Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0800000490/kh. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV AGC FLAT GLASS EUROPE MET BETREKKING TOT EEN GLASFABRIEK, GELEGEN TE 2400 MOL, COLBURNLEI 1, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 13 oktober 2008 ingediend door de nv AGC Flat Glass Europe, gevestigd Terhulpsesteenweg 166 te 1170 Brussel, strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een glasfabriek, gelegen te 2400 Mol, Colburnlei 1, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-G-682y10, te veranderen door uitbreiding en wijziging, als volgt: ‒
‒
Uitbreiding met: • het vermogen van inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingmiddelen met 284,5 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 6.506 kW (4.3.c.3); • opslag van 3.500 l gassen in verplaatsbare recipiënten tot een totale opslag van 24.050 l (16.7.3); • opslag van 5.420 l gassen in vaste reservoirs tot een totale opslag van 267.120 l (16.8.3); • opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met 509.910 kg tot een totale opslag van 1.022.880 kg (17.3.3.3); • het vermogen van inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas met 602 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 3.067 kW (30.8.c); • het waterinhoudsvermogen van stoomgeneratoren met 13.320 l tot een totale waterinhoud van 14.054 l (39.1.3); wijziging door: • het verminderen van het vermogen van koelinstallaties, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met 206 kW tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 921 kW (16.3.1.2); • het verminderen van het vermogen van inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen met 241 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 55 kW (16.3.2.2); • herrubriceren van de opslag van 5.360 l P1-producten naar rubriek 17.3.4.2.a; • bijkomend opnemen van rubriek 20.3.4.1.b voor de installatie voor de fabricage van glas met een smeltcapaciteit per dag van meer dan 20 ton (20.3.4.1.b);
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
• • • •
herrubriceren van vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van 1.500 kW naar rubriek 31.1.3; het verminderen van het vermogen van verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie met 4.413 kW tot een totaal warmtevermogen van 26.423 kW (43.1.3); het schrappen uit de vergunning van verbrandingsinrichtingen met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder rubriek 43.4; het schrappen uit de vergunning van de wasserij met een vermogen van 276 kW onder rubriek 46.3;
Gelet op het feit dat voorliggend dossier tevens betrekking heeft op een melding m.b.t. inrichtingen van klasse 3; dat deze melding dient geakteerd te worden; dat het de melding van volgende klasse 3-inrichtingen betreft: ‒ Uitbreiding van het vermogen van vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met 50,26 kW tot een geïnstalleerd totaal vermogen van 255 kW (12.3.2); ‒ Opslag van 724 kg milieugevaarlijke stoffen (17.3.8.1); ‒ Herrubriceren van opslag van 50 m3 hout naar rubriek 19.6.1.a; ‒ Herrubriceren van de opslag van 20 ton kunststoffen naar rubriek 23.3.1.a; ‒ Vermindering van het vermogen van smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met 6,5 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 122 kW (29.5.2.1.a); Vlaremrubricering volgens aanvrager: 4.3.c.3 – 12.3.2 – 16.3.1.2 – 16.3.2.2 – 16.7.3 – 16.8.3 – 17.3.3.3 – 17.3.8.1 – 20.3.4.1.b - 29.5.2.1.a – 30.8.c – 39.1.3 – 43.1.3;
Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: ‒
Besluit nr. MLAV1/00-132 d.d. 20.07.2000 van de deputatie houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een glasfabriek voor een termijn verstrijkend op 17.12.2018;
‒
Besluit nr. MLAV1/01-280 d.d. 14.11.2001 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen door wijziging en uitbreiding van een glasfabriek voor een termijn verstrijkend op 17.12.2018;
‒
Besluit nr. MLAV1/02-346 d.d. 30.01.2003 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen door wijziging en uitbreiding van een glasfabriek voor een termijn verstrijkend op 17.12.2018;
‒
Besluit nr. MLAV1/04-155 d.d. 16.09.2004 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen van een glasfabriek voor een termijn verstrijkend op 17.12.2018;
‒
Besluit nr. MLWV/04-56 d.d. 24.03.2005 van de deputatie houdende wijziging van voorwaarden;
‒
Aktename nr. MLVER/05-78 d.d. 13.10.2005 van de deputatie m.b.t. een glasfabriek, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 17.12.2018;
‒
Aktename nr. MLVER/05-100 d.d. 17.11.2005 van de deputatie, m.b.t. een glasfabriek, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 17.12.2018;
Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 19 september 2008 en werd vervolledigd op 13 oktober 2008; op het feit dat op datum van 22 oktober 2008 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht;
2 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek van de gemeente Mol dd. 4 december 2008 waaruit blijkt dat er 1 schriftelijke opmerking werd ingediend m.b.t. lawaaihinder; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek van de gemeente Balen dd. 2 december 2008 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies dd. 10 december 2008 van het college van burgemeester en schepenen van Mol (kenmerk MD/PVR/LL/FH/11061-2008); op volgende elementen uit dit advies : 1. De aanvraag betreft de eigenlijke regularisatie van de bestaande vergunning aan de huidige toestand op de exploitatiezetel zelf en de reeds vergunde rubrieken naar de aangepaste Vlarem I rubrieken. De aanpassingen gaan zowel over het uitbreiden als het verminderen van de geïnstalleerde drijfkracht in kW en de opslag in liter, doch deze zijn meestal minimaal. Er is wel een serieuze verhoging van de opslag voor oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen van 512.970 kg naar 1.022.880 kg. Verklaring voor deze verhoging: In de afdeling Float was reeds in de oorspronkelijke milieuvergunning een silo van 500 m3 soda (natriumcarbonaat) opgenomen. Deze silo bevindt zich in het gebouw Composite, dit is een apart gebouw waar alle grondstoffen van de Float-oven opgeslagen worden in silo’s en bunkers. De silo dateert van 1989. De andere silo’s/bunkers zijn allen gevuld met niet gevaarlijke grondstoffen zoals zand, dolomiet, enz. Soda is echter wel een irriterende stof, waardoor deze opslag dient vergund te worden onder de rubriek 17.3.3.3, die echter in het verleden niet opgenomen was. In deze aanvraag wordt de rechtzetting voor de opslag van soda opgenomen in rubriek 17.3.3.3. De silo heeft een inhoud van 500 m3, het stortgewicht van soda bedraagt 1.000 kg/m3 waardoor het te vergunnen gewicht 500.000 kg bedraagt. 2. Tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend. Wel werd 1 mail ontvangen waarin melding werd gemaakt van lawaaihinder, meer bepaald: “Mag ik u ook wijzen op de huidige geluidsoverlast die AGC veroorzaakt in een wijde omgeving van de fabriek? Met name de glas-breekinstallatie, vlakbij de woonwijk aan de Colburnlei, is een lawaaihinder die tegen de irritatiegrens ligt. Deze installatie werkt dag en nacht (behalve zondag) en is een bron van ergernis voor de hele woonwijk.” Behandeling van de opmerking: Op dinsdag 18 november 2008 werden er 4 geluidsmetingen uitgevoerd in aanwezigheid van de milieuambtenaar van de gemeente Mol en dit langs de Colburnlei in de omgeving van de installaties. Meting 1: ter hoogte van de silo van afvalglas van coater waar de motor in werking was; Meting 2: wat verder naar Gompel toe, tussen de installatie van coater en die van Kempenglas; Meting 3: wat verder ter hoogte van de silo van afvalglas van Kempenglas; Meting 4: nog wat verder ter hoogte van de ingekapselde transportband van afvalglas, waar de motor in werking was. De meter werd ongeveer om 3 meter van de omheining geplaatst, in de hoogte om goed het uitgaande geluid naar de straat te kunnen ontvangen. De metingen tonen hetzelfde patroon: a) Een basis ‘minimum’ geluid, waarvan een groot deel waarschijnlijk aan de fabriek te wijten is; b) Een regelmatig terugkerende storing verbonden aan het verkeer: telkens dat een wagen in de verte aankomt, stijgt het geluid tot aan het maximum op het moment dat de auto achter de muur is, om daarna terug naar beneden te gaan. Het is onmogelijk een meting te doen zonder verkeer. c) Het toestel combineert de 2 voor het gemiddelde geluid.
3 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
3.
4.
5.
Resultaten: Punt 1: Leq(gemiddeld geluid)=71.9 dBA Lpiek max 85.0 dBA Lmin= 66.3 dbA Punt 2: Leq(gemiddeld geluid)= 71.1 dBA Lpiek max 81.1 dBA Lmin = 68.1 dBA Punt 3: Leq(gemiddeld geluid)= 75.3 dBA Lpiek max 91.9 dBA Lmin= 61.6 dBA Punt 4: Leq(gemiddeld geluid)= 69.0 dBA Lpiek max 83.4 dBA Lmin = 61.6 dBA Het gewicht van het verkeer en zeker voor de woningen aan de andere kant van de muur, lijkt de grootste bron van lawaai. Belangrijk is te weten dat de afdeling Coater de laatste jaren regelmatig volledige weken van werkloosheid (en dus stilte) kent, gezien de economische toestand in het algemeen en in de automobiel sector in het bijzonder. De silo-installatie in coater is er in het verleden gekomen op aangeven van de buren om te vermijden dat het afvalglas in een open container werd gezet, die achteraf nog over de vloer zou moeten gesleurd worden om op de afhaalvrachtwagen te geraken. Aangezien AGC Flat Glass voldoende preventieve maatregelen neemt kan deze aanvraag gunstig geadviseerd worden;
Gelet op het gunstig advies dd. 5 december 2008 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/08/4473); op volgende elementen uit dit advies : 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de exploitatie van een glasfabriek. 2. Enkele reeds vergunde activiteiten worden door verschillende Vlaremwijzigingen in andere rubrieken ingedeeld. Dit geldt voor de opslag van 5.360 l P1-producten naar rubriek 17.3.4.2.a; vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van 1.500 kW naar rubriek 31.1.3; opslag van 50 m3 hout naar rubriek 19.6.1.a; opslag van 20 ton kunststoffen naar rubriek 23.3.1.a. 3. Er wordt gevraagd om rubriek 20.3.4.1.b voor de installatie voor de fabricage van glas met een smeltcapaciteit per dag van meer dan 20 ton (20.3.4.1.b) op te nemen in de vergunning. De glasoven, met inbegrip van de schouw en de luchtbehandeling is al vergund voor een maximale productiecapaciteit aan vlak glas van 155.000 ton per jaar of 420 ton per dag door het besluit nr. MLAV1/00-132 d.d. 20/07/2000. Toen was de (GPBV-) rubriek 20.3.4.2 van toepassing: ‘Installaties voor de fabricage van glas met een smeltcapaciteit van meer dan 20 ton per dag’. Deze rubriek is gewijzigd naar ‘installaties voor het vervaardigen en behandelen van glas (met inbegrip van glasvezels) met een productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar of meer’ en de oorspronkelijke omschrijving werd nu toegepast voor de rubriek 20.3.4.1.b. Aangezien deze activiteiten reeds beoordeeld en vergund zijn, kan de toevoeging van deze rubriek worden toegestaan, zodat zowel rubriek 20.3.4.1.b als 20.3.4.2 vergund zijn. 4. Er wordt gevraagd de vergunde rubriek 43.4 (besluit MLVER/05-100 d.d. 17/11/2005) voor verbrandingsinstallaties met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval te schrappen. Sinds de vergunning werd verleend zijn de bepalingen van de betreffende rubriek veranderd en dient het vermogen van de verbrandingsinstallaties met een individueel thermisch ingangsvermogen van gelijk aan of minder dan 3 MW niet meegerekend worden om het totale thermische ingangsvermogen te toetsen aan het bovenvermelde criterium van 20 MW. Aangezien alle stookinstallaties van AGC minder dan 3 MW vermogen hebben, is deze rubriek niet meer van toepassing. 5. Er wordt gevraagd om de wasserij met een vermogen van 276 kW te schrappen uit de vergunning onder rubriek 46.3. Dit betreffen de wasmachines die op de verschillende productielijnen aanwezig zijn om het glas te spoelen. Deze machines zijn al mee vergund onder rubriek 30.8.c (inrichting voor het vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas). Aangezien rubriek 46 eerder bedoeld is voor wasserijen van textiel en de installaties al ingedeeld zijn onder rubriek 30.8 kan rubriek 46 worden geschrapt. 6. Het vermogen van inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingmiddelen verhoogt met 284,5 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 6.506 kW. Dit betreft de coater-installatie die in 1999 vergund is met een vermogen van 6221,5
4 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
kW. Dit vermogen was het vermogen dat gepland was bij de opbouw van de installatie. Het effectief geïnstalleerde vermogen blijkt iets hoger te liggen dan het geplande vermogen. Deze uitbreiding heeft enkel betrekking op een correctie van het vermogen. In de coater-installatie wordt op elektrochemisch wijze (met elektroden van bepaalde metalen) een metaalfilm op glas aangebracht in een vacuümomgeving. In het proces worden geen vloeistoffen gebruikt zodat opvang niet nodig is. Omdat niet altijd het volledige oppervlak moet gecoat worden, wordt op de vrij te houden plaatsen vooraf een laagje materiaal gelegd, dat wordt gedroogd in een oven. De emissies van de oven worden afgezogen naar een regeneratieve naverbrander. Na doorlopen van de vacuüminstallatie wordt dit laagje verwijderd door afspoeling. 7. De opslag van gassen in verplaatsbare recipiënten wordt uitgebreid tot een totaal van 24.050 l. In de afdeling Kempenglas wordt de opslag van 2500 l zwavelhexafluoride verwijderd omdat dit gas niet meer gebruikt wordt in het productieproces. In de afdeling Float is er een opslag van 600 l zuurstof vergund. Hier worden 10 rekken van 600 l bijgeplaatst (12 flessen van 50 l). De zuurstof wordt gebruikt in de Float-oven voor kwaliteitsdoeleinden. In eerste instantie werd een tijdelijke vergunning afgeleverd voor deze opslag omdat door cruciale dringende herstelwerkzaamheden aan de glasoven de verbranding van de zware stookolie in gedrang kwam. Om deze verbranding te garanderen (en het productieproces) diende zuurstof te worden geïnjecteerd. Omdat men gemerkt heeft dat dit een positieve invloed had op het proces, wordt deze injectie voortgezet. De rekken worden buiten het gebouw geplaatst, rekening houdend met de afstandsregels. 8. De opslag van gassen in vaste reservoirs wordt uitgebreid met 5.420 l tot een totale opslag van 267.120 l. Dit betreft een correctie van de inhoud van de stikstoftank die een inhoud heeft van 105.420 l i.p.v. de vergunde 100.000 l. 9. De opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen wordt uitgebreid met 509.910 kg tot een totale opslag van 1.022.880 kg. Dit betreft voornamelijk de opslag van 500 m³ soda in een silo. Deze silo bevindt zich in het gebouw Composite, een apart gebouw voor alle grondstofopslag voor de Float-oven. Deze opslag is reeds opgenomen in de oorspronkelijke milieuvergunning en duidelijk te zien op de plannen, maar niet als irriterende stof. 10. Daarnaast zijn er twee bijkomende verticale dubbelwandige opslagtanks met een inhoud van 3000 l met respectievelijk 5530 kg zwavelzuur (corrosief) en 4380 kg Performax (irriterend). Deze stoffen worden gebruikt voor de pH-regeling en als corrosie-inhibitor van het koelwater dat wordt behandeld door het systeem Sonoxide. Dit systeem is sinds 2006 ingevoerd in de afdeling Float om bacteriën, algen en biofilm in het koelwater te behandelen. De tanks zijn voorzien van een overvulbeveiliging en een lekdetectiesysteem. 11. Het vermogen van de inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas wordt uitgebreid met 602 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 3.067 kW. In de afdeling Kempenglas zijn enkele productielijnen van plaats veranderd, en kleine gedeelten zijn vervangen. In de afdeling Coater is de snijlijn Lisec verwijderd en verplaatst naar de afdeling Float. In de afdeling Float zijn er op de vergunde snijlijn kleine aanpassingen aangebracht en werd verder geautomatiseerd. Er werd eveneens een robotlijn toegevoegd. De uitbreidingen betreffen voornamelijk verdere automatiseringen (robotisering) van de bestaande snijlijnen. In de afdeling Vertec werden eveneens een aantal kleine aanpassingen uitgevoerd aan de productielijnen. Zo worden 4 robotten extra op rodeerlijn 3 geplaatst. De uitbreiding van het totale vermogen zal geen extra hinder veroorzaken. 12. Het waterinhoudsvermogen van de stoomgeneratoren wordt uitgebreid met 13.320 l tot een totale waterinhoud van 14.054 l. Op de afdeling Float zijn 2 stoomketels vergund met een totale inhoud van 734 l. In 2001 zijn echter nog 2 stoomketels in dienst genomen met elk een inhoud van 6660 l. Deze werden toen enkel vergund onder de rubriek 43 (verbrandingsinrichting) in het besluit MLAV1/01-280 d.d. 14/11/2001, maar dienen ook te worden vergund onder rubriek 39. De 2 oudere, kleine stoomketels worden enkel nog gebruikt als back-up tijdens herstel- of onderhoudswerken van de 2 nieuwe ketels. Volgens de verslagen van het uitwendig onderzoek kunnen de 2 aangevraagde ketels voldoen aan de verplichte beveiligingen.
5 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
13. Het vermogen van koelinstallaties, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties wordt verminderd met 206 kW tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 921 kW. In de afdeling Kempenglas is een bijkomende airco van 2,7 kW geïnstalleerd in de burelen. In de afdeling Coater zijn de werkelijk geïnstalleerde vermogens lager uitgevallen dan de vergunde vermogens. In de afdeling Algemene diensten zijn een aantal compressoren buiten dienst gesteld en zijn enkele airco’s vervangen, zodat het totale vermogen vermindert. 14. Het vermogen van inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen vermindert met 241 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 55 kW. Dit betreft verschillende, kleine koelinstallaties die worden gebruikt voor proceskoeling. 15. Het vermogen van verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie vermindert met 4.413 kW tot een totaal warmtevermogen van 26.423 kW. Dit komt door het vernieuwen en verwijderen van een aantal stookinstallaties. Alle stookinstallaties werken op gas, zodat mits een goede afstelling kan verwacht worden dat voldaan kan worden aan de emissiegrenswaarden. 16. Er is een uitbreiding van het vermogen van de vaste batterijladers met 50,26 kW tot een geïnstalleerd totaal vermogen van 255 kW. Er werden een aantal batterijladers vervangen en bijgeplaatst. 17. Er is een opslag van 724 kg milieugevaarlijke stoffen. Dit is een product dat in de afdeling Float wordt toegevoegd bij de zware stookolie. Dit product verbetert de verbranding van de stookolie, vermijdt slibvorming in de opslagtank en fouling in de brander. Er worden max. 4 vaten van 200 l opgeslagen in de opslagbox chemische producten. Deze box is voorzien van een inkuiping en er kan voldaan worden aan de afstandsregels. 18. Er is een vermindering van het vermogen van de metaalbewerkingtoestellen met 6,5 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 122 kW door het vervangen van toestellen in de afdelingen Algemene Diensten en Kempenglas; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); Gelet op het gunstig advies dd. 19 december 2008 van de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG), bevoegd voor het Toezicht Volksgezondheid (ToVo), mits bijzondere voorwaarden; op volgende elementen uit dit advies : 1. De activiteiten waarvoor wij advies verlenen vallen onder de volgende rubrieken van de Vlarem I-indelingslijst: Rubriek 17.3.3.3°: opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met 509.910 kg tot een totale opslag van 1.022.880 kg. 2. Er is geen afwijking aangevraagd. 3. Bij de advisering inzake het verlenen van een vergunning aan dit bedrijf worden volgende gezondheidsaspecten beoordeeld: a) Omgevingsaspecten en/of klachten: Ligging van het bedrijf: Het bedrijf is gelegen in industriegebied. Ten oosten zijn enkele woningen gelegen in hetzelfde industriegebied op minder dan 100 m afstand van het bedrijf. Ten noorden van het bedrijf is een woongebied met landelijk karakter gelegen op 110 m afstand (gemeente Balen). Ten noordwesten is een woongebied met landelijk karakter gelegen op 230 m afstand. Ten westen is een woongebied gelegen op 320 m afstand. Ten zuidoosten is een woongebied gelegen op 390 m afstand (gemeente Balen). Klachten: Er is één klacht gemeld betreft geluidshinder. De milieudienst van de gemeente Mol heeft dit onderzocht. Gegrondheid van de klachten: Geluidshinder is mogelijk aangezien er een uitbreiding van geluidsproducerende machines zal plaatsvinden. b) Relevante gezondheidsbedreigende factoren: Emissies/immissies: In het bedrijf worden koeltorens gebruikt. In het Legionellabesluit van 9/02/2007
6 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
-
-
-
-
worden koeltorens beschouwd als een aparte risico-installatie. Koeltorens kunnen aerosolen verspreiden in de omgeving die legionellabacteriën dragen. Bij het optreden van clusters van de veteranenziekte zijn koeltorens vaak de bron. Exploitanten van bestaande koeltorens die in gebruik zijn op 4 mei 2007 dienen onder andere een beheersplan op te stellen en bij aanpassingen aan de koeltoren moet een conformiteitattest ter inzage liggen van de toezichthoudende ambtenaar. Het bedrijf wenst de biofilm in koelleidingen en –torens te bestrijden met een Sonoxidebehandeling. De ze techniek zou ook de legionellagroei in het koelwater doen afnemen. In deze behandeling wordt zwavelzuur en Performax gebruikt. Aerosolen die zwavelzuur, Performax of derivaten bevatten kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken. Zwavelzuur is zeer bijtend voor de ogen, de huid en de luchtwegen. Inademing van een aërosol van het zuur kan longoedeem veroorzaken. De longen en tanden kunnen aangetast worden bij herhaalde of langdurige blootstelling aan een aërosol van deze stof. Nevels van sterke anorganische zuren die deze stof bevatten zijn kankerverwekkend bij de mens. Bij verwarming, worden irriterende of giftige dampen (of gassen) zoals zwaveloxides gevormd. Emissies/immissies van zwaveldioxide dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden aangezien dit gas zeer schadelijk voor de gezondheid is. Respiratoire obstructie en astmatische episodes worden vaak geconstateerd na langdurig blootstelling. Performax is irriterend voor de ogen en de huid. Momenteel is het onduidelijk of het bedrijf aerosolen van deze stoffen verspreidt in de omgeving. Verontreiniging van bodem/grondwater en oppervlaktewater: De opslag van enkele gevaarlijke vloeistoffen kunnen de bodem en/of het grondwater verontreinigen bij lekken. Verontreiniging van bodem/grondwater kan gezondheidsproblemen veroorzaken bij blootstelling. Volgens het dossier zal door het gebruik van de Sonoxidebehandeling in het koelsysteem, het gebruik van biocide afnemen. Zwavelzuur en Performax worden opgeslagen in dubbelwandige tanks. Stofhinder: er is geen directe aanleiding tot stofhinder. Geurhinder: Diffuse emissies van zwaveldioxide kunnen aanleiding geven tot geurhinder. Deze vorm van hinder kan bij omwonenden op kort termijn hoofdpijn en misselijkheid teweeg brengen. Na een langdurige blootstelling kan dit resulteren in slaapstoornissen en depressieve klachten. Visuele hinder: er is geen aanleiding tot visuele hinder in de omgeving. Geluidshinder: Het bedrijf breidt uit met geluidsproducerende machines, wat kan leiden tot geluidshinder. Bij geluidshinder is er een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid of gekwetstheid dat optreedt wanneer geluid iemands gedachten, gevoelens of activiteiten beïnvloedt. Bij deze hinder kunnen er gezondheidsklachten optreden: → slaapproblemen resulteren in moeheid, slaapverstoring, verminderd prestatievermogen; → cardiovasculaire problemen zoals hypertensie en ischemische hartaandoeningen kunnen een gevolg zijn van langdurige blootstelling van luid geluid; cognitieve problemen komen voor onder de vorm van aandachtsproblemen, geheugenproblemen, leerproblemen… Geluidshinder zou beperkt blijven doordat alle installaties in het bestaande, gesloten gebouw staan. De bijkomende plaatsing van opslag tanks gebeurt ten opzichte van de buurtbewoners achter op het terrein, achter de bedrijfsgebouwen. Aan de straatzijde is er een scheidingsmuur aanwezig tussen het bedrijfsterrein en de straat waardoor geluidsoverlast naar de buurtbewoners beperkt zou blijven. In het openbaar onderzoek is er één klacht over geluidshinder gemeld.
7 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
Verkeersoverlast: Er kan mogelijk verkeersoverlast ontstaan in de omgeving als de uitbreiding zal leiden tot verhoging van de productie aangezien het bedrijf tussen 2 woonwijken ligt (Gompel en Wezel). Indien er in de toekomst klachten gemeld worden over verkeersoverlast, dient het bedrijf in overleg met de gemeente Mol (en eventueel Balen) een verkeersplan op te stellen. Veiligheidsproblemen: De koeltorens kunnen mogelijk aerosolen verspreiden met schadelijke stoffen die op hun beurt chemische reacties kunnen veroorzaken. Zwavelzuur is een sterk oxidatiemiddel en reageert hevig met brandbare en reducerende stoffen. De stof is een sterk zuur, ze reageert hevig met basen en is bijtend voor de meeste gewone metalen waardoor een brandbaar/ontplofbaar gas wordt gevormd (waterstof - zie ICSC 0001). Reageert hevig met water en organische materialen, waarbij hitte vrijkomt (zie Nota's). Bij verwarming, worden irriterende of giftige dampen (of gassen) zoals zwaveloxides gevormd. Momenteel is het niet duidelijk in welke mate aerosolen van schadelijke stoffen worden tegengehouden in de koeltorens (zie ook punt A. en D.). Psychische impact: De uitbreiding van de opslag van gevaarlijke producten als zwavelzuur kan een psychische impact veroorzaken in de omgeving. c) Andere opmerkingen/ aandachtspunten: De koeltorens en het koelwater zullen behandeld worden volgens het Sonoxide-procédé, het is niet duidelijk of er emissies van aerosolen zwavelzuur, zwaveldioxide of Performax kunnen ontstaan. De Afdeling heeft verscheidene malen getracht telefonisch contact te verkrijgen, maar zonder resultaat; Tijdens het openbaar onderzoek is er één klacht over geluidshinder gemeld; Er kan mogelijk verkeersoverlast ontstaan in de omgeving als de uitbreiding zal leiden tot verhoging van de productie aangezien het bedrijf tussen 2 woonwijken ligt (Gompel en Wezel). BESLUIT: Ons advies is gunstig voor de gevraagde activiteiten mits volgende BIJZONDERE VOORWAARDEN: a) Het bedrijf moet aantonen dat er geen overschrijdende emissies van zwavelzuur, zwaveldioxide of Performax ontstaan vanuit de koeltorens binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de vergunning; b) Het bedrijf moet een geluidsstudie laten uitvoeren door een erkend studiebureau om na te gaan of er sprake is van geluidsoverschrijdingen in de omgeving van het bedrijf (Venetiëlaan/lei, Gompel, Wezel) binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de vergunning; -
4.
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij, bevoegd voor het lozen van afvalwater en de emissie van afvalgassen in de atmosfeer (VMM); Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies dd. 16 december 2008 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Luchtverontreiniging (ALHRMG); op volgende elementen uit dit advies : 1. Wat betreft de rubrieken relevant voor CO2-emissiehandel, voorziet het voorwerp van de aanvraag: a) de toevoeging van de rubriek 20.3.4.1.b bij de reeds vergunde rubriek 20.3.4.2. (en dit n.a.v. de wijziging aan Vlarem I d.d. 12-mei-06, B.S. 30-jun-06); b) de ‘impliciete’ schrapping van de rubriek 43.4 (in pag. 4/7 van de geschreven toelichting van ACG Flat Glass Europe – vestiging Mol niet vermeld naast ‘verwijderen van rubriek 43.3’). 2. Beide wijzigingen betreffen voornamelijk administratieve regularisaties, en hebben in se geen invloed op de inrichtingen vergund onder de rubrieken relevant voor CO2-emissiehandel. Het is
8 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
3.
4.
5.
6.
7.
8.
bijgevolg niet vereist dat bij de milieuvergunningsaanvraag door het VBBV geverifieerde en door de afdeling bevoegd voor luchtverontreiniging goedgekeurde wijzigingen aan het monitoringplan worden toegevoegd. De afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid verleent een positief advies wat betreft de aanvraag van de rubriek 20.3.4.1.b ter toevoeging bij de reeds vergunde rubriek 20.3.4.2. Wat betreft de aanvraag tot impliciete schrapping van de rubriek 43.4 verleent de Afdeling echter een ongunstig advies. Dit ongunstig advies is het gevolg van het feit dat de aanvraag tot schrapping van de 43.4 rubriek volgens onze Afdeling ongegrond is . Deze rubriek is als volgt omschreven: Verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke stoffen of stadsafval. Er kan overlapping zijn met rubriek 31.1, 43.1, 43.2 en 43.3. Het vermogen van de volgende verbrandingsinstallaties moet niet meegerekend worden om het totale thermische ingangsvermogen te toetsen aan het bovenvermelde criterium van 20 MW: a) naverbranders; b) fakkels; c) nooddiesels en noodstroomgeneratoren; d)verbrandingsinstallaties (inclusief motoren) met een individueel thermisch ingangsvermogen van gelijk aan of minder dan 3 MW. Zodra het totale thermische ingangsvermogen, rekening houdend met het voorgaande, meer bedraagt dan 20 MW, vallen ook de installaties vermeld in a) tot en met d), onder de toepassing van deze subrubriek. Om na te gaan of deze rubriek van toepassing is, moeten – in het geval van ACG Flat Glass Europe-vestiging Mol – de verbrandingsinstallaties (incl. motoren) met een individueel thermisch ingangsvermogen van gelijk aan of minder dan 3 MWth inderdaad niet meegeteld worden. Alle installaties die een thermisch ingangsvermogen hebben van méér dan 3 MWth moeten echter wél meegerekend worden. Bij de berekening opgenomen in de vergunningsaanvraag heeft ACG Flat Glass Europe – vestiging Mol inderdaad de vermogens van de installaties van gelijk aan of minder dan 3 MWth niet meegerekend. Doch is tevens het thermisch ingangsvermogen van de glasoven niet meegerekend (wat verplicht is, en deze wordt door onze Afdeling geschat op zéker hoger dan 20 MWth) waardoor volgens onze Afdeling de grens van 20 MWth wél wordt overschreden. Daardoor is rubriek 43.4 wél van toepassing, en moeten alle installaties (incl. de installaties < 3 MWth) in de rubriek 43.4 (blijven) opgenomen worden. Dit ongunstig advies kan herzien worden indien de betrokken exploitant de aanvraag tot schrapping van de 43.4 rubriek herziet, en alsnog deze rubriek aanvraagt met alle installaties (incl. de kleine installaties, en toevoeging van het thermisch ingangsvermogen van de glasoven). Onze afdeling zal de betrokken exploitant op de hoogte brengen van dit ongunstig advies, zodat deze aanpassing aan de lopende milieuvergunningsaanvraag vlot verloopt;
Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies dd. 20 januari 2009 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies : 1. Omschrijving en rubrieken ‒ De omschrijving en rubrieken van de aanvrager zijn correct en kunnen behouden blijven. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid ‒ Het advies van het ARO werd niet ontvangen. De inrichting is volgens het gewestplan Herentals-Mol gelegen in industriegebied. De gevraagde activiteiten zijn in overeenstemming met de bestemming van het gebied. De PMVC stelt dat de inrichting stedenbouwkundig verenigbaar is. 3. Openbaar onderzoek – bezwaren ‒ Er werd 1 schriftelijke opmerking ingediend m.b.t. lawaaihinder.
9 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
•
4.
5.
6.
7.
Voor de evaluatie van deze opmerking wordt verwezen naar het advies van het schepencollege, waarin vermeld staat dat uit metingen blijkt dat het verkeer de grootste bron van lawaai is. • De PMVC merkt bijkomend op dat voor de meest hindergevoelige activiteiten een vermindering wordt aangevraagd. Milieutechnische evaluatie ‒ Het advies van de VMM werd niet ontvangen. ‒ De ALHRMG verleent een deels gunstig-ongunstig advies. Dit advies is ongunstig voor het schrappen van rubriek 43.4 uit de vergunning. De installaties die een thermisch ingangsvermogen hebben van gelijk aan of minder dan 3 MWth moeten niet meegerekend worden. Bij de berekening, opgenomen in de vergunningsaanvraag, heeft ACG Flat Glass het thermisch ingangsvermogen van de glasoven echter niet meegerekend (wat verplicht is, en deze wordt door ALHRMG geschat op zéker hoger dan 20 MWth) waardoor volgens ALHRMG de grens van 20 MWth wordt overschreden. Daardoor is rubriek 43.4 wél van toepassing, en moeten alle installaties (incl. de installaties < 3 MWth) in de rubriek 43.4 (blijven) opgenomen worden. • De PMVC volgt dit standpunt. De vergunning dient geweigerd te worden voor het schrappen van rubriek 43.4. • De PMVC merkt bijkomend op dat de glasoven dient opgenomen te worden in het monitoringplan en onder rubriek 43.4 in de milieuvergunningen. De exploitant dient hiertoe de nodige stappen te ondernemen. De PMVC stelt voor deze opmerking op te nemen in de overwegingen van het besluit. ‒ Voor het overige volgt de PMVC de gunstige adviezen. Watertoets ‒ Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. Termijn ‒ De vergunning kan deels verleend worden voor een termijn verstrijkend op 17 december 2018 met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. ‒ De vergunning dient geweigerd te worden voor het schrappen uit de vergunning van verbrandingsinrichtingen met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder rubriek 43.4. ‒ Akte kan genomen worden van de gemelde klasse 3-inrichtingen. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden V01: algemene milieuvoorwaarden - algemeen: hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7 V02: algemene milieuvoorwaarden - geluid: hoofdstuk 4.5 V05: algemene milieuvoorwaarden - lucht: hoofdstuk 4.4 b. Sectorale voorwaarden V27: bedekkingmiddelen: hoofdstuk 5.4 V35: elektriciteit: hoofdstuk 5.12 V38: gassen - algemeen: afdeling 5.16.1 V40: gassen - koelinrichtingen - compressoren: afdeling 5.16.3 V44: gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: afdeling 5.16.5 V45: gassen - opslag in vaste reservoirs voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen: afdeling 5.16.6 V46: opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3
10 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
V61: thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd afdeling 5.20.2: Petroleumraffinaderijen) en hoofdstuk 5.43 V67: metalen: hoofdstuk 5.29 V68: bouwmaterialen en minerale producten: hoofdstuk 5.30 V81: stoomtoestellen: hoofdstuk 5.39 c. Bijzondere voorwaarden Volgende bijzondere voorwaarde, wordt voorgesteld door het ToVo: → Het bedrijf moet aantonen dat er geen overschrijdende emissies van zwavelzuur, zwaveldioxide of Performax ontstaan vanuit de koeltorens binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de vergunning; De PMVC stelt voor deze voorwaarde te herformuleren en in die vorm te weerhouden: → De exploitant dient binnen 1 jaar na vergunningverlening door een erkend deskundige lucht te laten onderzoeken wat de impact is van het gebruik van zwavelzuur en Performax (in de behandeling van het koelwater) op de luchtkwaliteit. De resultaten van deze studie dienen in 4 exemplaren bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid die deze ter evaluatie/informatie zal bezorgen aan het ToVo, de VMM en de AMI. Volgende bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door het ToVo, wordt niet weerhouden, aangezien de gemeente reeds geluidsmetingen liet uitvoeren. De resultaten hiervan werden opgenomen in het advies van het schepencollege. (zie ook punt 3) → Het bedrijf moet een geluidsstudie laten uitvoeren door een erkend studiebureau om na te gaan of er sprake is van geluidsoverschrijdingen in de omgeving van het bedrijf (Venetiëlaan/lei, Gompel, Wezel) binnen een termijn van 6 maanden na het verlenen van de vergunning; Overwegende dat de glasoven dient opgenomen te worden in het monitoringplan en onder rubriek 43.4 in de milieuvergunningen; dat de exploitant hiertoe de nodige stappen dient te ondernemen; Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Herentals-Mol, waarvoor volgende voorschriften van toepassing zijn: industriegebied; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat voor de evaluatie van de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaren en opmerkingen, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende dat het deels gunstig-ongunstig advies van de PMVC in aanmerking wordt genomen; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt, behalve voor wat betreft het gedeelte van de aanvraag dat betrekking heeft op het schrappen uit de vergunning van
11 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
verbrandingsinrichtingen met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder rubriek 43.4; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning gedeeltelijk toe te staan voor een termijn verstrijkend op 17 december 2018;
BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de nv AGC Flat Glass Europe, gevestigd Terhulpsesteenweg 166 te 1170 Brussel, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit deels vergunning verleend om een glasfabriek, gelegen te 2400 Mol, Colburnlei 1, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-G-682y10 te veranderen door uitbreiding en wijziging, als volgt : ‒
‒
uitbreiding met: • het vermogen van inrichtingen voor het mechanisch, pneumatisch of elektrostatisch aanbrengen van bedekkingmiddelen met 284,5 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 6.506 kW (4.3.c.3); • opslag van 3.500 l gassen in verplaatsbare recipiënten tot een totale opslag van 24.050 l (16.7.3); • opslag van 5.420 l gassen in vaste reservoirs tot een totale opslag van 267.120 l (16.8.3); • opslag van oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen met 509.910 kg tot een totale opslag van 1.022.880 kg (17.3.3.3); • het vermogen van inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van voorwerpen uit glas met 602 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 3.067 kW (30.8.c); • het waterinhoudsvermogen van stoomgeneratoren met 13.320 l tot een totale waterinhoud van 14.054 l (39.1.3); wijziging door: • het verminderen van het vermogen van koelinstallaties, luchtcompressoren en airconditioninginstallaties met 206 kW tot een totale geïnstalleerde drijfkracht van 921 kW (16.3.1.2); • het verminderen van het vermogen van inrichtingen voor het fysisch behandelen van gassen met 241 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 55 kW (16.3.2.2); • herrubriceren van de opslag van 5.360 l P1-producten naar rubriek 17.3.4.2.a; • bijkomend opnemen van rubriek 20.3.4.1.b voor de installatie voor de fabricage van glas met een smeltcapaciteit per dag van meer dan 20 ton (20.3.4.1.b); • herrubriceren van vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van 1.500 kW naar rubriek 31.1.3; • het verminderen van het vermogen van verbrandingsinrichtingen zonder elektriciteitsproductie met 4.413 kW tot een totaal warmtevermogen van 26.423 kW (43.1.3); • het schrappen uit de vergunning van de wasserij met een vermogen van 276 kW onder rubriek 46.3.
Akte wordt genomen van volgende klasse 3-inrichtingen: ‒ uitbreiding van het vermogen van vaste inrichtingen voor het laden van accumulatoren door middel van toestellen met 50,26 kW tot een geïnstalleerd totaal vermogen van 255 kW (12.3.2); ‒ opslag van 724 kg milieugevaarlijke stoffen (17.3.8.1);
12 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
‒ ‒ ‒
herrubriceren van opslag van 50 m3 hout naar rubriek 19.6.1.a; herrubriceren van de opslag van 20 ton kunststoffen naar rubriek 23.3.1.a; vermindering van het vermogen van smederijen en inrichtingen voor het mechanisch behandelen van metalen en het vervaardigen van voorwerpen uit metaal met 6,5 kW tot een geïnstalleerde totale drijfkracht van 122 kW (29.5.2.1.a).
Vlaremrubricering: 4.3.c.3 – 12.3.2 – 16.3.1.2 – 16.3.2.2 – 16.7.3 – 16.8.3 – 17.3.3.3 – 17.3.8.1 – 20.3.4.1.b - 29.5.2.1.a – 30.8.c – 39.1.3 – 43.1.3. §2 De vergunning wordt geweigerd voor het volgende onderdeel van de aanvraag: het schrappen uit de vergunning van verbrandingsinrichtingen met een totaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW onder rubriek 43.4. Vlarem-rubricering: 43.4.
ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning als bedoeld in art. 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 99, §1, 1° van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vereist is en deze bouw- of stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouw- of stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De bouw- of stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste bouw- of stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (in bijlage): §1. Algemene: V01: algemene milieuvoorwaarden - algemeen: hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7 V02: algemene milieuvoorwaarden - geluid: hoofdstuk 4.5 V05: algemene milieuvoorwaarden - lucht: hoofdstuk 4.4 §2. Sectorale:
13 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
V27: bedekkingmiddelen: hoofdstuk 5.4 V35: elektriciteit: hoofdstuk 5.12 V38: gassen - algemeen: afdeling 5.16.1 V40: gassen - koelinrichtingen - compressoren: afdeling 5.16.3 V44: gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: afdeling 5.16.5 V45: gassen - opslag in vaste reservoirs voor samengeperste, vloeibaar gemaakte of in oplossing gehouden gassen: afdeling 5.16.6 V46: opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 V61: thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd afdeling 5.20.2: Petroleumraffinaderijen) en hoofdstuk 5.43 V67: metalen: hoofdstuk 5.29 V68: bouwmaterialen en minerale producten: hoofdstuk 5.30 V81: stoomtoestellen: hoofdstuk 5.39 §3. Bijzondere: ‒ De exploitant dient binnen 1 jaar na vergunningverlening door een erkend deskundige lucht te laten onderzoeken wat de impact is van het gebruik van zwavelzuur en Performax (in de behandeling van het koelwater) op de luchtkwaliteit. De resultaten van deze studie dienen in 4 exemplaren bezorgd te worden aan de vergunningverlenende overheid die deze ter evaluatie/informatie zal bezorgen aan het ToVo, de VMM en de AMI.
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouw- of stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 17 december 2018, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning dd. 20 juli 2000.
14 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
15 / 16
MLAV1/0800000490 nv AGC Flat Glass Europe
ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 05 februari 2009. Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Ludo Helsen
In opdracht: De Provinciegriffier, D. Toelen
De Voorzitter, Cathy Berx
16 / 16