Geachte relatie, Prinsjesdag ligt inmiddels ruim een maand achter ons. Het kabinet Rutte-II heeft in de afgelopen periode stevig onderhandeld over de fiscale plannen voor 2014. Ten opzichte van onze Prinsjesdag special zijn er een aantal zaken aangepast. De behandeling van deze aanpassingen staan voor december op de agenda van de eerste kamer. Daarom bij deze vast een korte update. De belangrijkste voorstellen uit het Belastingplan 2014 worden hierna toegelicht. Een diepgaander beschouwing kunt u zoals al eerder aangekondigd verwachten in de einde jaar tips. met vriendelijke groet,
Van helder accountancy, belastingadvies en consultancy
Hoewel alle informatie van deze fiscale update oktober 2013 door van helder accountancy zeer zorgvuldig is samengesteld kunnen de betrokkenen bij de samenstelling en uitgave geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden. Deze fiscale update oktober 2013 is o.a. ontleend aan Belastingplan 2014 opgesteld door Belastingbelangen uitgegeven door Uitgeverij MKB fiscaal Advies b.v., zie ook www.belastingbelangen.nl.
Het aanmerkelijkbelang-tarief verandert: Het aanmerkelijk belang-tarief (box 2) gaat per 1 januari 2014 met 3% omlaag, van 25% naar 22%. De tariefsverlaging geldt uitsluitend voor 2014, tot een maximum dividenduitkering van € 250.000. Het kabinet wil met deze maatregel de directeuren-grootaandeelhouders van BV’s verleiden om extra dividend uit te keren. Financiën hoopt op een extra dividend van 5 miljard. Dat levert de schatkist een extra (beter gezegd: vervroegde) belastingopbrengst op van 1 miljard, het netto dividend kan voor een forse bestedingsimpuls zorgen. Het aanmerkelijkbelang-tarief gaat tijdelijk – in 2014 – omlaag, van 25% naar 22%. De extra belasting die deze maatregel moet opleveren – Den Haag heeft € 1 miljard ingeboekt – vormt een cruciale bouwsteen van het begrotingakkoord 2014 dat het kabinet Rutte II onlangs heeft gesloten met D66, de ChristenUnie en SGP. Dat akkoord was noodzakelijk om een politieke meerderheid voor het Belastingplan 2014 in de Eerste Kamer veilig te stellen. Een eenmalige tariefsverlaging om de belastingheffing naar voren te halen is in 2007 eerder toegepast in box 2. Ook toen werd de aanmerkelijkbelang-heffing eenmalig met 3% verlaagd tot 22%, tot een maximum van € 250.000 aan dividenduitkering. Dat leverde toen rond de € 1 miljard extra belastingopbrengsten op. Met deze ervaring in de hand durft minister Dijsselbloem van Financiën – gesteund door het Centraal Planbureau – ook nu weer € 1 miljard extra belasting in te boeken. 4% bijtelling voor elektrische auto’s: De bijtelling privégebruik voor nulemissieauto’s wordt per 1 januari 2014 geen 7%, maar 4%. Dat is goed nieuws voor alle automobilisten die dit jaar een elektrische auto hebben besteld, maar die niet meer in 2013 afgeleverd krijgen. Financiën wil de fiscale stimulering van zeer schone auto’s per 2014 evenwichtiger maken en die meer richten op de meest zuinige en innovatieve technieken om de CO²uitstoot terug te dringen. Dat leidt tot een verschil in fiscale behandeling van volledig elektrische voertuigen en de plug-in hybrides en range extenders die ook op fossiele brandstof kunnen rijden. Financiën vindt het aantal automodellen in aanmerking komt voor de belastingvoordelen voor schone auto’s te groot is. Staatssecretaris Weekers stelt voor om per 1 januari 2014 een verschil in fiscale behandeling door te voeren voor nulemissievoertuigen en voor hybride auto’s die ook op fossiele brandstof kunnen rijden. Dat leidt tot het volgende pakket aan maatregelen: - de bijtelling van nulemissieauto’s wordt per 1 januari 2014 verlaagd van 7% naar 4%; - het afschaffen van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor personenauto’s; - het afschaffen van de vervroegde afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) voor personenauto’s;
- de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt beperkt tot (semi-)elektrische auto's, met een plafondbedrag per investering. Ook het Begrotingakkoord 2014 heeft gevolgen voor het fiscale autofront. De geplande verlaging van de motorrijtuigenbelasting (MRB) gaat niet door. En de CO²grenzen voor de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) worden verder aangescherpt. Deze maatregel levert € 200 miljoen extra belasting op. Door deze aanpassing geldt een BPM-vrijstelling vanaf 2014 uitsluitend nog voor nulemissieauto’s. Zelfstandigenaftrek niet versoberd Het kabinet Rutte II ziet alsnog af van het versoberen van de zelfstandigenaftrek. In het Belastingplan 2014 was een korting op de zelfstandigenaftrek voorzien van € 300 miljoen, door te voeren per 1 januari 2015. Dit voornemen is vervallen bij de onderhandelingen over het begrotingakkoord 2014. Rutte II heeft dat akkoord gesloten met D66, de ChristenUnie en SGP om het Belastingplan 2014 door de Eerste Kamer te kunnen loodsen. De zelfstandigenaftrek ligt al enkele jaren onder druk in politiek Den Haag. De aftrek is per 1 januari 2012 fors gekortwiekt: de oude regeling kende acht schijven, met een oplopende aftrek naarmate de winst uit onderneming lager was. Den Haag heeft die ‘straf op groei’ weggenomen, en de zelfstandigenaftrek omgebouwd tot een vaste, niet geïndexeerde aftrek van € 7.280 per jaar. Voor 2015 stond een volgende versobering van de zelfstandigenaftrek gepland: een korting van € 300 miljoen op deze ondernemersfaciliteit. Die beperking gaat nu definitief niet door. Het wachten is nu op de invoering van een winstbox voor ondernemers waarbij alle ondernemersfaciliteiten afgeschaft worden en opgaan in een vast laag tarief in die box. De invoering van een winstbox is opgenomen in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II, met 1 januari 2015 als beoogde datum van inwerkingtreding. € 100.000 Schenkingsvrijstelling Vanaf 1 oktober jl. geldt er een vrijstelling van € 100.000 voor schenkingen als de begiftigde dat bedrag gebruikt voor koop of verbouwing van een eigen woning, dan wel het aflossen van de eigenwoningschuld. Deze hoge vrijstelling is tijdelijk en geldt tot 1 januari 2015. Er zijn geen andere voorwaarden aan de vrijstelling verbonden dan de verplichte aanwending voor een eigen woning. Dat betekent dat iedereen eenmalig van een familielid of van een derde een schenking van maximaal € 100.000 vrij van schenkbelasting kan ontvangen, mits hij het bedrag van die schenking gebruikt voor de eigen woning. De Successiewet kent al enkele jaren een eenmalige hoge vrijstelling (van thans € 51.407) voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar, mits het kind die schenking gebruikt voor de koop, verbetering of onderhoud van de eigenwoning, of om de eigenwoningschuld af te lossen. In het Belastingplan 2014 is voorgesteld om deze vrijstelling tijdelijk te verhogen tot € 100.000. Die hogere vrijstelling geldt tot 1 januari 2015. Voor de € 100.000 vrijstelling is niet vereist dat de schenking plaatsvindt van een ouder aan een kind; ook de leeftijdsgrens van de begiftigde tussen de 18 en 40 jaar is vervallen. De schenking hoeft
niet bij notariële akte plaats te vinden. Er moet wel aangifte worden gedaan van de schenking, en in die aangifte moet om toepassing van de vrijstelling worden gevraagd. De gulle gever kan aan de schenking de voorwaarde verbinden dat het geschonken bedrag alleen voor de eigen woning mag worden gebruikt en dat de schenking niet doorgaat of vervalt als dat niet gebeurt. Het is verstandig deze voorwaarde schriftelijk bij de schenking vast te leggen. Voorts moeten er van de schenking én van de aanwending van het geschonken bedrag schriftelijke bewijzen zijn. De verruimde vrijstelling geldt (volgens de voorgestelde wettekst) per gulle gever, en niet per begiftigde. Dat betekent dat iedereen tot 1 januari 2015 eenmalig van een familielid of van een derde een schenking van maximaal € 100.000 vrij van schenkbelasting kan ontvangen, mits hij dat bedrag gebruikt voor de eigen woning. Ouders die de vrijstelling van maximaal € 51.407 al eerder hebben benut voor een schenking aan hun kind, kunnen het verschil met de vrijgestelde € 100.000 alsnog belastingvrij schenken, onder de hiervoor genoemde voorwaarde. De hoge vrijstelling van € 100.000 gaat ook gelden voor schenkingen die gebruikt worden om een restschuld op de met verlies verkochte eigen woning af te lossen. Deze verruiming is structureel en blijft ook ná 1 januari 2015 van toepassing: per die datum gaat de vrijstelling weer wel terug naar het structurele bedrag van € 51.407. Financiën heeft recent bij beleidsbesluit goedgekeurd dat de hoge vrijstelling van € 100.000 al vanaf 1 oktober 2013 – vooruitlopend op de wetswijziging per 1 januari 2014 – kan worden toegepast. Gouden handdruk B.V. leeghalen met 20% korting Een werknemer die zijn ontslagvergoeding – een gouden handdruk – heeft ondergebracht in een stamrecht-BV, kan die BV in 2014 met 20% korting leegschudden. Hij kan er voor kiezen om de stamrechtuitkeringen versneld – ineens, in 2014 – uit te keren. De uitkeringen worden dan voor 80% in de belastingheffing betrokken én de heffing van revisierente blijft achterwege. Het kabinet Rutte II wil met de 20% korting een impuls geven om versneld tot uitkering over te gaan, opdat het geld in stamrecht-BV’s beschikbaar komt voor consumptie. Het kabinet verwacht met deze maatregel in 2014 een extra belastingopbrengst van € 1,2 miljard op te halen. Het kabinet Rutte II biedt een fiscale vrijstelling van 20% om (ex) werknemers te prikkelen om hun gouden handdruk-BV in 2014 ineens te gelde te maken. Dat levert een extra belastingopbrengst op – de belastingheffing over de uitkeringen wordt naar voren gehaald – en de (ex) werknemer kan de netto-uitkering consumptief besteden en zo de economie aanjagen. Dit aanbod geldt voor alle op 1 januari 2014 bestaande stamrechten, waarbij een ontslaguitkering, een vergoeding ter vervanging van gederfd of te derven loon, is omgezet in een recht op periodieke uitkeringen. Vereist is wél dat het voor het stamrecht benodigde bedrag vóór 15 november 2013 is overgemaakt naar de BV die de stamrechtverplichting op zich heeft genomen. Het maakt niet uit of het stamrecht is ondergebracht in een stamrecht-BV, bij een bank, een beleggingsinstelling of een verzekeraar.
De versnelde uitkering met 20% korting is ter keuze van de belastingplichtige. Kiest hij daarvoor, dan wordt slechts 80% van de uitkering in de belastingheffing betrokken, én over die uitkering is géén revisierente verschuldigd. De 20% korting geldt niet voor de stamrechten, die zijn ontstaan door omzetting van de stakingswinst bij inbreng van een eenmanszaak in een BV in een recht op periodieke uitkeringen. Optie binnenlandse belastingplicht vervalt Een in het buitenland wonende belastingplichtige kan er (onder voorwaarden) voor kiezen om in Nederland als binnenlandse belastingplichtige te worden aangemerkt. Door die keuze kan de buitenlandse belastingplichtige diverse persoonlijke aftrekposten in aftrek brengen op zijn Nederlandse inkomen. Deze regeling wordt met name benut door de vele Nederlanders die in Duitsland of België wonen en in Nederland werken om de hypotheekrente op het huis over de grens in aftrek te brengen op het Nederlandse inkomen. Deze keuzeregeling wordt per 1 januari 2015 afgeschaft en vervangen door de 90%regeling: de in het buitenland wonende belastingplichtige komt nog slechts in aanmerking voor een aftrek van persoonlijke aftrekposten (zoals hypotheekrente) op zijn Nederlandse inkomen als hij zijn wereldinkomen voor 90% of meer in Nederland verdient. De huidige keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen – om te opteren voor een binnenlandse belastingplicht – wordt met ingang van 1 januari 2015 vervangen door de 90%-regeling: de in het buitenland wonende belastingplichtige kan zijn persoonlijke aftrekposten nog slechts in aftrek brengen op zijn in Nederland belastbare inkomen als hij zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel (voor 90% of meer) in Nederland verdient én hij op grond van de EU-regels en rechtspraak een gelijke behandeling met binnenlandse belastingplichtigen behoort te krijgen. Het keuze-element komt te vervallen: een buitenlandse belastingplichtige kwalificeert wel of niet voor de 90%-regeling. Voor de vraag of aan de 90%-eis wordt voldaan, zijn de Nederlandse maatstaven beslissend. Een buitenlandse belastingplichtige moet een inkomensverklaring van de belastingautoriteit in zijn woonland overleggen om zo inzage geven in zijn nietNederlandse inkomen. In bepaalde situaties geldt een uitzondering op deze verplichte informatieverstrekking. Bij de buitenlandse belastingplichtigen die gebruik kunnen maken van de 90%-regeling worden alleen de inkomsten uit Nederland belast, net als bij andere buitenlandse belastingplichtigen. Het progressievoorbehoud, de terugploegregeling en de inhaalregeling komen daardoor te vervallen. De Europese belastingrechter had al eerder beslist dat die onderdelen van de wettelijke regeling niet in overeenstemming zijn met het EU-recht. De nieuwe regeling geldt uitsluitend voor inwoners van de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte, Zwitserland en de BES-eilanden. Daarnaast blijven de specifieke regelingen voor Curaçao, St. Maarten en Aruba en Suriname gelden. Inwoners van andere verdragslanden hebben – anders dan onder de huidige regeling – geen recht meer op een behandeling als binnenlandse belastingplichtige.
De nieuwe regeling treedt in werking per 1 januari 2015. In de loop van 2014 worden ministeriele regels bekend gemaakt om de overgang van de oude naar de nieuwe regeling zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. 6% BTW onderhoud woningen verlengd Het BTW-tarief op de arbeidskosten bij renovatie, herstel en onderhoud van woningen is per 1 maart 2013 – tijdelijk, tot 1 maart 2014 – verlaagd van 21% naar 6%. Deze tariefsverlaging is doorgevoerd om de investeringen op de woningmarkt aan te jagen en de bouwsector te versterken. Het kabinet Rutte II heeft besloten deze tariefsverlaging te verlengen tot 31 december 2014. Per 1 maart 2013 is de BTW op verbouwingen en renovatiewerk aan bestaande woningen – tijdelijk, tot 1 maart 2014 – verlaagd van 21% naar 6%. De tariefsverlaging ziet uitsluitend op de arbeidskosten, niet op materiaalkosten aan woningen die meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen. Éénmalige crisisheffing toch verlengd Het kabinet Rutte II gaat de eenmalige 16%-crisisheffing toch met een jaar verlengen! Dat plan lag er ook al in maart van dit jaar, maar dat werd toen ingetrokken. In het Belastingplan 2014 komt deze pseudo-eindheffing voor werkgevers weer terug: als de werkgever een werknemer in dienst heeft die over 2013 een loon heeft van meer dan € 150.000, moet die werkgever over het loon boven de € 150.000 – weer éénmalig? – 16% crisisheffing afdragen. De geraamde opbrengst van de heffing in 2014 is € 500 miljoen. De pseudo-eindheffing voor hoog loon, een heffing van 16% over het loon van een werknemer voor zover dat loon meer bedraagt dan € 150.000, wordt met één jaar verlengd. Deze crisisheffing is als éénmalige heffing ingevoerd voor 2013, te berekenen over het loon waarover in het kalenderjaar 2012 loonbelasting is geheven. Deze heffing wordt éénmalig verlengd: in (maart?) 2014 is de werkgever 16% crisisheffing verschuldigd over het loon waarover in het kalenderjaar 2013 loonbelasting is geheven. Daarbij geldt een uitzondering voor het loon dat dit jaar genoten is door opname van het levenslooptegoed. 100% Boete bij opzettelijke onjuiste voorlopige aanslag of teruggaaf Het kabinet wil een bestuursrechtelijke sanctie – een boete van maximaal 100% – invoeren in situaties waarin een belastingplichtige opzettelijk onjuiste of onvolledig informatie verstrekt bij een verzoek om een voorlopige aanslag of teruggave. Het kabinet stelt voor om de inspecteur de bevoegdheid te geven om een vergrijpboete van maximaal 100% op te leggen als de belastingplichtige opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt bij een verzoek om een voorlopige aanslag of in een verzoek om herziening van een belastingaanslag. Het kabinet komt tot dit opmerkelijk voorstel omdat de inspecteur bij verzoeken om een voorlopige aanslag – en met name bij verzoeken om voorlopige teruggaven – in grote mate afhankelijk is van de informatie die de belastingplichtige verstrekt. Die beperkte
informatiepositie van de inspecteur maakt voorlopige aanslagen / verminderingen gevoelig voor systeemfraude. De boete van maximaal 100% van het belastingbedrag dat met het verzoek om een voorlopige aanslag of teruggaaf is gemoeid, moet kwaadwillende contribuabelen afschrikken. Notariële akte voor periodieke giften vervalt Periodieke giften zijn giften in de vorm van vaste en gelijkmatige uitkeringen aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of een vereniging, die uiterlijk eindigen bij het overlijden van de schenker. Dergelijke giften zijn zonder drempel volledig aftrekbaar. Periodieke giften moeten thans nog bij notariële akte worden vastgelegd. Die eis komt per 1 januari 2014 te vervallen; voorgesteld wordt om aftrek ook toe te staan voor periodieke giften bij een onderhandse akte van schenking. Dat biedt meer flexibiliteit voor de gulle gever en de ANBI, én een besparing op notariskosten. Periodieke giften kunnen vanaf 1 januari 2014 bij onderhandse akte van schenking worden gedaan. Voor een volledige aftrek van dergelijke giften – zonder drempel – eist de wet thans nog dat de verplichtingen tot de periodieke giften bij notariële akte is aangegaan. Die eis komt te vervallen, met name om het doen van kleinere periodieke giften te stimuleren. Om misbruik van de giftenaftrek te voorkomen, moet de onderhandse akte wel aan diverse voorwaarden voldoen. In die akte moeten in elk geval de volgende gegevens worden vermeld: - de persoonsgegevens van de schenker; - de naam van de ANBI of vereniging, met diens unieke nummer uit het Handelsregister; - de (minimale) omvang van de gift, met de jaarlijkse uitkeringen; - de (minimale) looptijd van de schenking; - een door de ANBI of vereniging toe te kennen uniek transactienummer. De Belastingdienst zal hiervoor een model schenkingsovereenkomst op de website beschikbaar stellen. De multiplier voor de aftrek van giften aan culturele instellingen wordt een jaar verlengd en loopt door tot en met 2017. Door de multiplier wordt de gift voor de berekening van de fiscale aftrek verhoogd met 25% in de inkomstenbelasting tot ten hoogste met € 1.250, en 50% in de vennootschapsbelasting tot maximaal € 2.500. Afroommethode niet toegestaan bij praktijk-BV De Hoge Raad heeft in november vorig jaar beslist dat de afroommethode niet toegepast mag worden bij de vaststelling van het salaris dat een vrije beroeper bij zijn praktijk-BV moet opnemen. Hof Amsterdam heeft recent uitspraak gedaan in de verwijzingsprocedure en opnieuw in het voordeel van de belastingplichtige beslist. Het Hof legde de bewijslast op de inspecteur om aan te tonen dat het gebruikelijke loon in een soortgelijke dienstbetrekking hoger uitkwam dan het salaris dat de vrije beroeper in zijn praktijk-BV had aangehouden. De inspecteur slaagde niet in dat bewijs.
De Hoge Raad heeft in september 2004 beslist dat de Belastingdienst de afroommethode kan toepassen om het gebruikelijk loon van een directeur-grootaandeelhouder in de BV vast te stellen. Die methode houdt kort gezegd in dat het salaris van de DGA afgeleid wordt uit de opbrengsten van de BV, mits die opbrengsten voor 90% of meer voorvloeien uit de door de DGA als directeur/werknemer van die BV verrichte arbeid. De Belastingdienst is na dit arrest de afroommethode bij steeds meer DGA’s gaan toepassen, ook bij vrije beroepers die met een BV participeren in een maatschap van advocaten, accountants en dergelijke. Ons hoogste rechtscollege wijst de afroommethode in die situaties af omdat de opbrengsten in de praktijk-BV niet geheel of nagenoeg geheel voortvloeien uit de door de DGA zelf verrichte arbeid: de opbrengsten van de praktijk-BV bestaan uit een winstaandeel in de maatschap dat – naast de DGA – door een groot aantal (andere) personen wordt verdiend. Hof Amsterdam heeft in de verwijzingsprocedure korte metten gemaakt met het standpunt van de Belastingdienst. Volgens het Hof volgt uit de wet dat – wanneer de DGA een hoger salaris geniet dan € 43.000, de wettelijke ondergrens voor het gebruikelijk loon – de inspecteur moet aantonen dat een hoger loon gebruikelijk is. Slaagt hij in dat bewijs, dan kan het salaris van de DGA op dat hogere bedrag worden vastgesteld, met inachtneming van de doelmatigheidsmarge van 30%. Slaagt de inspecteur niet in dat bewijs, dan is correctie van inkomen van de DGA niet mogelijk. Dat laatste was in de berechte casus het geval. Opgaaf eigen woning schuld: digitaal formulier beschikbaar Een renteaftrek op de eigen woning is vanaf 1 januari 2013 voor nieuw afgesloten leningen nog slechts mogelijk als voor die lening – een eigenwoningschuld – de in de wet omschreven verplichte informatie wordt verstrekt. Is de lening opgenomen bij een hypotheekbank (een ‘administratieplichtige’) dan kan de Belastingdienst daar de vereiste informatie verkrijgen. Is de lening opgenomen bij de eigen BV, bij pa, ma of een ander familielid, of bij een buitenlandse bank, dan moet de belastingplichtige zelf die informatie verstrekken. Dat kan met een digitaal formulier dat de Belastingdienst onlangs op de website heeft geplaatst. Onder de nieuwe, per 1 januari 2013 ingevoerde regeling voor de aftrek van worden vier eisen gesteld aan de eigenwoningschuld. De lening moet zijn aangegaan in verband met de aanschaf of verbouwing van een eigen woning, de lening moet contractueel in ten hoogste 360 maanden – ten minste annuïtair – volledig worden afgelost, aan die aflossingsverplichting moet feitelijk worden voldaan, en de belastingplichtige moet de in de wet omschreven informatie over die lening aan de Belastingdienst verstrekken. Als de belastingplichtige een lening voor zijn eigen woning afsluit bij een in Nederland gevestigde bank of financiële instelling, is die bank of instelling verplicht de fiscus te informeren. Krijgt de belastingplichtig de eigenwoninglening bij een ander – denk aan een lening van de DGA bij zijn eigen BV, een eigenwoninglening bij pa of ma, of bij een in het buitenland gevestigde bank – dan moet de belastingplichtige zelf de verplichte informatie verstrekken. Dat kan met het digitale ‘Formulier Opgaaf lening eigen woning’ van de Belastingdienst: Opgaaf lening eigen woning (online formulier). Met dat formulier kan een nieuwe eigenwoninglening worden doorgegeven of een eerder doorgegeven lening worden gewijzigd of ingetrokken. De Belastingdienst gebruikt de
informatie om na te gaan of de contractuele vastlegging van de lening voldoet, én of er wel voldoende afgelost wordt op de eigenwoninglening. De informatie moet digitaal worden verstrekt bij de aangifte over het jaar waarin de lening tot stand is gekomen, maar uiterlijk op 31 december van het daaropvolgende kalenderjaar. Wijzigingen in de geldlening – denk aan een aanpassing van de rente, het oversluiten van de lening – moeten opgegeven worden binnen een maand na afloop van het kalenderjaar waarin de wijziging zich hebben voorgedaan. Als een opgaaf niet of niet tijdig wordt verstrekt, vervalt de eigenwoning-renteaftrek met ingang van het jaar waarop de melding betrekking heeft. Wordt vervolgens de melding alsnog gedaan binnen een maand na afloop van een volgend kalenderjaar, dan wordt de lening met ingang van dat kalenderjaar weer aangemerkt als een eigenwoningschuld en is de rente vanaf dat jaar weer aftrekbaar.