'Geen nood bij brand!' in de zorg Proces- en effect evaluatie van een nieuwe brandweeraanpak
M. Dijkstra C. van der Sman
Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam April 2012
2
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Rapportnummer: 550 Projectnummer: 10.0195
Disclaimer Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. Consument en Veiligheid aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele, in deze uitgave voorkomende, onjuistheden of onvolkomenheden.
Overname van tekst of gedeelten van tekst is toegestaan, mits met de juiste bronvermelding. Indien tekst gebruikt wordt voor commerciële doelstellingen dient altijd vooraf schriftelijke toestemming verkregen te zijn.
3
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Inhoudsopgave
Hoofdstuk Samenvatting
5
1
Inleiding
9
1.1
'Geen nood bij Brand!' een evidence based project 'Brandveilig Leven'?
9
1.2
Achtergrond van 'Geen nood bij brand!'
9
1.3
Doelstellingen en aanpak proces- en effectevaluatie 'Geen nood bij brand!'
10
1.3.1
Procesdoelstellingen
10
1.3.2
Effectdoelstelling
11
1.4
Onderzoeksvragen
12
1.5
Leeswijzer
13
2
Methode
15
2.1
Kwalitatieve interviews
15
2.1.1
Methode
15
2.1.2
Respons
16
2.2
Kwantitatief vragenlijstonderzoek
18
2.2.1
Vragenlijst
18
2.2.2
Werving respondenten
19
2.2.3
Steekproefomvang vragenlijstonderzoek
19
2.2.4
Interpretatie van de gevonden resultaten
21
3
Resultaten interviews
23
3.1
GNBB leidt tot een betere, meer open en gelijkwaardige samenwerking
23
3.2
GNBB is nog niet geborgd in zorginstellingen
24
3.3
GNBB zal op termijn bijdragen aan gedragsverandering
24
4
Resultaten vragenlijstonderzoek
25
4.1
Attitude: verhoog de structurele aandacht voor brandveiligheid
25
4.2
Attitude: blijf binnen GNBB ontruimingsoefeningen doen
26
4.3
Bewustwording/ bewustzijn: sta vaker stil bij brandveiligheid
26
4.4
Risicoperceptie: verhoog kennis over belangrijke risicofactoren
27
4
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
5
Conclusie en aanbevelingen
29
5.1
'Geen nood bij brand!' wordt goed ontvangen door zorgorganisaties
29
5.2
Werk verder aan de cultuuromslag binnen de brandweer
29
5.3
Ontwikkel handvatten voor het continueren van GNBB door de zorg
31
5.4
Denk na over een nieuw effect onderzoek
31
Bijlage 1
Schriftelijke vragenlijst
33
Bijlage 2
Gespreksleidraad interviews deelnemende zorginstellingen
45
Bijlage 3
Gespreksleidraad interviews projectleider en preventisten
49
Bijlage 4
Gespreksleidraad interviews niet-deelnemende zorginstellingen
53
Bijlage 5
Gedetailleerde uitkomsten van de interviews
57
Bijlage 6
Gedetailleerde resultaten vragenlijstonderzoek
65
5
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Samenvatting
De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) heeft Consument en Veiligheid (CenV) gevraagd een proces- en effectevaluatie uit te voeren voor het project 'Geen nood bij brand!' (GNBB). Een onderzoek om vast te kunnen stellen of GNBB evidence based is. 'Geen nood bij brand!' 'Geen nood bij brand' is in de veiligheidsregio Gelderland-Midden ontwikkeld, met als einddoel om attitude, risicoperceptie en bewustwording van brandveiligheid te vergroten bij clienten, medewerkers en bestuurders van gezondheidsinstellingen. Het project is in 2010-2011 uitgevoerd door de preventisten van het brandweerkorps Arnhem in diverse zorgorganisaties. Het uitgangspunt bij het bereiken van dit doel is het werken aan een andere relatie tussen brandweer en zorginstelling. In plaats van een situatie waarin de brandweer besluiten oplegt aan een zorginstellingen wordt met GNBB gestreeft naar; -
een situatie waarin zorgorganisatie en brandweer samen kijken naar brandveiligheid.
-
een situatie waarin zowel medewerkers van zorginstellingen, als leidinggevenden en de directie zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid op het terrein van brandveiligheid. Concreet staat binnen 'Geen nood bij brand!' de veiligheidsexpeditie centraal. De preventist van de brandweer, medewerkers van de zorginstelling en cliënten maken gezamelijk een rondgang door de zorginstelling en registreren veilige en onveilige situaties. Na deze veiligheidsexpeditie bespreken ze hun bevindingen en wordt dit vastgelegd in een verslag met daarin aandachtspunten voor de zorginstelling. Daarnaast wordt gezamenlijk een ontruimingsoefening gedaan en bestaat de mogelijkheid om samen voorlichtingsbijeenkomsten te organiseren. Binnen GNBB stimuleert de brandweer om gebruik te maken van een (per instelling op maat te maken) e-learning module voor de BHV-organisatie. Onderzoeksopzet In dit onderzoek hebben drie vragen centraal gestaan. Door middel van interviews met deelnemende zorgorganisaties, potentiële deelnemers, betrokken preventisten en de projectleider hebben we de aanpak geëvalueerd (focus op de eerste twee onderzoeksvragen / randvoorwaardelijke doelstellingen in hierna volgende figuur). Door middel van een vragenlijst onderzoek onder medewerkers en
6
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
leidinggevenden van deelnemende en niet-deelnemende organisaties hebben we het effect onderzocht (derde vraagstelling / hoofddoelstelling in onderstaand figuur). Leidt 'Geen nood bij Brand!' tot
Leidt 'Geen nood bij Brand!' er toe
een samenwerkende / open
dat binnen alle lagen van een
houding van preventisten naar
zorgorganisatie structureel
zorginstellingen?
verantwoordelijkheden worden genomen op brandveiligheid?
Leidt 'Geen nood bij brand!' tot een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstelling? (onder medewerkers en leidinggevenden)
Conclusie 'Geen nood bij brand!' is een succes, en heeft de eerste belangrijke stap gezet richting een evidence based gedragsinterventie. De deelnemers die wij hebben geïnterviewd (voornamelijk facilitair managers): -
zijn enthousiast over de opzet en aanpak. Ze hebben GNBB ervaren als een project waarin het gaat om samen te komen tot een brandveiliger situatie. Ze bemerken en waarderen een meer open en gelijkwaardige samenwerking (minder autoritaire, meer toegankelijke en adviserende brandweer);
-
ervaren een tijdelijke verhoging van het veiligheidsbewustzijn en zelfvertrouwen van medewerkers;
-
en geloven in een lange termijn effect indien activiteiten zoals expedities en ontruimingsoefeningen gecontinueerd worden. In die continuïteit zit een belangrijke crux. Uit zowel de interviews als het vragenlijstonderzoek blijkt dat 'Geen nood bij brand!' een project, een eenmalige activiteit, is. Door middel van het vragenlijstonderzoek hebben we, buiten een positieve verschuiving op het aantal brandoefeningen in 2011, geen significante verschuivingen kunnen vaststellen in attitude, bewustzijn en risicoperceptie van medewerkers van zorginstellingen met 'Geen nood bij brand!' ten opzichte van zorginstellingen zonder 'Geen nood bij brand!' Een verklaring hiervoor ligt in het feit dat 'Geen nood bij brand!' als project nog niet voldoende gecontinueerd is.
7
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Daarnaast spelen een aantal beperkende onderzoeksfactoren een rol in het niet kunnen vaststellen van significante verschillen tussen beide onderzoeksgroepen: -
lage respons (er deden minder zorgorganisaties mee dan verwacht en deelnemende organisaties lieten minder medewerkers deelnemen aan onderzoek dan gewenst. Vanwege tijdsdruk of om beleidsredenen);
-
selectieve respons (mogelijk deden, binnen beide onderzoeksgroepen, alleen zorginstellingen mee die al veel belang hechten aan brandveiligheid);
-
sociaal wenselijkheid in de antwoorden ("natuurlijk vind ik brandveiligheid belangrijk en weet ik hoe te handelen");
-
subjectieve waarneming van het eigen gedrag (het is menselijk om je eigen gedrag positiever in te schatten dan deze objectief gezien is). Aanbevelingen Dit project heeft geleid tot drie aanbevelingen:
1
Werk verder aan de cultuuromslag binnen de brandweer. Breng het huidige succes in de vernieuwde samenwerking, voorbij het project.
2
Ontwikkel handvatten voor het continueren van GNBB door de zorg. Er is nog een concrete ondersteuning (werkwijze / handvatten) voorhanden om te werken aan de lange termijn cultuur- en gedragsverandering.
3
Evalueer de verder ontwikkelde opzet van GNBB opnieuw, met daarbij aandacht voor het verhogen van de respons en de objectiviteit van het vaststellen van gedrag.
9
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Inleiding
In opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) heeft Consument en Veiligheid (CenV) een proces- en effectevaluatie uitgevoerd voor het project 'Geen nood bij brand!' (GNBB).
1.1
'Geen nood bij Brand!' een evidence based project 'Brandveilig Leven'? In het project 'Brandveilig leven' van de NVBR staat 'Community safety' centraal. De laatste jaren is de trend van de terugtredende overheid ingezet: steeds minder regelgeving, voornamelijk uit oogpunt van lastenverlichting. Zo komt ook de verantwoordelijkheid voor veiligheid duidelijker bij de burger te liggen. De burger moet zich echter wel bewust worden van deze verantwoordelijkheid. 'Community safety' vergroot de bewustwording bij burgers. Het is een paraplu waaronder alle activiteiten vallen om het veiligheidsbewustzijn en daarmee de brandveiligheid in de leefomgeving te verhogen. De brandweer is de specialist voor brandveiligheid en 'een sterk merk' om een ingang te krijgen richting burgers. Door middel van het project 'Brandveilig leven' wil de NVBR zicht krijgen op de mogelijkheden van community safety in Nederland. Het eindproduct moet onder andere een overzicht geven van goede initiatieven in ons land op het gebied van community safety (zogeheten 'best practices'), evenals aanbevelingen voor de implementatie van community safety binnen de brandweerkorpsen. Het doel is uiteindelijk om korpsen een handvat te bieden waarbij zij gebruik kunnen maken van evidence based initiatieven, ofwel projecten waarvan door middel van (wetenschappelijk) onderzoek is bewezen dat ze effectief zijn. 'Geen nood bij brand!' is mogelijk zo'n evidence based project. In voorliggend rapport worden de ervaringen met en de effectiviteit van dit initiatief beschreven.
1.2
Achtergrond van 'Geen nood bij brand!' 'Geen nood bij brand!' is een samenwerkingsproject tussen brandweerkorpsen en zorginstellingen om de brandveiligheid van zorginstellingen structureel te verbeteren. Aanleiding zijn cijfers uit 2007 waaruit blijkt dat er in dat jaar 1100 binnenbranden zijn geweest in zorginstellingen met een schade van € 83 miljoen. De brandweer in de regio Gelderland-Midden heeft GNBB ontwikkeld, met als doel om kennis en bewustwording van brandveiligheid te vergroten bij clienten, medewerkers en bestuurders van gezondheidsinstellingen. Het uitgangspunt bij het bereiken van dit doel is het werken aan een andere relatie tussen brandweer
10
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
en zorginstelling. In plaats van een situatie waarin de brandweer besluiten oplegt aan een zorginstellingen wordt met GNBB gestreeft naar een situatie waarin zorgorganisatie en brandweer samen kijken naar brandveiligheid. De aanpak van GNBB laat zich als volgt omschrijveni: De brandweer en zorgorganisatie kijken samen waar de problemen liggen in de zorginstelling op het gebied van brandveiligheid en hoe deze kunnen worden opgelost. De aanpak van GNBB bestaat uit een veiligheidsexpeditie in de zorginstelling, de verslaglegging daarvan in concrete actiepunten, een gezamenlijke ontruimingsoefening en een elearningsmodule. Tijdens de veiligheidsexpeditie maken de preventist van de brandweer, medewerkers van de zorginstelling en cliënten gezamelijk een rondgang door de zorginstelling en registreren veilige en onveilige situaties. Na deze veiligheidsexpeditie bespreken ze hun bevindingen en wordt dit vastgelegd in een verslag met daarin aandachtspunten voor de zorginstelling. Daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van een (per instelling op maat te maken) e-learning module voor de BHV-organisatie. Deze module bevat situaties die zich in de eigen instelling kunnen voordoen. Met behulp van herkenbare beelden krijgt men inzicht in de consequenties die bepaalde keuzes hebben voor de brandveiligheid.
1.3
Doelstellingen en aanpak proces- en effectevaluatie 'Geen nood bij brand!' Samenvattend is het doel van GNBB het realiseren van een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording binnen alle lagen van een zorgorganisatie ten aanzien van brandveiligheid. Met als resultaat een toename van de brandveiligheid in zorginstellingen. Het gekozen middel van GNBB om dit te bereiken is een verandering in de samenwerkingsrelatie tussen brandweer en zorginstelling. Door middel van een procesevaluatie evalueren we in dit rapport in hoeverre de gewenste samenwerking tot stand is gebracht door GNBB. Een effectevaluatie laat zien in hoeverre er sprake is van een verbetering op brandveiligheid.
1.3.1
Procesdoelstellingen Het project GNBB kent twee belangrijke procesdoelen met betrekking tot de gewenste verandering in de samenwerking tussen brandweer en zorginstelling: 1 Voor het slagen van 'Geen nood bij brand!' (verbetering brandveiligheid / brandveiligheidsgedrag) is het van belang dat de preventisten van de brandweer het belang van het project inzien, er positief tegenover staan en in staat zijn om op een
i
Op basis van het projectvoorstel Geen nood bij Brand!, de instructiemap GNBB voor preventisten,
de website www.geennoodbijbrand.nl en de projectbeschrijving op de website van de NVBR.
11
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
andere manier de dialoog met zorgorganisaties aan te gaan. Voor de brandweer is het van belang om te weten of deze verandering ook bij hun medewerkers heeft plaatsgevonden. 'Geen nood bij brand!' moet leiden tot een samenwerkende / open houding van preventisten naar zorginstellingen. 2 Het project 'Geen nood bij brand!' kan tevens alleen tot verbetering van brandveiligheid / brandveiligheidsgedrag leiden als zowel medewerkers van zorginstellingen, leidinggevenden en de directie het project ondersteunen en alle betrokkenen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid op het terrein van brandveiligheid.'Geen nood bij brand!' moet er toe leiden dat binnen alle lagen van een zorgorganisatie structureel verantwoordelijkheden worden genomen op brandveiligheid (en dat daarin een samenwerkende / open houding naar de brandweer is). De kwalitatieve procesevaluatie (interviews met deelnemers / betrokkenen bij GNBB) in dit rapport focust op bovenstaande twee doelen, de belangrijkste twee randvoorwaarden voor uiteindelijk effect. Daarnaast wordt in de evaluatie ook aandacht besteedt aan de mate waarin deelnemers / betrokkenen ervaren dat GNBB leidt tot gedragsverandering in de zorg. Hiermee wordt de procesevaluatie gebruikt om gevonden effecten (zie 1.3.2) of het gebrek daarvan goed te kunnen interpreteren en te kunnen achterhalen waarom de methodiek juist wel of niet succesvol is. Met de procesevaluatie wordt in kaart gebracht hoe en onder welke omstandigheden een methodiek wordt geïmplementeerd, bij wie de methodiek wel en bij wie de methodiek niet is aangekomen, en of de methodiek wordt begrepen en gewaardeerd wordt door betrokkenen. De procesevaluatie zal leiden tot een overzicht van succesvolle en minder succesvolle activiteiten/aanpakken en aanbevelingen voor verbetering van de methodiek en/of het implementatieproces. 1.3.2
Effectdoelstelling Het effectdoel van het project 'Geen nood bij brand!' kan als volgt worden omschreven: 'Geen nood bij brand!' moet er toe leiden dat er bij medewerkers, leidinggevenden en directieleden van zorginstellingen een positieve verschuiving is op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstelling. Met als resultaat een brandveiliger zorginstelling. Een kwantitatieve effectevaluatie (vragenlijstonderzoek) richt zich specifiek op dit hoofddoel. Door middel van een vergelijking tussen deelnemende organisaties (aan GNBB) en niet-deelnemende organisaties wordt gekeken of er sprake is van (significante) verschillen in attitude, risicoperceptie en bewustwording onder medewerkers en leidinggevenden. De doelgroep directieleden is te klein om een effectmeting onder te verrichten, deze doelgroep wordt meegenomen in de procesevaluatie.
12
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
1.4
Onderzoeksvragen De onderzoeksvragen richten zich op de twee randvoorwaardelijke doelen en het einddoel, zie onderstaand figuur.
Leidt 'Geen nood bij Brand!' tot
Leidt 'Geen nood bij Brand!' er toe
een samenwerkende / open
dat binnen alle lagen van een
houding van preventisten naar
zorgorganisatie structureel
zorginstellingen?
verantwoordelijkheden worden genomen op brandveiligheid?
Leidt 'Geen nood bij brand!' tot een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstelling? (onder medewerkers en leidinggevenden)
Specifieke subvragen die centraal staan in de effectevaluatie zijn: -
Is er sprake van een positieve verschuiving op attitude ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstellingen die met GNBB werken ten opzichte van de zorginstellingen die niet met GNBB werken?
-
Is er sprake van een positieve verschuiving op risicoperceptie ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstellingen die met GNBB werken ten opzichte van de zorginstellingen die niet met GNBB werken?
-
Is er sprake van een positieve verschuiving op bewustwording ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstellingen die met GNBB werken ten opzichte van de zorginstellingen die niet met GNBB werken? De belangrijkste subvragen die met de procesevaluatie worden beantwoord zijn:
-
Is de doelgroep blootgesteld aan alle onderdelen?
-
Zijn alle activiteiten van de methodiek uitgevoerd zoals gepland?
-
Hoe worden alle activiteiten van de methodiek gewaardeerd door de doelgroep (en eventueel intermediairs)?
-
Zijn er neveneffecten te onderscheiden?
-
Wat zijn belemmerende/bevorderende factoren voor de implementatie van de methodiek?
-
Hoe is de relatie tussen de brandweer en de zorginstelling (hoe wordt deze ervaren? en is deze veranderd door GNBB?)
13
1.5
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksmethodiek van deze evaluatie beschreven. In de hoofdstukken daarna wordt ingegaan op de resultaten van de interviews / procesevaluatie (hoofdstuk 3) en het vragenlijstonderzoek (hoofdstuk 4). Beide hoofdstukken beginnen met een samenvattende paragraaf van de belangrijkste resultaten, vervolgens wordt hier gedetailleerder ingegaan. Overkoepelende conclusies en aanbevelingen worden beschreven in hoofdstuk 5.
15
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Methode
Om het effect van 'Geen nood bij brand!' in kaart te brengen en de resultaten te kunnen interpreteren, zijn een proces- en een effectevaluatie uitgevoerd. De procesevaluatie is kwalitatief van aard. De effectevaluatie is deels kwantitatief en deels kwalitatief van aard. Het kwalitatieve gedeelte van deze evaluatie bestaat uit interviews; deze methodiek wordt verder toegelicht in paragraaf 2.1. Het kwantitatieve gedeelte van deze evaluatie bestaat uit vragenlijstonderzoek; de hiervoor toegepaste methodiek wordt verder toegelicht in paragraaf 2.2.
2.1
Kwalitatieve interviews Om effect van de methodiek 'Geen nood bij brand!' goed te kunnen interpreteren en te kunnen achterhalen waarom de methodiek juist wel of niet succesvol is, in combinatie met een effectevaluatie, een procesevaluatie uitgevoerd door middel van kwalitatieve interviews. In het onderzoek is voorafgaand een indeling gemaakt in vier verschillende type organisaties ten opzichte van deelname aan GNBB: 1
instellingen die nog niets doen met 'Geen nood bij brand!' (hier aangeduid als: t-1);
2
instellingen die al wel zijn gestart met 'Geen nood bij brand!', maar nog geen expeditie hebben ondernomen (hier aangeduid als: t0);
3
instellingen die gestart zijn met 'Geen nood bij brand!', en een expeditie met medewerkers hebben uitgevoerd hier aangeduid als: t1)
4
instellingen die gestart zijn met 'Geen nood bij brand!', een expeditie met medewerkers hebben uitgevoerd en waarbij er een verslag op directieniveau ligt (hier aangeduid als: t2).
2.1.1
Methode Zoals in de inleiding van dit rapport toegelicht zijn er twee belangrijke randvoorwaarden voordat GNBB kan leiden tot gedragsverandering: -
'Geen nood bij brand!' moet leiden tot een samenwerkende / open houding van preventisten naar zorginstellingen.
-
'Geen nood bij brand!' moet er toe leiden dat binnen alle lagen van een zorgorganisatie structureel verantwoordelijkheden worden genomen op brandveiligheid (en dat daarin een samenwerkende / open houding naar de brandweer is).
16
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Doel van de procesevaluatie is om bij betrokkenen te achterhalen in hoeverre GNBB, volgens betrokkenen, heeft geleid tot deze randvoorwaarden en tot uiteindelijke gedragsverandering. Met betrokkenen zijn we in gesprek gegaaan over hoe en onder welke omstandigheden 'Geen nood bij brand!' is geïmplementeerd, bij wie de methodiek wel en bij wie de methodiek niet is aangekomen, of de methodiek begrepen en gewaardeerd wordt door betrokkenen en wat het effect volgens de betrokkenen is geweest. Ook wordt expliciet ingegaan op de (veranderde) relatie tussen brandweer en zorginstelling. Bij de groepen t-1 en t-0 is het doel vooral om te kijken hoe op dit moment tegen brandveiligheid wordt aangekeken (attitude, risicoperceptie, bewustwording en huidige relatie met de brandweer) en de verwachtingen die zij hebben van 'Geen nood bij brand!'ii Er is gekozen voor individuele interviews onder betrokken partijen die hebben gewerkt met de methode. Voor de interviews is een gespreksleidraad gemaakt op de onderwerpen: 1
veiligheid / brandveiligheid algemeen,
2
proces van Geen nood bij brand en
3
het doel en effect van Geen nood bij brand. Deze gespreksleidraad is niet letterlijk gevolgd in de interviews. We hebben er voor gekozen om de respondenten zoveel mogelijk zelf te laten vertellen. De interviewer heeft de leidraad gebruikt om te checken of alle onderdelen aan bod kwamen en stuurde het gesprek naar onderdelen die nog niet aan bod waren gekomen of om verdere toelichting vroegen. Er zijn drie versies gemaakt van de gespreksleidraad: één voor de deelnemende organisaties, één voor de niet-deelnemende organisaties en één voor de projectleider / preventisten (zie bijlage 3 t/m 5).
2.1.2
Respons Onder directieleden was het streven 9 interviews af te nemen, verspreid over de verschillende typen instellingen (t-1, t0, t1 en t2). Tevens was vastgesteld dat 6 contactpersonen/medewerkers van zorginstellingen (3 medewerkers uit t1 en 3 medewerkers uit t2 ) geïnterviewd zouden worden, 4 preventisten van de brandweer en de projectleider van 'Geen nood bij brand!'. Zie tabel 2 voor een overzicht van de vooraf vastgestelde interviews.
ii
In de uitvoering bleek dat alle ondervraagde organisaties al een rapportage van de expeditie
hadden ontvangen en besproken (er waren dus geen t0 organisaties).
17
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Tabel 2.1
Vooraf vastgesteld aantal interviews
Interview directieleden
t-1
t0
t1
t2
2
2
2
3
3
3
Interview contactpersoon van preventist in instelling Interview preventist
4
Projectleider GNBB
Tabel 2.2
Definitief aantal interviews
Interview directieleden
t-1
t0 t/m t2
2
5
Interview contactpersoon
7
van preventist in instelling Interview preventist
3
Projectleider GNBB
In de praktijk bleek dat reeds alle geïnteresseerde contactpersonen het t2 niveau hadden bereikt (terwijl ze in het overzicht als t-1, to of t1 organisatie vastgesteld waren). Daarnaast bleken een aantal contactpersonen van de preventist ook namens de directie te kunnen spreken (de directie gaf ofwel aan daar niet zelf tijd voor te maken ofwel de contactpersoon maakt deel uit van de directie), deze contactpersonen zijn geclassificeerd als "contactpersoon van preventist". Uiteindelijk is binnen de deelnemende groep gesproken met 5 directieleden (allemaal niet rechtstreeks betrokken geweest bij de uitvoer van GNBB, wel op de hoogte van de start en min of meer van de resultaten). Eén van deze interviews is telefonisch gedaan, de overige face to face. Er zijn 7 interviews gehouden met contactpersonen van de preventisten, waarvan twee telefonisch. Er is gesproken met de projectleider en 3 preventisten. De vierde preventist waarmee een interview was ingepland was verhinderd. Binnen de niet-deelnemende groep (t-1) is gesproken met twee 'hoofden' facilitaire dienst. Eén interview face to face, één telefonisch.
18
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
2.2
Kwantitatief vragenlijstonderzoek Door middel van een vragenlijstonderzoek worden de attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid binnen de zorginstellingen in kaart gebracht.
2.2.1
Vragenlijst Het vragenlijst onderzoek is uitgezet onder leidinggevenden en medewerkers. Directieleden en preventisten is naar het effect van GNBB gevraagd in individuele interviews (tegelijk met de procesevaluatie zie 2.1). De cliënten, die ook een rol spelen binnen 'Geen nood bij brand!', worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. Aan clienten kan gevraagd worden welk gedrag en welke gedragsveranderingen zij hebben waargenomen ten aanzien van brandveiligheid. Omdat cliënten nog niet structureel betrokken worden binnen GNBB en vanwege budgettaire redenen is onderzoek onder cliënten niet opgenomen. Medewerkers en leidinggevenden vormen de grootste groepen. Deze zijn door middel van kwantitatief vragenlijstonderzoek bevraagd. Dit biedt de mogelijkheid om uitspraken te doen die gebaseerd zijn op een groter aantal medewerkers dan bij interviews. Bij de analyse wordt geen onderscheid gemaakt tussen leidinggevenden en medewerkers, deze worden als één groep 'zorgmedewerkers' bestudeerd. De vragenlijst die is voorgelegd aan zorgmedewerkers en leidinggevenden is terug te vinden in bijlage 1 van deze rapportage. Voor elke vraag is hierin ook aangegeven wat de vraag beoogd te meten (dit was uiteraard niet zichtbaar voor respondenten die de vragenlijst voorgelegd kregen). De attitude werd gemeten door te vragen naar het belang van brandveiligheid ten opzichte van andere veiligheidsonderwerpen in de zorg (prioritering). Daarnaast werd een aantal stellingen voorgelegd over de manier waarop zorgmedewerkers zelf, en de andere mensen in hun zorginstelling, omgaan met brandveiligheid tijdens het werk (gepercipieerde verantwoordelijkheid, aandacht en bespreekbaarheid). Bewustwording/ bewustzijn van zorgmedewerkers en leidinggevenden ten opzichte van brandveiligheid in het dagelijks werk, werd gemeten door te vragen naar de mate waarin men stil staat bij brandgevaarlijke situaties tijdens het werken, zoals bijvoorbeeld het brandgevaar bij het gebruik van kaarsen of apparatuur. Ook werd gevraagd naar kennis rond brandgevaarlijke situaties, zoals de taak in het ontruimingsplan en de plek van de brandmelder. Daarnaast werd bewustwording gemeten door te vragen naar de mate waarin er over brandveiligheid gecommuniceerd wordt binnen de zorginstelling. De risicoperceptie werd gemeten door zorgmedewerkers en leidinggevenden de kans te laten inschatten dat een bepaalde brandgevaarlijke situatie zich voordoet op een schaal van 0 (geen enkele kans) tot 10 (hele grote kans).
19
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
2.2.2
Werving respondenten Werving heeft plaatsgevonden uit naam van de NVBR. Vanuit het projectteam zijn adressen van zorginstellingen en contactpersonen verzameld. Door middel van een brief en e-mail werden de directies van, en contactpersonen bij, de betreffende zorginstellingen uitgenodigd tot deelname aan dit onderzoek. Vervolgens werden zij telefonisch benaderd door Consument en Veiligheid. Bij akkoord tot deelname, werd hen een digitale vragenlijst toegestuurd die zij intern verder verspreidden onder zorgmedewerkers. Daarnaast werd met een aantal van hen een afspraak gemaakt voor een interview (voor kwalitatieve interviews zie paragraaf 2.2).
2.2.3
Steekproefomvang vragenlijstonderzoek Evenals voor de procesevaluatie zijn vooraf 4 typen zorginstellingen gedefinieerd: 1
instellingen die nog niets doen met 'Geen nood bij brand!' (hier aangeduid als:t-1);
2
instellingen die al wel zijn gestart met 'Geen nood bij brand!', maar nog geen expeditie hebben ondernomen (hier aangeduid als: t0);
3
instellingen die gestart zijn met 'Geen nood bij brand!', en een expeditie met medewerkers hebben uitgevoerd hier aangeduid als: t1);
4
instellingen die gestart zijn met 'Geen nood bij brand!', een expeditie met medewerkers hebben uitgevoerd en waarbij er een verslag op directieniveau ligt (hier aangeduid als: t2). Wat betreft de effectevaluatie onder medewerkers/ leidinggevenden (vragenlijst) was het streven bij elke van deze typen zorginstellingen minimaal 150 ingevulde vragenlijsten te realiseren. Op die manier is de omvang van de steekproef voldoende groot om uitspraken te kunnen doen over verschillen tussen de groepen. De eerste groep (instellingen die nog niets doen met 'Geen nood bij brand!') wordt daarbij als een alternatief voor een 0-meting beschouwd, om te kunnen kijken wat de uitgangsniveaus zijn op attitude, bewustzijn en risicoperceptie bij instellingen die nog niet met de methodiek werken en of er sprake is van een verschil met de instellingen die wel met de methodiek werken. In de praktijk bleek de respons bij de zorginstellingen, ondanks herhaaldelijke reminders via e-mail en telefoon, een stuk lager dan de aantallen waarin tijdens de onderzoeksopzet mee werd gerekend. Respondenten gaven aan dat zij zelf of hun werknemers geen tijd hadden voor deelname aan het onderzoek, of dat deelname niet paste in het beleid van de zorginstelling. De verwachting was dat meer deelnemende organisaties aan 'Geen nood bij brand!' het belang van deze evaluatie zouden inzien en daar ook tijd voor zouden maken. Een overzicht van de gerealiseerde te opzichte van beoogde respons is te zien in tabel 2.3.
20
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Tabel 2.3
Respons vragenlijstonderzoek Zorginstellingen
Zorginstellingen
(zorglocaties) zonder
(zorglocaties) met Geen
Geen nood Bij brand
nood Bij brand
Aantal zorginstellingen
13 (aantal zorglocaties
25 (48 zorglocaties)
aangeschreven door
onbekend)
NVBR Aantal zorginstellingen
12 (aantal zorglocaties
die telefonisch instemde
onbekend)
13 (33 zorglocaties)
tot deelname Aantal daadwerkelijk
6 (aantal zorglocaties
deelnemende
onbekend)
9 (26 zorglocaties)
zorginstellingen Aantal verwachtte
180 (minimaal 30 per
ingevulde vragenlijsten
zorginstelling)
780 (30 per zorglocatie)
(30 per zorglocatie) Aantal gerealiseerde
74
55
30%
34%
30%
15%
ingevulde vragenlijsten % respondenten met leidinggevende taken % respondenten dat wel eens een brand heeft meegemaakt in een zorginstelling tijdens het werk
Naast de lage respons bleek -tijdens de interviews- dat de geinterviewde instellingen die waren aangeschreven in conditie t0 of t1 inmiddels waren doorgestroomd naar t2. Daarom is besloten de onderzoekscondities t0 t/m t2 samen te voegen. In deze rapportage van het vragenlijstonderzoek wordt dus onderscheid gemaakt tussen twee onderzoekscondities: 1
Instellingen die (nog) niets doen met Geen nood Bij brand! (hierna: 'Instellingen zonder GNBB');
2
Instellingen die bezig zijn met 'Geen nood bij brand!' (hierna; 'Instellingen met GNBB'). Binnen deze eerste groep (instellingen zonder GNBB) zijn er 74 medewerkers van zorginstellingen die de vragenlijst hebben ingevuld. Binnen de tweede groep (instellingen met GNBB) zijn er 55 medewerkers van zorginstellingen die de vragenlijst hebben ingevuld (zie ook tabel 2.3). Een mogelijk belangrijke factor voor gedragsverandering ten aanzien van brandveiligheid, naast het meedoen aan GNBB, is het meemaken van een brand. Daarom wordt hier bij de resultaten in hoofdstuk 4 apart naar gekeken (zie 4.2).
21
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
2.2.4
Interpretatie van de gevonden resultaten In deze rapportage worden de resultaten van beide onderzoeksgroepen weergegeven. De verschillen tussen beide groepen zijn vastgesteld aan de hand van statistische toetsen (chi-kwadraattoets, t-toets). Op die manier kan worden vastgesteld of de methodiek GNBB effecten heeft opgeleverd en dus als evidencebased methodiek kan worden bestempeld. Uit de resultaten (zie hoofdstuk 4) blijkt dat de gevonden verschillen klein zijn en daar waar verschillen zijn, ze niet als significant aangemerkt kunnen worden (uitzondering is dat er meer ontruimingsoefeningen plaatsvinden in zorgorganisaties met GNBB). Dit wil echter niet zeggen dat GNBB niet effectief is. Er moet rekening gehouden worden met een aantal beperkende factoren van de opzet en uitvoering van dit onderzoek: -
Door de beperkte gerealiseerde steekproefomvang, zal pas bij relatief grote verschillen sprake zijn van statistisch aantoonbaar ('significant') verschil.
-
Daarnaast moet bij deze vorm van effectevaluatie bij de interpretatie rekening worden gehouden dat een bepaalde mate van sociale wenselijkheid in de antwoorden kan doorklinken. Bij sociale wenselijkheid gaat het er om dat men de vragenlijst wellicht net wat positiever invult dan de werkelijke ervaring. Dit is in dit onderzoek zo veel mogelijk uitgesloten door te benadrukken dat de vragenlijst anoniem is en niet te herleiden naar personen of organisaties. We gaan er daarnaast vanuit dat, ondanks de mogelijkheid tot een bepaalde mate van sociale wenselijkheid in de antwoorden, relatieve verschillen tussen de onderzoekscondities nog steeds goed vast te stellen zijn.
-
Met vragenlijstonderzoek wordt kennis en gedrag gemeten door middel van zelfrapportage van de respondent. Daarbij moet er rekening worden gehouden dat respondenten hun eigen kennis en gedrag niet objectief kunnen beoordelen. Ze denken bijvoorbeeld dat ze bepaalde zaken weten en dat ze bepaald gedrag vertonen, in werkelijkheid is dat mogelijk anders. Dit is een nadeel van vragenlijst onderzoek ten opzicht van bijvoorbeeld onderzoek door middel van observaties (waarin gedrag objectiever in kaart kan worden gebracht).
-
Er moet rekening worden gehouden met een bepaalde mate van selectieve respons. Bij selectieve respons gaat het om de mogelijkheid dat (binnen beide onderzoeksgroepen) vooral de zorginstellingen die veel belang hechten aan brandveiligheid de moeite hebben genomen om mee te doen aan dit onderzoek. De steekproef zal dan niet een volledig representatief beeld geven van de attitude, bewustzijn en risicoperceptie bij de gemiddelde zorginstelling zonder GNBB. Wat ertoe bijdraagt dat er moeilijker een (significant) verschil gemeten kon worden.
-
Tot slot was het aantal respondenten dat wel eens een brand heeft meegemaakt in een zorginstelling onevenwichtig verdeeld over beide onderzoeksgroepen (een hoger % in de groep 'Zonder GNBB'). Dit heeft mogelijk een positiever beeld gegeven over het brandveiligheidsgedrag in deze groep. Dit heeft er mogelijk toe bijgedragen dat er moeilijker een (significant) verschil gemeten kon worden.
23
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Resultaten interviews
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten van de interviews weergegeven. De gebruikte vragenlijsten zijn terug te vinden in bijlagen 2, 3 en 4. In bijlage 5 worden de resultaten in detail beschreven. Door middel van de interviews, de procesevaluatie, hebben we achterhaald of 'Geen nood bij brand!' volgens betrokkenen leidt tot: 1 2
een samenwerkende / open houding van preventisten naar zorginstellingen; het structureel nemen van verantwoordelijkheden binnen alle lagen van een zorgorganisatie;
3
een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid bij medewerkers en leidinggevenden binnen de deelnemende zorgorganisatie. Hieronder in drie paragrafen de antwoorden op deze drie punten op basis van de interviews.
3.1
GNBB leidt tot een betere, meer open en gelijkwaardige samenwerking Aan de deelnemers van GNBB die we gesproken hebben, hebben we de vraag gesteld wat volgens hun het doel is van GNBB. De meeste respondenten noemen in de doelstelling, zoals zij die zich herinneren, het woord "samen". Met elkaar komen tot een brandveiliger situatie is waar GNBB volgens hun om te doen is. Geen autoritaire brandweer, maar een toegankelijke en adviserende brandweer. Die doelstelling is gehaald volgens de respondenten. In de praktijk kunnen hierin nog wel de puntjes op de i gezet worden, zeggen zowel de preventisten als de deelnemende zorgorganisaties. De wens van de respondenten is echter vooral om die houding verder uit te breiden voorbij het project 'Geen nood bij brand!' Ofwel dat die houding er ook is bij de vergunningsverlening of overleg over nieuwbouw of de organisatie van een evenement. Een open opstelling van beide kanten is constructief volgens de respondenten. Door samen te kijken en te werken aan veiligheid kan de veiligheid daadwerkelijk verbeteren. Een samenwerking die gebaseerd is op controleren en regels uitvoeren leidt alleen tot schijnveiligheid, zeggen de respondenten. GNBB is een succes dus op dit punt. Respondenten die nog niet werken met GNBB willen puur op deze doelstelling graag met hun brandweerkorps ook op
24
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
deze open wijze werken aan brandveiligheid. Op basis van dit onderzoek kunnen we zeggen dat de zorg op GNBB zit te wachten.
3.2
GNBB is nog niet geborgd in zorginstellingen Het project 'Geen nood bij brand!' is vervolgens succesvol als zowel medewerkers van zorginstellingen, leidinggevenden en de directie structureel verantwoordelijkheden nemen op brandveiligheid. Uit de interviews komt naar voren dat GNBB nog niet zo ver is. Het wordt door respondenten vooral gezien als 'een project van de brandweer'. En het project omhelst volgens veel respondenten de expeditie en de verslaglegging daarvan. Respondenten ervaren dus dat ze hebben meegewerkt aan een (eenmalig) project van de brandweer. Ze ervan niet dat ze door deelname aan GNBB structureel op weg zijn om gedragsverandering op brandveiligheid te bereiken. Sommige erkennen dat ze het nu zelf moeten gaan oppakken, andere niet. Degene die er vervolg aan willen geven hebben dat echter nog niet of nauwelijks gedaan. GNBB heeft dus nog geen bijdrage geleverd aan een verandering in het structureel nemen van verantwoordelijkheden binnen alle lagen van een zorgorganisatie. Daarvoor is het enerzijds nog te vroeg, anderzijds vraagt dat om een structurele samenwerking en handvatten.
3.3
GNBB zal op termijn bijdragen aan gedragsverandering De respondenten voorzien dat een open en gelijkwaardige samenwerking in de toekomst zal leiden tot een hoger veiligheidsniveau. Voor effecten op gedrag is het nu nog te kort dag zeggen ze. Ze merken dat GNBB bijdraagt aan een tijdelijke verhoging van het veiligheidsbewustzijn en zelfvertrouwen van medewerkers. Alleen door activiteiten te continueren kan een langer termijn effect gerealiseerd worden. Voor de continuering is een blijvende samenwerkende houding nodig van beide partijen. Uiteindelijk is het de zorgorganisatie zelf die verantwoordelijk is voor de veiligheid (zeggen beide partijen). Dat betekent dat de zorgorganisatie bepalend is in de mate waarin GNBB gecontinueerd en geborgd wordt. Uit de interviews blijkt de afhankelijkheid van de zorgorganisatie bij het behalen van resultaten. De zorgorganisatie bepaalt uiteindelijk of medewerkers en cliënten meegaan op de expeditie (dat gebeurt niet overal), wat er met de resultaten van de expeditie gebeurt (of het leidt tot effect op gedrag bij betrokkenen) en of de expeditie gecontinueerd wordt.
25
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Resultaten vragenlijstonderzoek
Op basis van de uitkomsten van de interviews kunnen we concluderen dat het nog te vroeg is om een effectmeting te doen (hoofdstuk 3). GNBB blijkt daarvoor nog te weinig geborgd te zijn in zorgorganisaties. Desondanks hebben we door middel van vragenlijst onderzoek achterhaald in welke mate GNBB op dit moment leidt tot: een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid bij medewerkers en leidinggevenden binnen de deelnemende zorgorganisatie. We hebben deelnemende organisaties aan 'Geen nood bij brand!' op deze drie punten vergeleken met niet-deelnemende organisaties. Zoals op grond van de interviews te verwachten was en door de beperkende onderzoeksfactoren (zie 2.2.4) hebben we geen positieve verschuivingen aantoonbaar kunnen maken. In bijlage 6 worden de resultaten in detail beschreven. Wél hebben we door dit onderzoek de huidige attitude, risicoperceptie en bewustwording in kaart gebracht en daarmee inzicht in de belangrijkste aandachtspunten. Dit heeft geleidt tot een aantal aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van GNBB. Deze aanbevelingen volgen in dit hoofdstuk onderverdeeld naar attitude, risicoperceptie en bewustwording.
4.1
Attitude: verhoog de structurele aandacht voor brandveiligheid De attitude van zorgmedewerkers ten opzichte van brandveiligheid werd in kaart gebracht door hen te vragen naar het belang van brandveiligheid ten opzichte van andere veiligheidsonderwerpen in de zorg. Daarnaast werden aan de zorgmedewerkers een aantal stellingen voorgelegd over de manier waarop zij zelf, en de mensen in hun directe omgeving, omgaan met brandveiligheid tijdens het werk. Over het geheel genomen (beide onderzoeksgroepen) valt op dat het uitgangsniveau op attitude bij de ondervraagde zorgmedewerkers al vrij positief is: brandveiligheid is voor een meerderheid van de zorgmedewerkers van belang tijdens hun werk; de meerderheid voelt zich ook medeverantwoordelijk voor de brandveiligheid op de zorglocatie. Er valt echter nog wel iets te winnen op attitude, met name op de structurele aandacht voor brandveiligheid: -
nog lang niet alle zorgmedewerkers ervaren van hun leidinggevende voldoende ruimte om aandacht te besteden aan brandveiligheid (29% van de respondenten in organisaties met GNBB);
-
een aanzienlijk deel van de zorgmedewerkers geeft aan in 2011 niet betrokken te zijn geweest bij activiteiten rond brandveiligheid (van de respondenten in
26
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
organisaties met GNBB heeft 38% geen informatie, voorlichting of instructie ontvangen en 62% de resultaten van de expeditie niet gezien of besproken); -
Een ruime meerderheid van de zorgmedewerkers geeft aan dat er binnen hun zorginstelling niet continu aandacht is voor brandveiligheid. Opvallend in dit onderzoek is dat 60% van de respondenten uit de organisaties met GNBB niet van dit project gehoord hadden. Na een korte toelichting gaven zij aan dat de methodiek volgens hen invloed heeft op de manier waarop binnen de zorginstelling en door hen zelf met brandveiligheid wordt omgegaan.
4.2
Attitude: blijf binnen GNBB ontruimingsoefeningen doen Zorgmedewerkers van instellingen met GNBB hebben vaker aangeven een ontruimingsoefening te hebben gehad in 2011. Dit zegt niet direct iets over de persoonlijk attitude van de zorgmedewerker, maar wel iets over de positieve attitude ten opzichte van het belang van brandveiligheid binnen de instelling als geheel. Een belangrijk resultaat van GNBB. Uit het vragenlijstonderzoek blijkt tevens dat -los van het feit of men werkt bij een instelling met of zonder GNBB- persoonlijke ervaring van een zorgmedewerker met brand in een zorginstelling een statistisch positieve verschuiving te weeg brengt op een aantal aspecten van attitude en bewustzijn bij zorgmedewerkers. Hieruit valt op te maken dat wanneer men zelf ervaring opdoet met de risico's, dit het sterkst beklijft. Dit pleit voor brand- en ontruimingsoefeningen, waarin de werkelijkheid van een risicosituatie benaderd wordt.
4.3
Bewustwording/ bewustzijn: sta vaker stil bij brandveiligheid Bewustwording/ bewustzijn van zorgmedewerkers ten opzichte van brandveiligheid in het dagelijks werk, werd in kaart gebracht door hen te vragen naar de mate waarin zij stil staan bij brandgevaarlijke situaties tijdens het werken, hun kennis rond brandgevaarlijke situaties, en de mate waarin er over brandveiligheid gecommuniceerd wordt met collega's, leidinggevenden en cliënten. Hieruit komt naar voren dat er op een aantal aspecten van bewustwording nog wel wat te winnen valt bij zorgmedewerkers, door vaker stil te staan of aandacht te geven aan brandveiligheid: -
Zorgmedewerkers staan relatief minder vaak stil bij het brandgevaar bij volle prullenbakken, de bereikbaarheid van zorginstellingen door de hulpverlening en het gevaar van openstaande brand- en rookafscheidingen;
-
Zorgmedewerkers zijn relatief onbekend met de plaats van de brandkranen en de plaats van de evacuatiemiddelen zoals een evacmatras. Hierbij moet wel als kanttekening worden geplaatst dat wellicht niet alle zorginstellingen werken met dit soort evacuatiemiddelen;
27
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
-
De onderlinge communicatie binnen de zorginstelling over brandveiligheid zou nog geïntensiveerd kunnen worden: het gaat dan om het bevorderen van de bespreekbaarheid van het onderwerp. Zorgmedewerkers bespreken het onderwerp vaker met collega's dan met leidinggevenden. Een officiële melding doet men niet vaak.
4.4
Risicoperceptie: verhoog kennis over belangrijke risicofactoren De risicoperceptie van zorgmedewerkers ten opzichte van brand, werd gemeten door zorgmedewerkers de kans te laten inschatten dat een bepaalde brandgevaarlijke situatie zich voordoet op een schaal van 0 (geen enkele kans) tot 10 (heel grote kans). De gemiddelde risico-inschatting van de kans op brand in verschillende situaties (zoals bij het gebruik van apparatuur, of bij een verbouwing, etc.) verschilt niet veel van elkaar: men schat het risico op de schaal van 0 tot 10 steeds in rond de 4 à 5; oftewel een redelijke kans maar niet al te groot. De kans dat er brand ontstaat bij het gebruik van verlengsnoeren scoort relatief nog het hoogst onder zorgmedewerkers, en de kans dat er brand ontstaat door een lamp in combinatie met een stoffen oppervlak relatief net wat lager. Wanneer er wordt gevraagd naar de risico-inschatting dat brand escaleert door verschillende redenen, dan schatten de zorgmedewerkers de kans dat een brand escaleert doordat er te weinig personeel is om de brand tijdig onder controle te krijgen relatief hoog in ten opzichte van andere oorzaken zoals onwetend handelen of openstaande brand- en rookscheidingen. In relatie tot werkelijke risico's (volgens de brandweer) schatten medewerkers de kans op brand door roken en door verbouwingen / klussen te laag in.
29
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Conclusie en aanbevelingen
'Geen nood bij brand!' is een succes, maar nog niet evidence based. Dat is samengevat de hoofdconclusie van dit onderzoek. In dit hoofdstuk lichten we deze conclusie toe en gaan we vooral in op onze aanbevelingen aan de NVBR om 'Geen nood bij brand!' verder te ontwikkelen.
5.1
'Geen nood bij brand!' wordt goed ontvangen door zorgorganisaties Met dit onderzoek hebben we aangetoond dat GNBB de eerste belangrijke stap heeft gezet richting een evidence based gedragsinterventie. De deelnemers die wij hebben geïnterviewd (voornamelijk facilitair managers) : -
zijn enthousiast over de opzet en aanpak. Ze hebben GNBB ervaren als een project waarin het gaat om samen te komen tot een brandveiliger situatie. Ze bemerken en waarderen een meer open en gelijkwaardige samenwerking (minder autoritaire, meer toegankelijke en adviserende brandweer);
-
ervaren een (tijdelijke) verhoging van het veiligheidsbewustzijn en zelfvertrouwen van medewerkers;
-
en geloven in een lange termijn effect indien activiteiten zoals expedities en ontruimingsoefeningen gecontinueerd blijven. In die continuïteit zit een belangrijke crux. 'Geen nood bij brand!' is nog teveel een project, een eenmalige activiteit. Dit blijkt uit de interviews, waarin respondenten aangeven dat ze op verzoek van de brandweer aan een project hebben meegedaan. Het komt tevens sterk naar voren uit het vragenlijstonderzoek. Van de ondervraagde medewerkers in organisaties die meegedaan hebben met GNBB wist 60% daar niets van. Zij hebben bijvoorbeeld geen expeditieverslag gezien of besproken. Ondanks dat ze GNBB niet hebben meegekregen geloven ook zij (op basis van een korte toelichting over GNBB) er in dat deze interventie een positieve bijdrage kan leveren aan brandveiligheid.
5.2
Werk verder aan de cultuuromslag binnen de brandweer In de praktijk gaat 'Geen nood bij brand!' volgens de betrokkenen niet direct over positieve verschuivingen in het gedrag van mensen. Op basis van de interviews en mede op basis van de vragenlijst lijkt het gedrag, of in ieder geval de intentie, positief. Men wil in zorginstellingen werken aan brandveiligheid en men ziet het ook als hun eigen taak om het gebouw, de installatie en de organisatie op orde te
30
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
hebben. Dat gedrag binnen zorgafdelingen daarbij een belangrijke rol speelt wordt unaniem erkend. Deelnemende organisaties vinden het plezierig (en toekomstige organisaties zouden het plezierig vinden) dat de brandweer hen bij hun taakt helpt. In plaats van te controleren en sancties op te leggen en daarmee zorgorganisaties in onzekerheid te laten of en wanneer ze het goed hebben geregeld. Een autoritaire brandweer houdt een ad hoc cultuur (snel even alles schijnbaar in orde maken) in stand. Terwijl een open brandweer zorgt voor een belangrijke basis waarbinnen de veiligheid op organisatie- / gedragsniveau daadwerkelijk verbeterd kan worden. In de praktijk wordt GNBB ervaren als een project waarin het gaat om samen te werken aan brandveiligheid. Dit onderzoek laat zien dat GNBB binnen het korps in Arnhem heeft geleid tot een cultuuromslag. GNBB is een succes gebleken op de doelstelling een meer open / gelijkwaardige samenwerking te creëren tussen brandweer en zorginstelling. Er zijn echter op dit vlak nog wel puntjes op de i te zetten. In de praktijk van GNBB blijkt dat er meningsverschillen tussen de zorgorganisatie en de brandweer niet helemaal opgelost worden en dat de brandweer zichzelf soms tegenspreekt (zie bijlage 5 voor concrete voorbeelden). De belangrijkste volgende stap is volgens de betrokken zorginstellingen dat de cultuuromslag voorbij 'Geen nood bij brand!' gaat. Dat wil zeggen dat zorginstellingen altijd op een open samenwerkende houding van de brandweer kunnen rekenen (ongeacht of ze nu een expeditie willen doen, een voorlichtingsavond willen organiseren, een ontruimingsoefening willen doen, een gebruiksvergunning aanvragen of een evenement willen organiseren). Onze aanbeveling is om 'Geen nood bij brand!' verder te ontwikkelen als een werkwijze / cultuuromslag van de brandweer. Een klantgerichte brandweer die (zorg)organisaties altijd op weg helpt en ondersteunt bij het verhogen van de veiligheid (dus niet alleen binnen de kaders van GNBB). En daarmee dus meewerkt aan het verbeteren van de veiligheidcultuur in de zorg. Een brandweer die: -
praktisch meedenkt (laat zien dat ze de zorg begrijpt en de wet kan toepassen op de praktijk);
-
op een prettige (voorlichtende, niet belerende) manier invulling geeft aan praktische activiteiten waarmee ze de (zorg)organisatie ondersteunen in het behalen van de beleidsdoelen;
-
de verantwoordelijkheid bij de (zorg-) organisatie houdt.
31
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
5.3
Ontwikkel handvatten voor het continueren van GNBB door de zorg Zoals aangegeven is de uitdaging van GNBB de continuïteit. Het uiteindelijk bereiken van gedragsverandering vraagt om langere termijn investering dan de huidige uitvoering van GNBB. In de huidige opzet is de brandweer initiatiefnemer tot een nieuwe samenwerking en biedt een concrete aftrap met een gezamenlijke expeditie en ontruimingsoefening. Voor de stap erna is, buiten de mogelijkheid tot een e-learningspakket op maat, nog geen concrete ondersteuning voorhanden. Er is nog geen (theoretisch onderbouwde) werkwijze of handvatten om te werken aan een lange termijn cultuur- en gedragsverandering. Onze aanbeveling is om GNBB, in samenwerking met de branche, verder aan te vullen met handvatten voor de continuïteit, "Geen nood bij brand! 2.0".
5.4
Denk na over een nieuw effect onderzoek Concluderend kunnen we stellen dat er door middel van het vragenlijstonderzoek, buiten een positieve verschuiving op het aantal brandoefeningen in 2011, geen statistisch significante verschuivingen zijn vastgesteld in attitude, bewustzijn en risicoperceptie van medewerkers van zorginstellingen met 'Geen nood bij brand!' ten opzichte van zorginstellingen zonder 'Geen nood bij brand!' Naast het feit dat 'Geen nood bij brand!' als project nog niet voldoende gecontinueerd is door en in de zorg, spelen een aantal beperkende onderzoeksfactoren een rol in het niet kunnen vaststellen van significante verschillen tussen beide onderzoeksgroepen: -
lage respons (er deden minder zorgorganisaties mee dan verwacht en deelnemende organisaties lieten minder medewerkers deelnemen aan onderzoek dan gewenst. Vanwege tijdsdruk of om beleidsredenen)
-
selectieve respons (mogelijk deden, binnen beide onderzoeksgroepen) alleen zorginstellingen mee die al veel belang hechten aan brandveiligheid
-
sociaal wenselijkheid in de antwoorden ("natuurlijk vind ik brandveiligheid belangrijk en weet ik hoe te handelen")
-
subjectieve waarneming van het eigen gedrag (het is menselijk om je eigen gedrag positiever in te schatten dan deze objectief gezien is) Ons advies is om 'Geen nood bij brand! 2.0' opnieuw te evalueren en daarbij stil te staan bij het verhogen van de respons en de objectiviteit (betrouwbaarheid) van het vaststellen van het gedrag. Een actieve deelname van de koepelorganisatie in de zorg kan hierin een belangrijke bijdrage leveren. Maar ook het opnemen van een evaluatie (of een aantal evaluatiemomenten) als standaard onderdeel van GNBB.
33
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood bij Brand!
Bijlage 1
Schriftelijke vragenlijst
Vragenlijst voor medewerkers en leidinggevenden bij zorglocaties In deze vragenlijst wordt gevraagd naar uw beleving van brandveiligheid tijdens uw werk. Het invullen van de vragenlijst is anoniem. Wees vooral eerlijk in uw antwoorden, er zijn geen goede of foute antwoorden. Het invullen van de vragenlijst zal zo'n 5 à 10 minuten in beslag nemen. vraag 1: voor selectie onderzoekscondities t-1, t0, t1, t2 Vraag 1 Vink hieronder de zorginstelling aan waar u werkzaam bent Alysis zorg
Lindenhout
Bio Kinderrevalidatie
Pleyade
Bronbeek
Pluryn
De Drie Gasthuizen
RIBW
De onderwijsspecialisten
Schreuderhuizen
De Zeeg
SIZA
Driestroom
SKAR
FOKUS
Vreedenhoff
Gelredome Insula Dei
Anders, namelijk:
Iriszorg Leo Kannerstichting vraag 2: voor selectie onderzoekscondities t-1, t0, t1, t2 Vraag 2 Geef hieronder aan op welke locatie(s) van uw zorginstelling u werkzaam bent Anders, namelijk,
: Rijnstate
Rijnstate Endoscopie
vraag 1>:
Anders, namelijk,
Brein Support Anders, namelijk,
: De Drie Gasthuizen
:
De Paasberg
Buitenveld
Heijendaal
Elsweide
Huis en Haard
De Wikke (wonen)
34
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood bij Brand!
De Wikke (dagbesteding)
Kromme Elleboogsteeg St. Janskerkstraat
Anders, namelijk, :
Anders, namelijk, :
Rijkerswoerd
Buitenplaats
Dijkstraat
Het Dorp
De Symfonie
Rijkerswoerd
Anders, namelijk,
Anders, namelijk,
:
:
Iriszorg
Tante Appelboom
Methadonpost
Petteflet
Anders, namelijk,
Twinkel Anders, namelijk,
: Klingelbeekseweg
:
Julianaweg
Vul de naam van uw zorglocatie in:
Beukenlaan Anders, namelijk,
: Ellecom daglocatie Heijendaalseweg Anders, namelijk, < indien 'Pleyade' ingevuld bij vraag 1>: Altenova De Akkerwinde Waalstaete Eilandstaete Eldenstaete Malburgstaate Polderhof Waalstaete Anders, namelijk, < indien 'Pluryn' ingevuld bij vraag 1>: Joubertweg J.P. Heije Stichting Vossenhol Anders, namelijk, < indien 'RIBW' ingevuld bij vraag 1>: Boulevard Heuveling
35
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
vraag 3: voor meten van attitude. Waar plaatst men brandveiligheid ten opzichte van andere veiligheidsonderwerpen in de zorg Vraag 3 Hieronder staan zes onderwerpen die een rol spelen bij (cliënt)veiligheid in de zorg. Zet deze op volgorde van belangrijkheid. Geef een 1 aan het onderwerp dat u persoonlijk het meest belangrijk vindt op uw werk (waar de meeste aandacht aan moet worden geschonken), een 2 aan het onderwerp dat u daarna het belangrijkst vindt, aflopend tot een 6 aan het onderwerp dat u persoonlijk het minst belangrijk vindt. a) Vrijheidsbeperkende maatregelen b) Het veiligheidsgevoel van cliënten c)
Brandveiligheid
d) Agressie van bewoners richting medewerkers en andere cliënten e) Vallen f)
Medicatieveiligheid
Ruimte voor eventuele toelichting: ... De vragen hierna gaan over brandveiligheid. Met brandveiligheid bedoelen we een omgeving waarin maatregelen worden genomen om de kans op brand zo laag mogelijk te houden, en waarbij ontruiming indien brand toch uitbreekt optimaal georganiseerd is.
36
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
vraag 4a t/m 4e en 4h: meten van attitude van respondent zelf vraag 4f t/m 4g: meten (gepercipieerde) attitude brandveiligheid binnen de organisatie van de respondent Vraag 4 Geef bij elke stelling aan in hoeverre u het hiermee eens of oneens bent: Helemaal mee oneensEen beetje Een meebeetje mee eens Helemaal mee eens Brand ontstaat door zaken waar ik niets aan kan Ik ben medeverantwoordelijk voor de brandveiligheid in de zorglocatie waar ik werk De brandweer is hoofdverantwoordelijk voor de brandveiligheid in de zorglocatie waar ik werk Mijn locatiemanager is hoofdverantwoordelijk voor de brandveiligheid in de zorglocatie waar ik werk De manier waarop ik mij gedraag heeft invloed op de brandveiligheid in de zorginstelling waar ik werk Ik krijg van mijn leidinggevenden de mogelijkheid om aandacht te besteden aan brandveiligheid Brandveiligheid zou een vaste plek moeten hebben in teambesprekingen Brandveiligheid zou een vaste plek moeten hebben bij introductie van een medewerker op een afdeling
37
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
vraag 5: meten bewustwording respondent en organisatie Vraag 5 Als u aan het werk bent, gebeurt het dan wel eens dat... vink per regel 1 hokje aan Nooit
... u een situatie signaleert die de brandveiligheid in gevaar kan brengen .... u vergeet om actief iets te doen aan de brandonveilige situatie die u signaleert? ... u collega's wijst op een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen? ...u zelf door collega's gewezen wordt op een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen? ... u door uw leidinggevende gewezen wordt op een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen? ... u uw leidinggevende wijst op een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen? ... u een cliënt wijst op een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen? ... u een officiële melding maakt binnen uw organisatie van een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen (bijvoorbeeld een 'Melding Incidenten cliënten')?
Een
Af
enkele
en
keer
toe
Regelmatig
Vaak
38
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
vraag 6: meten bewustzijn respondent en daarmee ook kennis van brandgevaarlijke situaties Vraag 6 Hieronder staan een aantal situaties en risico's weergegeven die tijdens uw werk zouden kunnen voorkomen en die invloed hebben op de brandveiligheid. Geef voor elke situatie of risico aan of u hier tijdens uw werk wel eens bij stil staat:
De bereikbaarheid van uw zorginstelling voor hulpverlening (bijvoorbeeld opstelplaatsen bussen en taxi's) Obstakels op een eventuele vluchtroute (denk aan rollators, hoge drempels, losse matten, verschillende vloerbedekkingen) Het gevaar van het open laten staan van een deur die als brand- en rook afscheiding dient Het branden van kaarsen Het gebruik van apparatuur (denk aan wasmachines, wasdrogers en tv's)
Daar
Daar
Daar sta
Daar
Daar sta ik
Niet van
sta
sta ik
ik
sta
voortdurend
toepassing
ik
een
regelmatig
ik
bij stil
op mijn
nooit
enkele
bij stil
vaak
bij
keer
bij
stil
bij stil
stil
werk
39
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Volle prullenbakken Het gebruik van feestversiering (denk aan kerstversiering) Vraag 7: meten bewustwording respondent en daarmee ook kennis van brandgevaarlijke situaties Vraag 7 Weet u in de zorglocatie waar u werkt... Ja Waar de plaats is van de brandkraan waar brand- en rookscheidingen zijn in het gebouw wat de vluchtroutes zijn in het gebouw waar blusmiddelen hangen/ liggen in het gebouw (denk aan blusdeken, brandslang) Wat uw taak in het ontruimingsplan is waar evacuatiemiddelen (bijv. evacmatras) liggen wie de bhv-ers zijn op de locatie waar u werkt wat de verzamelplaats buiten is bij brand/ calamiteiten in het gebouw hoe u brand op uw werk kunt melden Waar het brandalarm zit Waar u op moet letten bij het gebruik van apparatuur (denk aan: tv, wasmachine, droger) Waar u op moet letten bij het gebruik van feestversiering (denk aan kerstversiering)
Nee
40
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Vraag 8: meten risicoperceptie brandgevaar Vraag 8 Als u op uw eigen gevoel af gaat, hoe groot schat u dan de kans in dat onderstaande situaties zich voordoen op uw afdeling? Schat dit in op een schaal van 0 (geen enkele kans) tot 10 (hele grote kans). De kans dat... 0
... er brand ontstaat in de zorginstelling waar u werkt (door wat voor oorzaak dan ook) ... een brand ontstaat doordat er iemand rookt ... er brand ontstaat door een lamp in combinatie met een stoffen oppervlak (bijvoorbeeld gordijn, bank, laken) ... er brand ontstaan bij het gebruik van apparatuur (denk aan: tv, magnetron, wasmachine, droger) ... er brand ontstaat bij het gebruik van verlengsnoeren ... er brand ontstaat bij het gebruik van feestversiering (denk aan kerstversiering) .... er brand ontstaat tijdens een verbouwing / klussen
1
2
3
4
5
6
7
8
10
(geen
(hele
enkele
grote
kans)
kans)
41
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Vraag 9: meten risicoperceptie escalatie bij brand Vraag 9 Stelt u zich voor dat er ergens brand ontstaat. Als u op uw eigen gevoel af gaat, hoe groot schat u dan de kans in dat een brand escaleert en leidt tot ontruiming, bij onderstaande situaties? Schat dit in op een schaal van 0 (geen enkele kans) tot 10 (hele grote kans). De kans dat... 0
... een brand escaleert (leidt tot ontruiming) doordat deuren, die als brand- en rook scheiding dienen, open staan ... een brand escaleert (leidt tot ontruiming) omdat bij personeel niet duidelijk is hoe er gehandeld moet worden bij brand ... er te weinig personeel is om de brand tijdig onder controle te krijgen ... de brand niet tijdig genoeg gesignaleerd wordt
1
2
3
4
5
6
7
8
10
(geen
(hele
enkele
grote
kans)
kans)
42
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Vraag 10: meten gedrag/ bewust handelen Vraag 10 Heeft u de afgelopen tijd (in 2011) op uw werk... Ja, in
Nee, wel
Nee, niet
2011
eerder
dat ik
dan in
weet
2011 ... een ontruimingsoefening gehad ... de resultaten van een ontruimingsoefening besproken met collega's ... brandveiligheid besproken tijdens een werkoverleg ... informatie, instructie of voorlichting over brandveiligheid gekregen (bijvoorbeeld via e-learning, schriftelijk of door middel van een presentatie) ... deelgenomen aan een veiligheidsronde door uw zorglocatie samen met de brandweer (bijvoorbeeld aan de hand van foto's of een risicolijst) ... de resultaten van een veiligheidsronde door uw zorglocatie met de brandweer besproken met collega's Vraag 11: controlevraag, of persoonlijke ervaringen (los van Geen nood Bij Brand) van invloed zijn attitude, bewustzijn en risicoperceptie brandveiligheid Vraag 11 Heeft u zelf wel eens een brand meegemaakt? Ja, tijdens mijn werk in een zorginstelling Ja, buiten mijn werk in een zorginstelling (bijvoorbeeld thuis) Nee
43
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Vraag 12: controlevraag, of mediaberichtgeving (los van Geen nood Bij Brand) van invloed is op attitude, bewustzijn en risicoperceptie brandveiligheid Vraag 12 Heeft u het idee dat mediaberichtgeving over brandincidenten bij zorginstellingen (bijvoorbeeld op het journaal of in de krant) invloed hebben op de aandacht die er binnen uw zorglocatie wordt besteed aan (brand)veiligheid? Dat heeft veel invloed Dat heeft een beetje invloed Dat heeft weinig invloed Dat heeft geen invloed Vraag 13: meten bekendheid werkmethode bij respondent Vraag 13 Op welke manier wordt er naar uw idee binnen uw zorginstelling aandacht besteed aan brandveiligheid? U kunt meerdere vakjes aanvinken. Er is nauwelijks aandacht voor Er is alleen aandacht voor als er een incident plaats heeft gevonden Er is nu en dan aandacht voor Er is een duidelijk stappenplan/ verbeterplan Er is continu aandacht voor Vraag 14: meten bekendheid Geen nood Bij brand < indien onderzoekscondities t0 t/m t2> Vraag 14 Uw zorginstelling werkt momenteel aan brandveiligheid via de methodiek 'Geen nood Bij brand!'. Was u hiervan op de hoogte? Ja Nee 'Geen nood bij brand!' houdt in dat er een veiligheidsronde (expeditie) plaatsvindt op uw zorglocatie waarbij iemand van de brandweer samen met een aantal mensen van de zorglocatie het gebouw grondig doorloopt en de brandveiligheid hiervan in kaart brengt met foto's en risicolijsten. Vervolgens wordt een verbeterplan opgesteld in overleg met de directie en uitgevoerd.
44
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Vraag 15: meten of er iets verandert door het werken met Geen nood Bij brand! < indien onderzoekscondities t0 t/m t2> Vraag 15 Heeft u de indruk dat het werken aan brandveiligheid volgens de methodiek 'Geen nood bij brand!' invloed heeft op... Geen
Een
Veel
Heel
Weet
invloed
beetje
invloed
veel
ik niet
invloed
invloed
... Uw eigen aandacht voor brandveiligheid ... De aandacht van uw leidinggevenden voor brandveiligheid ... de veiligheid voor cliënten in uw zorglocatie ... de aandacht van uw collega's voor brandveiligheid ... de maatregelen die tijdens het dagelijks werk worden genomen om zorg te dragen voor brandveiligheid Vraag 16: Achtergrondvraag om leidinggevenden van medewerkers te kunnen onderscheiden Vraag 16 Heeft u een leidinggevende functie op uw zorglocatie? Ja Nee Dit waren alle vragen. Hartelijk dank voor het invullen!
45
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Bijlage 2
Gespreksleidraad interviews deelnemende zorginstellingen
Introductie Hartelijk dank voor uw tijd voor een gesprek over brandveiligheid in uw zorgorganisatie en in het bijzonder de aandacht daarvoor middels de methodiek Geen nood bij brand. Dit gesprek, van ongeveer een uur, staat in het teken van uw belevingen en ervaringen op het gebied van brandveiligheid. Dit gesprek maakt onderdeel uit van het evaluatieonderzoek dat Consument en Veiligheid uitvoert voor de NVBR. Zij willen weten of hun interventie 'Geen nood bij brand!' effect heeft. In dit gesprek wil ik achterhalen hoe u het werken met GNBB heeft ervaren of en hoe u denkt dat GNBB effect heeft. En wil ik vooral ingaan op de implementatie van GNBB.
A
Kennismaking
Wie bent u? Wat is uw functie?
B
Algemene vragen
Voordat we ingaan op brandveiligheid en GNBB eerst even een aantal algemene vragen over veiligheid. 1 Brandveiligheid is één van vele veiligheidsonderwerpen in uw organisatie. Wat verstaan jullie onder veiligheid? (wat valt er bij jullie onder veiligheidsmanagement?) 2 Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten / speerpunten bij jullie als het gaat om veiligheid? (zijn dat bepaalde onderwerpen zoals brandveiligheid en/of werken jullie aan het verbeteren van een veiligheidscultuur in zijn algemeenheid?) 3 Hoe is werken aan veiligheid (veiligheidsmanagement) bij jullie georganiseerd? (van welke systemen/ tools/ externe ondersteuning maken jullie hierbij gebruik? Wie houdt zich hiermee bezig? Voor welke veiligheidsaspecten is er een uitgewerkt beleid?)
46
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
4
Wat zijn uw verantwoordelijkheden en taken als het gaat om veiligheid (algemeen)? En hoe zit dat bij brandveiligheid in het bijzonder?
C
Procesevaluatie Met de volgende vragen wil ik ingaan op wat de ingrediënten zijn voor het succes of het uitblijven van succes tot nu toe van GNBB. Ofwel wat werkt bij GNBB en wat heb je nodig om het te laten werken?
1 Kunt u vertellen wat uw ervaringen met GNBB tot nu toe zijn? Ik ben nieuwsgierig naar het hele proces, dus van wanneer u er voor het eerst van hoorde tot en met vandaag. Ik ben benieuwd naar de dingen waar u heel enthousiast over bent, de dingen die zijn tegengevallen, de dingen die u achteraf anders had gedaan, de verwachtingen die u nog heeft, de succes- en faalfactoren in het proces etc. Afhankelijk van wat er spontaan verteld wordt ingaan op / mogelijke doorvragen: -
Hebben alle medewerkers en cliënten er wat van meegekregen? / wie zijn er allemaal bij betrokken geweest?
-
Welke onderdelen hebben jullie doorlopen / gaan jullie doorlopen? (expeditie, bespreking management, e-learning, ontruimingsoefening)
-
Wat werd goed begrepen en wat niet?
-
Wat werd goed gewaardeerd en wat niet?
-
Wat maakt de methodiek goed?
-
wat kan er aan de methodiek verbeterd?
-
Wat zijn de randvoorwaarden / succesfactoren vanuit de organisatie waardoor het goed verliep?
-
Wat zijn de randvoorwaarden / faalfactoren vanuit de organisatie waardoor het resultaat niet optimaal is?
-
hoe was het contact met de preventist van de brandweer?
-
Wat is er veranderd in de relatie met de brandweer (t.o.v. de periode voor GNBB)?
D
Effectevaluatie - Attitude, risicoperceptie, kennis en bewustzijn Ik wil nu met u ingaan op het effect van GNBB. Ofwel de resultaten tot nu toe.
1
Wat was het doel dat de brandweer, volgens u, had bij de start van GNBB?
2
Wat is / was voor u de reden om mee te doen met GNBB en wat was uw doel bij de start van GNBB (welk effect wilde u bereiken)? (andere doelen of specifiekere doelen dan het doel van GNBB, mogelijk onderscheid in persoonlijk doel en het officiële doel, vastgesteld met directie)
3
Is dat doel(en) nog bijgesteld gedurende het project?
47
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
4
In hoeverre is dat doel(en) gehaald? En wat verwacht u in de komende tijd te kunnen realiseren?
5
Zijn er neveneffecten gerealiseerd (onverwachte uitkomsten) of verwacht u die mogelijk nog? De methodiek GNBB wil een bijdrage leveren aan een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid.
6
In hoeverre zijn de attitude, risicoperceptie, kennis en bewustzijn volgens u veranderd door GNBB? Zowel bij uzelf als bij betrokkenen. En welke verandering verwacht u in de komende tijd nog te kunnen realiseren? (meet u de effecten binnen uw organisatie? zo ja hoe?) Doorvragen / Hulpvragen. In hoeverre is -
de attitude van medewerkers, leidinggevenden en directies ten aanzien van brandveiligheid veranderd? (wat is hun houding? wat vinden ze belangrijk? Is er een gevoel van eigen verantwoordelijkheid op veiligheid? of vinden ze dat verantwoordelijkheid bij brandweer ligt? is de attitude mbt brandveiligheid heel specifiek of komt die attitude overeen met de attitude op andere veiligheidsterreinen? Waaruit blijkt dat? Zit er hierbij verschil tussen de houding van directies en de houding van medewerkers/ directe leidinggevenden binnen een zorgorganisatie?
-
de risicoperceptie van medewerkers, leidinggevenden en directies ten aanzien van brandveiligheid veranderd? (hoe groot schatten ze de kans en ernst in van ongevallen / calamiteiten? is er volgens u sprake van reële risicoschattingen? schatten ze kans en ernst van brand anders in dan bij andere veiligheidsterreinen? schatten ze kans en ernst van brand volgens u reëler in dan risico's op andere veiligheidsterreinen? Verschil tussen directie en medewerkers?)
-
de kennis en het bewustzijn van medewerkers, leidinggevenden en directies ten aanzien van brandveiligheid veranderd? (staan ze in de praktijk vaak stil bij veiligheid? is er een -positieve- aanspreekcultuur op veiligheid? Met welke regelmaat worden risicovolle situaties of ongevallen en calamiteiten gesignaleerd en besproken binnen de organisatie? Is er voldoende kennis om risico's te herkennen en aan te pakken? Is dit anders bij brandveiligheid dan op andere veiligheidsterreinen? Verschil tussen directie en medewerkers?)
E
Tot slot Kunt u in één zin aangeven wat de belangrijkste meerwaarde is van GNBB? Kunt u het andere zorgorganisaties aanbevelen? Ik wil u hartelijk bedanken voor uw input. Wilt u tot slot nog iets kwijt aan de NVBR?
49
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Bijlage 3
Gespreksleidraad interviews projectleider en preventisten
Introductie Hartelijk dank voor uw tijd voor een gesprek over brandveiligheid in zorgorganisatie en in het bijzonder de aandacht daarvoor middels de methodiek Geen nood bij brand. Dit gesprek, van ongeveer een uur, staat in het teken van uw belevingen en ervaringen met de interventie GNBB. In dit gesprek wil ik achterhalen of en hoe u denkt dat GNBB effect heeft. En wil ik vooral ingaan op de implementatie van GNBB. Hoe heeft u het werken met GNBB ervaren.
Kennismaking Wie bent u? Wat is uw functie? Hoe lang werkt u bij de brandweer? Hoe lang werkt u met GNBB?
Wat betekent GNBB voor u Ik wil eerst ingaan op hoe u het werken met de GNBB methodiek ervaart. Wat het voor uw manier van werken betekent. Daarna wil ik ingaan op het succes voor zorginstellingen. Wat was uw eerste reactie toen u hoorde van GNBB? Wat is volgens u nieuw aan GNBB? (welke manier van werken heeft u moeten aanpassen door deze methodiek?) Kon u zich makkelijk aanpassen aan deze methodiek? (of moest u er erg aan wennen? / wat was grootste verandering voor u?) Heeft u deze methodiek toegepast zoals beschreven, of heeft u eigen aanpassingen gemaakt gaandeweg het proces?
50
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Bent u getraind in de methodiek? Zo ja hoe ging dat en wat waren de belangrijkste lessen van die training?
Procesevaluatie We hebben zojuist vastgesteld wat de situatie rondom brandveiligheid op dit moment is en hoe die reeds is beïnvloed door GNBB. Met de volgende vragen wil ik ingaan op wat de ingrediënten zijn voor het succes of het uitblijven van succes tot nu toe. Ofwel wat werkt bij GNBB en wat heb je nodig om het te laten werken? Kunt u vertellen wat u bij verschillende zorgorganisaties met GNBB heeft gedaan en nog gaat doen en wat uw ervaringen daarmee zijn? Ik ben nieuwsgierig naar het hele proces, dus van wanneer u er voor het eerst mee naar een zorgorganisatie ging tot en met vandaag. Ik ben benieuwd naar de dingen waar u heel enthousiast over bent, de dingen die zijn tegengevallen, de dingen die u achteraf anders had gedaan, de verwachtingen die u nog heeft, de succes- en faalfactoren in het proces etc. Afhankelijk van wat er spontaan verteld wordt ingaan op / mogelijke doorvragen: -
Was het moeilijk of makkelijk om zorgorganisaties te betrekken bij en te motiveren voor 'Geen nood bij brand!'?
-
Hebben alle medewerkers en cliënten er wat van meegekregen? / wie zijn er allemaal bij betrokken
-
Welke onderdelen hebben de zorgorganisaties doorlopen / gaan ze nog doorlopen? (expeditie, bespreking management, e-learning, ontruimingsoefening)
-
Wat werd goed begrepen en wat niet?
-
Wat werd goed gewaardeerd en wat niet?
-
Werd het advies dat u de zorgorganisaties gaf serieus genomen en opgevolgd?
-
Wat maakt de methodiek goed?
-
wat kan er aan de methodiek verbeterd?
-
Wat zijn de randvoorwaarden / succesfactoren vanuit de zorgorganisatie waardoor het goed verliep?
-
Wat zijn de randvoorwaarden / faalfactoren vanuit de zorgorganisatie waardoor het resultaat niet optimaal is?
-
hoe was het contact met de zorginstelling?
-
Wat is er veranderd in de relatie tussen zorgorganisatie en brandweer (t.o.v. de periode voor GNBB)?
51
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Effectevaluatie - Attitude, risicoperceptie, kennis en bewustzijn Ik wil nu met u ingaan op het effect van GNBB. Ofwel de resultaten tot nu toe. Welk einddoel vertelt u aan deelnemende zorgorganisaties? Wat zijn de doelen van de deelnemende zorgorganisaties, wat willen zij bereiken? (andere doelen of specifiekere doelen dan het doel van GNBB, mogelijk onderscheid in persoonlijk doel en het officiële doel, vastgesteld met directie) Worden doel(en) nog bijgesteld gedurende het project? In hoeverre zijn doel(en) gehaald? En wat verwacht u in de komende tijd te kunnen realiseren bij deelnemende organisaties? Zijn er neveneffecten gerealiseerd (onverwachte uitkomsten) of verwacht u die mogelijk nog? De methodiek GNBB wil een bijdrage leveren aan een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid. In hoeverre zijn de attitude, risicoperceptie, kennis en bewustzijn volgens u veranderd door GNBB? En welke verandering verwacht u in de komende tijd nog te kunnen realiseren? (meet u de effecten binnen uw organisatie? zo ja hoe?) Doorvragen / Hulpvragen. In hoeverre is -
de attitude van medewerkers, leidinggevenden en directies ten aanzien van brandveiligheid veranderd? (wat is hun houding? wat vinden ze belangrijk? Is er een gevoel van eigen verantwoordelijkheid op veiligheid? of vinden ze dat verantwoordelijkheid bij brandweer ligt? is de attitude mbt brandveiligheid heel specifiek of komt die attitude overeen met de attitude op andere veiligheidsterreinen? Waaruit blijkt dat? Zit er hierbij verschil tussen de houding van directies en de houding van medewerkers/ directe leidinggevenden binnen een zorgorganisatie?
-
de risicoperceptie van medewerkers, leidinggevenden en directies ten aanzien van brandveiligheid veranderd? (hoe groot schatten ze de kans en ernst in van ongevallen / calamiteiten? is er volgens u sprake van reële risicoschattingen? schatten ze kans en ernst van brand anders in dan bij andere veiligheidsterreinen? schatten ze kans en ernst van brand volgens u reëler in dan risico's op andere veiligheidsterreinen? Verschil tussen directie en medewerkers?)
-
de kennis en het bewustzijn van medewerkers, leidinggevenden en directies ten aanzien van brandveiligheid veranderd? (staan ze in de praktijk vaak stil bij veiligheid? is er een -positieve- aanspreekcultuur op veiligheid? Met welke regelmaat worden risicovolle situaties of ongevallen en calamiteiten gesignaleerd en besproken binnen de organisatie? Is er voldoende kennis om risico's te
52
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
herkennen en aan te pakken? Is dit anders bij brandveiligheid dan op andere veiligheidsterreinen? Verschil tussen directie en medewerkers?)
Landelijke uitrol Voor de toekomst van deze interventie..... Wat verwacht u van het effect van GNBB in andere regio's? Zal het daar net zo goed, beter of slechter gaan werken? (waarom denk je dat? zijn er cultuurverschillen tussen veiligheidsregio's die van invloed zijn op het effect van GNBB? wat moet er nog gebeuren voordat het landelijk wordt uitgerold? wat hebben andere veiligheidsregio's nog te leren?)
Tot slot Kunt u in 1 zin aangeven wat de belangrijkste meerwaarde is van GNBB? Kunt u het andere veiligheidsregio's aanbevelen? Ik wil u hartelijk bedanken voor uw input. Wilt u tot slot nog iets kwijt aan de NVBR?
53
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Bijlage 4
Gespreksleidraad interviews niet-deelnemende zorginstellingen
Introductie De veiligheidsregio's Zuid Limburg, Midden West Brabant en Utrecht gaan binnenkort starten met een nieuwe brandveiligheidsaanpak. Een aanpak die speciaal ontwikkeld is voor de langdurende zorg, door de Siza Dorp Groep en de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM). De (tussen)resultaten van deze aanpak zijn zo positief dat de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg & Rampenbestrijding (NVBR) deze aanpak naar een landelijk niveau wil brengen en dus ook in uw regio wil gaan implementeren. Ik heb in de regio Arnhem met veel deelnemende zorgorganisaties gesproken. Waar ik benieuwd naar ben is of u anders denkt over brandveiligheid dan deze organisaties en anders denkt over de relatie met de brandweer. Ik wil het met u dus hebben over hoe jullie tegen brandveiligheid aankijken, wat jullie er aan doen en hoe jullie samenwerking met de brandweer is. Ik start met algemene vragen over veiligheid. En aan het einde van het interview zal ik de interventie verder toelichten.
A
Kennismaking Wie bent u? Wat is uw functie?
B
Algemene vragen Voordat we ingaan op brandveiligheid eerst even een aantal algemene vragen over veiligheid.
1 Brandveiligheid is één van vele veiligheidsonderwerpen in uw organisatie. Wat verstaan jullie onder veiligheid? (wat valt er bij jullie onder veiligheidsmanagement?) 2 Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten / speerpunten bij jullie als het gaat Hoe is werken aan veiligheid (veiligheidsmanagement) bij jullie georganiseerd? (van welke systemen/ tools/ externe ondersteuning maken jullie
54
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
hierbij gebruik? Wie houdt zich hiermee bezig? Voor welke veiligheidsaspecten is er een uitgewerkt beleid?) 3 Wat zijn uw verantwoordelijkheden en taken als het gaat om veiligheid (algemeen)? En hoe zit dat bij brandveiligheid in het bijzonder?
C
Brandveiligheid
1
Wat doen jullie aan brandveiligheid? Mogelijk doorvragen over: Zijn er brandoefeningen? Wordt het wel eens besproken tijdens werkoverleggen of teamoverleggen? Wordt het wel eens besproken tijdens het inwerken van nieuwe medewerkers? Is er een vast aanspreekpersoon voor binnen de organisatie? Is er beleid voor, of gaat het meer adhoc? Zijn er tools of methodieken die jullie gebruiken ter ondersteuning van brandveiligheid?
2
Wat is jullie verantwoordelijkheid in relatie tot de brandweer (wat moeten jullie doen en wat moeten zij doen in uw beleving)?
3
Hoe wordt hier door medewerkers tegen brandveiligheid aangekeken? (attitude, risicoperceptie, kennis)
4
Zijn jullie bezig om iets op het gebied van brandveiligheid te veranderen / te verbeteren?
5
Zijn er problemen waar u binnen uw zorginstelling tegenaan loopt bij brandveiligheid in de dagelijkse praktijk van het werk? Welke zijn dit?
D
Samenwerking brandweer Met de volgende vragen wil ik ingaan op hoe de relatie op dit moment met de brandweer is / hoe er nu aan brandveiligheid gewerkt wordt
1
Kunt u vertellen wat uw ervaring met de brandweer is? Afhankelijk van wat er spontaan verteld wordt ingaan op / mogelijke doorvragen: -
Wat is de contactfrequentie?
-
Wie neemt het initiatief voor contact?
-
Wat is de houding van de brandweer?
-
Bel je wel eens voor adviezen?
-
Oefen je wel eens samen met de brandweer?
-
Zou je iets willen veranderen in de relatie met de brandweer? (wat zou je graag anders willen zien bij hun?)
55
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
E
GNBB GNBB introduceren. Kijken hoe ze daar op reageren.
1
Spreekt het aan?
2
Wat zou doel / reden zijn om wel of niet mee te doen met GNBB? De methodiek GNBB wil een bijdrage leveren aan een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording ten aanzien van brandveiligheid.
3
In hoeverre verwacht u dat de attitude, risicoperceptie, kennis en bewustzijn kunnen veranderen door GNBB?
F
Tot slot Kunt u in 1 zin aangeven wat uw belangrijkste wens is ten aanzien van de samenwerking tussen u en de brandweer? Ik wil u hartelijk bedanken voor uw input. Wilt u tot slot nog iets kwijt aan de NVBR?
57
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Bijlage 5
Gedetailleerde uitkomsten van de interviews
In aanvulling op hoofdstuk 3 volgt hier meer informatie over de uitkomsten van de interviews.
5.1 Wat is het doel en de aanpak van Geen nood bij brand in de praktijk? In deze paragraaf volgen de resultaten van wat respondenten hebben aangegeven met betrekking tot de doelstelling en de aanpak van 'Geen nood bij brand!' 5.1.1 'Geen nood bij brand!' = de expeditie (volgens respondenten) De deelnemers van GNBB denken bij 'Geen nood bij brand!' vooral aan de expeditie en het verslag. De meeste respondenten hebben ook een ontruimingsoefening gedaan in de periode voorafgaand aan de expeditie of daarna. Bij een aantal organisaties was die oefening al ingepland en zagen de respondenten dit niet als onderdeel van GNBB. De e-learningsmodule is maar één keer spontaan naar voren gekomen, niet alle respondenten konden zich herinneren dat hierover gesproken was en nog geen van de respondenten had dit geïmplementeerd. Een activiteit dat geen officieel onderdeel is van GNBB (niet beschreven), is een voorlichtingsbijeenkomst voor cliënten en/of familie. Het is een aantal keer genoemd, waarbij werd aangegeven door de respondent dat het niet direct een onderdeel was van GNBB. Maar de respondenten zagen het wel als een uiting van een andere samenwerkingsrelatie. 5.1.2 'Geen nood bij brand!' gaat over samenwerken (volgens respondenten) Alle deelnemers van GNBB is gevraagd wat volgens hun het doel is van GNBB (zoals zij zich dat herinnerden van de introductie). Een enkele respondent noemt daarbij aspecten die gerelateerd zijn aan het hoofddoel (verschuivingen attitude, bewustzijn, risicoperceptie) zoals; meer bewustzijn bij medewerkers (brandveiligheid verplaatsen van de technische / facilitaire dienst naar de zorg), dat medewerkers hun eigen situatie beter kunnen inschatten, dat medewerkers maatregelen niet alleen kennen maar ook echt snappen, dat medewerkers meer vertrouwen krijgen in de BHV-procedures (angst en onzekerheid bij medewerkers wegnemen). De meeste respondenten noemen echter het woord "samen". Met elkaar komen tot een brandveiliger situatie is waar GNBB volgens hun om te doen is. Geen autoritaire brandweer meer, maar een adviserende brandweer.
58
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Wat betreft de niet-deelnemende respondenten, moet GNBB ook gaan om het werken aan een betere samenwerkingsrelatie. De projectleider en de preventisten noemen als doelstelling zowel het verhogen of bevorderen van het veiligheidsbewustzijn als een betere samenwerking. Alle respondenten (deelnemers en preventisten) herkennen de officiële doelstelling (bij benoemen door interviewer). Dat wil zeggen dat ze hem op die wijze nooit gehoord hebben, maar wel herkenbaar vinden voor het project.
5.2 Wat wordt gewaardeerd en wat zijn verbeterpunten van GNBB? In deze paragraaf wordt ingegaan op wat respondenten aangeven over de meerwaarde en de verbeterpunten van 'Geen nood bij brand!' 5.2.1 Dat de brandweer een helpende hand toesteekt is zeer constructief Alle respondenten (deelnemers, niet deelnemers, preventisten en projectleider) zijn het er over eens dat een autoritaire brandweer niet bijdraagt aan de veiligheid. Een brandweerman die komt controleren en sancties oplegt zorgt er alleen maar voor (zwart-wit gezien) dat de facilitaire diensten "zich in het gelid scharen" bij de aankondiging van de controle. De vluchtwegen worden snel vrij gemaakt, de wigjes onder de deuren gehaald en de noodverlichtingen gecontroleerd. Dus dat de brandweer zich binnen Geen nood bij brand open opstelt is zeer constructief volgens alle respondenten. De kennis van de brandweer wordt zeer gewaardeerd en serieus genomen. Deelnemende respondenten geven aan dat dit werkt bij medewerkers en cliënten (ze nemen daar meer van aan dan van eigen technische dienst). En verder geven respondenten aan dat de brandveiligheid erg belangrijk is en dat alles wat hun daarbij kan helpen welkom is, zo ook 'Geen nood bij brand!' 5.2.2 Het betrekken van cliënten wordt zeer gewaardeerd In een aantal interviews met de deelnemende organisaties wordt expliciet aangegeven dat het goed is dat cliënten en soms ook familie er bij betrokken worden. Dat zij een goed beeld krijgen van wat er allemaal geregeld is en vaak leidt dat tot minder angst en veel waardering voor de organisatie. 5.2.3 Maar het betrekken van cliënten gebeurd of lukt niet altijd Niet in alle zorgorganisaties zijn cliënten mee geweest. Vooral in de zorgorganisaties voor kinderen / jongeren is dat minder gebeurd dan in de zorginstellingen voor ouderen. Sommige respondenten geven aan dat daar niet over gesproken is. Tevens is het niet altijd gelukt om 'gewone' medewerkers van de afdeling te betrekken. Er ging dan een BHV'er mee die al goed op de hoogte was.
59
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
De brandweer is duidelijk afhankelijk van hoe de organisatie het kan en wil uitvoeren. Dat er naar de eigen situatie gekeken wordt en in de eigen situatie geoefend wordt is veel genoemd als een belangrijk pluspunt van 'Geen nood bij brand!' Er kan volgens de respondenten geen BHV training op tegen weten hoe het in je eigen praktijk zit. Het realistische van 'Geen nood bij brand!' verheldert veel. De preventisten merken ook dat dit een succesvol onderdeel is, de zorg staat er om te springen (de brandweer kan zo een jaar volboeken met oefeningen). Dit gaat niet alleen op voor het oefenen, maar ook voor het implementeren van regels. Het kan in de praktijk niet altijd volgens de wet en soms is de wet erg lastenverhogend (zonder duidelijke meerwaarde op veiligheid) volgens deelnemende respondenten. Het is volgens respondenten (deelnemende organisaties en preventisten) prettig dat je daar samen naar kan kijken en naar praktische oplossingen kan zoeken (en daar afspraken over kan maken). Dus voorbij de regels kijken. De preventisten geven nadrukkelijk aan dat ze zien dat medewerkers en cliënten die meegaan op expeditie veel leren. De preventisten horen regelmatig "ik heb nooit geweten dat ....". De preventisten brengen tijdens de expeditie vooral kennis over compartimentering en eenvoudige technische maatregelen bij. 5.2.5 Maar die praktische blik kan geoptimaliseerd worden Respondenten merken een duidelijke cultuuromslag bij de brandweer. Sommige respondenten zeggen een duidelijk verschil te merken in de samenwerking, maar anderen zeggen dat de samenwerking al goed was. Deze laatste groep waardeert het wel sterk dat de brandweer zelf initiatief neemt tot verdere versterking. Toch leidt de open communicatie niet altijd tot verbeteringen, blijft er sprake van meningsverschillen die niet helemaal opgelost worden of spreekt de brandweer zichzelf in verschillende fases tegen. Het gaat om praktische voorbeelden waar we er een paar van schetsen: Een respondent geeft aan dat zij de procedure hebben om inpandig te evacueren bij een calamiteit. Deze procedure is afgesproken en goedgekeurd door de brandweer (en als goed bevestigd tijdens de expeditie). De noodverlichting wijst echter naar buiten, eveneens goedgekeurd door de brandweer. In de praktijk moeten medewerkers dus iets anders doen dan de bordjes aangeven. Bij voorkeur wordt de noodverlichting aangepast, maar dat gebeurt niet omdat het is goedgekeurd door de brandweer (geen reden voor het bestuur om het dus te veranderen). Een andere respondent ervaart iets soortgelijks met afspraken over het aantal BHV'ers dat aanwezig moet zijn. Het aantal dat is goedgekeurd in het ontruimingsplan, wordt ter discussie gesteld tijdens een oefening.
60
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
De open communicatie en wil tot samenwerken wordt door respondenten soms alleen ervaren binnen GNBB. Wanneer ze met anderen binnen de brandweer te maken hebben (bijvoorbeeld voor een personeelsevenement) dan merken ze weinig van de klantgerichtheid. Een respondent geeft aan dat ze bij evenementen een uur van te voren komen en dan is er altijd iets niet goed. Waarom komen ze dan niet eerder / bij de aanvraag, om het samen goed te regelen? Of de samenwerking is er niet in het gebruiksvergunningstraject. Een respondent geeft aan dat er weinig tot geen mogelijkheid is tot overleg over de wijze van evacueren en de wijze waarop de nieuwbouw daartoe ingericht moet worden. Bij een andere organisatie bleek een duidelijk verschil in de aanpak van 'Geen nood bij brand!' zijnde de expeditie en de ontruimingsoefening (die niet ervaren werd als onderdeel van GNBB). Vlak nadat de introductie van GNBB was gedaan (met de visie op een open samenwerking) was de brandweer aanwezig bij een brandoefening (opgezet door de organisatie zelf). De oefening was een pilot waarvan bekend was dat het niet vlekkeloos zou verlopen (was ook de bedoeling om de knelpunten zichtbaar te maken). De brandweer greep echter met harde handhavende hand in en legde sancties op. De betrokkenen ervaarde de kritiek an sich als terecht, en ook niet meer dan normaal dat de brandweer optreedt waar nodig. Maar ze gaven aan dat de manier waarop heel anders en constructiever had gekund. En de timing van enerzijds in openheid een expeditie doen en tegelijkertijd in een handhavingtraject met elkaar zitten werd als ongelukkig bestempeld. Tot slot is de doelgroepkennis bij de brandweer soms nog onvoldoende. Een respondent geeft aan dat het een tijd heeft geduurd voordat "we elkaars taal spraken". Ze heeft uit moeten leggen dat PG cliënten niet zelfredzaam zijn, ook al kunnen ze zelf lopen. Respondenten geven zelf aan dat de brandweer zowel een preventieve als een repressieve rol heeft. Die moeten volgens hun in een project als GNBB goed op elkaar aansluiten. Er moet duidelijkheid zijn (tussen brandweer en zorgorganisatie, maar ook binnen de brandweer) over de handhavende rol van de brandweer in relatie tot de voorlichtende rol. De klantgerichtheid en de praktische, risicogerichte blik moet er altijd zijn (niet alleen bij een expeditie). 5.2.6 'Geen nood bij brand!' is een project van de brandweer (volgens respondenten) Alle deelnemende respondenten geven aan dat GNBB een project is van de brandweer waar zij aan mee hebben gedaan ("ze vroegen of we mee wilde doen"). Bij sommige deelnemende organisaties lijkt het daar ook bij te blijven. Ze vonden het prettig of prima en waren blij met de rapportage. Ze hebben een aantal punten verbeterd en/of weten niet goed wat er verder op de betrokken afdeling met de rapportage is gebeurd.
61
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Andere respondenten geven aan dat ze wel continuïteit willen, maar dat nog geen handen en voeten hebben gegeven. En ook niet weten wat de verdere rol van de brandweer zal zijn (ze kijken naar de brandweer voor het vervolg). Het roept bij sommige respondenten de vraag op hoe het geborgd moet gaan worden. Eén respondent gaf aan dat het duidelijk was dat de brandweer zelf nog zoekend is. Dat de preventist nog zoekend is naar hoe precies met GNBB om te gaan.
5.3 Heeft 'Geen nood bij brand!' effect? In deze laatste paragraaf gaan we in op de effecten die de deelnemende organisaties en de preventisten ervaren. 5.3.1 Geen nood bij brand leidt tot een verbeterde samenwerking "Vroeger waren wij 'Zij van de valse meldingen', nu is er meer wederzijds begrip". Met deze woorden geeft één van de respondenten de gemaakte omslag bij de brandweer goed duidelijk. Niet overal is er een enorme verschuiving merkbaar want veel respondenten waren al tevreden over de samenwerking. Wel merken ook die organisaties dat de brandweer meer van een corrigerende en blussende rol naar een voorlichtende rol is gegaan. Respondenten geven aan dat de drempel verlaagd is voor het opnemen van contact. Dat ze eerder met vragen bellen naar de brandweer. De nog niet deelnemende respondenten geven aan dat ze op een betere samenwerking hopen. Bij de één is de relatie goed, maar mag deze proactiever (vanuit de brandweer) en bestaat de wens om samen t oefenen. Bij de ander is de verhouding nog te autoritair en zou ze graag meer samenwerking zien. 5.3.2 'Geen nood bij brand!' draagt tijdelijk bij aan bewustzijn, resultaten nog niet geborgd en gecontinueerd Het effect op daadwerkelijke gedragsverandering is nog klein. Deelnemende respondenten geven aan dat een expeditie of ontruimingsoefening tijdelijk bijdraagt aan meer bewustzijn. Maar dat als er geen blijvende aandacht wordt gegeven deze ook weer uitwerkt. Wat goed werkt, is het oefenen in en kijken naar de eigen situatie. Dat is volgens de respondenten een belangrijke meerwaarde naast een BHV-cursus elders. Blijvend resultaat krijg je alleen door blijvend aandacht te geven zeggen alle respondenten. Op dit moment zijn de resultaten al ingebed in de organisaties, er is nog geen sprake van borging en continuering. Bij sommige lijkt dit wel te gaan gebeuren, bij andere organisaties niet.
62
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
5.3.3 'Geen nood bij brand!' is afhankelijk van de veiligheidscultuur binnen de organisatie Tijdens de interviews is uitgebreid stilgestaan bij de succes- en faalfactoren van 'Geen nood bij brand!' Wat maakt dat het wel of juist niet slaagt en uiteindelijk tot gedragsverandering leidt? Het bewustzijn dat de zorgorganisatie zelf verantwoordelijk is voor de veiligheid van (het gebruik van) haar panden dat is er. Ze weten ook dat ze tenminste de eerste 20 minuten van een calamiteit zelf op moeten kunnen vangen. Dus daar zit de verbetering niet in. De vraag is hoe ze dit optimaal kunnen organiseren. Hieronder de belangrijkste succesfactoren voor een optimale brand- en calamiteiten organisatie, die allemaal een relatie hebben met de veiligheidscultuur binnen de zorgorganisatie: -
dat iedereen brand als een belangrijk thema ziet (speerpunt van de organisatie); dat er follow up in zit, eenmalige actie heeft niet zo veel zin (beleid van de zorgorganisatie);
-
het gaat erom dat je (als zorgmedewerker) bewust bent van je werk en de risico's (risicoperceptie in zijn algemeenheid);
-
dat je overall (als zorgorganisatie) de cultuur wil veranderen, bijv. op feedback geven / cliëntgerichtheid / vindingrijkheid;
-
dat brandveiligheid in de portefeuille van het management zit en daar ook op één plek (niet een deel bij facilitair en deel bij scholing). Respondenten begrijpen dat de crux zit in het gedrag van zorgmedewerkers. Het gaat erom dat je bewust bent van wat je doet als zorgmedewerker. Als voorbeeld zegt een respondent dat een zorgmedewerker rustig een zuurstoffles op de gang zet omdat de cliënt anders niet goed kan slapen, maar denkt niet na over valpreventie (slangen over vloer) of blokkeren van een vluchtroute (door die fles). Dat gedrag is niet altijd met aanspreken, oefenen en leren te verbeteren. Door één respondent wordt aangegeven dat organisaties soms voor technische maatregelen moeten gaan. Blijven aanspreken op gedrag (bijv. wigjes onder de deur) werkt niet. Kies dan voor kleefmagneten. De brandweer moet, zoals GNBB voorstaat, een aanpak hebben in risico denken. De wet moet niet persé leidend zijn. Het gaat vooral om te kijken wat er in de praktijk wel en niet werkt en het zoeken naar optimale oplossingen. Voor duurzaam resultaat zijn respondenten op zoek naar tools om het effect te kunnen meten. Wat respondenten ook aangeven is dat echte branden (helaas) helpen om bewustzijn, risicoperceptie en attitude te veranderen. Hoe meer dodelijke slachtoffers hoe beter het blijft hangen. Een brand in de eigen zorginstelling lijkt daarbij het grootste effect te hebben. Van een brand bij een ander wordt sneller gedacht "dat gebeurt niet bij ons". Eén van de respondenten geeft aan dat na een 'zorgbrand' die in de media terecht komt het aantal vragen bij haar toeneemt. Ze ziet dat de vraagstellers erg snel gerustgesteld kunnen worden en snel
63
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
concluderen dat het goed geregeld is. Dat het bij die betreffende organisatie waarschijnlijk net zo goed geregeld is, daar staan ze volgens deze respondent onvoldoende bij stil. 5.3.4 Andere effecten van 'Geen nood bij brand!' De meeste deelnemende organisaties hebben een aantal (technische) verbeterpunten doorgevoerd. Belangrijkste leerpunt zijn de brand- en rookscheidingen. Deelnemers aan de expeditie weten vaak niet precies hoe dat zit. Het meest gehoorde knelpunt zijn de wigjes onder de deuren. Respondenten geven aan dat zorgmedewerkers wel weten dat dit niet mag. De ene respondent geeft aan dat dit een kwestie is van blijven herhalen, de ander vind dat daar technische maatregelen voor moeten komen. Andere resultaten zijn het toegenomen vertrouwen van medewerkers en cliënten als ze weten hoe veilig het gebouw is en beter weten wat ze in geval van calamiteiten (niet) moeten doen. Eén organisatie geeft aan dat ze onlangs een masterplan brandveiligheid geschreven hebben, maar dat dit geen direct effect van GNBB is geweest.
65
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Bijlage 6
Gedetailleerde resultaten vragenlijstonderzoek
In aanvulling op hoofdstuk 4 volgt hier meer informatie over de uitkomsten van het vragenlijstonderzoek, onderverdeeld naar de drie gedragsdeterminanten waar het onderzoek op gericht is: attitude, bewustwording / bewustzijn en risicoperceptie.
6.1 Attitude De attitude van zorgmedewerkers ten opzichte van brandveiligheid werd in kaart gebracht door hen te vragen naar het belang van brandveiligheid ten opzichte van andere veiligheidsonderwerpen in de zorg. Daarnaast werd de zorgmedewerkers een aantal stellingen voor gelegd over de manier waarop zij zelf, en de mensen in hun directe omgeving, omgaan met brandveiligheid tijdens het werk. In de hierna volgende paragrafen worden deze resultaten rond attitude van zorgmedewerkers ten opzichte van brandveiligheid beschreven.
66
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
6.1.1 Belang van brandveiligheid ten opzichte van andere veiligheidsonderwerpen Aan de zorgmedewerkers is gevraagd waar zij het onderwerp 'brandveiligheid' plaatsen ten opzichte van andere veiligheidsonderwerpen in de zorg, namelijk: 'het veiligheidsgevoel van cliënten', 'agressie van bewoners richting medewerkers of andere cliënten', 'medicatieveiligheid', 'vallen' en 'vrijheidsbeperkende maatregelen'. De zorgmedewerkers werd gevraagd deze onderwerpen te rangschikken van meest belangrijk tot minst belangrijk voor hen persoonlijk. In tabel 2 en 3 wordt de top 6 voor beide onderzoeksgroepen weergegeven. Hieruit valt af te lezen dat zowel bij instellingen zonder GNBB als bij instellingen met GNBB, brandveiligheid hoog in de top 6 staat; de gemiddelde score verschilt niet. Bij de zorgmedewerkers van zorginstellingen met GNBB staat brandveiligheid op de eerste plek. Bij de medewerkers van instellingen zonder GNBB op de tweede plek, net achter 'het veiligheidsgevoel van cliënten'. Tabel 2
Top 6 veiligheidsonderwerpen medewerkers bij zorginstellingen zonder inzet GNBB TOP 6
Gemiddelde score op 6puntsschaal*
1
Het veiligheidsgevoel van cliënten
2,2
2
Brandveiligheid
2,3
3
Medicatieveiligheid
2,8
4/5
Vallen/ Agressie van bewoners richting medewerkers
4,0
of andere cliënten 6
Vrijheidsbeperkende maatregelen
4,3
* vraagstelling: geef een 1 aan het onderwerp dat u persoonlijk het meest belangrijk vindt op uw werk (waar de meeste aandacht aan moet worden geschonken), een 2 aan het onderwerp dat u daarna het belangrijkst vindt, aflopend tot een 6 aan het onderwerp dat u persoonlijk het minst belangrijk vindt.
Tabel 3
Top 6 veiligheidsonderwerpen medewerkers bij zorginstellingen met inzet GNBB TOP 6
Gemiddelde score op 6puntsschaal*
1
Brandveiligheid
2,3
2
het veiligheidsgevoel van cliënten
2,4
3
Agressie van bewoners richting medewerkers of andere cliënten
2,7
4
medicatieveiligheid
3,0
5
vallen
3,7
6
vrijheidsbeperkende maatregelen
4,2
* vraagstelling: geef een 1 aan het onderwerp dat u persoonlijk het meest belangrijk vindt op uw werk (waar de meeste aandacht aan moet worden geschonken), een 2 aan het onderwerp dat u daarna het belangrijkst vindt, aflopend tot een 6 aan het onderwerp dat u persoonlijk het minst belangrijk vindt.
67
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
6.1.2 Verantwoordelijkheid voor brandveiligheid tijdens het werk De eigen verantwoordelijkheid die zorgmedewerkers ervaren ten opzichte van brandveiligheid op het werk is gepeild aan de hand van drie stellingen: - 'Brand ontstaat door zaken waar ik niets aan kan veranderen' - 'Ik ben medeverantwoordelijk voor de brandveiligheid in de zorglocatie waar ik werk' - 'De manier waarop ik mij gedraag heeft invloed op de brandveiligheid in de zorginstelling waar ik werk' De antwoorden die werden gegeven op deze stellingen zijn terug te vinden in Figuur 1. Hierin valt op dat het overgrote deel van de zorgmedewerkers in beide onderzoekscondities zichzelf medeverantwoordelijk voelt voor de brandveiligheid in de zorglocatie (instellingen zonder GNBB: 81%; instellingen met GNBB 91%). Ook is een meerderheid het er mee eens dat de manier waarop zij zich gedragen van invloed is op de brandveiligheid in de zorglocatie (instellingen zonder GNBB: 76%, instellingen met GNBB 71%). Zo ongeveer 1 op de 20 zorgmedewerkers is van mening dat brand ontstaat door oorzaken waar zij niets aan kunnen veranderen, de rest heeft het idee op zijn minst een beetje invloed te kunnen uitoefenen. Hoewel op een tweetal stellingen de medewerkers bij instellingen met GNBB iets stelliger de eigen verantwoordelijkheid bij zichzelf leggen dan de medewerkers bij instellingen zonder GNBB (het percentage, 'helemaal mee eens' lijkt hoger), is geen sprake van statistisch significante verschillen op dit gebied tussen de twee onderzoekscondities.
Figuur 1
Stellingen over eigen verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid in de zorglocatie
Instellingen met GNBB
9%
Instellingen zonder GNBB
49%
12%
Instellingen met GNBB
7%
43%
7%
Instellingen 4% 7% 4% zonder GNBB
Instellingen met GNBB
Instellingen 4% 5% zonder GNBB 10%
19%
15%
16%
9%
14%
53%
38%
54%
20%
30%
7%0%
18%
62%
4%
5%0%
19%
53%
4%4%
0%
20%
40%
30%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
helemaal mee oneens
mee oneens
een beetje mee oneens
een beetje mee eens
mee eens
helemaal mee eens
68
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Naast de eigen verantwoordelijkheid, zijn stellingen voorgelegd over de verantwoordelijkheid die de brandweer en de locatiemanager volgens zorgmedewerkers hebben met betrekking tot brandveiligheid: -
'De brandweer is hoofdverantwoordelijk voor de brandveiligheid in de zorglocatie waar ik werk'
-
'Mijn locatiemanager is hoofdverantwoordelijk voor de brandveiligheid in de zorglocatie waar ik werk' De antwoorden op deze stellingen staan weergegeven in Figuur 2. Hieruit blijkt dat zorgmedewerkers van instellingen mèt en zonder GNBB de hoofdverantwoordelijkheid voor brandveiligheid in grotere mate bij de locatiemanagers leggen dan bij de brandweer. Ook op deze stellingen is geen sprake van statistisch significante verschillen tussen de twee onderzoekscondities.
Figuur 2
Stellingen over hoofdverantwoordelijkheid voor de brandveiligheid in de zorglocatie
Instellingen met GNBB
Instellingen zonder GNBB
7%
16%
5%
Instellingen met GNBB
16%
10%
30%
50%
16%
15%
15%
40%
9%
32%
11%
32%
20%
36%
18%
31%
14%
0%
27%
12%
16%
Instellingen zonder GNBB
4%
22%
15%
60%
70%
14%
80%
5%
11%
90%
100%
helemaal mee oneens
mee oneens
een beetje mee oneens
een beetje mee eens
mee eens
helemaal mee eens
69
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
6.1.3 Het belang van aandacht voor brandveiligheid tijdens het werk Om te peilen welke plaats brandveiligheid naar de mening van zorgmedewerkers zou moeten krijgen tijdens hun werk, is een tweetal stellingen voorgelegd: 'Brandveiligheid zou een vaste plek moeten hebben in teambesprekingen' 'Brandveiligheid zou een vaste plek moeten hebben bij introductie van een medewerker op een afdeling' De antwoorden op deze stellingen staan weergegeven in Figuur 3. Het overgrote deel van de zorgmedewerkers is het er (helemaal) mee eens dat brandveiligheid een vaste plek zou moeten hebben bij de introductie van een medewerker op een afdeling (instellingen zonder GNBB: 94%; instellingen met GNBB: 88%). Medewerkers van instellingen zonder GNBB lijken het hier wat vaker mee eens te zijn dan medewerkers van instellingen met GNBB, maar dit verschil is niet statistisch significant. Dat geldt ook voor de stelling 'brandveiligheid zou een vaste plek moeten hebben in teambesprekingen'(% (helemaal) mee eens bij Instellingen zonder GNBB 67%; bij instellingen met GNBB 53%). In beide onderzoekscondities is een meerderheid van de zorgmedewerkers het (helemaal) eens met deze stelling.
Figuur 3
Stellingen over plek van brandveiligheid tijdens het werk
Instellingen met GNBB
4% 5%
44%
Instellingen zonder GNBB
55%
Instellingen met GNBB
7%
Instellingen zonder GNBB
4%
0% helemaal mee oneens
44%
7%
8%
10%
mee oneens
39%
31%
42%
20%
20%
11%
49%
30%
40%
een beetje mee oneens
50%
60%
een beetje mee eens
18%
70% mee eens
80%
90%
100%
helemaal mee eens
70
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
6.1.4 Ervaren ruimte voor brandveiligheid tijdens het werk De mate waarin de zorgmedewerker ruimte ervaart van het management/ leidinggevenden om aandacht te besteden aan brandveiligheid is gepeild aan de hand van de volgende stelling: ' - 'Ik krijg van mijn leidinggevenden de mogelijkheid om aandacht te besteden aan brandveiligheid'. De resultaten staan weergegeven in Figuur 4. In deze figuur lijkt het of de zorgmedewerkers van instellingen met GNBB het wat vaker helemaal eens zijn met deze stelling (24%) dan medewerkers van instellingen zonder GNBB. Dit verschil is echter niet statistisch significant. Een merendeel van de zorgmedewerkers binnen beide onderzoekscondities is het (helemaal) eens met deze stelling (instellingen zonder GNBB 76%; instellingen met GNBB 71%). Toch blijft er nog steeds een aanzienlijke groep van zorgmedewerkers over die aangeeft onvoldoende of slechts een beetje ruimte te ervaren om aandacht te besteden aan brandveiligheid; hier valt dus nog wel iets te winnen.
Figuur 4
Stelling met betrekking tot ervaren ruimte voor aandacht brandveiligheid
Ik krijg van mijn leidinggevenden de mogelijkheid om aandacht te besteden aan brandveiligheid 100% 14%
24%
80%
60%
62%
47%
40%
20%
18%
18%
2% 5%
1% 4% 1%
0%
Instellingen zonder GNBB helemaal mee oneens
mee oneens
een beetje mee oneens
Instellingen met GNBB een beetje mee eens
mee eens
helemaal mee eens
71
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
De ruimte die zorgmedewerkers ervaren voor brandveiligheid, is ook gemeten door te vragen naar activiteiten die het afgelopen jaar binnen de zorginstellingen hebben plaatsgevonden in het kader van brandveiligheid. De resultaten hiervan staan weergegeven in Figuur 5. De meest uitgevoerde activiteit rond brandveiligheid in 2011 binnen beide onderzoeksgroepen, is dat zorgmedewerkers informatie, instructie of voorlichting over brandveiligheid hebben gekregen. Bijvoorbeeld via e-learning, schriftelijk, of door middel van een presentatie. Een statistisch aantoonbaar verschil tussen de twee onderzoeksgroepen is dat zorgmedewerkers van instellingen met GNBB vaker een ontruimingsoefening hebben gehad in 2011 (53%) dan medewerkers van instellingen zonder GNBB (31%). Het is opvallend dat bij zorginstellingen die deelnemen aan Geen nood Bij brand toch nog 38% van de medewerkers aangeeft geen informatie, instructie of voorlichting over brandveiligheid te hebben gekregen in 2011 en dat 62% aangeeft geen resultaten van een veiligheidsronde door de zorglocatie (met de brandweer) heeft besproken met collega's in 2011. Figuur 5
Activiteiten afgelopen jaar (2011) uitgevoerd
100% 90% 80%
70%
70%
62%
60%
53%
50% 40%
51%
49%
47%
45%
39%
38%
31%
32%
38%
30% 20% 10% 0%
… een ontruimingsoefening gehad
... resultaten van een ... brandveiligheid ontruimingsoefening besproken tijdens een besproken met werkoverleg collega's
Instellingen zonder GNBB
... informatie, instructie of voorlichting over brandveiligheid gekregen
... deelgenomen aan ... resultaten van een veiligheidsronde veiligheidsronde door door uw zorglocatie zorglocatie (met samen met de brandweer) brandweer besproken met collega's
Instellingen met GNBB
72
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Wanneer medewerkers wordt gevraagd naar de aandacht die er binnen hun zorginstelling in het algemeen is voor brandveiligheid (Figuur 6) dan vindt 38% van de zorginstellingen zonder GNBB dat er continu aandacht is voor brandveiligheid binnen de zorginstelling waar zij werkzaam zijn. Bij de zorginstellingen met GNBB ligt dit relatief laag, op 24%, al is dit geen statistisch aantoonbaar verschil met de instellingen zonder GNBB. Van de zorgmedewerkers van zorginstellingen met GNBB geeft echter wel 45% aan dat er een duidelijk stappenplan/ verbeterplan is (maar waar blijkbaar niet continu aandacht voor is) . Ongeveer een vierde van de zorgmedewerkers in beide onderzoeksgroepen vindt dat zijn of haar zorginstelling slechts nu en dan aandacht heeft voor brandveiligheid. Er zijn geen aantoonbare significante verschillen tussen zorginstellingen met GNBB en zorginstellingen zonder GNBB.
Figuur 6
Aandacht voor brandveiligheid in de zorginstelling
Er is continu aandacht voor
24%
Er is een duidelijk stappenplan/ verbeterplan Er is nu en dan aandacht voor
38% 45% 37%
27% 25%
Er is alleen aandacht voor als er een 4% 0% incident plaats heeft 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % Instellingen zonder GNBB Instellingen met GNBB
73
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
6.2 Bewustwording/ bewustzijn Bewustwording/ bewustzijn van zorgmedewerkers ten opzichte van brandveiligheid in het dagelijks werk, werd in kaart gebracht door hen te vragen naar de mate waarin zij stil staan bij brandgevaarlijke situaties tijdens het werken, hun kennis rond brandgevaarlijke situaties en de mate waarin er over brandveiligheid gecommuniceerd wordt met collega's, leidinggevenden en cliënten. In de hierna volgende paragrafen worden deze resultaten rond het bewustzijn van zorgmedewerkers ten opzichte van brandveiligheid beschreven. 6.2.1 Stil staan bij brandgevaarlijke situaties tijdens het dagelijks werk De zorgmedewerkers is een aantal situaties voorgelegd met de vraag of zij daar wel eens bij stil staan tijdens het werk. De resultaten staan weergegeven in Figuur 7. In grote lijnen laat de mate waarin de medewerkers van instellingen zonder GNBB en de medewerkers van instellingen met GNBB stil staan bij brandgerelateerde risico's tijdens hun werk een vergelijkbaar patroon zien. Men staat relatief het minst stil bij het brandgevaar van volle prullenbakken en de bereikbaarheid van de zorginstelling bij calamiteiten. Men staat relatief het meest stil bij brandgevaar bij het gebruik van feestverlichting, zoals kerstversiering, en kaarsen. Instellingen zonder GNBB staan vaker stil bij de bereikbaarheid van de zorginstelling voor hulpverlening en vaker bij het gevaar van het gebruik van kaarsen; verder zijn er geen verschillen tussen beide groepen vastgesteld.
Figuur 7
Staat u tijdens het werk wel eens stil bij...
100%
4%
14%
80%
9%
11%
7% 22%
26%
29% 31%
60%
19%
23%
35%
33% 40% 51% 20% 0%
32% 5%
bereikbaarheid zorginstelling voor hulpverlening
19%
22%
8% 1%
20%
20%
15%
2%
24% 5%
2%
9% 4%
20%
13%
20%
8%
13%
16% 16%
31% 9%
31% 2%
Gevaar van open staan brand- en rook afscheiding
Sta ik een enkele keer bij stil
11% 30%
27% 14%
40% 26%
24%
25%
27% 24%
7% 5%
25% 35%
16%
24%
Obstakels op een eventuele vluchtroute
Sta ik nooit bij stil
18%
35%
42% 29%
8%
30%
13%
5%
Gevaar van branden van kaarsen
Sta ik regelmatig bij stil
6.2.2 Kennis over brandgerelateerde zaken
23% 7%
31%
31%
30%
33%
1%
2%
15%
Gevaar bij gebruik van apparatuur
Gevaar bij volle prullenbakken
Sta ik vaak bij stil
Gevaar bij gebruik van feestversiering
Sta ik voortdurend bij stil
nvt
74
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
De zorgmedewerkers is gevraagd of ze op de hoogte zijn van een aantal brandgerelateerde zaken in de zorginstelling waar ze werken, dit is te zien in Figuur 8. Het gaat hier dus om zelfgerapporteerde kennis, niet om feitelijke kennis. Meer dan 90% van de zorgmedewerkers zegt op de hoogte te zijn van de plaats van de blusmiddelen, het brandalarm, het juiste gebruik van feestversiering, de manier om brand te melden en de vluchtroutes in de zorginstelling waar zij werken. Relatief het minst bekend is de plaats van evacuatiemiddelen (bijvoorbeeld een evacmatras) en de plaats van de brandkraan, op die kennis valt dus nog het meest te verbeteren. Hoewel er geen statistisch significante verschillen worden geconstateerd tussen beide groepen, lijken zorgmedewerkers van instellingen met GNBB wat vaker op de hoogte van de verzamelplaats buiten in geval van calamiteiten. Dit ligt in lijn met de eerdere uitkomst dat medewerkers van zorginstellingen met GNBB vaker een ontruimingsoefening hebben gehad in 2011 dan medewerkers van zorginstellingen zonder GNBB.
Figuur 8
% zorgmedewerkers dat aangeeft op de hoogte te zijn van...
plaats blusmiddelen plaats brandalarm Waar op letten bij gebruik feestversiering hoe u brand kunt melden vluchtroutes waar op letten bij gebruik apparatuur wie de bhv-ers zijn uw taak in het ontruimingsplan brand- en rookscheidingen verzamelplaats buiten bij brand plaats brandkraan plaats evacuatiemiddelen 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100 % Instellingen zonder GNBB Instellingen met GNBB
6.2.3 Communicatie over brandveiligheid tijdens het dagelijks werk Om te peilen hoe vaak men tijdens het dagelijks werk brandveilige situaties signaleert en deze bespreekbaar maakt, is gevraagd naar de frequentie van communicatie over dit soort onderwerpen. Voor een aantal situaties is voorgelegd hoe deze voorkomen. De resultaten worden weergegeven in Figuur 9 en 10. In Figuur 9 is te zien dat bij alle zorgmedewerkers wel eens (van 'een enkele keer' tot 'vaak') een situatie signaleren tijdens het werk die de brandveiligheid in gevaar kan brengen. Wel geeft 40 tot 50% van de medewerkers aan dat het wel eens ('een
75
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
enkele keer' tot 'regelmatig') gebeurt dat ze vergeten om actief iets te doen aan een onveilige situatie. Men wijst met name collega's wel eens op brandgevaarlijke situaties; 49% van de zorgmedewerkers bij instellingen zonder GNBB doet dit 'af en toe' tot 'vaak' en 55% van de zorgmedewerkers bij instellingen met GNBB. In wat mindere mate wijst men ook cliënten (Instellingen zonder GNBB 49%; Instellingen met GNBB 35%) en leidinggevenden (Instellingen zonder GNBB 23% ; Instellingen met GNBB 36%) hierop. Een officiële melding gebeurt beduidend minder; op dat terrein valt dus nog te winnen. Er zijn geen statistisch aantoonbare verschillen tussen de twee onderzoeksgroepen.
Figuur 9
Communicatie over brandveiligheid in de zorginstelling (1): Hoe vaak komt het voor dat u...
100% 12%
9%
90%
5% 4%
4%
4% 14%
30%
34%
19%
33% 38%
23%
60%
27%
49%
50%
31%
40%
35% 23%
45% 30%
44%
38%
61%
25%
51%
47%
20% 28%
0%
5%
24%
30% 40%
5%
9%
24%
18% 33%
27%
10%
11%
16%
18%
80% 70%
0%
14%
14%
7%
33%
28%
53%
31%
20%
Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen Instellingen zonder met GNBB zonder met GNBB zonder met GNBB zonder met GNBB zonder met GNBB zonder met GNBB GNBB GNBB GNBB GNBB GNBB GNBB situatie signaleert die vergeet om actief iets te collega's wijst op een uw leidinggevende wijst cliënt wijst op situatie die officiële melding maakt brandveiligheid in gevaar doen aan brandonveilige situatie die op situatie die de brandveiligheid in binnen uw organisatie kan brengen? situatie die u signaleert? brandveiligheid in gevaar brandveiligheid in gevaar gevaar kan brengen? van situatie die kan brengen? kan brengen? brandveiligheid in gevaar kan brengen?
Nooit
Een enkele keer
Af en toe
Regelmatig
Vaak
76
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
In Figuur 10 is te zien dat zorgmedewerkers in beide onderzoeksgroepen de zorgmedewerkers net wat vaker door hun collega's worden aangesproken op brandgevaarlijke situatie dan door hun leidinggevenden. Er zijn geen statistisch aantoonbare verschillen tussen de twee onderzoeksgroepen.
Figuur 10
Communicatie over brandveiligheid in de zorginstelling (2). Hoe vaak komt het voor dat u...
100%
7%
90% 80%
22%
2%
4%
22%
14%
4% 11%
32%
38%
50%
47%
Instellingen zonder GNBB
Instellingen met GNBB
70% 60%
32%
40%
39%
36%
Instellingen zonder GNBB
Instellingen met GNBB
50% 40% 30% 20% 10% 0% door collega's gewezen wordt op een situatie die brandveiligheid in gevaar kan brengen? Nooit
Een enkele keer
door leidinggevende gewezen wordt op situatie die brandveiligheid in gevaar kan brengen? Af en toe
Regelmatig
Vaak
6.3 Risicoperceptie De risicoperceptie van zorgmedewerkers ten opzichte van brand, werd gemeten door zorgmedewerkers de kans te laten inschatten dat een bepaalde situatie zich voordoet op een schaal van 0 (geen enkele kans) tot 10 (hele grote kans). In Figuur 11 is de gemiddelde risico-inschatting van beide onderzoeksgroepen terug te vinden van situaties waardoor brand kan ontstaan. Hierin zien we dat de risicoinschatting per situatie niet sterk varieert: deze ligt zo rond de 4 of 5. Men ziet dus wel een redelijk kans op brand, maar schat dit ook weer niet heel hoog in. Het grootste risico op brand schatten de zorgmedewerkers in bij het gebruik van verlengsnoeren, roken of apparatuur. Relatief het kleinste risico zien zij in lampen die in aanraking komen met en brandbaar oppervlak. Volgens de brandweer zijn de risico's groot bij roken en bij verbouwing/ klussen. Dit laatste risico lijken zorgmedewerkers dus wat te onderschatten. Er zijn geen aantoonbare verschillen in de risico-inschatting van de twee onderzoeksgroepen.
77
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Figuur 11
Inschatting brandgevaar zorginstellingen. Gemiddelde score op 0 (geen enkele kans) tot 10 (hele grote kans). Kans dat...
... er brand ontstaat bij het gebruik van verlengsnoeren
... er brand ontstaat doordat er iemand rookt ... er brand ontstaat in de zorginstelling waar u werkt (door wat voor oorzaak dan ook) ... er brand ontstaan bij het gebruik van apparatuur (denk aan: tv, magnetron, wasmachine, droger)
... er brand ontstaat tijdens een verbouwing/ klussen ... er brand ontstaat bij het gebruik van feestversiering (denk aan kerstversiering) ... er brand ontstaat door een lamp in combinatie met een stoffen oppervlak (bijvoorbeeld gordijn, bank, laken)
0 Instellingen zonder GNBB
1
2
3
4
5
Instellingen met GNBB
6
7
8
9
10
78
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
De inschatting door zorgmedewerkers van de kans dat een brand om verschillende redenen escaleert wordt weergegeven in Figuur 12. Ook hierbij zien we dat de risico-inschatting per situatie niet sterk varieert. Het grootste risico op escalatie van brand zit volgens de zorgmedewerkers bij de situatie dat er te weinig personeel is om de brand onder controle te krijgen. Volgens de brandweer zit het grootste risico in het feit dat deuren die als brand- en rookscheiding dienen open staan. Dit risico lijken de zorgmedewerkers dus te onderschatten. Er zijn geen aantoonbare verschillen in de risico-inschatting van de twee onderzoeksgroepen.
Figuur 12
Inschatting brandgevaar Gemiddelde score op 0 (geen enkele kans) tot 10 (heel grote kans). Kans dat een brand escaleert doordat...
... er te weinig personeel is om de brand tijdig onder controle te krijgen
... bij personeel niet duidelijk is hoe er gehandeld moet worden bij brand
... deuren die als brand- en rook scheiding dienen open staan
... de brand niet tijdig genoeg gesignaleerd wordt
0
1
2
3
4
5
Instellingen zonder GNBB
6
7
8
Instellingen met GNBB
6.4 Kennis en waardering van Geen Nood Bij Brand! Aan de zorgmedewerkers van instellingen die werken met Geen Nood Bij Brand!, is gevraagd of zij er mee bekend zijn dat hun zorginstelling momenteel werkt aan brandveiligheid via deze methodiek, en of ze vinden dat de methodiek invloed heeft. Van de zorgmedewerkers bij instellingen met GNBB geeft 40% aan dat zij wisten dat hun zorginstelling werkt aan brandveiligheid via de mthodiek ''Geen nood bij brand!'' (zonder verdere toelichting van de inhoud). Van de zorgmedewerkers is dus 60% niet op de hoogte hiervan. Na een korte toelichting over de methodiek, is aan de medewerkers gevraagd of zij het idee hebben dat
9
10
79
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
Geen nood bij brand invloed heeft gehad op een aantal aspecten binnen hun zorginstelling. De resultaten hiervan staan weergegeven in figuur 13. Hierin is te zien dat een meerderheid van de zorgmedewerkers van mening is dat de methodiek van invloed is op de aandacht voor brandveiligheid bij hen zelf; 25% denkt verwacht van GNBB een beetje invloed op de eigen aandacht voor brandveiligheid, 51% verwacht hierop veel invloed en 13% heel veel invloed. Ook verwacht een meerderheid van de zorgmedewerkers dat GNBB invloed zal hebben op de aandacht van hun leidinggevenden en collega's voor brandveiligheid en voor de veiligheid van de cliënten. De verwachting van hen die weten dat hun zorginstelling werkt met GNBB verschilt niet van de verwachting van hen die daar niet mee bekend waren. Er blijft nog wel wat te winnen; ongeveer een derde van de zorgmedewerkers is niet (volledig) overtuigd van de invloed van GNBB op hun eigen aandacht voor brandveiligheid.
Figuur 13
Gepercipieerde invloed van GNBB
Heeft Geen Nood Bij Brand invloed op...
… de veiligheid voor clienten in uw zorglocatie 2
22
... uw eigen aandacht voor brandveiligheid 4 … de maatregelen die tijdens het dagelijks werk worden genomen 4 om zorg te dragen voor brandveiligheid
… de aandacht van uw leidinggevenden voor brandveiligheid
5
… de aandacht van uw collega's voor brandveiligheid
5
0% Geen invloed
Een beetje invloed
Veel invloed
55
25
51
27
15
45
27
13
44
40%
Heel veel invloed
60% Weet ik niet
9
13
45
22
20%
13
13
80%
7
9
15
11
100%
80
Effect- en procesevaluatie van Geen Nood Bij Brand!
6.5 Ervaring met brand Tabel 1
Achtergrond steekproef, ervaring met brand
Steekproefomvang: aantal
Instellingen zonder
Instellingen met
GNBB
GNBB
74
55
30%
15%
zorgmedewerkers (n=) % dat wel eens een brand heeft meegemaakt in een zorginstelling tijdens het werk Een belangrijke interveniërende factor binnen dit onderzoek is de persoonlijke ervaring met brand in een zorginstelling. In de steekproef van zorgmedewerkers bij instellingen zonder GNBB zitten meer mensen die zelf een brand bij een zorginstelling hebben meegemaakt (zie ook paragraaf 2.2.3 over steekproefomvang). Deze ervaring is op een aantal aspecten van invloed op de attitude en het bewustzijn van zorgmedewerkers. Mensen die zelf een brand hebben meegemaakt zijn het vaker eens met de stelling 'de manier waarop ik mij gedraag heeft invloed op de brandveiligheid in de zorginstelling waar ik werk'. Ook komt het bij hen vaker voor dat zij hun collega's wijzen op een situatie die brandveiligheid in gevaar kan brengen of dat zij een officiële melding maken binnen hun organisatie van een situatie die de brandveiligheid in gevaar kan brengen. Daarnaast staan zij vaker stil bij de bereikbaarheid van de zorginstelling voor hulpverlening en het brandgevaar bij volle prullenbakken.