andere vragen in het geding. Ambtenaren moeten leren oog te hebben voor meer dan hun eigen hokje. Ook is er weinig samenwerking tussen de departementen. E-QUALITY kan een frame bieden om rond de tafel te zitten. Perspectiefwisseling vindt namelijk plaats in gesprek met een ander.” “Het idee is dat vrouwen meer in machtsposities moeten komen en dan komt het vanzelf wel goed. Maar het komt helemaal niet vanzelf goed. Je mag niet uit het oog verliezen dat er ook andere verschillen zijn, en dat door globalisering en andere processen de kloof tussen arm en rijk groter wordt. In je eigen samenleving, maar met name tussen het Westen en de rest van de wereld. Ik ben erg geschrokken van de vergroting van de kloof tussen migranten en autochtonen. Het zijn nu verkiezingsonderwerpen die zich goed lenen voor ‘moral panic’. Wat eronder ligt is de angst voor de islam, de angst om onder islamitische wetgeving te komen. Het is een trend in Europa om ‘het eigen volk (‘wij als autochtone Europeanen’) eerst’ te denken. Maar je kan er niet omheen; immigranten heb je ook nodig, want anders krijg je een verouderde samenleving. Daarom is een goed immigratiebeleid hard nodig. Er is een te groot verschil tussen arm en rijk. Als wetenschapper kan ik niet anders dan de verschillen duidelijk maken.”
Kruispuntdenken ‘Iedereen is gesitueerd op een aantal belangrijke assen van maatschappelijke betekenisgeving, zoals gender, etniciteit, klasse, seksualiteit en nationaliteit’ (Wekker en Lutz in Caleidoscopische Visies, 2001). Dit betekent dat iedereen altijd tegelijkertijd niet alleen een vrouw of man is, maar een vrouw of man met een bepaalde etniciteit, klasse, seksuele voorkeur en nationaliteit. Het bestuderen van bijvoorbeeld alleen gender zal de samenhang die het heeft met al die andere assen verhullen.
Soula Notos
pagina 16
Aktieplan: van racisme en onderdrukking
genderspecifieke vormen opsporen en bestrijden
VN-Wereldconferentie tegen Racisme: terugblik en follow-up De VN-Wereldconferentie tegen Racisme, Rassendiscriminatie, Vreemdelingenhaat en Aanverwante Onverdraagzaamheid (WCAR), die van 31 augustus tot en met 8 september 2001 plaatsvond in Durban, Zuid-Afrika, en het NGO-forum dat eraan vooraf ging, deden veel stof opwaaien. Belangrijke uitkomsten van de conferentie zijn onder andere dat racisme erkend wordt als een globaal probleem, dat slachtoffers van racisme, zoals de Dalits (de kastelozen in India) zich voor het eerst publiekelijk konden uiten op een VN-conferentie, en dat slavernij en de transatlantische slavenhandel voor het eerst erkend zijn als ‘misdaad tegen de menselijkheid’. Het vervolg in Nederland zal onder andere bestaan uit een Nationaal Aktieplan en een Nationaal Platform voor overleg en samenwerking tegen Racisme en Discriminatie.
In de aanloop naar de WCAR bleek dat vooral het onderwerp financiële compensatie voor historisch onrecht (slavernij en kolonialisme) en de Midden-Oostenproblematiek, de conferentie zouden gaan beheersen. Zowel de Nederlandse regering als de EU was van mening dat de problemen in het Midden-Oosten niet op de conferentie thuishoorden en dat het vredesproces niet bij een discussie over dit onderwerp en een veroordeling van Israël gebaat was. E-QUALITY en het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) riepen via een persbericht alle deelnemers van de conferentie op om zich niet in te laten met pogingen om de conferentie van zijn eigenlijke doelen af te houden. Ook de aandacht van de media ging tijdens de WCAR grotendeels uit naar de slavernij- en Midden-Oostenproblematiek, waardoor onderwerpen als institutioneel racisme, intersectionele discriminatie, globalisering, restrictief vreemdelingenbeleid en racisme en de positie van onderdrukte groeperingen in de pers onderbelicht bleven. Hierover werd echter wel degelijk uitgebreid gesproken. Zo betuigde minister Van Boxtel van Grote Steden- en Integratiebeleid in zijn toespraak namens de Nederlandse regering diepe spijt voor het Nederlandse slavernijverleden. Hij erkende dat in het verleden grote fouten zijn gemaakt en sprak de hoop uit door herziene geschiedschrijving de nieuwe generatie te voorzien van meer objectieve informatie. Daarnaast riep hij op tot het ontwikkelen van een Nationaal Aktieplan ter implementatie van de uitkomsten van Durban en vroeg hij aandacht voor de kastelozen en voor vormen van intersectionele (meervoudige) discriminatie. Ook de blik van E-QUALITY was tijdens de conferentie gericht op intersectionele discriminatie. Rassen- en genderdiscriminatie worden nog vaak gezien als elkaar wederzijds uitsluitende problemen. Een intersectionele analyse brengt echter meervoudige vormen van uitsluiting in kaart en geeft inzicht in de interactie tussen twee of meer vormen van discriminatie en de manier waarop zij elkaar beïnvloeden en versterken. In de Gendercaucus tijdens de WCAR en in verschillende workshops werd het belang benadrukt van een intersectionele analyse en werden verschillende praktijkvoorbeelden gegeven. Regeringen dienen te werken vanuit zo’n analyse zodat meervoudige vormen van discriminatie beter worden herkend en effectiever kunnen worden bestreden
pagina 17
Slotverklaring Na afloop van de conferentie ontstond onenigheid over de inhoud en opzet van de slotteksten, aangezien paragrafen die handelden over slavernij en kolonialisme waren verplaatst of uit de tekst gehaald. Daarom kon pas op 31 december 2001 de tekst van de Slotverklaring en het Actieprogramma van de WCAR worden geaccordeerd en gepubliceerd. De Slotverklaring bevat een oproep aan de landen die zich aan slavenhandel schuldig maakten om zich te verontschuldigen. Slavernij wordt als ‘misdaad tegen de menselijkheid’ erkend. Een veroordeling van Israël, zoals de Arabische landen wilden, is niet in het document opgenomen. Wel wordt het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen erkend. Ten aanzien van intersectionele discriminatie wordt erkend dat racisme, onderdrukking en uitsluiting voor vrouwen iets anders betekent dan voor mannen. Met name vrouwen uit kwetsbare sociale groeperingen kunnen tegelijkertijd het slachtoffer zijn van genderen rassendiscriminatie. De verklaring noemt uiteenlopende voorbeelden waarbij meervoudige discriminatie een rol speelt: de kwetsbare positie van vrouwen die op de vlucht zijn voor geweld, (seksuele) uitbuiting van vrouwen als gevolg van mensenhandel uit ontwikkelingslanden, de onevenredige gevolgen van sociaal-economische uitsluiting van vrouwen, raciaal gemotiveerd seksueel geweld tegen vrouwen in oorlogssituaties en discriminerende wetten en beleidspraktijken waar vooral migrantenvrouwen het slachtoffer van zijn. In de slotverklaring worden individuele landen dan ook opgeroepen om in eigen land genderspecifieke vormen van racisme en onderdrukking op te sporen, zodat deze kunnen worden bestreden.
Vervolgtraject Tevens worden aanbevelingen gedaan die moeten leiden tot het volledig uitbannen van discriminatie en rassenhaat en worden landen opgeroepen tot het komen van Nationale Aktieplannen, ter implementatie van de uitkomsten van de WCAR. Tijdens de Nederlandse debriefing die E-QUALITY en het LBR organiseerden op 11 oktober jl. in het kader van de implementatie van Durban, werden diverse NGO’s in de gelegenheid gesteld om aandachtspunten voor het Nederlandse Nationale Aktieplan naar voren te brengen. Onderwerpen die hierbij ter sprake kwamen waren onder andere: internationale instrumenten ter bestrijding van rassendiscriminatie, nationale juridische instrumenten, intersectionele discriminatie, het vreemdelingen- en vluchtelingenbeleid, slavernij, slavenhandel en reparaties, onderwijs, gezondheidszorg en de media.
Aktieplan: van racisme en onderdrukking
Daarnaast had minister Van Boxtel al bij de tweede Burgerzaalconferentie op 18 april 2001 aangekondigd het initiatief te zullen nemen voor de oprichting van een Nationaal Platform voor overleg en samenwerking tegen Racisme en Discriminatie (NPRD). Dit platform is bedoeld als een periodiek ontmoetingspunt voor de uitwisseling van gedachten en de afstemming van initiatieven. In het NRPD zullen landelijke vertegenwoordigers van overheid en maatschappelijke organisaties met een gezamenlijke agendastelling deelnemen. Tevens zal aandacht worden besteed aan groepen die slachtoffer kunnen worden van meervoudige discriminatie. Welke organisaties deel gaan uitmaken van het Platform is nog niet bekend, wel is al zeker dat het LBR het logistiek secretariaat gaat verzorgen. De uiteindelijke vorm en inhoud zijn echter een verantwoordelijkheid van de regering. Het streven is erop gericht het Platform te installeren op 21 maart, de jaarlijkse antiracismedag. In het NPRD zal ook het Nederlandse Nationale Aktieplan worden besproken.
genderspecifieke vormen opsporen en bestrijden
E-QUALITY en het LBR organiseren op 27 maart 2002 een informatieve NGO-bijeenkomst gericht op de toekomst, waarin het Nationale Aktieplan uitgebreid ter sprake zal komen. In het kader van de implementatie van Durban organiseert E-QUALITY in 2002 een tweetal bijeenkomsten. Begin juni 2002 staat een expertmeeting rond intersectionele discriminatie gepland. De uitkomsten van deze expertmeeting worden meegenomen in de internationale conferentie voor beleidsmakers, politici en NGO’s, die in november 2002 zal plaatsvinden. Meer informatie over deze bijeenkomsten zal de komende maanden beschikbaar zijn via onze website: www.e-quality.nl De volledige tekst van het Slotdocument en het ‘Program of Action’ van de WCAR kunt u onder andere vinden op: www.icare.to Ook de website van het LBR bevat informatie over de WCAR:
www.lbr.nl
Gerla van Ophem
pagina 18
VN-Vrouwenverdrag onder
de aandacht bij kabinetsformatie
Politici CEDAW-sensitief Niet alleen het feit dat de SGP vrouwen uitsluit, maar ook bijvoorbeeld de onzichtbaarheid en discriminatie van zmv-vrouwen duiden erop dat er aan de Nederlandse uitvoering van het VN-Vrouwenverdrag nog wel wat schort. De Tweede-Kamerverkiezingen en de daarop volgende kabinetsformatie zijn momenten bij uitstek om politici en ambtenaren te attenderen op de verplichtingen van het Vrouwenverdrag. Daarom organiseert E-QUALITY op 16 april a.s. een bijeenkomst om het verdrag opnieuw onder de aandacht te brengen.
Het comité van de VN dat toezicht houdt op de uitvoering en naleving van het VN-Vrouwenverdag (CEDAW) heeft afgelopen zomer de Nederlandse regeringsdelegatie, onder wie staatssecretaris Annelies Verstand, gehoord over de voortgang van de implementatie van het Verdrag in Nederland. Naar aanleiding van deze, zoals dat heet, ‘constructieve dialoog’, heeft het comité aangegeven welke beleidsterreinen de komende tijd specifieke aandacht behoeven en een aantal aanbevelingen geformuleerd. Al zijn deze aanbevelingen in tegenstelling tot het Verdrag zelf niet bindend, toch kan Nederland deze niet zonder argumenten naast zich neerleggen. Vooral als het woord ‘urges’ (dringt aan) wordt gebruikt in plaats van ‘recommends’ (beveelt aan), kan Nederland ervan verzekerd zijn dat haar delegatie de volgende keer op het betreffende punt zal worden aangesproken.
Indicatie Het comité was complimenteus over het feit dat wordt ingezet op de implementatie van het Verdrag op drie beleidsniveaus: volledige gelijkheid (van vrouwen en mannen) voor de wet, verbetering van de positie van vrouwen en ondermijning van stereotype beeldvorming. Ook de Nederlandse bijdrage aan de aanpak van vrouwenhandel werd geprezen. Wel is het comité bezorgd over de positie van niet-Europese slachtoffers van vrouwenhandel en zij dringt erop aan dat deze vrouwen alleen naar het land van herkomst worden teruggestuurd als dat absoluut veilig is; zo niet dan moeten zij asiel krijgen of de status van vluchteling. De discriminatie van vrouwen door de SGP is, zoals bekend, een doorn in het oog van CEDAW. Zij acht dit verbod op lidmaatschap van een politieke partij in strijd met het Verdrag. Door de grote belangstelling van de pers voor deze kwestie zijn echter de aanbevelingen op andere beleidsterreinen minder bekend. Zo wil het VN-Comité bij de volgende Nederlandse rapportage statistische gegevens zien, uitgesplitst naar sekse en etniciteit, om inzicht te kunnen krijgen in de implementatie van het Vrouwenverdrag ten aanzien van zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen (zmv-vrouwen). Hun onzichtbare positie baart het comité zorgen en zij wil maatregelen ter bestrijding van discriminatie van zmv-vrouwen, zowel door witte Nederlanders als binnen de etnische groepen. Verder wordt onder meer aangedrongen op de gelijkstelling van fulltime en parttime werkers als het gaat om overwerk, op meer inspanning om het glazen plafond te slechten en wordt aanbevolen naast bestaande projecten (met betrekking tot dagarrangementen en dergelijke) extra maatregelen te nemen om mannen aan de onbetaalde zorg te krijgen. Kortom, de aanbevelingen van CEDAW laten zich lezen als een indicatie dat emancipatie- en nondiscriminatiebeleid nog steeds nodig zijn.
pagina 19
Nieuw kabinet De Directie Coördinatie Emancipatiebeleid (DCE) heeft tot 1 januari 2004 gelden ter beschikking gesteld om meer bekendheid aan het VN-Vrouwenverdrag te geven, zowel onder het publiek als onder deskundigen die beroepsmatig met het Verdrag te maken kunnen krijgen. De Tweede-Kamerverkiezingen en de daarop volgende kabinetsformatie zijn momenten bij uitstek om politici en ambtenaren te attenderen op de verplichtingen die het VN-Vrouwenverdrag met zich meebrengt. Voor NGO’s zijn de onderwerpen die in de aanbevelingen van het VN-comité worden behandeld een goede leidraad om beleidsadviezen te formuleren. Het Clara Wichmann Instituut heeft in het kader van bovengenoemde regeling subsidie ontvangen om een bijeenkomst rond de komende verkiezingen te organiseren, in samenwerking met E-QUALITY en het Humanistisch Overleg Mensenrechten. Deze bijeenkomst zal op 16 april a.s. plaatsvinden in Den Haag. Kamerleden met portefeuilles die raakvlakken hebben met het VN-Vrouwenverdrag worden uitgenodigd, maar ook organisaties, kenniscentra en ambtenaren. De beleidsterreinen waarvoor CEDAW aandacht en maatregelen vraagt zullen in een forum en enkele workshops worden behandeld. De bedoeling is dat de beleidsadviezen die tijdens de bijeenkomst worden opgesteld, de politici ‘CEDAW-sensitief’ houden of maken bij de opstelling van een regeerakkoord en voor de komende vier jaar bij hun parlementaire werk. Voor meer informatie over de bijeenkomst: Clara Wichmann Instituut, telefoon (020) 6684069 en www.e-quality.nl
Ines Orobio de Castro
SIGNALERING Kamerstukken Arbeidsmarkt
Gelijke behandeling
Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over uitvoering van het Raamconvenant inzake multicultureel personeelsbeleid, instroom en doorstroom van etnische minderheden bij grote ondernemingen, 26 november, 27 223, nr. 19.
Notitie omtrent implementatie van EG-richtlijnen Gelijke behandeling in arbeid en beroep en Gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, 18 december, 28 187, nr. 1, A.
Brief van de minister van SZW over de naleving van de Wet SAMEN, 26 november, 27 223 / 27 083, nr. 20.
Gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, wetsvoorstel, 18 december, 28 169, nr.’s 1, 2, 3, A, B; Verslag van de vaste Commissie voor SZW, 14 februari, nr. 4.
Arbeidsmigratie
Gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid, beroep en beroepsonderwijs, wetsvoorstel, 18 december, nr.’s 1, 2, 3, A, B.
Verslag van een algemeen overleg over de kabinetsreactie op het SERadvies ‘Arbeidsmobiliteit in de EU’ en de nota Knelpunten op de arbeidsmarkt en arbeidsmigratie, 21 november, 28 026, nr. 2.
Gelijke beloning
Discriminatie
Verslag van een werkbezoek aan Ottawa, met als doel het verkrijgen van inzicht in het beleid op het terrein van gelijke beloning van de Canadese overheid, 23 november, 28 000 XV, nr. 13.
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met een verhoging van de strafmaat bij structurele vormen van discriminatie, nota naar aanleiding van het verslag, 27 december, 27 792, nr. 5; Verslag van een schriftelijk overleg, nr. 6. Strafbaarstelling discriminatie wegens een handicap, wetsvoorstel, 5 februari, nr.’s 1, 2, 3, A, B.
Herintredende vrouwen Verslag van een algemeen overleg op 7 november over het plan van aanpak herintredende vrouwen, onderzoeksrapporten herintredende vrouwen en de toetrederskorting, 16 januari, 27 853, nr. 2.
Huiselijk geweld
Emancipatiebeleid
Brief van de minister van Justitie over huiselijk geweld, 19 december, 28 000 VI, nr. 43.
Verslag van een algemeen overleg op 28 november over de Beleidsbrief Emancipatiebeleid 2002; het onderzoeksrapport Evaluatie emancipatie-ondersteuningsbeleid 1998 - 2000 en het NEI-rapport ‘Eos verdient beter’; en de brief inzake het verslag van het CEDAW van de behandeling van de 2e en 3e Nederlandse rapportage VNVrouwenverdrag, 15 januari, 28 009, nr. 7.
Verslag van een algemeen overleg op 27 november over o.a. reactie van de minister van Justitie op het Landelijk Manifest ‘Stop huiselijk geweld’ en Plan van aanpak voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 3 januari, 28 000 VI, nr. 49.
Emancipatiebeleid Buitenlandse Zaken Verslag van een algemeen overleg op 28 november over de tweede voortgangsrapportage over het Actieplan emancipatietaakstellingen departementen en de handleiding Emancipatie effectrapportage met de minister van Buitenlandse Zaken en staatssecretaris Verstand van SZW, 21 december, 28 009, nr. 6.
Integratiebeleid Nota Integratie in het perspectief van immigratie, waarin het kabinetsstandpunt over het rapport ‘Nederland als immigratiesamenleving’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is verwerkt, 18 januari, 28 198, nr. 2.
Koppelingswet
Emancipatiebeleid VWS
Verslag van een algemeen overleg op 1 november over de eindevaluatie van de Koppelingswet, 26 november, 19 637, nr. 630.
Verslag van een algemeen overleg op 31 oktober over de tweede voortgangsrapportage over het Actieplan emancipatietaakstellingen departementen en de handleiding Emancipatie effectrapportage met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en staatssecretaris Verstand van SZW, 23 november, 28 009, nr. 3.
Persoonlijke dienstverlening
pagina 20
Kabinetsstandpunt over het rapport van de MDW-werkgroep (Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit) Persoonlijke dienstverlening (het verrichten van uiteenlopende werkzaamheden in en om het dagelijks leven van particulieren zoals schoonmaakwerkzaamheden en onderhoudswerk aan huis, auto en tuin), 5 februari, 24 036, nr. 244.
SIGNALERING WWW Politieke participatie Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet tot aanvulling van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer, de provinciale staten en de gemeenteraden in verband met de tijdelijke vervanging van hun leden wegens zwangerschap, bevalling of ziekte, Verslag, 21 december, 28 051, nr. 4; Nota naar aanleiding van het verslag, 22 januari, nr. 5.
Vrouwen in hogere functies Brief van staatssecretaris Verstand van SZW over de uitstroom van vrouwen uit topfuncties bij overheid en bedrijfsleven, 23 november, 27 061, nr. 17.
Vrouwenbesnijdenis
Onderstaande publicaties zijn te vinden op de site van het ministerie van SZW (http://www.minszw.nl) bij de Officiële Publicaties (op de datum). Verkenning Levensloop op de terreinen: onderwijs, sociaal stelsel en werken, wonen, zorg en gezondheid, 22 januari. Nota ‘Dagindeling Halverwege’, met een tussenstand van de resultaten van de 140 experimenten dagindeling en Advies van de Stuurgroep Dagindeling met beleidsaanbevelingen voor de komende kabinetsperiode, 24 januari. Advies van de Commissie Dagarrangementen met voorstellen om de infrastructuur van onderwijs, opvang en vrije tijd beter af te stemmen op de leefstijl en tijdsbesteding van ouders en kinderen en Leidraad voor multifunctionele accommodaties, 24 januari.
Verslag van een algemeen overleg op 13 december over het regeringsbeleid inzake de besnijdenis van vrouwen en meisjes, 22 januari, 28 000 VI, nr. 52.
Zorgverlof Verslag van een algemeen overleg op 30 januari over het kabinetsstandpunt langdurend zorgverlof, 12 februari, 26 447, nr. 41.
Bestellen van kamerstukken: Sdu, telefoon (070) 378 98 80. De integrale kamerstukken zijn ook te vinden op internet, via http://www.overheid.nl
Ellen Verpoorten
pagina 21
DIA POSITIEF Importbruid Dat ik niet getrouwd ben, en zelfs geen partner heb, vervult de vriendinnen van mijn dochter (zes jaar) met verbazing. Gescheiden, dat kan. Maar nooit getrouwd en toch een kind? “Je kan ook een kind krijgen zonder te trouwen hoor,” leg ik aan elk nieuw vriendinnetje uit. Dat zal dan wel. Alleen Rayza, uit Soedan, zegt: “Maar ik moet trouwen, van mijn ouders.” Luchtig zeg ik: “Nou, als je groot bent mag je dat zelf kiezen hoor.” Dat haar ouders haar later graag zien trouwen, dat geloof ik best - dat willen de meeste ouders. Dat het moet kan ik mij niet zo goed voorstellen, laat staan dat dit al met zoveel woorden is besproken met de zesjarige Rayza. Rayza’s moeder is arts, haar oma is jurist. Toch, toch... een klein beetje vraag ik mij af of Rayza inderdaad zal moeten trouwen. Ik ben kennelijk niet immuun voor de beeldvorming over islamitische vrouwen die dagelijks over ons wordt uitgestort. Verwarrende beeldvorming trouwens. Waarom trouwen bijvoorbeeld Marokkaanse en Turkse jongeren meestal met een partner uit het land waar hun ouders vandaan komen? De media weten het wel: de jongens zoeken een brave bruid, niet zo’n modern meisje dat in Nederland is opgegroeid en daardoor niet meer accepteert dat mannen de baas zijn. Tja, het zou kunnen. Maar waarom trouwen dan ook de hier opgegroeide meisjes meestal met een bruidegom uit Marokko of Turkije? Ook dat is snel verklaard: de familie wil de jonge mannen uit het vroegere dorp de kans geven om naar West-Europa te komen. De meisjes uit Nederland moeten dus onder dwang met zo’n jongen trouwen. Wat de vraag oproept: hebben die meiden zelf niks in te brengen? Zijn dit niet dezelfde meiden die daarnet nog werden afgeschilderd als te modern voor hun mannelijke generatiegenoten in Nederland? Laten deze toonbeelden van emancipatie zich zomaar uithuwelijken? Kortom, moet de partnerkeuze alleen bezien worden vanuit de wensen van de jongens: islamitische jongens in Nederland willen geen geëmancipeerde vrouw, jongens in Marokko of Turkije willen een ticket naar Nederland? Dat zou dan ook verklaren dat er wel over importbruiden wordt gesproken, maar niet over importbruidegommen. Mannen worden niet geïmporteerd, die exporteren zichzelf. Rayza is jarig. Ze hoeft niet lang na te denken over haar verjaardagscadeau: een Barbie met bruidsjurk. En ondanks mijn sceptische houding tegenover trouwen, zoek ik met liefde de mooiste bruid uit (import uit Noord-Amerika). Een week later is mijn dochter jarig. Van mij krijgt ze een prachtige trouwkoets van Lego, compleet met bruidspaar. Rayza geeft haar een Barbie, met een buggy waarin een peutertje zit. Zonder vader. Laat Van Boxtel zich toch geen zorgen maken - een beetje geven en nemen, en de integratie verloopt prima.
Sabine Kraus
Colofon medewerkers Hanneke de Bode, Maayke Botman, Tessa Boerman, Joan van Dijk, Joan Ferrier, Mariette Hermans, Fatos¸ Ipek-Demir, Christel Kohlmann, Sabine Kraus, Soula Notos, Gerla van Ophem, Ines Orobio de Castro, Roelien Wierstra, Willemien Ruygrok, Ellen Verpoorten samenstelling en eindredactie Agnes Jansen redactie Agnes Jansen, Mariette Hermans, Thijs Kolster ontwerp logo Tadberg Design, Laren. ontwerp vormgeving Marcel den Hollander, OBJECTive IDS. e-mail:
[email protected] uitvoering en druk ACI Offsetdrukkerij b.v., Amsterdam. Postadres E-QUALITY Postbus 85808, 2508 CM Den Haag, telefoon (070) 365 97 77, fax (070) 346 90 47. website: http://www.e-quality.nl e-mail:
[email protected] ISSN-nr: 1389-9430 Informatie opgenomen tot en met 21 februari 2002. E-QUALITY MATTERS nummer 13 verschijnt mei 2002. Overname van artikelen is toegestaan, mits met bronvermelding.
pagina 22