Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Opgave 1 (30 minuten; 20 punten) Vraag 1 (6 punten) Bereken gemotiveerd de door te voeren waardevermindering op de machines in de jaarrekening van Printshop Copy B.V. en geef de journaalpost ter verwerking in de jaarrekening van Printshop Copy B.V. De waardevermindering wordt berekend door de realiseerbare waarde te berekenen en deze waarde te toetsen aan de boekwaarde. De realiseerbare waarde is de hoogste van de bedrijfswaarde en de opbrengstwaarde. In de casus is echter geen sprake van een waarde bij voorgezet gebruik. De realiseerbare waarde is de getaxeerde opbrengstwaarde €60.000. De waardevermindering bedraagt € 85.000 -/- 60.000 = 25.000. (2 pt motivering 1 pt berekening)
De waardering is gebaseerd op reële waarde. De onderneming dient in haar jaarrekening een herwaarderingsreserve op te nemen (ook onder toepassing van de IFRS). Deze herwaarderingsreserve valt nu vrij.
De journaalpost Bijzondere waardevermindering activa Herwaarderingsreserve Aan activa (3x1 pt per juiste post+bedrag)
5.000 20.000 25.000
Vraag 2 (4 punten) Welke waarderingsgrondslagen zijn toegestaan voor het belang dat Uitgeverij Boekmij aanhoudt in Prinshop Copy indien Titel 9 BW2 wordt toegepast?
Het belang is de definiëren als een subsidiary (groepsmaatschappij). Volgens BW2 Titel 9 is het belang in Printshop Copy aan te merken als een deelneming met invloed van betekenis. Er zijn twee mogelijke waarderingen: Onder toepassing BW 2 Titel 9: de netto vermogenswaarde of intrinsieke waarde (2 x 1 pt) Onder toepassing BW 2 Titel 9: met waarderingsgrondslagen in de geconsolideerde IFRS jaarrekening: de equity methode. (2 pt) (Het onderhave belang wordt weliswaar geconsolideerd. Kapitaalbelangen met invloed van betekenis worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen volgens de equity methode) Vraag 3 (6 punten) Bespreek de gevolgen voor de waardering van alle posten in de enkelvoudige balans van Uitgeverij Boekmij N.V. die samenhangen met de deelneming Printshop Copy B.V. indien full IFRS wordt toegepast. Een berekening wordt hier niet gevraagd!
Er is sprake van een subsidiary. Onder toepassing van full IFRS wordt het belang gewaardeerd op reële waarde. Nu er sprake is van een waardevermindering moet de reële waarde aangepast worden. Voor zover er eerdere waardestijgingen zijn doorgevoerd dient de wettelijke reserve herwaarderingen te worden verlaagd. De impairment richt zich op het 1
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
goodwillbestanddeel van de waardering (IAS 36.10) (1 pt) en de verkrijgingsprijs van de activa en passiva (exclusief de goodwill) (IAS 36.59) (1 pt) De verwerking van de waardevermindering van de activa bij de dochter wordt als waardevermindering van de deelneming verwerkt. Eventuele eerdere herwaardering worden ongedaan gemaakt. De deelneming wordt als gevolg hiervan afgewaardeerd met € 5.000 en wordt de herwaarderingsreserve van de deelneming verlaagd met €20.000 (IAS 36.60) (2 pt) De bedrijfswaarde van de goodwill wordt berekend door de contante waarde van de toekomstige kasstromen te bepalen. (IAS 36.33) . (1 pt) De goodwill die verkregen is als gevolg van een overname valt onder toepassing van IAS 33.80. (1 pt) De goodwill moet worden toegerekend aan kasstroom genererende eenheden. In de casus zijn twee kasstroomgenererende eenheden te herkennen. Een van de eenheden verdwijnt door het tenietgaan van het contract. De nog resterende goodwill betreft uitsluitend het reclamewerk. Vraag 4 (4 punten) Welke invullende informatie is benodigd om de mogelijke waardevermindering als gevolg van de gewijzigde bedrijfsactiviteiten te kunnen berekenen? De verstrekte begroting betreft de resultaten uit bedrijfsuitoefening. Aanvullend zal vanuit deze resultaten de kasstromen (2 pt) en een discontovoet (2 pt) moeten worden bepaald voor de reclamedrukwerkzaamheden.
Opgave 2 (30 punten; 60 minuten) Vraag 1 ( 3 punten) Is het voorgeschreven om de passieve belastinglatentie uit hoofde van de herwaardering te salderen met de actieve latentie in verband met de voorziening pensioenverplichtingen, en wel op grond van a. De RJ Richtlijnen? b. De IFRS? Motiveer uw antwoord!
a. RJ: verrekening niet toegestaan (RJ 272) (1 pt) b. IFRS: verrekening toegestaan, geen restrictie opgenomen (IAS 12) (1 pt) De student dient te motiveren op grond van de salderingvoorschriften algemeen (juridsich instrument en simultaniteit van de posten) en deze te betrekking in de belastinglatenties. (1 pt) Vraag 2 ( 3 punten) Is de rubricering van de latente belasting in de jaarrekening 2010 juist op basis de IFRS? Rubricering onjuist. Op grond van IFRS (IAS 12) moet de latentie onder de financiële activa gepresenteerd worden. (EY blz 400) IAS 1.56 zegt: niet als vlottende activa Vraag 3 ( 3 punten) Bereken de fiscale boekwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009. Pensioenvoorziening in de jaarrekening op 31 december 2009 € 100.000 – tijdelijk verschil (6/0,20) = € 70.000. (1 pt) Het betreft een verrekenbaar tijdelijk verschil. De fiscale verplichting is daarom lager dan de vennootschappelijke (bedrijfseconomische) verplichting. (1 pt) 2
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Vraag 4 ( 4 punten) Geef een controleberekening van de passieve belastinglatente per 31 december 2010 uit hoofde van de herwaardering machines en installaties. De herwaarderingen hebben betrekking op de machines en installaties. De doorgevoerde herwaardering bedraagt € 15.000 volgens de toelichting op de machines en installaties. De afschrijving in het boekjaar bedraagt €25.000. €20.000 betreft de reeds op 1 januari aanwezige machines (in 2009 is niet geïnvesteerd, dus betreft de afschrijving over 2009 een heel jaar). (De nieuwe snijmachine is aangeschaft op datum van herwaardering dus zal de actuele waarde op dat moment gelijk zijn aan de verkrijgingsprijs,)
Afschr. 2010 totaal € 25.000 Afschr. 2010 betrekking op activa uit 2009 (1 pt)€ 20.000 (1 pt) € 2.000 Afschr. over investering 1/10 x €20.000 (1 pt) € 3.000 Dus afsch. over herwaardering Herwaardering 1 januari 2010 Afschr. over herwaardering 2010 Boekwaarde herwaardering eind 2010 Passieve latentie 20% eind 2010
€15.000 3.000 12.000 (1 pt) 2.400
Vraag 5 ( 3 punten) Kan de directie voor het opstellen van de jaarrekening over 2010 op grond van Titel 9 Boek 2 BW overgaan tot het toepassen van fiscale grondslagen? Bespreek in uw antwoord alle wettelijke consequenties. Indien overgaan wordt naar de fiscale waarderingsgrondslagen is er sprake van een stelselwijziging. (1 pt) Omdat de wetgever de toepassing van deze grondslagen heeft ingevoerd is er in 2010 sprake van een gegronde reden voor het overgaan naar fiscale grondslagen. (1 pt) Voorwaarde is wel dat de onderneming als klein kan worden beschouwd. (1 pt) Gezien het balanstotaal en de personeelsomvang is dit het geval. De omzet is daardoor niet meer relevant. Vraag 6 ( 4 punten) Bereken de verkrijgingsprijs van de deelneming en geef de journaalpost van de door te voeren stelselwijziging op de post deelneming in de balans per 1 januari 2010. De deelneming wordt fiscaal gewaardeerd op verkrijgingsprijs. (Volgens jurisprudentie is waardering op netto vermogenswaarden fiscaal ook toegestaan.) Er is sprake van een 100% belang. De deelneming wordt in de vennootschappelijke balans gewaardeerd op netto vermogenswaarde.
Waardering NVW eind 2010 Goodwill boekwaarde eind 2010 Goodwill reeds afgeschreven 3/5 20082010 (1 pt) Verkrijgingsprijs (1 pt) Journaalpost: Deelneming
120.000 +/+ 50.000 +/+ 75.000 245.000
€ 125.000 (1 pt) 3
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Aan Goodwill Aan winstreserves
€ 50.000 € 75.000 (effect op het vermogen) (1 pt)
Vraag 7 ( 3 punten) Beredeneer of de herinvesteringsreserve in de jaarrekening 2010 op basis van fiscale grondslagen als verplichting kan/moet worden beschouwd. In geval van de herinvesteringsreserve is er sprake van een verplichte aanwending voor een nieuw actief. De onderdelen uit definitie van een verplichting luiden: Ontstaan uit het verleden, leidt tot uitstroom van middelen (1 pt) Bovendien moet er een betrouwbare schatting gemaakt kunnen worden. (1 pt) Aan de gestelde voorwaarden lijkt te zijn voldaan. Echter doordat in de fiscale grondslagen sprake is van een eigenvermogensbestanddeel kan de herinvesteringsreserve niet als verplichting worden verantwoord. De reserve moet of worden beschouwd als een bestemmingsreserve. (1 pt) Vraag 8 ( 7 punten) Specificeer het eigen vermogen per 1 januari 2010 na het doorvoeren van de stelselwijziging. Onder het fiscale vermogen worden tevens de fiscale reserves opgenomen. De voorziening groot onderhoud wordt als fiscale reserve verwerkt. De herinvesteringsreserve wordt opgeboekt. De herwaarderingsreserve verdwijnt doordat gewaardeerd wordt tegen verkrijgingsprijs (ook voor wat de machines betreft)
Aandelenkapitaal Herinvesteringsreserve (1 pt) (winstegalisatie) Onderhoudsreserve (1 pt) (kostenegalisatie) Winstreserves Berekening winstreserve - Bedrijfsec. (1 pt) - Aanpassing deelneming (1 pt) - Aanpassing pensioen (1 pt) - Aanpassing HIR (1 pt) - Aanpassing will. afschr milieu (1 pt)
100 10
Uit balans Latentie 2/0,20
10
Uit voorziening
265 180 +65 +50 -10 -20
4
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Opgave 3 Uitwerking vragen jaarrapport 2009 Hydratec Industries (50 punten) Vraag 1 Geef een uiteenzetting over de wijze waarop de door Hydratec omschreven methode van activeren werkt. Betrek hierin aspecten van zowel waardering als resultaatbepaling. (4 punten) EY 2010 H6 en IAS 16 De door Hydratec gehanteerde methode staat bekend als de componentenbenadering. Deze methode houdt dat een investering op moment van aanschaf wordt opgedeeld in verschillende componenten met een zelfde gebruiksduur. Afschrijving en waardering van de individuele componenten van het actief vinden plaats met inachtneming van deze verschillende gebruiksduren. Vraag 2 Noem de andere voorwaarde voor toepassing van de componentenmethode bij de verwerking van uitgaven voor groot onderhoud in de geconsolideerde jaarrekening. (4 punten) EY 2010 H6.5 en IAS 16 Het is waarschijnlijk dat de economische voordelen van de aangewende prestatie-eenheden van de component groot onderhoud naar de entiteit zullen vloeien. Vraag 3 Geef een uiteenzetting over de wijze waarop Hydratec in die situatie de uitgaven voor groot onderhoud in haar geconsolideerde jaarrekening zal verwerken. Ga ervan uit dat Hydratec het matchingbeginsel zo zuiver mogelijk toepast. (6 punten) EY 2010 H6.5 en IAS 16.14 De uitgaven voor groot onderhoud kunnen op moment van aanschaf niet op betrouwbare wijze worden ingeschat. Zij mogen om die reden niet worden afgesplitst van het actief en kwalificeren niet als afzonderlijke component voor de afschrijving en waardering. Afschrijving van het actief vindt tot aan het eerste moment van groot onderhoud plaats op basis van de geschatte gebruiksduur van het gehele actief; deze gebruiksduur overtreft – uiteraard – de periode van groot onderhoud. 2 punten Volgens deze aanpak zijn de – onbekende – uitgaven voor groot onderhoud te beperkt afgeschreven zodat op moment van groot onderhoud een restwaarde aanwezig is. Deze restwaarde wordt op het moment van groot onderhoud gedesinvesteerd en komt ten laste van het resultaat. 2 punten De na het eerste onderhoudsinterval gedane uitgaven voor groot onderhoud worden geactiveerd als afzonderlijke component van het actief met een gebruiksduur overeenkomstig het onderhoudsinterval, en afgeschreven over die gebruiksduur. 2 punten Vraag 4 Geef voor de volgende van D-Switch overgenomen activa en passiva mogelijke vormen van reële waarde waarvoor Hydratec kan hebben gekozen bij de allocatie van de koopprijs naar de post Goodwill: Materiële vaste activa, Vorderingen en Voorzieningen. (6 punten: 3 x 2 punten) EY 2010 H21.2.5 en IFRS 3.18 en Bijlage Materiële vaste activa marktprijs, eventueel op basis van taxaties vervangingswaarde Vorderingen contante waarde van de te ontvangen bedragen, tenzij nominaal 5
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Voorzieningen
contante waarde
Vraag 5 Geef gemotiveerd de journaalpost waarmee Hydratec de aanpassing van de koopprijs DSwitch in haar geconsolideerde jaarrekening 2009 heeft verwerkt. (6 punten) EY 2010 H21.2.4 en IFRS 3 Een latere aanpassing van de koopprijs kan samenhangen met een onzekere toekomstige gebeurtenis. Bij de acquisitie van D-Switch is deze onzekere gebeurtenis blijkbaar de omzet in 2009 omdat deze op moment van de acquisitie nog niet bekend was. 2 punten Hydratec moet bij de bepaling van de koopprijs met deze onzekerheid rekening houden mits op de datum van de overname de aanpassing waarschijnlijk is én de invloed van de onzekere gebeurtenis betrouwbaar kan worden geschat. Kennelijk is aan één van deze of aan beide voorwaarden niet voldaan omdat de koopprijs pas na bekend worden van de omzet over 2009 is aangepast. 2 punten Onder deze omstandigheden komt de aanpassing in mindering op de koopprijs en op de in eerste instantie betaalde goodwill. Journaalpost 2 punten Vordering op aandeelhouders D-Switch Aan Goodwill
234.098 234.098
Vraag 6 Beschrijf een mogelijke situatie waarin Hydratec een aanpassing van de koopprijs volgens IFRS als resultaat had moeten verantwoorden. (5 punten) EY 2010 H21.2.4, H22.1.2 en H22.2.6 en IFRS 3 Indien de overeenkomst van de overname voorziet in een aanpassing van de koopprijs als gevolg van toekomstige gebeurtenissen heeft dit onder bepaalde voorwaarden (zie bij vraag 5) invloed op de hoogte van de koopsom. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een earn-out regeling. Deze schatting bepaalt mede de hoogte van de koopsom en dus van de betaalde goodwill. Een latere aanpassing van deze schatting als gevolg van het uitblijven van de toekomstige gebeurtenis of door een herziening van de schatting, en indien sprake zou zijn van een earn-out regeling, komt volgens IFRS tot uitdrukking in het resultaat.
6
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Vraag 7 Geef een verklaring voor de mutatie “Herstructurering binnen de groep - € 845.132” in het verloopoverzicht financiële vaste activa ondanks dat het belang Danielson UK Ltd binnen de Hydratec-groep blijft. (5 punten) De aandelen in Danielson UK Ltd waren in bezit van de vennootschap Hydratec Industries en waren als financiële activa opgenomen op haar vennootschappelijke balans. Bij verkoop van deze aandelen worden zij van de balans van Hydratec verwijderd voor een nettovermogenswaarde van € 845.132. Verkoop heeft plaatsgevonden aan Danielson Europe BV, een dochtermaatschappij van Hydratec, zodat het belang in Danielson UK Ltd binnen de groep blijft. Vraag 8 Geef op basis van IFRS 3 uw oordeel over de keuze van 1 januari 2010 als ingangsdatum waarop de financiële gegevens van Euro en Timmerije in de consolidatie van Hydratec worden betrokken. (6 punten) EY 2010 H21.2.1 Op 16 maart 2010 is de overnametransactie geëffectueerd. Tussen beide partijen is kennelijk een onvoorwaardelijk contract tot overname afgesloten tegen een overeengekomen overnameprijs. De transactie is dan formeel afgerond en heeft de juridische levering van de aandelen plaatsgevonden. De op die datum bereikte onvoorwaardelijke overeenstemming over de overname brengt met zich mee dat de beschikkingsmacht over het verworven belang, en daarmee de rechten op economische voordelen, maar ook de risico’s op 16 maart 2010 daadwerkelijk zijn overgegaan van de verkoper op de koper. Vanaf 16 maart 2010 zouden de financiële gegevens van Euro en Timmerije in de consolidatie moeten worden betrokken. 2 punten In het algemeen komt de datum waarop de intentieverklaring is ondertekend, te weten 4 januari 2010, niet overeen met de overgang van beschikkingsmacht over economische voordelen en gaan ook de risico’s nog niet over van de verkoper op de koper. Het is moeilijk overeind te houden dat op 4 januari 2010 aan alle voorwaarden is voldaan om de belangen van beide partijen veilig te stellen. 2 punten Op basis van de verstrekte informatie onder Gebeurtenissen na balansdatum lijkt het meeconsolideren vanaf 1 januari 2010 te vroeg. 2 punten voor conclusie Vraag 9 Geef aan, op basis van IFRS, op welke wijze deze afwijking van de reële waarde de vennootschappelijke jaarrekening 2010 van Hydratec zal beïnvloeden. (4 punten) EY 2010 H22.2.6 Aanpassing van reële waarden van overgenomen activa en passiva leiden tot aanpassing van goodwill mits deze plaatsvinden binnen twaalf maanden na acquisitie. Hydratec voldoet aan deze voorwaarde en moet de aanpassing verwerken in de goodwill en de reële waarde van het verworven belang. De nettovermogenswaarde van de deelneming neemt toe, en de geactiveerde goodwill neemt af met 75% van 860.000 = 645.000.
7
Externe Verslaggeving 3 proeftentamen 2 – uitwerkingen
Vraag 10 Geef aan, op basis van IFRS, op welke wijze deze afwijking van de reële waarde de geconsolideerde jaarrekening 2010 van Hydratec zal beïnvloeden. (4 punten) Uitgaand van integrale consolidatie neemt het saldo overgenomen activa en passiva in de geconsolideerde jaarrekening toe met 860.000. Goodwill neemt af met 645.000. Aandeel derden neemt toe met 215.000.
8