Handreiking 'Geen Nood Bij Brand'!
’Een positieve verschuiving op attitude, risicoperceptie en bewustwording van brandveiligheid binnen de zorginstelling’
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
2.
‘Geen Nood Bij Brand!’ in praktijk
5
2.1
Introductiegesprek
5
2.2
Introductie op locatie
5
2.3
Nulmeting brandveiligheidsniveau locatie
6
2.4
Veiligheidsexpeditie
6
2.4.1 Expeditielijst
7
2.4.2 Expeditieverslag
8
2.5
Nabespreking veiligheidsexpeditie
8
2.6
E-learning
8
2.7
Ontruimingsoefening
9
2.8
Vervolgmeting brandveiligheidniveau locatie
9
2.9
Vervolgtraject
10
3.
Tijdsduur/ middelen
11
4.
Processchema
13
2
Bijlagen: 1.
Convenant
14
2.
Veiligheidsexpeditielijst
19
3
1. Inleiding Voor u ligt de handreiking van het project ‘Geen nood bij brand!’. In dit document worden de verschillende facetten waaruit het project is opgebouwd met de bijhorende richtlijnen en uitgangspunten beschreven.
1.1
‘’Het is goed om inzicht in de risico’s te hebben’’
Het project ‘Geen nood bij brand!’ start vanuit mogelijke brandscenario’s in de zorginstelling. Het doel is om ervoor te zorgen dat binnen het gebouw van een zorginstelling, op den duur een (nog) betere voorbereiding is op mogelijke noodsituaties. Hierdoor neemt de veiligheid in die gebouwen toe. Door te focussen op situaties waarbij de kwetsbaarheden van de bewoners, organisatie en het gebouw worden blootgelegd zal ook inzicht worden verkregen in de gevolgen van andere risico’s en noodsituaties. Uit ervaring weten we dat het ontruimen van een pand vol kerngezonde mensen al een hele opgave is, dus wat als er brand uitbreekt in een zorgcentrum dat wordt bewoond door mensen met fysieke en/ of verstandelijke beperkingen die verminderd zelfredzaam zijn? De brand in onder andere het detentiecentrum op Schiphol, maar ook in verschillende zorginstellingen bewijst dat veiligheidsmaatregelen in dit soort bijzondere gebouwen van levensbelang zijn. Hierbij blijkt ook dat het menselijk handelen een cruciale rol blijft spelen. Uit de evaluatie van de Schipholbrand heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken lessen getrokken. Eén van de belangrijkste is dat de meeste winst qua veiligheid te behalen is door bewoners en personeel van bijzondere panden bewust te maken van de risico’s van hun eigen verblijfplaats. Veiligheidsbewustzijn en zelfredzaamheid hebben meer effect dan strengere regels, meer controles of technische aanpassingen.
1.2
Veiligheidsbewustzijn en zelfredzaamheid
Aan de basis van ‘Geen nood bij brand!’ liggen de conclusies uit de Schipholbrand. Met die conclusies in gedachten is een nieuwe methode voor veiligheidscontroles ontwikkeld die zich o.a. richt op zorginstellingen. ‘Geen nood bij brand!’ helpt bewoners en personeelsleden in de zorg bij het verbeteren van het veiligheidsbewustzijn. Dit gebeurt aan de hand van de praktijk. De brandweer zoekt daarom de samenwerking met de zorginstelling. De werkwijze van de brandweer verandert daarmee. De brandweer gaat aan de voorkant meedenken en adviseren over de brandveiligheidsvoorzieningen. We willen inzicht geven in de risico’s, in plaats van technische tekorten te constateren en vervolgens te dreigen met een boete als de problemen niet worden opgelost’. ‘Geen nood bij brand!’ vraagt betrokkenheid en inlevingsvermogen van alle partijen: gebruikers van het gebouw (professionals en clienten) en brandweer. Alleen daarmee is het doel te bereiken.
4
2. ‘Geen nood bij brand!’ in praktijk De opbouw van het project ‘Geen nood bij brand!’ is in chronologische volgorde in onderstaande paragrafen uiteengezet.
2.1
Introductiegesprek(ken)
Een medewerker van Brandweer Brabant-Zuidoost (onderdeel van Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost) maakt een afspraak met de persoon van de instelling die verantwoordelijk is voor brandveiligheid. Tijdens dit gesprek wordt het project ‘Geen nood bij brand!’ toegelicht. Er wordt besproken op welke manier de brandweer wil meedenken en adviseren over de brandveiligheidsvoorzieningen in de zorginstelling. Daarbij wordt ingegaan op hoe de kennis en bewustwording vergroot kan worden bij de cliënten, bewoners, medewerkers en management. Het project gaat ervan uit dat er meerdere contactmomenten nodig zijn met de verschillende doelgroepen. De inhoud van deze contactmomenten én de ontwikkelde tools worden tijdens het eerste introductiegesprek kort uiteengezet door de medewerker van de brandweer. De medewerker(s) van de zorginstelling krijgen tijdens het introductiegesprek de mogelijkheid om vragen te stellen. Na het introductiegesprek dient het bestuur te bepalen of ze met het project willen starten. Wanneer door de zorginstelling wordt besloten om deel te nemen, volgt een gesprek om concretere afspraken te maken. Zo wordt dan bijvoorbeeld een inventarisatie gemaakt voor de locaties die in aanmerking komen voor het project ‘Geen nood bij brand!’. Als er na het eerste introductiegesprek nog vragen zijn, is het altijd mogelijk om een extra afspraak te maken. Het is namelijk de bedoeling dat alle betrokkenen volledig geïnformeerd zijn om een beslissing te kunnen nemen over de deelname omdat er tijdens het project ook veel van hen verwacht wordt. Wanneer door de zorginstelling wordt besloten om deel te nemen aan het project, dient door de brandweer en de zorginstelling een convenant (bijlage 1) te worden ondertekend. In het convenant zijn voorwaarden en uitgangspunten van deze overeenkomst opgenomen. De tijdsduur van het convenant bedraagt vijf jaar.
2.2
Introductie op locatie
Nadat er een keuze is gemaakt op welke locatie(s) van de zorginstelling ‘Geen nood bij brand!’ kan starten, volgt een introductie op locatie. Tijdens deze eerste kennismaking op de locatie zijn vanuit de zorginstelling de teamleider/locatiemanager en eventueel een medewerker aanwezig. De medewerker van de brandweer licht het project ‘Geen nood bij brand!’ toe. Daarnaast wordt het wederzijds verwachtingspatroon besproken.
5
Het belang van deelname door de verschillende partijen aan de veiligheidsexpeditie (zie paragraaf 2.4) wordt ook besproken. Er wordt tijdens de expeditie namelijk vanuit verschillende oogpunten naar veiligheid gekeken. Tijdens het introductiegesprek moet duidelijk worden of er vanuit alle partijen door een of meer personen deelgenomen kan worden aan de veiligheidsexpeditie. Bij voorkeur wordt er ook direct een datum gepland voor de veiligheidsexpeditie.
2.3
Nulmeting brandveiligheidsniveau locatie
Voorafgaand aan de veiligheidsexpeditie is een nulmeting noodzakelijk. De nulmeting maakt de startsituatie inzichtelijk, waardoor uiteindelijk het effect van het project ‘Geen nood bij brand!’ gemeten kan worden. De nulmeting wordt bij voorkeur door een medewerker van de brandweer verricht die verder niet betrokken is bij het project. Dit is de beste garantie voor een objectieve meting. De nulmeting is vergelijkbaar met een controle van een gebruiksmelding of omgevingsvergunning van het brandveilig gebruik (voorheen gebruiksvergunning). De meting vindt plaats in het gehele gebouw. Door de medewerker van de brandweer wordt een checklist gebruikt die is gebaseerd op de veiligheidsexpeditielijst van ‘Geen nood bij brand!’ . Hiervan wordt een rapport opgesteld om later het effect van het project te kunnen meten. Dit rapport is alleen voor intern gebruik en er zal geen officiële (verzoek)brief verzonden worden.
2.4
Veiligheidsexpeditie
Als er gekozen wordt om met ‘Geen nood bij brand!’ te starten, worden de inspecties van de brandweer vervangen door een veiligheidsexpeditie. Deze expeditie staat centraal in het project en gaat uit van drie basisprincipes: horen, zien en doen. Hierbij worden mensen geïnformeerd (horen), worden aandachtsgebieden vastgelegd (zien) en wordt er getracht het veiligheidsbewustzijn en gedrag positief te beïnvloeden (doen). Deelnemers Vanuit de zorginstelling moet ervoor gezorgd worden dat verschillende functies vertegenwoordigd zijn tijdens de veiligheidsexpeditie. De expeditiegroep bestaat bijvoorbeeld uit een bewoner, cliënt/patiënt(-vertegenwoordiger), personeelslid, leidinggevende/bestuurslid, bedrijfshulpverlener. Van elke ‘functie’ kunnen meerdere personen deelnemen aan de expeditie. Vanuit de brandweer loopt er een medewerker mee op de ronde door het gebouw. Een medewerker van de zorginstelling loopt voorop tijdens de veiligheidsexpeditie. Hij/ zij kent de omgeving het beste en daar wordt gebruik van gemaakt. De brandweermedewerker loopt mee om situaties te signaleren, maar laat de anderen in de expeditiegroep zelf ontdekken hoe het hierbij gesteld is met de (brand)veiligheid.
6
Gezichtspunten Door samen te kijken naar de veiligheid in de zorginstelling krijgen de betrokkenen een eenduidig beeld van wat er kan verbeteren en wat juist goed is geregeld. De betrokken partijen leren elkaars gezichtspunten kennen. Ze leren van de ervaringen van elkaar en worden zich bewust van de noodzaak tot verandering en samenwerking. De kennis die de betrokkenen delen heeft betrekking op diverse onderwerpen zoals: 1.
kennis over regelgeving;
2.
bewustwording van het belang van brandveiligheidsvoorschriften;
3.
noodzakelijke regels binnen de dagelijkse werkzaamheden;
4.
kennis en vaardigheden bij de uitvoering van maatregelen in de eigen organisatie;
5.
oplossen van dilemma’s bij het organiseren van oefeningen;
6.
arbo- aspecten.
Beeldvorming Er worden door de deelnemers ook foto’s gemaakt van situaties die men tegenkomt. Het is de bedoeling dat zowel goede als minder goede situaties in beeld gebracht worden. Daarmee ontstaat er een compleet beeld van de situatie in de zorginstelling. Tijdens het uitvoeren van de veiligheidsexpeditie gaat het dus niet zozeer om het constateren van overtredingen. Het is de bedoeling dat het bouwwerk en inrichting door de ogen van alle betrokken partijen wordt bekeken en inzicht wordt verkregen in de huidige situatie en mogelijke verbeterpunten.
2.4.1 Expeditielijst De ervaringen tijdens de expeditie worden vastgelegd in de expeditielijst (bijlage 2). In de lijst staan alle facetten waarnaar gekeken wordt tijdens de rondgang. Elk expeditielid bepaalt een eigen score voor ieder punt. De score bestaat uit een cijfer (0 t/m 5): 0 = niet van toepassing 1 = onvoldoende, aanpassing direct noodzakelijk 2 = onvoldoende, aanpassing op termijn noodzakelijk 3 = aandachtspunt en belangrijk om met anderen te delen 4 = goed, maar wel aandachtspunt en belangrijk om met anderen te delen 5 = uitstekend Tevens kan er een extra toelichting worden gegeven op de laatste pagina van het document. Het is de bedoeling dat alle betrokkenen een eigen lijst invullen. Vanuit alle functies binnen de organisatie komen dan de aanbevelingen op het gebied van veiligheid in beeld. Bij het registreren worden de ervaringen van de verschillende ‘functiegroepen’, zoals cliënt/bewoner, de directie/beheerder en de brandweer gebundeld. Door alles te inventariseren en te vergelijken kunnen er in een later stadium prioriteiten worden gesteld en eventuele noodzakelijke maatregelen worden getroffen.
7
2.4.2 Expeditieverslag Wanneer de veiligheidsexpeditie is afgerond worden de resultaten in een expeditieverslag vastgelegd. De foto’s die tijdens de expeditie zijn gemaakt door de deelnemers worden in het expeditieverslag opgenomen. Het verslag wordt opgesteld door de medewerker van de brandweer. Het is de bedoeling dat het verslag bijdraagt aan het vergroten van het bewustzijn op het gebied van integrale veiligheid in combinatie met verminderde zelfredzaamheid. Daarnaast worden in het verslag ook de concrete verbeterpunten inzichtelijk. Binnen de organisatie van de zorginstelling dient vervolgens op verschillende niveaus de opgedane kennis en ervaring te worden gedeeld. Het verslag kan input leveren voor het bespreken van de verbeterpunten van (brand)veiligheid. In eerste instantie zal de zorginstelling zich waarschijnlijk richten op het bestuur, de directie, calamiteitenmanagers en bewoners. Maar uiteindelijk zal het project ‘Geen nood bij brand!’ door alle medewerkers van de zorginstelling gedragen moeten worden.
2.5
Nabespreking veiligheidsexpeditie
Zodra het expeditieverslag is opgesteld wordt er een afspraak gepland op de locatie waar de veiligheidsexpeditie heeft plaatsgevonden om gezamenlijk (alle deelnemers van de veiligheidsexpeditie) een nabespreking te houden. Door de medewerker van de brandweer wordt uitleg gegeven over verbeterpunten, adviezen, materialen en gebruiksvoorwerpen in het gebouw. Ook de goede punten die bijdragen aan het brandveiligheidsniveau zullen worden besproken. Iedere deelnemer heeft de gelegenheid om vragen te stellen en aanvullingen te geven. Ervaringen die tijdens de expeditie worden opgedaan zijn namelijk niet alleen nuttig voor de betrokkenen vanuit de zorginstelling, maar ook voor de deelnemende brandweermedewerker(s). De nabespreking zal worden afgesloten met een korte evaluatie waarbij er ruimte zal zijn voor de deelnemers om zijn/ haar mening over het project te geven.
2.6
E-learning
Het E-learning software programma dat ontwikkeld is door het bedrijf Niveo, kan als onderdeel fungeren van ‘Geen nood bij brand!’, mits de zorginstelling zelf niet al reeds over een (gelijkwaardig) programma beschikt. In het E-learning programma zijn interactieve les-, oefen- en toetsingsprogramma’s verwerkt op het gebied van brandveiligheid in de zorg.
8
Het E-learning programma heeft als doel om medewerkers op een effectieve manier, het veiligheidsbewustzijn verder bij te brengen. Tevens kan het E-learning programma worden gebruikt ter vervanging van het theoriegedeelte van BHV- trainingen (géén vervanging voor het praktijkgedeelte). Daarnaast is er de mogelijkheid om de foto’s die tijdens de expeditie zijn gemaakt, in te voegen in het E-learning programma. Er kan met behulp van deze foto’s in het E- learning programma een speciaal trainingsprogramma worden opgesteld voor alle medewerkers dat is toegespitst op de locatie waar men werkzaam is. Indien de zorginstelling reeds gebruik maakt van een (ander) E- learing programma dat voldoet aan de beoogde doelstellingen van ‘Geen nood bij brand!’, kan met de brandweer worden besproken om dit programma hiervoor aan te houden.
2.7
Ontruimingsoefening
Wanneer ‘Geen nood bij brand!’ wordt toegepast op een locatie van de zorginstelling, bestaat er de mogelijkheid om samen met de brandweer een ontruimingsoefening te houden. De repressieve dienst van de brandweer kan hieraan meewerken, waardoor de jaarlijkse ontruimingsoefening realistischer wordt. Iedereen kan hier zijn voordelen uit halen. Brandweermensen zien meer zorginstellingen van binnen en ervaren de specifieke moeilijkheden. Personeel en bewoners raken meer vertrouwd met de hulpverleners in volledige uitrusting en hun werkwijze. Daarbij kan het erg geruststellend zijn als men merkt dat de brandweer voorbereid is op een eventuele inzet in zijn/ haar woonomgeving.
2.8
Vervolgmeting brandveiligheidniveau locatie
De tweede meting wordt uitgevoerd nadat de nabespreking(en eventueel een ontruimingsoefening) van de veiligheidsexpeditie heeft plaatsgevonden. Het is belangrijk dat de metingen door dezelfde persoon worden gedaan als de nulmeting. Op deze manier is er namelijk hetzelfde waardeoordeel. Deze medewerker is verder niet betrokken geweest bij het project. Het verdient de voorkeur dat de brandweer deze meting onaangekondigd verricht op de locatie. Door middel van deze meting wordt inzichtelijk wat de inspanningen tot dan toe opgeleverd hebben. Op die manier is ook duidelijk wat er op gebied van het brandveiligheidbewustzijn en brandveiligheidniveau eventueel nog te doen valt.
9
2.9
Vervolgtraject
Afhankelijk van de resultaten van de tweede meting wordt een vervolgtraject ingezet. Als het traject ‘Geen nood bij brand!’ heeft bijgedragen aan een verbetering van het brandveiligheidbewustzijn- en niveau op locatie, kunnen de veiligheidsexpedities in het vervolg jaarlijks door de zorginstelling zelf worden georganiseerd. De brandweer krijgt de ingevulde expeditielijst van de zorginstelling en kijkt zo vanaf een afstand mee. Verder voert de brandweer na drie jaar een volledige brandveiligheidsinspectie uit op locatie. De uitkomsten daarvan worden geëvalueerd met de zorginstelling. Wanneer er geen of weinig verbeterpunten geconstateerd worden bij de tweede meting, kan besloten worden door de brandweer dat het jaarlijks toesturen van de ingevulde veiligheidsexpeditielijst afdoende is in het kader van dit project.
10
3. Tijdsduur/ middelen Onderstaande tabel toont de schematische weergave van de maximale tijdsduur, plaats, deelnemers en middelen van ‘Geen nood bij brand!’ Onderwerp
Introductiegesprek
Tijdsduur?
max. 1 ½ uur
Wie?
Locatie?
Benodigdheden?
Locatiemanager,
Uitgekozen
- Instructiemap
hoofd BHV’er en
locatie(s) van
‘Geen Nood Bij
brandweer
zorginstelling waar
Brand!’
‘Geen nood bij brand!’ wordt toegepast
Nulmeting
max. 1 ½ uur
Brandweer
Uitgekozen
brandveiligheidsniveau
locatie(s) van
op locatie
zorginstelling waar
-Checklist
‘Geen nood bij brand!’ wordt toegepast Voorbereiden Veiligheidsexpeditie
Veiligheidsexpeditielijst
Alle deelnemers
en draaiboek:
veiligheidsexpeditie
max. 30 tot 45 minuten
Uitgekozen
- Veiligheids-
locatie(s) van
expeditielijsten
zorginstelling waar ‘Geen nood bij
Voorbespreking veiligheidsexpeditie:
brand!’ wordt
- Fotocamera’s (3 stuks)
toegepast
max. 30 minuten Veiligheidsexpeditie: max. 1 ½ uur Nabespreking veiligheidsexpeditie: max. 15 minuten
11
Opstellen
max. 3 uur
Brandweer
expeditieverslag
Kazerne Post Woensel (Eindhoven)
Nabespreking
max. 1 ½ uur
veiligheidsexpeditie
Alle deelnemers veiligheidsexpeditie
Uitgekozen
- Expeditieverslag
locatie(s) van zorginstelling waar ‘Geen nood bij brand!’ wordt toegepast
Ontruimingsoefening
max. 1 ½ uur
Personeel van
In overleg tussen
zorginstelling &
brandweer en
Brandweer
zorginstelling op locatie(s) waar ‘Geen nood bij brand!’ wordt toegepast
Vervolgmeting brandveiligheidniveau locatie
max. 1 ½ uur
Brandweer
Uitgekozen locatie(s) van zorginstelling waar ‘Geen nood bij brand!’ wordt toegepast
12
4. Processchema
13
Bijlage 1: Convenant
14
15
16
17
18
Bijlage 2: Veiligheidsexpeditielijst
19
20
21
22
23
24
25
26
27