Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0800000227/es/jdn. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE COMM.V BAYER ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (MILIEUTECHNISCHE EENHEID X: POLYETHERBEDRIJF), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 507 - SCHELDELAAN 420, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen; Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 6 mei 2008, ingediend door de Comm.V Bayer Antwerpen; gevestigd Haven 507-Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een chemisch bedrijf (Milieutechnische eenheid X: Polyetherbedrijf), gelegen te 2040 Antwerpen, Haven 507 - Scheldelaan 420, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 16-F-234p, te veranderen door: ‒ uitbreiding: • van het geïnstalleerde vermogen aan vacuümpompen en koelmachines met 168 kW tot een totaal geïnstalleerd vermogen van 1.783 kW (16.3.2.3); • van het inhoudsvermogen aan stoomgeneratoren met 20.115 liter tot stoomgeneratoren met een gezamenlijke inhoud van 30.655 liter (39.1.3); • van het inhoudsvermogen aan stoomtoestellen met 6.200 liter tot stoomtoestellen met een gezamenlijke inhoud van 9.750 liter (39.2.2); ‒ wijziging door verplaatsing van de opslagplaats voor propaanflessen (totale capaciteit 1.000 liter) (16.7.2); ‒ diverse veranderingen inzake de opslag van gevaarlijke producten (17.2.2): • uitbreiding met: - de opslag van 100 kg giftige waterbehandelingsmiddelen tot een totale opslag van 300 kg; - de opslag van 1.100.000 liter P4-stoffen zoals propyleenglycol, glycerine, stabilisatoren, PMPO, polyethers, antioxidantia, PFS, smeeroliën, … in tanks en verplaatsbare recipiënten tot een totale opslagcapaciteit van 26.528.040 liter, ingevolge herschikking en uitbreiding van het bedrijfstankenpark; - 2 tanks van elk 75.000 liter voor de opslag van giftige stoffen die licht ontvlambaar zijn, zoals PFS;
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
een tank van 4.500 liter (5.000 kg) en een stapelplaats voor maximaal 40 vaten van 200 liter (215 kg) voor de opslag van 12.500 liter (13.600 kg) zeer giftige stoffen die een vlampunt hebben hoger dan 100°C, zoals antischuimmiddel; wijziging door: - aanvulling van de gevaarseigenschappen van maximaal 2.000 kg initiator met het P3kenmerk, met behoud van de totale, vergunde opslagcapaciteit van 20.000 kg; - verwijdering van de oplag van 25.000 liter (37.500 kg) natriumhydroxideoplossing tot opslagtanks voor in totaal 226.800 liter (321.451 kg) oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen zoals kaliumhydroxide en kaliumhydroxideoplossing, zwavelzuur en zwavelzuuroplossingen; - vermindering van de opslag van polyetherbrandstof met 25.000 liter tot een totale opslagcapaciteit van 75.000 liter ontvlambaar en corrosief mengsel zoals polyetherbrandstof en oplosmiddel; - verplaatsing van de opslag van 400.000 liter stoffen zoals styreen naar MTE IX – opslag en verlading noord; -
•
Gelet op het feit dat de aanvraag tevens de melding van een klasse 3-inrichting betreft; dat volgende klasse 3-inrichting wordt gemeld: ‒ uitbreiding van het brandervermogen van de installatie voor thermische reiniging van restgassen met 1.300 kW tot een vermogen van 2.000 kW (43.1.1.a); Vlaremrubricering volgens aanvrager: 16.3.2.3 – 16.7.2 – 17.2.2 – 39.1.3 – 39.2.1 – 43.1.1.a; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: – Besluit nr. MLAV1/95-306 d.d. 6 juni 1996 van de deputatie van Antwerpen houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een chemisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; – Besluit nr. MLVER/96-137 d.d. 14 november 1996 van de deputatie van Antwerpen houdende aktename van de mededeling van verandering door uitbreiding van een chemisch bedrijf (MTE energiebedrijven) voor een termijn verstrijkend op – Besluit nr. MLAV1/00-180 d.d. 7 november 2000 van deputatie van Antwerpen houdende vergunning tot het veranderen door uitbreiding van een chemisch bedrijf (MTE XIV – krachtcentrale Midden) voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; – Aktename nr. MLVER/03-87 d.d. 3 juli 2003 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het veranderen door uitbreiding van een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; – Aktename nr. MLVER/04-52 d.d. 17 juni 2004 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het veranderen door uitbreiding van een chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; – Aktename nr. MLVER/04-125 d.d. 10 maart 2005 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het opsplitsen van de vergunning in 2 aparte vergunningen op naam van de nv Bayer Antwerpen en de nv Lanxess; – Besluit nr. MLAV1/05-12 d.d. 12 mei 2005 van de deputatie van Antwerpen houdende vergunning voor het verder exploiteren en veranderen van een chemisch bedrijf (MTE Energiecentrale Midden) voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; – Aktename nr. MLVER/05-119 d.d. 2 maart 2006 door de deputatie m.b.t. de emissie van broeikasgassen van het vergunde chemisch bedrijf, voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; – Aktename nr. MLVER/06-69 d.d. 8 juni 2006 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het veranderen door wijziging van de vergunde Technische Eenheid II: Centrale Werkplaatsen, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016;
2 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
– –
– –
–
–
–
–
Aktename nr. MLAN3/06-21 d.d. 19 oktober 2006 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. een inrichting van klasse 3 die een eenheid vormt samen met het vergunde chemisch bedrijf; Besluit nr. MLAV1/06-468 d.d. 22 februari 2007 van deputatie van Antwerpen houdende vergunning tot het veranderen door wijziging en uitbreiding van een chemisch bedrijf (Milieutechnische eenheid X: Polyetherbedrijf) voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; Aktename nr. MLAN3/07-9 d.d. 19 april 2007 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. de melding van klasse 3-inrichtingen; Aktename nr. MLVER/07-22 d.d. 19 april 2007 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het veranderen door uitbreiding van de vergunde Milieutechnische eenheid X: Polyether, horende bij een chemisch bedrijf, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; Aktename nr. MLVER/07-28 d.d. 21 juni 2007 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het veranderen door wijziging van de vergunde Technische eenheid IX: Hoofdtankpark noord horende bij een chemisch bedrijf, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; Besluit nr. MLAV1/07-360 d.d. 14 november 2007 van deputatie van Antwerpen houdende vergunning tot het veranderen door uitbreiding en wijziging van de milieutechnische eenheid VII: BPA-Makroloneenheid horende bij een chemisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; Besluit nr. MLAV1/07-565 d.d. 27 maart 2008 van deputatie van Antwerpen houdende vergunning tot het veranderen door toevoeging en uitbreiding van de milieutechnische eenheid I: Nevenbedrijven en de milieutechnische eenheid XI: Aniline-eenheid horende bij een chemisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; Aktename nr. MLVER/08-45 d.d. 24 juli 2007 door de deputatie van Antwerpen m.b.t. het veranderen van door wijziging van Milieutechnische eenheid X: Polyetherbedrijf en MTE IX: Verlading noord voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016;
Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 6 mei 2008; op het feit dat op datum van 19 mei 2008 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 30 juni 2008 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 17 juni 2008 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen (kenmerk AN2008/346/JW); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het bedrijf beschikt voor het polymeerpolyol-polyethers (PMPO-project) over een milieuvergunning MLAV1/06-468 die vervalt op 2 augustus 2016. 2. Met deze aanvraag worden enkele wijzigingen aan het project voor de productie van polyethers aangebracht: a) herschikking en uitbreiding van het bedrijfstankpark; b) bijkomende opslag antischuimmiddel; c) verhuis van de styreentank naar MTE IX; d) vergroting van de restgasverbrandingseenheid met bijkomende energierecuperatie (stoomgenerator); e) wijziging stoomgeneratoren en stoomtoestellen. 3. Voor deze aanvraag werd een veiligheidsnota opgesteld. Er wordt besloten dat de externe risicoanalyse voor personen en de milieurisicoanalyse zoals deze is opgenomen in het goedgekeurde OVR/06/16 ook na het doorvoeren van de voorgestelde wijzigingen geldig blijft;
3 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
Gelet op het gunstig advies d.d. 22 juli 2008 van de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) (kenmerk AMV/A/08/3985); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de verandering van de MTE X (Polyetherbedrijf). 2. De inrichting is een GPBV-bedrijf. De GPBV-evaluatie wordt gelijktijdig uitgevoerd in een apart verslag. 3. In de geïntegreerde installatie worden PMPO gemaakt. Deze worden vooral gebruikt voor de fabricage van zachte schuimstoffen in o.a. de auto-industrie. PMPO worden bekomen door de polymerisatie van styreen en acrylonitril in een polyolmidden d.m.v. een initiator. 4. Het PMPO-project is reeds vergund met besluit MLAV1/06-468. Met deze aanvraag worden nog enkele wijzigingen aan het project aangebracht. Het betreft voornamelijk: a) herschikking en uitbreiding van het bedrijfstankpark (inclusief nieuwe positienummers voor de PMPO-tanks); b) bijkomende opslag van antischuimmiddel en PFS (preformed stabiliser): - Er wordt een nieuwe opslagplaats (totale opslag 13.600 kg) gebouwd voor zeer giftige stoffen zoals antischuimmiddel: → een atmosferische enkelwandige tank van 4.500 l (5.000 kg) in een individuele inkuiping in gebouw 9288; → plaats voor 40 vaten van 200 l (215 kg). De houder en de vaten worden opgesteld in een afzonderlijke inkuiping die volledig overdekt wordt met een dakconstructie. - de bijkomende opslag van 150.000 l giftige stoffen die tevens licht ontvlambaar zijn zoals PFS (preformed stabiliser) in 2 tanks van elk 75.000 l. c) verplaatsing van de styreentank van 400.000 l naar de MTE IX (opslag en verlading noord). Er dient opgemerkt te worden dat de uitbreiding van de opslag styreen bij de MTE IX aangevraagd is in het dossier met kenmerk MLVER/08-45. d) vergroting van de restgasverbrandingsinstallatie met bijkomende energierecuperatie (stoomgenerator), geplaatst in een nieuw gebouw; e) wijzigingen van stoomgeneratoren en stoomtoestellen. 5. Volgende vermindering in opslag wordt gemeld: a) de tank met polyetherbrandstof verkleint van 50.000 l naar 25.000 l. b) de vergunde opslag van 25.000 l (37.500 kg) natriumhydroxideoplossing vervalt. c) de opslag van giftige waterbehandelingsmiddelen verhoogt met 100 kg tot 300 kg. 6. Tot slot zijn er verschillende wijzigingen voor de opslag van de P4-vloeistoffen zoals propyleenglycol, glycerine, stabilisatoren, antioxidansen, polyethers, PMPO, smeeroliën in tanks en verplaatsbare recipiënten. Deze wijzigingen resulteren in een totale opslag van 26.528.040 l. 7. De tanks worden gebouwd op vloeistofdichte vloeren en waar nodig geplaatst in inkuipingen. Alle tanks zullen voldoen aan de Vlarem-voorwaarden. 8. Voor de gewijzigde opslag van gevaarlijke stoffen is een veiligheidsnota opgesteld door een erkend VR-deskundige. Het PMPO-project werd besproken in het OVR/06/16 d.d. 19/10/2006, maar vanwege de wijzigingen (met betrekking tot locatie en dimensies van vergunde tanks, alsook nieuwe tanks) is er aanvullende veiligheidsnota (aanpassingen tankenparken PMPOproject – april 2008) dat aan het dossier werd toegevoegd. Het algemeen besluit van deze nota luidt: “Uit de analyse die in onderhavige nota gemaakt wordt, volgt dat de wijzigingen die Bayer Antwerpen Comm.V. wenst door te voeren in het kader van het PMPO-project geen relevante bijdrage hebben tot het externe risicobeeld voor personen dat in het OVR/06/16 in de vorm van isorisicocontouren en groepsrisico wordt voorgesteld. Als gevolg van de voorgestelde wijzigingen worden ook geen bijkomende installatieonderdelen geïdentificeerd waarvoor een diepgaande milieurisicoanalyse doorgevoerd moet worden. Er wordt besloten dat de externe risicoanalyse voor personen en de milieurisicoanalyse zoals deze is opgenomen in het goedgekeurde OVR/06/16 ook na het doorvoeren van de voorgestelde wijzigingen geldig blijft.”
4 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
De 2 vergunde vacuümpompen (37 en 15 kW) vergund onder rubriek 16.3.2.3 worden vervangen door 1 pomp met een vermogen van 20 kW. Deze vermindering zorgt ervoor dat het totaal vermogen van de vacuümpompen 387 kW bedraagt. Koelmachine wordt uitgebreid van 400 kW tot 600 kW, zodat het totaal vermogen aan koelmachines 1.400 kW bedraagt. Het totale vermogen van rubriek 16.3.2.3 komt dan neer op 1.787 kW. 10. De opslagplaats voor propaanflessen wordt verplaatst van gebouw 9276 naar 9271, er wijzigt niets aan de opslaghoeveelheid. 9.
5 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
11. De restgasverbrandingsinstallatie krijgt 3 bijkomende stoomgeneratoren: a) een verdamper met een inhoud van 22.700 l; b) een oververhitter met een inhoud van 140 l; c) een economiser met een inhoud van 410 l. Daarnaast verkleint de inhoud van de reactor koeler/verwarmer met 3.135 l tot een inhoud van 2.370 l. Deze wijzigingen resulteren in een verhoging met 20.115 l tot een totale inhoud van 30.655 l in rubriek 39.1.3. Bij de uitbreiding van de opslag horende bij het geplande PMPO-project, zullen de restgassen verbrand worden in de nieuwe restgasverbrandingsinstallatie. Deze restgassen leiden niet tot een significante verhoging van de gasuitstoot. In de milieuvergunning MLAV1/06-468 werd reeds een restgasverbrandingsinstallatie (voor thermische reiniging van restgassen) vergund. Bij deze aanvraag wordt een grotere installatie gevraagd, zoals hierna beschreven. De restgasverbrandingsinstallatie wordt vergroot en bijkomend voorzien van een stoomgenerator. Hierdoor wordt de geproduceerde warmte gedeeltelijk gerecupereerd in de vorm van stoom, wat ten gunst komt van het stoomverbruik. Het gebruik van een deelstroom polyetherbrandstof als steunbrandstof in de restgasverbrandingsinstallatie draagt bij tot een efficiënt energieverbruik. De restgasverbrandingsinstallatie voert een thermische reiniging van de restgassen uit, voor zowel het bestaande Polyetherbedrijf als het nieuwe PMPO-deel van het Polyetherbedrijf. Hierdoor worden de gasvormige emissies voor het ganse bedrijf verminderd ten opzichte van de huidige situatie (deze verbetering werd reeds opgenomen in de vergunning MLAV1/06-468). De emissies naar de lucht zullen niet significant wijzigen door het gebruik van deze grotere restgasverbrandingsinstallatie (ondanks de uitbreiding). Zoals opgelegd in de vergunning MLAV1/06-468 worden alle restgassen van het Polyetherbedrijf op de installatie aangesloten. De huidige opgelegde bijzondere voorwaarden blijven uiteraard van toepassing. 12. Zoals hierboven vermeld werd gelijktijdig aan dit dossier een GPBV-evaluatie gedaan. Hieruit kon geconcludeerd worden dat voor wat betreft het milieuaspect “Lucht” er een bijzondere voorwaarde dient opgelegd te worden. De aanleiding hiervoor wordt hieronder aangehaald: Het subadvies van de Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid, met kenmerk AMINAL/MNB/SL/1233, uitgebracht op 13.03.2006 luidt: “De Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid stelt voor om de haalbaarheid van bijkomende maatregelen ter reductie van de SO2- en NOx¬emissies in overleg met het bedrijf te toetsen. In concreto gaat het om een natte wassing, met een reductiepotentieel van ca. 200 ton SO2 en selectieve katalytische reductie, met een reductiepotentieel van ca. 700 ton NOx. Inzake VOS-emissies dient te worden nagegaan of bij op- en overslagactiviteiten voldoende emissiereducerende maatregelen (ERM) worden toegepast zoals het toepassen van een intern vlottend dak met dubbele dichtingen, het verbeteren van dichtingen bij extern of intern vlottende daken en de captatie van dampen gevolgd door nabehandeling (destructie of herwinning). Deze ERM zijn bedoeld om de VOS-emissies bij op- en overslagactiviteiten tot een minimum te beperken en een beschrijving ervan is terug te vinden in de sectorstudie uitgevoerd door Ecolas”. In de GPBV-evaluatie wordt een oplijsting gemaakt van de verschillende maatregelen die genomen worden om emissies te beperken. Om alsnog aan de vraag van de Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid tegemoet te komen stelt de afdeling Milieuvergunningen voor om een bijzondere voorwaarde op te leggen: Ten laatste 1 jaar na datum besluit dient de exploitant een studie, opgesteld door een erkend deskundige in de discipline Lucht, in 4-voud in te dienen bij de vergunningsverlenende overheid die ze ter evaluatie zal overmaken aan de Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid, AMV en AMI. In deze studie moet de haalbaarheid van bijkomende maatregelen ter reductie van de SO2- en NOx¬emissies getoetst worden. In concreto gaat het om een natte wassing, met een reductiepotentieel van ca. 200 ton SO2 en selectieve katalytische reductie, met een reductiepotentieel van ca. 700 ton NOx. Inzake VOSemissies dient te worden nagegaan of bij op- en overslagactiviteiten voldoende emissiereducerende maatregelen worden toegepast. Indien uit deze studie blijkt dat
6 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn, dient een verdere planning van deze maatregelen bij de studie gevoegd te worden.
7 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
13. Volgende klasse 3 inrichtingen worden gemeld: a) van het inhoudsvermogen aan stoomtoestellen met 6.200 l tot stoomtoestellen met een gezamenlijke inhoud van 9.750 l (39.2.1); b) van het brandervermogen van de installatie voor thermische reiniging van restgassen met 1.300 kW tot een vermogen van 2.000 kW (43.1.1.a). Deze gemelde klasse 3-inrichtingen houden dezelfde kleine risico’s en hinder in als bij vergelijkbare uitbating los van een vergunde exploitatie en kunnen bijgevolg geakteerd worden. 14. Het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos werd op datum verslag nog niet ontvangen en wordt geacht gunstig te zijn. 15. Er kan besloten worden dat de hinder en de risico’s door de gevraagde uitbreidingen van de vergunning onder voorgestelde voorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); Gelet op het gunstig advies d.d. 25 juli 2008 van de afdeling Toezicht Volksgezondheid (ToVo) van het Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG) (kenmerk LVR/08-227); op volgende elementen uit dit advies: 1. Comm. V Bayer Antwerpen vraagt een uitbreiding van een chemisch bedrijf aan. 2. Het PMPO-project waardoor de productiecapaciteit van de milieutechnische eenheid X: Polyetherbedrijf wordt verhoogd met 90.000 ton/jaar, is reeds vergund op 22 februari 2007. Via deze aanvraag worden enkele wijzigingen aan het project aangebracht: a) herschikking en uitbreiding van het bedrijfstankpark; b) bijkomende opslag van antischuimmiddel en preformed stabiliser; c) verhuis van de styreentank naar MTE IX: opslag en verlading noord; d) vergroting van de restgasverbrandingsinstallatie met bijkomende energierecuperatie, geplaatst in een nieuw gebouw; e) wijzigingen van de stoomgeneratoren en stoomtoestellen. 3. Aan het dossier werd een veiligheidsnota toegevoegd omwille van de wijziging van de opslag van gevaarlijke producten. 4. Omgevingsaspecten en/of klachten a) Ligging van het bedrijf: - Comm. V Bayer Antwerpen is gelegen in het industriegebied van de Antwerpse Haven. Ten NO ligt op ca. 1,2 km afstand het woongebied Lillo. Ook in het gebied ten ZW op ca. 280m wonen enkele inwoners in een woonwijk gelegen in gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. b) Klachten: Er zijn geen klachten of bezwaren gemeld tijdens het openbaar onderzoek. 5. Relevante gezondheidsbedreigende factoren a) Emissies/immissies - Emissies: Samen met de nieuwe PMPO-installatie (3de productieproces) zal een restgasverbrandingsinstallatie (thermische reiniging) worden gebouwd. Vooraleer de restgassen van zowel het bestaande Polyetherbedrijf als het nieuwe PMPO-deel in de atmosfeer worden geleid, worden de vluchtige componenten verbrand in deze thermische reiningingsinstallatie. De oude gaswasser wordt als back-up operationeel gehouden. Bij deze aanvraag wordt een grotere restgasverbrandingsinstallatie gevraagd en deze installatie zal voorzien worden van een stoomgenerator. Hierdoor kan de geproduceerde warmte gedeeltelijk gerecupereerd worden. Bij de vorige aanvraag in 2006 werd verwacht dat na de bouw van de restgasverbrandingsinstallatie de VOS-emissies zouden dalen ondanks de uitbreiding. b) Verontreiniging van bodem/grondwater en oppervlaktewater - De tanks worden gebouwd op vloeistofdichte vloeren en waar nodig geplaatst in inkuipingen.
8 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
c) Geurhinder - Er wordt geen geurhinder verwacht.
9 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
d) Stofhinder - Er wordt geen stofhinder verwacht. e) Geluidshinder - Bij de gevraagde wijzigingen worden bijkomende geluidsbronnen voorzien. Er wordt in dit dossier nergens gesproken over de geluidsimpact ten gevolge van de voorziene wijzigingen. - Op basis van de beschikbare gegevens werd in 2001 in het MER een maximaal geluidsvermogenniveau bepaald. Ook na deze uitbreiding mag het maximale geluidsvermogenniveau van 108,9 dB(A) niet worden overschreden. Dit werd als bijzondere voorwaarde opgelegd in de vergunning d.d 22 februari 2007. Tevens moet na ingebruikname van de uitbreiding, volgens deze bijzondere voorwaarde, geluidsmetingen worden uitgevoerd om aan te tonen dat het geluidsvermogenniveau niet hoger is dan 108,9 dB(A). f) Verkeersoverlast - Er is via de Scheldelaan aansluiting op het autonetwerk rond Antwerpen. Het vrachtverkeer moet geen woonzones passeren waardoor de verkeershinder beperkt is. g) Veiligheidsproblemen - Het omgevingsveiligheidsrapport voor het PMPO-project werd op 19 oktober 2006 goedgekeurd. Omwille van de geplande wijzigingen aan dit PMPO-project werd een veiligheidsnota opgesteld om na te gaan wat de impact van deze wijzigingen is op de externe risicoanalyse die in het goedgekeurde omgevingsveiligheidsrapport werd uitgevoerd. - Volgende wijzigingen worden gepland: → De opslaghouder voor PMPO-oplosmiddel wordt verplaatst binnen hetzelfde gebouw. → De opslaghouder voor PMPO-restmonomeer wordt in een ander gebouw voorzien en de inhoud wordt gehalveerd. → De opslagtanks voor styreen en acrylonitrile zullen een kleinere inhoud hebben en worden op een ander locatie ingepland. Beide hebben een afzonderlijke inkuiping en worden van elkaar gescheiden door een brandmuur. - Volgende bijkomende opslagtanks worden aangevraagd: → twee opslaghouders voor het giftige en licht ontvlambare preformed stabilizer (PFS); → één opslaghouder voor het giftige antischuimmiddel en opslagplaats voor de vaten met dit antischuimmiddel, alle opgesteld in een afzonderlijke inkuiping en overdekt met een dakcontructie. - Uit de veiligheidsnota blijkt dat de risicoanalyse uit het goedgekeurde omgevingsveiligheidsrapport integraal geldig blijft. In dat rapport staat dat de 10-5isocontour voor alle activiteiten de terreingrens overschrijdt met 65m ter hoogte van het dok ten gevolge van het falen van de laadarm tijdens de verlading van een gevaarlijk product. De andere contouren voldoen aan het risicocriterium. Het totale groepsrisico is aanvaardbaar; Gelet op het feit dat in het kader van eventuele grensoverschrijdende hinder aan de provincie Noord-Brabant (Nederland) een aanvraagdossier werd overgemaakt; dat de provincie NoordBrabant met schrijven van 7 juli 2008 (kenmerk 1419101/1427783) meedeelt dat de aanvraag geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen; dat de gemeente Woensdrecht (Nederland) met schrijven van 15 juli 2008 (kenmerk PZ3/AB/0.244) meedeelt dat de aanvraag geen aanleiding geeft tot het uiten van bedenkingen of het maken van opmerkingen; Gelet op het gunstig advies d.d. 12 augustus 2008 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken – De omschrijving en rubrieken, zoals aangevraagd, kunnen behouden blijven. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid
10 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
De PMVC stelt vast dat zij nog geen beschikking heeft over het advies van het ARO. Het ARO bevestigt in de zitting haar stilzwijgend gunstig advies. De inrichting is gelegen in industriegebied en principieel in overeenstemming met de gewestplanvoorschriften. De aanvraag betreft de verandering van een bestaand en vergund bedrijf. De PMVC is dan ook van oordeel dat de inrichting principieel stedenbouwkundig verenigbaar is. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden geen bezwaren ingediend. Milieutechnische evaluatie – De PMVC stelt vast dat de ToVo een gunstig advies heeft uitgebracht, maar wel een opmerking heeft in verband met de geluidsimpact van de voorziene wijzigingen. → De AMV stelt dat de aanvraag voornamelijk betrekking heeft op de uitbreiding van de opslagcapaciteit. De enige relevante verandering die impact zou kunnen hebben op geluid is de uitbreiding van het geïnstalleerde vermogen aan vacuümpompen en koelmachines (uitbreiding koelmachine van 400 naar 600 kW). De uitbreiding in aantal kW bedraagt volgens de AMV evenwel minder dan 10% van het totaal aantal kW op de inrichting. De gevraagde veranderingen hebben volgens haar dan ook een minimale impact op de geluidssituatie. De PMVC volgt dit standpunt. – Voor het overige volgt de PMVC de gunstige adviezen. Watertoets – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. Termijn – De vergunning kan worden verleend voor een termijn tot 2 augustus 2016, met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. – Er kan akte worden genomen van de gemelde klasse 3-inrichtingen. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden – V01: Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7; – V02: Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5; – V03: Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2; – V05: algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4 b. Sectorale voorwaarden – V38: Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1; – V40: Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3; – V44: Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: Afdeling 5.16.5 en bijlage 5.16.1, bijlage 5.16.2; – V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3; – V61: Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2: petroleumraffinaderijen) en Hoofdstuk 5.43; – V81: Stoomtoestellen: Hoofdstuk 5.39; c. Bijzondere voorwaarden – De door de AMV voorgestelde bijzondere voorwaarde kan als volgt worden opgelegd: • Ten laatste 1 jaar na datum besluit dient de exploitant een studie, opgesteld door een erkend deskundige in de discipline Lucht, in 4-voud in te dienen bij de vergunningsverlenende overheid die ze ter evaluatie zal overmaken aan de Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid en de AMV, en ter informatie aan de AMI. In deze studie moet de haalbaarheid van bijkomende maatregelen ter reductie van de SO2- en NOX¬emissies getoetst worden. In concreto gaat het om een natte wassing, met een reductiepotentieel van ca. 200 ton SO2 en selectieve katalytische reductie, met een –
3. 4.
5.
6.
7.
11 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
reductiepotentieel van ca. 700 ton NOX. Inzake VOS-emissies dient te worden nagegaan of bij op- en overslagactiviteiten voldoende emissiereducerende maatregelen worden toegepast. Indien uit deze studie blijkt dat bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn, dient een verdere planning van deze maatregelen bij de studie gevoegd te worden; Gelet op de ligging van de inrichting in industriegebied van het gewestplan Antwerpen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 2 augustus 2016; BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp Aan de Comm.V Bayer Antwerpen, gevestigd Haven 507-Scheldelaan 420 te 2040 Antwerpen, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een chemisch bedrijf (Milieutechnische eenheid X: Polyetherbedrijf), gelegen te 2040 Antwerpen, Haven 507 Scheldelaan 420, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 16-F-234p te veranderen door: ‒ uitbreiding: • van het geïnstalleerde vermogen aan vacuümpompen en koelmachines met 168 kW tot een totaal geïnstalleerd vermogen van 1.783 kW (16.3.2.3); • van het inhoudsvermogen aan stoomgeneratoren met 20.115 liter tot stoomgeneratoren met een gezamenlijke inhoud van 30.655 liter (39.1.3); • van het inhoudsvermogen aan stoomtoestellen met 6.200 liter tot stoomtoestellen met een gezamenlijke inhoud van 9.750 liter (39.2.2); ‒ wijziging door verplaatsing van de opslagplaats voor propaanflessen (totale capaciteit 1.000 liter) (16.7.2); ‒ diverse veranderingen inzake de opslag van gevaarlijke producten (17.2.2): • uitbreiding met: - de opslag van 100 kg giftige waterbehandelingsmiddelen tot een totale opslag van 300 kg; - de opslag van 1.100.000 liter P4-stoffen zoals propyleenglycol, glycerine, stabilisatoren, PMPO, polyethers, antioxidantia, PFS, smeeroliën, … in tanks en verplaatsbare recipiënten
12 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
-
tot een totale opslagcapaciteit van 26.528.040 liter, ingevolge herschikking en uitbreiding van het bedrijfstankenpark; 2 tanks van elk 75.000 liter voor de opslag van giftige stoffen die licht ontvlambaar zijn, zoals PFS; een tank van 4.500 liter (5.000 kg) en een stapelplaats voor maximaal 40 vaten van 200 liter (215 kg) voor de opslag van 12.500 liter (13.600 kg) zeer giftige stoffen die een vlampunt hebben hoger dan 100°C, zoals antischuimmiddel;
13 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
•
wijziging door: - aanvulling van de gevaarseigenschappen van maximaal 2.000 kg initiator met het P3kenmerk, met behoud van de totale, vergunde opslagcapaciteit van 20.000 kg; - verwijdering van de oplag van 25.000 liter (37.500 kg) natriumhydroxideoplossing tot opslagtanks voor in totaal 226.800 liter (321.451 kg) oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen zoals kaliumhydroxide en kaliumhydroxideoplossing, zwavelzuur en zwavelzuuroplossingen; - vermindering van de opslag van polyetherbrandstof met 25.000 liter tot een totale opslagcapaciteit van 75.000 liter ontvlambaar en corrosief mengsel zoals polyetherbrandstof en oplosmiddel; - verplaatsing van de opslag van 400.000 liter stoffen zoals styreen naar MTE IX – opslag en verlading noord.
Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichting: ‒ uitbreiding van het brandervermogen van de installatie voor thermische reiniging van restgassen met 1.300 kW tot een vermogen van 2.000 kW (43.1.1.a). Vlaremrubricering: 16.3.2.3 – 16.7.2 – 17.2.2 – 39.1.3 – 39.2.2 – 43.1.1.a. Zodat de Milieutechnische eenheid X – Polyetherbedrijf voortaan omvat: ‒ een installatie voor de productie van polyethers met een jaarproductie van 630.000 ton (inclusief 90.000 ton PMPO's) (7.11.1.b – 17.2.2); ‒ 2 laagspanningstransformatoren van elk 160 kVA (12.2.1); ‒ vast opgestelde batterijen, totaal 100.000 VAh en bijkomend 20.000 VAh in gebouw 9487 (12.3.1); ‒ batterijladers met een geïnstalleerd totaalvermogen van 77 kW en bijkomend 10 kW in gebouw 9487 (12.3.2); ‒ een klimatisatietoestel van 8,7 kW (16.3.1.1); ‒ vacuümpompen en koelmachines met een geïnstalleerd totaalvermogen van 1.783 kW (16.3.2.3); ‒ opslagplaatsen voor 1.000 liter propaan en 500 liter andere gassen (150 liter ontvlambare, 150 liter oxiderende en 200 liter inerte) in verplaatsbare recipiënten (16.7.2); ‒ diverse opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen (17.2.2), omvattend: • de opslag in verplaatsbare recipiënten van 300 kg giftige waterbehandelingsmiddelen; • een opslagplaats voor 20.000 kg ontplofbare en schadelijke stoffen, m.n. een initiator, waarvan maximaal 2.000 kg met een vlampunt hoger dan 55°C, maar dat de 100°C niet overschrijdt; • meerdere opslagplaatsen voor in totaal 60.500 liter oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen in vaste vorm of in vloeibare vorm in verplaatsbare recipiënten, zoals stabilisatoren, antioxidantia, filterhulpmiddelen, waterbehandelingsmiddelen, paratolueensulfonzuur, mono-ethyleenglycol; • opslagtanks voor in totaal 226.800 liter (321.451 kg) oxiderende, schadelijke, corrosieve en irriterende stoffen zoals kaliumhydroxide en kaliumhydroxideoplossing, zwavelzuur en zwavelzuuroplossingen; • de opslag van 4.500 ton schadelijke stoffen zoals difenylmethaandiisocyanaat (in gebouwen 9479-81-88) • de opslag van in totaal 26.528.040 liter P4-stoffen zoals propyleenglycol, glycerine, stabilisatoren, PMPO, polyethers, antioxidantia, PFS, smeeroliën, … in tanks en verplaatsbare recipiënten; • opslagplaatsen voor 47.000 kg giftige stoffen met een vlampunt hoger dan 55°C maar dat 100°C niet overschrijdt zoals organisch solvent; • de opslag van 12 ton additieven en antioxidantia in verplaatsbare recipiënten;
14 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
•
‒ ‒ ‒ ‒ ‒
opslagplaatsen voor in totaal 80.750 liter schadelijke en licht ontvlambare stoffen zoals nhexaan, methylacrylaat, oplosmiddel en reststof; • een opslagplaats voor in totaal 2.050 kg schadelijke en licht ontvlambare stoffen zoals titaanzuurbutylester en acrylzuur; • de opslag van 2 ton intitiatoren in verplaatsbare recipiënten; • de opslag van 5 ton stabilisatorgrondstoffen in verplaatsbare recipiënten; • de opslag van 75.000 liter ontvlambaar en corrosief mengsel zoals polyetherbrandstof en oplosmiddel; • de opslag van 2 ton additieven in verplaatsbare recipiënten; • de opslag van 5 ton katalysatoren in verplaatsbare recipiënten; • de opslag van 60.000 kg stoffen zoals 'grondstof'; • de opslag van 2 tanks van elk 75.000 liter giftige stoffen die licht ontvlambaar zijn, zoals PFS; • de opslag van 12.500 liter (13.600 kg) zeer giftige stoffen die een vlampunt hebben hoger dan 100°C, zoals antischuimmiddel in een vaste houder en verplaatsbare recipiënten; de opslag van 5.000 kg gevaarlijke stoffen in verpakkingen van maximaal 25 kg, verspreid over alle gebouwen van de MTE (voornamelijk 9271 en 9274); diverse labo's (24.1.1); 15 stoomgeneratoren met een gezamenlijke inhoud van 30.655 liter (39.1.3); 2 stoomtoestellen met een gezamenlijke inhoud van 9.750 liter (39.2.2); een installatie voor de thermische reiniging van restgassen met een brandervermogen van 2.000 kW (43.1.1.a).
ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning als bedoeld in art. 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 99, §1, 1° van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vereist is en deze bouw- of stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouw- of stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. §3 De bouw- of stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste bouw- of stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (als bijlage): §1. Algemene: – V01: Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7; – V02: Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5;
15 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
– –
V03: Algemene milieuvoorwaarden - oppervlaktewater: Hoofdstuk 4.2; V05: algemene milieuvoorwaarden - lucht: Hoofdstuk 4.4
§2. Sectorale: – V38: Gassen - algemeen: Afdeling 5.16.1; – V40: Gassen - koelinrichtingen - compressoren: Afdeling 5.16.3; – V44: Gassen - opslagplaatsen in verplaatsbare recipiënten: Afdeling 5.16.5 en bijlage 5.16.1, bijlage 5.16.2; – V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3; – V61: Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2: petroleumraffinaderijen) en Hoofdstuk 5.43; – V81: Stoomtoestellen: Hoofdstuk 5.39; §3. Bijzondere: – Ten laatste 1 jaar na datum besluit dient de exploitant een studie, opgesteld door een erkend deskundige in de discipline Lucht, in 4-voud in te dienen bij de vergunningsverlenende overheid die ze ter evaluatie zal overmaken aan de Afdeling Lucht, Hinder, Milieu en Gezondheid en de AMV, en ter informatie aan de AMI. In deze studie moet de haalbaarheid van bijkomende maatregelen ter reductie van de SO2- en NOX¬ emissies getoetst worden. In concreto gaat het om een natte wassing, met een reductiepotentieel van ca. 200 ton SO2 en selectieve katalytische reductie, met een reductiepotentieel van ca. 700 ton NOX. Inzake VOS-emissies dient te worden nagegaan of bij op- en overslag activiteiten voldoende emissie reducerende maatregelen worden toegepast. Indien uit deze studie blijkt dat bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn, dient een verdere planning van deze maatregelen bij de studie gevoegd te worden. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen worden teruggevonden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouw- of stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 2 augustus 2016, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning d.d. 6 juni 1996.
16 / 17
MLAV1/0800000227 Comm.V Bayer Antwerpen
ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 28 augustus 2008. Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, gouverneur-voorzitter, de heren L. Helsen, J. Geuens, K. Helsen, M. Wellens, de heer B. De Nijn, leden en de heer P. Sommen, vervangend provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De vervangend provinciegriffier,
De Voorzitter,
P.Sommen
Cathy Berx
17 / 17