GBE3.1 – EXTERNE VERSLAGGEVING (1) LES 1 – HOOFDSTUK 6
Inleiding Rubricering IASB •
Kent weinig voorschriften ten aanzien van de rubricering van posten (statement of financial position). Er is geen verplicht onderscheid in vaste en vlottende activa.
RJ
•
Geen eigen regels – zie Wet
Wet
•
Kent het Besluit modellen jaarrekening met een voorgeschreven rubricering. - De namen mogen wel aan de aard van het bedrijf worden aangepast. - Er zijn vier balansmodellen (A t/m D). ○ Model A en C kennen de staffelvorm (vert.); ○ Model B en D de scontrovorm (hor.). ○ Alleen kleine rechtspersonen mogen de modellen C en D gebruiken.
Hoofdindeling balans Activa
Passiva
Vaste activa (duurzaam verbonden aan de onderneming)
immateriële vaste activa materiële vaste activa financiële vaste activa Vlottende activa voorraden vorderingen effecten liquide middelen overlopende activa
Eigen vermogen
Voorzieningen Schulden Overlopende passiva
Mutatieoverzicht IASB • Eist in de toelichting een mutatieoverzicht van : - de immateriële vaste activa; - de materiële vaste activa. RJ + Wet
•
Eist in de toelichting: - een mutatieoverzicht van: - de immateriële vaste activa; - de materiële vaste activa; - de financiële vaste activa;
•
een opgave van de cumulatieve afschrijvingen (balanswaarde vaste activa + afschrijvingen = historische prijs vaste activa);
•
totaal van de geboekte herwaarderingen op nog aanwezige activa (eis geldt alleen bij waardering tegen actuele waarde balanswaarde vaste activa -/- herwaarderingen = historische prijs vaste activa).
Immateriële vaste activa Gaat om activa die niet stoffelijk van aard zijn; (intangibles). Wanneer is het een activum? Een activum is een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel, waarover de onderneming beschikkingsmacht heeft en waaruit in de toekomst naar verwachting economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien. Aanvullende eis: de kostprijs of waarde kan betrouwbaar worden vastgesteld. Onderzoek Zolang het nog maar de vraag is, of het tot iets bruikbaars leidt: niet activeren! Er is (nog) geen verwachtbaar economisch voordeel. Ontwikkelfase Strijd tussen matchingprincipe en voorzichtigheidsprincipe. (Wat betekenen de begrippen?) Vraag: Is al sprake van een verwachtbaar economisch voordeel? Nee niet activeren maar als kosten boeken (voorzichtigheidsprincipe gaat voor). Ja: activeren en vanaf datum gereed stelselmatig afschrijven. IASB
RJ
Wet
•
Ontwikkelkosten activeren;
•
Jaarlijks op balansdatum een impairment test
•
Ontwikkelkosten activeren;
•
Gaat standaard uit van levensduur van maximaal 20 jaar maar dit uitgangspunt kan weerlegd worden.
•
Allen als afschrijvingsduur > 20 jr: impairment test
•
Ontwikkelkosten mogen geactiveerd worden.
•
Zo ja, dan:
(zie hierna)
uitvoeren.
- gedurende reguliere, verwachte gebruiksduur afschrijven; - bij onverwachte waardedaling: impairment test; - kosten toelichten; - wettelijke reserve ter grootte geactiveerde kosten.
Impairment test Als werkelijke waarde < boekwaarde: extra afschrijving tot op werkelijke waarde. Voorbeeld
A bv heeft een nieuw product ontwikkeld. De verwachting was dat het product winst zou opleveren. In het 1e en 2e jaar is telkens 10% afgeschreven. De boekwaarde bedraagt einde 2e jaar € 800.000. In 3e jaar blijkt dat het product een commerciële flop. Van de kosten zal slechts € 100.000 worden terugverdiend. In 3e jaar wordt niet alleen 10% afgeschreven maar ook het verschil tussen € 100.000 werkelijke waarde en € 800.000 - € 100.000 = € 700.000. Wettelijke reserve Een wettelijke reserve is een reserve: •
waaruit geen winstuitkeringen in contanten mogen worden gedaan;
•
ten laste waarvan geen eigen aandelen mogen worden ingekocht.
Een wettelijke reserve kan gevormd worden: •
door omzetting van een vrije reserve in een wettelijke reserve;
•
door winstbestemming.
Wim Laman
maart 2012
2 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc
Wordt op de ontwikkelkosten afgeschreven, dan leidt dit tot vrijval van een deel van de wettelijke reserve. Bestudeer het voorbeeld op blz. 119+120 van het boek.
Vergunningen e.d. Deze zaken zijn “harder” dan de kosten van onderzoek en ontwikkeling. De kosten worden alleen geactiveerd als de vergunning, etc. van een derde is gekocht.
Goodwill Goodwill zit in het bedrijf verscholen; het is een “hidden asset”. Goodwill kan niet afzonderlijk verkocht worden maar alleen te samen met de onderneming. De koper betaalt dan meer voor de onderneming dan de intrinsieke waarde van de samenstellende delen van de onderneming. Daarbij gaan wij niet uit van de boekwaarden van de activa maar van de “fair values” (reële waarden). Het verschil tussen de overname prijs en de intrinsieke waarde is de goodwill. Zelf ontwikkelde goodwill mag niet worden geactiveerd!
Overige immateriële vaste activa Oprichtings- en emissiekosten IASB • Kosten voldoen niet aan definitie van activum: kosten niet activeren. RJ
•
Activeren mag wel maar is minder wenselijk.
Wet
•
Biedt mogelijkheid de oprichtings- en emissiekosten te activeren. Er gelden dan aanvullende eisen: - kosten in maximaal vijf jaar afschrijven; - activum moet worden toegelicht; - wettelijke reserve ter grootte van de geactiveerde kosten vormen.
Aanloopkosten (initiële kosten) Denk hierbij aan kosten van meer afval en uitval gedurende de eerste productiemaanden en de kosten van het introduceren van het product (extra reclame). Gesteld kan worden dat die kosten niet alleen voor het eerste jaar gemaakt worden en daarom over een aantal jaren uitgesmeerd moeten worden. IASB en RJ staan activeren van initiële kosten niet toe. De wet spreekt zich er niet over uit. Kosten van “human capital” De kwaliteit van de medewerkers is sterk bepalend voor de winstgevendheid van een onderneming. Omdat de onderneming geen eigenaar is van de productiefactor arbeid – zij mist de beschikkingsmacht – is het niet toegestaan deze productiefactor als activum op de balans op te nemen. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld scholingskosten. Die komen ineens ten laste van de winst.
Waarderingsgrondslag immateriële activa IASB Waarderen op:
Wim Laman
•
historische kosten;
•
reële waarde
•
IASB eist bij waardering tegen reële waarde dat er een actieve markt is. Die kans is niet groot.
•
Voorbeelden van geen markt voor: muziek- en filmrechten, octrooien, handelsmerken. Voorbeelden wel markt voor: taxivergunningen, visvergunningen, melkquota.
maart 2012
3 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc
RJ
•
Activeren mag wel maar is minder wenselijk.
Wet
•
Waarderen op: - historische kosten; - reële waarde -
Wet eist in Besluit actuele waarden dat er bij waardering tegen reële waarde een liquide markt is. Uitleg begrip gelijk aan begrip actieve markt.
Reële waarde De reële waarde is het bedrag waarvoor een activum kan worden verhandeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen die tot een transactie bereid zijn en onafhankelijk van elkaar zijn. Herwaarderingsreserve Het verschil tussen de reële waarde/vervangingswaarde en de historische (kost)prijs moet aan een herwaarderingsreserve worden toegevoegd.
Materiële vaste activa We zagen dat een zaak is een activum als: •
het toekomstige economische voordelen oplevert;
•
het in de beschikkingsmacht van de onderneming bevindt.
De eerste eis leidt hier niet tot problemen. In tegenstelling tot bij de immateriële activa is het zeer waarschijnlijk dat er in de toekomst economische voordelen ontstaan. De tweede eis ligt lastiger. Denk aan huur en leasecontracten. Daarbij is het maar de vraag, of de onderneming de beschikkingsmacht heeft.
Leasing en huurkoop Onderscheidend criterium: ligt het economisch risico bij de ondernemer? Zo ja, dan is sprake van een activum. Als de lessee de leaseovereenkomst op korte termijn kan beëindigen, berust het economisch risico niet bij hem maar bij de lessor. De zaak is dan geen activum. Zowel IASB als RJ schrijven in die gevallen wel voor dat de uit het leasecontract voortvloeiende verplichting in de toelichting op de balans vermeld moet worden. Bij Financial leasecontracten: •
is de looptijd vaak gelijk aan de economische levensduur van de zaak;
•
is het contract niet tussentijds opzegbaar;
•
zijn de onderhoudskosten voor rekening van de lessee.
De lessee loopt hier dus bijna dezelfde financiële risico’s als een koper/eigenaar. Daarom moet een finance leasecontract on-balance verwerkt worden. IASB
•
In de volgende situaties is sprake van Financial lease (dus activeren): - lessee kan aan einde van het contract tegen lage prijs de eigendom verwerven (koopoptie); - contract geldt voor langste deel van de economische gebruiksduur van de zaak; - contante waarde van de termijnen is ongeveer gelijk aan de aanschafprijs; - betreft een specifieke zaak die in de huidige vorm alleen voor lessee van nut is.
•
Wim Laman
De leasetermijn wordt gesplitst in een aflossingsdeel (komt in mindering op de schuld aan de lessor) en een rentedeel.
maart 2012
4 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc
RJ
•
In de volgende situaties is sprake van Financial lease (dus activeren): - lessee kan aan einde van het contract tegen lage prijs de eigendom verwerven (koopoptie); - contract geldt voor 75% of meer van de economische gebruiksduur van de zaak; - contante waarde van de termijnen is gelijk aan 90% of meer van de aanschafprijs; - betreft een specifieke zaak die in de huidige vorm alleen voor de lessee van nut is.
•
Wet
De leasetermijn wordt gesplitst in een aflossingsdeel (komt in mindering op de schuld aan de lessor) en een rentedeel.
In de toelichting moet vermeld worden van welke activa de onderneming niet de juridische eigendom heeft.
Sale-and-lease-back Zowel volgens de IASB als de RJ mag een financieel voordeel behaald met een sale-and-leaseback niet ineens worden genomen. Als de onderneming daarna op basis van een financiële leaseovereenkomst over de zaak kan beschikken, dient zij ter bepaling van de afschrijvingskosten van de lagere boekwaarde uit te gaan. Daardoor zijn de kosten lager en resteert er dus van jaar tot jaar meer winst. In geval van operationele lease wordt het: •
verschil tussen reële waarde en de boekwaarde direct als winst verantwoord;
•
het verschil tussen de reële waarde en de verkoopprijs via de afschrijvingskosten over de leaseperiode uitgesmeerd.
Afschrijving Afschrijven is het tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een duurzaam activum door het gebruik ervan. Er zijn verschillende afschrijvingsmethoden. De bekendste zijn: •
afschrijven met een vest percentage van de aanschafprijs;
•
afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde;
•
afschrijven volgens de sum-of-the year’s-digitsmethode;
•
afschrijven volgens de annuïteitenmethode;
•
afschrijven naar rato van het gebruik.
In de IASB, de RJ noch de Wet vinden wij regels over welke afschrijvingsmethode moet worden toegepast. Er wordt alleen aangegeven dat: •
er moet worden afgeschreven;
•
de gehanteerde methode in de toelichting vermeld moet worden;
•
de hoogte van de afschrijving niet resultaatafhankelijk mag zijn.
Gebeurtenissen na aanschaf. Groot onderhoud IASB • volgt de componentenmethode. Het activum wordt administratief in twee of meer componenten gesplitst, waarbij voor elke component een eigen afschrijvingsduur en bijbehorende afschrijvingskosten wordt bepaald.
Wim Laman
maart 2012
5 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc
RJ
Wet
Keuze uit: •
componentenmethode;
•
vormen van een voorziening groot onderhoud, ten laste waarvan vervolgens de kosten van groot onderhoud worden gebracht;
•
afboeken van kosten groot onderhoud ten laste van de periodewinst (is in strijd met matchingprincipe).
•
Staat vorming van een voorziening voor groot onderhoud toe;
•
Laat zich er voor het overige niet over uit.
Bijzondere waardevermindering Als de realiseerbare waarde van een activum door een bijzondere oorzaak plotseling sterk daalt, kan dit reden zijn om op het activum extra af te schrijven. Daarbij stellen wij de som van de verwachte kasstromen (= bedrijfswaarde van het actief) allereerst tegenover de directe opbrengstwaarde van het actief. Daarna vergelijken wij de hoogste van deze twee (= de realiseerbare waarde van het actief) met de boekwaarde van het actief op dit moment. Directe opbrengstwaarde > boekwaarde: het actief afstoten en de productie beëindigen. Boekwaarde > bedrijfswaarde van het actief : boekwaarde tot bedrijfswaarde afwaarderen. Zowel de IASB als de RJ schrijven voor dat na een afwaardering jaarlijks moet worden nagegaan of de grootte van het verlies is gewijzigd. Blijkt dat destijds teveel waardeverminderingsverlies is genomen, dan moet de boekwaarde worden verhoogd en komt het verschil ten gunste van de winst. De boekwaarde mag nooit hoger worden dan hij zou zijn geweest als de bijzondere waardevermindering in het geheel achterwege was gelaten. Levensduurveranderingen Er kan zich in de loop der tijd een wijziging voordoen in de schatting van de levensduur van het actief. Wij hebben het dan over een schattingswijziging en niet over een stelselwijziging. De IASB en RJ schrijven in dat geval voor dat de afschrijvingskosten in zowel de huidige periode als de komende perioden worden aangepast.
jaar
schatting oud nieuw 240.000 240.000
4
30.000 120.000 5 30.000 90.000 6 30.000 60.000
30.000 120.000 60.000 60.000 60.000 0
Waarderingsgrondslagen In de waardering op te nemen kosten Bij gekochte bedrijfsmiddelen: inkoopprijs + alle bijkomende kosten activeren. Bij zelfvaardigde activa: IASB • wel: + - bijkomende kosten als vracht, transportverzekering, installatiekosten, e.d. RJ - rente op schulden over het tijdvak dat aan de vervaardiging mag worden toegerekend – eis: melden in toelichting. •
niet: - rente op eigen vermogen over het tijdvak dat aan de vervaardiging mag worden toegerekend; - administratie- en andere algemene overheadkosten
Wet
Wim Laman
•
moet: minimaal de directe kosten activeren
•
mag: redelijk deel van de indirecte kosten activeren.
maart 2012
6 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc
Prijsgrondslag IASB Twee mogelijkheden: •
historische kosten, of
•
reële waarde. Eisen: - Reële waarde bepalen op basis marktconforme gegevens, bijv. door taxatie. Als dit niet mogelijk is, dan waarde bepalen aan de hand van: ○ toekomstige opbrengsten (indirecte opbrengstwaarde), of ○ vervangingswaarde.
•
RJ + Wet
Twee mogelijkheden: •
historische kosten
of •
De 1. 2. 3. 4.
Verschil tussen reële waarde en historische kosten toevoegen aan herwaarderingsreserve.
actuele waarde.
wet kent vier actuele waardebegrippen: vervangingswaarde; bedrijfswaarde; opbrengstwaarde; marktwaarde.
Vervangingswaarde De vervangingswaarde is het bedrag dat nodig zou zijn om het huidige actief door een ander actief met dezelfde economische betekenis te vervangen. Het verschil tussen reële waarde en historische kosten moet aan een herwaarderingsreserve worden toegevoegd. Bedrijfswaarde Waardering op bedrijfswaarde mag alleen als deze lager is dan de vervangingswaarde. De bedrijfswaarde is indirecte opbrengstwaarde (= contante waarde van de toekomstige kasstromen) van het actief. Opbrengstwaarde Als besloten is het actief te verkopen dan moet het tegen opbrengstwaarde worden gewaardeerd. De opbrengstwaarde is gelijk aan de directe opbrengstwaarde, dus de waarde bij verkoop. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een actief tussen goed geïnformeerde, onafhankelijke partijen kan worden verhandeld. Dit vereist dat er een actieve markt is. Die kans is bij vaste activa klein. Fiscaal worden activa tegen historische kosten gewaardeerd. Als bij verkoop een boekwinst wordt behaald, mag die boekwinst onder voorwaarden aan een herinvesteringsreserve worden toegevoegd – zie art. 3.54 IB. Een herinvesteringsreserve moet als een afzonderlijk onderdeel van het eigen vermogen op de balans worden opgenomen – zie het Besluit fiscale waarderingsgrondslagen.
Wim Laman
maart 2012
7 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc
Financiële vaste activa De financiële vaste activa vallen uiteen in: •
aandelen in andere ondernemingen die ten behoeve van de eigen werkzaamheden worden aangehouden;
•
schuldvorderingen en aandelen die ter duurzame belegging worden aangehouden. - held tot maturity vorderingen die tot het einde van de looptijd worden aangehouden; Waarderen tegen contante waarde op basis marktrente ten tijde van de aankoop; Een vordering mag als “held tot maturity” worden opgenomen als: ○ de onderneming de intentie heeft de stukken tot einde looptijd aan te houden, en ○ de financiële positie dit ook toelaat. - available for sale vorderingen die tussentijds verkocht kunnen worden. Waarderen tegen contante waarde op basis marktrente op balansdatum!
Wim Laman
maart 2012
8 van 8
gbe3.1_eev--les01.doc