APRIL 2009 PERSONEELSBLAD AMSTERDAM WEST BINNEN DE RING STICHTING VOOR OPENBAAR PRIMAIR ONDERWIJS
5
Binnen de Ring
AWBR: Ondernemend in onderwijs
Over tevredenheid en Zeehelden Tevredenheidonderzoeken In het Strategisch Beleidsplan is voor het kalenderjaar 2009 afgesproken dat er tevredenheidonderzoeken zullen worden afgenomen bij ouders en personeelsleden. Elke school werkt met een kwaliteitsinstrument, waar dit tevredenheidonderzoek deel van uitmaakt. Met de uitkomsten van de tevredenheidonderzoeken bekijken wij of nieuw beleid of wijziging van bestaand beleid op bestuursniveau (bovenschools niveau) gewenst of noodzakelijk is. Op deze pagina beelden van de vernieuwde Brede school Zeeheldenbuurt (zie tekst pagina 3)
Dam-tot-dam ererreererere Opnieuw hebben ouders en medewerkers van AWBR meegedaan aan de Cirquit Run in Zandvoort. Nu gaan we voor meer! Op zondag 20 september 2009 willen we met een team van 10 personen meedoen aan de Dam-tot-Damloop (recreatie business). De inschrijving is vanaf 1 april. Deelnemers krijgen een gratis Nike T-shirt met opdruk van AWBR. Alleen dat al moet toch motiveren en een LBschaal durven we hiervoor nog niet gelijk in te zettten... Wie doet met ons mee? Meld het ons en we zullen je met enthousiasme ontvangen! e-mail:
[email protected] Informatie: www.damloop.nl
Aparte stichting beheert Brede schoolactiviteiten van basisschool Zeeheldenbuurt
[Redactie] “Mijn hoofd is stuk,” grijnst Esther van Gulick, de Brede schoolcoördinator van de Zeeheldenbuurt. Ze bedoelt dat haar pc nog niet is aangesloten. Maar haar kamer hoort dan ook bij een school die pas kort geleden is opgeleverd. De Zeeheldenbuurt is eindelijk weer thuis.
Colofon RING 5
in het kort
Coverfoto: Pleinfeest Winterkoninkje Redactie: René Peeters Ineke ten Hertog Tekstbewerking: Monique Oostvogel en Margot van der Sman Eindredactie en opmaak: Kees van Veen Postadres: Stafbureau AWBR, Baarsjesweg 224 1058 AA Amsterdam E-mail:
[email protected] Telefoon: 06-22789696
5
2
Esther heeft een aanstelling bij een apart opgerichte deelstichting van AWBR. Deze constructie maakt het mogelijk dat AWBR de organisatie op zich neemt van alle nevenactiviteiten die in het gebouw plaatsvinden. Peter Meijboom, adviseur huisvesting van AWBR: “Je krijgt op deze manier meer grip op de medegebruikers en zo willen we ervoor zorgen dat er een professioneel aanbod komt. We willen kwaliteit bieden en kunnen nu zelf kiezen hoe we dat willen doen. Het gebouw is van het stadsdeel, de rest regelt AWBR.” Brede school Esther komt uit het Jeugdwerk en het daar opgebouwde netwerk kan ze goed gebruiken in haar nieuwe functie van Brede schoolcoördinator. “Op dit moment ben ik vooral bezig met de inschrijvingen, PE en het organiseren van activiteiten als Capoeira, sportbuurtwerk, streetdance, boekenclub, de kookclub, toneel en brass.” Er is ook al flinke belangstelling vanuit de buurt voor het huren van de ruimtes in de school tijdens de avonduren. Dat wordt dus ook door Esther geregeld. Een toneelvereniging gaat repeteren in het speellokaal en in september gaat een cursus Spaans van start. Voel je je al een beetje thuis, vragen we Esther? “Ja hoor,” antwoordt ze, “Ik hoor er helemaal bij. De jarigen komen hier ook langs en ik heb veel overleg met de leerkrachten. We bedenken samen bij welke kinderen een cursus goed zou kunnen passen en dan spreken we ze daarop aan. We hebben tot nu toe vooral snuffelcursussen van acht weken, maar we willen natuurlijk echt talent gaan ontwikkelen en dus moet er ook een vervolgaanbod komen. Ik denk dat het dan om langere periodes zal gaan. Nu we er zo gericht mee bezig zijn, hoor je hoe dit leeft bij kinderen. Er zijn al kinderen die de droom hebben om kok te
worden. Gelukkig wordt de keukeninrichting binnenkort geplaatst en kunnen ook die cursussen van start.” Architectonisch hoogstandje Samen met Peter maken we een rondje door het nieuwe gebouw. Wie heeft bedacht om te plannen dat de straat open zou gaan op het moment dat het gebouw werd opgeleverd weten we niet, maar het is triest om te zien dat de school nu meteen een zandbak is. Het is gelijk een uitdaging voor het bedrijf Succes dat de schoonmaak van GOM overneemt. Het gebouw is grotendeels gerenoveerd en dat heeft veel meer gekost dan berekend. “Dat komt doordat een milieurapportage duidelijk maakte dat de school aan een straat ligt die te veel vervuiling van de lucht met zich meebrengt. Daarom is in een laat stadium een enorme glasfaçade ontworpen die het schoolplein van de weg scheidt. Het is wel een prachtig bouwwerk geworden.” Het zal dus nog even duren voordat de aanloopproblemen allemaal zijn weggewerkt. Dan hebben de dames die yogales krijgen gordijnen voor de ramen, is het zand van de vloer en heeft Esther haar pc. Maar wie daar doorheen kijkt, ziet een schitterend schoolgebouw. Binnenkort staan er planten op het terras en koken er kinderen onder de balken op zolder. Esther tijdens studiebezoek aan Brede scholen in Berlijn
Wie geboeid werd door ‘De Japanse levensles’, die tijdens de studiedag in februari werd besproken, kan daarover meer te weten komen in dit boek. Niet alleen gaat Marcel van Herpen in op de aanpak van meester Kanamori, maar ook beschrijft hij verschillende nieuwe onderwijsconcepten en -visies vanuit de gedachte dat je ‘duurzaam moet opvoeden.’ Een boeiend leer- en overweegboek ter voorkoming van uitval, desinteresse en delinquentie. Een ballon voor opa Auteur: Annemiek Neefjes Illustrator: Alice Hoogstad Uitgeverij Leopold ‘Een ballon voor opa’ is recent verschenen. Het gaat over het meisje Tara en haar opa die doodgaat. De auteur is moeder van twee kinderen op het Winterkoninkje. Gelijk zijn er al enthousiaste reacties op het boek verschenen, zoals onderstaande op de site peuteren.nl: Een ballon voor opa is een prachtig boek over verdriet, verlies, dood en rouw. Het boek belicht heel goed de gedachtegang van Tara, een klein meisje die haar opa heeft verloren. De vragen die in het hoofdje opkomen van de kleine Tara, zullen aansluiten bij de vragen van je eigen kind. Daarom is dit boek een prima hulpmiddel om met een kind in gesprek te gaan over dood en verlies. Kinderen gaan anders om met leven en dood dan volwassenen. Je hoeft daarom het onderwerp absoluut niet te schuwen. Kinderen begrijpen meer dan je denkt en kunnen wonderbaarlijk goed omgaan met zaken als afscheid en verlies. Het boek Een ballon voor opa is een absolute aanrader voor huiselijk gebruik maar zeker ook als voorleesboek op de basisschool. Heb je tips voor deze rubriek? Stuur een mailtje naar de redactie!
Schoolpijn Daniel Pennac Meulenhoff ‘In zijn jeugd was Daniel Pennac een abominabel slechte leerling, met afwaswater waar zijn hersens behoorden te zitten.’ In dit prettig leesbare boek beschrijft Daniel hoe hij gered werd door vier gepassioneerde, onconventionele leraren, die met veel geduld en creativiteit tot hem wisten door te dringen en hem zijn zelfrespect teruggaven.
scholen ouderinformatie ouderkranten vakanties
BOEK ZOEKT LEZER
Duurzaam opvoeden en ontwikkelen Marcel van Herpen Uitgeverij Garant
...................................... De nieuwe website van AWBR is online. Het plaatje waarmee onze stichting naar vacatures ...................................... buiten treedt is daarmee compleet. Personeels-, ouderkranten, website en adver-
organisatie
tenties hebben een op elkaar afgestemde opmaak, waarvan we hopen dat die ook
...................................... in de praktijk gewaardeerd wordt. We vinden het fijn als u daarover met ons mee personeel ...................................... wilt denken.
gmr
...................................... Ouders vinden op de website informatie over de scholen, inschrijving, organisabestuur ...................................... tie, beleid, algemene onderwijszaken, digitale exemplaren van de ouderkrant en
publicaties
......................................
verhuur locaties
......................................
intern
......................................
contact
de vakanties. Leerkrachten vinden er daarnaast vacatures, personeelskranten en andere publicaties.
De startpagina zoomt in op nieuws, dat - als het minder actueel is - in een nieuwsarchief terecht komt. Zo schrijven we gelijk onze geschiedenis.
......................................
nieuwsarchief
......................................
De website heeft ook een intern deel dat met een inlognaam en wachtwoord wordt afgeschermd. Er zijn verschillende doelgroepen: personeel, directie, gmr en bestuur. Bij personeel zullen bijvoorbeeld formulieren geplaatst worden en informatie die voor andere webbezoekers niet interessant is. De inlognaam en wachtwoord geven we door aan de directieleden. Voor tips en ander meedenken:
[email protected]
5
4
www.awbr.nl
AWBRpersoneel Dagdromen over later Niet iedereen is bezig met zijn financiële toekomst. Logisch, want er zijn genoeg zaken die zich nu afspelen en aandacht in beslag nemen. Toch zijn er momenten dat je wél even dagdroomt over later. Want ook wij, als werkgever, snappen dat je nadenkt over verandering. Eerder stoppen met werken? Onbezorgd genieten van je oude dag? Wat als je arbeidsongeschikt raakt? Welke verandering er ook optreedt, met een financiële planning weet je waar je aan toe bent. Wij denken dat Loyalis, de inkomens- en arbeidsspecialist voor onderwijs, overheid en energie- en nutsbedrijven, daarbij kan helpen. Met de zogenaamde Inkomensvooruitblik. De Inkomensvooruitblik is een handige dienst waarbij Loyalis een persoonlijk financieel overzicht voor je opstelt. Gratis en vrijblijvend. Het enige wat je hoeft te doen, is je aanmelden. Dan krijg je niet alleen de Inkomensvooruitblik op papier, maar ook een eigen online omgeving - Mijn Loyalis - én een persoonlijk aanspreekpunt voor al je vragen. Je hoeft overigens geen producten bij Loyalis af te nemen om gebruik te maken van deze service. Meer weten? Op www.inkomensvooruitblik.nl kan je terecht voor meer informatie. Loyalis neemt per post contact met je op. Dus houd je deurmat in de gaten. Om alvast wat inspiratie op te doen voor later, mag je na je aanmelding ook nog een leuk cadeau uitzoeken. Stel
je het niet op prijs dat Loyalis contact met je opneemt? Laat het Loyalis weten: telefoonnummer 045 579 61 11. Personeelsactiviteiten Op initiatief van een leerkracht van het Winterkoninkje heeft in de maanden oktober en november van het lopende schooljaar een inventarisatie plaatsgevonden om de interesse in sportactiviteiten, al dan niet gesubsidieerd door AWBR, te peilen. Eén op de vijf leerkrachten is enthousiast. Daarom worden op dit moment de mogelijkheden onderzocht om in federatief verband (Federatie openbaar primair onderwijs in Amsterdam) een contract af te sluiten met een of meerdere sportscholen die vestigingen hebben door de gehele stad. Binnenkort volgt daar meer informatie over.’ www.bureaumobi.nl Alle besturen in het Amsterdamse openbare primair onderwijs hebben onlangs afgesproken dat er geen sprake is van voorrangsbenoemers. Dit betekent dat alle vacatures, dus ook die bij AWBR, voor iedereen beschikbaar zijn. Nu, en in de komende maanden. Als gevolg daarvan is afgesproken dat al die vacatures geplaatst worden op de site www.bureaumobi.nl. Geïnteresseerden kunnen die site dus bezoeken. Uiteraard worden alle vacatures van AWBR op onze eigen site geplaatst. Daarnaast doe je er natuurlijk goed aan jouw directie op de hoogte brengen van je wens om in aanmerking te komen voor een
andere baan. De directie informeert afdeling personeelszaken van AWBR zodat zij bij het werven van geschikte kandidaten daarmee rekening kunnen houden. Je dient wel zelf te reageren op een vacature. Vragen over deze gang van zaken kun je stellen aan de directie van de school of een mail sturen naar
[email protected]. CAO PO 2009 We hebben afgesproken om niet voor alle personeelsleden een nieuw CAO-boekje te bestellen. Dit heeft niets te maken met zuinigheid, maar met het milieu: de looptijd van de CAO is ‘slechts’ 1 jaar en de CAO is te downloaden op onze site. Op elke school is een papieren versie van de tekst beschikbaar. Voor inhoudelijke vragen over de CAO kunt u terecht bij uw directies en bij de afdeling personeelszaken. Gesprekkencyclus In het voorjaar van 2009 heeft AWBR de regeling ‘Functionerings- en beoordelingsgesprekken onderwijspersoneel’ vastgesteld. Dit betekent dat vanaf nu gewerkt kan worden met uniforme formulieren voor het voeren van functionerings-, pop- en beoordelingsgesprekken. De scholen hebben de vrijheid om met het voeren van functionerings- en popgesprekken een eigen model te hanteren, maar bij het opmaken van een beoordeling gebruikt iedere AWBRschool hetzelfde formulier.
Functiemix zorgt voor leraren met meer salaris
Jubileum J. Hollaender - Multatuli 25 jaar in dienst
Welkom bij AWBR Dhr A. Abu Khamis - N. Querido Mw A. Ben - Corantijn Mw I. Blomberg - Corantijn Mw L.M. Brouwer - De Roos Mw J.A. Goes - Kinkerbuurt Mw M. v. Gosliga - R. Boekdrukker Mw M.E.A. Hollands - Multatuli
[Gerrit Banen en Kees van Veen] Op 1 juli 2008 hebben het ministerie en de bonden het ‘Convenant LeerKracht van Nederland’ ondertekend. Daarbij is afgesproken dat de schoolbesturen de komende jaren meer geld krijgen, onder andere voor de invoering van de ‘functiemix’. De functiemix moet zorgen voor een beter loopbaanperspectief voor leerkrachten en voor kwaliteitsverbetering in de school.
Mw S. Kikkert - Rosa Boekdrukker Mw R.E. Kolfschoten - De Roos Mw F. Schötz - Rosa Boekdrukker Mw M.C.S. Schutte - De Roos Mw M.T. Schuijtemaker - Corantijn Mw M. Zevenhuijzen - Multatuli Nieuwe Directieleden: Dhr. S.G. Posma - Spaarndammer Dhr. F. Tiecken - Zeeheldenbuurt Dhr. M.J. Veenstra - De Roos Mw C.R.M. de Leeuw-Van Lierop adjunct-directeur AMGS
Uit dienst
Op 5 maart gaf Hélène Jansen van de AOB in De Duif een presentatie over de functiemix.
Mw A. de Bruijn - Meidoorn Mw M.E. Doornbos - N. Querido Mw M.A.C. Gimpel-Heuff - Corantijn Mw E.A. Kop - Corantijn Mw G. de Klerk - Multatuli Mw C.W. Hoogstad-Krop - N. Querido Mw J.M. de Lange - Kinkerbuurt Dhr. A. Lazar - De Roos Mw C.R. vd Heijden-Middendorp Narcis Querido Mw L.C.M. Mulder-Peijra - Multatuli Mw A.A.J. Verschuren -AMG Schmidt Overleden: Mw A.L. van Beest - Multatuli
Wie meer wil weten over de functiemix kan kijken op de speciale website van het ministerie van onderwijs: http://functiemix.minocw.nl/. Daar kun je de school kiezen en dan zie je hoeveel formatie er nu is en op hoeveel mensen met een andere salarisschaal je straks kunt rekenen.
5
7
Promotie Het is al langer mogelijk om een medewerker een extra periodiek toe te kennen voor een goede prestatie. Dat heet beloningsdifferentiatie. Bij de functiemix gaat het om een nieuwe mogelijkheid voor leraren: een aanstelling krijgen in een hogere salarisschaal. Er zijn straks drie functies voor leerkrachten in het basisonderwijs met de benaming LA, LB en LC. Elke ‘trede’ hoort bij een hogere salarisschaal. Functie-eisen De functiemixregeling geldt uitsluitend voor leerkrachten, ook als die in deeltijd werken. Voor de nieuwe LB-functie of LC-functie zijn een aantal eisen vastgesteld: • minimaal 50% van de aan stelling les geven; • HBO-plus denk- en werkniveau door het volgen van relevante
• •
cursussen of masterclasses; vooral op de gebieden rekenen, taal, zorg en onderwijsachterstanden (bij zo’n scholing kan de Lerarenbeurs worden ingezet: de overheid stelt daarvoor eenmalig een bedrag van e3500,- beschikbaar). de functie moet beschreven zijn in het functieboek van het schoolbestuur. kandidaten moeten solliciteren om in aanmerking te komen voor een functie LB of LC.
Planning De functiemix wordt ingevoerd op 1 augustus 2010. De voorbereidingen vinden plaats in 2009. Op 1 augustus 2014 moet de hele operatie voltooid zijn. Dan is op bestuursniveau de verhouding tussen de verschillende aanstellingen als volgt: 58% LA, 40% LB en 2% LC. Intern begeleiders Tijdens de bijeenkomst werd tijdens een vragenronde vooral ingehaakt op de functie-eisen. Moet je echt aan die 50% lesgevende taken voldoen? “Ja,” antwoordde Hélène Jansen, “en daar ontkomen zelfs Intern Begeleiders niet aan. Maar, los van de functiemix is er inmiddels ook een concept waarin IBfuncties ook in schalen 9, 10 en 11 komen.” Op de vraag uit het publiek of Remedial Teachers voor de nieuwe functies in aanmerking komen werd negatief gerea-
geerd: aan de nieuwe functies worden hogere eisen gesteld. Beleidskeuzes Elk team krijgt dus te maken met nieuwe functies. Die worden vastgesteld door het bestuur, in overleg met de (G)MR. De personeelsgeleding daarvan kan gebruik maken van het instemmingsrecht op het bestuursformatieplan, het aanstellingsbeleid en de scholingsregeling. Het bestuur kan de functies overnemen zoals die al door de bonden bedacht zijn, maar kan ook zelf functies vaststellen op grond van ‘erkenning van verworven competenties’, de EVCprocedure. Het zijn beleidskeuzes die in het aankomend schooljaar gemaakt moeten worden, want op 1 augustus 2010 moet duidelijk zijn wie de speciale functies gaan innemen. De schoolbesturen kunnen daarbij richting geven aan hun beleid, bijvoorbeeld door een school een extra impuls te geven door middel van een groter aantal LB-functies. Ook andere vragen moeten worden beantwoord: of de leeftijd een rol speelt bij de nieuwe aanstelling, of invallers ook een LBfunctie kunnen krijgen en hoe de afvloeivolgorde moet worden aangepast.
SCHOOL IN BEELD
foto’s: Sabine Kuiper
[Redactie] “U moet echt aanbellen!” verzekeren de buitenspelende kinderen achter het hek. De nieuwe regels zitten er al snel in. De keuze is: basisschool, peuterspeelzaal, naschoolse opvang. Het werkt: in het hek begint iets te brommen en de weg naar de Leonardo da Vinci ligt open. De school zetelt sinds de voorjaarsvakantie in een splinternieuw gebouw, binnen een blok woningen aan de Nassaukade. Zetelt is het juiste woord. Het is een prachtig gebouw dat alleen nog ingewoond moet worden. Hier en daar staan nog stapels verhuisdozen, maar de klaslokalen zijn al gezellig. “Eigenlijk was het de bedoeling dat het speciaal onderwijs hier in zou trekken,” licht directeur Bouwien van Weringh toe. “Er stonden kleinere lokalen en veel kamers in het ontwerp. Toen
LEONARDO DA VINCI duidelijk werd dat het de plek voor de Leonardo da Vinci zou worden, werd er al gebouwd en hebben we het ontwerp zoveel mogelijk aan laten passen. Hier en daar konden muren weg en delen van gangen werden bij lokalen getrokken. Het resultaat is prachtig. ‘Een goeie koop, hoor!’ zei een kind vorige week tegen me.” We moeten het eerst nog maar eens zien Nieuwbouw voor de Leonardo is lang ‘actueel’ gebleven. “De eerste krantenknipsels daarover gaan zeker tien jaar terug,” vertelt Bouwien. “Toen we hoorden dat we naar dit gebouw gingen, reageerden de leerkrachten dan ook afwachtend; er was al zoveel beloofd. Ze geloofden het ook niet dat we met Kerst gin-
gen verhuizen en dáárin kregen ze gelijk. Maar nu we er zitten kunnen we ons geluk niet op het ongeloof verdwijnt met de dag.” Het team is er enorm op vooruitgegaan. Er is een ruime personeelskamer, de Intern Begeleidster bewoont een ‘loft’ op de tweede verdieping en de gymzaal is absoluut overdone. “Misschien moeten we daar maar eens gaan sporten tussen de middag,” peinst Bouwien. Team Het team telt 20 mensen die deels in deeltijd werken; de school 200 kinderen. “Het is een mooi team,” verzekert Bouwien. “Ze zorgen goed voor elkaar. Het komt ook wel voor dat ze té veel rekening met el-
5
8
kaar houden, maar dat is bij te sturen.” Zoals op veel scholen is er een mannentekort: naast de conciërge is er één mannelijk teamlid. Ouders De school heeft geen klagen over ouderhulp. De ouderraad zit vol en organiseert sponsorloops, paasontbijten en onlangs nog een boekenmarkt. Weken lang maakten ze reclame om oude boeken in te leveren die dan weer verkocht werden om nieuwe biebboeken aan te schaffen. Al een paar jaar organiseren ouders zelfs een skireis voor andere ouders... De buurt De Leonardo staat aan de rand van de Jordaan bij de Raampoort. De schoolbevolking is een afspiegeling van de buurt. De school is nu nog goed gemengd, maar de kans bestaat dat de school toch steeds meer zal verwitten. Bouwien: “Je ziet de buurt veranderen en ik weet niet hoe je dat kunt tegengaan. We zullen daar echt aandacht aan moeten besteden.”
Leren “We geven dus ‘volgens het programma’ les,” zegt Bouwien. In de onderbouw wordt gewerkt volgens OGO-principes, maar vanaf groep 3 wordt er traditioneel gewerkt in jaarklassen. Waar het mogelijk is om met z’n tweeën bezig te zijn, werken we wel al met groepjes. Het GIPmodel is al jaren ingeburgerd. We willen graag meer aandacht geven aan passend onderwijs en willen van ‘zorg’ naar ‘individuele leerbehoeften’. De school telt zes kinderen met een rugzakje. Het team staat daar ook echt achter. Toen we pas overlegden of een kind geplaatst kon worden zei de leerkracht ‘Maar ik wil dan wél op die cursus over autisme!’. De extra’s Hoe dan ook willen we proberen om veel met de talenten van de leerkrachten te doen. Er zijn legio leuke activiteiten. Als je op schoolkamp gaat, hoef je niet te zoeken wie er mee wil. De groepen vertrekken hier gitaarspelend naar Texel of Soest. We hebben verschillende werkgroe-
pen, dat werkt beter dan overleg in grote teamvergaderingen. Er is een tekenwerkgroep, een cultuurcoördinator. Vorig jaar startte een project over ‘Wonen in Amsterdam’ met een smartlappenkoor en Leonardo himself kwam ook nog langs. “Die is toch dood?” vroeg een ouder vertwijfeld. ICT De man van de ICT klopt aan en maakt een eind aan het gesprek. Vandaag worden drie ‘werkstations’ geplaatst, maar de digiborden hangen er nog stilletjes bij. In elk lokaal is zo’n bord te vinden, dat gelukkig duotaken heeft, want aan de zijkanten kun je nog ‘gewoon’ schrijven. Als straks de glasvezel onder het – net klaargekomen – schoolplein gelegd wordt, zorgen de CAT6-kabels voor een supersnelle verspreiding van de notulen, mail en internet. Sabine komt langs om een foto te maken van de eerste werkstations. “Eindelijk he?”, vraagt Bouwien. “We moeten het eerst nog maar eens zien,” lacht Sabine.
Spiegelmomenten zijn belangrijk in je leven [Redactie] ‘New brooms sweep clean’ moet Mark Veenstra gedacht hebben en hij verschoof het bureau van Sipke in zijn directeurskamer. Op de kop af twee maanden geleden volgde Mark hem op als directeur van De Roos. Zijn loopbaan weerspreekt zijn jeugdige uitstraling, want hij noemt scholen in Culemborg, Maartensdijk, Oeganda, Almere en Osdorp. “Ik was niet echt op zoek naar deze baan, maar mijn oog viel op de advertentie. Aanvankelijk trok de opmaak, daarna de inhoud. Uit de tekst sprak betrokkenheid en ik heb gelijk gereageerd.” Aan de lijst van activiteiten van Mark ontbreekt nog een onafgemaakte studie onderwijskunde. Een wetenschappelijke opleiding heeft hem altijd wel getrokken, maar hij merkte dat onderwijskunde niet paste: “Ik heb er interessante dingen opgedaan over bijvoorbeeld de gevolgen van fusies van scholen en ik vind het ook wel leuk om inzicht te krijgen in hoe je dingen statistisch kunt bewijzen. Maar dat ging toch vervelen. En je ziet ook dat dat bewijzen zo onzorgvuldig kan gebeuren: dan worden er geen bronnen genoemd, of iemand berijdt eenzijdig zijn stokpaardjes. Het is me een te zakelijk aanpak, terwijl onderwijs een zaak van mensen is. Ik ben wel analytisch aangelegd, maar zie toch vooral dat het gaat om wat mensen inbrengen aan inzet, pedagogiek en goede bedoelingen.” Wat is dan goed onderwijs? sddd “Ik vind dat heel moeilijk om in een paar zinnen te vertellen. Je kunt dat niet beschrijven. Je moet natuurlijk genoeg leerstof aanbieden, want daar ben je een school voor. Maar als, zoals hier, de sfeer op school goed is en je treft er situaties waarin kinderen niet bang zijn om te vertellen wat ze voelen, dan is
dat nog veel belangrijker. De manier waarop je kijkt naar een kind bepaalt het vertrouwen van een kind. Het etiketteren van kinderen werkt averechts.” Relativerende ervaringen rer Een rondreis door Afrika bracht Mark in contact met ondermeer Mozambique, Zambia en ZuidAfrika. Een mooi avontuur noemt hij het. Wat zocht en vond je daar? rereeweweewweer “Ik wilde mezelf ontwikkelen,” antwoordt Mark. “Afrikanen leven zo dicht bij de natuur én dicht bij zichzelf. Ik vind dat een heel aantrekkelijke manier van leven. Zo’n 5 jaar na die reis ben ik in Oeganda gaan werken voor een stichting die daar gezondheidscentra en scholen opzet, de infrastructuur verbetert en waterprojecten uitvoert. Ik werd uitgezonden om daar een V.O.-school op te zetten en andere projecten te controleren. Het werden drie heel leerzame jaren waarin relativeren ook een belangrijke plaats kreeg” “Daar je leven leven betekent vooropgestelde meningen over wat goed en slecht is opnieuw overwegen. Ik kwam corruptie op het spoor, maar zag ook dat mensen daar nauwelijks aan kunnen ontkomen. Mijn op-
vooral aan omdat je zoiets met elkaar vaststelt. Je doet dat samen en daar geloof ik in. Er is hier bij veel leerkrachten een ‘plusfactor’; een grote inzet. Wij bieden goed onderwijs, maar het gaat er om dat we dat ook zichtbaar maken voor de buitenwereld.” Hoe ‘breed’ wil je daarbij worden? dffdfefdfdfffef “Dat is voor mij een vraag,” antwoordt Mark. “Je kunt niet alles tegelijk en je moet volgens mij ook niet allemaal hetzelfde willen. Een Brede school vereist veel organisatie. Ik kan me voorstellen dat je elke school zijn eigen profiel geeft, en dat je er niet voor kiest om je allemaal op naschoolse activiteiten te richten. Voor mij is onderwijs toch de core business. Juist zo’n pilot als op de Brede school Zeeheldenbuurt, waarbij een aparte bredeschool-coördinator al die andere zaken op zich neemt - vind ik een goed initiatief.”
drachtgever, staatssecretaris in Oeganda, kon niets bereiken als hij slechts met woorden of beloftes binnenkwam: er werd verwacht dat hij op elk feestje een koe weg gaf. Dat kost veel geld en dus werd dat geld anders ingezet dan bedoeld. Dat zijn dingen die je aan het denken zetten.” “Er waren lange avonden op de veranda – in het donker, als er weer eens geen stroom was – met een biertje erbij. Daar heb ik me afgevraagd waar mijn ‘chagrijn’ vandaan kwam. Of ik dat altijd gehad heb, of dat ik me dat heb aangeleerd. Ik kwam tot de ontdekking dat dat laatste het geval was. Door wat je meemaakt als kind en als je verder opgroeit verandert je gedrag. Maar dat is aangeleerd en ik heb toen besloten om daar vanaf te stappen. Dat is ook gebeurd.” “Zulke spiegelmomenten zijn belangrijk in je leven. Ik ben ervan overtuigd dat je wat moet doen met wat zich telkens weer aandient. Als dingen steeds weer op je pad komen, dan kun je er maar beter wat aan veranderen. Door een beetje zelfinzicht verdwijnen die dingen dan. Aan zulke ervaringen heb je wat, je kunt er profijt van hebben bij het begeleiden van mensen. Ik stel ook graag spiegelvragen.“ De Roos, een Brede school? wewe In de advertentie van AWBR las Mark over het Roos-model, een afgeleide van GIP. “Dat sprak mij
Rondje door de school trtrtrtrtrtrtrtrtrtrtrdfdefrrer Stel dat je vijf dingen mag laten zien aan nieuwe, geïnteresseerde ouders? ”Dan laat ik ouders eerst de in- en uitloop van de kinderen zien. Als je bij de deur van de school staat, zie je dat het geluk van de kinderen afstraalt. En dat wil je als ouder toch zien.”rer Dan neem ik ze mee naar beeldende vorming. Ik laat ze zien wat voor prachtige kunstwerken kinderen maken. Er zijn net weer twee exposities geweest waar bijna alle ouders op afkwamen. Daarna gaan we naar de ouderkamer. Liefst op vrijdag, want dan wordt daar een taalcursus gegeven en krijg je waarschijnlijk een kopje Iraanse thee. Wat nog meer... Ik wil ze ook wel een les laten zien in groep 3 of 4, waar je meemaakt dat de verworvenheden van de kleuters daar nog steeds op hun plaats zijn. Werken en leren worden daar op een natuurlijke manier geïntegreerd. Nu mag ik er nog maar één... Dat wordt lastig. Want ik wil ze over de nieuwkomersgroep vertellen en over de digitale schoolborden. Maar dat doe ik niet. Ik kies voor een muziekles. In groep
5
11
zeven bijvoorbeeld delen ze de klas dan in tweeën, de ene groep werkt dan met de techniektorens en de andere krijgt muziek. Zo wil ik laten zien dat talentontwikkeling hoog in het vaandel staat. En dan hoop ik tussendoor dat we nog zien hoe juf Rowena een kind kan troosten. Ik kan daar van genieten.” Dat waren er niet echt vijf. Probeer het nog eens, maar dan over zaken waar jij je inspiratie vandaan haalt? fderererererrerrerrerrrtrterer “Op één staat voetbal. Ik speel mee in een club waar het niet alleen om voetbal gaat, maar waar je ook goeie gesprekken kunt voeren. Er zijn daar heel verschillende mensen uit allerlei beroepsgroepen: een vakbondsleider, een notaris, journalisten, mensen van de omroep, uit de handel. En dat voetbalt nog allemaal goed ook. De conditie is misschien niet van iedereen optimaal, maar het is wel heel gezellig. Op plaats twee de familie, mijn vriendin, broers, zus en hun kinderen. wewee Dan vind ik het heerlijk om naar het strand te gaan als het hard waait, en op vier staat dan de ESAN-cursus voor schoolleiders. Heerlijk is dat. Kun je even zuchten over wat je meemaakt, dan zuchten ze allemaal mee en dan ga je weer verder. En tot slot een avondje kroeg.”
Opleiden in School bij AWBR [Kim Vosters-Penterman/Jelle Mulder] Zoals jullie weten is AWBR bezig met het project ‘Opleiden in School’ in samenwerking met de HvA-PABO. In dit artikel informeren we jullie over de stand van zaken rondom opleiden in school en presenteren we de mogelijkheden die we zien in de toekomst. Aanleiding tot opleiden in school AWBR wil graag haar bijdrage leveren aan het opleiden van een nieuwe generatie leerkrachten. Met het project Opleiden in School kunnen we die bijdrage leveren. Opleiden in School verbindt de nieuwste theoretische inzichten met de praktijk die we allemaal dagelijks tegenkomen. Opleiden in School geeft ons snel zicht op toekomstige kansrijke collega’s en biedt mogelijkheden aan zittende collega’s om zich verder te ontwikkelen. Onze beroepsgroep heeft altijd de verantwoordelijkheid gevoeld aankomende collega’s de mogelijkheid te bieden het vak te leren. De wettelijke verplichting om collega’s op te leiden hoeft nooit afgedwongen te worden. Velen van ons ervaren dat als vanzelfsprekendheid en begeleiden met plezier een student. Zolang scholen bestaan, zijn jonge aankomende leerkrachten welkom op de werkvloer. Elke leerkracht is ooit begonnen met ‘stage lopen’ en kent de kracht van leren in de praktijk. Menigeen denkt met plezier terug aan de stagementor waar veel geleerd is. Inspirerende voorbeelden die op allerlei manieren, bewust en onbewust, van invloed zijn geweest op eigen ontwikkeling. Tegelijkertijd kent iedereen de discrepantie die er op sommige momenten is tussen het aanbod van de opleiding (PABO), de ontwikkeling van de student en de actualiteit van de werkplek. Elke school is anders, elke school vraagt van leerkrachten andere specifieke vaardigheden en het curriculum van het opleidingsinstituut is daar lang niet altijd op afgestemd. Wie van ons heeft niet gedacht na een aantal jaar werken: ‘Ik zou graag de opleiding laten weten wat je in de praktijk echt nodig hebt’. Een belangrijke reden om bij AWBR Opleiden in School vorm te gaan geven, is de gemeenschappelijke wens van zowel
aan succesvol zou zijn, is de werkgroep ‘Opleiden in School’ samengesteld. De werkgroep bestaat uit de AWBR coördinator Opleiden in School, de personeelsadviseur AWBR, twee directieleden en een opleidingsdocent van de HvA-PABO. Een bewuste keuze zodat opleiding en veld elkaar goed leren kennen, de communicatielijnen kort zijn en er snel tot goede afspraken kan worden gekomen. Het afgelopen halfjaar zijn wij druk bezig geweest met de uitwerking van de opleidingsschool op basis van het HvA-PABOmodel Opleiden in School. Het opleidingsplan dat er nu ligt is afgelopen december goedgekeurd door de directieleden van AWBR, wat betekent dat het echte werk nu kan gaan beginnen. Vanaf aankomend schooljaar 2009-2010 gaan we officieel werken met opleidingsscholen en zijn we verbonden aan de HvA-PABO.
de opleiding als het veld om te komen tot verregaande integratie van het opleidingsaanbod en de praktijk. Een andere belangrijke reden om nu te starten met Opleiden in School wordt ingegeven door de veranderende ideeën over het carrièreperspectief dat leerkrachten zouden moeten hebben. Om de aantrekkelijkheid van het beroep hoog te houden, wordt er gezocht naar differentiatie in functies en taken. De mogelijkheid in de toekomst medeopleider te worden zonder meteen verbonden te hoeven zijn aan een opleidingsinstituut zoals de HvA-PABO past prima in dit beeld. Naast de bovengenoemde redenen is Opleiden in School een prima manier om aankomende collega’s te binden aan AWBR en ze specifiek voor te bereiden op een baan binnen ons bestuur. Met het te verwachten lerarentekort in de nabije toekomst kan Opleiden in School een prima instrument zijn om straks adequaat in te kunnen spelen op eventuele personeelstekorten. Opleiden in School is tenslotte een startpunt van een veel groter project, waarbij AWBR streeft naar het veel beter gebruik maken van ieders talenten. Leren van en met elkaar. Niet altijd zullen we alle expertise van buitenaf hoeven te halen, maar kunnen collega’s elkaar scholen en coachen. Wat er tot nu toe is gebeurd In maart 2008 is afgesproken dat een afvaardiging van de directeuren zich nader zou oriënteren op het project ‘Opleiden in School’. Na een aantal oriënterende bijeenkomsten is besloten een samenwerking tussen het bestuur AWBR en de HvAPABO te starten. Dit heeft geleid tot het formeren van een stuur- en werkgroep Opleiden in School. In de stuurgroep zit de algemeen directeur van AWBR, de projectmanager van de HvA, een opleidingsdocent van de HvA-PABO en de coördinator Opleiden in School. Binnen de stuurgroep worden de afspraken gemaakt op bestuursniveau. Om ervoor te zorgen dat het traject van meet af
5
13
Een zijsprong Om duidelijk te maken welke lijnen de werkgroep uitzet, is het belangrijk om enig inzicht te hebben in de opleidingsstructuur van de HvAPABO student. De HvA-PABO leidt competentiegericht op en gebruikt als instrument daarvoor de landelijke bekwaamheidseisen die door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren zijn ontwikkeld. De HvA-Pabo onderscheidt in haar curriculum vier belangrijke pijlers: • VAK (de vakgebieden gekoppeld aan de kerndoelen van het basisonderwijs) • WPL (werkplekleren = stage) • META (metawerk waarin reflectie en de eigen ontwikkeling centraal staat) • PROFILERING (mogelijkheden tot maatwerk en het uitstippelen van een persoonlijke leerroute) In de praktijk van alledag wordt de pijler VAK ingevuld door vakdocenten, WPL door de stagementoren in het veld en META/PROFILERING door een tutor. Onder leiding van de tutor werken studenten aan de hand van gemeenschappelijke thema’s aan competentie ontwikkeling en vindt reflectie op studie en stage plaats.
Wat we nu doen In het samenwerkingsverband dat we nu gestart zijn, is ervoor gekozen de onderdelen WPL, META en PROFILERING inhoudelijk (gestuurd vanuit het opleidingskader van de HvA-PABO) op elkaar af te stemmen. META en PROFILERING zullen fysiek vorm krijgen op de opleidingsschool onder de verantwoordelijkheid van een opleidingsdocent. Studenten die stage lopen op de scholen van AWBR zullen samen geplaatst worden in een tutorklas. Het WPL wordt de verantwoordelijkheid van de opleidingsschool. Dit betekent dat de opleidingsschool de verantwoordelijkheid voor de begeleiding en beoordeling van studenten op zich neemt. Vooral dit laatste aspect is een wezenlijke verandering ten opzichte van de huidige situatie en heeft dan ook op dit moment de meeste aandacht van de werkgroep. De toekomst De opleidingschool binnen AWBR wil zich graag profileren op een specifiek onderdeel: ‘Academische opleidingsschool Passend Onderwijs & ICT’. Deze keuze komt voort uit het strategisch beleidsplan van AWBR en de goede mogelijkheden die er zijn om scholing en samenwerking te vinden binnen de expertise van de HvA. Het aankomend schooljaar zal hier een verdere invulling aan worden gegeven door het opleidingsteam, in samenspraak met de werkgroep. Tot slot: Mentoren! Wij hebben veel vertrouwen in het slagen van dit project. Het kan alle betrokken partijen veel opleveren. In de komende periode zullen er studenten worden geworven voor een stage bij AWBR. Voor de begeleiding van deze studenten zijn mentoren nodig. Mocht je na het lezen van dit artikel interesse hebben in het mentorschap, laat dit weten aan de directie van jouw school. Voor vragen en/ of opmerkingen kunnen jullie terecht bij je eigen directeur of contact opnemen met Kim Vosters-Penterman (
[email protected]). Kijk voor actuele informatie over dit onderwerp ook op de website, daarnaast is de eerste nieuwsmail over dit onderwerp inmiddels verspreid.
Samenspel
Kinderen komen er in aanraking met vuur en gevaar. Je moet er samenwerken met elkaar; in je eentje kun je geen hut bouwen. Ze moeten hem ook samen weer afbreken om iets nieuws te kunnen bouwen. En dan moet je de spijkers weer recht slaan om ze opnieuw te kunnen gebruiken.”
Doet Zegevieren
‘Als in een dorp houden we ons in Westerpark allemaal met dezelfde kinderen bezig en door steeds dezelfde boodschap te gebruiken, versterken we het veiligheidsgevoel van de kinderen. Daarnaast worden we als professionals gemotiveerd, omdat we weten dat we er niet in ons eentje voor staan.’ (motivering studiebezoek Berlijn)
[Redactie] Onlangs reisden, op uitnodiging van het stadsdeel, dertig mensen uit onderwijs, welzijn, kinderopvang en sportorganisaties naar Berlijn om daar ideeën op te doen voor de Brede scholen in Westerpark. Berlijn heeft al uitgebreide ervaring met brede scholen. In 2005 zijn alle BSO’s in één klap naar de scholen overgebracht, niet alleen de verantwoording, maar ook fysiek: de BSO’s kregen een plaats in het schoolgebouw of in de directe omgeving daarvan.
tifunctionele lokalen en heel veel speelruimte, zowel binnen als buiten. Het aantal kinderen per klas/groep is er klein en de kinderen worden begeleid door minstens één leerkracht en één onderwijsassistent/groepsleidster. Soms zijn er dan nog anderen die kinderen helpen die extra zorg nodig hebben. “Kinderen daar gaan pas op hun zesde jaar naar school,” lacht Anneluus. “Als oude kleuterjuf gaat mijn hart dan weer open!”
Inspirerende voorbeelden “Toen ik terug was, heb ik de eerste twee dagen niks kunnen denken,” zegt Anneluus Hiemstra, leerkracht en coördinator van de onderbouw van de Spaarndammerschool. “Mijn hoofd zat vol met alles wat ik daar gezien heb.”
Wat heeft je getroffen tijdens je bezoek? “Veel, zo veel,” antwoordt Anneluus. “Je merkt dat het ondernemerschap van kinderen echt op prijs wordt gesteld. De kinderen van één van de scholen hebben samen met stagiairs van de architectenopleiding hun gangen ontworpen. Dat was niet alleen aanreiken van ideeën, maar ze konden ook zeggen ‘Zo bedoelen we het niet’. In de kinderopvang is ook veel informatie te vinden over waarom dingen gebeuren. Overal hangen presentaties, afspraken, goede voorbeelden. Er hingen foto’s van activiteiten van kinderen, maar ook van ouders samen met hun kind. De ouders hadden bijvoorbeeld opgeschreven waarom ze hun kind hun naam hebben gegeven. Top!”
De scholen in Berlijn zijn groot: 400 tot 600 kinderen. Het zijn grote gebouwen met veel mul-
Onderzoek Serv Vinders, de organisator van de Berlijnreis: “Een goede BSO
Net als in Zweden zijn onderwijs en welzijn in Duitsland aan elkaar verbonden. De 17 ‘Länder’, zoals bijvoorbeeld NordrheinWestfalen, maar ook Berlijn, zijn zelf verantwoordelijk voor de financiering, het beleid, de opleidingen en de kwaliteitscontrole. Dat maakt het makkelijker dan in Nederland, waar beide sectoren zelfstandig zijn. Dat betekent extra overleg en een tragere beleidsvorming.
Rijk denken Anneluus was ook onder de indruk van wat er mogelijk is. Er zijn snoezelruimtes (zie voorpagina) of een droomkast: “Doe je een deur open, zie je daar vier kinderen, die in de kussens heerlijk zitten weg te dromen. ‘Dat mag bij ons niet’, hoorde je telkens in onze groep. Waar dat inderdaad nou vandaan komt, hè, dat er bij ons zoveel grenzen worden opgeroepen?”
daagt uit, creëert avontuur. We hebben de mogelijkheden nog lang niet benut. Er zijn in Nederland al prachtige voorbeelden. In Zoetermeer is er voor oudere kinderen een deel van een boerderij verbouwd, waar kinderen met allerlei bouwmaterialen aan de gang kunnen gaan. De ruimte is er niet zo voorgekauwd, niet zo gestructureerd. De BSO in de schilderwijk van Groningen zit in een gebouw dat heel avontuurlijk is ingericht. Dat is zo ontworpen om kinderen kind te laten zijn. De mogelijkheden zijn er oneindig.” “Er is veel onderzoeksmateriaal,” bevestigt Anneluus. “Op alle scholen die we bezochten waren keramiek-ateliers: klei, oven, glazuur! Wat ik daar zo geweldig aan vond, was dat het niet op één van de uitgekozen scholen of kinderdagverblijven was, maar op alle drie. Het lijkt dus vanzelfsprekend. De mooiste plek vond ik de avonturenspeeltuin. Met een echte smidse. In een toilet zag ik ook een toiletrolhouder met van die mooi gebogen krullen – eigen fabrikaat! Dat zijn bewuste keuzes.
5
15
“Ik ben in maart overgestapt van De Roos naar de Spaarndammerschool en ik zie in dit stadsdeel echt veel mogelijkheden,” zegt Anneluus. “Onze school heeft een kinderdagverblijf, twee peuterspeelzalen en een ouderkamer in het gebouw. Er is een buurthuis dat ook al een aanbod heeft tijdens schooltijd (schoolbuurtwerk), er is een wijkarrangement met naschoolse activiteiten en er liggen contacten met het Polanentheater. En dan is er de samenhang door die pedagogische regels die in het stadsdeel zijn afgesproken. Er is dus al veel, het gaat er nu om dat je de lijnen legt om tot samenspel te komen. Het was ook zo leuk dat er naast mensen uit onderwijs, welzijn en kinderopvang ook mensen van Sportbuurtwerk en de plaatselijke voetbalvereniging mee gingen. ‘Samenspel Doet Zegevieren’ heet de club, dat vind ik een mooie
aanwijzing hoe het kan werken. Bij de evaluatie van de reis werd opgemerkt dat we meer ‘out of the box’ moeten leren denken. Dat heb ik de mensen van onze groep in Berlijn zien doen. Martien Kuitenbrouwer, de stadsdeelvoorzitster, kwam er in een boekwinkeltje dat een ruimte had verhuurd aan een school en daar was een galerie waar de kunst van de leerlingen werd verkocht. Dat zag ze gelijk in Westerpark ook uitgevoerd. Kijk, dat is ‘rijk denken’, daar hou ik van.” Kleine dingen Het gaat soms helemaal niet om zulke grote dingen, vindt Anneluus. Als voorbeeld draagt ze aan dat ze in Artis de nieuwe insectenafdeling bekeek en zich realiseerde dat zoiets zo eenvoudig gemaakt kan worden in de school: “Stel dat je een doorzichtige pijp door het raam van je klas steekt en met een bocht over de grond laat lopen. Dan moeten daar toch beestjes door gaan lopen, toch? Ik laat kinderen graag kijken en ontdekken door het houden van een slakkenrace of bij het buitenspelen een steen optillen en pissebedden kijken. Als een kind het fijn vindt om dingen te maken van papier, gun het dat dan. Andere kinderen kunnen weer klimmen en beleven daar plezier aan of muziekmaken.” “Volwassenen moeten daar de mogelijkheden voor aanreiken. En zo de kinderen uitdagen te onderzoeken en te leren. Het is van belang het kind te observeren en te volgen en indien nodig te sturen. Veel beginnende leerkrachten die stage lopen in de onderbouw leg ik dat zo uit: Je moet de tijd nemen om te observeren; net zo als een boer dat doet. Die leunt ’s morgens op het hek en kijkt naar zijn koei-
en. Hij kan aan een koe zien of ie bleek ziet. Net zo belangrijk is het een kind de kans te geven uit te vinden wat het kan en leuk vindt. Als een kind een bal pakt en je roept dan ‘Nee, nee, nee, even wachten, wáchten...’ dan houdt een kind vanzelf wel op om met een bal te willen spelen. Laat hem gaan en als het bij schoppen blijft, laat dan zien dat je met een bal kan rollen, gooien, vangen, stuiteren, overgooien, samenspelen en scoren.
[Marylon Brouwer] Leerkrachten van de Rosa Boekdrukker hebben samen met een student ergotherapie onderzocht welke schrijfmaterialen de kinderen het beste kunnen gebruiken. In het basisonderwijs wordt in de groepen drie en vier meestal met potlood geschreven. In de bovenbouw worden kinderen steeds meer ‘vrij’ gelaten: veel kinderen kiezen er dan voor om met (bal)pen te gaan schrijven. De controle op het schrijfmateriaal wordt in hogere groepen steeds minder, terwijl kinderen in deze fase juist bezig zijn met het ontwikkelen van een eigen handschrift. Is schrijfontwikkeling afhankelijk van schrijfmaterialen? Er zijn heel veel verschillende materialen om mee te schrijven. Naast vul- en balpen worden ook steeds vaker fineliners en gelpennen gebruikt. Elk met voor- en nadelen: • Een balpen wordt als minder geschikt gezien voor het schrijfonderwijs, omdat het kogeltje in de punt een verhoogde druk vraagt van de hand tijdens het schrijven voor de inkt zich goed verspreidt. Een kind dat tijdens de ontwikkeling van een eigen handschrift met een balpen schrijft, leert zo een te hoge pendruk aan, die later moeilijk te corrigeren is. Het gevolg kan zijn dat er - vooral met lange teksten - pijnklachten kunnen ontstaan in de hand. • Fineliners en gelpennen geven een mooie, dunne schrijflijn. De inkt van deze stiften gaat echter snel op en de vullingen zijn
niet te vervangen. Ook zijn deze pennen dun en glad, dus glijden de vingers van kinderen snel naar beneden, zodat het kind harder in de pen zal knijpen. • Potloden geven door hun grafietstift gevoelsinformatie terug aan het kind en zijn het meest geschikt voor gebruik bij de start van het schrijfonderwijs. Het is per kind verschillend of het beter werkt met een driehoekspotlood of met een normaal (zeskantig) potlood. Een driehoekpotlood stimuleert de driepuntsgreep, terwijl een zeskantig potlood juist de ontwikkeling van diverse pengrepen toelaat. Het nadeel van potloden is, dat de punt tijdens het schrijven vervormt en de lengte door het slijpen steeds wisselt. Hierdoor is het potlood geen ‘voorspelbaar’ schrijfinstrument.fgfg Ons onderzoek Het onderzoek in de Rosa Boekdrukker vond plaats in groep 4, want er zijn aanwijzingen dat halverwege die groep bekeken kan worden, welke kinderen klaar zijn voor het schrijven met een pen. Er werden drie schrijfgereedschappen gekozen: • een vulpen: de Lamy ABC • een pen: de Stabilo move easy • en een vulpotlood: de Stabilo iiimove easy Ergo. De Lamy ABC wordt al lang bij het schrijfonderwijs ingezet. Het is de vulpen met de houten schacht en de rode dop. Het belangrijkste voordeel van het schrijven met een vulpen is dat de dunne punt, net als een potlood, gevoelsinformatie teruggeeft aan het kind. Daarbij vormt de punt zich te zijner tijd naar de hand van de gebruiker. De fijne lijn die gevormd wordt door de vulpen kan leiden tot een net, evenwichtig handschrift. Ook kan de vulpen drukcorrigerend zijn en kan de
pen het kind ‘dwingen’ met een goede pengreep te schrijven. Dit komt doordat de punt niet in alle richtingen kan schrijven, en dus geen inkt geeft wanneer de pen op een verkeerde wijze over het papier bewogen wordt. Het kind leert zo met een gematigde pendruk te schrijven en zal minder pijnklachten ervaren tijdens of na het schrijven. Deze eigenschap van de vulpen kan ook nadelig werken wanneer het kind reeds een eigen pengreep heeft ontwikkeld. In dat geval wordt de pen als niet prettig ervaren, en zal het kind moeizamer gaan schrijven met de vulpen. Een andere nadelige eigenschap van een vulpen is dat de inkt niet direct droog is en kan vlekken. Vooral voor linkshandige kinderen kan dit een probleem vormen, bijvoorbeeld wanneer hun hand over het geschrevene wrijft. Het netjes schrijven wordt nog moeilijker voor deze kinderen. Ook kan de pen gaan lekken of kapot gaan door een te hoge druk. De Stabilo Move Easy is een nieuwe, populaire pen. De kromme schacht ziet er modern en aantrekkelijk uit voor kinderen en maakt bovendien dat de pen heel prettig in de kinderhand ligt. De pen heeft een voorgevormd greepgedeelte, dat gericht is op de driepuntsgreep. (De meest gestimuleerde pengreep in het schrijfonderwijs). Deze voorvorm kan greepcorrigerend werken, maar kan tevens vervelend zijn en zelfs pijnklachten veroorzaken bij kinderen die een andere pengreep hanteren. Daarom kan de pen voor deze kinderen minder geschikt zijn. Uniek is het rollerball systeem van een balpen, een kogeltje in de punt, in combinatie met inkt op waterbasis (vulpeninkt).
Op deze manier kan de pen niet lekken of vlekken en schrijft het soepeler dan een balpen. Dit betekent dat de pen een goed alternatief kan vormen voor een vulpen voor linkshandige kinderen. De pen is leverbaar in een versie voor rechtshandigen en in een versie voor linkshandigen. Door de lichte vormgeving van de pen en de ergonomische greep zal het kind ervaren dat het schrijven soepel gaat en weinig druk vraagt vanuit de hand, waardoor pijnklachten voorkomen worden. Een belangrijk nadeel is de dikte van de schrijflijn, die groter is dan die van een vulpen. Dit kan betekenen dat het voor sommige kinderen moeilijk is om tussen de lijntjes te blijven en toch een leesbaar handschrift neer te zetten.
Rosa en Marylon onderzoeken pennen
5
17
De Stabilo move easy Ergo is ook heel nieuw op de markt. De schacht is recht en verdikt ten opzichte van een normaal potlood. Ook hier is de greep voorgevormd, gericht op de driepuntsgreep. De voorvorm is dusdanig dat het potlood in de hand gedraaid kan worden, zonder dat dit problemen oplevert voor de vingerplaatsing. De grafietstift is dikker dan die van een standaard potlood en heeft de hardheid HB. Bij het potlood wordt een speciale puntenslijper geleverd. Door de dikke, voorgevormde greep ligt het potlood licht en prettig in de hand en vraagt het weinig schrijfdruk vanuit de hand. De grafietstift geeft, net als een normaal potlood, gevoelsinformatie aan het kind. Tijdens het schrijven slijt de punt af, waardoor het potlood gedraaid moet worden in de hand. De punt moet regelmatig geslepen worden om een optimale schrijflijn te kunnen behouden. Dit vraagt aan de kinderen een extra, complexe, handeling.
zijn in drie groepen opgedeeld, waar onderling de drie schrijfmaterialen iedere twee weken hebben gerouleerd aan de hand van een stroomschema. Om een keuze te maken welk materiaal het meest geschikt is, zijn de ervaringen van de leerlingen en de groepsleerkrachten na iedere periode van twee weken opgevraagd. De kinderen kregen een invullijst waar zij hun mening kwijt konden over de pen waarmee zij hadden geschreven. De vragen voor de kinderen waren gericht op het fijn kunnen vasthouden, het fijn kunnen schrijven en of ze vonden dat ze met deze pen mooier konden schrijven. De leerkrachten is gevraagd na iedere periode een evaluatieformulier in te vullen over bruikbaarheid van het materiaal en de schrijfprestaties van de kinderen. De evaluatieformulieren zijn opgesteld door de student ergotherapie. Hierbij is rekening gehouden met het handelen van de kinderen; is het prettig om mee te schrijven, en vergroot dit materiaal het competentiegevoel van het kind? Hoe bruikbaar en praktisch is het materiaal voor kinderen, en draagt het bij aan verbetering? Evaluatie Na zes weken hebben de kinderen een keuzeformulier gekregen, waarin aan hen werd gevraagd het schrijfmateriaal aan te kruisen waarmee zij het liefste zouden willen schrijven. De leerkrachten hebben een eindevaluatie ingevuld over de pilot zelf en welk materiaal zij zouden willen aanraden voor hun leerlingen.
Ook ikzelf heb de schrijfmaterialen geanalyseerd en aan de hand van zowel ergonomische als praktische aspecten een Werkwijze De twee deelnemende klassen oordeel gevormd over de bruik-
baarheid voor kinderen en de toegevoegde waarde van het materiaal binnen het bestaande schrijfonderwijs. Uitkomsten 27,5% Van de kinderen vond de Lamy ABC vulpen het prettigst, 50,0% de Stabilo move easy pen en 22,5% het Stabilo Ergo potlood. De Stabilo move easy wint het dus bij de kinderen. De pen schrijft ook lekker en mooi. Sommige kinderen gaven aan dat zij het in het begin moeilijk vonden de pen vast te houden . Het is aan te raden in groep 3 en de eerste helft van groep 4 te blijven schrijven met potlood. Per kind wordt gekozen voor een driehoekspotlood of een normaal potlood, eventueel aangevuld met het Stabilo Ergo potlood. Vanaf de tweede helft van groep 4 kan bekeken worden welke kinderen toe zijn aan het schrijven met een pen. Niet alle leerlingen lijken in groep 4 al toe te zijn aan het schrijven met een vulpen. De Stabilo pen is vergeleken met de vulpen eenvoudiger en ‘veiliger’ in gebruik, omdat deze pen minder snel vlekt en robuuster is. Het kind kan geleidelijk wennen aan de gevraagde pendruk, zonder dat de pen beschadigt. Daarom zal het voorstel zijn om in groep 4 te starten met het aanbieden van Stabilo pennen en om dit aanbod in groep 5 uit te breiden met de Lamy ABC vulpen. Belangrijk is om samen met het kind te bekijken welk schrijfmateriaal voor hem of haar het meest prettig en geschikt is. Onderzoek wijst uit dat kinderen tijdens het leren schrijven kennis dienen te maken met een verschillend aanbod aan pennen, omdat iedere individuele behoefte anders is.
Overdenkingen [Redactie] In het verslag van de studiedag van februari bleef Jacobine de Roo, ouder van een kind-met-een-rugzak, stilstaan bij het woord ‘leuren’. Háár ervaringen waren anders: ze hoefde niet te leuren, maar moest wel actief meesturen om de beste weg voor haar kind te vinden. Dat is nog steeds zo en telkens moet ze daarvoor ongebaande paden lopen. Ze is zo ervaringsdeskundige geworden. Ze liet AWBR weten dat ze best wil meedenken bij de ontwikkeling van passend onderwijs. Jacobine’s kind zát al op school, maar pas in de loop van de jaren werd duidelijk wat er aan de hand was. “Alle kinderen zijn anders,” zegt Jacobine. “Maar als er iets bijzonders is, zoeken we snel naar namen en beschrijvingen. We zijn geneigd een kind onder te brengen bij een bepaalde stoornis. Het zal er wel mee te maken hebben dat je zo’n ontwikkelingsstoornis als bij mijn zoon anders niet kunt overzien. Dat hindert niet, als het maar niet automatisch gaat bepalen wat het beste voor je kind is. Dat kan ook niet, omdat je ‘van het etiket niet helemaal af kunt lezen welke wijn er onder de kurk zit’. Ook kinderen met bijvoorbeeld een stoornis in het autistische spectrum zijn allemaal anders. Je mag van leerkrachten niet verwachten dat ze alles weten van deze speciale kinderen. Maar er wordt intussen wél verwacht dat ze het beste uit die kinderen halen.” Passend onderwijs Je schrikt als je kind niet voldoet aan de verwachtingen die
je hebt. Jacobine spreekt niet voor niets over een ‘rouwproces’. En dat heeft zijn invloed op het hele gezin. Je raakt als ouder, nadat het gedrag van je kind een naam heeft gekregen, in een soort stroomversnelling. Je stort je op informatie over de beperking en begint anders naar het gedrag van kinderen te kijken. Ineens blijken in je omgeving veel meer kinderen dezelfde beperking hebben. Je praat met ouders van die kinderen. Dan blijkt dat jouw kind daar toch weer van afwijkt en dus leer je dat je jezelf het beste kunt aanpassen aan wat zich aandient. Er zijn vaak geen onmiddellijk passende antwoorden. Laat staan passend onderwijs.” On-mogelijkheden Jacobine’s zoon heeft PDD-NOS, een vorm van autisme. Tijdens de lange weg die werd bewandeld om tot deze diagnose te komen, werd in eerste instantie een beeld opgebouwd van de onmogelijkheden van haar kind. “Dat is zo frustrerend,” verzekert Jacobine. “Ik was dan ook blij dat René Peeters tijdens de studiedag zei dat je uit moest gaan van wat een kind wél kan.” Op aanraden van een schoolarts liet Jacobine haar kind onderzoeken in een revalidatiecentrum, het Jan van Breemen instituut. Dat bracht door zijn brede opzet veel helderheid. “Ze deden dat echt grondig en gingen uit van het hele kind. Alle disciplines werden ingezet: de fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog, logopedist, ga maar door. Bij kinderen kun je de zaken niet los zien van
bij passend onderwijs in beeld te brengen. Mijn kind kan dat niet overzien. Die ziet alleen maar ijsjes en lollies. Dan moet je voor zo’n kind de methode loslaten of bijvoorbeeld werken met een afdekblad zodat het overzichtelijker wordt. Dat vraagt naast kennis van de beperking ook om creativiteit.”
elkaar. Ik ben er helemaal van overtuigd dat dat de manier is om naar alle kinderen te kijken.” Rugzak Om extra zorg op de reguliere basisschool te kunnen bieden, werd een rugzak aangevraagd. Toen die was toegekend en de begeleiding van start kon, moest een Groot Handelingsplan worden opgesteld. Daarin werd de school begeleid door het REC. Het plan dat aan haar werd voorgelegd ‘rammelde’ echter: “Er werd niet duidelijk gemaakt waar het geld voor werd ingezet, het was onvolledig en de doelstellingen waren onduidelijk.” Het REC vond dat je het toch altijd nog kunt bijstellen. Na veel overleg, aanpassingen en ‘water bij de wijn’ tekende Jacobine om de neuzen één kant op te krijgen. Betrokken ouders “Wat het meeste steekt, is dat je als ouder dan geen gelijkwaardige gesprekspartner bent,” zegt Jacobine. “Je wilt niet persé dwarsliggen, maar ouders hebben ook hun bagage en kennis en zijn bovendien ervaringsdeskundige. Je kent je kind echt goed. En om tot een goed resultaat te kunnen komen zul je het samen moeten doen.” Structuur Kinderen met PDD-NOS hebben veel structuur nodig. Vaak is het niet genoeg om extra hulp in te zetten: een methode kan bijvoorbeeld nauwelijks bruikbaar zijn. “Op de school van mijn kind rekenen ze met ‘Alles Telt’. Je zou eens moeten zien hoe vol een pagina staat met ijsjes, lollies en snoepjes om sommen
5
19
Als iets niet werkt moet je iets anders zoeken Kenmerkend voor kinderen met PDD-NOS is dat ze zich vaak sprongsgewijs ontwikkelen en daarmee is het dan ook lastig hun ontwikkelingsniveau te bepalen. Aan het eind van groep 3 bleek hij teveel moeite te hebben met het niveau en mede omdat hij volgens de toenmalige IB-er niet toetsbaar bleek, vond de school dat hij niet mee kon naar groep vier. Uiteindelijk pakte dat toch nog goed uit omdat hij er meer zelfvertrouwen door kreeg. “Maar toch blijf ik moeite hebben met het ‘niet toetsbaar’,” zegt Jacobine. “In het dossier op school zit een onderzoeksverslag met de diagnose van een ontwikkelingsstoornis plus een uitgebreide sterkte-zwakteanalyse en intelligentietestscores die een gemiddeld tot bovengemiddelde i.q. aantonen (met als uitzondering een heel zwak ruimtelijk inzicht). En toch wordt zo’n kind ‘langs de lat gelegd’. Als dat voor het kind niet werkt omdat een meetinstrument niet geschikt is, zul je een andere manier van werken moeten zoeken.” Samenwerking De samenwerking met school verloopt nu vlot. Omdat Jacobine ook leerkracht is, houdt
ze zich tegenover de leerkracht ook een beetje in. “Ik zie dat ze haar best doet en ik wil niet op haar stoel gaan zitten. In de huidige IB-er heb ik iemand getroffen die behalve orthopedagoog ook nog eens analytisch, flexibel en creatief is. En ze is erg gericht op samenwerking. Ze staat open voor ideeën. Ik heb echt het gevoel dat er naar me als ouder geluisterd wordt.” Samen hebben ze onlangs een nieuwe manier van kijken ontwikkeld. “We hebben bedacht wat voor eindplaatje we voor ogen hebben. Je kijkt heel ver in de toekomst en van daaruit bedenk je we wat we daarvoor nodig hebben. Dat voorkomt dat je omkomt in het zoeken naar adhoc-oplossingen en je komt op dingen die je anders niet snel bedenkt.” Samenwerking is overigens naar Jacobine’s mening een van de pijlers van Passend Onderwijs; niet alleen tussen ouders en school, maar ook tussen de andere betrokken partijen. Wat je nu bijvoorbeeld ziet, is dat er veel tijd dus geld gaat zitten in het ‘verplaatsen’ van begeleiders (reistijd) en in de verslaglegging. Door samenwerking met andere scholen in de buurt kun je vast geld besparen. En dat uitgespaarde bedrag komt dan weer ten goede aan het kind.” Realistisch “De school weet ook niet altijd wat het beste voor je kind is. Dat is niet erg, als het team zich kwetsbaar durft op te stellen en dat durft toe te geven. Zo blijf je samen zoeken naar de
beste weg en dat mislukt als de school niet reageert op een probleem. Ook een school moet realistisch zijn, tenslotte moeten ouders dat ook. Als je weet dat de school even geen antwoord heeft, kun je als ouder zelf initiatieven nemen.” Kleinschaligheid Een andere factor die meespeelt is kleinschaligheid. Als de school niet zo groot is, kun je echt als team bezig zijn met kinderen. Kleiner betekent meer betrokkenheid, meer aandacht: alle leerkrachten kennen alle kinderen. Scholen van meer dan 300 kinderen zijn eigenlijk al te groot. “Ook voor mijn kind is het fijn als hij met een beperkt aantal mensen te maken heeft. Je hebt tenslotte ook te maken met overblijfkrachten en medewerkers van de kinderopvang en buurtwerk. Die zijn natuurlijk ook partners in het overleg over passend onderwijs. Want ook zij krijgen met deze kinderen te maken.” Passend onderwijs Passend onderwijs is een term die veelal wordt gebruikt met betrekking tot kinderen met een beperking. “Het is een mooi streven om kinderen minder vaak door te verwijzen naar het speciaal onderwijs of het speciaal basisonderwijs. Alle kinderen maken deel uit van de maatschappij en het is goed dat ze zoveel mogelijk met en van elkaar leren. Maar passend onderwijs is ook nodig voor mijn dochter van vijf die zo vlot is dat ze juist extra uitdaging nodig heeft. Het beste is als onderwijs élk kind past.”
Silhouet Laatst gaf een collega van het stafbureau een presentatie voor een groep van 15 leerkrachten uit het Amsterdamse openbaar onderwijs die belangstelling hebben voor een functie als directeur basisschool. In visserslatijn noemen we de groep ‘De Kweekvijver’. Vijftien geselecteerde en betrokken mensen. De collega vertelde het een en ander over financiën in het onderwijs. Men was blij met zijn bijdrage. Na afloop van zijn praatje werden er vragen gesteld. Tenslotte waarschuwde de door ons alom gewaardeerde hoofddocent van de kweekvijver Marion Haanen de cursisten dat zo’n stafbureau wel de neiging heeft zichzelf steeds meer werk te bezorgen. De stafbureau-collega reageerde niet op de opmerking, maar de opmerking bleef toch hangen. Hij zat er een beetje mee. Temeer daar hij noodgedwongen enorm veel uren maakt om zijn werk te beheersen. Een enkele keer krijg ik ook wel eens zo’n vraag van een mij goedgezinde leerkracht of gewoon privé: Wat doen jullie daar nou de hele dag op dat kantoor? Het woordje ‘dat’ wordt dan flink beklemtoond. Een gewone oprechte vraag, waarvan de vragensteller eigenlijk van tevoren denkt dat het niet mee zal vallen daar een goed antwoord op te bedenken. Zelf vraag ik me dan af of ik in mijn onwetendheid zo’n vraag wel eens stel aan iemand met een beroep waar ik absoluut niet van weet wat ze doen of waarvan ik denk… lijkt me niet zo’n drukke baan. Ik zou zelf zo’n vraag kunnen stellen aan een suppoost of aan een eigenaar van een galerie met als specialisatie Javaanse kunst uit het begin van de twintigste eeuw. Mogelijk werken deze mensen zich iedere dag een slag in de rondte, maar toch? Ook de medewerkers van de KPN maken op mij altijd een relaxte indruk, maar dat kan ook komen omdat de andere kant van de lijn bijna altijd op ontploffen staat. Kun je je wapenen tegen zo’n vraag door te stellen dat de mensen van het stafbureau net zo gepassioneerd werken als de mensen in de school en dat ze, als het enigszins kon, op die passie zijn geselecteerd? En dat ze stuk voor stuk gaan voor kinderen! Kun je je wapenen door een opsomming te geven van werkzaamheden? Waar moet je beginnen? Hetzelfde geldt voor scholen. Wie weet nu precies hoe hard een intern begeleider moet werken? Wie weet wat het betekent om leerkracht van groep zes te zijn met 26 kinderen op verschillend niveau. Wie weet wat voor zorgen zo’n leerkracht zich maakt over enkele kinderen en wie weet hoe die leerkracht alle creativiteit in zichzelf naar boven haalt om een zich ongelukkig voelend kind weer gelukkig te laten zijn? Het enige wat ieder mens kan doen die zo’n vraag krijgt, of je nu suppoost of galeriehoudster of leerkracht of een stafbureaumedewerker bent, is er de humor van inzien en af en toe een voorbeeld geven waarvan mensen denken: moeten ze dat ook doen? Maar alle vragen gaan binnenkort beantwoord worden, want vorige week kregen we bericht van de Amsterdamse Rekenkamer dat één van de stadsdelen (gesteund door de
overige drie) de opdracht gegeven heeft om na anderhalf jaar Stichting AWBR de resultaten van de verzelfstandiging te onderzoeken. Een van de onderzoeken van de Amsterdamse Rekenkamer richt zich op de vraag: de hoogte van de overheadkosten van bestuur en stafbureau. Een ander onderzoeksgebied is: Identiteit en onderwijskundige autonomie van de scholen in relatie tot de zorg over eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden en mogelijk ontstaan van bureaucratie. Het stafbureau werkt met plezier mee aan dit onderzoek, hoewel wij zelf het idee hebben dat we de dozen net hebben uitgepakt. We hopen dat het onderzoek niet teveel overhead kost en dat de resultaten het kind ten goede komen. En… we kunnen misschien alle vragen over dit onderwerp middels een kant en klaar rapport beantwoorden. René Peeters
Javaan in kleermakerszit, met bewondering kijkend naar een motorblok. 1913 - Marinus Johannes Hack, kalkzandsteen - hoogte 145 cm Collectie Rijksmuseum.