Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLWV/0600000002/nvd. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN
OVER EEN VERZOEK TOT WIJZIGING VAN VERGUNNINGSVOORWAARDEN. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op artikel 45 van het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van het hierna vermelde verzoek: – Besluit nr. MLAV1/98-195 d.d. 15 oktober 1998 van de deputatie houdende vergunning voor het verder exploiteren van een inrichting voor het bereiden van voedingsvetten voor een termijn verstrijkend op 15 oktober 2018; – Besluit nr. MLWV/00-25 d.d. 3 augustus 2000 van de deputatie houdende aanpassing van een bijzondere vergunningsvoorwaarde; – Ontvangstmelding d.d. 13 februari 2001 door de deputatie, kenmerk MLOV/01-01 van de melding van naamswijziging; – Besluit nr. MLAV1/02-434 d.d. 27 februari 2003 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen door uitbreiding van een inrichting voor het bereiden van voedingsvetten voor een termijn verstrijkend op 15 oktober 2018; Gelet op het verzoek van de NV Unipro ingediend op 28 december 2005 strekkende tot het wijzigen van de bij voormelde vergunningsbesluiten opgelegde lozingsparameters tijdens de occasionele perioden waarbij iedere maand gedurende één à twee dagen een margarine intens gemengd wordt met suiker, als volgt : – COD: 3.000 mg/l in plaats van 1.000 mg/l; – BOD: 1.500 mg/l in plaats van 500 mg/l; Gelet op volgende motivering van het verzoek : – Iedere maand wordt er gedurende 2 dagen op lijn 21 een magarine geproduceerd die intens gemengd is met suiker (tot 42%). De hoge waarden van COD en BOD worden bekomen na het reinigen van deze productie-installaties. Omwille van de complexe integratie van lijn 21 in het productieproces is het bedrijfstechnisch en financieel ondenkbaar om de processing op deze lijn af te zonderen en aan te sluiten op een eigen nieuwe WZI of dat het ganse dagdebiet van 200 m³ gedurende 2 dagen moet afgevoerd worden. Dit is zowel financieel als praktisch niet haalbaar en niet volgens het BBT-principe.
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLWV/0600000002 NV Unipro
–
–
Jaarlijks wordt er ongeveer 1.300 ton afvalwaterconcentraat afgevoerd voor vergisting. Het bijplaatsen van een WZI (biologie) om de norm BOD en COD te halen is zowel milieutechnisch als financieel niet haalbaar. Het bijplaatsen van een biologie zou bijkomend 3 problemen opleveren : • plaatsgebrek: de plaats die een biologie zou innemen hypothekeert volledig de reeds beperkte uitbreidingsmogelijkheid van het bedrijf. • processing van de biologie: het is niet evident om de productiestroom te wijzigen omdat de suikerstroom beperkt is tot 2 dagen en bruuske veranderingen in de afvalwaterstroom de procesvoering niet ten goede komen. • nutriëntenaanvoer voor RWZI Merksem: ondanks het feit van de zéér tijdelijke verhoogde aanwezigheid van suikers stelt dit geen probleem voor de goede werking van de RWZI. Een bijkomende biologie zou de input aan nutriënten verlagen voor de RWZI. Integendeel moet Aquafin zelf suiker toevoegen (afkomstig van het naburige bedrijf Candico) om te defosfateren en de nutriëntenbalans N/P in evenwicht te houden. Het oorspronkelijk vergunde debiet (vergunning 15.10.1998) van 100 m³/uur en 2.400 m³/dag werd beperkt tot max. 40 m³/uur en 960 m³/dag en aldus ook de vuilvracht. In dezelfde milieuvergunning wordt ook aangegeven dat het afvalwater goed verwerkbaar is in de RWZI en dat er nog voldoende reserve is in dit RWZI. Er moet dan ook niet afgekoppeld worden. Over de jaren zijn er ook waterbesparingsprojecten uitgevoerd die een vermindering betekenen van 3,5 m³/ton geproduceerde magarine in 1996 tot 0,5 m³/ton geproduceerde magarine in 2004;
Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 21 maart 2006, waaruit blijkt dat er geen schriftelijke, noch mondelinge bezwaren werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 24 februari 2006 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk AN2006/22/FP); op volgende elementen uit dit advies : De aanpassing van de lozingsvergunning voor de parameters BOD (nu 500 mg/l) en COD (nu 1.000 mg/l) tot respectievelijk 1.500 mg/l en 3.000 mg/l kan toegestaan worden onder volgende voorwaarden : a) De afwijking geldt twee dagen per maand, voor een geloosd debiet van 200 m³/dag. De dagen dat de lozingen gebeuren dienen te worden bijgehouden in een register. b) De uitdrukkelijke toestemming van de beheerder van het RWZI waarop Unipro is aangesloten is noodzakelijk; Gelet op het gunstig advies d.d. 6 maart 2006 van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (kenmerk AMV/A/06/1277); op volgende elementen uit dit advies : 1. Unipro produceert gedurende ca. 2 dagen per maand ten behoeve van het buitenland een magarine welke intens gemengd is met suiker. Bij deze productie ontstaat er een beperkte hoeveelheid afvalwater tijdens het productieproces zelf (lekverliezen e.d.) doch de grootste hoeveelheid afvalwater is afkomstig van het reinigen van de productiemachines en het geloosde dagdebiet bedraagt dan ca. 200 m³/dag. Door de hoeveelheid suiker in het afvalwater kan het CZV van het effluent oplopen tot ca. 3.000 mg/l. 2. Unipro beschikt over een waterzuivering toegerust met een trommelzeef, een flotatiebekken, een bufferbekken, een eerste DAF installatie, een neutralisatie en een tweede DAF installatie. Deze waterzuivering is ontworpen voor het verwijderen van oliën en vetten en is niet geschikt voor het verwijderen van suikers in het afvalwater. Door het bedrijf werden er een aantal opties onderzocht om te kunnen voldoen aan de opgelegde lozingsnormen zoals de installatie van een membraanreactor, de plaatsing van een
2/8
MLWV/0600000002 NV Unipro
3.
4.
5.
6.
7.
biologie, de afvoer van afvalwater doch deze opties bleken milieutechnisch, bedrijfstechnisch en/ of financieel niet haalbaar. Het is bedrijfstechnisch quasi niet mogelijk om de afvalwaterstroom van de betrokken productielijn 21 afzonderlijk op te lijnen en apart te behandelen via een biologie. De procesvoering van een eventuele biologie is ook niet evident omdat het suikerhoudende afvalwater slechts 2 dagen per maand voorkomt. De plaats die een biologie zou innemen hypothekeert ook de reeds beperkte uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf. Uit de VMM-analyseresultaten voor 2005 blijkt dat bij de normale productie het afvalwater goed verwerkbaar is in een biologie (BZV = 398 mg/l, CZV = 612 mg/l, totaal N = 3,5 mg/l en totaal P = 4 mg/l). Er zijn weinig of geen zware metalen aanwezig in het geloosde afvalwater en in de analyseresultaten worden enkel voor de parameters zink en nikkel een meetwaarde gegeven welke echter lager blijven dan de lozingsnorm. Er wordt voldaan aan de verhoudingen CZV/BZV<4, BZV/N>4 en BZV/P>25. De aanvraag bevat ook analyseresultaten van het bedrijf zelf voor de periode 03/01/2005 t/m 08/12/2005 en dit voor de parameters CZV en totaal vetgehalte in het geloosde effluent. Hieruit blijkt dat op de dagen dat er suikerhoudend afvalwater geloosd wordt het CZV meestal hoger is dan 1.500 mg/l en dat op dat ogenblik het vetgehalte in het afvalwater een normale waarde heeft of zelfs lager waaruit blijkt dat de verhoogde CZV-waarde het gevolg is van de aanwezigheid van suiker. Op de dagen dat er geen suikerhoudend afvalwater geloosd wordt kunnen er ook verhoogde CZV-waarden voorkomen doch deze zijn dan doorgaans lager dan 1.500 mg/l en gaan meestal gepaard met een verhoogd vetgehalte in het effluent. Het BZV van het effluent wordt slechts driemaandelijks gemeten en de aanvraag bevat geen motivatie voor de gevraagde BZV-waarde. De gevraagde waarde is gebaseerd op de verhouding CZV/BZV in de huidige lozingsvergunning. Uit het Aquafin jaarverslag voor 2003 blijkt dat het RWZI van Merksem een ontwerpcapaciteit heeft van 45.000 BZV I.E. (60 g/d) en in 2003 een BZV-belasting had van 27.062 BZV I.E/ (60 g/d) en een CZV-belasting van 27.507 CZV I.E. (135 g/d). Het effluent wordt geloosd in het Albertkanaal. Er is blijkbaar nog voldoende reserve om de bijkomende vracht te verwerken en het suikerrijke afvalwater kan nuttig gebruikt worden als koolstofbron t.b.v. de nutriëntenverwijdering in het RWZI. In de omzendbrief LNW 2005/1 met betrekking tot verwerking van bedrijfsafvalwater via de openbare zuiveringsinfrastructuur worden een aantal richtlijnen opgenomen om de aanvaardbaarheid van de verwerking van bedrijfsafvalwater in een RWZI te evalueren: a) De aangeboden afvalwaters dienen goed verwerkbaar te zijn: Het afvalwater van Unipro voldoet aan de 3 verhoudingen opgenomen in de omzendbrief en er is nog voldoende zuiveringscapaciteit aanwezig op het RWZI van Merksem. Het suikerhoudend afvalwater kan ingezet worden als een valoriseerbare koolstofbron t.b.v. het RWZI. b) De hydraulische impact: Er wordt geen verhoging gevraagd van het vergund lozingsdebiet. In 2001 werd het hemelwater van de daken van het bedrijf afgekoppeld en dit hemelwater wordt rechtstreeks geloosd in het Albertkanaal. c) Gevaarlijke stoffen in het afvalwater: Uit de analyseresultaten blijkt dat het afvalwater van Unipro geen gevaarlijke stoffen bevat in relevante concentraties. Ook fosfor en totaal stikstof zijn in aanvaardbare concentraties aanwezig. d) Mogelijke alternatieven voor aansluiting op riool: Het betreft een voedingsbedrijf zodat (deels) hergebruik van afvalwater zo goed als uitgesloten is. Het uitbouwen van de waterzuivering zodanig dat er kan voldaan worden aan de lozingsnormen voor oppervlaktewater ( bij lozing in Albertkanaal) is volgens het bedrijf
3/8
MLWV/0600000002 NV Unipro
8.
totaal niet haalbaar en is ook weinig zinvol gezien de nog beschikbare capaciteit van het RWZI Van Merksem. De gevraagde aanpassing van de lozingsnormen stelt wel een probleem met betrekking tot het toezicht omdat voor BZV en CZV de van toepassing zijnde norm afhankelijk is van het al dan niet lozen van suikerhoudende afvalwaters. De exploitant dient daarom voorafgaandelijk zijn planning voor de productie van de suikerhoudende margarines op te nemen in een register of eventueel elektronisch over te maken aan de betrokken instanties (AMI-VMM-Aquafin);
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het gunstig advies d.d. 24 februari 2006 van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) (kenmerk FDC/ME/AK/P(27295)/06/2574); op volgende elementen uit dit advies : 1. Unipro wenst een wijziging te bekomen van de bijzondere voorwaarde 7 uit artikel 3 van de milieuvergunning van 15 oktober 1998 (ref. MLAV1/9800000195). Via dit artikel zijn als aanvulling op de algemene lozingsvoorwaarden voor BA in de openbare riolering tevens bijzondere lozingsvoorwaarden voor bedrijfsafvalwater opgenomen. Unipro wenst voor volgende parameters de daarbij vermelde emissiegrenswaarde te bekomen: a) COD : max. 3.000 mg/l b) BOD : max. 1.500 mg/l c) en dit tijdens de occasionele perioden waarbij iedere maand gedurende één à twee dagen een margarine intens gemengd wordt met suiker. 2. Iedere maand wordt er gedurende twee dagen op lijn 21 een margarine geproduceerd die intens gemengd is met suiker (tot 42%). De hoge waarden van COD en BOD worden bekomen na het reinigen van deze productie-installaties. Omwille van de complexe integratie van lijn 21 in het productieproces is het bedrijfstechnisch en financieel ondenkbaar om de processing op deze lijn af te zonderen en aan te sluiten op een eigen nieuwe WZI of dat het ganse dagdebiet van 200 m³ gedurende 2 dagen per maand moet afgevoerd worden. Dit is zowel financieel als praktisch niet-haalbaar en dus geen BBT. 3. Jaarlijks wordt er al ongeveer 1.300 ton afvalwaterconcentraat afgevoerd voor vergisting. Het bijplaatsen van een WZI (biologie) om de norm BOD en COD te halen is zowel milieutechnisch als financieel niet-haalbaar. Het bijplaatsen van een biologie zou bijkomend drie problemen opleveren: a) Plaatsgebrek: de plaats die een biologie zou innemen hypothekeert volledig de reeds beperkte uitbreidingsmogelijkheid van het bedrijf. b) Processing van de biologie: het is niet evident om de productiestroom te wijzigen omdat de suikerstroom beperkt is tot 2 dagen en bruuske veranderingen in de afvalwaterstroom de procesvoering niet ten goede komen. c) Nutriëntenaanvoer voor RWZI Merksem: ondanks het feit dat van de zéér verhoogde aanwezigheid van suikers gaat het bedrijf ervan uit dat dit geen probleem stelt voor de goede werking van de RWZI. Een bijkomende biologie zou de input aan nutriënten verlagen voor de RWZI. 4. Het oorspronkelijke vergunde debiet (vergunning d.d. 15/10/1998) van 100 m³/uur en 2.400 m³/dag werd beperkt tot maximaal 40 m³/uur en 960 m³/dag en aldus ook de vuilvracht. In diezelfde milieuvergunning wordt ook aangegeven dat het afvalwater goed verwerkbaar is in de RWZI en dat er nog voldoende reserve is in dit RWZI. Er moet dan ook niet afgekoppeld worden. Over de jaren zijn er ook waterbesparingprojecten uitgevoerd die een vermindering betekenen van 3,5 m³/ton geproduceerde margarine in 1996 tot 0,5 m³/ton geproduceerde margarine in 2004. 5. Gelet op de in het dossier bijgevoegde analyseresultaten inzake COD en stoffen extraheerbaar met petroleumether. Gelet op de ministeriële omzendbrief m.b.t. het verwerken van bedrijfsafvalwater via de
4/8
MLWV/0600000002 NV Unipro
6.
7.
8.
openbare zuiveringsinfrastructuur d.d. 23/09/2005, die stelt dat bepaalde afvalwaters een zodanige gunstige samenstelling hebben dat ze een positief effect hebben op de RWZIbedrijfsvoering door bv. een gunstige impact op de verhoudingen CZV/BZV, BZV/N en BZV/P, en aldus saneerbaar zijn binnen de RWZI-basiszuiveringscapaciteit en dus geen extra capaciteit innemen op de RWZI. Dergelijke bedrijven kunnen aangesloten blijven op de RWZI. Gelet op het advies van de nv Aquafin d.d. 02/02/2006. ”Rekening houdend met de bepalingen van de ministeriële omzendbrief d.d. 23/09/2005 en met het uitvoeringsbesluit d.d. 21/10/2005, is het advies van Aquafin het volgende: Het afvalwater, volgens de aangevraagde lozingsnormen, is te beschouwen als complementair afvalwater wat betreft de verhoudingen en de minimale BZV-concentratie. Het neemt geen capaciteit in op de RWZI Merksem en kan dus geloosd worden op de riolering, mits uitvoeren van de eventuele nodige investeringen voor het vrijwaren van het ecologisch transport. Voorafgaand aan de dagen waarop geloosd zal worden aan de gevraagde verhoogde concentraties (één à twee dagen per maand), dient te worden afgestemd met de verantwoordelijke van de RWZI Merksem, zodat de procesvoering van de RWZI hiervoor kan worden aangepast. Dit om te vermijden dat nodeloos koolstofbron op de RWZI wordt gedoseerd”. Buiten de RWA-afvoer zijn er op het aanvoerend bovengemeentelijk collectorenstelsel geen overstorten aanwezig. De VMM heeft geen zicht op mogelijke overstorten op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Wat betreft het heffingenaspect dient het bedrijf hierover contact op te nemen met de Afdeling Economisch Toezicht van de VMM teneinde tijdens de meetcampagnes in het kader van de heffingenberekening ook met dit het uitzonderlijk, occasioneel lozingskarakter rekening te kunnen houden;
Gelet op het gunstig advies d.d. 28 maart 2006 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : Ñ De NV Unipro vraagt bij toepassing van art. 45 van Vlarem I de emissiegrenswaarde van 2 lozingsparameters vermeld in artikel 3 §3 punt 7 van het besluit nr. MLAV1/98-195 als volgt aan te passen: • BZV: 500 mg/l bij normale productie en 1.500 mg/l in plaats van 500 mg/l tijdens de periode dat margarines intens gemengd worden met suiker. • CZV: 1.000 mg/l bij normale productie en 3.000 mg/l in plaats van 1.000 mg/l tijdens de periode dat margarines intens gemengd worden met suiker. Ñ De PMVC volgt de gunstige adviezen van de AMV en de VMM voor de gevraagde wijziging van vergunningsvoorwaarden. Ñ De PMVC stelt voor de door de AMV en de VMM geformuleerde bijzondere voorwaarde als volgt op te leggen: • De exploitant dient een register aan te leggen waarin minstens 1 week op voorhand de data vermeld worden wanneer er margarines intens zullen gemengd worden met suiker. Dit register dient steeds op het bedrijf ter beschikking te zijn van de toezichthoudende overheid en van de VMM. Ten laatste 72 uren voorafgaand aan de dagen waarop geloosd zal worden, dient de verantwoordelijke van de RWZI Merksem schriftelijk op de hoogte te worden gebracht, zodat de procesvoering van de RWZI hiervoor kan worden aangepast. Ñ Zowel de AMV als de VMM kunnen zich aansluiten bij de aldus geformuleerde bijzondere voorwaarde. Ñ De door de VMM in haar advies gemaakte opmerking dat het de aanbeveling verdient dat het bedrijf, in combinatie eventueel met een volgend aanvraagdossier, een aanpassing vraagt van het debiet in functie van de reëel gemeten waarden, zodat een afstemming wordt bereikt tussen vergunde, gemeten en betaalde debieten en vuilvrachten, kan als aandachtspunt voor de exploitant in de overwegingen van het besluit worden opgenomen;
5/8
MLWV/0600000002 NV Unipro
Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat het aanbeveling verdient dat het bedrijf, eventueel in combinatie met een volgend aanvraagdossier, een aanpassing vraagt van het debiet in functie van de reëel gemeten waarden, opdat een afstemming wordt bereikt tussen vergunde, gemeten en betaalde debieten en vuilvrachten; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde wijziging mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde wijziging toe te staan;
BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp §1 Ingevolge het verzoek van de NV Unipro worden de voorwaarden, opgelegd bij besluit van de deputatie d.d. 15 oktober 1998 voor het verder exploiteren van een inrichting voor het bereiden van voedingsvetten, gelegen te 2170 Antwerpen (Merksem), Borrewaterstraat 182, gewijzigd als volgt : Ñ BZV : 500 mg/l bij normale productie en 1.500 mg/l in plaats van 500 mg/l tijdens de periode dat magarines intens gemengd worden met suiker. Ñ CZV : 1.000 mg/l bij normale productie en 3.000 mg/l in plaats van 1.000 mg/l tijdens de periode dat magarines intens gemengd worden met suiker. §2 Bijkomend wordt volgende bijzondere voorwaarde opgelegd : Ñ De exploitant dient een register aan te leggen waarin minstens 1 week op voorhand de data vermeld worden wanneer er margarines intens zullen gemengd worden met suiker. Dit register dient steeds op het bedrijf ter beschikking te zijn van de toezichthoudende overheid en van de VMM. Ten laatste 72 uren voorafgaand aan de dagen waarop geloosd zal worden, dient de verantwoordelijke van de RWZI Merksem schriftelijk op de hoogte te worden gebracht, zodat de procesvoering van de RWZI hiervoor kan worden aangepast. ARTIKEL 2 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem.
6/8
MLWV/0600000002 NV Unipro §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
7/8
MLWV/0600000002 NV Unipro
ARTIKEL 3 Tegen elke wijziging of aanvulling van de voorwaarden kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 54 van het Vlarem. Antwerpen, in zitting van 13 april 2006. Aanwezig: de heer J. Geuens, wd-gouverneur, voorzitter, de heren L. Helsen en F. Geudens, mevrouw M. De Graef, de heren M. Wellens en C. Masson, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens
In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
J. Geuens
8/8