Fragment NUMMER 8 | voorJAAR 2015
Dood en leven De nieuwe thematentoonstelling in Het Depot
HET DEPOT
Tentoonstellingen,
evenementen en andere activiteiten NUMMER 8 | voorJAAR 2015
ANDRÉ VRANKEN Solotentoonstelling
Benoît LuyckX Solotentoonstelling
Beeld omslag 393 • Novello Finotti, Fossile, 1995, brons, 124 cm Dit beeld zou een uitbeelding kunnen zijn van de wederopstanding van de mens, van de mensheid op de dag van het laatste oordeel. De wederopstanding uit de dood, en daardoor de overwinning op de dood. De menselijke gestalte komt als een versteend overblijfsel uit de aarde naar boven. In het christelijk geloof is dit thema dikwijls als onderwerp in de schilderkunst gebruikt.
Fragment
1
DOODSBEENDERENBOOM
Beeldengalerij Het Depot HET DEPOT Beeldengalerij Het Depot beschikt over verschillende locaties: de 19de eeuwse Villa Hinkeloord aan de Generaal Foulkesweg, waar Het Depot in 2004 van start ging, en de gebouwen aan de Arboretumlaan, uit de vroege en de late 20ste eeuw. Alle gebouwen grenzen aan Arboretum De Dreijen, de bomentuin van Het Depot.
FRAGMENT Fragment verschijnt in september en in maart en biedt voorbeschouwingen en nieuws over de tentoonstellingen en de andere activiteiten van Het Depot.
STICHTING HET DEPOT Ondersteunt beeldhouwers van torsen en fragmenten, waarbij de ontplooiingskans van de kunstenaar centraal staat.
WELKOM
bij Het Depot Welkom bij Het Depot, de bijzondere beeldengalerij in Wageningen. Welkom ook bij Fragment, het tijdschrift van Het Depot.
Zondag 5 april is het eerste paasdag, in de christelijke traditie het feest van de wederopstanding, de verbinding van de dood met het leven. Een bij uitstek passende dag om de nieuwe tentoonstelling Dood en Leven te openen. Gijsbert van Es, publicist van het boek De laatste woorden en redacteur van het NRC, zal de tentoonstelling op 5 april om 14.30 uur openen. Een jaar lang interviewde hij mensen die geconfronteerd werden met het einde van hun leven. Van zijn hand is ook een tekst opgenomen in dit nummer van Fragment. U bent van harte uitgenodigd voor de opening van deze tentoonstelling Dood en Leven.
Fragment
Bij de tentoonstelling verschijnt een fraaie gebonden catalogus. Deze catalogus geeft niet alleen informatie over de tentoongestelde werken maar bevat ook een aantal essays over hoe wij omgaan met de beleving van het sterven en de geboorte. Een filosofische kijk op de samenhang van dood en leven door de filosoof Paul Sars is in de catalogus opgenomen. Elders in dit nummer vindt u meer informatie over die catalogus.
Sylvia de Munck beschouwt het thema vanuit de literatuur- en muziekgeschiedenis. Op zondag 7 juni openen we de solotentoonstelling van André Vranken. Een jaar geleden stelden wij hem aan u voor als een (voor ons) nieuwe beeldhouwer. Zijn werk is zo inspirerend en valt zo in de smaak dat wij enthousiast aan zijn solotentoonstelling zijn gaan werken. Naast nieuw werk kunt u dan ook tekeningen en etsen van hem bewonderen. Zijn tekeningen, pastels en etsen zijn opzichzelfstaande kunstwerken en zijn geen voorstudies voor zijn beelden. Zelf zegt hij dat “het oefeningen zijn om hand en oog scherp te houden.” Informatie over de komende tentoonstelling vindt u in dit nummer. Een brochure over het werk van André Vranken is vanaf 7 juni beschikbaar. De opening van de tentoonstelling zal worden verricht door Stefan Stasse. U bent vanzelfsprekend hartelijk welkom op de opening van deze solotentoonstelling (locatie Hinkeloord). De kort geleden geopende tentoonstelling van Benoît Luyckx loopt nog tot en met zondag 31 mei.
2 De verdere inhoud van dit nummer van Fragment staat vanzelfsprekend in het teken van deze tentoonstelling. Zo treft u naast de bijdragen van Paul Sars en Gijsbert van Es, ook een een mijmering aan over mijn eigen relatie met de dood en het leven.
In Villa Hinkeloord is de permanente expositie te zien van onze collectie beelden van Eja Siepman van den Berg. Loek Dijkman, voorzitter Stichting Het Depot
De moederstichting van Het Depot is de Stichting Utopa. De doelstelling van deze stichting is het actualiseren en stimuleren van creatieve talenten van mensen, daar waar de aanleg van enkelingen, om welke reden dan ook, geen kans krijgt. Het Depot biedt beeldhouwers een opstap of een steuntje in de rug waar dat nodig of wenselijk is, zodat ze zich beter kunnen ontplooien. Het Depot wil een podium voor beeldhouwers zijn. Juist omdat het om mensen gaat, heeft Het Depot gekozen voor sculpturen van torsen en fragmenten als hoofdthema. De tors is een bij uitstek menselijke figuur en laat ruimte voor fantasie. Het Depot richt zich niet alleen tot het museum- en galeriepubliek, maar ook tot andere publieksgroepen die we met de beelden in Het Depot een plezier kunnen doen. Daarbij is het niet uitsluitend van belang of dat publiek koopkrachtig is. Juist ook mensen die niet zo gemakkelijk of niet zo dikwijls naar kunst kunnen of komen kijken, zijn van harte welkom. Kinderen, studenten, blinden, ouderen en mensen met een beperking. Het Depot is van mensen voor mensen. Het biedt binnen een museale omgeving, op meerdere locaties, wisselende tentoonstellingen over hedendaagse beeldhouwkunst. Het geheel ligt binnen de Arboreta De Dreijen en Hinkeloord. Volop natuur, volop fascinerende architectuur en ons restaurant “Linnaeus” met volop groentenspecialiteiten. Voor schoolkinderen is er educatie op het gebied van kunst en natuur in de Villa Vleermuis. Meer informatie voor scholen is beschikbaar op onze website.
9 • GERTJAN EVENHUIS, HET IMMERNIMMER, 2015, POPULIERENHOUT, 500 X 435 CM Bij de oude Grieken was de Styx de rivier die naar de onderwereld, de Hades, leidde. In de mythologie bevond de Styx zich aan de zuidpunt van de Peloponnesos. Om in die andere wereld te komen moest het lichaam van de dode door de veerman Charon worden overgezet. Charon was met zijn veerboot de verbinding tussen leven en dood. Gertjan Evenhuis verloor in 2012 zijn partner. Hij vond in de tekst van Eduardo Galeano zijn inspiratie om het sterven en het afscheid voor altijd te verbeelden in de sculptuur Het Immernimmer. In dit beeld lijdt Charon schipbreuk. De overtocht is zonder troost. Het sprekende skelet heette haar welkom: “Dit is uw huis” (..) Hij maakte een buiging en stelde zich voor: “De Gelijkmaker, De Kaalkop, De Stinkerd, De Graat, Het Gebit, De Rammelaar, De Bleekscheet” (..) “En nu hadden haar benen haar naar het lugubere rijk gevoerd en kwam er geen eind aan het klappertanden. (..) Hij bood haar het einde van alle smart aan, de kus die alle gekuste en te kussen kussen uitwist, het rien-ne-va-plus, het immernimmer.” Eduardo Galeano, ‘Las Palabras andantes’ 1993 Vertaald als ‘Dolende woorden’ door Dick Bloemraad, Van Gennip 1994. ‘Het verhaal van Don Muerte, de droevige vrouw en de gier’ Bruikleen kunstenaar.
Fragment
3
INHOUD
91
6
AGENDA FEBRUARI T/M SEPTEMBER 2015
Wat vindt er wanneer plaats in Het Depot?
9 TENTOONSTELLING DOOD EN LEVEN
73 MIJN ANALEMMATISCHE ZONNEWIJZER
De dood, een metgezel
Joost Barbiers
32 CATALOGUS TENTOONSTELLING
77
ANDRÉ VRANKEN TENTOONSTELLING
Tijdloze sensualiteit
Dood en Leven
34 “OOK DE DOOD IS NIET MEER
DAN EEN BLAD DAT NEERDWARRELDE OM EEN NIEUW BLAD TE DOEN ONTSPRUITEN”
9 73
34
EEN TUIN ALS EEN HOF VAN EDEN
41
CONCERT LACRIMAE
98 TROMPETTE DE LA MORT
Harrie Starreveld, shakuhachi Johan Luijmes, (kist)orgel
46 DE DOODSBEENDERENBOOM
Gymnocladus dioica
Ailanthus altissima
Fragment
50 REQUIEM MAX REGER
Koor, Musica Vocale o.l.v. Rob Vermeulen Rik Helmes en Cathalijne Maat, piano Dirk Luijmes, harmonium
53 LAATSTE WOORDEN
Gijsbert van Es
66 KINDERTOTENLIEDER GUSTAV MAHLER
Annette Stallinga, alt Andrew Clark, piano
68 IN MEMORIAM George Belzer
77
94 EEN SCHITTERENDE BEELDENGALERIJ MET
103
91 BENOÎT LUYCKX TENTOONSTELLING
Sylvia de Munck
49 DE HEMELBOOM
50
in de winkel
4
70 THEMABOEKEN
Alfred Munting
Craterellus cornucopioides
100 LEVEN EN BROOD Judith Smedes
103 LEZING OVER BIJEN EN HONINGPROEVERIJ
door Arthur Ohm
105 JAN ALDENHOVEN Nieuws van onze beeldhouwers
Lezersservice Informatie voor bezoekers
108 HET DEPOT
Doelstelling en werkwijze, contact- en adresgegevens Stichting Utopa Colofon
Fragment
5
AGENDA HET DEPOT: TENTOONSTELLINGEN, EVENEMENTEN EN ANDERE ACTIVITEITEN
9
DOOD EN LEVEN
5 april 2015 (eerste paasdag) 20 september 2015 Thematentoonstelling Opening eerste paasdag 5 april, 14.30 uur door Gijsbert van Es Het Depot
Fragment
6
Eerste paasdag is in de christelijke traditie het feest van de wederopstanding, de verbinding van de dood met het leven. Een bij uitstek passende dag om de nieuwe tentoonstelling Dood en Leven te openen. Gijsbert van Es, publicist van het boek De laatste woorden en redacteur van het NRC, zal de tentoonstelling op 5 april om 14.30 uur openen. Een jaar lang interviewde hij mensen die geconfronteerd werden met het einde van hun leven. Van zijn hand is ook een tekst opgenomen in dit nummer van Fragment. U bent van harte uitgenodigd voor de opening van deze tentoonstelling Dood en Leven.
91
73
50
105
BENOÎT LUYCKX
ANDRÉ VRANKEN
EJA SIEPMAN VAN DEN BERG
Solotentoonstelling Villa Hinkeloord benedenzaal
Solotentoonstelling Opening 7 juni 2015, 14.30 uur door Stefan Stasse Villa Hinkeloord benedenzaal
Permanente tentoonstelling Villa Hinkeloord
1 februari 2015 – 31 mei 2015
Beelden van Benoît Luyckx bevinden zich in het zachte tussengebied van lichaam en bouwwerk. Zowel de tors als architectuur zijn grote inspiratiebronnen voor Luyckx, evenals zijn medium: de diamantslijptol. Met de slijptol heeft hij een geheel eigen handschrift gecreëerd dat doorschijnt in al zijn werk.
Eerder bracht Het Depot een monografie uit met werk van Benoît Luyckx. Deze is verkrijgbaar in de winkel van Het Depot (€ 35,-).
7 juni 2015 - 31 januari 2016
Een jaar geleden stelden wij André Vranken aan u voor als een (voor ons) nieuwe beeldhouwer. Zijn werk is zo inspirerend en valt zo in de smaak dat wij enthousiast aan zijn solotentoonstelling zijn gaan werken. Naast nieuw werk kunt u dan ook tekeningen en etsen van hem bewonderen Een brochure over het werk van André Vranken is vanaf 7 juni beschikbaar. U bent vanzelfsprekend hartelijk welkom op de opening van deze solotentoonstelling (locatie Hinkeloord). Stefan Stasse, bekend als radiopresentator, zal de tentoonstelling openen.
53
Sinds enkele jaren is het prachtige gebouw van Villa Hinkeloord het onderkomen van een permanente tentoonstelling, geheel gewijd aan het werk van Eja Siepman van den Berg. Het werk van Siepman van den Berg is van alle tijden. De herkenbare beeldtaal en strakke lijnen vormen samen met de 19de-eeuwse villa een mooi contrast.
In de winkel van Het Depot zijn diverse door Het Depot uitgegeven publicaties over het werk van Eja Siepman van den Berg verkrijgbaar.
TENTOONSTELLING ARBORETA DE DREIJEN & HINKELOORD Permanente tentoonstelling Het Depot Vanaf de opening van Het Depot in de nieuwe gebouwen is er een vaste tentoonstelling over de arboreta De Dreijen en Hinkeloord te zien. Stichting Utopa, die al deze activiteiten mogelijk maakt, heeft een grote
77
affiniteit met mensen. Het leidende thema van de tentoonstelling over de arboreta is dan ook de relatie tussen bomen, planten en mensen. Een bijzonder aspect van de tentoonstelling is een speciaal gemaakte documentaire over de arboreta.
CONCERTEN EN LEZINGEN Vrijdag 24 april 2015, 20.15 uur Lacrimae - Harrie Starreveld, shakuhachi Johan Luijmes, (kist)orgel Het eerste concert is gewijd aan de ongewone combinatie van de Japanse shakuhachi en het (kist)orgel. U hoort contemplatieve instrumentale klaagzangen uit acht eeuwen muziekgeschiedenis. Van Jan Pieterszoon Sweelinck tot Hans Otte, in chromatieke harmonieën en smartelijke melodieën. Vrijdag 12 juni 2015, 20.15 uur Kindertotenlieder - Annette Stallinga, alt en Andrew Clark, piano In het tweede concert vertolken Annette Stallinga en Andrew Clark een programma met liederen voor alt en piano. De Kindertotenlieder van Gustav Mahler spelen hierin de hoofdrol.
Vrijdag 11 september 2015, 20.15 uur Requiem - Koor, Musica Vocale o.l.v. Rob Vermeulen, Rik Helmes en Cathalijne Maat, piano, Dirk Luijmes, harmonium Het laatste concert is grotendeels gewijd aan het Requiem, de muziek die uitgevoerd wordt bij de mis voor de overledene. Componist Andries van Rossem bewerkte het Requiem van Max Reger, oorspronkelijk geschreven voor groot orkest, koor en solisten, voor de intieme combinatie van koor, piano en harmonium.
Fragment
7 Donderdag 28 mei 2015, 14.00 uur Lezing over bijen en honingproeverij door Arthur Ohm Wandelaars door Arboretum De Dreijen zullen de bijenstal hebben opgemerkt, die daar sinds juni 2014 staat. Over deze Buckfastvolken en het bijenhouden in het algemeen zal de voorzitter van Imkervereniging Arnhem-Velp en omstreken, Arthur Ohm, op donderdag 28 mei een lezing houden. Arthur Ohm vertelt zijn verhaal in de collegezaal van Het Depot.
Meer informatie over de artiesten en inschrijving voor de concerten vindt u op pagina 41, 50, 66 en 103.
DOOD EN LEVEN DE DOOD, EEN METGEZEL Loek Dijkman
Ik woonde, als jongetje van vijf, vlakbij de begraafplaats Westerveld in Driehuis. Wanneer boven de schoorsteen van het crematorium dikke zwarte rook de hemel kleurde, werd thuis gezegd dat het een ‘vette’ was. Zo gewoon vonden we het om aan de dood herinnerd te worden. Die begraafplaats zelf was voor mij een wonderlijke plek, waar ik in mijn eentje ging ‘wandelen’ en me verwonderde over de stilte, de graven, de beelden, de natuur, de zang van de vogels en de vijvers met hun goudvissen.
Fragment
8
Bijzonder vond ik ook het columbarium. Al die potten en vakken met namen eronder. Het had iets van een grote provisiekast of een reusachtige, geordende kruidenierswinkel. Pas later begreep ik, dat er de as van de gestorvenen in bewaard werd. De urnen, die op de begraafplaats tussen de graven stonden, leken op een soort verkeerspaddenstoelen die je anders in het bos of op de hei tegenkwam, voorzien van pijlen en afstanden. Op de ‘paddenstoelen’ hier stonden alleen namen en jaartallen. Nu weet ik dat die urnen het ontwerp zijn van de beroemde architect Dudok. Ik vergeet nooit dat ik op een dag de naam van Louis Davids ontdekte, de man van het liedje ‘Naar de bollen’. Of het graf van Anthony Fokker met een grote vliegende vogel.
Fragment
9
Voor mij had de begraafplaats iets geheimzinnigs en tegelijkertijd iets aantrekkelijks; ik voelde me er thuis, samen met al die mensen die niet meer spraken. Westerveld was extra geheimzinnig met zijn eigen spookhuis, een huis waar in het donker geesten dwaalden.
“IK VERWONDERDE ME OVER DE BEELDEN”
HET COLUMBARIUM OP WESTERVELD, ARCHITECT DUDOK
Maar het mooist vond ik de ruimte boven op het duin, de eindeloze luchten, het zachte groene mos, het ruisen van de dennen. Misschien zijn dat de oorzaken waardoor ik met de dood een vertrouwde relatie heb. Ik voelde me nooit bang. Ik vond het juist erg mooi. De dood hoorde – en hoort – nog steeds bij mijn leven, als een schaduw die er altijd is en waar ik niet somber van word. Dagelijks denk ik wel even aan hem en tot mijn geluk heeft hij tot nu toe nooit iets teruggezegd. Dat zal zeker komen. Tot op de dag van vandaag wandel ik, zelfs tijdens vakanties, graag over begraafplaatsen. Het blijven altijd wonderlijke plekken. De intimiteit die afgewisseld wordt met de betrekkelijkheid van achterstallig onderhoud. Veel mensen willen begraven worden op de plek waar ze in hun jeugd woonden. Dat geldt ook voor mij. Mijn graf ligt al op Westerveld, daar waar ik woonde en speelde en waar over het onderhoud niet te klagen valt.
De dood is voor mij een filosoof. Hij wijst me telkens weer of ik de juiste keuze maak en vraagt me of ik, wanneer ik er misschien morgen niet meer ben, vrede heb met die keuze. Hij herinnert mij er aan of ik alles goed geregeld heb wanneer ik op reis ga; heb ik aan alles en iedereen gedacht? De dood dwingt me over mezelf na te denken, elke keer weer opnieuw. Langzaamaan is de dood een soort metgezel voor me geworden. Hij is in mijn gedachtenwereld en ik vraag me af hoe het is, wanneer we elkaar ontmoeten. De dood geeft me zekerheid en ook, hoe gek het ook mag klinken, perspectief. Zygmunt Bauman, een Poolse socioloog, meende dat er zonder dood, zonder sterfelijkheid, geen geschiedenis zou zijn. Geen cultuur en geen mensheid. Ik moet er trouwens niet aan denken, dat ik eeuwig zou blijven leven. Ik zou geen wensen meer hebben. Ik zou overgeleverd zijn aan verveling. De eeuwige ouderdom, hoe langdradig. Toch heb ik tegen beter weten in misschien één
wens voor na mijn dood. Ik zou muziek willen blijven horen. Volgens mij moet dat met een beetje goede wil toch mogelijk zijn; al die muzieknoten, ooit gespeeld, kunnen toch niet verdwenen zijn? Ze zweven wellicht nog ergens in de ruimte. Zou mooi zijn wanneer ik die noten nog zou kunnen vangen… Loek Dijkman, de Notenvanger van Westerveld. De dood is niet geliefd en het valt me op dat we de dood steeds verder wegduwen uit ons leven. Eeuwig jong zijn is bijna een credo. De dood willen we eigenlijk niet meer om ons heen hebben. Dat is misschien begonnen toen de doden begraven werden op kerkhoven in plaats van dichtbij in onze kerken. Vroeger was dat anders. Vlakbij Plouha, in Noord-Bretagne, is in de kapel van Kermaria-an-Isquit in 1856 een bijzondere Danse Macabre onder de kalk vandaan gehaald. De schilderingen dateren uit het eind van de vijftiende eeuw. De 47 personages bestaan uit notabelen, de koning, de patriarch, de edelman, de muzikant en veel andere personages die gezamenlijk met de dood een dodendans uitvoeren.
De moraliserende teksten bij de fresco’s zijn gedeeltelijk bewaard en vertaald. De schilderingen waren geïnspireerd op een inmiddels verloren gegaan fresco op de begraafplaats Cimetière des Innocents in Parijs, waarvan een gravure op hout door Europa circuleerde. Dat was nota bene in een periode dat er de pest heerste. De gehele middeleeuwse samenleving danst hand in hand met de dood. Van paus tot ambachtsman, van kardinaal en patriarch tot koning, van geliefde tot kind, van rijk tot arm. Iedereen is voor de dood gelijk. Zo’n Danse Macabre herinnerde er aan dat naast alle aardse beslommeringen, pracht en praal, de dood voor een ieder onafwendbaar komt.
Fragment
Fragment
10
11
DE VIJVERS MET HUN GOUDVISSEN
URNEN OP WESTERVELD, ONTWERP DUDOK
“EEN REUSACHTIGE, GEORDENDE KRUIDENIERSWINKEL”
FRESCO IN DE KAPEL VAN KERMARIA-AN-ISQUIT, (PLOUHA, NOORD-BRETAGNE), DE KONING EN DE PATRIARCH DANSEN MET DE DOOD, 15E EEUW
Tegenwoordig is de dood bij ons thuis niet meer welkom. Hij wordt verbannen naar de ziekenhuizen, het domein van de artsen. Naar hospices en rouwcentra. Hier is in mijn ogen sprake van een vreemde tegenstelling in onze omgang met de dood. Aan de ene kant willen we niet aan de dood denken, we ontkennen hem, we willen leven. Maar door ons verlangen ons leven te willen verlengen is de dood gedurende een steeds langere tijd metgezel geworden in ons bestaan. Door alle medische en technische mogelijkheden is de dood vaak veel langer een deelgenoot, bijna een partner, in onze laatste levensfase. Ziektes en ziekteprocessen gaan daardoor langer duren. Door de dood uit te willen stellen worden we langer met hem geconfronteerd. Vandaag de dag is er nog iets bijzonders. Wanneer wij uit vrije wil de dood uitnodigen om gezamenlijk op reis te gaan, wordt door anderen het tijdstip van vertrek bepaald. Dan kan het wachten op hem soms een kwelling zijn.
De dood vergaart bijna altijd droefheid om zich heen. Dagelijks worden we geconfronteerd met de dood via de media – meestal is dat ver weg. Het maakt een groot verschil wanneer het bericht een bekende betreft, of wanneer de dood na een voltooid leven komt, of onverwacht als een dief in de nacht iemand in de kracht van zijn leven meevoert. En wat te denken van de dood van een kind, een ‘nodeloos’ en onbegrijpelijk ongeluk, of iemand die uit nood, letterlijk doodsnood, de dood wenkt. Dan is het verdriet groot, ontroostbaar groot. Soms komt de dood bijna aangekondigd als een onoverkomelijk, massaal en onafwendbaar noodlot. Zoals vroeger de pest en de sinds mensenheugenis onuitroeibare oorlogen. Daarom is de dood altijd vergezeld geweest van de roep om vrede. Dat verlangen om het geweld waarmee de dood op het slagveld triomfeert te voorkomen of te beëindigen, is van alle tijden.
Fragment
Fragment
12
13
DE RIDDER DANST MET DE DOOD
De dood is eigenlijk een onuitputtelijk thema. Toch is er rondom de dood één gebeurtenis geweest die een verpletterende indruk op mij heeft gemaakt. Een fenomeen dat mij werkelijk nooit loslaat om over na te denken: de Duitse vernietigingsmachine gedurende de Tweede Wereldoorlog. Hier was de dood niet onverwacht maar gepland. Een weldoordachte, doodsmachinerie van onvoorstelbare omvang. Die kant van de dood is wél heel macaber. De Duitstalige dichter Paul Celan (pseudoniem voor Paul Antschel) schrijft in zijn gedicht “Todesfuge” (1948): “der Tod ist ein Meister aus Deutschland”.
“Todesfuge” is een letterlijk tot op het bot ontleed gedicht. Ontleed door Paul Celan en later ontleed door literatuurkenners. Het is een scharnierpunt in de Duitse taal en eigenlijk ook in ons denken en taalgebruik na 1945. Het gedicht spoort mij aan, buiten de droefheid en wanhoop om, deze machinerie van de dood nooit te vergeten. Als waarschuwing om alert te zijn voor herhaling.
Fragment
Fragment
14
15
OSSUARIUM (KNEKELHUIS) IN LANRIVAN, BRETAGNE
TODESFUGE Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts wir trinken und trinken wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland dein goldenes Haar Margarete er schreibt es und tritt vor das Haus und es blitzen die Sterne er pfeift seine Rüden herbei er pfeift seine Juden hervor läßt schaufeln ein Grab in der Erde er befiehlt uns spielt auf nun zum Tanz Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich morgens und mittags wir trinken dich abends wir trinken und trinken Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland dein goldenes Haar Margarete Dein aschenes Haar Sulamith wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng Er ruft stecht tiefer ins Erdreich ihr einen ihr andern singet und spielt er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingts seine Augen sind blau stecht tiefer die Spaten ihr einen ihr andern spielt weiter zum Tanz auf Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich mittags und morgens wir trinken dich abends wir trinken und trinken Fragment
16
23 • PETER VAN GHELUWE, DACHAU, ONTKLEEDRUIMTE, ACRYL/CANVAS, 2007, 200 X 150 CM Bruikleen collectie Utopa-Weeshuis.
ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete dein aschenes Haar Sulamith er spielt mit den Schlangen Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts wir trinken dich mittags der Tod ist ein Meister aus Deutschland wir trinken dich abends und morgens wir trinken und trinken der Tod ist ein Meister aus Deutschland sein Auge ist blau er trifft dich mit bleierner Kugel er trifft dich genau ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete er hetzt seine Rüden auf uns er schenkt uns ein Grab in der Luft er spielt mit den Schlangen und träumet der Tod ist ein Meister aus Deutschland
24 • PETER VAN GHELUWE, SACHSENHAUSEN, 2007, ACRYL/PANEEL, 15 X 20 CM Peter Van Gheluwe is een Vlaams beeldend kunstenaar. Hij volgende zijn studies in het Hoger Instituut voor Beeldende Kunsten Sint-Lucas Gent en is werkzaam als docent grafiek aan de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst, Campus Sint-Lucas Gent. Bruikleen particuliere collectie.
dein goldenes Haar Margarete dein aschenes Haar Sulamith Paul Celan
Fragment
17
Tijd Dood en leven horen bij elkaar. Met de tijd als verbindend element. In de filosofie en literatuur zijn de begrippen ‘tijd’ en ‘zijn’ voor denkers, schrijvers en dichters eeuwenlang een vraagstuk en een bron van inspiratie geweest. In de bij deze tentoonstelling behorende catalogus filosofeert Paul Sars (filosoof en germanist) over “Een bestaan zonder duur” aan de hand van het oeuvre van de dichter H. Marsman. Voor mij heeft tijd onlosmakelijk met klokken te maken. En dan wel tikkende klokken. Elke tik van elke klok is anders en ik herken ieders eigen klank en ritme. Het tikken van klokken vult ruimtes en geeft me rust. Het ontbreken van het tikken van een klok is voor mij juist heel verontrustend. Een huis waar de klokken stilstaan is voor mij een plek waar de tijd letterlijk stil staat. Dan heb ik het gevoel dat het huis zelf niet meer leeft, een huis zonder ziel. Door het tikken van een klok ben ik me niet alleen bewust dat er een moment voorbij is, maar ook dat er weer een nieuw uur wordt aangekondigd. De klok is voor mij de verbinding tussen voorbijgaand en nieuw leven.
Fragment
Fragment
18
19
DETAIL VAN POLYCHROON BESCHILDERDE FRIESE STAARTKLOK, CA. 1800, VROUW MET NET VANGT VLINDERS
DE DOOD MET ZEIS EN ZANDLOPER IN DE HAND
FRIESE STAARTKLOK, CA. 1800
26 • AMSTERDAMS STAAND HORLOGE, ALLIN WALKER AMSTERDAM, CA. 1740, 309 X 62 X 32 CM De klok is voorzien van slagwerk, maanstandaanduiding, datum en maand en een carillon met tien melodieën: Studens mars, Marquis de Jenaire, Minuit Locatelie, Almande, Minuet Lotens, Airia, Cafonee, Minuet Wilburgh, Cotillion, en Mars Scipeo. Allin Walker had zijn werkplaats en zaak in de Kalverstraat, bij de Spaarpotsteeg.
Fragment
20
Tegenwoordig kijken we op ons kwartshorloge voor het hebben van de juiste tijd. Vroeger zette men de klok gelijk op een zonnewijzer of op het slaan van de torenklok en weer later op het signaal dat de telegraaf af gaf. Dan liep men snel naar de klok om die gelijk te zetten. Alleen op plaatsen als sterrenwachten of marinewerven, waar dure astronomische regulateurs stonden, had men de juiste tijd. Dit hield echter niet in dat wanneer het op die plaatsen twaalf uur was, het overal elders in ons land eveneens twaalf uur was. Dat is nauwelijks meer voor te stellen, in onze tijd met elk uur een piepje op een radio, digitaal horloge of telefoon. In het midden van de negentiende eeuw werd de behoefte aan eenduidige tijd groter. Met het openen van de telegraafkantoren in ons land, op 1 december 1852, en de daarmee gepaard gaande verzending van berichten, regende het klachten over de telegrammen die niet op tijd werden bezorgd. Men sprak af om de klok op de Dam te Amsterdam te gebruiken als moederklok. Vanaf het telegraafkantoor aan het Rokin moest dan elke morgen om 10 uur een tijdsein naar andere telegraafkantoren gestuurd worden. Men had nu min of meer dezelfde tijd, maar was deze wel de juiste? Vanuit het telegraafkantoor kon men de klok op de Dam niet zien. De rest laat zich raden. De postbeambte moest snel lopend van de Dam ten kantore verschijnen om daar de juiste tijd te melden. Die procedure was complex en verliep niet vlekkeloos. Er kwam dan ook een verordening dat het tijdsein vanuit Den Haag gegeven diende te worden. Bruikleen van Gude en Meis, antieke klokken, Amsterdam.
13 • GEORGE BELZER, CHARON DE VEERMAN, 2013, BRONS In de Griekse cultuur was de Styx de rivier die naar de Hades, de onderwereld leidde. Om in die andere wereld te komen moest het lichaam van de dode in de veerboot van Charon worden overgezet. Charon was met zijn boottocht de trait-d’union tussen het leven en de dood. De overledene kreeg een muntje op de tong, de overtocht was immers niet gratis. De Grieken waren bang om bij niet correcte betaling van de vaartocht eeuwigdurend in de onderwereld te moeten ronddwalen. George Belzer heeft met dit beeldje de overtocht op een moderne manier gevisualiseerd. Hij maakte het kort voor zijn overlijden in augustus 2014. Bruikleen erven van de kunstenaar.
Fragment
21
Leven Ik voel leven! Slaapdronken hoorde ik die nacht die fluisterende woorden. Als een geheim, dat me werd medegedeeld. Ik legde zachtjes mijn hand op haar buik en voelde kleine schokjes. Ons leven was opeens voller. Maanden later, bij een uitvoering in het Concertgebouw van “The Planets” van Gustav Holst, was het alsof ons ongeboren kind de loop wilde nemen, weg van de dreiging van Mars, de brenger van de oorlog. Al heel vroeg besefte ik dat een kind bij de geboorte bijna alle eigenschappen al in zich heeft. Je hoeft als ouder alleen wat te helpen bij het maken van keuzes. Het veranderen van een karakter, hoe jong ook, is eigenlijk onmogelijk. Opvoeden is het begeleiden van een gezamenlijk avontuur. Ik heb er bij alle kinderen van genoten. Leven heeft voor mij een lading van nieuwsgierigheid naar wat gaat komen. Dat begint al vóór de geboorte. Eerst: een jongen of een meisje? Dan: zal het gezond zijn? Die nieuwsgierigheid wordt later niet minder. Het is geweldig om te zien hoe jonge mensen met de talenten die ze hebben onze wereld weer een stap verder ontwikkelen. Hoe ze ons wijzen op wat we verkeerd doen. Dat is het beloftevolle van nieuw leven. Dat geeft ook hoop. Hoop op een betere wereld.
Leven associeer ik met voorzichtigheid, met eerbied. Hoeveel we ook ontdekken, hoeveel onze kennis ook toeneemt van het leven, des te meer ga ik beseffen hoe weinig we er nog van weten. Elke nieuwe ontdekking levert nieuwe vragen op. Voor mij blijft het leven een geheim. Mooier dan de dichter Ida Gerhardt deed, is dat geheim niet te omschrijven.
WIEG Geur van honing en jonge melk, van een nestdiertje dat slaapt.
Fragment
22
Een ademhalen van dons. En speurbaar aan de neusvleugels de geur van wat gebeurd is: geboorte, geheim.
207 • ANDREAS HETFELD, LEVENSBOOM, 2006, GIPS, 170 CM De levensboom laat de kracht van het leven zien. Een vrouw in verwachting die geworteld is in de aarde en het aardse bestaan. Als mens zijn wij allemaal in de aarde geworteld. De geschiedenis is in ons bestaan geïnternaliseerd, zo wil dit beeld zeggen. Levensboom laat niet alleen de enorme kracht van het leven zien maar ook de belofte aan iets mooiers en beters, nieuw leven. Kwetsbaarder, beloftevoller kan een mens niet zijn. Gereed om het leven te schenken en om het kind te voeden. Dit beeld staat als bronzen beeld ook in de tuin van Villa Hinkeloord.
Fragment
23
Leven heeft voor mij onlosmakelijk met geboorte en dus met vrouwen te maken. Het vermogen om leven te scheppen is voor mij een wonder. Dat is, denk ik, ook de reden waarom ik vrouwen wonderen vind. Maar het proces van zwanger worden tot bevallen heeft soms ook een directe koppeling met de dood. Dikwijls wordt over een miskraam door de buitenwereld lichtvoetig gedacht. ‘Zo is nu eenmaal de natuur en het lichaam beslist heus niet zonder reden een zwangerschap af te breken, wees dus maar blij…’ Dit is toch een miskenning van de werkelijkheid. Een miskraam voel je, zo vertellen vrouwen mij, dikwijls als een tekortschieten. Een verdriet om het afgebroken leven, terwijl je zoveel van dat nieuwe leven verwacht had. Het nieuwe leven was nu juist zo welkom. Bij een miskraam komen geboorte en sterven, leven en dood wel heel dicht bij elkaar.
Op de tentoonstelling vindt u een aantal beelden die vrouwenborsten als onderwerp hebben. Afgezien van de moederbuik, die u ook een aantal keren kunt bewonderen, is de vrouwenborst voor mij een natuurlijke associatie met het geven van leven. Ook in de kunst is dit onderwerp door alle eeuwen heen rijkelijk vertegenwoordigd. Het verhaal van Cimon en Pero, die haar vader de borst geeft, is al bekend sinds de tijd van de Romeinen. Hij zat in de gevangenis en kwam om van de honger. Tijdens bezoeken gaf zijn dochter hem heimelijk haar borst. Het werd gezien als de Caritas Romana. Ook later is dit onderwerp dikwijls geschilderd en gebeeldhouwd. Over vrouwenborsten valt een apart boek vol te schrijven. Misschien voor later? Een moeilijke vraag vind ik, hoe lang we ons leven kunnen of moeten rekken, of anders gezegd, onze dood uitstellen. Dat is een moeilijk dilemma. Tegenwoordig wordt die vraag meer en meer gesteld in het licht van de kosten in de gezondheidszorg, die daar mee samenhangen. Naarmate onze leeftijd vordert, komen er meer gebreken. Tegelijkertijd nemen de mogelijkheden om ons leven te verlengen toe. Het is moeilijk om een scheidslijn te trekken tot hoever dat proces moet doorgaan. Ik denk dat het niet aan artsen is, om dat te beoordelen. Zij hebben als ideaal te vechten voor het leven. Het is aan onszelf om te bepalen wat de waarde is van langer in leven te blijven, en daarbij in acht te nemen onder welke omstandigheden dat dan is. Uiteindelijk is het leven eindig.
Fragment
Fragment
24
25
FRESCO IN POMPEÏ, 45-79 N CHR. Een van de oudste afbeeldingen van Cimon en Pero. Foto: Stefano Bolognini.
297 • DOMINIQUE RAYOU, PRÉGNANCE, 2004, CARRARA-MARMER, 120 CM Uit één blok marmer van 3000 kilo heeft Dominique Rayou het nieuwe leven, het in verwachting zijn, uitgebeeld. Het werk heeft veel volume maar is tegelijkertijd open; de ruimte van de buik is tenslotte alleen een marmeren lijn. De afwerking van het beeld is verfijnd en de zachte glooiingen maken het teder en lichamelijk. Wat opvalt aan de voorkant van de buik, is het ongeboren kind dat zich met twee kleine handjes kenbaar maakt aan de buitenwereld.
De vraag is dáárom ook zo moeilijk, omdat de ouderdom ook een eigen piëteit en ‘schoonheid’ met zich brengt. Op de tentoonstelling is een ontroerende foto van een oudere vrouw te zien, gefotografeerd in een ei. Het lijkt een foetushouding te zijn, terug naar het begin, naar het ontstaan. Roberto Rocchi heeft over het ontstaan van het leven veel beelden gemaakt. Gestileerde baarmoeders die het prille levens-ei ontvangen. Zaadcellen die zich verdringen rondom een eicel. Leven en dood zijn een onderdeel van de kosmische orde. Zijn beeld ‘Maät’ is geïnspireerd door de Egyptische godin Maät, de godin van de orde, het begin en het einde. Deze godin wordt ook vaak beschreven in het dodenboek van de Egyptenaren. Over het leven is door filosofen door de eeuwen heen veel nagedacht en geschreven. Het leven heeft zoveel aspecten, dat ik denk dat filosofen er nooit ‘klaar’ mee zullen zijn. In tegenstelling tot de
levenden; zij komen op een punt dat hun leven dát gebracht heeft, wat er voor hun in het vat zat. Het was klaar. De dood heeft zijn plaats in ieders tijdlijn, onze dood is onlosmakelijk verbonden met ons leven. Ik ben inmiddels op een leeftijd aangekomen, dat ik soms denk ‘overuren’ te mogen maken. Dat stemt dankbaar en tevreden. Ik heb een fascinatie voor de dood én tegelijkertijd voor het leven. Die twee horen bij elkaar als compagnons. Dat was in de oudheid zo en vandaag de dag is daar niets aan veranderd. Vandaar deze tentoonstelling met beelden van vroeger en beelden van nu. Een tentoonstelling met bijbehorende muziek en gedichten. Een tentoonstelling om even bij stil te staan, om te reflecteren, om van te genieten en natuurlijk ook om te troosten.
Loek Dijkman
Fragment
Fragment
26
27
309 • ROBERTO ROCCHI, MAÄT, 2009, MARMER EN IJZER, 50 CM
21 • ANDREAS HETFELD, OORSPRONG, 2005, FOTO, 120 X 180 CM Bruikleen kunstenaar.
INSOMNIA Denkend aan de dood kan ik niet slapen, En niet slapend denk ik aan de dood, En het leven vliedt gelijk het vlood, En elk zijn is tot niet zijn geschapen. Hoe onmachtig klinkt het schriel “te wapen” Waar de levenswil ten strijdt mee noodt, Naast der doodsklaroenen schrille stoot, Die de grijsaards oproept met de knapen. Evenals een vrouw, die eens zich gaf, Baren moet, of ze al dan niet wil baren, Want het kind is groeiende in haar schoot, Is elk wezen zwanger van de dood, En het voorbestemde doel van ‘t paren Is niet minder dan de wieg het graf. J.C. Bloem Fragment
Fragment
28
29
140 • PETRA BOSHART, LAND VAN MELK EN HONING, 2000, HARDSTEEN, 270 CM Het werk Land van melk en honing bestaat uit twee delen. Zeven hardstenen borsten torenen boven de ‘honing’ uit. De twee stukken steen zijn door Petra Boshart samengevoegd tot één werk waarbij ze de grillige steen veelal heeft gelaten zoals hij was. In Land van melk en honing is het moederschap als thema terug te vinden. De moederborst als een rijke, overvloedige bron.
KAI NIELSEN, VANDMODEREN, 1919 De Watermoeder, Carlsberg Glyptotheek, Copenhagen Fragment
Fragment
30
31
265 • JEROEN MEIJS, TORSO, 1998, ALUMINIUM, 50 CM Geboorte is een een steeds terugkerend thema in het oeuvre van Jeroen Meijs. In Torso heeft hij moeder en kind op een opvallende manier verenigd. Bij dit beeld keert Meijs de binnen- en buitenwereld om. Torso lijkt ook te vertellen dat de fysieke band tussen moeder en kind nooit geheel verbroken kan worden.
CATALOGUS TENTOONSTELLING
Dood en leven Bij de tentoonstelling verschijnt een uitgebreide en interessante catalogus, voorzien van vele illustraties. Vanzelfsprekend zijn alle tentoongestelde beelden in de catalogus opgenomen. De thematiek van de samenhang van dood en leven wordt belicht in een aantal teksten en essays.
WAT IS EEN BESTAAN ZONDER DUUR? Paul Sars, dichter, filosoof en hoogleraar aan de Radboud Universiteit, vraagt zich af: wat is een bestaan zonder duur? Hij neemt als inspiratie het leven en de gedichten van schrijver Hendrik Marsman. Hij belicht de doodsangst in de literatuur en in de filosofie, de eindigheid en tijdelijkheid van ons bestaan, en hoe Marsman dat zelf beleefde. Zijn essay sluit wonderwel aan bij de tentoonstelling.
DE DOOD IN DE ERLKÖNIG EN IN DE MUZIEK VAN RAMMSTEIN EN REGER Sylvia de Munck trekt paralellen tussen Goethe, Friedrich Hebbel en de hedendaagse muziek van Rammstein. Een niet alledaags vertrekpunt. Zij is germaniste en vicevoorzitter van de Stichting Utopa.
LAATSTE WOORDEN, DE KUNST VAN LEVEN MET DE DOOD Gijsbert van Es, redacteur van het NRC en publicist, beschrijft zijn ervaringen tijdens de meer dan 100 gesprekken die hij van maart 2011 tot maart 2013 had met personen voor wie het eind van hun leven in zicht was. Deze 100 gesprekken, “Het laatste woord”, verschenen op de achterpagina van het NRC. Ieder mens sterft, maar niet iedereen is in staat daarover te praten. Hoe ervaren mensen hun laatste levensfase? Wat denken zij, waaraan denken zij terug, wat zijn hun gedachten over ‘leven na de dood’? Zijn boek Het laatste woord is in de winkel van Het Depot verkrijgbaar. (ISBN 978 90 468 1474 1)
Fragment
32
Dood en leven
Dood en leven
Fragment
33
DOOD EN LEVEN: DE DOOD, EEN METGEZEL Loek Dijkman, voorzitter van de Stichting Utopa, belicht aan de hand van jeugdherinneringen zijn relatie met de dood en het leven. Hij stipt tegenstrijdigheden aan in onze omgang met de dood en de eindigheid van ons leven. Hij bespiegelt de verschillende gedaantes waarin de dood ons tegemoet treedt. Ook de samenhang van dood en leven en onze emoties daarbij komen aan bod.
DOOD EN LEVEN
DE SYMBOLEN VAN DE DOOD
Tekst: Loek Dijkman (eindredactie), Sylvia de Munck, Paul Sars en Gijsbert van Es ISBN: 978-90-822551-1-9 Prijs € 19,95 (softcover), 136 pagina's
Er zijn honderden symbolen van de dood, een aantal wordt toegelicht. 20 • ANDFREAS HETFELD, HET GEBED, HANDEN, GIPS Dit veld van biddende handen sluit de tentoonstelling af. Ze zijn een roep om vergiffenis, een smeekbede om vrede. De vrede waarnaar wij zo smachten na oorlogen waar de dood altijd zo aanwezig is. Pax, het begrip waar de mensheid sinds heugenis naar snakt. Deze handen begeleiden ons naar het beeld Volans van Gerhard Lentink, het verlangen naar transcendentie, het verlangen naar eeuwig leven. Bruikleen van de kunstenaar.
“Ook de dood is niet meer dan een blad dat neerdwarrelde om een nieuw blad te doen ontspruiten” “KI O THÁNATOS DEN ÍNE PARÁ ÉNA FYLLO POU ÉPESE YA NA ORÉPSI ÉNA FYLLO POU ANEVÉNI” YÁNNIS RÍTSOS (1909-1990) Sylvia de Munck
DER ERLKÖNIG Fragment
34
Een thema als ‘de Dood’ is een thema dat al sinds mensenheugenis is verwoord, verklankt en verbeeld. Dichters, componisten, beeldend kunstenaars hebben het thema vormgegeven en met hun creaties elkaar ook beïnvloed. Zo werden en worden gedichten op muziek gezet, en leiden muziekstukken (opnieuw) tot gedichten en beelden. Het is fascinerend om een gedicht niet alleen te lezen, maar ook te horen in zang, of te ervaren in een driedimensionale versie, in een beeld. De wisselwerking tussen de verschillende creatieve werelden van woord, geluid en beeld trof me tijdens een buitengewoon mooi concert in het Orgelpark in Amsterdam op 29 januari 2014 met de titel “Over dood en troost”. Er werd muziek uitgevoerd voor koor, harmonium, piano en orgel van vroegere componisten als Max Reger (1873-1916), Hugo Wolf (1860-1903) en Peter Cornelius (1824-1874); maar ook van hedendaagse componisten als Trevor Grahl (1984) en Andries van Rossem (1957), die hun stukken in opdracht van het Orgelpark schreven. Die avond ging de compositie van Trevor Grahl in première; de bewerking van het Requiem van Reger door Andries van Rossem werd voor de tweede keer uitgevoerd. Bij dit laatste stuk was ik zeer ontroerd door zowel de prachtige muziek, als de oorspronkelijke Duitse tekst van het Requiem.
Één van de eerste keren, die ik me goed kan herinneren, dat ik gegrepen werd door een gedicht, dat verwees naar ‘de Dood’, was tijdens mijn studie van de Duitse Taal en Letterkunde. We bespraken het gedicht “Der Erlkönig” (1778) van Johann Wolfgang von Goethe. De ballade vertelt over de vader die ’s nachts te paard naar huis rijdt met zijn stervende kind in zijn armen. Het kind ziet onderweg de “Erlkönig” (elfenkoning, symbool van de dood), die hem dreigt mee te nemen. Het kind is bang voor deze ‘koning’, en de vader probeert dan ook zijn kind gerust te stellen: het is slechts een “Nebelstreif” en “der Wind”. Uiteindelijk komt de vader na een snelle rit thuis aan, met het kind gestorven in zijn armen. Later bleek mij dat dit gedicht van Goethe al vrij snel componisten heeft geïnspireerd: Franz Schubert heeft het in 1815 op muziek gezet (het werd één van zijn bekendste liederen); Franz Liszt maakte van Schuberts zetting weer drie pianotranscripties. En niet alleen vroeger! Ook moderne componisten en musici in onze huidige tijd hebben het gedicht bewerkt. En dat is juist zo boeiend, dat ‘oude’ gedichten de tijd overleven en ook nu nog hun waarde behouden en in een nieuwe, andere vorm verder leven. Zo maakt de compositie van Trevor Grahl, die ik hoorde, onderdeel uit van de cyclus “Levensliederen” op teksten van Micha Hamel. Deze teksten gaan over het thema “dood” en het derde deel is een hervertelling van Goethes “Erlkönig”.
Wer reitet so spät durch Nacht und Wind?
“Willst, feiner Knabe, du mit mir geh'n?
Es ist der Vater mit seinem Kind;
Meine Töchter sollen dich warten schön;
Er hat den Knaben wohl in dem Arm,
Meine Töchter führen den nächtlichen Reihn
Er faßt ihn sicher, er hält ihn warm.
Und wiegen und tanzen und singen dich ein.”
Mein Sohn, was birgst du so bang dein Gesicht? -
Mein Vater, mein Vater, und siehst du nicht dort
Siehst Vater, du den Erlkönig nicht?
Erlkönigs Töchter am düstern Ort? -
Den Erlenkönig mit Kron' und Schweif? -
Mein Sohn, mein Sohn, ich seh' es genau:
Mein Sohn, es ist ein Nebelstreif. -
Es scheinen die alten Weiden so grau. -
“Du liebes Kind, komm, geh' mit mir!
“Ich liebe dich, mich reizt deine schöne Gestalt;
Gar schöne Spiele spiel ich mit dir;
Und bist du nicht willig, so brauch ich Gewalt.”
Manch bunte Blumen sind an dem Strand,
Mein Vater, mein Vater, jetzt faßt er mich an!
Meine Mutter hat manch gülden Gewand.”
Erlkönig hat mir ein Leids getan! -
Mein Vater, mein Vater, und hörest du nicht,
Dem Vater grauset’s, er reitet geschwind,
Was Erlenkönig mir leise verspricht? -
Er hält in den Armen das ächzende Kind,
Sei ruhig, bleibe ruhig, mein Kind;
Erreicht den Hof mit Mühe und Not;
In dürren Blättern säuselt der Wind. -
In seinen Armen das Kind war tot. (1778) Johann Wolfgang von Goethe
Fragment
35
DALAI LAMA Ein Flugzeug liegt im Abendwind
Der Sturm umarmt die Flugmachine
An Bord ist auch ein Mann mit Kind
Der Druck fällt schnell in der Kabine
Sie sitzen sicher sitzen warm
Ein dumpfes Grollen treibt die Nacht
Und gehen so dem Schlaf ins Garn
In Panik schreit die Menschenfracht
In drei Stunden sind sie da Zum Wiegenfeste der Mama
Weiter, weiter ins Verderben
Die Sicht ist gut der Himmel klar
Wir müssen leben bis wir sterben Und zum Herrgott fleht das Kind
Weiter, weiter ins Verderben
Himmel nimm zurück den Wind
Wir müssen leben bis wir sterben
Bring uns unversehrt zu Erden
Der Mensch gehört nicht in die Luft So der Herr im Himmel ruft
Aus den Wolken tropft ein Chor
Seine Söhne auf dem Wind
Kriecht sich in das kleine Ohr
Bringt mir dieses Menschenkind
Komm her, bleib hier Wir sind gut zu dir
JOHANN WOLFGANG VON GOETHE
Das Kind hat noch die Zeit verloren
Komm her, bleib hier
Da springt ein Widerhall zu Ohren
Wir sind Brüder dir
Ein dumpfes Grollen treibt die Nacht
Fragment
36
Het is een verklanking van de angstige geluidsomgeving van Schuberts toonzetting, geplaatst in een hedendaags decor: geen paard, maar een auto; wel in de nacht met wind en nevelslierten en een vader met zijn kind. Maar sterft het kind of iemand anders? Het is een werk met een knipoog, zoals in het programma vermeld werd. “Der Erlkönig” in 2014! Het valt mij op dat in het Duitse taalgebied ook in niet-literaire teksten vaker dan hier in Nederland verwezen wordt naar Duitse dichters: krantenkoppen zijn regelmatig complete dichtregels, die extra lading geven aan een artikel, waarbij het gedicht en de strekking daarvan bekend verondersteld worden bij de krantenlezers. Schrijvers van (kranten)teksten en hedendaagse Duitse musici grijpen dan ook regelmatig terug op literatuur. Dat vind ik heel fascinerend: het lijkt mij dat er in Duitsland meer geleefd wordt met de oude dichters. Ik noem nog een voorbeeld van moderne muziek op basis van het gedicht van Goethe, waarbij de verwijzing in de tekstvorm naar het gedicht ook een extra lading geeft aan het nummer van de band. Ik bedoel hier een nummer van de Duitse band Rammstein. In 2004 maakte Till Lindemann (1963), de zanger van de ‘Tanzmetal’band, tevens dichter, een nieuwe versie van “Der Erlkönig”: in het nummer “Dalai Lama” geen paard, maar een vliegtuig; wel een
vader met zijn kind. Het nummer is geïnspireerd op een ramp met een Japans vliegtuig, dat in 1985 in Japan neerstortte, maar is gebaseerd op het thema van “Der Erlkönig”. Ook in de tekstvorm is het gedicht te herkennen. De luisteraar naar de muziek weet al in het begin waar het lied eindigt: bij de dood. Ook interessant om te vermelden is, dat Arnon Grunberg in het NRC van 17 april 2014 in een interview met Till Lindemann schreef :” Niet voor niets is er in de Duitse pers over Rammstein beweerd dat de band meer voor de Duitse taal heeft gedaan dan zo ongeveer de volledige hedendaagse Duitstalige poëzie.” Door de teksten van Till Lindemann leeft de Duitse poëzie door. Net zo’n proces van vernieuwing, van vroeger naar nu, van literatuur naar muziek, bood zich op diezelfde avond in het Orgelpark aan in het ontroerend mooie stuk “Requiem” van Andries van Rossem: een bewerking van het “Requiem” van Max Reger op een gedicht van Friedrich Hebbel. Ik noem het hier, omdat de eerste regels van het gedicht luiden: ”Seele, vergiß sie nicht, Seele vergiß nicht die Toten”. De muziek van Reger volgt de woorden bijna per lettergreep en is geschreven voor solist, gemengd koor en (groot) orkest. Andries van Rossem maakte een zeer intieme bewerking voor koor, piano vierhandig en harmonium. Dit werk wordt tijdens de tentoonstelling opnieuw uitgevoerd.
Und der Wolkentreiber lacht
Der Vater hält das Kind jetzt fest
Schüttelt wach die Menschenfracht
Hat es sehr an sich gepreßt Bemerkt nicht dessen Atemnot
Weiter, weiter ins Verderben
Doch die Angst kennt kein Erbarmen
Wir müssen leben bis wir sterben
So der Vater mit den Armen
Und das Kind zum Vater spricht
Drückt die Seele aus dem Kind
Hörst du denn den Donner nicht
Diese setzt sich auf den Wind und singt:
Das ist der König aller Winde Er will mich zu seinem Kinde
Komm her, bleib hier Wir sind gut zu dir
Aus den Wolken tropft ein Chor
Komm her, bleib hier
Kriecht sich in das kleine Ohr
Wir sind Brüder dir
Komm her, bleib hier Wir sind gut zu dir Komm her, bleib hier Wir sind Brüder dir
Rammstein
Fragment
37
REQUIEM Seele, vergiß sie nicht, Seele, vergiß nicht die Toten! Sieh, sie umschweben dich, Schauernd, verlassen, Und in den heiligen Gluten, Die den Armen die Liebe schürt, Atmen sie auf und erwarmen, Und genießen zum letzten Mal Ihr verglimmendes Leben. Seele, vergiß sie nicht, Seele, vergiß nicht die Toten! Sieh, sie umschweben dich, Schauernd, verlassen, Und wenn du dich erkältend Ihnen verschließest, erstarren sie Bis hinein in das Tiefste. JOHANNES BRAHMS
Dann ergreift sie der Sturm der Nacht,
Fragment
Dem sie, zusammengekrampft in sich,
38
Trotzten im Schoße der Liebe, Maar voor nu genoeg over literatuur en muziek. Uiteindelijk gaat u naar een tentoonstelling van beelden. En nu is het leuke dat één van de eerste beelden die u ziet als u Het Depot binnenkomt, het beeld “Immer leiser wird mein Schlummer” van Gerhard Lentink is. Laten we nu ook hier de ver-nieuwende wisselwerking zien tussen woord, klank en beeld: het gedicht is uit 1857 van Hermann Lingg (1820-1905), werd in 1886 door Johannes Brahms op muziek gezet, en in 1996 door Gerhard Lentink verbeeld. Zo leeft een thema uit vroeger eeuwen in een nieuwe vorm verder in de 21ste eeuw. En dat sluit mooi aan bij onze nieuwe tentoonstelling, die niet alleen “Dood”, maar “Dood en leven” als titel heeft. Tot slot wil ik u één dichtregel van de Griekse dichter Yánnis Rítsos (1909-1990) niet onthouden. De regel staat op de sokkel van een bronzen buste voor het geboortehuis van de dichter in Monemvasía op de Peloponnesos in Griekenland. Deze regel geeft exact de strekking van onze tentoonstelling weer:
“Ki o thánatos den íne pará éna fyllo pou épese ya na orépsi éna fyllo pou anevéni” “Ook de dood is niet meer dan een blad dat neerdwarrelde om een nieuw blad te doen ontspruiten”
Und er jagt sie mit Ungestüm Durch die unendliche Wüste hin, Wo nicht Leben mehr ist, nur Kampf Losgelassener Kräfte Um erneuertes Sein!
Sylvia de Munck Seele, vergiß sie nicht, Seele, vergiß nicht die Toten! Friedrich Hebbel
Fragment
39
MUZIEK EN LEZINGEN IN HET DEPOT
VRIJDAG 24 APRIL 2015
LACRIMAE
Harrie Starreveld, shakuhachi Johan Luijmes, (kist)orgel In het kader van de lopende tentoonstelling programmeert Het Depot drie concerten rondom het thema de dood. Liederen, koorwerken maar ook muziek zonder woorden worden in dit drieluik gepresenteerd. Het eerste concert is gewijd aan de ongewone combinatie van de Japanse shakuhachi en het (kist)orgel. U hoort contemplatieve instrumentale klaagzangen uit acht eeuwen muziekgeschiedenis. Van Jan Pieterszoon Sweelinck tot Hans Otte, in chromatieke harmonieën en smartelijke melodieën. Fragment
PROGRAMMA
40
15 • TIMPAAN MET DE VOORSTELLING VAN DE MAJESTAS DOMINI, DE TRONENDE CHRISTUS BIJ DE TWEEDE WEDERKOMST OP DE DAG VAN HET LAATSTE OORDEEL. GIPSEN AFGIETSEL VAN EEN GEBEELDHOUWD PORTAALRELIËF UIT CA. 1170, BEWAARD IN DE SINT-SERVAASKERK IN MAASTRICHT, 93 X 200 X 60 CM Voor de christenen is de tweede parousie (van het Grieks ‘parousia’, dat ‘aanwezigheid’ betekent) de terugkeer van Christus op de dag van het laatste oordeel. De voorstelling van de deësis op het portaal van de kerk moest de gelovigen aanzetten tot meditatie over hun zielenheil. De Christusfiguur is omgeven door de vier evangelisten: Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Bruikleen Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel.
John Dowland - Lacrimae Jan Pieterszoon Sweelinck - Lacrimae Arvo Pärt - Pari Intervallo Japanse traditionele muziek voor de doden - Tamuke Girolamo Frescobaldi - Toccata chromatica Japanse traditionele muziek - Honte chosi Hans Otte - Nachklang für Messiaen Hans Otte - Klänge
HARRIE STARREVELD studeerde fluit bij Koos Verheul aan het Conservatorium van Amsterdam; sinds zijn afstuderen is hij docent aan dit conservatorium. Hij is specialist op het gebied van nieuwe fluitmuziek en werkte samen met componisten als Franco Donatoni, Pierre Boulez en Tan Dun. Hij maakt deel uit het van het Nieuw Ensemble en vormt Het Trio met René Eckhardt (piano) en Harry Sparnaay (basklarinet). Harrie Starreveld is op meer dan 30 cd’s te horen. In 1978 won hij het Internationaal Gaudeamus Vertolkers Concours.
De laatste tijd profileert hij zich als bespeler van de shakuhachi, een Japans traditionele fluit waarvan de beweeglijke muziek prachtig mengt met de orgelklanken. JOHAN LUIJMES is artistiek leider van het Orgelpark en Het Depot en stadsorganist van Arnhem. Hij studeerde af als organist en beeldend kunstenaar aan de Hogeschool voor de kunsten in Arnhem. Van 2002 tot 2009 leidde hij intro in situ, productiehuis voor hedendaagse muziek in Maastricht. Hij was een van de oprichters van muziektheater De Plaats.
Fragment
41
Datum: Vrijdag 24 april 2015 Aanvang: 20.15 uur Vooraf: Vóór het concert is Restaurant Linnaeus geopend voor diner. Reserveren noodzakelijk Tel. 0317 467 736 Toegangsprijs: € 20,- inclusief koffie of thee Locatie: Beeldengalerij Het Depot Arboretumlaan 4 Wageningen
Fragment
42
16 • JEROEN MEIJS, PERISHABLE, 2009, VURENHOUT, 250 X 145 X 35 CM De foetus is als mens in wording het meest prille leven. In dit beeld is het begin van het leven en het einde daarvan verenigd. De zwam, als symbool van de dood en van de vergankelijkheid, is aan de binnenkant van de foetus aangebracht. Het is zoals bomen: zodra ze door zwammen zijn aangetast is dat de boodschap van hun einde. Dit beeld roept eenzelfde associatie op. Het is een vingerwijzing naar het onvolmaakte en onverwachte, zoals ook kankercellen in ons weefsel aanwezig kunnen zijn. Vreugde en hoop, betrekkelijkheid en toekomstig verdriet zijn hier samengebracht. Bruikleen kunstenaar.
Fragment
43
393 • NOVELLO FINOTTI, FOSSILE, 1995, BRONS, 124 CM Dit beeld zou een uitbeelding kunnen zijn van de wederopstanding van de mens, van de mensheid op de dag van het laatste oordeel. De wederopstanding uit de dood, en daardoor de overwinning op de dood. De menselijke gestalte komt als een versteend overblijfsel uit de aarde naar boven. In het christelijk geloof is dit thema dikwijls als onderwerp in de schilderkunst gebruikt.
18 • DODENMASKER VAN NAPOLEON, GIPS, 33 CM, COLLECTIE HET DEPOT Zeker bij beroemde persoonlijkheden was het gebruikelijk om ter herinnering een gipsen masker te maken van de overledene. Dodenmaskers laten dikwijls de laatste ogenblikken van dat leven zien. Het zijn doorgaans beelden waarin we de karaktertrekken van de overleden persoon herkennen. De kunstenaar Magritte heeft dit masker gebruikt voor zijn schilderij ‘L’Avenir des Statues’.
342 • EJA SIEPMAN VAN DEN BERG, HANDEN 86, 2002, BRONS, 100 CM Op veel graven zijn handen afgebeeld als symboliek van trouw en verwantschap. We geven elkaar de hand bij feestelijkheden, bij geboorte, en bij een welkom. Als uitdrukking van verwantschap, liefde en trouw. Maar ook als troost bij een afscheid. Op graven zijn handen een symbool van eeuwige trouw en verbondenheid. Dit beeld, Handen, van Eja Siepman van den Berg brengt die symboliek tot uitdrukking. De handen liggen hier op elkaar als in een tedere omhelzing.
Fragment
Fragment
44
45
MET DANK AAN TROMPENBURG TUINEN & ARBORETUM, ROTTERDAM.
De Doodsbeenderenboom GYMNOCLADUS DIOICA
De Doodsbeenderenboom komt oorspronkelijk uit het midden-westen van de Verenigde Staten van Amerika, de Engelse naam is Kentucky Coffee Tree. De boom wordt daar wel 20 meter hoog en zo’n 13-14 meter breed. De boom groeit niet heel snel, maar kan met gemak 100 tot 150 jaar oud worden. In Nederland wordt de boom meestal niet hoger dan 10 meter. De diepe overlangse groeven op de roodbruine, donkergrijze afschilferende bast geven de plant een heel fraai aanzien in de lange periode dat de boom zonder blad vertoeft. Het dubbelgeveerde lange en brede heldergroene blad (30-90 cm lang, 30-40 cm breed) komt laat aan de plant, maar valt op door de diverse kleurschakeringen: van knalroze bij het jonge blad tot groen en brons bij het ouder wordende blad. Het blad valt vrij vroeg weer af, nadat het tot spectaculair oranje en geel is verkleurd.
Fragment
46
Waar andere loofbomen knoppen aan de fijnere zijtakken dragen die de belofte van de komende lente in zich verborgen houden, hebben deze bomen een paar piepkleine in donzige holtes verborgen knoppen in elke oude bladoksel. Door die afwezigheid van zijtakken en knoppen wordt de boom in het Frans Chicot genoemd wat zoveel betekent als stomp, dode boom. Wanneer het blad in het vroege najaar is gevallen blijven de lange bladstelen, met hun knekelvormige verdikking aan het begin van de bladsteel nog lange tijd aan de boom, waardoor de boom in het Nederlands Doodsbeenderenboom wordt genoemd. Uiteraard heeft die naam ook te maken met de grove forse takken die in de winter een soort doodse grijzigheid hebben. Voor ons is de boom in de winter prachtig vanwege zijn bijzondere silhouet en in de zomer vanwege zijn fraaie open kroon. Op Hinkeloord staat een nog vrij jonge boom op de grens met de tuinen van de huizen aan de Oranje Nassaulaan.
Fragment
47
De Hemelboom AILANTHUS ALTISSIMA
De Hemelboom is een boom die van nature voorkomt in Noord-Oost China, Australië, op de Molukken en in Noord-Korea. In 1751 is de boom door het versturen van zaden door een missionaris in Europa ingevoerd. Aylanto, wat in het Moluks ‘tot de hemel reikend’ betekent is de geslachtsnaam geworden. Op Ambon staan in het oerwoud hemelbomen die verwant zijn met de Ailanthus altissima. Altissima betekent ook al dat hij de grootste zou zijn, een aardig geval van dubbelop, waarbij dan ook nog moet worden opgemerkt dat er voldoende bomen zijn die veel hoger kunnen worden dan de Hemelboom. De boom kan onder ideale omstandigheden 25 meter hoog worden en 15 tot 30 meter breed. Hoewel de boom een robuuste indruk maakt is de boom niet zo sterk als hij lijkt. Na 30 jaar wordt hij gevoelig voor harde wind en sneeuw. De Hemelboom in de tuin van Villa Hinkeloord is in 1938 geplant. Al vanaf het begin van de aankoop van het arboretum Hinkeloord wordt de boom jaarlijks gescand en met bijzondere zorg omgeven. Wij gunnen de 77-jarige boom, juist vanwege zijn hoge leeftijd, een goede oude dag.
Fragment
Fragment
48
49
MUZIEK EN LEZINGEN IN HET DEPOT
VRIJDAG 11 SEPTEMBER 2015
REQUIEM Koor, Musica Vocale o.l.v. Rob Vermeulen Rik Helmes en Cathalijne Maat, piano Dirk Luijmes, harmonium Fragment
50 Het laatste concert in de serie rond de dood is grotendeels gewijd aan het Requiem, de muziek die uitgevoerd wordt bij de mis voor de overledene. Componist Andries van Rossem bewerkte het Requiem van Max Reger, oorspronkelijk geschreven voor groot orkest, koor en solisten, voor de intieme combinatie van koor, piano en harmonium. Op het eerste gezicht lijkt deze instrumentatie vergezocht. Maar een van de bekendere koorwerken uit de 19de eeuw, de Petite Messe Solennelle van Rossini, is voor deze bezetting geschreven. Daarnaast hoort u het Requiem van Peter Cornelius, de sterk door Franz Liszt beïnvloede Duitse componist. Het programma wordt aangevuld met liederen van Hugo Wolf.
PROGRAMMA
ROB VERMEULEN studeerde koor-
Max Reger - O Traurigkeit, O Herzeleid
Peter Cornelius - Requiem
Max Reger
- Requiem (bewerking Andries van Rossem) Hugo Wolf - liederen
en orkestdirectie en schoolmuziek aan de conservatoria in Arnhem en Rotterdam. Naast zijn studie nam hij deel aan masterclasses bij onder andere John Eliot Gardener, in samenwerking met The Monteverdi Choir en The English Baroque Soloists. Ook werkte hij met het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Uwe Gronostay. In 1996 nam hij deel aan de Kirill Kondrashin masterclass voor orkestdirigenten.
Rob Vermeulen is dirigent van enkele kamerkoren, waaronder Musica Vocale in Wageningen en het Oost Nederlands Kamerkoor in Doetinchem. Sinds 1999 is Vermeulen dirigent van het Bachkoor Nijmegen. Vermeulen doceert koordirectie aan de conservatoria van Utrecht en Arnhem.
MUSICA VOCALE is in 1973 als ad hoc koor van start gegaan onder leiding van Dick Hollander. Het koor werkt inmiddels mee aan verschillende radio-opnamen en verzorgde diverse concerten in het buitenland. Het repertoire is breed. Na Dick Hollander, Ulrike Heider en Daniël Reuss is Rob Vermeulen sinds 1990 de dirigent.
DIRK LUIJMES nodigt regelmatig componisten uit voor het harmonium te schrijven. Hij soleert in binnen- en buitenland. Met zijn Franse drukwindharmonium speelde hij in Carnegie Hall (New York) als solist in het aan hem opgedragen First harmoniumconcerto van Martijn Padding, in het Concertgebouw te Amsterdam en in de Grote Zaal van de Musikverein in Wenen. In 2009-2010 werkte hij mee aan de wereldpremière van de 1919-versie van Igor Stravinsky’s Les Noces. Hij is artistiek leider van Stichting Longen & Tongen. De cd waarop hij soleert in Paddings harmoniumconcert werd onderscheiden met een Edison Klassiek.
RIK HELMES studeerde piano bij Frank Peters, Sepp Grotenhuis en Frank van de Laar en liedbegeleiding bij Kelvin Grout. Hij soleerde met het ArtEZ blaasorkest in het concertino van Camillo Lendvay en was als repetitor betrokken bij diverse opera- en muziektheaterproducties. Orkestervaring deed hij op bij het Nationaal Jeugdorkest en de NJO Summer Academy, waarmee hij in de grote concertzalen van Nederland speelde.
Met een beurs van de Leverhulme Trust, volgde hij een postgraduate studie voor repetitor op de Royal Academy of Music in Londen. Als pianodocent is hij actief in Arnhem en omstreken.
CATHELIJNE MAAT studeerde piano aan het conservatorium te Arnhem. Masterclasses volgde ze onder andere bij Igor Roma, Sepp Grotenhuis en Kelvin Grout. Met muziektheatergroep Xantippe gaf ze jarenlang voorstellingen door heel Nederland. Ze is regelmatig als solist te gast bij diverse orkesten, zoals recent met Rhapsody in Blue van Gershwin. Binnenkort staan het Warsaw Concerto van Addinsel en het 20ste pianoconcert van Mozart op het programma.
Datum: Vrijdag 11 september 2015 Aanvang: 20.15 uur Vooraf: Vóór het concert is Restaurant Linnaeus geopend voor diner. Reserveren noodzakelijk Tel. 0317 467 736 Toegangsprijs: € 20,- inclusief koffie of thee Locatie: Beeldengalerij Het Depot Arboretumlaan 4 Wageningen
Fragment
51
52
Laatste woorden Gijsbert van Es
Mijn vader overleed vijftien jaar geleden, in de vroege zomer. Hij lag in de woonkamer van zijn eigen huis, met uitzicht op de tuin, waarin vingerhoedskruid uitbundig bloeide. Hij zei: “Wat gaat het toch hard.” Sprak hij over het naderen van zijn laatste uur? Nee, hij doelde op de explosie van kleur en geur in de tuin. Op zijn laatste zondag kwam een familielid afscheid nemen. Zij praatte over de tuin, het weer, nieuws uit het dorp. Hij luisterde, met gesloten ogen. In één zin probeerde zij iets bespiegelends te zeggen: “Och, wat triest dat het zo met je moet aflopen.” Hij opende zijn ogen, keek haar aan en zei: “Ach, 75 jaar, zo oud wordt een mens.” Sindsdien heb ik vaak gedacht: ja, 75 is een mooie leeftijd om te sterven. Op een dag is het leven onherroepelijk voorbij. Als je dan 75 jaar mag worden... Count your blessings. Inmiddels denk ik iets anders. Dat komt door gesprekken die ik met ruim honderd mensen over ‘leven met de dood’ heb mogen voeren, als journalist van NRC Handelsblad, voor een serie interviews die twee jaar lang op zaterdag in de krant verscheen. Nu denk ik: vrede sluiten met het levenseinde heeft weinig met
DIGITALIS PURPUREA
leeftijd te maken. Acceptatie hoeft niet makkelijker te zijn voor iemand van 75 jaar dan voor iemand van 37 en nóg makkelijker voor wie boven de 90 is.
Fragment
53 Vergeet de tijd. Count your years with smiles not tears. Het is een regel uit een gedicht dat één van de geïnterviewden in borduursteek aan haar kledingkast had opgehangen. Talloze vragen heb ik gesteld in de gesprekken over het levenseinde. Wat valt zwaar? Wat biedt hoop? Wat maakt bang? Wat geeft kracht? Terwijl de interviews in de krant verschenen, is mij bij herhaling deze vraag gesteld: ‘Word je niet somber van al die gesprekken met stervende mensen?’ Zonder aarzeling antwoordde ik: nee, integendeel. Het heeft een tijd lang geduurd voordat ik zelf begreep hoe het kwam dat de dood me niet bedrukte. Aanvankelijk voerde ik vooral rationele verklaringen aan. Ik zei dat ik het als onderdeel van m’n werk zag, zoals ook artsen, verplegers, pastors, mensen in de uitvaartbranche voortdurend met stervende en gestorven medemensen te maken hebben.
Fragment
54
Sommigen vroegen door: ‘Heb je een bijzondere relatie met de dood?’ Dan vertelde ik dat die al op jonge leeftijd in mijn leven was.
de dood, nee, het leven stond erin centraal – het leven dat zonder de dood niet bestaat.
Over ‘compenserend gedrag’ is in psychologische handboeken uitgebreid geschreven – zou ik …?
De ruim honderd stukken die ik voor de krant heb geschreven, bieden een kaleidoscoop van gevoelens en gedachten over de laatste levensfase, maar vooral: ze illustreren hoe mensen in staat zijn een indrukwekkende kracht te ontwikkelen bij lichamelijke verzwakking, hoe ze levenskracht en levenskunst tonen in de finale van hun bestaan. Wanneer ik zelf op een dag onder ogen moet zien dat mijn einde nabij is, hoop ik in staat te zijn alle afleveringen uit de serie Het laatste woord te herlezen. Ze zullen me herkenning bieden en steun kunnen geven.
Mijn moeder overleed ruim veertig jaar geleden. Zij was 46 jaar, ik was twaalf. Drie jaar is ze ziek geweest. Het begon met borstkanker. Ik kan me geen moment herinneren waarop mij in die jaren is verteld dat mijn moeder letterlijk doodziek was. Ik kan me überhaupt geen moment herinneren waarop ik iets te horen kreeg over de ernst van haar ziekte. ‘Er werd niet over gepraat.’ Later heb ik hieraan vaak teruggedacht. Ik herinner me de loodzware stilte in huis, terwijl mijn moeder zwaar ziek op bed lag. Boosheid, het verwijt dat mijn ouders tegen mij in alle talen over haar jonge dood hebben gezwegen, heb ik nooit gevoeld. Wij woonden in een dorp, in een winkelstraat, waar werken de norm was en praatcultuur ontbrak. We leefden in ‘andere tijden’, zonder de prikkel van emotv en andere (‘social’) media. Heb ik de gesprekken over de dood gevoerd om de oorverdovende stilte in het sterfhuis van m’n jeugd te doorbreken? Mij lijkt dat te zwaarmoedig gedacht. De gesprekken gaven mij juist energie. De stukken in de krant maakten me zelfs blij, wanneer ik in de week na verschijning van geïnterviewden hoorde dat zij zulke prachtige reacties hadden gekregen, zowel van bekenden als van onbekende lezers die een hartelijk bericht hadden gestuurd. ‘Een goed gevoel’ ontlenen aan de dood – het kán, en inmiddels denk ik te weten wat de verklaring hiervan is. De gesprekken stonden namelijk nooit in het ‘eendimensionale’ perspectief van
“Ik heb genoten van mijn fietstochten”, zegt een man van nog geen zeventig jaar op zijn sterfbed, terugkijkend op zijn leven. Het voert mijn eigen gedachten terug naar mooie weken die ik zelf ooit heb beleefd als scholier en student, op fietsvakanties met mijn oudste vrienden uit m’n geboortedorp. Zo heeft elk van de honderd gesprekken eigen herinneringen bij mij losgemaakt. “Als ik terugkijk op mijn leven met mijn vrouw en de kinderen, dan denk ik: we hebben het goed gehad en goed gedaan, zo met elkaar”, zegt een stervende leeftijdgenoot. Het alledaagse leven als bron van geluk, ik koester het evenzeer. En niet alleen in het licht en zicht van de dood, ook als actuele levenslessen spelen ‘laatste woorden’ regelmatig door mijn hoofd. ‘Il faut cultiver notre jardin’, citeert een vrouw uit Voltaire’s Candide, ou l’optimisme, waarmee ze zeggen wilde: “Als je je wilt inzetten voor een betere wereld, zorg dan dat je je eigen wereld op orde hebt.”
Dankzij een ontmoeting met een vrouw in een Amsterdams hospice heb ik kennisgemaakt met het werk van Thich Nhat Hanh en Kahlil Gibran: grote namen voor kenners van oosters gedachtegoed, maar ik had me hierin eerder nauwelijks verdiept. Gibran: ‘Als je echt de ziel van de dood wilt kennen, open je hart dan voor het leven. Want leven en dood is één, zoals de rivier en de zee ook één zijn.’ Voor dergelijke metaforen hebben de gesprekken me gevoelig gemaakt. Wij mensen, wij drijven op rivieren en monden uit in een groter geheel: de zee, de dood. Ben ik nu opeens een gelovig mens? Nee en ja. Nee, ik blijf gepaste afstand houden van dogmatisch denken. En ja, ik heb meer belangstelling en respect gekregen voor levensbeschouwing als zienswijze, als methode om de dood als deel van het leven te leren bespreken en begrijpen en, hopelijk, ooit te aanvaarden. Er bestaat in Nederland een stichting, STEM, die dit doel wil dienen: de dood in de samenleving beter bespreekbaar maken. Enkele jaren geleden heeft deze stichting onderzoek onder 1.500 Nederlanders laten doen, waarbij is gevraagd hoe zij denken aan de dood, hoe zij hun eigen levenseinde voor zich zien. Dit beeld geeft de peiling: - omstreeks een derde van de Nederlanders is bang voor de dood en praat niet, of hooguit moeizaam, over die angst – een stilzwijgen dat vaak tot in het graf standhoudt; - ruim een vijfde plukt de dag en denkt nooit aan de dood; - bijna een zevende verdringt iedere gedachte aan de eigen sterfelijkheid;
- bijna een vijfde leeft mét de dood, zonder taboe op gesprekken hierover en goed voorbereid; - iets meer dan een tiende, de kleinste groep, leeft in vrede met de dood, vertrouwend op ‘het eeuwige leven’. Het is, vermeldt de stichting STEM erbij, geen poging mensen ‘in hokjes te stoppen’. Het is een spectrum van kleuren die langzaam in elkaar overgaan. Het is een schematische weergave, die herkenning biedt en wil laten begrijpen dat mensen zich op verschillende manieren tot de dood verhouden. Dit kan helpen bij gesprekken in de laatste levensfase. “We sterven langer”, zei René Gude, dankzij verbeterde medische zorg, waardoor veel ‘fast killers’ zich tot chronische, langzaam slopende ziekten hebben ontwikkeld. “Doodgaan is gemedicaliseerd geraakt”, zegt stervensbegeleider Ineke Koedam. “[Daardoor] is een kloof ontstaan tussen het alledaagse leven en de dood. De meeste mensen sterven in ziekenhuis of instelling. Steeds minder mensen maken van dichtbij het hele stervensproces van iemand mee. Het gevolg is: angst voor de dood en zelfs afgrijzen bij de gedachte een dood lichaam te zien.”
Fragment
55
Fragment
57
BEGRAAFPLAATS GROENESTEEG LEIDEN
KHALIL GIBRAN
In Nederland sterven jaarlijks 135.000 mensen. Bijna 100.000 van hen overlijden aan drie typen ziekte: door kanker overlijdt ruim een derde; door hart- en vaatziekten sterft bijna een derde; ziekten aan longen en luchtwegen veroorzaken een tiende van alle sterfgevallen. Het resterende kwart, 35.000 sterfgevallen, heeft omstreeks vijftien verschillende oorzaken. Psychische stoornissen, letsel door (verkeers- en andere) ongelukken, ziekten aan maag-darmkanaal en algehele slijtage vormen hierbij de grotere groepen, elk met ruim 5000 doden.
Fragment
58 Waar sterven wij? Bijna één op de drie Nederlanders overlijdt in een ziekenhuis; ruim één op de drie sterft in een verpleeg- of verzorgingshuis; gemiddeld een derde overlijdt thuis – onder wie de helft van alle kankerpatiënten. Wat valt van deze cijfers te leren? Louter voor mezelf sprekend zou ik willen zeggen, naar een bijbels woord: ‘Wees voorbereid’, onherroepelijk komt de dag waarop ook bij mij de celdeling op hol kan slaan of mijn hartslag begint te haperen. En: hoe ouder ik word, hoe groter de kans zal zijn dat mijn leven eindigt in een hoog wit bed dat in een verpleeg- of verzorgingshuis staat. Wil ik dat? Heb ik dan iets te willen? ‘Kwaliteit van leven’ en ‘eigen regie’ – het zijn begrippen die ik vaak heb gehoord in gesprekken over het levenseinde. “Ik heb ervoor gekozen de kwaliteit van mijn leven belangrijker te vinden dan dat ik tot het uiterste was gegaan met chemokuren, waarmee ik doodziek was geweest om misschien ietsje langer te kunnen leven”, zegt iemand die niet ouder zou worden dan zestig jaar. BEGRAAFPLAATS GROENESTEEG LEIDEN
Zo sprak ik meer mensen die de regisseur zijn gebleven van hun eigen leven. Ik wens het mezelf ook toe. Maar zal ik dat kunnen, wanneer pijn mijn dagen tekent, chronische vermoeidheid me lijdzaam maakt, wanneer ik m’n mobiliteit en zelfstandigheid moet inruilen voor zorg en hulp en in gedachten nog slechts in het verleden kan leven, waar mijn blik nu vooral op de toekomst is gericht? ‘Een mens mag sterven, niet bederven’, heb ik in het verleden weleens te makkelijk geroepen. De Nederlandse wetgeving voor euthanasie beschouw ik als een uiting van beschaving. Inmiddels ben ik hierover wel iets genuanceerder gaan denken. Zeker, het principe laat ik ongemoeid: gelukkig hoeft niemand in Nederland, tegen z’n eigen wil, ongeneeslijk ziek te zijn en daarbij ondragelijk en uitzichtloos te lijden. Maar wat betekent dit in de praktijk? Waar stervende olifanten hun kudde achter zich laten, hebben stervende mensen hun medemens méér dan hard nodig. Dit verlangen laat zich niet volledig inlossen door een verdere medicalisering en hospitalisering van de dood. Voor de meeste mensen is ‘de dood’ zo’n zwaar en zwart onderwerp dat ze hierover niet of nauwelijks durven te denken en te praten. Min of meer automatisch leggen zij hun lot in handen van artsen en verplegers. Of zij zien geen andere uitweg dan zich hieraan over te geven, omdat de mantelzorg in hun directe omgeving tekortschiet.
Fragment
59
Het is extreem gesteld, maar uitzonderlijk is het niet. De zorgsector ‘móét leveren’, daarvoor zijn ‘we’ verzekerd. En de sector levert ook, naar beste vermogen. Probleem opgelost? Niet helemaal. “Een probleem kan zijn”, zegt een palliatief verpleegkundige (ik interviewde ook enkele deskundigen), “dat artsen te lang doorgaan met behandelen. Ze zijn opgeleid om ziektes te bestrijden. Daarvoor beschikken ze over een carrousel van medicijnen, therapieën, operaties. Maar een mens is geen machine. Ziekte, en zeker in de laatste levensfase, heeft ook andere kanten: sociale, emotionele, spirituele. Gesprekken daarover krijgen niet altijd de ruimte die ze nodig hebben.” Waar en hoe ontstaat die ruimte? Eén recept valt hiervoor niet uit te schrijven. Wel is er een constante factor, trefwoord: dialoog. Een wanhopig verhaal van een vrouw van 86 die euthanasie wilde maar niet kreeg, getuigt van ernstig verstoorde verhoudingen tussen haar en diverse artsen.
Fragment
60
Het kan anders. Een vrouw van 76 vertelt dat ze eerst had gekozen voor euthanasie. De huisarts had haar zakelijk en helder uitgelegd welke stappen zij op die weg moest zetten. In het hospice, waarin zij zich korte tijd later laat opnemen, komt ze tot andere gedachten: “In dit huis hebben ze me verteld dat je ook met pijnbestrijding, in een slaaptoestand, naar je einde gebracht kan worden. Dat lijkt mij het mooiste: dat je kunt inslapen met al je mooie herinneringen.”
In vrijwel alle gevallen waarin mensen in rust en harmonie naar de dood toeleven, blijkt de relatie met hun medemensen een allesbepalende factor te zijn, of ze nu familie, vriend, arts, verpleger of verzorger zijn – dat maakt geen verschil. Een vrouw vertelt over de laatste dag van haar man, die op de ochtend van zijn laatste dag zei: “Het klinkt misschien raar, maar ik voel me zielsgelukkig.” Hij telde de zegeningen van een hechte band met familie en vrienden en de steun van de huisarts die hem diezelfde avond euthanasie zou verlenen. De sleutel tot aanvaarding van de dood is wellicht te vinden in de relatie tussen stervenden en hun naasten. De directeur van een Joods Hospice trekt een verhelderende vergelijking tussen sterven en geboorte: “Ik zeg: alles op z’n tijd, wacht rustig af, bereid je erop voor, maar probeer niet alles van tevoren te weten en te beheersen.” Het doet me terugdenken aan de eerste levensjaren van mijn kinderen. Ontroering en vrolijkheid kleuren die herinnering, gelukkig. Tegelijk was er de prijs die alle ouders betalen: gebroken nachtrust in de babytijd, kinderziektes, een gezinsleven met een rigide levensritme, eindeloos geduld op de weg van vallen en opstaan, conflicten wanneer dat geduld ook weleens op was. Er zijn weinig ouders die zeggen: de eerste jaren van m’n kind zijn me te lastig, ik stop ze in een tehuis en ik ga ze wel ’s ophalen zodra ze kunnen lopen, praten en zindelijk zijn.
EEUWIGE TROUW
Fragment
Wat zien we wanneer we deze situatie verplaatsen van de eerste naar de laatste levensfase en de ‘zorgrollen’ omdraaien? Ik bedoel dit niet simplistisch, zeg niet: kinderen hebben de plicht hun hulpbehoevende ouders dag en nacht te verzorgen. Wel ben ik ervan overtuigd geraakt dat het andere uiterste evenmin de oplossing biedt. ‘U bent terminaal ziek? O, maar dan brengen we u naar een verpleeghuis en als het echt niet meer gaat, staat daar een kast vol middelen om u uit uw lijden te verlossen…’ Ik chargeer, omdat ik – tot slot – dit wil zeggen: levenskunst in de terminale levensfase ontstaat vooral daar waar stervenden zich veilig voelen, in hun eigen huis omringd door gelijkgestemde naasten, in een hospice waarin toegewijde personeelsleden en vrijwilligers hen omringen, in een ziekenhuis of verpleeghuis waarin de zorg niet is gesmoord in protocollen en personeelsgebrek. Mijn eigen moeder is veertig jaar geleden, denk ik nu, een uiterst
pijnlijke en eenzame dood gestorven. Mijn vader aanvaardde de dood vijftien jaar geleden met grote nuchterheid, als de man van weinig woorden die hij altijd was geweest. Ik leef in een andere tijd, mijn leven loopt anders. Ik heb, bij elkaar opgeteld in enkele honderden uren, van ruim honderd mensen gehoord hoe zij de kunst verstaan van leven met de dood. Hoe graag had ik mijn ouders deze verhalen laten lezen en er met hen over gepraat.
Gijsbert van Es Interviews uit de NRC-serie ‘Het laatste woord. De kunst van leven met de dood’, door Gijsbert van Es (1960), zijn gebundeld in het gelijknamige boek (uitgeverij Nieuw Amsterdam, 2013).
61
Fragment
Fragment
62
63
11 • HEGESO STÈLE, GRAFMONUMENT VAN HEGESO UIT DIPYLON, CA 410 V. CHR., GIPS, 152 X 97 X 16 CM Gipsen kopie van het marmer origineel in het Nationaal Archeologisch Museum in Athene. Het origineel dateert uit ca. 410 voor Christus. In deze periode was het gebruikelijk dat de meer welgestelde Grieken op hun begraafplaatsen buiten Athene grafstèles plaatsten. Op deze stèle, gevonden op de begraafplaats van Kerameikos, is Hegeso afgebeeld, de dochter van Proxenos. Van een bediende krijgt zij een juwelenkistje aangereikt waaruit ze een sieraad kiest. De stijl van afbeelden is typisch voor die periode met een gedrapeerde chiton. De afbeelding is omgeven door een zogenaamd aedicula-frame. De beeldhouwer van de stèle is wellicht Kallimachos. Bruikleen Allard Pierson Museum, Amsterdam.
12 • ETRUSKISCHE GRAFKIST, 200-100 VOOR CHRISTUS, KALKSTEEN, 59 X 24 X 85 CM Aan de voorzijde in hoog reliëf frontaal 4 staande vrouwen geflankeerd door 2 mannen (korter gewaad). Op de deksel is een aanliggende vrouw met sluier afgebeeld, met in haar rechterhand een palmblad. Zowel in de Klassieke als in de Hellenistische periode werden de doden begraven of gecremeerd. Veel graven in necropolen zijn versierd met goed bewaarde wandschilderingen. In nissen, of op in de wand uitgehakte banken werden de doden bijgezet. Ook komen er ondergrondse grafkamers voor die gebruikt werden als verzamelplaats voor talloze asurnen. Deze asurnen waren soms van albast en soms van lokale tufsteen gemaakt en vaak versierd met mythologische voorstellingen. Mythologische kennis hadden de Etrusken door de vele contacten met de Grieken en de import van duizenden vazen uit Athene. Bruikleen Allard Pierson Museum, Amsterdam.
Fragment
64
17 • GISANT VAN COLARS JACORIS, 1395, INSCRIPTIE: CHI.GHIST.COLARS.JACORIS.TALURES.D’IMAGES.ET. FRERES.DE.CE.MAISON.QUI.TREPACAT.EN.LAN.DE GRACE.M.CC.LXXX.XIIIII.LE.NUT.CAIS.JOURS. Gipsen afgietsel van het origineel afkomstig uit de leprozerie Les Grands Malades Société archéologique de Namur, Namen. De gisant van Colars Jacoris bevond zich vroeger in de kapel van de leprozerie Les Grands Malades in Namen, waar hij als ‘haitié’-broeder leefde – dat wil zeggen als lekenbroeder met een goede gezondheid. Hoewel over het ontstaan weinig bekend, zou deze leprozerie in de loop van de twaalfde eeuw zijn opgericht. In de tijd van Colars werd de instelling bestuurd door drie bezoldigde burgers van de stad, die telkens een mandaat van negen jaar kregen. Toen de melaatsheid in de loop van de zestiende eeuw geleidelijk verdween, liep de leprozerie stilaan leeg. Ze werd toen de zetel van de Hermitage Saint-Hubert. Nadat de gebouwen in 1844 verkocht waren aan steenhouwers, werden ze in 1852 definitief afgebroken. Bruikleen Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel.
19 • GERMAIN PILON EN MATHIEU JACQUET, GRAFSTEEN VAN VALENTINE BALBIANI, 1574, MARMER, 191 CM Germain Pilon was een beroemde Franse beeldhouwer uit de renaissance. Hij was de favoriete beeldhouwer van Catharina de Medici. Zijn werk vertoont de invloed van Michelangelo. Dit grafmonument voor Valentine Balbiani (1518 – 1572) werd vervaardigd voor plaatsing in de kapel Birague van de Sainte-Catherine-du-Val-des-écoliers kerk in Parijs. De opdrachten werden verstrekt door de Franse kanselier René de Birague en de ‘veuf’ van de overledene op 29 april 1573 en 7 april 1574. De kerk werd in 1783 onder druk van de politieke situatie afgebroken. Conform de destijds verstrekte opdracht moet het grafmonument er ongeveer als volgt hebben uitgezien: “Elle intégrait des marbres blancs, des bronzes dans un encadrement de marbres noirs et colorés. Le contrat précise l’exécution de la figure “à demi couchée et appuyée, aornée d’accoustrement de robbe de velours figuré... près d’elle une petit chien de marbre faict au plus près du naturel”, de “l’annothomie gisante de marbre”, c’est-à-dire de la figure en état de mort, de “deux anges... tenans des flambeaulx la lumiere contrebas, signiffiant la vie estaincte”, des reliefs de “trophées de funéraille” et des têtes de chérubins”. Bruikleen Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel.
Fragment
65
MUZIEK EN LEZINGEN IN HET DEPOT
VRIJDAG 12 JUNI 2015
KINDERTOTENLIEDER Annette Stallinga, alt Andrew Clark, piano In de serie concerten rond het thema dood en leven vertolken Annette Stallinga en Andrew Clark een programma met liederen voor alt en piano. De Kindertotenlieder van Gustav Mahler spelen hierin de hoofdrol. Deze liederen behoren tot de aangrijpendste werken van Gustav Mahler. De componist toonzette gedichten van de Duitse dichter Friedrich Rückert; deze schreef zijn ruim 200 Kindertotenlieder naar aanleiding van de dood van twee van zijn kinderen. Het programma wordt aangevuld met liederen die het verdriet, de weemoed en de wanhoop rond het sterven bezingen.
Fragment
66
PROGRAMMA Gustav Mahler - Kindertotenlieder
EEN PORTRET VAN HET MEISJE EDITH HOCHSTADTER (1927-1935), VAN WIE IN DIT MONUMENT DE AS IS BIJGEZET. (Westerveld) De buste is een bronzen afgietsel uit 1957 van een marmeren portret dat in 1933 gebeeldhouwd werd door de Belgische kunstenaar Victor Rousseau (1865-1954). Van invloed op zijn stijl waren zijn reizen naar Griekenland en Italië en zijn ontmoeting met Auguste Rodin. Rousseau is een belangrijk vertegenwoordiger van het Waals idealisme.
Andrew Clark studeerde muziek aan de Universiteit van Cambridge en werkte na zijn studie geruime tijd als violist/altviolist in verschillende orkesten in Duitsland, Italië en Nederland. Daarnaast ontwikkelde hij zich steeds meer als pianist en klavecinist en besloot zich volledig op deze instrumenten toe te leggen. Andrew is een veelgevraagd begeleider van vocale masterclasses in binnen- en buitenland en werkte onder meer samen met Nelly Miricioiu, Olaf Bär, Margreet Honig, Peter Kooij, Evelyn Tubb en Anthony Rooley. Andrew's concertpraktijk omvat het spelen van continuo in grote en kleinere ensembles, het begeleiden van liedrecitals en het geven van solorecitals op klavecimbel. Annette Stallinga studeerde aan het Conservatorium van Amsterdam en aan
FOTO: BOKIC BOJAN / SHUTTERSTOCK.COM Fragment
67
de Schumann-akademie en rondde de opleiding in 2003 af. Daarna bleef ze coachingslessen en masterclasses volgen. Remco Roovers en Elena Vink stonden aan de basis van haar zangontwikkeling, Marjan Kuiper is haar huidige coach. Solistisch zingt ze het brede oratoriumrepertoire, maar ook orkestwerken als de Kindertotenlieder van Gustav Mahler of kleiner bezette ensemblewerken als het Stabat Mater van Giovanni B. Pergolesi. Daarnaast zingt Annette projectmatig in diverse (soms enkel bezette) ensembles als PA’dam o.l.v. Maria van Nieukerken en The Amsterdam Baroque Orchestra & Choir o.l.v. Ton Koopman.
Datum: Vrijdag 12 juni 2015 Aanvang: 20.15 uur Vooraf: Vóór het concert is Restaurant Linnaeus geopend voor diner. Reserveren noodzakelijk Tel. 0317 467 736 Toegangsprijs: € 20,- inclusief koffie of thee Locatie: Beeldengalerij Het Depot Arboretumlaan 4 Wageningen
NIEUWS VAN ONZE BEELDHOUWERS
In memoriam:
George Belzer Fragment
68
Fragment
In augustus vorig jaar overleed, toch nog vroeger dan wij dachten, onze goede vriend George Belzer. Hij was een kunstenaar en vakman van de oude stempel. Gefascineerd door de mogelijkheden van het bewerken van metaal, bij voorkeur aluminium. Hij heeft ook veel betekend voor kunstenaars die na hem waren gestart. Hij gaf ze advies en goede raad. In Beeldengalerij Het Depot is zijn droom verwezenlijkt: een vruchtbare keuken.
69
Op onze site is een filmportret te zien dat in opdracht van Het Depot in mei 2014 gemaakt werd. (Beeldengalerij > Overzicht kunstenaars > George Belzer > Filmportret)
George Belzer • De vruchtbare keuken installatie, 1995-2007, 300 cm
DOOD EN LEVEN Ook in de winkel van Het Depot is aandacht voor dit onderwerp, met vier boektitels Twee ervan gaan over het leven, twee over de dood. In LEVEN en Birth of life staat het leven centraal. Leven op onze planeet en het nieuwe leven dat zich kan voordoen in onze eigen kring, door de geboorte van een kind. Twee auteurs schrijven over het einde van het leven: I.D. Yalom in Tegen de zon inkijken, over dood en leven, en Denker des Vaderlands René Gude in Sterven is doodeenvoudig, iedereen kan het over zijn eigen dood, die hij aan het eind van het vorige jaar in de ogen moest zien.
BIRTH OF LIFE – SIMONE DE GEUS uitgeverij Fontaine, € 44,99 De Nederlandse fotografe Simone de Geus ervoer door de geboorte van haar eigen kinderen dat een pasgeboren kind hét symbool is voor verandering en een nieuw begin. Zo begon haar project Birth of life, een collectie foto’s van de eerste momenten van het leven van een kind. De rauwheid, het realisme en de puurheid ervan. De eerste aanblik van een kind dat je al kent, maar nog nooit hebt gezien. De kwetsbaarheid en het ongeloof dat zoiets kan: dat er een wezentje wordt gevormd uit bijna niets. De verbazing over de snelheid waarmee een kind binnen 24 uur verandert. En het besef dat de eerste momenten nooit meer terugkomen. Birth of life is een fascinerend document in woord en beeld met een intrigerend verhaal, dat ons laat zien wie wij zijn en wat onze rol is in een groter geheel: de levenscyclus die ons allen verbindt en vormt. Fragment
70
TEGEN DE ZON INKIJKEN, DOODSANGST EN HOE DIE TE OVERWINNEN -–IRVIN D. YALOM uitgeverij Balans, € 12,50 Hoe kunnen we iets wat voor ons allen even finaal als raadselachtig is als de dood leren begrijpen en accepteren? I.D. Yalom laat zien hoe een droom, een verlies, een traumatische ervaring, de dood of ziekte van een dierbare, of gewoon de naderende ouderdom, keerpunten kunnen zijn op weg naar een zinvoller leven. Tenminste, als wij er de inspiratie aan kunnen ontlenen om onze prioriteiten te verleggen en meer risico’s te nemen voor een bevredigender en liefdevoller leven. Zo leren we oprechter te communiceren met de mensen van wie we houden, te stoppen met dingen die we niet willen doen en de schoonheid van het leven bewuster te ervaren. Irvin D. Yalom is psychiater en romanschrijver.
uitgeverij Taschen, € 19,99 In 2000 begon de wereldvermaarde natuurfotograaf Frans Lanting aan een persoonlijke reis om de evolutie van het leven op aarde te fotograferen. Hij maakte pelgrimstochten naar tijdscapsules zoals een verlaten lagune in West-Australië. Hij bracht tijd door in researchverzamelingen waar hij foto’s van microscopisch leven maakte en bedacht zelfs manieren om visuele overeenkomsten te laten zien tussen de groei van organen in het menselijk lichaam en patronen die zichtbaar zijn op het aardoppervlak. Het resultaat is een luisterrijk fotoboek van onze planeet, dat de wonderbaarlijke biodiversiteit om ons heen weergeeft. Lantings echte talent gaat verder dan zijn meesterlijke techniek: zijn oog voor geometrie in de schitterende chaos van de natuur, waarmee hij ons de wereld laat zien zoals wij hem nog nooit gezien hebben. Van krabben tot kwallen, van kiezelwieren tot uitgestrekte geologische formaties, van jungles tot bloemen, van apen tot menselijk embryo’s. LEVEN is een testament van de magische schoonheid van het leven in al zijn vormen en is een van Lantings opmerkelijkste prestaties.
Fragment
71
LEVEN, EEN REIS DOOR DE TIJD – FRANS LANTING STERVEN IS DOODEENVOUDIG, IEDEREEN KAN HET – RENÉ GUDE ISVW uitgevers, € 8,50 René Gude, de Denker des Vaderlands, zag eind 2014 zijn dood in de ogen. Voor Human sprak journalist/schrijver en tv-maker Wim Brands met hem over wat er werkelijk toe doet in het leven. Over humeurmanagement en over de troost van de filosofie. Juist toen de dood voor de deur stond, bleken filosofische zekerheden handig om de gemoedsrust te bewaren. Als je goed over de inrichting van je leven hebt nagedacht, hoef je op het eind niet nog van alles goed te maken. Wie een beetje nadenkt hoeft zich ook niet te verliezen in bozige theorietjes over het bittere lot dat je treft. Natuurlijk, dat soort sombere emoties zijn er wel, maar je kunt leren om ze niet kunstmatig, door verkeerd gebruik van je verstand, te verlengen. En wat het sterven zelf betreft: dat moet toch tamelijk eenvoudig zijn. Tot nu toe is het iedereen gelukt. Uit de gesprekken tussen Wim Brands en René Gude is dit boekje samengesteld. Assia Vermeulen
MIJN ANALEMMATISCHE
ZONNEWIJZER
Dat Loek Dijkman kan overrompelen hebben veel mensen ervaren wier pad het zijne kruiste. Op het moment dat ik afscheid van hem dacht te nemen aan het eind van het feest ter gelegenheid van zijn terugtreding uit de dagelijkse leiding van het bedrijf Topa, vroeg hij mij of ik een analemmatische zonnewijzer kon maken voor het pinetum in Arboretum De Dreijen van Het Depot in Wageningen.
“Daar kan ik wel wat mee”, zei ik zonder blikken of blozen, overtuigd dat de betekenis van dat Griekse bijvoeglijk naamwoord mij wel geopenbaard zou worden. Al meteen in het Vondelpark dorst ik met losse handen te luchtfietsen. De volgende dagen kreeg ik met de nodige informatie die Loek me toestuurde weer vaste grond onder de voeten.
Fragment
72
Een analemmatische zonnewijzer is geen horloge. Onze MiddenEuropese tijd is gebaseerd op de meridiaan ten oosten van Berlijn. De zon gaat in Wageningen ongeveer 37 minuten later op; tijdens de zomer met zomertijd bedraagt het verschil zelfs 1 uur en 37 minuten. In de analemmatische zonnewijzer staat de mens centraal en is zijn eigen wijzer. Voor mij was een omarmend muurtje dat de elliptische baan van de zon gedurende de dag volgt, het sculpturale uitgangspunt. Nadat Loek zijn fiat had gegeven aan het ontwerp, zette mijn zoon Olmo mijn kleischets om in bruikbare, digitale tekeningen voor de steenzagerij.
PLOUMANACH
Van meet af aan stond de keuze voor het roze Bretons graniet met de kleur van de zon voor mij vast. Al ruim twintig jaar ondernemen mijn vriend Rob en ik rooftochten naar de uithoeken van Bretagne op zoek naar stenen voor onze beelden. Het oude afgesleten gebergte daar is bijna overal bedekt door een lieflijk en soms ruig landschap maar houdt zijn schatten verborgen: graniet in steeds verschillende kleuren van de kristallen waaruit het is samengesteld. Bij Ploumanach kleurt de kust roze en heeft de brute oceaan gigantische sculpturen met afgeronde vormen achtergelaten. Op geringe afstand van de gebeeldhouwde kust ligt de steengroeve. In de vijfentachtig meter diepe vierkante put, kun je als je voorzichtig over de rand kijkt, arbeiders als mieren blokken graniet zien losmaken uit het massief. Enorme kranen takelen de dertig ton zware blokken tergend langzaam naar boven. Het graniet uit de diepte is donkerder, eerder oranjerood dan roze.
Fragment
73
VOOR MIJ WAS RUIMTE GELATEN DE GLADDE ZAAGHUID OPEN TE HAKKEN. IK WILDE IMMERS EEN MENSELIJKE, EEN POKDALIGE HUID
Fragment
74
Op mijn vraag bij het kantoortje van de groeve naar een werkplek, werd ik erop gewezen dat de steenverwerking was verplaatst naar het oosten van Bretagne. Ik moest het maar eens proberen bij La Génerale du Granit, Rue des Déportés in Louvigné du Désert. Het adres beloofde niet veel goeds maar het eerste contact bleek bemoedigend. Wél moest ik rekening houden met de topdrukte van grafmonumenten in aanloop naar Allerheiligen en Allerzielen. Ik had gehoopt in september te kunnen beginnen met hakken maar het werd begin december. Op een stormachtige Sinterklaasavond viel mijn vrouw Marjo van haar fiets en brak haar heup. Nog maar net uit de operatiekamer liet ze weten dat ik nog best een week kon doorwerken zolang zij veilig in het ziekenhuis lag met voldoende aandacht van familie en vrienden. Twee weken hakken aan de eerste blokken van de zonnewijzer gaven me inzicht in de tijd die het me zou kosten om de klus te klaren. Terwijl ik in de daarop volgende maanden stoeide met de inhoud van het begrip ‘mantelzorger’, raakte Marjo geleidelijk weer op de been. De zonnewijzer verscheen weer aan de zuidelijke horizon. Ik wist dat in Bretagne belangrijke condities voor mijn welbevinden in orde waren. Vijf kilometer van de steenzagerij had ik een
prima adres gevonden waar Thérese met passie kookte, braadde en bakte. Vooral haar gebakken of gestoofde variaties met goudrenetten verzoenden mij met m’n gastarbeiderschap. Op het kantoor van La Génerale du Granit, vond ik in Marylene een toegewijde regeltante, die ervoor zorgde dat de zaagmachines op tijd leverden. Draadzaagmachines volgden middels een USB-stick de curven van de digitale tekeningen. Voor mij was ruimte gelaten de gladde zaaghuid open te hakken. Ik wilde immers een menselijke, een pokdalige huid. Een steenhouwer was ik geworden. De Japanse steenhouwer, dacht ik, de arme drommel die het in zijn wensdromen tot zon brengt en zich uiteindelijk neerlegt bij zijn lot. Eenmaal met de zestien uur-blokken om mij heen, op mijn atelier in Ouderkerk aan de Amstel, begon ik er weer in te geloven. Hoewel er nog veel moest gebeuren, groeide het gebaar dat ik wilde maken. Een beeld is pas echt af als het zijn ultieme plek vindt. Mijn analemmatische zonnewijzer heeft zijn bestemming gevonden in het nieuwe pinetum bij Het Depot in Wageningen. Joost Barbiers Februari 2015
Fragment
75
TIJDLOZE SENSUALITEIT Torsen van André Vranken
Fragment
76
Het valt niet mee om op te vallen in het mediageweld van de 21ste eeuw. Of je moet met een spektakelstuk komen, zoals For the Love of God (2007) van Damien Hirst (1965, GB), een schedel die is bezet met meer dan 8.000 diamanten, of Orbit (2012) van Anish Kapoor (1954, India), die het allerhoogste beeld ter wereld maakte. Het lijkt wel alsof je in het Guinness Book of Records moet komen, anders tel je als kunstenaar niet mee. Of toch wel? André Vranken (1961, Maastricht) is niet in deze wedloop geïnteresseerd. Bij hem gaat het om heel andere dingen. Om geconcentreerde aandacht, verstilling en tijdloze sensualiteit en die kwaliteiten maken zijn beelden geliefd. Zijn archaïsche bronzen vrouwfiguren worden gekoesterd in de intimiteit van de huiskamer of in de tuin. Het zijn beelden om mee te leven. En hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je erin ontdekt.
André Vranken, Him 2 2014, brons, 72 cm
Fragment
77
OP DE GRENS VAN DE FIGURATIE In zijn woonplaats De Woude trotseren twee meer dan levensgrote figuren de wind in het open Noord-Hollandse landschap. Gezicht, armen en voeten ontbreken bij de bronzen Go (2002) en Varta (2004), maar worden niet gemist. Ze zouden maar afbreuk doen aan de beweging van de figuur. Go en Varta schrijden als danseressen door de ruimte. Vranken concentreert zich op de essentie: het voortgaan en de trotse fiere houding, die hij bij Varta nog verder abstraheert. De verticale lijn vanuit de benen wordt naar boven toe doorgevoerd, waardoor de figuur uiteenvalt in twee elementen
die om elkaar heen lijken te draaien. Dat verticale, die tordering en vormvereenvoudiging zijn typerend voor deze fase van zijn werk. Vranken tast de grenzen van de figuratie af. Hoe ver kun je gaan? “Bij Varta voelde het loslaten van de anatomie als een overwinning”, vertelt Vranken in zijn atelier. “Ik heb een klassieke opleiding gehad, maar het gaat mij niet om realisme. De vorm van het beeld stelt zijn eigen eisen, maar het moet ook weer niet abstract worden. Het menselijk lichaam is mij vertrouwd. Het is een universeel gegeven, dat mensen op een fundamentele manier aanspreekt.”
Fragment
Fragment
78
79
André Vranken • Oki 2014, eikenhout, 65 cm
André Vranken • Liggende figuur 1995, brons, 17 cm
Fragment
Fragment
80
81
André Vranken • Spider girl II
André Vranken • Swipe 2014, brons, 65 cm
Fragment
Fragment
82
83
André Vranken • Azul 2 2006, brons, 205 cm
André Vranken • Go 2002, brons, 190 cm
Fragment
Fragment
84
85
André Vranken • Varta 2004, brons, 220 cm
André Vranken • T10
André Vranken • Tors Adora 2001, brons, 45 cm
VAN SCHILDER NAAR BEELDHOUWER Fragment
86
André Vranken groeide op in het Limburgse Eijsden. Als kind tekende hij veel en al jong ontwierp hij affiches voor het café dat zijn vader uitbaatte als disco. Maar kunstenaar worden was bepaald geen vanzelfsprekendheid. De lessen kunstgeschiedenis op het internaat in Maaseik openden hem de ogen, en in 1980 schreef hij zich in voor de Stadsacademie in Maastricht, waar hij vijf jaar later cum laude afstudeerde in Monumentale Vormgeving en Schilderen. “De academie was geweldig! De hele dag tekenen en schilderen. Je werkte naar de waarneming, daar heb ik heel goed leren kijken. Maar beeldhouwen dat durfde ik toen nog niet, dat was een brug te ver.” Vranken debuteerde met kleurige schilderijen van pronte vrouwenfiguren in de Nieuwe Wilden-stijl die toen in zwang was. Ze ontsproten aan een beeld uit zijn jeugd, van de jonge hooggehakte vrouwen die boven hem uit torenden in de disco, zinderend van erotiek. Maar in een schilderij waren hun sensuele lichamen opgesloten in het platte vlak en dat ervoer Vranken steeds meer als een beperking. Door zijn werk in de Limburgse bronsgieterij van
Pie Sijen kwam hij in aanraking met hedendaagse beeldhouwers als Arthur Spronken (1930), David van de Kop (1937) en Henk Visch (1950), en waagde hij de sprong naar de beeldhouwkunst. Daarbij speelt zijn liefde voor ambachtelijk bronsgieten een belangrijke rol. Vranken weet de onregelmatigheden in het proces uit te buiten, van de druipers in was, de flenzen die ontstaan tijdens het gieten en de steenachtige sporen van de mal op het brons, waardoor het beeld opgediept lijkt uit een ver verleden. Recentelijk gaat hij het avontuur aan met het materiaal hout, dat weer hele nieuwe uitdagingen biedt.
André Vranken • Tork 2 2013, aluminium, 90 cm
Fragment
87
HET EEUWIG VROUWELIJKE Het vrouwenlichaam blijft hem boeien, maar zijn driedimensionale vrouwfiguren zijn veel serener dan hun geschilderde zusters. Qua stilering zijn ze verwant aan beelden uit het begin van de twintigste eeuw, toen kunstenaars als Archipenko (1887-1964), Modigliani (1884-1920) en Zadkine (1890-1967) zich afkeerden van de naturalistische traditie. In hun streven naar tijdloze universele beelden lieten ze zich inspireren door primitivistische kunst. Ook Vranken gaat het niet om een beeld van een individuele vrouw. In zijn verfijnde torsen zoekt hij naar ‘het eeuwig vrouwelijke’, zoals Goethe dat noemde.
André Vranken • Tors Max 2003, brons, 57 cm
Anne Berk Anne Berk schreef zo’n duizend artikelen voor Kunstbeeld, Het Financieele Dagblad, Beelden en Museumtijdschrift en een aantal monografieën en educatieve teksten over hedendaagse kunst. Solotentoonstelling André Vranken, opening op 7 juni 2015 om 14.30 uur door Stefan Stasse. Beeldengalerij Het Depot, Locatie Villa Hinkeloord, Generaal Foulkesweg 64 Wageningen
André Vranken • Tors Steps 2004, brons, 100 cm
Fragment
Fragment
88
89
IN ZIJN VERFIJNDE TORSEN ZOEKT VRANKEN NAAR ‘HET EEUWIG VROUWELIJKE’, ZOALS GOETHE DAT NOEMDE
SOLOTENTOONSTELLING
Benoît Luyckx Tot en met zondag 31 mei is in locatie Villa Hinkeloord de solotentoonstelling van Benoît Luyckx te zien. In Fragment nummer 7 hebben we al uitgebreid aandacht besteed aan deze bijzondere kunstenaar: op onze site kunt u de inhoud van Fragment 7 nog eens bekijken. Een enorm grote tors in Belgisch blauw hardsteen siert de ingang van Villa Hinkeloord. Hij is dit materiaal al bijna vijfentwintig jaar trouw gebleven. “Ik heb het altijd fijn gevonden om de steengroeven in te gaan, door een soort hang naar avontuur. In een zoektocht naar het materiaal, de plaats te ontdekken waar het gedolven wordt. Er is daar een grote intensiteit. Ik kan in de open lucht werken, en voel me vrij om al het lawaai te maken en al het stof te produceren waarmee het directe beeldhouwen gepaard gaat.”
Door de jaren heen identificeerde hij zich steeds meer met de tors, als innerlijke en existentiële vertegenwoordiging van het zijn. De torso is het deel van het lichaam dat correspondeert met de ademhaling, het is de levensbron en de plaats van verinnerlijking. Hij benadert het thema afgebakend in een geometrisch en minimaal volume, zonder figuratief te willen zijn. Zo laat hij de borsten niet in detail zien, eigenlijk meer imaginair, als een soort idee. In het uiterste geval wordt de torso bijna abstract. Hij toont contrasten door de helft van een torso met rasters te bewerken. Op dezelfde manier deelt hij een torso vaak in tweeën, de rechterkant zacht en glad en de linkerkant ruw, om de dualiteit, de ambivalentie van het wezen te laten zien. Een recente ontwikkeling in het werk van Benoît Luyckx is de toepassing van kunststof, al dan niet ingekleurd. Dit geeft zijn werk een vrolijke opgewekte noot.
Fragment
Fragment
90
91
De door Het Depot uitgegeven monografie van Benoît Luyckx is verkrijgbaar in de winkel van de Beeldengalerij Het Depot. ISBN 90 400 9093 9 Prijs € 35,- (hardcover)
Benoît Luyckx • Grand Torse belgisch hardsteen, 210 x 220 x 70 cm Benoît Luyckx, Gaïa, 2013, wit Grieks marmer, 106 x 50 x 23 cm
Fragment
Fragment
92
93
Benoît Luyckx, Coeur, 2010, polyester, 49,5 x 39 x 21 cm
Benoît Luyckx, Complémentaires, 2003 - 2014, polyester, 36 x 32 x 17 cm
BIJZONDERE BEZOEKERS VAN HET DEPOT
Sinds afgelopen najaar is een aantal vitrinekasten in de ontvangstruimte van Beeldengalerij Het Depot gevuld met een schenking van Alfred Munting. Munting was dertig jaar werkzaam als universitair docent bij de vakgroep Plantencytologie en -Morfologie. Deze vakgroep was samen met de vakgroep Plantenfysiologie gehuisvest in het hoofdgebouw van de beeldengalerij aan de Arboretumlaan. “De vakgroep hield zich bezig met onderwijs en onderzoek van structuur en functie van planten”, licht hij toe.
Een schitterende beeldengalerij met een tuin als een hof van Eden ALFRED MUNTING
Fragment
94
Door Assia Vermeulen Zijn schenking laat zien dat er een groot contrast is tussen hoe er in de jaren zestig werd gewerkt, toen Munting begon aan de toenmalige Landbouwhogeschool, en hoe dat nu op de campus van het huidige Wageningen UR gebeurt. Hij maakte het allemaal mee: het gebruik van de Spencermicroscoop met tekenprisma gefinancierd vanuit het Marshallplan na de Tweede Wereldoorlog, de botanische tekeningen, het gebruik van attributen als het kappersscheermes, gebruikt om coupes van plantenorganen te maken – “Na lange en stevige discussies” later vervangen door een eenvoudig scheermesje, herinnert Munting zich. Zo ook de glazen demonstratiedozen van droge vruchten, gemaakt door een amanuensis. Nu wordt er voornamelijk met planten gewerkt via voorbeelden op internet, weet Munting, die onlangs nog een kijkje op de campus nam.
BIOLOGIESTUDIE Munting, die in 1999 met vervroegd pensioen ging vanwege de toen sterk gedaalde studentenaantallen, is een regelmatig
terugkerende bezoeker van de beeldengalerij. “Ik heb er 30 jaar gewerkt en ben er nu 30 keer geweest”, zegt hij als we elkaar voor dit verhaal spreken. “Ik hou dat soort dingen bij!” Het verraadt zijn precisie en wetenschappelijke achtergrond. Alfred Munting studeerde biologie in Nijmegen met als hoofdvak plantkunde. Hij werd door zijn docent Stoffers, die in Wageningen professor werd, meegevraagd als medewerker. Stoffers volgde professor Braun op, die het stokje tijdelijk had overgenomen van de roemruchte professor Julia Reijnders. Op dat moment was Munting nog niet afgestudeerd, en omdat hij daarna een vakantie bedong (vanwege zijn militaire diensttijd en zijn studie was het daar al die jaren niet van gekomen), begon hij uiteindelijk op 1 augustus 1969 op de Arboretumlaan als universitair docent. Al spoedig nam hij het onderwijs over van Stoffers, die hoogleraar werd aan de universiteit van Utrecht, waar hij vroeger gestudeerd had. De eerste jaren pendelde Munting heen en weer tussen Wageningen en zijn woonplaats Nijmegen. Het pontje Lexkesveer
voer toen dag en nacht, memoreert hij. In 1973 kwam hij in Wageningen wonen.
BOOM GERED In die eerste jaren was plantkunde een verplicht vak, waar niet iedere student in geïnteresseerd was, vertelt Munting. Hij herinnert zich de collegezalen, zoals de grote wiskundezaal op De Dreijen, waar hij plantenanatomie, –morfologie en -fysiologie gaf. Deze collegezaal was gevuld met studenten die soms de krant lazen, breiden, of hun hond bij zich hadden, voor wie een dekentje was meegebracht. En dan die klompen, lacht hij. Men denderde door de collegezaal heen. Wageningen was een groene universiteit, dus plantkunde hoorde er gewoon bij, vertelt Munting. In de jaren 80 veranderde dat allemaal. Kon je daarvoor nog Tropische plantenteelt of Plantenveredeling studeren, nu zijn deze richtingen opgegaan in grotere studierichtingen. Plantkunde was geen verplicht vak meer voor niet-groene studierichtingen, legt Munting uit. De interesse van de studenten in de groene richtingen was natuurlijk wel aanwezig.
Fragment
95
HET BOTANISCH LABORATORIUM IN 1971
Munting zag in al die jaren niet alleen de studenten veranderen, hij zocht ook naar nieuwe middelen om zijn verhaal te vertellen. “Ik besloot een film van Attenborough te gebruiken als lesmateriaal. Voor het eerst was er bewegend beeld te zien van de groei van planten en de verspreiding van vruchten en zaden. Destijds zeer vernieuwend.” Munting, die naast zijn docentschap ook secretaris was van de vakgroep en van de examencommissie, kent het gebouw aan de Arboretumlaan op zijn duimpje. Waar nu de winkel is was de kleine practicumzaal, vertelt hij. De grote practicumzaal is nu de Sylvia de Munckzaal, waar concerten worden georganiseerd. De collegezaal die nu zo mooi gerestaureerd is, betrad hij onlangs nog om met familie zijn zeventigste verjaardag te vieren. “Nu via het hoogleraarstrapje”, glimlacht hij bij de herinnering. Op de bovenste verdieping van de beeldengalerij, waar nu het kunstwerk The Fountain of Life te zien is, de 49 glazen borsten van Peter Keizer, had de vakgroep dan eindelijk de kantine die vele jaren ontbrak. “Een koffieapparaat in de gang was alles dat er was.” Wat nu Villa Vleermuis is, het kinderatelier van de beeldengalerij, was bibliotheek, met het hoofdgebouw verbonden door de toenmalige De Vries vleugel. Munting herinnert zich de uitbreiding met de ‘Banaan’ door Mecanoo Architecten in 1991 nog goed.
Een belangrijk wapenfeit mag niet ongenoemd blijven: de medewerkers van de vakgroep maakten zich sterk voor het behoud van de Sequoiadendron giganteum, die zou moeten sneuvelen om ruimte te maken voor de noodzakelijke bouwput. Niet nodig concludeerde men toen, en daarom genieten alle wandelaars en bezoekers van Het Depot nu nog steeds van deze imposante boom. De nu zo ruime ‘Banaan’ was destijds een gebouw vol kleine kamers, kantoren, laboratoria en kweekruimtes. Iedere student had de verantwoordelijkheid voor het kweken van een eigen plant, herinnert Munting zich. Zo begon het allemaal, met de zorg voor planten. Het plantenmateriaal voor de practica kwam uit de kassen en het arboretum. Munting maakte het begin van internet nog mee, waarmee nu een groot deel van de kennisoverdracht over planten gebeurt. De studenten hebben tegenwoordig haast, weet hij. Ze bouwen nu vaak een grote studieschuld op. Hij memoreert hoe het in zijn studietijd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen ging: vier jaar moest er collegegeld worden betaald, daarna hoefde dat niet meer. De kosten vanaf het vijfde studiejaar: tien gulden administratiekosten per jaar.
KUNST EN AMBACHT Tegenwoordig geniet Munting als bezoeker van de herbestemming van het gebouw aan de Arboretumlaan. Het is een homo-
Fragment
96
geen gebouw geworden, stelt hij vast. De kunst die daarin te zien is heeft zijn blik verruimd. Dat de beelden mogen worden aangeraakt vindt hij bijzonder. Ook roemt hij het prachtig onderhouden arboretum en de expositie daarover in de hal. “Het is als een hof van Eden.” Munting komt ook graag in de winkel en het restaurant. “Het is zo bijzonder en smakelijk wat je daar kunt bestellen. En alles is in stijl tot en met de kleding van de bediening aan toe.” Een speciale favoriet is de beeldhouwer Gerhard Lentink, vanwege het materiaal waarmee hij werkt: hout. Munting laat tussen de meegebrachte foto’s een fotografische vergroting zien van de structuur van hout, die oogt als kunst. De interactie tussen kunst en ambacht boeit hem.
SCHENKING Dank zij de schenking van Munting is bij Het Depot nu wel permanent de ambachtelijke kant van plantenwetenschap te zien. Als reden voor de schenking noemt hij desgevraagd zijn hartinfarct van een jaar geleden, dat hij gelukkig overleefde na een behandeling en een aantal dagen verpleging op de intensive care. “Elke dag is er één, realiseer ik me nu,” zegt Munting. “En natuurlijk ga je nadenken over waar je spullen terecht kunnen komen. Je zoekt een goede bestemming.” Zijn Statenvertaling van de bijbel uit de zeventiende eeuw is nu te zien in het Bijbels Museum in Münster. En het botanische deel is nu onderdeel van de tentoonstelling over het arboretum, in het gebouw waar Munting zo lang met plezier heeft gewerkt.
BOVENPRACTICUMZAAL 1962
ALFRED MUNTING IN DE GERESTAUREERDE COLLEGEZAAL 2012 HET BOTANISCH LABORATORIUM IN 1952
Fragment
97
Trompette de la mort CRATERELLUS CORNUCOPIOIDES Trompette de la mort, ofwel de hoorn van overvloed, komt u niet zo gauw tegen in dit jaargetijde. De doodstrompet heeft een diepzwarte kleur, een trechtervormige rafelige hoed en lijkt nog het meest op een cantharel in de rouw. Deze eetbare paddenstoel groeit groepsgewijs onder eiken- en beukenbomen en is in Nederland zeer zeldzaam. Dus mocht u hem tegenkomen: laten staan! Gelukkig is deze geurige paddenstoel ook in gedroogde vorm verkrijgbaar. Fragment
98
Omelet met landbrood HIER VOLGT EEN ZEER EENVOUDIG RECEPT: GESCHIKT ALS LUNCHGERECHT NA EEN WINTERSE WANDELING VOOR DIT RECEPT IS NODIG: • 100 gram trompette de la mort (als de paddestoelen droog zijn, even een half uur laten wellen) • 6 eieren • scheut room of melk • snufje zout • 1 ui • 1 teen knoflook • 5 takjes peterselie • boter • Parmezaanse kaas • landbrood van De Streekbakker BEREIDINGSWIJZE Hak de ui, knoflook en de peterselie fijn. Bak in de boter ui en knoflook op hoog vuur lichtbruin. Voeg de (gewelde) paddestoelen toe en bak even mee. Draai het vuur laag en voeg de peterselie toe. Zet dit mengsel apart in een schaal. Klop de eieren met zout en een scheut room of melk los en bak langzaam in de boter de omelet op een zacht vuur. Als de bovenkant nog zacht is de paddestoelen toevoegen en even kort met een deksel op de pan de omelet gaar bakken. Serveren met geraspte Parmezaan op landbrood van de Streekbakker!
POTLOODTEKENING ANDETTE VAN DER LEEST
Fragment
99
Leven en Brood “Té is nooit goed,” zei mijn vader altijd. En vervolgens: “behalve tevreden.” Een waarheid als een koe zou je denken, echter de geschiedenis leert dat ‘te’ velen toch fataal is geworden. Fragment
100
Fragment
De Zweedse koning Adolf Frederick stierf op 1 februari 1771, de nationale feestdag in Zweden, aan een overdosis gebakjes. Hij begon eerst met kreeft, kaviaar, gerookte haring, zuurkool en champagne en besloot de maaltijd met twaalf semlor (het meervoud van semla: een Zweeds traditioneel gebakje). Oftewel twaalf bolletjes gevuld met amandelspijs en room, bedekt met een klein laagje poedersuiker. Wellicht had de Koning het beter bij brood kunnen houden. Immers, het woord semla stamt af van het Latijn semila hetgeen meel van zeer goede kwaliteit betekent. Van goed meel kan prachtig zuurdesembrood gebakken worden. Streekbakker Jorrit van Engen levert wekelijks aan restaurant Linnaeus natuurlijk brood gebakken op basis van oude graanrassen geteeld in Nederland. Hij bakt zijn brood van spelt en rogge uit het IJsseldal en van tarwe uit Hemmen. Deze granen worden verwerkt tot meel door molens in de buurt van de graanakkers. Van Engen trekt ook met zijn mobiele bakoven door het land. Hij is één van de 22 bakkers die geportretteerd wordt in het boek Nachtbrood, waarin het complete natuurlijke fermentatieproces
en het bijzondere rijsproces van brooddeeg onder de loep wordt genomen. Zulk brood is supergezond, aldus Jorrit: “Biologisch geteelde tarwe heeft zijn eigenheid van graszuiver graan en is niet gemodificeerd om meer eiwitten te bevatten. Wanneer brood tijd krijgt om te rijzen, verteert het ook beter.” Een boek als Broodbuik, waarin de boterham wordt afgezworen omdat het ongezond zou zijn, daar heeft deze Streekbakker dan ook een broertje dood aan. Judith Smedes Nachtbrood: Brood van lang gerezen deeg – Ineke Berentschot Hardcover € 19,95 • isbn: 9789491728082 Judith Smedes kookt voor restaurant Linnaeus en schrijft over eten in onder andere Slow Food magazine. Ze is voorzitter van de Gelderse afdeling van Slow Food en organiseert mede het Smaakfestijn: een smaakmarkt met meer dan 40 producenten uit Gelderland die jaarlijks eind september plaatsvindt. Lekker, puur en eerlijk eten is haar grote passie.
101
MUZIEK EN LEZINGEN IN HET DEPOT
DONDERDAG 28 MEI 2015, 14.00 UUR
LEZING OVER BIJEN EN HONINGPROEVERIJ door Arthur Ohm Wandelaars door Arboretum De Dreijen zullen de bijenstal hebben opgemerkt, die daar sinds juni 2014 staat. Van de bijenvolken die daar af en aan vliegen hebben zij geen agressie te vrezen. De Buckfastvolken, waarmee de imkers van Imkervereniging Arnhem-Velp en omstreken werken, zijn speciaal ontwikkeld door kruisingen op weerstand tegen parasieten en op een zachtaardig karakter. Over deze volken en het bijenhouden in het algemeen zal de voorzitter van deze vereniging, Arthur Ohm, op donderdag 28 mei een lezing houden. Arthur Ohm vertelt zijn verhaal in de collegezaal van Het Depot om 14.00 uur. Daarna worden de geïnteresseerden uitgenodigd om een kijkje te nemen bij de bijen in de tuin. En uiteraard kan er honing worden geproefd. De entree voor deze middag bedraagt € 5,00. Kaarten kunnen geboekt worden via de website van Het Depot.
Fragment
102
John van Huit en Bart Riggeling, beiden hobby-imker, de eerste tevens penningmeester van de imkersvereniging, verzorgen de bijen van Het Depot. In de zomer en het voor- en najaar zijn zij wekelijks te vinden in het arboretum, in de winter komen zij slechts af en toe een kijkje nemen. De bijen hangen dan op een tros in de kast om elkaar warm te houden en BART RIGGELING (R) EN JOHN VAN HUIT (L) BIJ DE BIJENSTAL VAN HET DEPOT, FOTO BART DE GOUW.
zijn dan al ingewinterd met 14kg suikerwater. De bijen van Het Depot danken hun naam aan klooster Buckfast Abbey. Daar leefde en werkte broeder Adam (18981996), de benedictijner monnik die ook imker was. Vanwege de grote bijensterfte in de jaren 20 door de tracheeënmijt ging hij experimenteren met rassen.
DEPOT-HONING Van Huit en Riggeling vertellen dat hun vereniging imkers opleidt en lezingen geeft om kennis over bijen te verspreiden. Het nut van deze diertjes bij kruisbestuiving, in de tuinbouw en fruitteelt, maar ook in gemeentelijk groen of tuinen, is groot. Daarnaast leveren zij honing en nevenproducten zoals was en propolis, een bacteriedodend en ontsmettend middel dat grondstof is in crèmes en geneesmiddelen. Het leven van de bij door de seizoenen heen zal aan bod komen deze middag. Ook zal de samenstelling van een bijenvolk en haar werkwijze uitgelegd worden. Natuurlijk komt ook het winnen van honing aan de orde en mag de Depot-honing geproefd worden. Bovendien zal verteld worden hoe mensen kunnen bijdragen aan een goede bijenstand door bepaalde planten of bomen in de tuin te kiezen. Van Huit
en Riggeling verwachten dat op 28 mei de transparante bijenkast geplaatst is in de tuin, waardoor het mogelijk is te zien wat zich daar binnenin afspeelt. De kennismaking tussen Het Depot en de imkervereniging Arnhem-Velp en omstreken dateert uit begin 2014. “De vereniging deed een verzoek tot sponsoring aan de Stichting Utopa”, vertellen Van Huit en Riggeling. Er kwam een snelle en positieve reactie, waardoor een nieuwe bijenstal in park Angerenstein kon worden gebouwd. Hier worden jonge imkers opgeleid en worden schoolklassen en andere bezoekers ontvangen. Bij de lezing door Arthur Ohm wordt die mogelijkheid nu ook geboden in Het Depot. Het entreegeld van deze middag wordt gebruikt voor de verzorging van de bijen en het onderhoud van de stal in Arboretum De Dreijen. De eigen Depot-honing is te koop in de winkel van de beeldengalerij, net als aanverwante producten als honingwijn, honingsnoepjes en crèmes op basis van koninginnegelei. Ook zijn in de winkel diverse boeken te koop over bijen en bijen houden. Assia Vermeulen
Fragment
103
NIEUWS VAN ONZE BEELDHOUWERS
Jan Aldenhoven Jan Aldenhoven woont en werkt in Schijndel. Hij werd er in 1948 geboren. Schijndel is een echte beeldhouwersplaats met een eigen museum, Museum Jan Heestershuis, dat zich ook toelegt op tentoonstellingen met beeldhouwkunst. In 2010 opende hij in zijn eigen tuin zijn eigen beeldengalerij: Jan Aldenhoven.
Fragment
104
Hij is jarenlang in het onderwijs werkzaam geweest, eerst als leraar en vanaf 1986 bijna 20 jaar als consulent voor de kunsteducatie in het basis- en voortgezet onderwijs in de provincie Gelderland. Vanaf 2005 is hij ‘voltijds’ beeldhouwer. Zijn beelden bestaan bijna allemaal uit werken die gemaakt zijn van hele bomen van Europees hout. Dat zijn bijvoorbeeld eiken, essen, iepen, peren, kersen en noten. Zijn beelden zijn altijd uit één stuk: monolieten. De boomstam blijft ook min of meer herkenbaar in zijn beelden. Wanneer een stam van enige omvang gevonden is, dan wordt eerst de schors verwijderd. Voor verticale beelden maakt hij de basis haaks op de as van de stam vlak en werkt dan verticaal in het atelier verder.
Er zijn voor Jan Aldenhoven twee werkwijzen om een beeld te maken:
Fragment
105
Taille direct (Hij noemt dit zelf intuïtief) Vaak krijgt hij bij boomstammen met een grillige vorm en met sterke welvingen al meteen tijdens de voorbereidingen een associatie, of er groeit in de loop van de tijd een idee van wat het beeld zou moeten worden. Wanneer we de beelden bekijken die op deze manier zijn ontstaan dan zien we dat de basis van het beeld nog bestaat uit de oorspronkelijke stam. De vormgeving van het beeld begint pas hogerop en wordt verder naar boven steeds verder uitgewerkt. Het beeld wordt als het ware uit de boomstam gepeld. De boom geeft het beeld prijs, precies als het werken vanuit een stuk steen of marmer.
Jan Aldenhoven • Lady in the long, 2011, kersenhout, 165 cm Dertig jaar geleden plantte Jan Aldenhoven de kersenboom waaruit deze ‘Dame in het lang’ is vervaardigd. Aldenhoven velde de boom, verwijderde de schors en plaatste de boomstam verticaal. Meteen herkende hij in de vorm de contouren van een lange japon. Vanaf de basis tot aan het midden van het beeld heeft de kunstenaar vrijwel niet ingegrepen in de vorm. Pas vanaf het midden, bij de billen, buik en heupen, gaan de glooiingen over in een tors. Ook het kersenhout zelf speelt mee in de elegantie van het beeld. “Kersenhout is heel vrouwelijk”, aldus de kunstenaar.
Bij deze werkwijze werkt hij bijna geheel handmatig. Hij laat zich leiden door de vorm en tekening in het hout en de stam: “Met een machine heb je dan te weinig gevoel en contact met het hout.” Een voorbeeld van de taille-direct werkwijze is het beeld Lady in the long, dat in de collectie van Beeldengalerij Het Depot is opgenomen.
Naar model (Conceptueel) Hierbij gaat het altijd om gestileerde menselijke figuren. Eerst wordt met hulp van een model een fotoserie van een bepaalde lichaamshouding gemaakt. Die foto’s worden als handleiding gebruikt voor het maken van een werkmodel op schaal. Voor het maken van dat werkmodel wordt eerst de gekozen boomstam op schaal nagemaakt in klei. Na droging wordt daar dan een beeld uitgesneden. In feite is het beeld dan ontworpen. Nu moet het beeld nog vergroot worden. Via een raster brengt Jan Aldenhoven dan het werkmodel over op de stam. Daarna zaagt hij het beeld met een kettingzaag grofweg uit. Vervolgens werkt hij handmatig het beeld af. De definitieve vorm wordt gehakt met de guts. Daarna wordt met de rasp het oppervlak egaal gemaakt en tenslotte na droging glad geschuurd. Voorbeelden van beelden die op deze manier zijn gemaakt zijn de beelden Adam en Eva.
Fragment
Fragment
106
107
Jan Aldenhoven • Freya, 2009, Lindehout, 170 cm In de Germaanse mythologie was de lindeboom gewijd aan Freya, de godin van de liefde en vruchtbaarheid. Lindehout wordt van oudsher veel gebruikt voor het maken van beelden en houtsnijwerk. Het is gemakkelijk te snijden en heeft een vaste structuur. Freya is vormgegeven door middel van de taille direct methode. Bij dit beeld is Jan Aldenhoven gestart met een geboetseerd werkmodel op schaal. Daarna heeft hij de maten en verhoudingen overgebracht op de boomstam waarna hij het beeld met de kettingzaag grofweg uitsneed. De huid van Freya laat de sporen zien van houtgutsen.
Jan Aldenhoven • Adam, 2008, eikenhout, 175 cm Jan Aldenhoven • Eva, 2008, eikenhout, 170 cm Zowel voor Adam als voor Eva heeft Jan Aldenhoven eerst naar model gewerkt in klei. Deze modellen heeft Aldenhoven door middel van de taille direct methode meteen in het eikenhout uitgehouwen. Het beeld Adam laat een lichte contrapost zien. Overeenkomstig de Bijbelse geschiedenis heeft de kunstenaar eerst Adam vervaardigd, daarna Eva. Beiden zijn uit hetzelfde (soort) hout gesneden.
BEELDENGALERIJ HET DEPOT De activiteiten van Stichting Het Depot worden mogelijk gemaakt door Stichting Utopa. De doelstelling van Stichting Utopa is het actualiseren en stimuleren van creatieve talenten van mensen, daar waar de aanleg van enkelingen, om welke reden dan ook, geen kans krijgt. Zie ook www.utopa-academie.nl. STICHTING HET DEPOT Stichting Het Depot ondersteunt beeldhouwers van torsen en fragmenten, waarbij de ontplooiingskans van de kunstenaar centraal staat. Beeldengalerij Het Depot is een particulier initiatief van Stichting Het Depot, op een particulier terrein. De toegang is gratis. Het gebouw is geheel rolstoeltoegankelijk. Zie ook www.hetdepot.nl.
Fragment
108
ACTIVITEITEN Stichting Het Depot ontwikkelt onder meer de volgende activiteiten: • Tentoonstellingen van hedendaagse beeldhouwkunst van torsen en fragmenten • Permanente tentoonstelling van het werk van Eja Siepman van den Berg, Villa Hinkeloord • Educatieve rondleidingen • Lezingen en symposia • Het aankopen van werk van hedendaagse beeldhouwers • Het geven van opdrachten aan beeldhouwers • Het uitgeven van monografieën van beeldhouwers • Het verstrekken van beurzen aan beeldhouwers • Het uitgeven van het tijdschrift Fragment • Kinderatelier Villa Vleermuis: educatieve programma’s over beeldhouwkunst en natuur • Restaurant Linnaeus, gevestigd in Beeldengalerij Het Depot • Tentoonstellingen over Arboretum De Dreijen en Arboretum Hinkeloord
1
3
2
4
LOCATIES Beeldengalerij Het Depot is gevestigd op drie locaties, met elkaar verbonden door Arboretum De Dreijen en Arboretum Hinkeloord. Ook deze arboreta horen bij Het Depot. Beeldengalerij Het Depot Arboretumlaan 4, 6703 BD Wageningen • Wisselende tentoonstellingen • Tentoonstellingen over de arboreta • Lezingen en symposia • Winkel • Restaurant Linnaeus
OPENINGSTIJDEN BEELDENGALERIJ HET DEPOT Beeldengalerij Het Depot is geopend van donderdag tot en met zondag, van 11.00 tot 17.00 uur. Tevens is Beeldengalerij Het Depot geopend op eerste en tweede Paasdag, op Hemelvaartsdag en op eerste en tweede Pinksterdag. Gesloten op Koningsdag en op 5 mei. Rond kerst is Beeldengalerij Het Depot een aantal dagen gesloten. Raadpleeg onze website. OPENINGSTIJDEN ARBORETA Arboretum De Dreijen (ingangen aan de Arboretumlaan 4 en tegenover Villa Hinkeloord) en Arboretum Hinkeloord (ingang bij Villa Hinkeloord) zijn dagelijks geopend van 10.00 tot 17.00 uur.
Villa Hinkeloord Generaal Foulkesweg 64, 6703 BV Wageningen • Permanente tentoonstelling van het werk van Eja Siepman van den Berg • Wisselende solotentoonstellingen
RONDLEIDINGEN EN GROEPSBEZOEKEN Rondleidingen worden gegeven op donderdag en vrijdag om 11.30 uur en duren circa 60 minuten. De maximale groepsgrootte voor rondleidingen is 20 personen voor Beeldengalerij Het Depot en 15 personen voor Villa Hinkeloord.
Kinderatelier Villa Vleermuis Arboretumlaan 4, 6703 BD Wageningen • Educatiecentrum voor beeldhouwkunst en natuur • Alleen geopend voor scholen, na overleg
Individueel aanmelden voor een rondleiding is ook mogelijk.
CONTACT T 0031 (0)317 467 720 F 0031 (0)317 467 738 E
[email protected] I www.hetdepot.nl
De kosten voor een rondleiding bedragen € 5,- per persoon. Reserveren voor een rondleiding of groepsbezoek per telefoon of e-mail is noodzakelijk. Dit geldt voor Beeldengalerij Het Depot, Villa Hinkeloord en Restaurant Linnaeus. Rondleidingen voor blinden, slechtzienden, en/of rolstoelgebruikers zijn zowel individueel als in groepjes van maximaal 4 personen mogelijk. Per persoon is één begeleider en/of blindengeleidehond toegestaan. De kosten bedragen € 5,- per persoon. HUISREGELS Jassen en tassen dient u op te bergen in onze garderobe of in een kluisje.
Niet toegestaan: • Honden of andere huisdieren, met uitzondering van blindengeleidehonden, in de vestigingen van Het Depot en in de arboreta. • Roken in alle vestigingen van Het Depot. • Gebruik van mobiele telefoon. • Het nuttigen van zelf meegebrachte consumpties. • Fotograferen voor commercieel gebruik. FRAGMENT Fragment is een uitgave van Het Depot voor haar bezoekers. Wanneer u bij uw bezoek aan Het Depot uw contactgegevens opgeeft en ons meest recente nummer van Fragment koopt, krijgt u toekomstige nummers van Fragment gratis toegezonden. Losse nummers € 7,50. WINKEL & UITGAVEN VAN HET DEPOT Bij verschillende artikelen in Fragment ziet u een afbeelding van een catalogus, een monografie of een andere uitgave van Beeldengalerij Het Depot. U kunt deze uitgaven in de winkel van Het Depot verkrijgen. Wanneer u een boek via een bankoverschrijving bestelt, dient u het vaste bedrag van € 3,- voor de verzendkosten bij uw bestelling op te tellen. Nadat het totaalbedrag is ontvangen wordt het boek naar het adres van de overschrijving toegestuurd. Op onze website vindt u bij alle titels de nodige gegevens, zoals ISBN en prijs. Zie www.hetdepot.nl. Het rekeningnummer is NL24INGB0653347065 (ten name van Het Depot, Wageningen). Vergeet u niet bij de betaling de titel of het artikelnummer en uw adresgegevens te vermelden! RESTAURANT LINNAEUS Restaurant Linnaeus, het restaurant van Beeldengalerij Het Depot, is een eerlijke keuken in een heerlijke omgeving. Kunst, natuur en gastronomie zijn op één plek binnen handbereik. Alle verdere informatie over openingstijden en reserveringen voor Restaurant Linnaeus vindt u op onze website onder de knop ‘Restaurant’.
A12 Ede / Utrecht
1 Beeldengalerij Het Depot
Arboretumlaan 4 2 Het Depot locatie Kinderatelier Villa Vleermuis Arboretumlaan 4 3 Het Depot locatie Villa Hinkeloord Generaal Foulkesweg 64 4 Arboretum De Dreijen Ingangen Arboretumlaan 4 en tegenover Villa Hinkeloord
N781
Rhenen
Lawickse Allee
Ritzema Bosweg 2
Arboretumlaan
1 4
Gen Foulkesweg 3
Diedenweg N225
N225 Arnhem A50
Fragment
109
STICHTING UTOPA Het ontstaan De Stichting Utopa ontleent haar naam aan de Topa-Groep. Een groep ondernemingen die werkzaam is op het gebied van transportverpakken, met accenten op handel, productie, technologie, onderzoek en nascholing. De stichting werd in 1988 opgericht en bezit vanaf dat jaar alle aandelen van de Topa-Groep. De inkomsten van de stichting bestaan onder andere uit de dividenden die de stichting op dit aandelenbezit ontvangt. Hoezeer de Stichting Utopa en de Topa-Groep door de eigendomsverhouding ook met elkaar zijn verbonden, de commerciële zeggenschap over de Topa-Groep berust niet bij de stichting. De samenhang tussen de Stichting Utopa en de Topa-Groep is als bij een munt: twee zijden die elkaar niet zien maar toch bij elkaar horen. Twee verschillende gezichten die samen een eenheid vormen.
110
Een utopie
De belangrijkste beweegreden van de toenmalige eigenaar van de Topa-Groep, Loek Dijkman, om zijn bezit in de Stichting Utopa onder te brengen was zijn visie dat de onderneming een rol in haar omgeving vervult die verder gaat dan het verschaffen van werk en het maken van winst. De gedachte hierbij is dat de onderneming haar “overwinst” niet aan aandeelhouders uitkeert maar aan haar omgeving waaraan zij haar bestaansrecht ontleent. De winst wordt aangewend voor het algemeen nut.
De naam van de Stichting Utopa past wonderwel binnen de Topa-Groep. Deze naam roept natuurlijk ook associaties op met Utopia, het in 1516 door Thomas More gepubliceerde boek waarin hij een volmaakt gelukkige staat beschreef. Een utopie...... Na Thomas More volgden er nog vele utopisten, ook in Nederland. Ondanks de verschillen van inhoud hadden alle utopieën door de eeuwen heen betrekking op de relatie van de mens tot zijn omgeving, op de verhouding van mens tot mens, van de mens tot de natuur en van de mens tot zijn werk. In het perspectief van deze verhoudingen is de Stichting Utopa werkzaam waarbij het historisch besef steeds een terugkerend element is.
De geschiedenis herhaalt zich
Aandachtsgebieden
De constructie om het vermogen van een onderneming in een stichting onder te brengen, alsmede het idee dat er aan ten grondslag ligt, is niet nieuw. Al in 1889 richtte Ernst Abbe in Duitsland in Jena de Carl Zeiss Stiftung op. Voor Abbe gold zijn persoonlijke overtuiging dat “ondernemingseigendom aan strengere ethische maatstaven dient te voldoen en als openbaar goed wordt behandeld, voor zover dat uitgaat boven de maatstaf van een passend loon voor werk”. In ons eigen land bestonden rond 1900 utopische bewegingen rond Frederik van Eeden en Nescio. Bij de Van Leer-Groep, eveneens een verpakkingsbedrijf, werd in 1972 het onder nemingsvermogen ten behoeve van ideële doeleinden in een stichting ondergebracht.
Binnen verschillende aandachtsgebieden wordt door de stichting voortdurend een segment gekozen dat extra aandacht en ondersteuning behoeft. Waar mogelijk ondersteunt de stichting educatieve activiteiten die een verband hebben met de geselecteerde aandachtsgebieden.
Een visie
Fragment
Omdat de waarden die de samenleving benadrukt aan periodieke veranderingen onderhevig zijn, actualiseert de stichting haar aandachtsgebieden voortdurend. De geschiedenis leert dat bij het nemen van beslissingen economische argumenten vaak de doorslag geven. Achteraf blijkt dat die argumenten soms eenzijdig, discutabel of zelfs onjuist zijn. De stichting wil met de haar ter beschikking staande middelen deze een-zijdige waardebeoordeling enigszins compenseren en als katalysator fungeren in een beoogd veranderingsproces. Tegelijkertijd wil de stichting de betrekkelijkheid van ons tegenwoordige bestel benadrukken zonder direct een beter (utopisch) alternatief voorhanden te hebben.
Statutaire doelstelling De statutaire doelstelling van de Stichting Utopa is: Het actualiseren en stimuleren van creatieve talenten van mensen, daar waar de aanleg van enkelingen, om welke reden dan ook, geen kans krijgt. Onze samenleving legt zwaar de nadruk op bepaalde waarden, maar plaatst daardoor andere in de schaduw. De stichting stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan het compenseren van deze onevenwichtigheden.
Beeldengalerij Het Depot in Wageningen www.hetdepot.nl Arboretum De Dreijen in Wageningen www.botanischetuinen.wur.nl/dreijen Het Orgelpark in Amsterdam Het Orgelpark heeft als doel het orgel door een nieuwe presentatie te integreren in het muziekleven. www.orgelpark.nl Het Weeshuis in Leiden In dit project wordt het Kinderrechtenhuis Nederland gefaciliteerd. www.kinderrechtenhuis.nl Utopa-Academie www.utopa-academie.nl
Fragment
111
Beeld omslag 393 • Novello Finotti, Fossile, 1995, brons, 124 cm Dit beeld zou een uitbeelding kunnen zijn van de wederopstanding van de mens, van de mensheid op de dag van het laatste oordeel. De wederopstanding uit de dood, en daardoor de overwinning op de dood. De menselijke gestalte komt als een versteend overblijfsel uit de aarde naar boven. In het christelijk geloof is dit thema dikwijls als onderwerp in de schilderkunst gebruikt.
Fragment NUMMER 8 | voorJAAR 2015
Dood en leven De nieuwe thematentoonstelling in Het Depot
HET DEPOT
Tentoonstellingen,
evenementen en andere activiteiten NUMMER 8 | voorJAAR 2015
ANDRÉ VRANKEN Solotentoonstelling
Benoît LuyckX Solotentoonstelling
COLOFON Fragment | TIJDSCHRIFT VAN BEELDENGALERIJ HET DEPOT
Fragment
112
NUMMER 8 | VOORJAAR 2015 Fragment verschijnt tweemaal per seizoen, in september (over de evenementen in Het Depot in najaar en winter, dus van september tot en met maart) en in maart (voorjaar en zomer, dus van maart tot en met september). Fragment brengt achtergrondinformatie bij de tentoonstellingen, evenementen en andere activiteiten die in Het Depot plaatsvinden. Vormgeving Ratio Design, Haarlem Druk Station Drukwerk, Katwijk Teksten Joost Barbiers, Anne Berk, Loek Dijkman, Gijsbert van Es, Sylvia de Munck, Judith Smedes en Assia Vermeulen.
Fotografie /afbeeldingen Archief Depot tenzij anders vermeld. De redactie heeft geprobeerd van alle afbeeldingen de recht hebbenden te achterhalen. Niet in alle gevallen is dat gelukt. Wie kan aantonen recht te hebben op een of meer afbeeldingen in dit nummer zonder door de redactie te zijn benaderd, wordt verzocht zich bij de redactie te melden. Uitgever Stichting Het Depot Arboretumlaan 4 6703 BD Wageningen ISSN 1875-1679