Academiejaar 2013-2014
UNIVERSITEIT ANTWERPEN FACULTEIT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
MUZIEKEDUCATIE IN HET DEPOT VZW EEN PARTICIPATIEONDERZOEK NAAR DE EDUCATIEWERKING VAN HET LEUVENSE MUZIEKCENTRUM Ilse Mahieu
Masterscriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in het Cultuurmanagement Promotor: Prof. dr. Katia Segers Praktijkbegeleidster: Lieve Kwanten
l
2
Academiejaar 2013-2014
UNIVERSITEIT ANTWERPEN FACULTEIT TOEGEPASTE ECONOMISCHE WETENSCHAPPEN
MUZIEKEDUCATIE IN HET DEPOT VZW EEN PARTICIPATIEONDERZOEK NAAR DE EDUCATIEWERKING VAN HET LEUVENSE MUZIEKCENTRUM Ilse Mahieu
Masterscriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van: Master of Science in het Cultuurmanagement Promotor: Prof. dr. Katia Segers Praktijkbegeleidster: Lieve Kwanten
3
Muziekcentrum Het Depot is dé plek in Leuven waar muzikanten en muziekliefhebbers zich helemaal kunnen uitleven! Het Depot is niet alleen een concertzaal, waar het goed toeven is, maar het is ook gangmaker voor talrijke muzikale initiatieven in de regio. Op muziekeducatief vlak biedt Het Depot een eigenzinnig spectrum van instrumentlessen, softwarelessen, PA-cursussen, workshops en masterclasses aan! 1
1
Huidige missie van muziekcentrum Het Depot (2014).
4
Abstract Als muziekcentrum biedt Het Depot een educatiewerking aan in Leuven die bestaat uit instrument- en zanglessen, workshops, softwarecursussen, infosessies en trajectbegeleiding. De meesterproef Muziekeducatie in Het Depot VZW. Een participatieonderzoek naar de educatiewerking van het Leuvense muziekcentrum biedt een antwoord op de onderzoeksvraag: ‘Op welke manier kan muziekcentrum Het Depot een gepast aanbod van haar educatiewerking aan het gewenste doelpubliek op een efficiënte en effectieve manier communiceren?’. Als methodologie is enerzijds een online-survey met vragen over het aanbod, de organisatie en de communicatie van de educatiewerking door 577 respondenten ingevuld, waarvan 137 personen reeds hebben deelgenomen aan een activiteit van de educatiewerking en 440 respondenten (nog) niet eraan hebben geparticipeerd. Zo kunnen de opinies van participanten geplaatst worden tegenover die van niet-participanten. Anderzijds is om een interne visie te bekomen op de educatiewerking, een diepte-interview afgenomen met de verantwoordelijken van de educatiewerking. Het eerste luik van de onderzoeksvraag heeft betrekking op het aanbod. Respondenten van de online-survey kennen een algemene tevredenheid over het aanbod. Daarentegen heeft Het Depot de wens om meer in te zetten op talentontwikkeling, trajectbegeleiding en een vraag-gestuurd aanbod. Het tweede luik van de onderzoeksvraag peilt naar het doelpubliek dat met de educatiewerking bereikt wordt. Momenteel is de meerderheid van participanten mannelijk, hoger opgeleid, hobbyist, afkomstig uit de omgeving van Leuven en tussen de 25 en 35 jaar oud. Daarentegen wil Het Depot meer jong talent bereiken dat het vermogen bezit om door te kunnen breken in de muziekwereld. Het derde luik gaat de gevoerde communicatie en promotie na. De website van Het Depot en de Popnieuwsbrief zijn de belangrijkste informatiekanalen waarlangs respondenten zich informeren en in de toekomst willen geïnformeerd worden. Daarnaast zou het muziekcentrum meer op sociale media moeten inspelen en moet ze haar communicatie interactiever en aantrekkelijker maken. Ook is er meer promotie, zowel virtueel als in printvorm, op zijn plaats om de zichtbaarheid van de educatiewerking binnen het muzieklandschap te vergroten. 5
Executive Summary 1. Introduction Het Depot VZW is a music centre in the city of Leuven. Its main activity is organizing music concerts by local and foreign bands. Furthermore, Het Depot offers many educational activities. These activities play a not unimportant role in the daily practice of the organization. At Het Depot the educational activities consist of instrument and singing classes, software courses, information sessions, master classes, workshops and talent development like Open Mic, the artists in residence, Rockvonk and 45 Toeren. Participants at the education activities are reached by the music centre through the digital newsletter 'Popnieuwsbrief' or they can consult the website of Het Depot for further information on upcoming activities. Popnieuwsbrief and the website of Het Depot are the only two communication channels that are used to keep interested people up to date.
2. Problem statement and research question With the range of concerts Het Depot offers, they are able to reach the desired audience in an effective manner. Nonetheless, the education activities, and in particular the workshops, master classes and software courses, often lack public interest. This may have several reasons: either the activities are not interesting enough, or the desired target audience cannot or can barely be reached through the used communication channels. Moreover, it is not known whom is effectively reached through the newsletter and whom informs themselves on the website. In addition, what is offered by the newsletter and website may be too scarce for the target audience. Therefore, it would be better if Het Depot invested in more communication channels including printed press such as brochures, flyers or posters. Besides, the music centre has the desire to invest more in talent development instead of the majority of hobbyists that participate nowadays at the educational activities. The master thesis Music education at Het Depot VZW. A participation research at the educational activities of the music centre of Leuven aims to determine who is reached with the current activities of the education and which target group isn’t approached yet. In addition, the current offer is being analysed to reflect whether it meets the expectations of 6
interested parties. Finally, the effectiveness of the current communication channels will be tested, and possible solutions for any weaknesses in the communication story will be dissolved. The central research question of this thesis is therefore: 'How can music centre Het Depot communicate a proper offer of its educational activities to the desired target audience in an efficient and effective way?'. The research question can therefore be split up into three parts. First of all, the offer will be analysed: ‘What offer attracts the target audience?'. This question is linked to the target audience: ‘Who is achieved (and who is not)?’. Finally, in terms of communication, the question ‘How the target audience can best be achieved?' can be posed.
3. Methodology The research questions in this master thesis are resolved by means of quantitative and qualitative research. A literature study, an online-survey and an interview form the basis of this research. First of all, a theoretical framework for the research is outlined based on academic literature. Secondly, the basic data for this thesis are extracted from an onlinesurvey which was administered to subscribers to the Popnieuwsbrief as well as to the concert newsletter of Het Depot. This made it possible to make a distinction between the opinions of participants of the educational activities and non-participants. The survey was completed by 759 people with a dropout rate of 24%. That equates to 577 usable copies. On the basis of 36 questions, the respondents were asked about their findings of the offer, the organization and the communication of the various activities of the education. If the respondent had never participated at any activity, he/she was asked about the reasons therefore. The last data on which this study is based, are coming from an interview with those who are accountable for the educational activities. They were questioned about their views on the current organization of the activities and their vision to the future.
4. Conclusions The first part of the research question reflects upon the offer of educational activities. Het Depot itself has the desire to invest more in talent development and course accompaniment instead of amateurism. It would be an ideal future image for the music centre if they could create a demand-driven offer with a strong focus on workshops and spaces dedicated to 7
talent development. Participants at the educational activities experienced an overall satisfaction both with the offer of the activities as with their expectations in terms of the infrastructure and other facilities. In contrast, the non-participants were not necessarily dissatisfied with the offer of activities, but many were not aware of the fact that Het Depot is a music centre. The second part of the research question focused on the target audience reached by the educational activities. More than 80% of the participants indicated they practice music just as a hobby. Looking at the demographics of the respondents, it can be concluded that the highest rate among these respondents are men in their twenties and thirties, which are higher educated and live in and around the city of Leuven. The third and last part of the central question focused on the communication and promotion brought by Het Depot. Participants know an overall satisfaction with the level of communication and with the content of the information messages. The website of Het Depot and the Popnieuwsbrief serve as the two main channels of information. However, many nonparticipants were not aware of the education offer of the music centre. This fact points out that more and better promotion is still in place.
5. Recommendations Het Depot will have to make a decision concerning their offer in instrument and singing classes in the future. If they choose not to offer any more classes, there is more room for talent development and course accompaniment. This is related to the decision of the music centre whether they want to continue to work supply-orientated or if they want to respond to demands of potential musical talents. Furthermore, Het Depot must decide what place it wants to take in the musical landscape. It will therefore have to develop better its position as a music centre. It may help to devise a marketing strategy and marketing tactics. As a marketing strategy, Het Depot needs to segment the potential market whereupon the attractiveness of the target groups can be defined. Finally, the music centre must decide to which extent they are unique or what their unique selling proposition is. The biggest concern with the marketing tactics is the visibility of the education activities in and around Het Depot. This should be done both offline through printed press, as online by using interactive media. Thereby, it is important that the focus is put on integrated communication and that the music centre invests in customer retention and customer loyalty. 8
Inhoudsopgave Abstract .......................................................................................................................5 Executive Summary .....................................................................................................6 Inhoudsopgave ............................................................................................................9 Lijst van grafieken en figuren ....................................................................................12 Woord vooraf ............................................................................................................13 Inleiding.....................................................................................................................14 1. Introductie ................................................................................................................................ 14 2. Contextualisering ...................................................................................................................... 15 3. Probleemstelling en onderzoeksvragen – een drieledig luik ....................................................... 16 4. Hypotheses op de centrale onderzoeksvraag ............................................................................. 16 5. Methodologie ........................................................................................................................... 17 5.1. Literatuurstudie.................................................................................................................. 17 5.2. Online-survey ..................................................................................................................... 17 5.3. Interview ............................................................................................................................ 18 6. Opbouw meesterproef .............................................................................................................. 19
Hoofdstuk 1 – Theoretisch kader ..............................................................................20 1. Participatie aan cultuur ............................................................................................................. 20 1.1. Het begrip ‘cultuurparticipatie’ ........................................................................................... 20 1.2. Participatiedrempels .......................................................................................................... 22 2. Cultuureducatie in Vlaanderen .................................................................................................. 24 2.1. Het begrip ‘cultuureducatie’ ............................................................................................... 24 2.2. Een beknopte geschiedenis ................................................................................................ 25 2.3. Belemmeringen .................................................................................................................. 27 2.4. Focus op talentontwikkeling ............................................................................................... 28 2.5. Muziekeducatie als onderdeel van kunst- en cultuureducatie ............................................. 28 2.6. Het Muziekdecreet over muziekeducatieve organisaties..................................................... 29 3. Muziekeducatie en talentontwikkeling in muziekcentrum Het Depot ........................................ 30 3.1. Muziekeducatie in Het Depot ............................................................................................. 30 3.2. Talentontwikkeling bij Het Depot........................................................................................ 31
9
3.2.1. Talentontdekking ......................................................................................................... 31 3.2.2. Talentbegeleiding ........................................................................................................ 32 3.2.3. Talentontwikkeling ...................................................................................................... 32
Hoofdstuk 2 – Interne visie op de educatiewerking ..................................................33 1. Introductie ................................................................................................................................ 33 2. De educatiewerking: het bereikte publiek en huidige problemen .............................................. 34 3. Samenwerkingsverbanden ........................................................................................................ 35 4. Het (ideale) toekomstbeeld van de educatiewerking ................................................................. 37 5. Noodzakelijke verbeteringen ..................................................................................................... 38 6. Educatie als groeifactor voor Het Depot .................................................................................... 40 7. Aanbevelingen van docenten van Het Depot ............................................................................. 40
Hoofdstuk 3 – De educatiewerking door de ogen van participanten versus nietparticipanten .............................................................................................................42 1. Participanten aan de educatieve activiteiten van Het Depot ...................................................... 42 1.1. Algemeen ........................................................................................................................... 42 1.2. Zang- en instrumentlessen.................................................................................................. 45 1.2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken ............................................. 45 1.2.2. Tevredenheid over het aanbod .................................................................................... 46 1.2.3. Tevredenheid over de organisatie ................................................................................ 47 1.2.4. Huidige en gewenste communicatie ............................................................................ 49 1.3. Workshops ......................................................................................................................... 50 1.3.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken ............................................. 50 1.3.2. Tevredenheid over het aanbod .................................................................................... 52 1.3.3. Tevredenheid over de organisatie ................................................................................ 53 1.3.4. Huidige en gewenste communicatie ............................................................................ 55 1.4. Softwarecursussen ............................................................................................................. 55 1.4.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken ............................................. 55 1.4.2. Aanbod ........................................................................................................................ 57 1.4.3. Organisatie .................................................................................................................. 58 1.4.4. Huidige en gewenste communicatie ............................................................................ 60 1.5. Concluderende bevindingen van en over participanten aan de educatiewerking ................ 60 1.5.1. Vergelijking demografische en sociografische gegevens ............................................... 60 1.5.2. Algemene tevredenheid over het educatieve aanbod van Het Depot ........................... 63 1.5.3. Algemene tevredenheid over de organisatie van de educatiewerking .......................... 63 10
1.5.4. Algemene tevredenheid over de communicatie en promotie van de educatiewerking . 64 1.5.5. Mogelijke drempels die participanten kunnen ervaren ................................................ 65 1.5.6. Toekomstige deelname? .............................................................................................. 66 1.5.7. Tips of aanbevelingen van participanten ...................................................................... 67 2. Niet-participanten ..................................................................................................................... 68 2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken .................................................... 68 2.3. Communicatie en promotie ................................................................................................ 69 2.2. Drempels die niet-participanten ervaren ............................................................................ 70 2.3. Toekomstige deelname?..................................................................................................... 72 2.4. Tips of aanbevelingen van niet-participanten ..................................................................... 72 3. Concluderende bevindingen participanten vs. niet-participanten .............................................. 73
Hoofdstuk 4 – Aanbevelingen ...................................................................................75 1. Het educatie-aanbod ................................................................................................................. 75 2. Marketingstrategie.................................................................................................................... 76 3. Marketingtactiek: de vijf P’s toegepast ...................................................................................... 77 4. Het merk ‘Educatiewerking Het Depot’...................................................................................... 80
Conclusie ...................................................................................................................83 Bibliografie ................................................................................................................88 1. Bronnen .................................................................................................................................... 88 2. Literatuur .................................................................................................................................. 88 3. Digitale bronnen ....................................................................................................................... 90
Bijlagen ......................................................................................................................91 Bijlage 1: Online-survey................................................................................................................. 91 Bijlage 2: Interview met Lieve Kwanten en Klaas Delrue .............................................................. 102 Bijlage 3: Verklaring op woord van eer ........................................................................................ 109
11
Lijst van grafieken en figuren Figuur 1: Procentuele verhouding participanten versus niet-participanten aan de educatiewerking van Het Depot .......................................................................................... 42 Figuur 2: Procentuele verhouding van het al dan niet actief zijn van participanten aan de educatiewerking in de muzieksector .................................................................................... 44 Figuur 3: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod van de instrument- en zanglessen ........................................................................................ 47 Figuur 4: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de organisatie van de instrument- en zanglessen. .................................................................... 49 Figuur 5: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod van de workshops ................................................................................................................ 53 Figuur 6: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de organisatie van de workshops ............................................................................................. 54 Figuur 7: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod van de softwarecursussen ................................................................................................... 58 Figuur 8: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de organisatie van de softwarecursussen ................................................................................. 59
12
Woord vooraf Tijdens mijn studententijd in Leuven heeft mijn liefde voor muziek mij herhaaldelijk in Het Depot gebracht. Dit academiejaar, toen ik vrijwilliger ben geworden in muziekcentrum TRIX in Antwerpen, heb ik de kans gekregen om ook achter de schermen mee te kunnen draaien in het muziek- en concertwezen. In dit vrijwilligerswerk kon ik al mijn enthousiasme kwijt en heb ik ontdekt wat mij kan drijven. Vanaf dan wist ik ook dat mijn voorkeur voor een praktijkproject uitging naar muziekcentra. Het Depot in Leuven was al snel enthousiast om mij als stagiaire aan te nemen. Met deze eindverhandeling sluit ik een erg mooie periode van mijn leven af. Het is dan ook gepast een dankwoord te richten aan hen die mij hebben bijgestaan doorheen mijn studietijd. In de eerste plaats zou ik mijn ouders willen vernoemen voor het mogelijk maken van mijn studie. Zij hebben mij de kans gegeven om mijn persoonlijke voorkeur te volgen en hebben ervoor gezorgd dat ik mocht uitgroeien tot wie ik nu ben. Bedankt voor jullie financiële maar vooral morele steun, en bedankt voor de mooiste jaren van mijn leven mee waar te maken. Ik richt ook met plezier een bedanking aan mijn promotor, Prof. dr. Katia Segers, voor de interessante Skypegesprekken, en voor de feedback en vele tips die zij mij gaf. Zonder haar raad en daad zou deze meesterproef niet zijn kunnen uitgroeien tot het huidige eindresultaat. Ook wil ik mijn professoren en het personeel van de Universiteit Antwerpen hier vermelden voor het uiterst interessante masterjaar. Daarnaast gaat er speciale dank uit naar mijn uiterst sympathieke praktijkbegeleidster, Lieve Kwanten. Zij heeft me geweldig goed opgevangen en begeleid in het tofste muziekcentrum van ’t land. Al de medewerkers – Mike, Sonia, Klaas, Wout, Roeland, Kat, Martje, Diederik en Jo – en vrijwilligers van Het Depot zou ik graag willen bedanken voor de warme welkom, de fijne avonden aan de toog en de optimale sfeer. Ik had me geen beter praktijkproject kunnen indenken. Bovenal wil ik hier mijn vrienden bedanken die mijn studententijd in Leuven en Antwerpen historisch hebben gemaakt. Dankjewel Jolien, Inge, Evelien C., Regine, Nele, mijn zus Lore, Jonas, Anke, Eline, Evelien S., mijn kotgenoten en alle anderen voor de vele fijne en onvergetelijke momenten. Maar ook voor de steun bij het studeren en het samen klagen over het ‘thesissen’, bedankt allemaal!
13
Inleiding 1. Introductie Het Depot is een muziekcentrum in het hartje van Leuven. De vroegere cinema Eden doet sinds september 2005 dan ook dienst als concertzaal. Tijdens 2011-2012 vonden er verbouwingen plaats om het gebouw meer up-to-date te maken en om het beter af te stemmen op haar functie als concertzaal. De vernieuwde zaal laat een grotere capaciteit toe van zo’n 840 personen. Gemiddeld vier à vijf keer per week worden er concerten georganiseerd, zowel op eigen initiatief als externe evenementen. Per jaar komt dat neer op zo’n 170 concerten. Educatiewerking neemt naast de hoofdactiviteit van muziekcentra, het organiseren van concerten, een niet onbelangrijke plaats in. Bij Het Depot bestaat de educatieve werking uit het inrichten van instrument- en zanglessen, softwarecursussen, infosessies, masterclasses, workshops en talentontwikkeling zoals Open Mic, artists in residence, Rockvonk en 45 Toeren. Eén keer per maand, op Open Mic Avonden, kunnen zowel beginnende singer-songwriters als ervaren muzikanten hun talenten tonen. Rockvonk en 45 Toeren zijn beide muziekwedstrijden waarin jong talent podiumkansen krijgt geboden. Tijdens de instrumentlessen kan er gitaar, piano, drums of basgitaar aangeleerd worden. De lessen vinden dagelijks plaats, behalve op donderdag en zondag. De masterclasses die Het Depot organiseert, kunnen gaan over initiaties songwriting tot cursussen DJ & remix tracks of synths leren integreren in rockmuziek. De workshops van het muziekcentrum hebben onder meer betrekking op het leren spelen van de harmonica, stemcoaching of het vertrouwd geraken met Ableton Live. De masterclasses en workshops vinden beide een aantal keren per maand plaats. Deelnemers aan de educatiewerking worden door Het Depot bereikt via de digitale nieuwsbrief ‘Popnieuwsbrief’ of kunnen informatie over opkomende activiteiten terugvinden op de website van het muziekcentrum onder de rubriek ‘Educatie’. Deze zijn de enige communicatiekanalen die worden ingezet om geïnteresseerden op de hoogte te brengen van activiteiten. De nieuwsbrief wordt uitgestuurd telkens een nieuwe workshop of andere activiteit op punt staat. Met elke Popnieuwsbrief wordt ook een herinnering naar 14
eerder aangekondigde activiteiten bijgevoegd. Via de nieuwsbrief worden een vierduizendtal lezers bereikt.
2. Contextualisering Met het aanbod aan concerten slaagt Het Depot erin om het gewenste doelpubliek op een effectieve manier te bereiken. Voor de educatiewerking en meer bepaald de workshops, masterclasses en softwarecursussen ontbreekt het helaas vaak aan publieksinteresse waardoor deze geregeld niet volzet geraken of moeten worden afgelast. Dat kan verschillende redenen hebben: ofwel slaat het aanbod niet aan waardoor er geen publieksinteresse is oftewel wordt het gewenste publiek niet of amper bereikt en ligt het aan de gevoerde communicatie. Bovendien is niet geweten wie er effectief bereikt wordt via de nieuwsbrief en wie zich informeert via de website. Het abonneebestand van de nieuwsbrief is ook verouderd waardoor niet exact geweten is wie er nu werkelijk geïnteresseerd is in het educatieaanbod en wie niet. Zo kunnen personen enkele jaren geleden wel interesse gehad hebben in de educatiewerking van Het Depot, maar vandaag de dag misschien niet meer waardoor ze nu zonder veel nut bereikt worden. Ook kan het bereik via de nieuwsbrief en website te klein zijn waardoor Het Depot beter zou investeren in meer communicatiekanalen waaronder ook geprinte pers zoals brochures, flyers of affiches. Daarnaast heeft het muziekcentrum de wens om meer te investeren in talentontwikkeling. Het publiek dat zich momenteel inschrijft voor de georganiseerde activiteiten bestaat voor het merendeel uit hobbyisten. Het Depot heeft echter als doelstelling om in de toekomst meer in te spelen op talentontwikkeling om zo (potentieel) muzikaal talent, dat mogelijkheden bezit om door te breken in de muziekindustrie, te ondersteunen. Daardoor wil het meer haar focus leggen op het stimuleren van talent en het loutere hobbyisme binnen haar werking wat afzwakken. Vanuit Het Depot kwam dan ook de vraag om na te gaan waar het schoentje knelt inzake haar educatiewerking en welke verbeteringen mogelijk zijn om op de hierboven aangehaalde vlakken meer succes te genereren.
15
3. Probleemstelling en onderzoeksvragen – een drieledig luik Deze meesterproef heeft tot doel om na te gaan wie er momenteel bereikt wordt met de verschillende activiteiten van de educatiewerking en wie nog niet benaderd wordt. Daarnaast wordt het huidige aanbod onder de loep genomen om te analyseren of dit voldoet aan de verwachtingen van geïnteresseerden. Tot slot zal de effectiviteit van de huidige communicatiekanalen getoetst worden en zal er gepeild worden wat mogelijke oplossingen kunnen zijn voor eventuele zwaktes in het communicatieverhaal. De onderzoeksvraag die in deze scriptie centraal staat, is bijgevolg ‘Op welke manier kan muziekcentrum Het Depot een gepast aanbod van haar educatiewerking aan het gewenste doelpubliek op een efficiënte en effectieve manier communiceren?’. De onderzoeksvraag kan bijgevolg verder opgesplitst worden in drie onderdelen. Allereerst wordt het aanbod geanalyseerd: ‘Welk aanbod trekt het doelpubliek aan?’. Daaraan gekoppeld wordt het doelpubliek onderzocht: ‘Wie wordt er bereikt (en wie niet)?’. Tot slot wordt op communicatief vlak de vraag gesteld ‘Hoe kan het doelpubliek het best bereikt worden?’. Op bovenstaande vragen zal deze meesterproef een antwoord pogen te formuleren. Een onderdeel waaraan Het Depot meer aandacht wil besteden is om een deel van de educatiewerking te richten op talentontwikkeling. Een deelvraag van deze meesterproef is dan ook ‘Op welke manier kan er binnen de educatiewerking meer op talentontwikkeling worden toegespitst?’.
4. Hypotheses op de centrale onderzoeksvraag Een eerste hypothese die gesteld kan worden is dat de muziekeducatieve workshops en softwarecursussen van Het Depot in een dal zitten doordat er te weinig of verkeerde communicatie en promotie rond gevoerd wordt. Met verkeerde communicatie wordt hier ‘het
niet
kunnen
bereiken
communicatiemiddelen’
van
bedoeld.
het Een
gewenste
doelpubliek
oplossing
zou
met
kunnen
de
zijn
huidige om
de
communicatiekanalen uit te breiden of om effectievere promotie te voeren langs de huidige kanalen. Het opkuisen van het abonneebestand van de Popnieuwsbrief kan daarbij een 16
mogelijkheid zijn. Een tweede hypothese kan betrekking hebben op een gebrek aan publieksinteresse voor de activiteiten. Als oplossing daarvoor zou het muziekcentrum zich meer kunnen focussen op specifieke doelgroepen zoals muzikanten of personen werkzaam in de muzieksector die al een grote interesse hebben om zich te verdiepen in muziek gerelateerde onderwerpen. Tot slot kan als derde hypothese gesteld worden dat de invulling van de workshops (inhoud, docent, tijdstip, bereikbaarheid, infrastructuur, etc.) niet (meer) aanslaat bij potentieel geïnteresseerden. Uit de online-survey zal blijken welk van deze hypotheses het aan het rechte eind heeft.
5. Methodologie De onderzoeksvragen die in deze meesterproef centraal staan, zullen door middel van kwantitatief en kwalitatief onderzoek trachten te worden opgelost. Zowel een literatuurstudie, als een online-survey en een diepte-interview vormen de basis van dit onderzoek.
5.1. Literatuurstudie Het eerste luik van deze meesterproef bestaat uit een literatuurstudie. Aan de hand van wetenschappelijke literatuur wordt een theoretisch kader geschetst voor het onderzoek. Ook in het verdere verloop van de scriptie zullen bevindingen gekoppeld worden aan inzichten vanuit de literatuur of zullen aanbevelingen gedaan worden die stoelen op relevante wetenschappelijke werken.
5.2. Online-survey De basisgegevens voor het onderzoek zijn afkomstig uit een online-survey met daaraan gekoppeld een wedstrijdformule. De survey werd afgenomen bij geabonneerden op de digitale Popnieuwsbrief, docenten en leerlingen die instrument- of zanglessen volgen, deelnemers aan workshops en softwarecursussen, en geabonneerden op de digitale concertnieuwsbrief van Het Depot. Zo was het mogelijk een vergelijking te maken tussen de 17
mening van deelnemers aan de educatiewerking versus niet-deelnemers. De survey werd ingevuld door 759 personen met een dropout rate van 24%. Dat komt neer op 577 bruikbare exemplaren. De gehele enquête is in bijlage 1 terug te vinden. De activiteiten van de educatiewerking waar in de survey naar gepolst werd, zijn de instrument- en zanglessen, workshops en softwarecursussen. Aan de hand van 36 vragen werd gepeild naar de bevindingen van respondenten over het aanbod, de organisatie en de communicatie van de bovengenoemde activiteiten van de educatiewerking. Daarbij werd nagegaan op welke manier deelnemers zich hebben geïnformeerd en hoe ze het liefst geïnformeerd zouden worden, wat hun mening is over het huidige aanbod en wat er volgens hun nog ontbreekt, en tot slot wat ze vinden over de organisatie en omkadering van de activiteiten. Indien de bevraagde nog nooit heeft deelgenomen aan een activiteit, werd hij/zij gevraagd naar de redenen daarvoor. Van elke bevraagde werden daarnaast persoonlijke basisgegevens bekomen om zo een inzicht te krijgen in het huidige en gewenste doelpubliek. De resultaten afkomstig uit de enquête moeten echter met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het aandeel niet-participanten – personen die nog nooit hebben deelgenomen aan de educatiewerking – die de online-survey hebben ingevuld, is aanzienlijk hoger dan de participanten – personen die al ooit hebben deelgenomen aan de educatiewerking. Daardoor kan er een dominantie van de antwoorden van nietparticipanten optreden. Daarnaast is de steekproef echter te klein om volledig representatieve uitspraken te kunnen maken over de populatie van (geïnteresseerden in) de educatiewerking. Dit jaar hebben namelijk een kleine 300 personen deelgenomen aan activiteiten van de educatie, terwijl 137 participanten daadwerkelijk de survey hebben ingevuld. Van de 137 participanten hebben zo’n 88 personen de afgelopen twaalf maanden deelgenomen aan de educatiewerking.
5.3. Interview De laatste gegevens waar dit onderzoek op stoelt, zijn afkomstig uit een interview met twee medewerkers van Het Depot. Lieve kwanten, verantwoordelijke voor de vrijwilligerswerking, educatie en projecten, en Klaas Delrue, medeverantwoordelijke voor de educatiewerking, waren bij het interview betrokken. Zij werden bevraagd naar hun opinies over de huidige 18
werking en naar hun toekomstvisie van de educatiewerking. Dit interview heeft zicht gegeven op de interne opvattingen over de huidige werking van de muziekeducatieve activiteiten en hoe men deze in de toekomst wenst aan te pakken.
6. Opbouw meesterproef In het eerste hoofdstuk van deze meesterproef zal het theoretisch kader waarop dit onderzoek stoelt, uit de doeken worden gedaan. Daarin zal allereerst het begrip cultuurparticipatie en mogelijke participatiedrempels geduid worden. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op cultuureducatie in Vlaanderen met een begripsduiding, een beknopte geschiedenis, belemmeringen voor educatie, de focus op talentonwikkeling en muziekeducatie en muziekeducatieve organisaties als onderdeel van cultuureducatie. In dit eerste hoofdstuk zal tot slot de muziekeducatie en talentontwikkeling bij Het Depot besproken worden. Het tweede hoofdstuk omslaat een verwerking van informatie die naar voren kwam in het interview met Lieve Kwanten en Klaas Delrue, en schetst zo een interne kijk op de educatiewerking van Het Depot. In het derde hoofdstuk staat de uiteenzetting van de statistische analyse van de enquête centraal. De opinies over onder andere het aanbod, de organisatie en de communicatie van de educatieve activiteiten van deelnemers zullen vergeleken worden met deze van nog niet-deelnemers. In het vijfde hoofdstuk volgen aanbevelingen voor het muziekcentrum. Deze meesterproef zal tot slot afsluiten met een beknopte conclusie.
19
Hoofdstuk 1 – Theoretisch kader 1. Participatie aan cultuur 1.1. Het begrip ‘cultuurparticipatie’ In 2009 werd in opdracht van de Vlaamse Overheid een grootschalig onderzoek naar de staat van de participatie in Vlaanderen uitgevoerd (Lievens en Waege, 2011). Dit onderzoek werd verricht door het steunpunt voor beleidsrelevant onderzoek Cultuur, Jeugd en Sport. In de bijdrage ‘Cultuurparticipatie’ aan Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009 wordt cultuurparticipatie opgedeeld in twee dimensies: receptief versus creatief en publieke versus private participatie. In de eerste dimensie duidt de notie ‘receptief’ op het gegeven dat de participant als ‘ontvanger’ aan een reeds gecreëerde culturele activiteit zoals een concert of theatervoorstelling deelneemt. Bij creatieve cultuurparticipatie gaat het daarentegen om een actieve participatie in het creatieproces van een cultuurgoed of het actief beoefenen van amateurkunsten. In de tweede dimensie duidt private participatie op het deelnemen aan culturele praktijken in de private sfeer of thuis. Boeken lezen, films bekijken en muziek beluisteren behoren onder meer daartoe. Publieke participatie houdt dan weer in dat het gaat om deelnemen aan cultuur in de publieke sfeer of buitenshuis, zoals een bioscoop- of museumbezoek (Lievens en Waege, 2011, p. 19). In het Vlaamse cultuurbeleid is het kunstenlandschap ingedeeld in de volgende deelsectoren: muziek, podiumkunsten, literatuur, film, beeldende kunst en amateurkunst. Deze opdeling sluit aan bij de verschillende culturele media die betekenis kunnen overbrengen zoals beeld, taal, beweging en klank. Aangezien erfgoed een belangrijk aspect inneemt in het Vlaamse cultuurbeleid, wordt deze sector ook onder de noemer ‘cultuurparticipatie’ opgenomen (Lievens en Waege, 2011, p. 19-20). De participatiesurvey 2009 had als doel om “het participatiegedrag, de voornaamste drempels en de attitudes rond participatie en aanbod gedetailleerd in kaart te brengen voor de domeinen kunst/erfgoed, sociaal-cultureel werk en sport, met oog voor diverse vormen van deelname (o.a. deelnemen vs. deelhebben)” (Lievens en Waege, 2011, p. 1). Aan de hand van mondelinge interviews werd gepeild naar de participatie van 3.144 bevraagden tussen 14 en 85 jaar oud. Allereerst werd onderzocht wat de graad van sportparticipatie en 20
fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking is en hoe deze is geëvolueerd over de periode 2003-2009. Daarbij werden ook de verschillende vrijetijdssporten van de Vlaamse bevolking nagegaan. Ten tweede had de bevraging tot doel om het bereik van het sociaal-cultureel werk en het vrijwilligerswerk in Vlaanderen te achterhalen. Door een profiel te schetsen van de leden van de verschillende soorten verenigingen en van de vrijwilligers werd een beeld bekomen van wie er wordt bereikt en wie niet betrokken is bij het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven. Ten derde werd onderzocht of de ouderlijke participatie een invloed heeft op de huidige participatie van de respondenten en langs welke wegen deze beïnvloeding loopt.
Daarbij
werden
drie
theoretische
benaderingen
onderscheiden:
de
individualiseringsthese, de culturele reproductiethese en de these van de symbolische samenleving. In het vierde onderdeel werd geconcludeerd dat er nog steeds een grote ongelijkheid in cultuurdeelname is naar opleidingsniveau, gezinssituatie, leeftijd, subjectief inkomen en geslacht toe. Vervolgens kwamen de auteurs tot de conclusie dat hoe verder het publiek zich moet verplaatsen om deel te nemen aan cultuur, hoe sterker de sociale ongelijkheid wordt. Daarnaast is gebleken dat de komst van (nieuwe) media zoals televisie en internet niet concurreren met het lezen van boeken. Sociale ongelijkheid blijft wel bestaan onder lezers, maar het aandeel lezers onder de onderzochte groepen is wel gegroeid tegenover vijf jaar geleden (Lievens en Waege, 2011, p. 2-10). Participatie aan kunsten – podium- en filmvoorstellingen, musea, tentoonstellingen, en muziek – en erfgoed heeft volgens Lievens en Waege te maken met sociale mechanismen zoals
opleiding,
inkomen,
sociaal
netwerk
en
cultuureducatie
op
school.
De
participatiesurvey maakt ook duidelijk dat amateurkunst binnen cultuurdeelname een belangrijk fenomeen is naast receptieve deelname. Daarnaast worden ook de drempels voor participatie aan publieke culturele activiteiten geschetst. Daar zal in het volgende onderdeel van deze meesterproef uitgebreider op in worden gegaan. Een ander aspect van de survey maakt duidelijk dat met het internet wel degelijk een breed publiek bereikt kan worden, ook als het gaat om cultuur. Inzake digitale cultuurparticipatie valt op dat respondenten het internet gebruiken om zich te informeren over cultuur, om cultuurproducten te verwerven en om cultuur te beleven door het bezoeken van culturele websites. Wat nog duidelijk is geworden door de survey is dat de betalingsbereidheid van respondenten voor het gebruik van sport- en cultuurgoederen hoger ligt dan vaak wordt vermoed. Verder blijkt dat
21
cultuurparticipatie ook leeftijdsgebonden is. Zo scoren jongeren hoog op bepaalde participatiedomeinen waaronder bioscoopbezoek, sportbeoefening en amateurkunsten, maar scoren ze laag op het bijwonen van concerten en festivals met klassieke muziek of het hebben van lidmaatschap bij sociale verenigingen. Daaraan hangt vast dat het school- en thuismilieu meebepalend zijn voor al dan niet participeren aan cultuur (Lievens en Waege, 2011, p. 11-23). Cultuurparticipatie heeft volgens Ine Vos positieve effecten op onder meer de persoonlijke ontwikkeling, sociale cohesie, gemeenschapsvorming, zelfdeterminatie, lokale identiteit, verbeelding, visie, gezondheid en welzijn (Vos, 2003, p. 9). In Cultuurparticipatie en maatschappelijk kwetsbare groepen stelt Vos zich de vraag hoe deze positieve uitkomsten kunnen bereikt worden door middel van cultuurparticipatie. Ze stelt dat cultuurparticipatie binnen het kader van maatschappelijke participatie en emancipatie geplaatst dient te worden. Cultuur wordt zo beschouwd als één van de domeinen om participatie en emancipatie te bevorderen (Vos, 2003, p. 9-10).
1.2. Participatiedrempels In Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009 schetsen auteurs Lievens en Waege een aantal drempels die potentieel geïnteresseerden kunnen tegenhouden om aan cultuur te participeren (Lievens en Waege, 2011). De motivatie van niet-participanten is van diverse aard. Daarbij kan het volgens de auteurs gaan om geografische factoren, tijdsgebrek, financiële kosten, sociale redenen, fysieke beperkingen en informatiedrempels. Geografische factoren impliceren de af te leggen afstand, de bereikbaarheid van de locatie, de mogelijkheid tot het gebruik van openbaar vervoer en de veiligheid in de omgeving. Drempels die te maken hebben met tijdsgebrek kunnen gaan over slechte openingsuren tot het hebben van (jonge) kinderen waarvan de zorg veel tijd in beslag neemt. Financiële kosten beslaan logischerwijs het inschrijvingsgeld of de prijs van een toegangsticket. Sociale redenen kunnen gaan over het gebrek aan gezelschap of het zich niet
op
zijn
gemak
voelen.
Ook
fysieke
beperkingen
zoals
bijvoorbeeld
gezondheidsproblemen of een handicap kunnen belemmeringen vormen. Tot slot spelen
22
informatiedrempels of het over onvoldoende informatie beschikken, een grote rol (Lievens en Waege, 2011, p. 38-40). In Doeboek. Goesting geven op maat van het leefstijlprofiel van je publiek verdelen auteurs Davy De Laeter en Noël Slangen de verschillende participatiedrempels onder in vijf categorieën: informatiedrempel, praktische drempel, sociale drempel, motivatiedrempel en keuzestress (De Laeter en Slangen, 2012). Een van de belangrijkste drempels waarmee een participant te maken kan hebben, is de informatiedrempel. Door helder en toegankelijk te communiceren kan deze drempel aanzienlijk verlaagd worden. De meest voorkomende informatiebehoeften hebben betrekking op de locatie, transport, parking, prijs, tijd, bijkomende kosten, faciliteiten, pauzes, gedragscodes, visuele codes, bewegwijzering en begrijpelijkheid. De missie van een organisatie is ook voor een groot deel bepalend voor hoe informatie wordt verspreid. De praktische drempel is vervolgens de meest zichtbare van alle drempels omdat het op tastbare aspecten van de werking van een organisatie betrekking heeft. Daarbij gaat het om de locatie, het tijdstip, de prijs van het aanbod en de mogelijkheden om ter plaatse te geraken. De sociale drempel heeft betrekking ofwel op het gebrek aan gezelschap of op een gebrek aan identificatie en schrik om er niet bij te horen. De motivatiedrempel gaat vervolgens over het niet kunnen motiveren of boeien van personen. Omdat dit een onzichtbare drempel is, is dit de moeilijkste drempel om te overbruggen. Door een gedragsverandering teweeg te brengen, kan deze drempel worden aangepakt. Tot slot kan de drempel keuzestress optreden. Door een ruim aanbod aan cultuur, weten participanten vaak niet wat te kiezen. Niet alleen een andere cultuuractiviteit kan concurrentie zijn, maar ook een geheel andere tijdsinvulling (De Laeter en Slangen, 2012, p. 27-38). Gelijkaardige participatiedrempels worden in Barriers to Participation in Culture, Arts and Leisure. Final Report aangehaald (Independent Research Solutions, 2013). Als mogelijke barrières om niet te kunnen deelnemen aan cultuur, kunsten of andere vormen van vrijetijdsbestedingen worden het niet op de hoogte zijn van culturele activiteiten, de kostprijs ervan en een gebrek aan informatie aangehaald. Daarnaast kunnen drempels voor cultuurparticipatie persoonsgebonden zijn. Daarbij kan het gaan om een fysieke beperking, om sociale achterstand of om een taalbarrière (Independent Research Solutions, 2013, 1).
23
Ook in Special Eurobarometer 399. Cultural Access and Participation, een onderzoek naar het cultuurparticipatiegedrag van Europeanen uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, worden een aantal participatiedrempels beschreven (Europese Commissie, 2013). Als voornaamste drempels om deel te nemen aan culturele activiteiten gaven de respondenten van het onderzoek een gebrek aan tijd aan, financiële onkosten en een gebrek aan interesse. Het laatstgenoemde is voor respondenten de hoofdreden om niet naar meer concerten te gaan, om geen museum of galerie te bezoeken, om niet naar theater te gaan, om geen publieke bibliotheek te bezoeken, of om geen ballet, dansvoorstelling of opera bij te wonen. Een gebrek aan tijd is voor respondenten de hoofdreden om niet naar de bioscoop te gaan, om niet te luisteren of te kijken naar een cultureel programma op de radio of televisie, om niet een historisch monument of een historische site te bezoeken, of om geen boek te lezen. De kostprijs is ook een belangrijke factor en ‘te duur’ werd vernoemd als reden om niet, of minder, te gaan naar theater, naar de bioscoop, of een concert. Toch blijkt uit het onderzoek dat financiële onkosten niet de belangrijkste drempel vormen voor respondenten om niet aan de bovengenoemde culturele activiteiten deel te nemen. In mindere mate zijn een beperkte keuzemogelijkheid en een gebrekkige kwaliteit van de activiteit belangrijke drempels om aan culturele activiteiten te participeren (Europese Commissie, 2013, 21-22).
2. Cultuureducatie in Vlaanderen 2.1. Het begrip ‘cultuureducatie’ Op de website van het ministerie van cultuur, jeugd, sport en media valt het volgende te lezen. Cultureel leren doet men altijd, zowel bewust als onbewust. Kansen krijgen en benutten om eigen interesses, talenten en mogelijkheden te ontwikkelen staat daarbij cruciaal. Het ouderlijke milieu en de bredere gezinscontext spelen een sleutelrol in de ontplooiing van culturele competenties en in het cultuurparticipatiegedrag. Daarnaast vormen cultuureducatie en het opbouwen van cultureel kapitaal cruciale hefbomen. Ook de rol die bij het onderwijs ligt, mag zeker niet onderschat worden (Cultureel leren en cultuureducatie – Cultuur, 2014).
24
In Veldtekening cultuureducatie. Beschrijvende studie met evaluatieve SWOT-analyse wordt het begrip cultuureducatie door Lode Vermeersch en Anneloes Vandenbroucke geduid (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011). De auteurs omschrijven het begrip als “alle activiteiten gericht op leren over cultuur of door middel van cultuur (kunst, erfgoed, media en andere culturele en interculturele uitingen). Cultuureducatie is gericht op het tot stand brengen van participatie aan cultuur (zowel deelnemen als deelhebben) en op persoonlijke, sociale en culturele bewustwording of (talent) ontwikkeling. Cultuureducatie bevordert daarmee het vermogen tot cultureel beleven en handelen, interculturele communicatie en culturele aanpassing” (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 18). Vanuit deze vrij open gedefinieerde omschrijving kan worden opgemerkt dat cultuureducatie zowel kunsteducatie als erfgoededucatie en media-educatie overkoepelt. Dezelfde opvatting is tevens terug te vinden in Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen van Anne Bamford (Bamford, 2007). In het werk stelt Bamford dat cultuureducatie niet hetzelfde is als kunsteducatie, maar dat cultuur onder andere uit kunsteducatie bestaat. Cultuur wordt gebruikt om de twee domeinen erfgoed en kust te overkoepelen. Onder kunsteducatie wordt de educatie in kunsttakken zoals muziek, dans, beeldende kunst, dramatische kunst en media verstaan. Erfgoededucatie duidt dan weer op de historische en hedendaagse invloed op cultuur (Bamford, 2007, p. 14-15). Daarnaast wijzen Vermeersch en Vandenbroucke op onduidelijkheden die gepaard kunnen gaan met de term cultuureducatie. Volgens hen zijn er vandaag de dag heel wat organisaties, projecten, diensten en werkingen onder de noemer van cultuureducatie terug te brengen. Daarbij gaat het om een divers en soms tegenstrijdig geheel van organisaties die van elkaar verschillen qua aanbod en organisatie. Deze verscheidenheid is ook op te merken in de regelgeving en beleidsvoering. Naast positieve gevolgen zoals diversiteit, heeft deze verscheidenheid ook negatieve implicaties. Zo kan het tot onduidelijkheid en mogelijk ook tot inefficiëntie leiden inzake de praktijk van de organisaties en de aansturing en ondersteuning ervan door het overheidsbeleid (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 1).
2.2. Een beknopte geschiedenis Vlaanderen kent al gedurende lange tijd een cultuureducatief aanbod. De Verlichting betekende de opkomst van het sociaal-cultureel en educatief werk. Filosofen als Rousseau 25
en Locke benadrukten in de achttiende eeuw de relatie tussen opvoeding en zedelijke ontwikkeling. Rond de tweede helft van de negentiende eeuw kwam in België de Vlaamse Beweging op voor de volwaardige erkenning van het Nederlands naast het Frans. Met de Beweging werden ook cultuurfondsen in het leven geroepen. Zo werd in 1851 het Willemsfonds opgericht waaruit in 1875 het Davidsfonds voortkwam. Het was ook in de negentiende eeuw dat de basis van de verzuiling werd gelegd. Dat had op nagenoeg alle aspecten van het dagelijkse leven zoals werk, ontspanning, vorming en zorg invloed. Deze aspecten kregen vanaf dan een ideologische invulling. Aan het begin van de twintigste eeuw zagen daarnaast de eerste erfgoedbewegingen het licht. In België mondde zo’n informele netwerken uit tot de zogenaamde ‘pitoresken’. Zij pleitten onder meer voor de artistieke ontwikkeling van de bevolking en zagen schoonheid als middel tot volksverheffing (De Laeter, et al, 2008, p. 33-35). De periode volgend op de Tweede Wereldoorlog werd hoofdzakelijk gekenmerkt door de uitbouw van de verzorgingsmaatschappij en nieuwe initiatieven op het vlak van volksontwikkeling. In de jaren 1950 en 1960 lag het accent binnen de cultuureducatie voornamelijk op de creatieve expressie van niet-professionele kunstenaars. Cultuureducatie werd toen meer beschouwd als ‘kunstzinnige vorming’ en manifesteerde zich voornamelijk in het onderwijs en in de jeugdsector. Zowel het persoonsgerichte als de ruimere maatschappijkritische vorming pasten binnen het vormingsaanbod van de jaren 1960. De Golden Sixties lieten ook toe dat er van overheidswege veel aandacht uitging naar cultuurparticipatie (De Laeter, et al, 2008, p. 35-36). In de jaren 1970 verbreedde de focus. Vanaf dan kwam er naast de expressieve cultuureducatie ook het accent te liggen op het reflectieve. Deze tendens is tot op heden behouden gebleven. Vanaf dan werd de culturele autonomie ook een feit. In de jaren 1980 deed het begrip ‘kunsteducatie’ zijn intrede en verdrong zo de notie ‘kunstzinnige vorming’. Het nieuwe begrip zorgde ervoor dat de nadruk kwam te liggen op de kunsten. Sinds de laatste twee decennia is de term cultuureducatie pas ingeburgerd geraakt en dat nog vaak in combinatie met het begrip kunsteducatie. De notie cultuureducatie wijst erop dat ook ruimere culturele doelstellingen in het spel zijn en niet enkel kunst (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 17-18).
26
2.3. Belemmeringen Er zijn een aantal factoren die cultuureducatie kunnen belemmeren. Deze factoren verschillen volgens Bamford naargelang de omstandigheden, maar hebben betrekking op tijd, financiën, beperkte toegankelijkheid, implementatie, leidinggevenden, bestuur en kwaliteitsgarantie. Een eerste belemmering duidt op de tijd die aan cultuureducatie kan/mag gespendeerd worden. De financiering van cultuureducatieve activiteiten kan een tweede belemmering zijn. Financiering moet structureel en op lange termijn worden uitgewerkt. De afhankelijkheid van subsidies kan de werking van cultuureducatie ook bemoeilijken. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat subsidies, uit een globaal budget, die symbolisch aan cultuureducatie zijn toegewezen, hier meestal niet voor gebruikt worden. Verder zouden aanvragen voor projectsubsidies moeten versoepelen, maar meer evaluatie en controle is daarbij wel op zijn plaats (Bamford, 2007, p. 66-69). De belemmering ‘beperkte toegankelijkheid’ verwijst naar het gegeven dat ondanks een gelijkekansenbeleid en goede overheidsvoornemens voor minder bevoorrechte individuen cultuureducatie doorgaans weinig toegankelijk is. De vierde hinderpaal heeft betrekking op de implementatie. Momenteel brengt het grote aantal ministeries met invloed op kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen een heleboel deskundigheid met zich mee. Daartegenover bemoeilijken ze de implementatie of uitvoering van het beleid. Ook is er verwarring over het beleid tussen de verschillende ministeries en is er gebrek aan structurele implementatie en controle. Daarnaast zijn het beleid en de vernieuwingen slechts van korte duur en wijzigen ze snel (Bamford, 2007, p. 70-72). Uiteraard heeft een goede werking van cultuureducatie de steun nodig van de directeur en/of het bestuur van een organisatie. Vernieuwende, creatieve en inspirerende leidinggevenden stimuleren dan ook sneller cultuureducatie. Het bestuur van organisaties die met cultuureducatie bezig zijn, zouden het best worden voorgelicht over de waarde van kunst. Tot slot moet kwaliteitsgarantie ervoor zorgen dat kwaliteitsproblemen verdwijnen. Een van de meest doorslaggevende factoren voor kwaliteit is de expertise en het enthousiasme van de begeleiders of organisatoren (Bamford, 2007, p. 73-78).
27
2.4. Focus op talentontwikkeling Talentonwikkeling is een verzameling van educatieve activiteiten die tot doel hebben het kennismaken, verdiepen, bekwamen en verzilveren van talent. Talent wordt hier beschouwd als het beschikken over een natuurlijke vermogen tot of een bijzondere aanleg voor muzikaliteit. In MusicLink: Nurturing talent and recoginizing achievement worden drie criteriacategorieën voor muzikaal talent onderscheiden (Haroutounian, p. 13-14, 2000). Allereerst moet een persoon muzikale aanleg en kundigheid bezitten. Dat impliceert het hebben van een tonaal geheugen, een ritmisch gevoel, een perceptieve luisterkracht en het vermogen bezitten om verschillende instrumenten in een muzikale context te kunnen onderscheiden. Ten tweede moet een persoon beschikken over een creatieve interpretatie. Dat houdt onder meer het experimenteren met klanken, het hebben van esthetische gevoeligheid en expressiviteit in. Als derde is er toewijding nodig, waaronder volharding en de bereidheid om ideeën te verfijnen, vallen.
2.5. Muziekeducatie als onderdeel van kunst- en cultuureducatie Onder kunsteducatie kan “elke vorm van educatie die kunst als doel of middel inzet”, beschouwd worden (Cultuurnetwerk Nederland, 2008). Zoals kunsteducatie een onderdeel is van cultuureducatie, is muziekeducatie een component van kunsteducatie. Muziekeducatie wordt in Muziekeducatie in beweging. Groepsgerichte muziekeducatie onder de loep omschreven als “een complex en duurzaam leerproces waarbij er een ervaring ontstaat vanuit een gehele actieve muzikale beleving” (Verscheure, 2012, p. 7). In de bijdrage Music education facing new challenges komen auteurs Juvonen, Ruismäki en Lehtonen tot de bevinding dat muziekeducatie personen moet helpen om hun eigen waarden en hun manier van optreden te vinden, en om te evalueren tot onafhankelijkheid en vrijheid als individuen (Juvonen, Ruismäki en Lehtonen, 2012, p. 198). Daarnaast vinden ze dat muziekeducatie vandaag de dag gefundeerd moet zijn op muziek maken en ernaar luisteren, en mag het niet langer steunen op traditionele kaders. Muziekeducatie moet volgens hen ook gebaseerd zijn op onderzoek en op nieuwe manieren om muzikale vaardigheden aan te leren (Juvonen, Ruismäki en Lehtonen, 2012, p. 197).
28
Veel organisaties die bezig zijn met kunsten, erfgoed of media zijn gesitueerd ‘buiten’ het onderwijssysteem, maar hebben wel educatieve doelen. Uit onderzoek is gebleken dat partnerships tussen culturele organisaties en scholen een positieve impact kunnen hebben op kunst- en cultuureducatie. Als succesfactoren worden de open en informele aanpak van het leerproces, het expliciete gebruik van de beleefde ervaring van leerlingen, en de uitdagende methoden van culturele specialisten die essentiële drijvers zijn voor succesvolle partnerships met scholen aangehaald (Vermeersch en Vandenbroucke, 2013, p. 1032).
2.6. Het Muziekdecreet over muziekeducatieve organisaties Sinds 1999 geniet het Vlaamse muzikale landschap van decretale erkenning en subsidiëring. Het is ook vanaf dan dat populaire muziek op overheidssteun kan rekenen. De acceptatie van het Muziekdecreet in 1998 zorgde ervoor dat het gehele muzieklandschap in kaart werd gebracht en werd geordend. Het decreet heeft niet enkel aandacht voor muziekensembles, maar heeft ook oog voor de ondersteuning van concertorganisaties, festivals, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en het Muziekcentrum Vlaanderen als steunpunt voor muziek (Kunstendecreet, 2004, p. 6). In het Muziekdecreet is volgende definitie van een muziekeducatieve organisatie opgenomen: “[een muziekeducatieve organisatie is] een organisatie die educatieve activiteiten
organiseert
met
betrekking
tot
de
individuele
en
groepsgewijze
muziekbeoefening, de muziekbeleving, de muziekwetenschap, de muziekgeschiedenis en de muziekcultuur in het algemeen. Die educatieve activiteiten moeten aanvullend zijn aan het bestaande onderwijsaanbod van de onderwijsinstellingen die reeds door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd worden” (Dillemans en Schramme, 2005, p. 337-338). De term ‘educatie’ moet volgens het decreet ruim geïnterpreteerd worden. Zo volstaat het bijvoorbeeld dat een organisatie, om als muziekeducatieve organisatie te worden erkend, een professionele omkadering voorziet die jonge muzikanten begeleidt (Muziekdecreet, 1998, p. 8). Muziekeducatieve organisaties worden ook financieel door de Vlaamse overheid gesteund. Bij het bepalen van de grootte van het financieringsbudget – rekening houdend met de specificiteit van de betrokken muziekeducatieve organisatie – hanteert de Vlaamse 29
Overheid een aantal beoordelingscriteria. Deze houden zowel rekening met de artistieke kwaliteit van de activiteiten als met de werking en het beheer van de organisatie. Onder de artistieke eisen vallen onder meer de artistieke keuze en benaderingswijze, de culturele uitstraling ervan in binnen- en buitenland, de aandacht voor Vlaamse en/of hedendaagse muziek, de professionaliteit en de pedagogische capaciteit van docenten en sprekers, en de inhoudelijke kwaliteit van de muziekeducatieve publicaties. De werking en het beheer wordt onder andere beoordeeld aan de hand van de grootte van het personeelsbestand, het aantal activiteiten, het organisatorisch, financieel en boekhoudkundig management en het personeelsbeleid, het publieksbereik, de prijspolitiek en de publiciteit, het creëren van stageplaatsen voor musici in opleiding, en de samenwerking met andere culturele organisaties (Muziekdecreet, 1998, p. 96-97).
3. Muziekeducatie en talentontwikkeling in muziekcentrum Het Depot 3.1. Muziekeducatie in Het Depot Zoals reeds in de inleiding vermeld, bestaat de educatiewerking bij muziekcentrum Het Depot uit zang- en instrumentlessen, workshops, softwarecursussen, informatiesessies, en talentontwikkeling en trajectbegeleiding. Het Depot is dus aanbieder van muziekeducatie. Dat houdt in dat de organisatie eigen cultuureducatieve producten of diensten aanbiedt. Zo is Het Depot zelf organisator of uitvoerder van muziekeducatieve activiteiten. Het type van aanbod dat het muziekcentrum aanbiedt, valt zowel onder actieve als onder reflectieve en productieve educatie. Met actieve educatie wordt gedoeld op het leren over cultuur door te doen. De zang- en instrumentlessen en een aantal workshops en cursussen zoals Ableton of ‘Songwriting met Frank Vander linden’ behoren onder de actieve muziekeducatie. In een aantal muzieklessen wordt ook aan productieve educatie gedaan omdat men hier de kans heeft een eigen nummer te creëren waardoor men dus op muzikaal vlak productief is. Reflectieve educatie heeft daarentegen betrekking op het leren over cultuur door te beschouwen. Een voorbeeld daarvan is het debat over de rechten van muzikanten in een digitaal tijdperk dat in mei 2014 plaatsvond in Het Depot. Onder cultuureducatie wordt, bij de drie types van aanbod, muziekeducatie verstaan (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, 30
p. 73-76). Het doel van de educatiewerking van het muziekcentrum is tweevoudig. Enerzijds gaat het om het ontwikkelen van vaardigheden en anderzijds gaat het om het bijbrengen van muzikale kennis. Samenwerking is vaak inherent verbonden aan cultuur- en muziekeducatie (Vermeersch en Vandenbroucke, 2011, p. 80-82). Ook Het Depot is hier niet anders in. In het verleden heeft het muziekcentrum al samengewerkt met Hogeschool PXL in Hasselt. Naar de toekomst toe zijn er plannen voor samenwerkingsverbanden op te zetten met de richting eventmanagement
aan
de
Katholieke
Hogeschool
Leuven
en
wil
men
het
samenwerkingsverband met de PXL verder uitbouwen. Ook met de muziekcentra TRIX en Muziekodroom wil Het Depot een structurele samenwerking aangaan. Door deze samenwerkingen wil Het Depot jonge muziektechnici en studenten die in de muzieksector terecht willen komen, aantrekken.
3.2. Talentontwikkeling bij Het Depot De coaching en begeleiding van talent is binnen de werking van Het Depot, naast concertorganisatie en educatie, een volwaardige derde pijler. Het talent waar het hier om gaat, zijn de artists in residence. Dit zijn beginnende muzikanten, bands of singersongwriters die gebruik kunnen maken van de faciliteiten bij Het Depot om hen zo een duw in de rug te kunnen geven. Daarnaast kunnen zij bij het personeel terecht voor artistiek of zakelijk advies en kunnen zij concerten bijwonen en in contact komen met andere muzikanten om zo inspiratie op te doen. Momenteel bestaan de artists in residence uit Willow, Hydrogen Sea, Tout Va Bien en Esther & Fatou. Bij het muziekcentrum past deze residentiewerking in een ruimer kader rond talent. Daarbij wordt er ingezet op drie fases: talentontdekking, -begeleiding en -ontwikkeling (Frontview Magazine, 2013).
3.2.1. Talentontdekking Het Depot zorgt voor verschillende manieren waar talent zich kan tonen. Gedurende het concertseizoen vindt op elke eerste woensdag van de maand OPEN MIC plaats. Tijdens deze avonden kunnen zowel onbekende als bekendere artiesten hun muzikaal kunnen tonen. 31
Onder andere Selah Sue, Jasper Erkens en Astronaute werden hier opgemerkt. Een ander middel om talent te ontdekken is de jaarlijkse wedstrijd Rockvonk voor pop- en rockartiesten en 45 Toeren voor dj’s. Dit wordt georganiseerd in samenwerking met de provincie VlaamsBrabant. Via deze wedstrijd zijn onder meer Customs, Bodyspasm, The Devilles, Float Fall, Willow en Five Days naar boven gekomen. Tenslotte is er een informeel netwerk dat het muziekcentrum heeft opgebouwd waarlangs er regelmatig talent gespot wordt.
3.2.2. Talentbegeleiding Eenmaal het talent ontdekt is, zijn er verschillende manieren van begeleiding mogelijk bij Het Depot. De strak omkaderde en op maat begeleiding vindt bijvoorbeeld bij alle finalisten van Rockvonk plaats. De finalisten mogen in overleg met Het Depot een coach kiezen waarmee ze willen verder werken. Ook wordt er voor hen een finalistenweekend georganiseerd waar ze onder andere mogen deelnemen aan een fotosessie, waar hun biografie onder handen wordt genomen, waar ze persoonlijke feedback ontvangen van de jury en waar ze zakelijk advies krijgen van Poppunt. Een groot deel van de workshops die in Het Depot georganiseerd worden, richten zich op talentvolle muzikanten. Dit aspect van de educatiewerking valt dus ook onder talentbegeleiding.
3.2.3. Talentontwikkeling Het begeleiden van talent heeft tot doel om talent te laten ontwikkelen. Talentontwikkeling gaat hand in hand met intens samenwerken met artiesten. Dat kan concreet zijn, bijvoorbeeld door te werken naar een albumrelease, of eerder organisch door het talent zich organisch te laten ontwikkelen. Met de hulp van verschillende partners zoals Poppunt, en de muziekcentra TRIX (Antwerpen) en Muziekodroom (Hasselt) wil Het Depot talent naar de toekomst toe ook buiten de muren van het eigen centrum laten ontwikkelen.
32
Hoofdstuk 2 – Interne visie op de educatiewerking 1. Introductie In dit hoofdstuk volgt de visie van de educatieverantwoordelijken van Het Depot op de educatiewerking. Zo komt als het ware in dit hoofdstuk een interne kijk op de educatie aan bod, en volgt in het volgende hoofdstuk een externe beschouwing van zowel participanten als (nog) niet-participanten aan de educatiewerking. De inhoud van dit hoofdstuk is gebaseerd op een interview dat werd afgenomen met Klaas Delrue en Lieve Kwanten op 8 mei 2014, op informatie van de docenten van Het Depot tijdens hun evaluatiemoment op 13 mei 2014 en op waarnemingen en informatie die tijdens het praktijkproject bij het muziekcentrum werd opgedaan. Het interview met Delrue en Kwanten had tot doel meer te weten te komen over hun meningen over de huidige werking van de educatie, de toekomstige werking of hun ideaalbeeld, mogelijke verbeteringen die daarvoor nodig zijn, samenwerkingsverbanden die ze voor de educatiewerking hebben opgezet met andere organisaties of personen, en de potentiële groei die een goed doordachte en uitgebouwde muziekeducatie kan hebben voor Het Depot. Kwanten en Delrue zijn zoals hierboven gezegd beiden verantwoordelijk voor de educatiewerking van het Leuvense muziekcentrum. Als halftijdse, werkt Delrue sinds juli 2013 voor Het Depot. Daarnaast is hij muzikant, zanger, componist en songwriter bij Yevgueni en Delrue. Kwanten werkt sinds het concertseizoen 2013-2014 in Het Depot. Zij is naast de educatiewerking verantwoordelijk voor tal van projecten die te maken hebben met talentontwikkeling en voor het invullen van de vrijwilligersposten. Daarnaast is ze leerkracht in het Heilig Hartinstituut Heverlee. Voor beiden is educatiewerking dus een nieuw gegeven in hun loopbaan. Daarom dat Kwanten ook het volgende aanhaalde: “Het is ook voor mij mijn eerste jaar. Ik ben wel vanuit vrijwilliger gestart waardoor ik de werking al iets langer ken, maar educatie is ook nieuw voor mij en is van seizoen tot seizoen nu een beetje aanpassen, bijsturen en leren.” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
33
2. De educatiewerking: het bereikte publiek en huidige problemen De educatiewerking bestaat voor Delrue en Kwanten uit vier luiken: instrument- en zanglessen, workshops, projecten, en trajectbegeleiding. De individuele instrumentlessen lopen volgens hen heel goed. Zo vertelde Delrue dat dat altijd al heel goed zat en dat dat naar alle waarschijnlijkheid ook altijd zo zal blijven. In Het Depot merken ze dat nog steeds een doelgroep bereikt wordt die niet aan het slinken of aan het verdwijnen is, omdat met de instrumentlessen een gat in de markt gevormd wordt naast het reguliere muziekonderwijs. Op logistiek vlak vergt het verzorgen van de lessen wel een grote job. Bijna elke dag zijn daardoor de meeste lokalen in Het Depot bezet, die dan niet voor een andere educatieve activiteit kunnen gebruikt worden. Een tweede luik zijn de workshops. Volgens Delrue lopen deze meer ad hoc en kennen ze elk seizoen een andere invulling. Een aantal workshops die goed lopen, zoals mondharmonica en Ableton, worden wel meerdere keren terug opgenomen in het programma. Daarnaast is het de bedoeling dat Het Depot met de workshops vernieuwend is en dat er op maat workshops bedacht en geprogrammeerd worden. Tijdens concertseizoen 2013-2014 liepen de workshops echter moeilijk omdat er een aantal fouten zijn gemaakt qua promotie en aankondiging. Ook kennen de workshops een grote bedreiging door het internet en dan meer bepaald van online-tutorials die er te vinden zijn. Geïnteresseerden in bijvoorbeeld muzieksoftware of gitaarworkshops vinden volgens Delrue online perfect wat ze zoeken, waardoor ze misschien geen geld willen betalen voor een workshop. Het derde luik zijn de projecten. Daaronder vallen onder meer infosessies en debatavonden, zoals het debat ‘Van digitaal tot illegaal’ of ‘Geluidsnormen’, die één keer per half seizoen plaatsvinden. Tijdens deze momenten probeert Het Depot een bepaald thema dat de ruime muziekwereld aangaat, aan te kaarten. Tot slot valt ook de trajectbegeleiding onder de educatiewerking. Daarbij gaat het om Open Mic, de artists in residence, Rockvonk, 45 Toeren en Popstoot. Via deze initiatieven wordt aan lokaal talent, dat massaal aanwezig is in Vlaams-Brabant en daarbuiten, podiumkansen en ondersteuning aangeboden. Trajectbegeleiding is voor Het Depot maatwerk. Dat wil volgens Delrue zeggen dat er “soms een band binnenkomt die muzikaal klaar is om de studio in te trekken, maar die zakelijk nog niets voor elkaar heeft. Soms heb je dan een band die bijvoorbeeld drie liedjes heeft en zakelijk alles al voor elkaar heeft, terwijl dat dat misschien niet het beste plan is op dat 34
moment”. Het aspect van trajectbegeleiding vinden Kwanten en Delrue het leukste aspect aan hun job (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Het publiek dat momenteel bereikt wordt met de eerste twee luiken van de educatiewerking bestaat volgens Kwanten uit zo’n 80% hobbyisten of amateurs en 20% (potentiële) muzikale talenten. Deze 20% komt meestal op vraag naar activiteiten. Momenteel zijn de workshops en softwarecursussen nog grotendeels gestuurd vanuit Het Depot zelf waardoor niet altijd een antwoord wordt geboden op waar jonge talenten vraag naar hebben. Naar het volgende concertseizoen toe is er de wens om de verhouding 80/20 terug te dringen naar 60% amateurs en 40% talentontwikkeling. Via Popoverleg – een structureel overleg rond trajectbegeleiding tussen Poppunt, TRIX, Muziekodroom en Het Depot – en andere samenwerkingen wil het muziekcentrum zich meer richten op talentontwikkeling en wil het niet gewoon meedraaien in het circuit van muziekscholen en muzieklessen. In de visietekst van Het Depot valt ook te lezen dat het muziekcentrum er is voor degenen die écht bezig zijn met muziek. Volgens Kwanten bedoelen ze met ‘écht’ “degenen die er meer dan een hobby van willen maken of die het talent hebben om er meer dan als hobby mee bezig te zijn. Dat wil wel niet zeggen dat we dat niet belangrijk vinden dat mensen dat ook als hobby doen” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Voor Delrue is het meer de uitdaging naar volgend concertseizoen toe om workshops te programmeren die zowel aansluiten bij de vraag van amateurs die er niet van wakker liggen om carrière te maken in de muzieksector, als bij de wensen van ambitieuze muzikanten die een lacune in hun repertoire wensen op te vullen.
3. Samenwerkingsverbanden In het kader van de educatiewerking zijn er een aantal samenwerkingen op poten gezet. Allereerst bestaat er met de PXL Hogeschool in Hasselt een samenwerking. De PXL zocht een podium om de bandprojecten van haar studenten te tonen. Andere jaren ging dit door in Muziekodroom, maar wegens omstandigheden zijn ze op zoek moeten gaan naar een andere plek. Dat bracht hen in Het Depot. De bandprojecten zijn het eindproduct van een semester of een jaar waaraan studenten van de PXL bezig zijn geweest. Zij stelden dat als examenmoment voor op 19 mei 2014 in Het Depot. Dit samenwerkingsverband kan volgens 35
Delrue en Kwanten wel structureel worden. Zo zijn er met de PXL afspraken gemaakt, in hoeverre het mogelijk is, dat hun leerlingen, die vaak muziek gerelateerde workshops of presentaties moeten voorbereiden, deze ook in Het Depot voor publiek mogen voorstellen. Daarnaast is Het Depot volop bezig om een samenwerking met TRIX op poten te zetten. Deze heeft tot doel om tot een uitwisseling te komen van onder meer workshops. Zo zouden ze informatie willen uitwisselen over workshops die bijvoorbeeld in TRIX goed werken zodat ze deze ook in Het Depot kunnen aanbieden en vice versa. Verder willen ze ook samen brainstormen over wat er werkt educatiegewijs en wat niet. Zo wil Het Depot meer input van verschillende mensen en organisaties weten te verkrijgen (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). In de zomervakantie die volgt, organiseert Het Depot voor de eerste keer vakantiekampen voor jongeren. Van 7 tot en met 11 juli vindt het ‘DJ Booth Camp’ plaats voor (toekomstige) dj’s en van 14 tot en met 18 juli ‘Songstage’ voor jonge zangers en zangeressen. Voor deze twee kampen werden docenten die in Het Depot doorheen het schooljaar lesgeven gevraagd om eraan mee te helpen. Ook werd er advies en hulp gevraagd bij Poppunt over hoe deze kampen het best op te starten. Onder andere met Poppunt is er, zoals in het vorige puntje vermeld, een structureel overleg rond trajectbegeleiding genaamd Popoverleg. Het Popoverleg houdt in dat alle muziekcentra die erbij zijn aangesloten, hun ervaringen uitwisselingen over hun educatieve aanbod. Zo worden artists in residence uitgewisseld om hen podiumkansen te geven, ook buiten de eigen provincie. Verder is een van de docenten gitaar, Geert Maris, bandcoach bij de Faculty Stars. De Faculty Stars is een project van de Katholieke Universiteit Leuven waar muzikaal talent geselecteerd en ondersteund wordt om zo naar een podium toe te groeien. Op die manier wordt er ook met de K.U. Leuven samengewerkt naar trajectbegeleiding in talent. Tot slot ziet Delrue het als ‘de natte droom’ van Het Depot indien er kruisbestuivingen tussen de artists in residence die toch vaak in huis zijn en andere educatie-aspecten zouden komen (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
36
4. Het (ideale) toekomstbeeld van de educatiewerking Idealiter, zouden Kwanten en Delrue de educatiewerking meer doen willen focussen op talentontwikkeling en daaraan gekoppeld ook meer vraag-gestuurd te werk gaan. Dat laatste wil zeggen dat Het Depot haar aanbod meer wil afstemmen op de vraag van muzikanten naar bijvoorbeeld een bepaalde workshop zodat zij vervolgens een docent zoeken die die workshop kan geven. De focus op talentontwikkeling hangt samen met het beter begeleiden van jonge muzikanten. Vandaag de dag is het muzikale landschap sterk veranderd. Volgens Kwanten en Delrue springen platenmaatschappijen en labels de laatste jaren op alles en nog wat om het maar in huis te kunnen halen om dan later maar te zien waar ze zullen eindigen. Er wordt dus eerst het kaf en het koren binnengehaald om het erna pas te scheiden. Er zijn ook tal van wedstrijden waaraan jonge bands tegenwoordig kunnen meedoen, maar velen die daaraan deelnemen of zelf winnen, bezitten volgens Kwanten nog niet over de nodige kennis en knowhow om echt door te kunnen breken. Vele jonge bands denken volgens Kwanten ook dat als ze drie nummers klaar hebben ze aan eender welke wedstrijd of rally moeten meedoen, en als ze dan opgepikt worden dat ze er dan bij wijze van spreken al zijn. “Ze denken heel rap dat hun plaatje gemaakt is als ze een ding gewonnen hebben. Het echte werken aan goede nummers enzovoort, dat beeld krijgen ze ook niet meer goed opgehangen omdat iedereen meteen opgepikt wordt. Ik vind het wel belangrijk dat talenten daarin begeleid worden zodat ze gemotiveerd blijven en niet dat ze de mismoed krijgen. Het zou een hele mooie droom zijn als je dat een klein beetje af en toe kunt wapenen zodat ze wel twee muren rond zich krijgen om te groeien, te wapen en dan te knallen”, aldus Kwanten (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Kwanten zou willen dat Het Depot meer de rol op zich neemt om ook jonge bands mee te helpen zoeken naar hun eigen identiteit. Volgens haar zouden bands eerst meer moeten groeien voordat ze ergens bij een platenlabel vastzitten en doodbloeden (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Met de focus op talentonwikkeling zouden Delrue en Kwanten het liefst willen afstappen van de instrument- en zanglessen, omdat deze een grote personeelskost met zich meebrengt en de beschikbare ruimtes in Het Depot door de week en op zaterdagen steeds bezetten. Zo zouden ze dan niet standaard tien instrumentlessen op eender welk niveau willen organiseren, maar willen ze de ruimtes meer als repetitiekoten of als lokalen voor allerhande workshops inrichten. Daardoor zouden ze meer en sneller kunnen inspelen op de 37
vraag van muzikale talenten. Vandaag is er reeds veel vraag naar repetitiekoten en naar ruimtes voor samenspel en workshops, maar Het Depot heeft daarvoor momenteel nog onvoldoende ruimte ter beschikking. Terwijl dat als de instrumentlessen afgeschaft zouden worden, ze dat wel goed onderbouwd zouden kunnen aanbieden. Vooral omdat volgens Kwanten “binnen het landschap van muziekeducatie er veel meer aanbod is aan muzieklessen dan aan een centrum waar je als muzikant kan gaan werken, groeien, schrijven en repeteren. Daar zou ik het liefst Het Depot naartoe zien groeien“ (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Een oorzaak waarom dat vandaag de dag nog niet verwezenlijkt is, ligt volgens Kwanten bij de Raad van Bestuur van Het Depot VZW. De Raad van Bestuur blijft het educatieluik van het muziekcentrum binnen het Leuvense landschap erg belangrijk vinden, maar niet iedereen binnen de Raad deelt de mening van Kwanten en Delrue. Zolang daar verdeeldheid over blijft, zullen de instrumentlessen ook blijven bestaan. Er zou dus vanuit de Raad van Bestuur een eenzijdige visie rond de educatiewerking van Het Depot moeten komen om verder te kunnen groeien (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014).
5. Noodzakelijke verbeteringen Naar de toekomst toe vinden Kwanten en Delrue dat de positionering van Het Depot als muziekcentrum verbeterd kan worden en dat ze meer aanwezig moeten zijn in het muzieklandschap. Veel personen weten bijvoorbeeld niet waar Het Depot, naast het organiseren van concerten, nog mee bezig is. Zo zou er volgens Kwanten meer promo gevoerd moeten worden om ook deze personen te bereiken en te informeren over de volledige werking van Het Depot. Alvorens daartoe over te gaan, vindt ze echter dat Het Depot eerst exact te weten moet komen welke positie het wil innemen in het muziekeducatieve landschap. Zo zullen ze zich eerst de volgende vragen moeten stellen: ‘Wat is hetgene dat Het Depot wil uitdragen of waar wil het voor staan?’, ‘Welke plaats wil het muziekcentrum innemen in het muzieklandschap?’, ‘Willen ze aanbod- of vraag-gestuurd werken?’ en ‘Welke activiteiten willen ze programmeren?’. Voor Delrue moet volgend concertseizoen de frequentie van de workshops worden opgedreven om zo naar eigen zeggen te kunnen ondervinden van “dat is ons ding en dat is ondanks dat we het nu wel 38
goed gedaan hebben toch niet ons ding” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Keuzes maken binnen de huidige aanpak en binnen het bestaande aanbod is dus een must. De gemaakte keuzes zouden dan het best in een actieplan uitmonden. Zo stelde Kwanten dat met een actieplan “wij binnen educatie ook een eigen zelfstandige werking [krijgen]. Zo kunnen we eigenlijk een mini-bedrijfje in het geheel zijn met ook een visie. Dan denk ik dat we ook veel meer dingen kunnen aanbieden en soms doorduwen. Concertwerking blijft wel het hoofdblok, maar dat we daarnaast stevig op pijlers staan en niet zoals nu een aanhangsel zijn. Naar mijn persoonlijk gevoel is er nu de concertwerking en de externe, en daarnaast valt ook nog de educatie. als we daar af en toe mee goed in de media komen is dat belangrijk, maar voor de rest is het van ‘laat dat maar lichtjes sudderen’” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Eens Het Depot de nodige selecties heeft gemaakt en weet in welke richting het wil groeien, kan het ook haar uitstraling als muziekcentrum verbeteren. Niet alleen buiten haar deuren, maar ook in Het Depot zelf moeten bezoekers meer bewust worden gemaakt van het feit dat er op de tweede verdieping (‘de educatieverdieping’) van het muziekcentrum zich nog veel meer afspeelt dan dat ze misschien zouden verwachten. Een eenvoudige oplossing daarvoor zou zijn om in het onthaal een informatiebord op te hangen over opkomende workshops en activiteiten zodat ook concertgangers daarvan op de hoogte worden gebracht. Ook een brochure van een vier- à achttal pagina’s zou een verbetering zijn om mensen meer en beter te informeren. Andere aanbevelingen van Kwanten waren om posters op plaatsten te hangen waar jonge mensen komen zoals in een jeugdhuis en om de website en het magazine van Poppunt meer te gebruiken om informatie te verspreiden. Delrue en Kwanten wensen met andere woorden dat er standaard informatie over de educatiewerking aanwezig moet zijn in en rond Het Depot (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Om de educatiewerking meer aantrekkelijk te maken, lijkt het Delure en Kwanten ook aangewezen om de naam en de connotatie die er tegenwoordig mee gepaard gaat aan te passen. Zo kan de term ‘educatie’ volgens Delrue iets zijn waar mensen eerder van weglopen dan dat ze ertoe worden aangetrokken. Volgens hen zou ‘Popatelier’ of ‘Depot classes’ een betere benaming zijn voor hun activiteiten. Vooral de laatste naam is zeker aan te raden omdat er een verwijzing naar het merk ‘Het Depot’ in vervat zit. Zo zal dit ook meteen 39
geassocieerd worden met het Leuvense muziekcentrum, hetgeen de bekendheid van hun werking alleen maar zal stimuleren.
6. Educatie als groeifactor voor Het Depot Een wel uitgedachte en goedlopende educatiewerking kan voor Het Depot ook voor groei zorgen. Voor Kwanten is die groei tweeledig. Zowel qua concertwerking kan dat een boost vormen omdat personen die er naar workshops of muzieklessen komen, ook in aanraking komen met onder meer affiches en flyers van optredens. Zij zullen daardoor misschien vlugger geneigd zijn om eens een ticket te kopen. Daarnaast kan een sterke educatiewerking bijdragen tot een betere positionering als muziekcentrum binnen het muzieklandschap. Zo stelt Kwant dat “als wij een sterke educatiewerking hebben of goeie workshops en een goeie trajectbegeleiding enzovoort, dan kan Het Depot ook een groter aanzien krijgen en wordt het sterker aanzien dan alleen maar een concertzaal. Want wij zijn een muziekcentrum, wat meer is als een concertzaal, terwijl als we bijvoorbeeld denken aan TRIX en AB is dat naar mijn gevoel al een beetje dubbel. Ik denk dat we dat nog iets te weinig uitspelen” (Interview K. Delrue en L. Kwanten, 8 mei 2014). Voor Delrue kan een sterke educatiewerking voor groei zorgen op het vlak van naambekendheid en het imago van Het Depot.
7. Aanbevelingen van docenten van Het Depot Tijdens het evaluatiemoment van de docenten, zijn door hen een aantal aanbevelingen en tips geformuleerd over de instrument- en zanglessen. Een eerste tip van hen voor Het depot is om eens na te denken over een samenwerking met muziekinstrumentwinkels. Via zo’n samenwerking zou er onderhandeld kunnen worden om instrumenten aan een voordeligere prijs aan te bieden aan personen die instrumentlessen volgen. Een tweede aanbeveling van de docenten is om de mogelijkheid te voorzien zodat leerlingen elkaar kunnen contacteren voor samenspel. Dat kan omkaderd worden door op het educatiebord op het tweede verdieping een blad met ‘zoekertjes’ op te hangen. Als bijvoorbeeld een gitarist graag eens wil samenspelen met een zangeres en een drummer, kan dat op deze manier gemakkelijk 40
geregeld worden. Bij het samenspel zouden de leerlingen kunnen begeleid worden door een docent of coach. Daarnaast kan er een Facebook-groep worden opgericht waar docenten en leerlingen elkaar eenvoudig kunnen contacteren. Een derde voorstel van de docenten is om op het einde van een lessenreeks een toonmoment te voorzien voor leerlingen die willen laten zien wat ze hebben geleerd tijdens de lessenreeks. Een vierde aanbeveling is om filmpjes van workshops en instrumentlessen te maken en deze te verspreiden via sociale media. Zo kunnen de activiteiten op een interactieve manier gepromoot worden en kunnen geïnteresseerden te weten komen wat ze mogen verwachten van een workshop of instrumentles. Laatste aanbevelingen hadden betrekking op het soort workshops Het Depot in de toekomst zou kunnen aanbieden. Zo waren er voorkeuren voor een beginnerspakket stemmer, een opfriscursus voor theorie of notenleer en ‘ear training’ voor meer harmonie bij te brengen (Docentenevaluatie, 13 mei 2014).
41
Hoofdstuk 3 – De educatiewerking door de ogen van participanten versus nietparticipanten 1. Participanten aan de educatieve activiteiten van Het Depot 1.1. Algemeen Van de 577 ingevulde enquêtes, gaven 137 respondenten aan reeds deel te hebben genomen aan de educatiewerking van Het Depot. Daarvan heeft 11,3% zang- of instrumentlessen gevolgd, 7,6%
heeft
deelgenomen aan
workshops, 5,3%
aan
softwarecursussen en 5% aan een infosessie. Dat komt neer op 29,2% van het totaal aantal respondenten van de online-survey. Dat betekent ook dat 70,9% nog nooit heeft deelgenomen aan een activiteit van de educatiewerking. Volgende grafiek verduidelijkt visueel deze verdeling.
Procentuele verhouding deelname vs. nietdeelname aan educatiewerking van Het Depot 11,3% 7,6%
Zang- en instrumentlessen Workshops
5,3%
Softwarecursussen
5,0% Infosessies 70,9%
Nog niet deelgenomen
Figuur 1: Procentuele verhouding participanten vs. niet-participanten aan de educatiewerking van Het Depot.
42
Het merendeel aan niet-participanten is te verklaren doordat de survey naar alle abonnees van de concertnieuwsbrief van Het Depot verzonden is geweest. Dat wil zeggen dat veel personen, die misschien nog nooit van de educatiewerking van het muziekcentrum gehoord hebben of nog nooit aan een activiteit hebben deelgenomen, toch de survey hebben ontvangen en ingevuld. Dat vormt een interessant gegeven omdat zo de mening van participanten met deze van niet-participanten vergeleken kan worden. Van de participanten die al hebben deelgenomen aan de educatiewerking is 79,7% al eens naar een concert geweest in Het Depot. 20,1% van de respondenten heeft daarentegen nog nooit een ticket gekocht voor een optreden in het Leuvense muziekcentrum. Verder heeft 52,6% van de respondenten al deelgenomen aan de zang- en instrumentlessen. 57,9% heeft reeds geparticipeerd aan een workshop, lezing, masterclass of softwarecursus. 20,3% is naar de tweejaarlijkse opendeurdag van Het Depot ‘Depot Open’ gekomen. Tot slot is 18,1% al in Het Depot geweest voor een infosessie zoals Playright of Geluidsdag. Vooreerst werd in de online-survey gepeild naar het al dan niet actief zijn in de
muzieksector. De grafiek op de volgende pagina toont visueel de verhoudingen. Daarop duidde 16,5% van de participanten aan dat hij/zij muzikant of producer is. 1,5% van de participerende respondenten is muziektechnicus en ook 1,5% is werkzaam in een muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Daarentegen gaf 77,4% aan enkel als hobby met muziek bezig te zijn en is 3% helemaal niet actief op muzikaal vlak. Uit deze gegevens blijkt dat het merendeel van de participanten (zo’n 80%) enkel hobbyist is of zelfs niet actief met muziek bezig is. Daarnaast is slechts een kleine 20% wel actief in de muzieksector. Het Depot heeft echter de wens om meer op muzikanten met talent in te spelen dan op hobbyisten. Daarvoor zal het haar aanbod, werking en communicatie meer op dit doelpubliek moeten afstemmen. Meer hierover volgt in het volgende hoofdstuk.
43
Procentuele verhouding van het al dan niet actief zijn in de muzieksector 1,5% 3,0% 1,5% Muziek als hobby
16,5%
Muzikant of producer Niet muzikaal actief Muziektechnicus
77,4%
Werkzaam in muziekcentrum, muzieksales of platenindustrie
Figuur 2: Procentuele verhouding van het al dan niet actief zijn van participanten aan de educatiewerking in de muzieksector.
Wat verder in het eerste onderdeel van dit hoofdstuk volgt, is een vergelijking tussen de opinies van respondenten die reeds hebben deelgenomen aan de zang- en instrumentlessen, aan de workshops en aan de softwarecursussen aangaande verschillende aspecten van het aanbod, de organisatie en de communicatie ervan. De online-survey is niet verder ingegaan op de mening van respondenten over muziek gerelateerde infosessies omdat deze meestal in Het Depot georganiseerd werden door een externe organisatie. Ook op het aspect van trajectbegeleiding en talenontwikkeling is de enquête niet dieper ingegaan. Het doel van de survey was om enkel de tevredenheid van respondenten over de instrumentlessen, workshops en softwarecursussen na te gaan, vooral omdat de laatstgenoemden het huidige concertseizoen niet zo vlot meer lopen. Daarnaast heeft de enquête de bedoeling om de redenen waarom anderen nog niet hebben deelgenomen, aan het licht laten komen.
44
1.2. Zang- en instrumentlessen 1.2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken Het totaal aantal respondenten dat te kennen geeft reeds deel te hebben genomen aan zang- en/of instrumentlessen komt neer op zeventig. Daaronder vallen veertig mannen en dertig vrouwen. Zij zijn allen geboren tussen 1950 en 1999. Van de respondenten is 30% geboren in de jaren 1990, 30% in de jaren 1980 en 40% gedurende de jaren 1950 tot en met de jaren 1970. De leeftijdscategorie 25-35 jaar kent het hoogst aantal respondenten. Van de participanten aan de zang- en instrumentlessen woont 28,6% in Leuven zelf en is 24,3% woonachtig in de omliggende gemeenten van Leuven zoals Heverlee, Oud-Heverlee, Wilsele, Kessel-Lo, Winksele en Herent. De analyse van de leefsituatie van de respondenten maakt duidelijk dat 31,4% in het ouderlijke huis woont. Daarnaast woont 22,9% alleen en woont 22,9% samen zonder kinderen. Ook woont 22,9% samen met kinderen – waarvan 17,2% kinderen heeft jonger dan 14 jaar en 5,7% kinderen heeft met een leeftijd tussen 17 en 22 jaar. Verder kan de beroepssituatie van de respondenten als volgt onderverdeeld worden: 60% is actief op de arbeidsmarkt, 28,6% studeert nog, 7,1% is reeds met pensioen en 2,9% is werkloos of werkzoekende. Wat het opleidingsniveau betreft, heeft 2,9% het lager basisonderwijs voltooid, 1,4% heeft het lager secundair onderwijs beëindigd, 20% heeft het diploma hoger secundair onderwijs behaald, 24,3% heeft verder gestudeerd aan een hogeschool, 48,6% heeft een diploma universitair onderwijs en 2,9% is doctorandi. Van de respondenten is slechts 10% muzikant of producer en 88,6% is als hobby met muziek bezig. Daartegenover is 1,4% helemaal niet actief op muzikaal vlak. Verder heeft 44,3% van de respondenten de afgelopen twaalf maanden meer dan één keer per maand deelgenomen aan de muziek- en/of zanglessen. 27,2% is reeds meer dan één keer per jaar en minder dan een aantal keren per maand naar een muziekles geweest. Daarnaast heeft 28,6% minder dan één keer per jaar eraan deelgenomen. Het laatstgenoemde cijfer wekt het vermoeden dat deze respondenten zich niet het huidige schooljaar hebben ingeschreven voor lessen, maar dat ze gedurende een ander jaar lessen hebben gevolgd.
45
1.2.2. Tevredenheid over het aanbod Als eerste werden participanten aan de instrument- en zanglessen gevraagd om een aantal stellingen met betrekking tot het aanbod van de lessen te beoordelen met ‘ja’, ‘neen’ of ‘niet van toepassing’. Met de eerste stelling ‘Ik vind het aanbod interessant’ gaf 95,7% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. Slechts één respondent oftewel 1,4% vindt het aanbod echter niet interessant en 2,9% vond deze stelling niet van toepassing op hem/haar. Een tweede stelling poogde te weten komen of het aanbod van de lessen voldoende aansluit bij de respondent zijn/haar verwachtingen van instrument- of zanglessen. 85,7% gaf aan ermee akkoord te zijn. Voor 11,4% stemt het aanbod niet volledig overeen met zijn/haar verwachtingen en voor 2,9% was deze stelling niet van toepassing. Als derde stelling werd gepeild naar de respondent zijn/haar mening over de diversiteit van het aanbod. Voor 80% is het aanbod van de muzieklessen divers. 11,4% vindt echter van niet en 8,6% heeft er geen mening over. In een volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de docenten die de lessen geven. 82,9% gaf aan tevreden te zijn, 10% gaat daar niet mee akkoord en voor 7,1% was de stelling niet van toepassing. Een vijfde stelling vroeg naar de mening van respondenten over de omkadering van het aanbod qua infrastructuur en voorzieningen. 78,6% vindt het aanbod goed omkaderd, 12,9% vindt echter van niet en 8,6% heeft er geen mening over. Op de laatste stelling aangaande het aanbod ‘Ik zou me opnieuw inschrijven voor de lessen’ antwoordde 80% positief. 15,7% van de participanten zou zich niet opnieuw wensen in te schrijven en op 4,3% is deze stelling niet van toepassing. Over het algemeen kan gesteld worden dat het aanbod van de instrument- en zanglessen goed onthaald wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld genomen kent 83,8% van de deelnemers een globale tevredenheid over de bevraagde aspecten van het aanbod. Gemiddeld 10,5% van de respondenten is over het algemeen echter niet tevreden over het aanbod. Voor gemiddeld 5,7% van de respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot het aanbod van de instrument- en zanglessen.
46
Instrument- en zanglessen: tevredenheid over het aanbod
Procentuele verhouding
100% 80% n.v.t. 60%
Neen Ja
40% 20% 0%
Stellingen over het aanbod
Figuur 3: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod van de instrument- en zanglessen.
1.2.3. Tevredenheid over de organisatie Ten tweede werden participanten aan de instrument- en zanglessen gevraagd om een aantal stellingen met betrekking tot de organisatie van de lessen te beoordelen met ‘ja’, ‘neen’ of ‘niet van toepassing’. De eerste stelling peilde naar de mening van de respondenten over het al dan niet terugvinden van voldoende informatie over de lessen. 82,9% vindt voldoende informatie terug, 14,3% vindt echter van niet en 2,9% vindt deze stelling niet van toepassing op hem/haar. Met de stelling ‘Ik kan mij vlot inschrijven voor de lessen’ gaat 87,1% akkoord, 5,7% is het daar niet mee eens en 7,1% heeft er geen mening over. Een derde stelling vroeg naar de mening van participanten over het inschrijvingsgeld. Voor 68,6% is het 47
inschrijvingsgeld gepast, 24,3% vindt van niet en 7,1% vindt de stelling niet van toepassing. Met de vierde stelling ‘Op eventuele vragen die ik heb, ontvang ik snel een gepast antwoord’ gaf 80% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. 5,7% gaat er echter niet mee akkoord en voor 14,3% is de stelling niet van toepassing. In een volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de algemene organisatie van de lessen. Van de participanten vindt 85,7% dat de lessen over het algemeen goed georganiseerd zijn. 10% van de respondenten is daar niet mee akkoord en 4,3% heeft er geen mening over. Op de laatste stelling aangaande de organisatie vindt 57,1% van de respondenten dat de mogelijkheid tot herinschrijven tijdig werd meegedeeld. 7,1% vindt dat dit niet op tijd gebeurt en voor 35,7% is dit niet van toepassing. Het hogere percentage aan respondenten dat ‘niet van toepassing’ selecteerde, is te verklaren door het gegeven dat zij zich misschien nog nooit opnieuw hebben moeten inschrijven omdat het nu het eerste jaar is dat ze deelnemen aan de zangen instrumentlessen. Over het algemeen kan gesteld worden dat de organisatie van de instrument- en zanglessen goed bevonden wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld genomen is 76,9% van de deelnemers over het algemeen tevreden over de bevraagde aspecten van de organisatie. Gemiddeld 11,2% van de respondenten is echter niet tevreden over de organisatie. Voor gemiddeld 11,9% van de respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot de organisatie van de zang- en instrumentlessen.
48
Instrument- en zanglessen: tevredenheid over de organisatie
Procentuele verhouding
100% 80% n.v.t.
60%
Neen 40%
Ja
20% 0%
Stellingen over de organisatie
Figuur 4: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de organisatie van de instrument- en zanglessen.
1.2.4. Huidige en gewenste communicatie Ten derde werden participanten aan de instrument- en zanglessen bevraagd naar hun mening over de communicatie of promotie van de lessen. Allereerst werden de respondenten bevraagd over hoe ze zich informeren over de lessen. Daarbij gaf 67,1% aan dat de belangrijkste informatiebron voor hen de website van Het Depot is. Voor 30% is dit de tweede voornaamste bron aan informatie. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 27,1% het belangrijkste informatiekanaal. Voor 34,3% komt dit op de tweede plaats. Sociale media zijn 49
voor 37,1% een derde belangrijkste informatiebron. Vervolgens komt in Het Depot zelf (aan het onthaal of via medewerkers) op de vierde plaats voor 34,3% en vrienden of kennissen op de vijfde plaats voor 27,1%. Een volgende set vragen peilde naar de respondenten hun opinies over de mate waarin er gecommuniceerd wordt. 61,4% van de respondenten gaf aan dat hij/zij voldoende informatie terug vindt over de educatiewerking. 22,9% vindt dat eventuele vragen die hij/zij heeft over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord. Daarentegen vindt 10% onvoldoende informatie terug, 4,3% weet niet waar te zoeken naar informatie en 1,4% ontvangt te veel informatie. In het volgende hoofdstuk worden op dit vlak aanbevelingen gegeven. Daarnaast werd ook gevraagd naar de voorkeur van communicatiekanalen waarlangs participanten geïnformeerd wensen te worden over de muziek- en instrumentlessen. Als belangrijkste informatiebron kwam de website van Het Depot naar voren voor 65,7%. Voor 21,4% komt dit op de tweede plaats. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 22,9% het belangrijkste informatiekanaal en voor 34,3% het tweede belangrijkste. Sociale media komen voor 15,7% op de tweede plaats en voor 30% op de derde plaats. Vervolgens volgt in Het Depot zelf voor 27,1% op de vierde plaats. Ook verkiest 27,1% een brochure over de educatiewerking als vijfde informatiebron. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de website van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines komen in deze respectievelijke volgorde op de laatste plaatsen.
1.3. Workshops 1.3.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken Het totaal aantal respondenten dat reeds heeft deelgenomen aan workshops komt neer op 47. Daaronder vallen 83% mannen en 17% vrouwen. Zij zijn allen geboren tussen 1954 en 1993. Van de respondenten is 10,6% geboren in de jaren 1990, 31,9% in de jaren 1980 en 46,8% gedurende de jaren 1950 tot en met de jaren 1970. De leeftijdscategorie 25-35 jaar heeft het hoogst aantal respondenten. Van de participanten aan de workshops woont 28,2% in Leuven en de omliggende gemeenten zoals Heverlee, Oud-Heverlee, Kessel-Lo, Wilsele, Herent en Winksele. Daarvan woont 12,8% in Leuven zelf. Binnen een straal van 25 50
kilometer woont 55,6% van de respondenten. De overige 3,4% woont verder dan een afstand van 25 kilometer van Het Depot. De leefsituatie van de respondenten kan onderverdeeld worden als volgt: 19,1% van de participanten woont in het ouderlijke huis, 21,3% woont alleen, 38,3% woont samen en heeft kinderen – waarvan 21,3% kinderen jonger dan 8 jaar en 17% kinderen tussen 13 en 20 jaar heeft –, en 21,3% woont samen en heeft geen kinderen. Van de respondenten die reeds naar een workshop in Het Depot zijn geweest, is 21,3% student. 72,3% heeft reeds een job, 2,1% heeft (momenteel) geen werk en 4,3% is gepensioneerd. Als opleidingsniveau heeft 19,1% een diploma hoger secundair onderwijs behaald, 42,6% heeft verder gestudeerd aan een hogeschool, 34% heeft een diploma universitair onderwijs en 4,3% is doctorandi. Van de respondenten is 14,9% muzikant of producer. Daarnaast oefent 80,9% muziek uit als hobby. Slechts 4,3% is niet actief op muzikaal vlak. De afgelopen twaalf maanden heeft 6,7% van de respondenten meer dan één keer per maand deelgenomen aan de workshops. 50% is reeds meer dan één keer per jaar en minder dan een aantal keren per maand naar een workshop geweest. Daarnaast heeft 43,3% minder dan één keer per jaar eraan deelgenomen. Het laatstgenoemde cijfer wekt het vermoeden dat deze respondenten zich het concertseizoen 2013-2014 niet hebben ingeschreven voor workshops, maar dat ze gedurende een ander jaar eraan hebben geparticipeerd. Daarnaast heeft 87,2% van de 47 respondenten aangegeven reeds te hebben deelgenomen aan een workshop, lezing of seminarie voor één of meerdere van hun vrijetijdsbestedingen. 95,7%, oftewel 45 respondenten, heeft reeds een muziek gerelateerd workshop gevolgd zoals een P.A. cursus, een Ableton cursus, een cursus mondharmonica, songwriting, stemcoaching, masterclasses muziek of akoestische gitaar leren spelen. 12,8% stelt echter dat hij/zij nog nooit heeft deelgenomen aan een workshop en dit terwijl ze in een voorgaande vraag van de survey reeds hebben aangeduid dat ze hebben deelgenomen aan een workshop van Het Depot. Dit duidt op een zeker inconsistentie in de data. Deze gegevens werden dan ook uit de verdere analyses gehaald.
51
1.3.2. Tevredenheid over het aanbod Een eerste set van stellingen peilde naar de respondent zijn/haar tevredenheid over het aanbod van workshops. De stellingen over het aanbod kennen een missing rate van 36,2%, dat wil zeggen dat 17 personen van de 47 deze niet hebben ingevuld. De stellingen werden dus volledig beantwoord door 30 respondenten. Op de eerste stelling ‘Ik vind het aanbod interessant’ antwoorde 93,3% met ‘ja’. Slechts 3,3% ging hier niet mee akkoord en 3,3% vond de stelling niet van toepassing. Voor 76,7% sluit het aanbod van de workshops aan bij zijn/haar verwachtingen over muzikale workshops. 16,7% is het daar niet mee eens en 6,7% heeft er geen mening over. Een derde stelling vroeg naar de mening van participanten over de diversiteit van het aanbod. Voor 73,3% is het aanbod divers en voor 16,7% is dit niet het geval. 10% vindt de stelling niet van toepassing op hem/haar. Met de stelling ‘Ik ben tevreden over de docenten’ gaat 66,7% akkoord, 6,7% is het er echter niet mee eens en 26,7% heeft er geen mening over. Een laatste stelling peilde naar de tevredenheid over de omkadering van het aanbod qua infrastructuur en voorzieningen. 66,7% vindt het aanbod goed omkaderd, 6,7% vindt van niet en voor 26,7% is de stelling niet van toepassing. Over het algemeen kan gesteld worden dat het aanbod van de workshops goed onthaald wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld genomen kent 75,3% van de deelnemers een globale tevredenheid over de bevraagde aspecten van het aanbod. Gemiddeld 10% van de respondenten is globaal genomen echter niet tevreden over het aanbod. Voor gemiddeld 14,7% van de respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot het aanbod van de workshops.
52
Workshops: tevredenheid over het aanbod
Procentuele verhouding
100%
80% n.v.t.
60%
Neen 40%
Ja
20%
0% Ik vind het aanbod interessant
Het aanbod sluit Ik vind het Ik ben tevreden Ik vind het aan bij mijn aanbod divers over de aanbod goed verwachtingen docenten omkaderd Stellingen over het aanbod
Figuur 5: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod van de workshops.
1.3.3. Tevredenheid over de organisatie Een tweede set van stellingen peilde naar de respondent zijn/haar tevredenheid over de organisatie van de workshops. Ook deze set kende een missing rate van 36,2% wat wil zeggen dat 30 respondenten de stellingen volledig beantwoord hebben. De eerste stelling vroeg naar de mening van de respondenten over het al dan niet terugvinden van voldoende informatie over de workshops. 86,7% vindt voldoende informatie terug, maar 13,3% is het daar niet mee eens. Met de stelling ‘Ik kan mij vlot inschrijven voor een workshop’ gaat 90% akkoord, 3,3% is het daar niet mee eens en 6,7% heeft er geen mening over. Een derde stelling peilde naar de mening van participanten over het inschrijvingsgeld. Voor 73,3% is het inschrijvingsgeld gepast, 20% vindt van niet en 6,7% vindt de stelling niet van toepassing. Met de vierde stelling ‘Op eventuele vragen die ik heb, ontvang ik snel een gepast antwoord’ gaf 63,3% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. 3,3% gaat er echter niet mee akkoord en voor 33,3% is de stelling niet van toepassing. Het hoge aantal respondenten die ‘niet van toepassing’ heeft aangevinkt, kan verklaard worden door het feit dat zij 53
waarschijnlijk nog niet met vragen hebben gezeten betreffende de workshops. In een volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de globale organisatie van de workshops. Van de participanten vindt 80% dat de workshops over het algemeen goed georganiseerd zijn. 10% van de respondenten is daar niet mee akkoord en 10% heeft er geen mening over. Met de laatste stelling ‘Ik zou me opnieuw inschrijven voor een workshop georganiseerd door Het Depot’ gaat 96,7% akkoord, terwijl 3,3% het daar niet mee eens is. Over het algemeen kan gesteld worden dat de organisatie van de workshops goed bevonden wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld genomen is 81,6% van de deelnemers over het algemeen tevreden over de bevraagde aspecten van de organisatie. Gemiddeld 8,4% van de respondenten is echter niet tevreden over de organisatie. Voor gemiddeld 10% van de respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot de organisatie van de workshops.
Workshops: tevredenheid over de organisatie Procentuele verhouding
100% 80% 60% 40% 20%
n.v.t. 0%
Neen Ja
Stellingen over de organisatie
Figuur 6: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de organisatie van de workshops. 54
1.3.4. Huidige en gewenste communicatie Vervolgens werden participanten aan de workshops bevraagd over hun mening over de communicatie of promotie van de workshops. Allereerst werden de respondenten gevraagd hoe ze informatie vergaren over de workshops. Daarbij gaf 53,2% aan dat de belangrijkste informatiebron voor hen de website van Het Depot is. Voor 40,4% vormt dit de tweede voornaamste bron aan informatie. De digitale Popnieuwsbrief is voor 42,6% het belangrijkste informatiekanaal. Voor 38,3% komt dit op de tweede plaats. Sociale media zijn voor 34% een derde belangrijkste informatiebron. Vervolgens komt in Het Depot zelf (aan het onthaal of via medewerkers) op de vierde plaats voor 40,4%. Daarnaast werd gepeild naar de opinies van respondenten over de mate waarin er gecommuniceerd wordt door Het Depot. 66% van de respondenten duidde aan dat hij/zij voldoende informatie terug vindt over de educatiewerking. 19,1% vindt dat eventuele vragen die hij/zij heeft over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord. Daarentegen vindt 6,4% onvoldoende informatie terug, weet 6,4% niet waar te zoeken naar informatie en ontvangt 2,1% te veel informatie. Tot slot werd ook onderzocht welke de voorkeur van communicatiekanalen zijn waarlangs participanten geïnformeerd willen worden over workshops. Als belangrijkste informatiebron kwam voor 53,2% de website van Het Depot naar voren. Voor 42,6% staat dit op de tweede plaats. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 38,3% het belangrijkste informatiekanaal en ook voor 38,3% het tweede belangrijkste. Op de derde plaats wenst 38,3% zicht te informeren via sociale media. Vervolgens volgt in Het Depot zelf voor 36,2% op de vierde plaats en een brochure over de educatiewerking komt voor 31,9% op de vijfde plaats. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de website van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines komen in deze volgorde op de laatste plaatsen.
1.4. Softwarecursussen 1.4.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken Het totaal aantal respondenten dat reeds heeft deelgenomen aan softwarecursussen komt neer op 33. Daaronder vallen 93,9% mannen en 6,1% vrouwen. Zij zijn allen geboren tussen 1950 en 1993. In tegenstelling tot de instrumentlessen en workshops is het merendeel van 55
de cursisten geboren in de jaren 1970, namelijk 42,2%. Van de overige respondenten is 3% geboren in de jaren 1990, 12,2% in de jaren 1980 en 39,3% gedurende de jaren 1950 tot en met de jaren 1960. Van de participanten aan de workshops woont 18,1% in Leuven en Heverlee. De overige gemeentes die hoog scoren zijn Herent met 9,1% en Kortenberg met 6,1%. De resterende respondenten wonen in de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen. Van de respondenten die reeds naar een softwarecursus in Het Depot zijn geweest, woont 9,1% in het ouderlijke huis en woont 24,2% reeds alleen. 36,4% woont samen en heeft kinderen – waarvan 9,1% kinderen jonger dan 6 jaar heeft, 18,3% heeft kinderen tussen 10 en 17 jaar en 9,1% heeft kinderen ouder dan 20 jaar –, en 15,2% woont samen zonder kinderen. Daarnaast is 15,2% alleenstaande met kinderen. De beroepssituatie van de respondenten kan onderverdeeld worden als volgt: 3% is student, 78,8% is werkende, 6,1% heeft (momenteel) geen werk en 12,1% is gepensioneerd. Vooral het lage percentage aan studenten is opvallend voor een studentenstad zoals Leuven. Als opleidingsniveau heeft 6,1% het diploma lager secundair onderwijs behaald, 12,2% heeft het hoger secundair onderwijs beëindigd, 39,4% heeft verder gestudeerd aan een hogeschool, 39,4% heeft een diploma universitair onderwijs en 3% is doctorandi. Van de respondenten is 18,2% actief bezig met muziek als muzikant of producer. 3% is werkzaam in een muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Daarnaast is 75,8% enkel als hobby met muziek bezig en is 3% niet actief op muzikaal vlak. Verder kennen de vragen over de softwarecursussen een missing rate van 30,3%, wat wil zeggen dat 23 respondenten alle vragen volledig hebben beantwoord. Van de 23 respondenten heeft 8,7% de afgelopen twaalf maanden meer dan één keer per maand deelgenomen aan een softwarecursus in Het Depot. 56,5% heeft meer dan één keer dit jaar en minder dan meerdere keren per maand eraan deelgenomen. Daarnaast heeft 34,8% de afgelopen twaalf maanden geen cursus gevolgd in Het Depot. Dat wil zeggen dat ze een ander jaar wel in het muziekcentrum zijn geweest voor een cursus. In totaal komt dat neer op 69,7% van het totaal aantal respondenten dat heeft aangeduid ooit al te hebben deelgenomen aan een softwarecursus van Het Depot.
56
1.4.2. Aanbod Zoals de participanten aan de instrumentlessen en workshops werden participanten aan de softwarecursussen eerst en vooral gevraagd om een aantal stellingen met betrekking tot het aanbod van de cursussen te beoordelen met ‘ja’, ‘neen’ of ‘niet van toepassing’. Met de eerste stelling ‘Ik vind het aanbod interessant’ gaf 69,7% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. Deze stelling kende een missing rate van 30,3%. Daardoor kan gesteld worden dat alle respondenten die de stelling beantwoordden (100%), het aanbod interessant vinden. Een tweede stelling poogde te weten te komen of het aanbod van de lessen voldoende aansluit bij de respondent zijn/haar verwachtingen van muziek gerelateerde softwarecursussen. 78,3% gaf aan daarmee akkoord te zijn. Voor 21,7% stemt het aanbod niet volledig overeen met zijn/haar verwachtingen. Als derde stelling werd gepeild naar de respondent zijn/haar mening over de diversiteit van het aanbod. Voor 87% is het aanbod van de softwarecursussen divers. 4,3% vindt echter van niet en 8,7% heeft er geen mening over. In een volgende stelling werd gepeild naar de tevredenheid over de docenten die de cursussen geven. 69,7% gaf aan tevreden te zijn. Ook deze stelling kende een missing rate van 30,3%. Daardoor kan gesteld worden dat alle respondenten die de stelling beantwoordden (100%) tevreden zijn over de docenten. Een laatste stelling vroeg naar de mening van respondenten over de omkadering van het aanbod qua infrastructuur en voorzieningen. 91,3% vindt het aanbod goed omkaderd terwijl 8,7% het daar niet mee eens is. Over het algemeen kan gesteld worden dat het aanbod van de softwarecursussen goed onthaald wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld genomen kent 91,3% van de deelnemers een globale tevredenheid over de bevraagde aspecten van het aanbod. Gemiddeld 6,9% van de respondenten is globaal genomen echter niet tevreden over het aanbod. Voor gemiddeld 1,8% van de respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot het aanbod van de softwarecursussen.
57
Softwarecursussen: tevredenheid over het aanbod 100%
Procentuele verhouding
80%
60% n.v.t.
40%
Neen Ja
20%
0% Ik vind het aanbod interessant
Het aanbod sluit Ik vind het Ik ben tevreden Ik vind het aan bij mijn aanbod divers over de aanbod goed verwachtingen docenten omkaderd Stellingen over het aanbod
Figuur 7: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over het aanbod van de softwarecursussen.
1.4.3. Organisatie Vervolgens werd door middel van zes stellingen gepeild naar de respondent zijn/haar tevredenheid over de organisatie van de softwarecursussen. De eerste stelling vroeg naar de mening van de respondenten over het al dan niet terugvinden van voldoende informatie over de cursussen. 87% vindt voldoende informatie terug, terwijl 13% het daar niet mee eens is. Met de stelling ‘Ik kan mij vlot inschrijven voor een softwarecursus’ gaat 87% akkoord, 8,7% is het daar niet mee eens en 4,3% heeft er geen mening over. Een derde stelling peilde naar de mening van participanten over het inschrijvingsgeld. Voor 82,6% is het inschrijvingsgeld gepast, 8,7% vindt van niet en 8,7% vindt de stelling niet van toepassing. Met de vierde stelling ‘Op eventuele vragen die ik heb, ontvang ik snel een gepast antwoord’ gaf 87% van de respondenten aan ermee akkoord te gaan. 8,7% gaat er echter niet mee akkoord en voor 4,3% is de stelling niet van toepassing. In een volgende stelling werd gepeild 58
naar de tevredenheid over de globale organisatie van de cursussen. Van de participanten vindt 95,7% dat de lessen over het algemeen goed georganiseerd zijn. 4,3% van de respondenten is daar echter niet mee akkoord. Op de laatste stelling ‘Ik zou me opnieuw inschrijven voor een workshop van Het Depot’ antwoorde 100% met ‘ja’. Over het algemeen kan er gesteld worden dat de organisatie van de softwarecursussen goed bevonden wordt door de participanten die de online-survey hebben ingevuld. Gemiddeld genomen is 89,9% van de deelnemers over het algemeen tevreden over de bevraagde aspecten van de organisatie. Gemiddeld 7,2% van de respondenten is echter niet tevreden over de organisatie. Voor gemiddeld 2,9% van de respondenten waren de stellingen niet van toepassing. Onderstaande grafiek toont de tevredenheid van respondenten over de verschillende stellingen met betrekking tot de organisatie van de softwarecursussen.
Softwarecursussen: tevredenheid over de organisatie Procentuele verhouding
100% 80% 60%
n.v.t.
40%
Neen
20%
Ja
0%
Stellingen over de organisatie
Figuur 8: Procentuele verhouding van de tevredenheid van respondenten over de organisatie van de softwarecursussen. 59
1.4.4. Huidige en gewenste communicatie Ten derde werden participanten aan de softwarecursussen bevraagd over hun mening over de communicatie of promotie van de cursussen. Allereerst werden de respondenten gevraagd hoe ze informatie inwinnen over de softwarecursussen. Daarbij gaf 54,5% aan dat de belangrijkste informatiebron voor hen de website van Het Depot is. Voor 42,2% is dit de tweede voornaamste bron aan informatie. De digitale Popnieuwsbrief vormt voor 39,4% het belangrijkste informatiekanaal. Voor 38,3% komt dit op de tweede plaats. Sociale media zijn voor 54,5% een derde belangrijkste informatiebron. Vervolgens komt in Het Depot zelf (aan het onthaal of via medewerkers) op de vierde plaats voor 42,4%. Een volgende set vragen trachtte de opinies van respondenten over de mate waarin er gecommuniceerd wordt door Het Depot te weten te komen. 72,7% van de respondenten gaf aan dat hij/zij voldoende informatie terug vindt over de educatiewerking. 18,2% vindt dat eventuele vragen die hij/zij heeft over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord. Daarentegen vindt 9,1% onvoldoende informatie terug. Daarnaast werd ook onderzocht welke de voorkeur van communicatiekanalen zijn waarlangs participanten geïnformeerd willen worden over softwarecursussen. Als belangrijkste informatiebron kwam voor 66,7% de website van Het Depot naar voren. Voor 30,3% komt dit op de tweede plaats. De digitale Popnieuwsbrief wordt door 27,3% verkozen als het belangrijkste informatiekanaal en wordt voor 57,6 % het tweede belangrijkste kanaal bevonden. Op de derde plaats verkiest 72,7% zicht te informeren via sociale media. Vervolgens volgt in Het Depot zelf voor 54,5% op de vierde plaats en een brochure over de educatiewerking komt voor 48,5% op de vijfde plaats. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de website van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines komen op de laatste plaatsen.
1.5. Concluderende bevindingen van en over participanten aan de educatiewerking 1.5.1. Vergelijking demografische en sociografische gegevens Een vergelijking tussen de verschillende achtergrondgegevens van de respondenten, kan een breder licht werpen op het doelpubliek dat momenteel bereikt wordt. Wel is, zoals in de 60
inleiding reeds werd aangehaald, het aantal respondenten dat de online-survey heeft ingevuld te klein om exacte uitspraken te maken over de educatiewerking. De representativiteit van de antwoorden van participanten is dus niet zeker. Hun opinies zijn echter wel van belang om assumpties te kunnen maken, maar mogen niet veralgemeend worden naar de gehele populatie van alle deelnemers aan of geïnteresseerden in de educatiewerking. Als eerste valt op dat deelnemers aan de educatiewerking, zowel voor workshops als voor softwarecursussen, nagenoeg enkel mannen zijn. Bij beide pijlers van de educatie van Het Depot zijn respectievelijk 83% en 93,9% van de deelnemers mannen. Bij de zang- en instrumentlessen ligt het verschil iets lager met 57,1% mannen en 42,9% vrouwen. Ten tweede kan worden vastgesteld dat de leeftijdscategorie 25 tot 35 jarigen het meeste voorkomt bij deelnemers aan workshops en aan instrument- en zanglessen. In tegenstelling daarvan is het merendeel van de softwarecursisten geboren in de jaren 1970. Daardoor kan vastgesteld worden dat softwarecursussen bij een iets ouder publiek aanslaan. De instrument- en zanglessen kennen ook een jong publiek waaronder zelfs 10 jarigen vallen. Dit is echter opvallend omdat Leuven een studentenstad is en men zou verwachten dat toch meer studenten zich zouden inschrijven voor de activiteiten. Vervolgens kan de woonplaats van de respondenten tussen de verschillende educatieve activiteiten vergeleken worden. Van de participanten aan de zang- en instrumentlessen woont 52,9% in Leuven en in de omliggende gemeenten. Daarentegen is een gelijkaardig aantal van 28,2% van de deelnemers aan workshops en 27,2% van softwarecursisten woonachtig in groot-Leuven. De overige participanten wonen in een straal van 25 kilometer van Het Depot. Ten vierde kan een vergelijking gemaakt worden tussen de leefsituatie van de participanten. Wat opvalt is dat de muziek- en instrumentlessen het grootste aantal deelnemers kennen dat nog in het ouderlijke huis woont. Het aantal respondenten dat alleen woont en het aantal dat reeds samen woont en kinderen heeft is gelijkaardig bij workshops en softwarecursussen. De leeftijd van de kinderen van participanten ligt bij deelnemers aan workshops lager dan bij cursisten. Verder kan ook het opleidingsniveau vergeleken worden. Wat geconstateerd kan worden is dat de instrumentlessen, in vergelijking met de workshops en softwarecursussen, een groter aantal deelnemers kennen dat als hoogst behaalde opleidingsniveau het diploma hoger secundair onderwijs behaalde. 61
Dat hangt samen met het gegeven dat de lessen een jong publiek kennen die nog niet kunnen verder studeren omwille van hun jonge leeftijd. Daarnaast hebben meer dan 75% van de deelnemers aan workshops en softwarecursussen verder gestudeerd aan een hogeschool of universiteit. Ten zesde kan de beroepssituatie tussen de verschillende deelnemers vergeleken worden. De instrumentlessen en workshops kennen een gelijkaardig aantal deelnemers dat nog steeds studeert. Het aantal softwarecursisten en het aantal deelnemers aan workshops dat actief is op de arbeidsmarkt is min of meer overeenkomend. De softwarecursussen kennen daarnaast het hoogste aantal deelnemers dat reeds op pensioen is. Tot slot kan een vergelijking gemaakt worden tussen het al dan niet actief zijn van de respondenten in de muzieksector. Participanten aan de zang- en instrumentlessen kunnen als volgt ingedeeld worden: 88,6% ervan is enkel als hobby met muziek bezig, 10% is muzikant of producer en 1,4% is niet actief op muzikaal vlak. Deelnemers aan workshops kennen een min of meer gelijkaardige indeling. 80,9% van deze deelnemers beoefent muziek enkel als hobby, 14,9% is muzikant of producer en 4,3% is niet actief op muzikaal vlak. Van de softwarecursisten is 75,8% enkel als hobby met muziek bezig, is 18,2% actief bezig met muziek als muzikant of producer en is 3% niet actief op muzikaal vlak. Ook is 3% van de cursisten werkzaam in een muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Deze cijfers maken duidelijk dat deelnemers aan softwarecursussen het meest actief zijn op muzikaal vlak. Daarentegen zijn het meeste participanten aan de instrumentlessen enkel als hobby met muziek bezig. Wanneer gepeild werd naar de vrijetijdsbestedingen van participanten, valt allereerst op dat voor 71% van de participanten muziek beluisteren één van de favoriete tijdsbestedingen is. Op de tweede plaats volgt voor 40,6% het naar concerten, theater en andere vormen van podiumkunsten gaan. Daarnaast kijkt 39,8% graag televisie, films en series in zijn vrije tijd, en doet hetzelfde percentage aan sportbeoefening. Voor 39,1% is actief kunst beoefenen zoals musiceren, acteren en dansen het ideale tijdverdrijf. Op de vraag of de respondenten al ooit in Het Depot zijn geweest, antwoordde 78,9% er al ooit naar een concert te zijn gaan kijken. Uit dit cijfer valt op dat er een zekere samenhang is tussen het participeren aan een activiteit van de educatiewerking en het bezoeken van Het Depot voor een concert bij te wonen. Daarnaast heeft 11,3% reeds zangen instrumentlessen gevolgd in het muziekcentrum, 12,9% een workshop, lezing of
62
softwarecursus en 5% een infosessie. Verder is 20,2% van de respondenten naar Depot Open, de tweejaarlijkse opendeurdag van Het Depot, geweest.
1.5.2. Algemene tevredenheid over het educatieve aanbod van Het Depot Als de algemene tevredenheid over het aanbod van de instrumentlessen, de workshops en de softwarecursussen vergeleken wordt, kan gesteld worden dat gemiddeld 75% van de participanten tevreden is over de bevraagde aspecten. De aspecten van het aanbod die het best scoren, zijn de kwaliteiten van de docenten en het interessante aanbod an sich. De deelnemers aan softwarecursussen zijn het meest tevreden, want globaal genomen kennen zij over alle stellingen heen een tevredenheid van gemiddeld 91,3%. De instrumentlessen en workshops daarentegen kennen een gelijkaardig ontevredenheidspercentage van zo’n 10%. De aspecten die iets minder goed scoren bij deze respondenten, hebben onder meer betrekking op het gegeven dat het aanbod niet zo goed aansluit bij hun verwachtingen ervan, over de diversiteit van het aanbod en de omkadering ervan qua infrastructuur en voorzieningen. Het depot kan hier op inspelen door onder meer het aanbod meer afwisselend en variërend te maken, en door te zorgen dat voor elke cursus of workshop alle benodigdheden ervoor in orde zijn.
1.5.3. Algemene tevredenheid over de organisatie van de educatiewerking Naast de tevredenheid over het aanbod van de educatiewerking, kan ook de organisatie ervan vergeleken worden tussen de drie pijlers van de educatiewerking. Ook op het vlak van de organisatie van de educatie is gemiddeld meer dan 75% algemeen tevreden. Ook over de organisatie zijn deelnemers aan softwarecursussen het meest tevreden, met een gemiddelde van 89,9%. Alle cursisten die aan de online-survey hebben deelgenomen, zouden zich in de toekomst opnieuw willen inschrijven. Ook de algemene tevredenheid over de cursussen scoort zeer hoog met 95,7%. Gemiddeld genomen kennen de workshops en softwarecursussen een gelijkaardig ontevredenheidspercentage dat tussen 7% en 8% gesitueerd kan worden. Bij de twee pijlers van de educatiewerking zijn respondenten het minst tevreden over het inschrijvingsgeld. Meer dan 20% van de respondenten is daar zowel bij de instrumentlessen als bij de workshops ontevreden over. Wel zou 96,7% van de 63
deelnemers aan workshops zich opnieuw willen inschrijven. Deelnemers aan de zang- en instrumentlessen zijn het meest tevreden (85,7%) over de algemene organisatie van de lessen. Over de drie aspecten van de educatiewerking heen, is het percentage aan respondenten dat voldoende en onvoldoende informatie terug vindt gelijkaardig.
1.5.4. Algemene tevredenheid over de communicatie en promotie van de educatiewerking Inzake de communicatie en promotie van de educatiewerking werd in de enquête gevraagd naar de huidige informatiekanalen waarlangs respondenten zich informeren, wat hun mening is over de mate waarin er gecommuniceerd wordt en wat hun voorkeuren zijn voor communicatiekanalen. Wanneer de kanalen waarlangs participanten zich informeren over de verschillende aspecten van de educatiewerking worden vergeleken, valt op dat deze gelijkaardig zijn. Op de eerste plaats informeren participanten zich via de website van Het Depot. Op de tweede plaats komt de digitale Popnieuwsbrief, gevolgd door sociale media. Het Depot zelf volgt op de vijfde plaats als informatiebron over de educatie. De verhoudingen zijn voor deelnemers aan workshops en voor cursisten bijna volledig conform. Een hoger percentage van deelnemers aan de muzieklessen informeert zich daarentegen meer via de website van Het Depot dan via de nieuwsbrief. Verder komt de voorkeur voor communicatiekanalen waarlangs participanten geïnformeerd willen worden overeen met de informatiebronnen waarlangs ze zich reeds informeren over de educatiewerking. De volgorde van de belangrijkste communicatiekanalen is de website van Het Depot, de Popnieuwsbrief, sociale media, in Het Depot zelf en een brochure. Affiches, flyers, vrienden en kennissen, de website van de stad Leuven, een brochure van de stad, kranten en magazines komen op de laatste plaatsen. Ook de mate waarin er door Het Depot gecommuniceerd wordt, kent min of meer evenredige verhoudingen tussen de verschillende pijlers van de educatiewerking. De grote meerderheid (tussen 61% en 73%) van respondenten vindt voldoende informatie terug over de educatiewerking. Zo’n 20% is daarnaast van mening dat eventuele vragen die hij/zij heeft over de educatiewerking snel en correct worden beantwoord. Tussen de 5% en 10% vindt echter onvoldoende informatie terug. Van de respondenten over de instrumentlessen en
64
workshops weet zo’n 5% niet waar te zoeken naar informatie en vindt 1% à 2% dat hij/zij te veel informatie ontvangt. Uit deze gegevens blijkt dat zo’n 30% tot 40% niet de optie ‘Ik vind voldoende informatie terug’ heeft aangeduid. Dat kan erop wijzen dat ze daar niet mee akkoord waren of gewoon van mening waren dat een andere stelling beter bij hun ervaringen aansloot. Toch mag niet uitgesloten worden dat meer, duidelijke en beter zichtbare communicatie en promotie wenselijk is. Wanneer gevraagd werd naar het sociale media gebruik van de participanten, gaf 62% toe dagelijks Facebook te gebruiken. 16,1% is er af en toe actief op, 4,4% zelden en 17,5% gebruikt Facebook nooit. Daarnaast is 8,8% dagelijks actief op Twitter. 11% gebruikt het kanaal af en toe, 19,1% zelden en 61% is er helemaal niet actief op. Deze gegevens duiden aan dat via Facebook als sociaal medium een groot deel van de participanten (zo’n 78%) bereikt kan worden. Daardoor zou het nuttig zijn als Het Depot hier ook met de educatiewerking op inspeelt. Via de huidige Facebook-pagina van Het Depot kan er zo meer informatie verspreid worden over opkomende activiteiten. Er kan daarnaast ook gekozen worden om via een aparte pagina, bijvoorbeeld ‘Popatelier Het Depot’, enkel informatie te verspreiden over de educatie. De informatie die daarop verschijnt, kan gekoppeld worden aan de website. Om de communicatie errond wat aantrekkelijker en interactiever te maken kan ook het posten van foto’s of filmpjes van workshops en allerhande bijdragen tot meer interactie en bekendheid. Concrete voorbeelden zijn in het volgende hoofdstuk opgenomen. Het gebruik van Twitter als communicatiekanaal kan daarnaast minder aangewezen zijn, aangezien slechts zo’n 20% van de participanten er actief op is. Wel moet er rekening worden gehouden met het feit dat de enquête enkel online werd afgenomen, waardoor respondenten al meer voeling kunnen hebben met het internet en sociale media. Deze gegevens mogen dus niet veralgemeend worden naar het totale bereik van de educatiewerking.
1.5.5. Mogelijke drempels die participanten kunnen ervaren De participanten werden ook bevraagd naar mogelijke drempels die ze zouden kunnen ervaren waardoor ze misschien niet zouden deelnemen aan de educatiewerking. De stelling ‘Het aanbod interesseert me niet’ vormt voor 27,7% de voornaamste potentiële drempel. Op
65
de tweede plaats komt voor 24,8% te hoog inschrijvingsgeld. Dit is volgens Lievens en Waege een praktische drempel waarbij het gaat om een financiële kost. Voor 24,3% is het moment waarop de activiteiten plaatsvinden of de momenten waarop de respondenten niet kunnen, de grootste drempel. Deze drempel heeft dus ook te maken met tijdsgebrek. Voor 4,4% komt zowel het beschikken over te weinig informatie over de educatie als geen tijd of interesse hebben om zich ervoor te engageren op de eerste plaats. Deze potentiële drempels hebben respectievelijk te maken met een gebrek aan informatie en motivatie. ‘Het is moeilijk om deel te nemen aan de educatiewerking vanwege kinderopvang‘ vormt voor 3,7% de grootste potentiële drempel. Ook deze drempel heeft te maken met tijdsgebrek. Dat Het Depot niet over de nodige faciliteiten en voorzieningen bezit, vormt voor 1,5% de grootst mogelijke drempel. Het gaat daarbij volgens De Laeter en Slangen om een praktische drempel. Ook kan voor 1,5% van de respondenten de grootst mogelijke barrière zijn dat ze liever deelnemen aan activiteiten van andere organisaties of instellingen. Dat kan een gevolg zijn van keuzestress. Daarnaast vormt voor 1,5% het lijden aan een gezondheidsklacht of fysieke beperking de voornaamste drempel. Tot slot vormen zowel de moeilijke bereikbaarheid van Het Depot met het openbaar vervoer als niemand hebben om mee te gaan voor 0,7% de grootste potentiële drempel. Deze barrières hebben respectievelijk te maken met geografische factoren en sociale redenen.
1.5.6. Toekomstige deelname? Van de respondenten die reeds hebben deelgenomen aan de educatiewerking, gaf 59,1% aan zeker opnieuw te willen deelnemen. 40,1% twijfelt nog, maar duidde aan misschien opnieuw te willen participeren. Daarentegen heeft 0,7% niet meer de behoefte om opnieuw aan een activiteit van de educatiewerking te willen deelnemen. Deze cijfers kunnen als gunstig beschouwd worden. Het toont namelijk dat de grote meerderheid van participanten tevreden is over de educatiewerking. De luttele 0,7% mag daarom wat verwaarloosd worden. Voor Het Depot vormt het wel een uitdaging om de 40,1% die misschien opnieuw wil deelnemen, weer warm te maken en te overtuigen van haar activiteiten.
66
1.5.7. Tips of aanbevelingen van participanten De voornaamste tips of aanbevelingen van participanten die in de online-survey naar voren kwamen, hebben betrekking op het aanbod aan activiteiten, de organisatie, de communicatie, de prijs en het tijdstip van de educatiewerking. Over het aanbod aan activiteiten, hadden respondenten ideeën over mogelijke workshops of cursussen. Waar het meest vraag naar is, zijn onder meer cursussen Cubase, Ableton en Pioneer dj-sessies, workshops
gitaarspel
in
groep,
stemcoaching,
concertfotografie,
muziektherapie,
mondharmonica, en singer-songwriting. Een algemene opmerking bij softwarecursussen was om een handboek te voorzien of om een forum of helpdesk op te zetten waar cursisten gemakkelijk vragen aan elkaar en aan de docent kunnen stellen (ook als de lessen zijn afgelopen). Op het vlak van organisatie zijn ook een aantal aanbevelingen gekomen. Vooral voor de instrument- en zanglessen die voor concerten plaatsvinden, en dan meer bepaald voor de lessen tussen 19u00 en 20u00, vragen een aantal respondenten een betere communicatie om binnen te geraken als de deuren gesloten zijn. Ook moeten de docenten beter op de tijdsduur van de lessen waken. Zo vinden een aantal leerlingen dat een half uur les hebben te kort is, net omdat je tijd verliest met het wisselen van leerlingen en met het inen uitpakken van je materiaal. Voor de communicatie van de educatiewerking zijn ook een aantal tips uit de bus gekomen. Een aantal respondenten raadde aan om de website meer up-to-date te houden en dat er meer informatie over de workshops of muzieklessen verschijnt op de website of via e-mail. Ook meer reclame over het aanbod en betere promotie over de educatiewerking is volgens sommigen een must. Een respondent pleitte daarnaast voor een duidelijker overzicht met wanneer en hoeveel inhaallessen worden georganiseerd indien er muzieklessen zouden weggevallen zijn. Dit zou op een online platform of op het educatiebord op de tweede verdieping meer duidelijk gemaakt kunnen worden. Verder moeten volgens enkelen de workshops of cursussen sneller aangekondigd worden, zodat deelnemers zich zeker kunnen vrijmaken. Ook voordat een cursus of workshop bijna van start gaat, kan een reminder via e-mail gestuurd worden zodat degenen die zijn ingeschreven er terug aan herinnerd worden. Over de prijs van instrumentlessen en workshops zijn ook een aantal opmerkingen gekomen. Vooral studenten en jonge mensen vinden de prijs aan de hoge kant waardoor ze soms niet kunnen deelnemen omdat ze het 67
inschrijvingsgeld niet kunnen betalen. Zo zou men kunnen nadenken over een systeem van prijsdifferentiatie voor kinderen of studenten.
2. Niet-participanten 2.1. Algemeen: demografische en sociografische kenmerken Van de 577 respondenten die de enquête hebben ingevuld, hebben 440 personen nog nooit deelgenomen aan de educatiewerking van Het Depot. Dat komt neer op 76,3%. Het grote aantal ‘niet-participanten’ is te verklaren vanuit het feit dat de survey ook naar de abonnees van de algemene concertnieuwsbrief van Het Depot is verzonden geweest. Daarvan waren veel personen nog niet vertrouwd met het educatieve luik van het muziekcentrum. De niet-participanten bestaan uit 227 mannen (51,6%) en 213 vrouwen (48,4%). Allen zijn geboren tussen 1945 en 1996. Het merendeel van de respondenten (27,3%) is geboren in de jaren 1970 gevolgd door de jaren 1980 met 25,9%. In de jaren 1960 is 20,5% van de respondenten geboren, in de jaren 1990 15,9% en in de jaren 1940 en 1950 10,4%. Het grootste aantal respondenten is woonachtig in Leuven, namelijk 36,8%. De gemeenten waar vervolgens de meeste respondenten wonen zijn Herent (3,9%), Haacht (3%), Tienen (2,5%) en Aarschot (2%). De overige niet-participanten wonen verspreid over de rest van VlaamsBrabant en Vlaanderen. Betreffende de leefsituatie van de respondenten valt op dat 17% bij zijn/haar ouders inwoont. 16,6% woont reeds alleen. Daarnaast woont 34,9% samen met kinderen – 19,8% heeft kinderen tussen 1 en 14 jaar en 15,1% heeft kinderen tussen 15 en 30 jaar –, en 31,5% woont samen en heeft nog geen kinderen. Het relatief grote aantal respondenten dat kinderen heeft die jonger dan 14 jaar zijn, kan te maken hebben met het gegeven dat ze geen tijd hebben om te participeren aan activiteiten van de educatiewerking omdat ze voor hun kinderen moeten zorgen. Als hoogst behaalde opleidingsniveau heeft 2,1% het lager secundair onderwijs beëindigd. 23% heeft het diploma hoger secundair onderwijs behaald. Daarnaast heeft 37,6% verder gestudeerd aan een hogeschool, 34,9% aan een universiteit en 2,5% heeft gedoctoreerd. De beroepssituatie van de respondenten kan als volgt verdeeld worden: 15,7% is student, 79,4% werkt, 2,6% heeft (momenteel) geen werk en 2,3% is reeds op pensioen. 68
De respondenten werden daarnaast bevraagd of ze actief zijn in de muzieksector. Van de niet-participanten is slechts 5% actief in de muziekwereld. Daaronder is 2,7% muzikant of producer, 0,9% is muziektechnicus (licht en geluid) en 2,3% is werkzaam in een muziekcentrum, in de muzieksales of in de platenindustrie. Daarnaast beoefent 42,8% muziek enkel als hobby en is 51,3% niet actief op muzikaal vlak. Wanneer de vrijetijdsbestedingen van niet-participanten onderzocht worden, valt allereerst op dat muziek beluisteren één van de favoriete tijdsbestedingen van 69% van de respondenten is. Op de tweede plaats volgt voor 59,9% het naar concerten, theater en andere vormen van podiumkunsten gaan. Daarnaast kijkt 51,9% graag televisie, films en series als tijdverdrijf. 41,9% kiest daarentegen een sportieve invulling van zijn vrije tijd en 35,3% leest graag. Uit dit cijfermateriaal blijkt dat niet-participanten meer naar concerten gaan dan participanten, maar dat ze daarnaast in hun vrije tijd niet zo actief bezig zijn met kunsten zoals musiceren of zang (slechts 13,4% van de niet-participanten is actief met kunst bezig). Op de vraag of de respondenten al ooit in Het Depot zijn geweest, antwoordde 92,7% er al eens te zijn geweest voor een concert en 4,3% tijdens Depot Open. Daarentegen is 6,4% nog nooit in Het Depot geweest. Uit deze cijfers komt naar voren dat zo’n 15% meer niet-participanten dan participanten naar concerten gaat in Het Depot. Wel zijn er zo’n 15% minder nietparticipanten naar de tweejaarlijkse opendeurdag geweest, waardoor ze reeds minder in contact zijn gekomen met de educatiewerking van het muziekcentrum.
2.3. Communicatie en promotie Op het vlak van communicatie en promotie werden de respondenten die nog niet aan de educatiewerking hebben deelgenomen, bevraagd naar hun voorkeur voor communicatie- en promotiekanalen. Op de eerste plaats zou 50% van de respondenten via de website van Het Depot geïnformeerd willen worden. 35,2% verkiest de Popnieuwsbrief van het muziekcentrum, 7,7% zou via sociale media bereikt willen worden, 2% via een brochure, 1,1% via vrienden of kennissen, 0,5% in Het Depot zelf aan het onthaal of bij medewerkers, 0,5% verkiest flyers en 0,2% wil via affiches geïnformeerd worden. Op de tweede plaats verkiest 28,4% de website en de Popnieuwsbrief. Voor 31,4% komen sociale media als informatiebron op de derde plaats. Het Depot zelf komt voor 28,4% op de vierde plaats. Ten vijfde wenst 23% zich te informeren via een brochure. 69
Wanneer gevraagd werd naar het sociale media gebruik van de niet-participanten, gaf 59,1% toe dagelijks Facebook te gebruiken. 13% is er af en toe actief op, 7,3% zelden en 20,7% gebruikt Facebook nooit. Daarnaast is 12,5% dagelijks actief op Twitter. 9,1% gebruikt het kanaal af en toe, 8,4% zelden en 70% is er helemaal niet actief op.
2.2. Drempels die niet-participanten ervaren Aan de respondenten die (nog) niet hebben deelgenomen aan de educatiewerking van Het Depot, werden stellingen voorgelegd voor de redenen of drempels die zij ervoeren waardoor ze nog niet hebben deelgenomen. Op de eerste stelling ‘Het aanbod interesseert mij niet’ antwoordde 19,5% instemmend. Daarentegen vond 34,8% dat dat zeker niet het geval was en voor 45,7% was het niet van toepassing. Een volgende stelling peilde naar het gegeven of het aanbod niet voldoende aansluit bij de respondenten hun verwachtingen van een muziekeducatieve werking. 5,2% stelde dat dat effectief zo het geval is. 40,5% is het daar echter niet mee eens en 54,3% heeft er geen mening over. Met de derde stelling ‘Het aanbod is niet divers genoeg’ ging 9,8% akkoord. Daartegenover vond 41,8% dat dat niet zo is. Voor 48,4% van de respondenten was de stelling niet van toepassing. Vervolgens werden respondenten gevraagd of ze liever deelnemen aan activiteiten van andere muziekcentra of organisaties. 5,2% antwoordde er met ‘ja’ op, terwijl 50,5% ‘neen’ heeft aangeduid. 44,3% heeft geen mening over de stelling. De vijfde stelling peilde naar de mening van de respondenten over de docenten van de educatiewerking. 0,7% van de niet-participanten vindt de docenten niet boeiend, terwijl 38,6% ze wel boeiend vindt. Op deze stelling antwoordde 60,7% met ‘niet van toepassing’. Over de omkadering van het aanbod qua infrastructuur en voorzieningen antwoordde slechts 0,7% dat het aanbod niet goed omkaderd is. 45,7% is het daar echter niet mee eens en 53,6% heeft er geen mening over. Een andere stelling peilde naar de vriendelijkheid van het personeel van Het Depot. Ook slechts 0,7% vindt dat de medewerkers onvriendelijk zijn. 65,7% vindt daarentegen dat het personeel wel vriendelijk is en 33,6% heeft er geen mening over. Op de stelling dat de activiteiten plaatsvinden op momenten dat de respondenten niet kunnen, antwoordde 23% met ‘ja’, terwijl 32,5% ‘neen’ aanduidde en 44,5% de stelling niet van toepassing vond.
70
Met een negende stelling werden respondenten gevraagd of ze onvoldoende informatie terugvonden over de educatiewerking. 28% vindt dat dit effectief het geval is, terwijl 37,3% het daar niet mee eens is. Op 34,8% van de niet-participanten is de stelling niet van toepassing. De volgende stelling ‘Op vragen die ik heb, ontvang ik geen gepast of snel antwoord’ werd door 1,4% positief beantwoord. Daarentegen vindt 40% dat dat niet het geval is en 58,6% heeft er geen mening over. Of het inschrijvingsgeld soms te hoog kan zijn, werd door 8,4% beaamd. Van de overige respondenten ontkende 40,5% de stelling en vond 51,1% het niet van toepassing op hem/haar. Een volgende stelling vroeg respondenten of het niemand hebben om mee te gaan naar activiteiten, een reden is om niet deel te nemen. 16,1% vindt dat effectief een reden, terwijl 38% het daar niet mee eens. Over deze stelling heeft 45,9% geen mening. De stelling ‘Ik geraak er moeilijk vanwege kinderen’ beaamde 7,7%. 38,4% ging daar niet mee akkoord en stelde dat het al dan niet hebben van kinderen geen invloed heeft op het niet participeren aan educatie. Voor 53,9% van de respondenten is de stelling niet van toepassing. Een veertiende stelling peilde naar de bereikbaarheid van Het Depot, onder ander via het openbaar vervoer. 5,7% vindt het muziekcentrum moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer. 58,4% is het daar niet mee eens en 35,9% heeft geen mening over de stelling. Vervolgens werd gevraagd of gezondheidsklachten of fysieke problemen een invloed hebben op het niet deelnemen aan de educatie. 1,6% van de respondenten bevestigde dat hij/zij vanwege fysieke problemen en gezondheidsklachten er niet geraakt. Voor 51,6% heeft dat geen invloed en voor 46,8% is de stelling niet van toepassing. Vervolgens werd gesteld of de respondent zich niet voor de educatieve activiteiten wil engageren. 20% beaamde deze stelling, 41,1% ging er niet mee akkoord en voor 38,9% was de stelling niet van toepassing. De laatste stelling ‘Ik blijf liever thuis’ werd door 11,8% positief beantwoord. Daarentegen ging 52,7% er niet mee akkoord en had 35,5% er geen mening over. Het grote aantal respondenten dat ‘niet van toepassing’ heeft aangeduid op de stellingen, duidt waarschijnlijk op het gegeven dat ze ofwel niet op de hoogte zijn van de educatiewerking van Het Depot en zich ook niet over de diverse aspecten kunnen uitspreken. Ofwel kan het een gemakkelijke optie zijn om aan te vinken, omdat men zo zelf niet moet reflecteren over de stellingen. De stellingen waarmee de respondenten het meeste mee akkoord gingen, hebben te maken met het gegeven dat ze te weinig op de
71
hoogte zijn over de educatiewerking, dat ze het aanbod niet interessant vinden en dat ze zich er niet voor willen engageren. Een oplossing daarvoor kan zijn om potentieel geïnteresseerden meer warm te maken voor de educatieve activiteiten van Het Depot. Dat kan gedaan worden door meer publiciteit in en rond Het Depot te voeren, zodat ook bijvoorbeeld concertgangers of toevallige passanten meer op de hoogte worden gebracht van wat zich verder nog afspeelt in het muziekcentrum.
2.3. Toekomstige deelname? Op de vraag of respondenten in de toekomst de intentie hebben om deel te nemen aan de educatiewerking antwoordde 15,5% met ‘ja, zeker’. Daarnaast liet 76,1% de kerk in het midden want zij duidden ‘misschien’ aan. 8,4% heeft echter niet de behoefte om in de toekomst deel te nemen aan de educatie. Doordat er momenteel te weinig promotie gevoerd wordt via diverse kanalen, zijn te weinig mensen op de hoogte dat Het Depot naast een concertzaal ook een educatiecentrum is. Indien dit meer en beter gecommuniceerd wordt en als het aanbod duidelijk in beeld wordt gebracht in het muzieklandschap – maar ook daar buiten – dan bestaat er een grote kans dat 76,1% van de respondenten die op de vraag ‘misschien’ heeft aangeduid, vlugger overtuigd zal geraken en ook eens deelneemt aan een activiteit van de educatiewerking.
2.4. Tips of aanbevelingen van niet-participanten De voornaamste tips of aanbevelingen van niet-participanten die in de online-survey naar voren kwamen, hebben betrekking op het aanbod aan activiteiten, de communicatie, de bekendheid, de prijs en het tijdstip van de educatiewerking. Hetgeen het meest werd aangehaald door de respondenten over de activiteiten van de educatiewerking is dat het aanbod gediversifieerd, uitgebreid en afwisselend moet zijn. Volgens hen zorgt een verbreding van het aanbod er voor dat ook een ander publiek wordt aangesproken. Workshops die niet-participanten graag zouden zien terugkomen in het aanbod van Het Depot
zijn
onder
meer
Ableton,
stem-en
presentatietechnieken,
basiscursus
muziekmanagement, jamsessies, kennismakingsworkshops, muziekgeschiedenis en een ‘meet and greet’ met artiesten die in Het Depot optreden. Ook pleiten een aantal 72
respondenten voor workshops en cursussen op maat, dus niet enkel voor personen met een muzikale achtergrond. Ook de vraag naar een aanbod voor jonge kinderen kwam een aantal keren aan bod. De grootste tip of aanbeveling die naar voren kwam uit de ingevulde enquêtes van niet-participanten is om het aanbod van de educatiewerking van Het Depot meer bekend en meer zichtbaar te maken. Een dertigtal respondenten gaf namelijk aan dat ze totaal niet wisten dat het muziekcentrum een educatiewerking heeft en dat ze enkel dachten dat Het Depot een concertzaal is. Een betere bekendheid ervan is dus absoluut een must. Dat moet gepaard gaan met meer publiciteit door een goed uitgedacht communicatieplan. Daarnaast kwam van enkele respondenten de vraag om dezelfde (of gelijkaardige) cursussen meerdere keren per jaar te organiseren. Ook workshops op lesavonden in de week door te laten gaan, was een tip van respondenten. Zeker voor studenten die in Leuven op kot zijn en in het weekend naar huis gaan, kan dit aangeraden worden. Aangezien al de lokalen tijdens de werkweek bezet zijn door de instrumentlessen, kan het vergaderlokaal of de VIP ruimte een oplossing bieden. Eventueel kan er ook een lokaal in het aanpalende café Sport gebruikt worden om een workshop te organiseren. Tot slot hadden een aantal respondenten de opmerking dat het inschrijvingsgeld soms te hoog ligt voor studenten. Prijsdifferentiatie kan daarbij een oplossing zijn. Zo kunnen bijvoorbeeld studenten aan een goedkoper tarief workshops of muzieklessen volgen.
3. Concluderende bevindingen participanten vs. niet-participanten Als conclusie van dit hoofdstuk volgt een beknopte vergelijking van de bevindingen van participanten versus niet-participanten aan de educatiewerking van Het Depot. De meningen van de respondenten over het aanbod en de organisatie van de educatiewerking zullen niet meer vergeleken worden, aangezien daar al uitgebreid op in is gegaan in de eerste delen van dit hoofdstuk. Vooreerst volgt nu een vergelijking tussen de demografische en sociografische gegevens. De niet-participanten bestaan uit 51,6% mannen en 48,4% vrouwen. Deze verhouding ligt veel dichter bij elkaar dan bij participanten die 73,9% mannen en 26,1% vrouwen omvatten. Daardoor kan veronderstelt worden dat deelnemen aan de educatiewerking gender gebonden kan zijn, en dus voornamelijk een mannelijke 73
aangelegenheid is. Zowel het merendeel van participanten als niet-participanten zijn geboren in de jaren 1970 en 1980, en is woonachtig in en rond Leuven. Betreffende de leefsituatie van de respondenten valt op dat de verhouding tussen deelnemers en nietdeelnemers in grote lijnen overeenkomt. Niet-participanten kennen wel een groter aantal samenwonende respondenten met en zonder kinderen dan participanten. Daarnaast is ook het verschil in opleidingsniveau tussen niet-participanten en participanten niet noemenswaardig. De beroepssituatie van de respondenten kent wel enkele verschillen. Onder de participanten kunnen meer studenten, werklozen en gepensioneerden gerekend worden, dat terwijl het hoogste percentage aan degene die actief zijn op de arbeidsmarkt te vinden is onder de niet-participanten. De respondenten werden daarnaast bevraagd of ze actief zijn in de muzieksector. In de antwoorden van niet-participanten versus participanten kan een verschil worden opgemerkt. Van de niet-deelnemers is 51,3% niet actief op muzikaal vlak, terwijl dat bij participanten maar 2,9% is. Ook is meer dan twee op drie participanten met muziek als hobby bezig en is 19,5% actief in de muzieksector. Van de niet-participanten geldt dat laatste maar voor 5,9%. Wanneer de vrijetijdsbestedingen vergeleken worden, valt op dat er een aantal gelijkenissen zijn tussen de twee groepen, zoals sportbeoefening, muziek beluisteren en actief zijn in een vereniging. De grote verschillen vallen op qua actief bezig zijn met kunst, waarop participanten drie keer hoger scoren, en het naar concerten en theaters gaan waarvan het aandeel niet-participanten zo’n 20% hoger ligt. Tot slot blijkt uit de cijfers dat niet-participanten meer naar concerten gaan in Het Depot dan participanten. Wel zijn er zo’n 20% meer participanten (dan niet-participanten) naar de tweejaarlijkse opendeurdag geweest waardoor ze daar al in contact zijn kunnen komen met de educatiewerking van het muziekcentrum. Tot slot zijn de communicatiekanalen waarlangs zowel participanten als nietparticipanten willen bereikt worden, volledig gelijkaardig. Op de eerste plaats willen de respondenten via de website van Het Depot geïnformeerd worden, gevolgd door respectievelijk de Popnieuwsbrief van het muziekcentrum, sociale media, brochures, vrienden of kennissen, in Het Depot zelf aan het onthaal of bij medewerkers, flyers en affiches. Het sociale media gebruik, en met name Facebook en Twitter, is ook vergelijkbaar tussen beide groepen. 74
Hoofdstuk 4 – Aanbevelingen 1. Het educatie-aanbod Op basis van de gegevens afkomstig uit de online-survey, de informatie uit het interview met Kwanten en Delrue en uit observaties tijdens het praktijkproject, kunnen een aantal aanbevelingen naar Het Depot toe gemaakt worden. Allereerst moet Het Depot voor zichzelf uitmaken wat hetgene is dat het als muziekcentrum wil betekenen of waar het als muziekcentrum voor wil staan. Daarbij zal het de keuze moeten maken of het volgende concertseizoenen nog instrument- en zanglessen wil aanbieden, maar daardoor weinig ruimte ter beschikking heeft voor andere initiatieven zoals extra workshops of meer repetitieruimtes. Ofwel wordt er gekozen voor geen of minder instrumentlessen, waardoor er meer ruimte vrijkomt om aan talentontwikkeling te doen. Als Het Depot beslist haar focus te leggen op talentontwikkeling, kan aangeraden worden om te schrappen in het aanbod van instrumentlessen. Een derde beslissing die gemaakt dient te worden, hangt samen met de vraag ‘op welke doelgroep wil Het Depot mikken met haar educatie-aanbod?’. Indien de instrumenten zanglessen behouden blijven, zal voornamelijk een publiek van hobbyisten bereikt worden. Dat terwijl als de keuze gemaakt wordt om meer op talentontwikkeling in te zetten, er meer muzikanten die meer dan alleen maar als hobby met muziek bezig zijn, aangetrokken kunnen worden. Daarmee hangt samen dat het muziekcentrum moet uitmaken of ze in de toekomst aanbod-gestuurd wil blijven werken of eerder wil inspelen op vragen vanuit het muzieklandschap. Een vraag-gestuurd aanbod zou ervoor kunnen zorgen dat er meer op de behoeften van muzikanten (met talent) kan ingespeeld worden. Wat daarnaast nog aan te raden valt, is dat Het Depot blijft investeren in samenwerkingen met andere instellingen zoals PXL hogeschool, TRIX en Popoverleg om zo de educatiewerking verder te kunnen uitbreiden en optimaliseren. Een uitwisseling van ideeën, kennis, ervaringen en talentontwikkeling kan een groei van de educatie alleen maar stimuleren. Verder moet Het Depot voor zichzelf uitmaken welke plaats het binnen het muzieklandschap wil innemen. Het zal dus haar positionering als muziekcentrum beter
75
moeten uitwerken. Daarbij kan het helpen om een marketingstrategie en marketingtactiek uit te denken.
2. Marketingstrategie Als marketingstrategie dient Het Depot de potentiële markt van muziek educatief aanbod op basis van relevante criteria te segmenteren in kleinere subgroepen, segmenten genaamd. Vervolgens moet de aantrekkelijkheid van de doelgroepen bepaald en afgebakend worden zodat het muziekcentrum weet op welke doelgroep het haar aanbod wil richten. Ten slotte moet Het Depot beslissen wat haar troeven kunnen zijn of op welk vlak ze uniek kan zijn met haar educatiewerking in vergelijking tot andere organisaties. Het is de bedoeling dat het muziekcentrum zich gaat baseren op een unieke en onderscheidende eigenschap waarmee men zich kan onderscheiden van de concurrenten, met andere woorden een Unique Selling Proposition (USP). De groeistrategieën die op basis van bovengenoemde gegevens kunnen uitgedacht worden, worden door Igor Ansoff aangereikt (De Pelsmacker, 2013, p. 312). Ansoff heeft een model van groeistrategieën opgesteld waarbij enerzijds de markt wordt bekeken en anderzijds naar de markt. Er wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe producten en markten. Zo komt Ansoff tot vier strategieën: ‘marktpenetratie’,
‘marktontwikkeling’,
‘productontwikkeling’
en
‘diversificatie’.
Bij
marktpenetratie kan ervoor gekozen worden om de participatie van huidige klanten te verhogen, om klanten van concurrentie organisaties te lokken of om niet-klanten in dezelfde doelgroep te overtuigen. Marktontwikkeling daarnaast doelt op het opzoeken van nieuwe geografische
markten
of
op
het
vinden
van
andere
marktinvalshoeken.
Bij
productontwikkeling gaat het om nieuwe productkenmerken of versies ontwikkelen, om verschillende kwaliteitsniveaus te introduceren of om nieuwe modellen of formats te vinden. Tot slot kan er ook gekozen worden voor diversificatie. Dat wil zeggen dat men nieuwe producten voor nieuwe markten ontwikkelt (De Pelsmacker, 2013, p. 310-311). Afhankelijk van welke weg Het Depot wil uitgaan met haar educatiewerking kan het kiezen voor een bepaalde strategie. Als de instrumentlessen bijvoorbeeld behouden worden, kan er ingezet worden op marktpenetratie of op marktontwikkeling. Als er echter voor een focus op
76
talentontwikkeling wordt gekozen, kan het muziekcentrum aan productontwikkeling of aan diversificatie doen.
3. Marketingtactiek: de vijf P’s toegepast De marketingtactiek die Het Depot kan volgen, wordt bepaald door de kwaliteit van haar aanbod, de prijs, de plaats waar het product wordt verspreid, de promotie die er rond gevoerd wordt en het personeel. Deze ‘vijf P’s’ moeten tot doel hebben om de behoeften en wensen van klanten te vervullen (De Pelsmacker, Geuens en Van den Bergh, 2011 p. 5-6). Inzake het aanbod van de educatie zullen keuzes gemaakt moeten worden met betrekking tot de programmatie ervan. Daaraan gekoppeld moet er, zoals eerder vermeld, beslist worden op welke doelgroep de focus zal liggen. Met betrekking tot de inschrijvingsprijs kan ervoor gekozen worden om aan prijsdifferentiatie te doen. Een initiatief zoals de K.U.L.cultuurkaartprijs tijdens concerten, kan ook voor studenten toegepast worden op activiteiten van de educatiewerking. Deelnemers die al aan instrumentlessen hebben deelgenomen, kunnen vandaag reeds genieten van vervroegd inschrijven. Dit initiatief valt zeker aan te raden om in de toekomst te behouden. De derde ‘P’ is deze van ‘plaats’. Dat houdt onder meer in dat Het Depot haar werkveld waar ze wenst te opereren om haar diensten aan te bieden dient uit te werken of te verbreden. Tijdens momenten dat er lesgegeven wordt, kan ook de VIP ruimte, het vergaderlokaal of de foyer (als er geen concert is) gebruikt worden om een workshop door te laten gaan. Daarnaast kan op het vlak van personeel enkel aangeraden worden dat het muziekcentrum verder doet zoals het nu bezig is. De vriendelijkheid van de medewerkers is een troef voor de organisatie, alsook de bekwaamheid van de docenten. Tot slot wordt de marketingtactiek bepaald door de promotie die gevoerd wordt. Daaromtrent zijn een aantal aanbevelingen voor het muziekcentrum op zijn plaats. Het grootste aandachtspunt is de zichtbaarheid of aanwezigheid van de educatiewerking in en rond Het Depot te vergroten. Dat dient zowel online als ‘offline’ te gebeuren. Belangrijk daarbij is dat er aan geïntegreerde communicatie gedaan wordt. Dat wil zeggen dat er een synergie is tussen de verschillende communicatiemiddelen (De Pelsmacker, 2013, p. 360). De inzet op online-aanwezigheid dient volgens De Pelsmacker een integraal onderdeel uit te 77
maken van de globale communicatie- en marketingstrategie van een organisatie (De Pelsmacker, Geuens en Van den Bergh, 2011, p. 13). Elektronische communicatie biedt volgens De Pelsmacker nieuwe manieren om op interactieve wijze met stakeholders te communiceren. Dat kan gedaan worden door het voorzien van een aantrekkelijke website die interactie mogelijk maakt, door het plaatsen van reclameboodschappen op andere websites, het e-mailen van nieuwsbrieven, mobiele marketing, en door actief gebruik te maken van sociale media, blogs en fora (De Pelsmacker, 2013, p. 345). Het Depot kan aangeraden worden om de informatie over de educatiewerking die op de website staat meer gebruiksvriendelijk en toegankelijker te maken. Via de website moet het muziekcentrum duidelijke en transparante communicatie naar de doelgroep voeren. Ook om nieuwe doelgroepen te kunnen aanspreken, is dit van belang. Uit de responsie van nietparticipanten valt op te merken dat velen niet weten waar ze informatie kunnen terugvinden over de educatie. Een duidelijker overzicht van de verschillende activiteiten met voldoende informatie die de lading dekt (waaronder aanbod, inschrijvingsmogelijkheden, data, contactgegevens, etc.), is dan ook aangewezen. Daarnaast zou de Popnieuwsbrief op de website duidelijker in het oog moeten springen zodat meer mensen informatie kunnen ontvangen over de educatie. Momenteel zien personen die zich op de concertnieuwsbrief hebben ingeschreven in het klein de mogelijkheid verschijnen om zich ook op de Popnieuwsbrief in te schrijven. Deze optie mag meer in het oog springen en mag zelfs op zichzelf staan op de website, bijvoorbeeld onder de rubriek ‘Educatie’. Daarnaast is volgens Kwanten en Delrue het abonneebestand van de Popnieuwsbrief verouderd waardoor deze gegevens opgefrist dienen te worden. Dat kan gedaan worden door een e-mail te sturen naar de geabonneerden waarin geïnteresseerden gevraagd worden om hun abonnement te verlengen. Indien een persoon geen interesse meer heeft, moet in dezelfde e-mail de mogelijkheid om zich uit te schrijven aangeboden worden. Verder is uit de online-survey gebleken dat gemiddeld zo’n 75% van de respondenten het sociale medium Facebook dagelijks of af en toe gebruikt. Momenteel heeft de educatiewerking van Het Depot nog geen eigen Facebook-pagina waarop geïnteresseerden kunnen worden ingelicht over activiteiten. Aangezien een zeer groot deel van haar doelpubliek op dit sociale medium actief is, kan aangeraden worden om een Facebookpagina aan te maken. Deze pagina dient om opkomende activiteiten aan te kondigen, om 78
interactieve promotie te voeren via foto’s en filmpjes, en om vlug nieuwe weetjes en dergelijke aan te kondigen. De informatie die daarop verschijnt, kan gekoppeld worden aan de website van Het Depot, alsook aan de algemene Facebook-pagina van Het Depot. Daarbij kan men voor elke workshop, softwarecursus of infosessie een event aanmaken waarop Facebook-gebruikers kunnen aangeven dat ze al dan niet aanwezig zullen zijn. Onder de rubriek ‘Educatie’ op de website kan ook een link worden opgenomen naar de Facebookpagina. Via sociale media worden consumenten ook meer bij de marketing en bij het product van een organisatie betrokken. Daarnaast wordt er meer interactie gecreëerd en is er de mogelijkheid om allerlei media te combineren. Als promotiemiddel zouden filmpjes op de Facebook-pagina geplaatst kunnen worden die een korte sneak peek zijn van een bepaalde workshop of die op een creatieve manier tonen hoe bijvoorbeeld in Het Depot de instrumentlessen worden ingevuld. Op YouTube zijn tal van promofilmpjes van andere organisaties zoals Atomika Studios, WiSPER of Sonnic Connections te vinden die als voorbeeld kunnen dienen. Voor de instrumentlessen zou een Facebook-groep opgericht kunnen worden waar docenten en leerlingen informatie kunnen uitwisselen. Ook inhaallessen kunnen daarop aangekondigd worden en kunnen leerlingen onderling zelf op zoek gaan naar muzikanten met wie ze eens een samenspel zouden willen doen. Zo zijn ze niet enkel met hun eigen instrument of zang bezig, maar kunnen ze ook leren samenspelen met andere instrumenten. Naast de eigen website en sociale media, kan ook de website van Poppunt meer ingezet worden als promotiekanaal. Op deze website kunnen organisaties zelf educatieactiviteiten aankondigen. Naast online aanwezigheid, is de zichtbaarheid van de educatiewerking in Het Depot zelf en in het straatbeeld een must. Onder de respondenten van de online-survey bevonden zich veel niet-participanten die reeds naar een concert in Het Depot zijn geweest, maar die niet wisten dat er ook een educatiewerking is. Wat de zichtbaarheid van de educatie in het muziekcentrum kan vergroten, is het ophangen van affiches met informatie op over opkomende activiteiten in het onthaal en buiten aan de inkom, het uitbrengen van een brochure twee keer per seizoen, en flyers met basic informatie over de educatiewerking op die aan het onthaal gelegd kunnen worden. Buiten de deuren van Het Depot is het voor de educatiewerking aangewezen om zichtbaar te zijn op plaatsen waar muziekliefhebbers komen zoals platenzaken (Bilbo, Sax – World Music, Fnac, etc.) het Lemmensinstituut, de
79
muziekschool, ander concertzalen en muziekcentra zoals Ancienne Belgique, TRIX en Muziekodroom, cafés in en rond Leuven, aan bibliotheken, 30 CC, het Stuk en het OPEK. Maar ook kunnen posters en flyers aan middelbare scholen en faculteiten van de K.U. Leuven en K.H. Leuven verspreid worden om zo meer muzikale studenten te bereiken. Als één van de voornaamste vrijetijdsbestedingen, beoefenen respondenten sport. Dat maakt dat het nuttig kan zijn om ook aan het Sportkot in Leuven of in sport- en fitnessclubs promotie te voeren. Daarnaast kan Het Depot overwegen om in geprinte magazines zoals RifRaf, Uit in Leuven en het magazine van Poppunt te adverteren. Enkele andere tips die aan Het Depot kunnen meegegeven worden, en dan voornamelijk op promotievlak, zijn om te investeren in klantenretentie en klantentrouw (Houthoofd, 2005, p. 428-429). Bij klantentrouw gaat het om emoties en attitudes die klanten aan hun bezoek overhouden. De bedoeling is dat deze zo positief mogelijk zijn. Klantenretentie meet daarentegen hoe vaak iemand terugkomt door de gegevens (wie, wat, hoeveel en wanneer) van klanten bij te houden. Klantenretentie hangt sterk samen met deflatiemarketing, hetgeen gebaseerd is op sales en klantenbeheer. Deflatiemarketing heeft tot doel om klantenretentie te bevorderen. Dat kan Het Depot doen door deelnemers aan de educatiewerking ook bewust te maken van activiteiten of hen uit te nodigen voor gelijkaardige workshops. Daarvoor zal het klantengegevens in bijvoorbeeld een databank moeten verzamelen zodat geweten is welke klant in welk soort activiteit geïnteresseerd is. Bij de instrumentlessen wordt dit al toegepast door hen op het einde van het schooljaar een uitnodiging tot herinschrijven voor het volgende schooljaar te e-mailen. Op de workshops kan hetzelfde principe worden toegepast.
4. Het merk ‘Educatiewerking Het Depot’ Op vlak van concertwerking, heeft het merk ‘Het Depot’ reeds een goede uitstraling binnen de muziekwereld. Hetzelfde kan echter nog niet gezegd worden van de educatiewerking. Een oorzaak daarvan ligt gedeeltelijk in de naam ‘Educatie’. Daarom kan het aangewezen zijn om te kiezen voor een aantrekkelijkere naam zoals ‘Popatelier Het Depot’ of ‘Depot classes’ zodat ook een associatie wordt gemaakt met de concertwerking van het muziekcentrum. Als van de educatiewerking een succesvol merk gemaakt wil worden, zal er ingezet moeten 80
worden op innovatie, differentiatie, goede kwaliteit, toegevoegde waarde, langlopende geïntegreerde communicatie en ondersteuning door het personeel en directie. Een sterk merk is van belang omdat het de positionering van een organisatie draagt en omdat het een web van associaties bij klanten creëert. Daarnaast vormt een succesvol merk
een
kwaliteitslabel en is het een anker voor geïntegreerde communicatie en franchising (De Pelsmacker, 2013, p. 330-333). Hoe meer het merk van Het Depot als muziekcentrum wordt uitgedragen, en niet enkel als concertzaal, hoe meer bekendheid ook de educatiewerking zal verwerven. Het Depot zou van de educatie een merk moeten maken dat ze actief naar de buitenwereld uitdraagt. Een goed merk zal ook het imago en de reputatie van Het Depot als muziekcentrum vergroten, en vice versa zal het imago het merk versterken.
5. Knopen doorhakken: nood aan operationeel leiderschap Het Depot oriënteert zich op een vlakke structuur, dat wil zeggen dat er amper spraken is van hiërarchie en dat er geen duidelijke gezagslijn is. De praktijkervaring bij het muziekcentrum maakte ook duidelijk dat wanneer problemen of onduidelijkheden door medewerkers aangekaart worden, het vaak enkel bij woorden blijft en dat dit zich niet snel vertaalt in daden. Omtrent de educatiewerking werden reeds oplossingen voor problemen aangehaald door de werknemers, maar een echte leidersfiguur die knopen doorhakt en die overgaat tot actie ontbreekt vaak. De beslissingen die het muziekcentrum zal moeten maken om haar educatiewerking verder te kunnen uitbouwen, zullen getrokken moeten worden door een sterke leidersfiguur. De artistiek leider/directeur zou in dat geval als operationeel leider kunnen optreden. Dat wil zeggen dat er vooral opgetreden moet worden bij situaties waar het noodzakelijk is, zoals het bepalen van de toekomst van de educatiewerking. Daarbij kan hij zich ofwel als een situationele leidersfiguur opstellen, waarbij de leider en de werknemers een even groot aandeel hebben in de besluitvorming. De leider neemt daarbij vooral de rol van communicatie en ondersteuning onder de werknemers op (Coulter & Robbins, 2012, p. 428). Ofwel kan de leider zich als een transformationele leidersfiguur gedragen, die veel aandacht besteedt aan de zelfontwikkeling van de individuele werknemer en daarnaast de werknemers enthousiast probeert te houden en te inspireren om de doelstellingen voor de 81
groep te behalen (Coulter & Robbins, p. 433). Daarbij zal de structuur van de organisatie nog steeds grotendeels decentraal zijn, waardoor er ruimte is voor vrijheid (Verbergt, 2013, p. 170).
82
Conclusie Als muziekcentrum biedt Het Depot een educatiewerking aan in Leuven die bestaat uit workshops, softwarecursussen, instrument- en zanglessen, infosessies en trajectbegeleiding. In de online-survey die voor dit onderzoek werd afgenomen, werd enerzijds gepeild naar de meningen van respondenten over hun deelname aan instrumentlessen, workshops en softwarecursussen. Anderzijds werden respondenten bevraagd over hun ‘niet-deelname’. Zo konden de opinies van participanten geplaatst worden tegenover die van niet-participanten. Daarnaast werden de verantwoordelijken voor de educatiewerking, Klaas Delrue en Lieve Kwanten, bevraagd naar hun visie op de educatie. Op die manier kon een interne visie – vanuit Het Depot zelf – vergeleken worden met externe meningen – uit de enquête. Deze meesterproef heeft gepoogd een antwoord te formuleren op de vraag: ‘Op welke manier kan muziekcentrum Het Depot een gepast aanbod van haar educatiewerking aan het gewenste doelpubliek op een efficiënte en effectieve manier communiceren?’. Het eerste luik van de onderzoeksvraag heeft tot doel gehad de tevredenheid over het huidige aanbod van de educatiewerking na te gaan. Vanuit Het Depot zelf is er de wens om meer in te zetten op talentontwikkeling en trajectbegeleiding, en om het hobbyisme in het muziekcentrum wat af te zwakken. Een vraag-gestuurd aanbod creëren met een sterke focus op workshops en ruimtes voor talentontwikkeling, beschouwen Kwanten en Delrue dan ook als een ideaal toekomstbeeld van de educatie. De online-survey die volledig werd ingevuld door 577 respondenten bracht de mening van participanten versus niet-participanten aan het licht. Participanten kenden een algemene tevredenheid over het aanbod van de activiteiten, over hun verwachtingen en over de omkadering ervan qua infrastructuur en andere noodzakelijke voorzieningen. De niet-participanten daarentegen waren niet noodzakelijk ontevredenheid over het aanbod, maar velen waren zich niet bewust van het feit dat Het Depot een muziekcentrum is en dus naast een concertwerking ook educatie aanbiedt. Op de stellingen die in de survey aan hen werden voorgelegd, werd dan ook vaak de keuze ‘niet van toepassing’ aangeduid omdat deze respondenten niet vertrouwd zijn met de educatie. Het Depot heeft echter de wens om meer te investeren in talentontwikkeling en trajectbegeleiding. Daarom wil het ook meer de focus leggen op muzikanten die (het 83
potentieel hebben om te) willen doorbreken. Kwanten zou dan ook van Het Depot een echt centrum willen maken waar muzikanten kunnen samenkomen, repeteren, brainstormen en werken. Volgens haar kan dit een ‘gat in de markt’ zijn aangezien zo’n centrum momenteel nog ontbreekt binnen de Leuvens scene en daarbuiten. Het muziekcentrum zal dus voor zichzelf duidelijk moeten maken welk aanbod aan activiteiten ze in de toekomst nog wil organiseren: ofwel geen instrumentlessen meer, maar meer ruimte voor trajectbegeleiding, ofwel een behoud van de instrumentlessen, maar amper ruimte voor trajectbegeleiding. Het tweede luik van de onderzoeksvraag peilde naar het doelpubliek dat met de educatiewerking bereikt wordt. Uit de online-survey bleek dat van de participanten slechts 19,5% actief is in de muzieksector, terwijl 80,5% enkel als hobby met muziek bezig is of helemaal niet actief is op muzikaal vlak. Bij de niet-participanten is de verhouding nog scherper aangezien 94,1% niet actief bezig is met muziek, hetgeen een verklaring kan zijn waarom ze nog niet hebben deelgenomen aan de educatiewerking van Het Depot. Wat voor beide categorieën opviel, is dat de vrijetijdsbesteding ‘muziek beluisteren’ het meest werd aangeduid, gevolgd door ‘naar concerten, theater en andere vormen van podiumkunsten gaan’. Uit de demografische gegevens van de respondenten kan er eerst en vooral geconcludeerd worden dat de participatiegraad het hoogst is bij mannen. Daaruit kan opgemaakt worden dat het aanbod misschien meer aansluit bij mannen dan bij vrouwen. De muziekwereld zelf kent voornamelijk een mannelijke dominantie, hetgeen ook een verklaring kan zijn. Ten tweede nemen aan de activiteiten hoofdzakelijk hogeropgeleiden deel. Dit sluit aan bij algemene bevindingen over onderzoek naar cultuurparticipatie (IJdens, 2012, p. 24). De leeftijdscategorie die het meeste voorkomt onder deelnemers aan de educatie zijn 25 tot 35 jarigen. Daarnaast kennen de instrumentlessen een hoger aantal studenten, terwijl de softwarecursussen meer deelnemers geboren in de jaren 1970 kent. Ten vierde is het merendeel van de respondenten woonachtig in en rond Leuven, tot een straal van 25 kilometer. Tot slot valt op dat zowel personen met als zonder kinderen deelnemen aan activiteiten van de educatiewerking. Alleenstaanden met kinderen zijn wel minder vlug geneigd om deel te nemen. Het derde en laatste luik van de centrale vraagstelling had betrekking op de communicatie en promotie die door Het Depot gevoerd wordt om het doelpubliek te bereiken. De participanten die de online-survey invulden, kennen een algemene 84
tevredenheid over de mate waarin er gecommuniceerd wordt en over de inhoud van de gevoerde communicatie en promotie. De website van Het Depot en de Popnieuwsbrief zijn de twee belangrijkste informatiekanalen waarlangs respondenten zich informeren en in de toekomst willen geïnformeerd worden. Daarnaast blijkt dat het grootste aandeel van de respondenten actief is op het sociale medium Facebook. Momenteel gebruikt Het Depot amper sociale media om activiteiten van de educatiewerking bekend te maken. Naar de toekomst toe zou er via dit medium een groot aandeel van haar doelpubliek bereikt kunnen worden. Dat zou ook haar communicatie meer interactief maken. Uit de enquête blijkt dat veel niet-participanten onder de respondenten niet op de hoogte zijn van de educatiewerking van Het Depot of dat ze niet weten dat Het Depot een muziekcentrum is en niet enkel een concertzaal. Dat gegeven maakt dat meer promotie toch op zijn plaats is. De zichtbaarheid van de educatiewerking moet in Het Depot zelf verhoogd worden zodat bezoekers weten dat er ook nog iets boven de concertzaal plaatsvindt. In Leuven zelf moet haar visibiliteit ook vergroot worden, onder meer door het verspreiden van affiches, brochures en flyers in scholen, campussen, (muziek)winkels, cafés en sportclubs.
Teruggrijpend naar de hypotheses die in de inleiding geformuleerd werden, kan eerst en vooral gesteld worden dat de workshops en softwarecursussen die Het Depot aanbiedt zich gedeeltelijk in een dal bevinden doordat er te weinig of verkeerde communicatie en promotie rond gevoerd wordt. Respondenten die reeds aan een workshop of cursus deelnamen, zijn in het algemeen tevreden over de mate waarin er door het muziekcentrum gecommuniceerd wordt. Daarentegen blijkt van respondenten die nog nooit hebben deelgenomen, dat zij vaak niet weten dat Het Depot ook een educatiewerking aanbiedt. Dat is een gevolg van het voeren van te weinig promotie en van te weinig zichtbaarheid in en rond Het Depot. Niet alleen de website – die regelmatig dient geüpdatet te worden – en de Popnieuwsbrief moeten als promotiekanalen dienen, maar ook sociale media en geprinte pers zoals advertenties in muziektijdschriften, brochures, posters en flyers moeten ingezet worden om de educatiewerking meer bekendheid te bezorgen. Het opkuisen van het abonneebestand van de Popnieuwsbrief kan een mogelijkheid zijn om het doelpubliek dat echt interesse heeft in de educatiewerking te kunnen bereiken. Momenteel worden ook nog
85
te veel hobbyisten bereikt met de activiteiten, waardoor de wens van Kwanten en Delrue om meer op talentontwikkeling in te zetten nog niet vervuld wordt. De tweede hypothese stelde dat er voor de educatiewerking een gebrek aan publieksinteresse is, waardoor er een lage participatiegraad is. Uit de online-survey blijkt dit grotendeels niet te kloppen. Respondenten van de online-survey die reeds hebben deelgenomen, zijn tevreden over het aanbod en hebben wel degelijk interesse voor de activiteiten aangezien ze er reeds aan participeerden. Voor de niet-participanten onder de respondenten gaf slechts één op vijf aan dat het aanbod hem/haar niet interesseert. Het merendeel van de respondenten antwoordde op de stellingen over het aanbod en de organisatie van de educatiewerking ‘niet van toepassing’. Dit gegeven kan te maken hebben met het feit dat deze respondenten niet op de hoogte zijn van de educatie van Het Depot en dus ook geen mening hebben over de verschillende aspecten ervan. Een oplossing om meer publieksinteresse te krijgen, is om interactievere en aantrekkelijkere promotie te voeren. Dat kan onder meer gedaan worden door het gebruik van sociale media, promofilmpjes voor workshops en beeldmateriaal van participanten tijdens een cursus, workshop of instrumentles. Zo krijgen potentiele participanten een duidelijker beeld over wat ze kunnen verwachten en geraken ze vlugger geïnteresseerd om ook effectief deel te nemen. Door meer te focussen op specifieke doelgroepen, zoals muzikanten of personen werkzaam in de muzieksector, die een grote interesse bezitten om zich te verdiepen in muziek gerelateerde onderwerpen, kan de opkomst bij de activiteiten ook vergroot worden. Een laatste hypothese poneerde dat de invulling van de workshops (inhoud, docent, tijdstip, bereikbaarheid, infrastructuur, etc.) niet (meer) aanslaat bij potentieel geïnteresseerden. Deze hypothese is zowel door participanten als door niet-participanten nagenoeg geheel ontkend geweest. Niet-participanten van de online-survey hebben in het algemeen op de stellingen met betrekking tot deze hypothese ‘niet van toepassing’ geantwoord omdat ze, zoals eerder vermeld, waarschijnlijk te weinig kennis hebben over de educatiewerking om zich erover uit te kunnen spreken. Daarnaast beoordeelden participanten de invulling van de workshops in het algemeen positief.
Bij de gegevens voor deze meesterproef is toch een kanttekening op zijn plaats. Een beperking van het onderzoek is het kleine aantal respondenten van de online-survey die 86
reeds hebben deelgenomen aan een activiteit van de educatiewerking (slechts 137 respondenten van de 577). Daarvan is het voor gemiddeld 35% al langer geleden dan de afgelopen twaalf maanden dat hij/zij heeft deelgenomen aan een activiteit van de educatie. Voor verder onderzoek over de educatiewerking van Het Depot kan het aangewezen zijn om een groter aantal participanten te bevragen over elk hun eigen ervaringen. Ook zou het afnemen van diepte-interviews of het organiseren van focusgroepen met respondenten van de online-survey een diepgaandere kijk kunnen geven op hun percepties en meningen.
87
Bibliografie 1. Bronnen DELRUE, K. en KWANTEN, L. (Leuven, 8 mei 2014). Interview met betrekking tot de educatiewerking van Het Depot. [Interview met Mahieu, I.] Docentenevaluatie in Het Depot (Leuven, 13 mei 2014). Kunstendecreet, 12 januari 2004. Muziekdecreet, 31 maart 1998.
2. Literatuur BAMFORD, A. (2007). Kwaliteit en consistentie. Kunst- en cultuureducatie in Vlaanderen. Brussel. COLBERT, F. (2007). Marketing culture and the arts, HEC Montreal. COULTER, M. & ROBBINS, S.P. (2012). Management. Amsterdam, Pearson Benelux. Cultuurnetwerk Nederland (2008). Kunsteducatie. Rapport gedeeld/verdeeld door de Commissie Onderwijs-cultuur. DE LAETER, D. et al (2008). Sociaal-cultureel en educatief werk. Het beleid in Vlaanderen. Een wegwijzer. Mechelen, Kluwer. De LAETER, D. en SLANGEN, N. (2012). Doeboek. Goesting geven op maat van het profiel van je publiek. Brussel, Politeia. DE PELSMACKER, P. (2013). ‘Marketing management’. In: SCHRAMME, A., VERBERGT, B., DE CORTE, D., DE PELSMACKER, P. e.a. (2013). Cultuurmanagement. De regels van de kunst. Leuven, Lannoo Campus, pp. 323-361. DE PELSMACKER, P. GEUENS, M. en VAN DEN BERGH, J. (2011). Marketing communicatie. Benelux, Pearson Education. DILLEMANS, R. en SCHRAMME, A. (2005). Wegwijs Cultuur. Leuven, Davidsfonds. EUROPESE COMMISSIE (2013). Special Eurobarometer 399. Cultural Access and Participation. 88
HAROUTOUNIAN, J. (2000). MusicLink: Nurturing talent and recognizing achievement. Arts education policy review, 101 (6), pp. 12-20. HOUTHOOFD, N. (2005). Strategisch management. Strijd om voorsprong. Gent, Academia Press. IJDENS, T. et al (2012). Jaarboek actieve cultuurparticipatie 2012. Doelen, middelen, effecten. Utrecht. INDEPENDENT RESEARCH SOLUTIONS (2013). Barriers to Participation in Culture, Arts and Leisure. Final Report, Colerain. JUVONEN, A., RUISMAKI, H. en LEHTONEN, K. (2012). Music education facing new challenges. Procedia – Social and Behavioral Sciences, 45, pp. 197-205. LIEVENS, J. en WAEGE, H. (2011). Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009. Leuven, Acco. LIEVENS, J. en WAEGE, H. (2011). Participatie in Vlaanderen 2. Eerste analyses van de participatiesurvey 2009, Leuven, Acco. LIEVENS, J. en WAEGE, H. (2011). Participatie in Vlaanderen: Highlights. Leuven, Acco. VERBERGT, B. (2013). Algemeen en strategisch management. In: Schramme, A, Verbergt, B., De Corte, D., De Pelsmacker, P. et al. (2013). Cultuurmanagement. De regels van de kunst. Leuven, Lannoo Campus, pp. 95-192. VERMEERSCH, L. en VANDENBROUCKE, A. (2011).
Veldtekening cultuureducatie.
Beschrijvende studie met evaluatieve SWOT-analyse. Leuven, HIVA-K.U. Leuven. VERMEERSCH, L. en VANDENBROUCKE, A. (2013). Schools and cultural organisations. Natural partners in art and cultural education (ACE)?. Procedia – Social and behavioral sciences, 116, pp. 1032-1039. VERSCHEURE, F. (2012). Muziekeducatie in beweging. Groepsgerichte muziekeducatie onder de loep, onuitgegeven eindverhandeling, Leuven. VOS, I. (2003). Cultuurparticipatie en maatschappelijk kwetsbare groepen. Brussel, Lannoo.
89
3. Digitale bronnen Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, Cultureel leren en cultuureducatie – Cultuur.
Geraadpleegd op 15 april 2014, http://www.cjsm.be/cultuur/themas/cultureel-leren-encultuureducatie. Frontview Magazine (2013), Talentontwikkeling in Het Depot: nieuwe artists in residence. Geraadpleegd
op
15
april
2014,
http://www.frontview-magazine.be/nl/nieuws/
talentontwikkeling-in-het-depot-nieuwe-artists-in-residence#.U00fMFfPssM.
90
Bijlagen Bijlage 1: Online-survey
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
Bijlage 2: Interview met Lieve Kwanten en Klaas Delrue I: Kunnen jullie wat meer vertellen over jezelf en over jullie functie bij Het Depot? K: Ja. Ik ben Klaas Delrue, muzikant, zanger, componist en songwriter. Maar ik ben ook halftijds verantwoordelijk voor de educatiewerking van Het Depot sinds juli. Ik doe dit werk heel graag en we hebben ons zeer goed geamuseerd. We gaan volgend jaar alles doen wat we nog niet gedaan hebben. L: Ik ben Lieve Kwanten en ik werk sinds dit concertseizoen voltijds in Het Depot. Daarnaast geef ik ook nog les in de middelbare school het Heilig Hartinstituut Heverlee. Ik ben vooral verantwoordelijk voor de combinatie educatie, tal van projecten die binnen komen en die vaak te maken hebben met talentontwikkeling, en ook nog voor het invullen van alle vrijwilligersposten. Het is ook voor mij mijn eerste jaar. Ik ben wel vanuit vrijwilliger gestart. Ik ken de werking al iets langer maar educatie is ook nieuw voor mij en is van seizoen tot seizoen nu een beetje aanpassen, bijsturen en leren. I: Kunnen jullie wat meer uitleg geven over de verschillende activiteiten van de educatiewerking? K: De educatiewerking bestaat grosso modo uit drie luiken. Zo zijn er de individuele instrumentlessen waar ook zang onder valt. Dat zit eigenlijk heel goed en dat zat altijd heel goed en dat zal altijd zo blijven denk ik. Dat is logistiek wel een grote job voor ons, maar dat loopt eigenlijk heel goed en we merken duidelijk dat we nog een doelgroep hebben die niet aan het slinken of aan het verdwijnen is. Integendeel, we vormen eigenlijk een gat in de markt naast het reguliere muziekonderwijs. Naast de instrumentlessen heb je de workshops. Dat is meer ad hoc, dat is elk seizoen anders. Een aantal workshops die goed lopen, komen wel terug. Daarnaast is het de bedoeling dat we vernieuwend zijn en dat we op maat workshops zelf bedenken en programmeren. Dat is een beetje het stuk waar het nu het eerste jaar het moeilijkst mee loopt omdat we toch een aantal serieuze fouten gemaakt hebben qua promo en aankondiging. Tot slot hebben we een derde luik: projecten. Daaronder vallen debatten, infoavonden, enzovoort. Zo hebben we er één per half seizoen. De tweede moet nog komen. Dat zijn momenten dat we als muziekcentrum een bepaald thema dat de ruime muziekwereld aangaat, proberen aan te kaarten. Dat is zeer goed gelukt met geluidsnormen voor nieuwjaar en volgende week gaat het iets kleinschaliger rond rechten en het digitale. L: Trajectbegeleiding valt ook nog onder de educatiewerking, zoals Open Mic, de artists in residence, Rockvonk, 45 Toeren, Popstoot. Daarbij gaat het om talent dat er massaal is in Vlaams-Brabant en verder daarbuiten podiumkansen en ondersteuning aan te bieden. Dat zit zeker ook nog onder ons groot luik. K: En dat loopt eigenlijk goed.
102
L: Ja, beter en beter. Dat is echt zelfs vorm aan het krijgen. K: Voor ons, als muziekcentrum, is het eigenlijk de natte droom om kruisbestuivingen te zoeken tussen de artists in residence die toch vaak in huis zijn en de andere educatieaspecten. Maar wat we nog niet zo goed weten is doen we de workshops voor de amateurs die dikwijls thuis in hun kamertje zitten en er niet van wakker liggen om een carrière te maken in de muziek of willen we met de workshops mikken op ambitieuze muzikanten die ergens een gat in hun repertoire willen vullen. Dat is naar volgend jaar toe een uitdaging om de twee proberen aan te bieden. I: Heeft Het Depot samenwerkingen of partnerschips met scholen, docenten, personen of andere culturele instellingen die workshops organiseren? K: We hebben met de PXL Hogeschool in Hasselt een samenwerking omdat zij een podium zochten om de bandprojecten van haar studenten te tonen. Dat is het eindproduct van een semester of een jaar waar studenten van de PXL aan bezig zijn geweest. Zij komen dat dan voorstellen als examenmoment. We gaan dit voor de eerste keer hier laten doorgaan. Zij deden dat vroeger in de MOD [Muziekodroom]. Maar door omstandigheden zijn ze op zoek moeten gaan naar een ander podium. Dit samenwerkingsverband kan wel structureel worden. L: Daar zijn zeker nog plannen rond, omdat ik met Gert – diegene die de bandprojects hier komt doen – heb afgesproken dat we naar volgend jaar toe met hun leerlingen, die vaak een workshop of PowerPoint moeten voorbereiden, gaan zien of daar nog mogelijkheden rond zijn dat zij dan hier ook die workshop eens komen geven of hun presentatie komen voorstellen. Zij hebben hier meer plaats om dat te kunnen geven en voor ons is het een aangename toevoeging. Daarnaast zijn we nu ook bezig geweest met een samenwerking met TRIX op te richten. Zodat we naar een uitwisseling kunnen gaan van workshops, bijvoorbeeld een workshop die bij hun werkt hier ook eens aanbieden en terug. Zodat we eigenlijk ook samen een beetje gaan brainstormen over wat werkt er en wat werkt er niet, wat gaan we aanbieden. Zo willen we meer input van verschillende mensen weten te krijgen. Aan de andere kant zijn er ook nog andere samenwerkingen. Omdat we de eerste keer vakantiekampen gaan organiseren, zijn er ook docenten die hier les hebben gegeven en mensen vanuit Poppunt waar we soms ook advies aan gaan vragen die ons bij de kampen gaan adviseren en helpen. We proberen die dingen wel te laten kruisbestuiven. Geert Maris, een van onze docenten gitaar, is ook degene die we als bandcoach gebruikt hebben bij de Faculty Stars. Faculty Stars is een project van de K.U. Leuven waar ze talent selecteren en hen eigenlijk ondersteuning geven om naar een podium toe te groeien. Geert Maris, een van onze docenten, is dan de bandcoach van een van de Faculty Stars. Dus ook met de K.U.L. werken we eigenlijk samen naar een trajectbegeleiding in talent, groot of klein. K: Er is ook structureel een overleg rond trajectbegeleiding tussen Poppunt, TRIX, MOD en Het Depot. Dat noemt Popoverleg. Daar wisselen alle muziekcentra hun ervaringen uit over 103
hun educatieve aanbod. Zo wisselen we artists in residence uit om hen podiumkansen te geven buiten de eigen provincie bijvoorbeeld. Onder trajectbegeleiding zit daar een gemeenschappelijk scenario in omdat Poppunt daar al jaren mee bezig is. Wij vinden dat maatwerk omdat je soms een band binnenkrijgt die muzikaal al klaar is om de studio in te trekken maar die zakelijk nog niets voor elkaar heeft. Soms heb je een band die drie liedjes hebben en zakelijk al alles voor elkaar hebben, terwijl dat dat misschien niet het beste plan is op dat moment. Mike neemt dat grotendeels voor zijn rekening, in overleg met ons. Als het er op aan komt, gaat hij wel babbelen met de groep. Dat doen we ook met onze eigen residents, maar ook meer en meer bij uitbreiding met groepen waarvan wij voelen dat er echt iets in zit of die op het punt staan om iets stoms te doen of juist niet. Daar krijgen we vanuit de provincie ook meer fondsen voor. Dat is voor ons eigenlijk ook het leukste aspect aan onze job. I: Welk publiek wordt momenteel reeds bereikt met de educatiewerking? K: Ik denk dat we nu toch 80% hobbyisten en amateurs bereiken en soms al eens een betere amateur met een softwarecursus. Voor de Ableton cursus zijn we wel redelijk zeker omdat we daar een heel goeie docent voor hebben met een goeie reputatie. L: Voorlopig zijn het hobbyisten want degene die meestal komen met al iets meer talent is op vraag. Als dat in ons aanbod past, proberen we dat te regelen. Het is eigenlijk nog heel veel gestuurd door ons waardoor het niet altijd een antwoord bied op waar dat jonge talenten vraag naar hebben. Dat is wel iets dat we nu willen bijsturen naar volgend jaar toe. Als we een vraag horen, dat we daar iemand voor gaan zoeken zodat we eigenlijk die 80% kunnen terugdrijven naar 60% amateur en 40% talentontwikkeling. Door Popoverleg en de samenwerkingen willen we echt ons meer richten op talentontwikkeling en niet gewoon meedraaien in het circuit van muziekscholen en muzieklessen. We zijn eigenlijk ook als je onze visietekst naleest voor degene die echt bezig zijn met muziek. Met ‘echt’ bedoelen we degene die er meer dan een hobby van willen maken of die het talent hebben om er meer als hobby mee bezig te zijn. Dat wil niet zeggen dat we dat niet belangrijk vinden dat mensen dat ook als hobby doen. K: Er zijn ook ambities op het Popoverleg om één van de grote bedreigingen, zowel voor software als voor gitaarworkshops, de online-tutorials creatief aan te pakken. Door de online-tutorials, die soms heel sterk zijn qua geluid, beeldkwaliteit en didactische waarde, is het moeilijk geworden om dat beter te gaan doen in groep. Ik bedoel mensen vinden online perfect wat ze zoeken. Maar wij hebben ook wel heel straffe muzikanten in Vlaanderen die misschien niet de vaardigheden bezitten om zo’n tutorials te maken, maar die wel de capaciteiten hebben. Ik reken daar zeker een jaar tussen om zelf met het Popoverleg zo’n tutorials te gaan aanbieden via een gemeenschappelijk platform. I: Wat is jullie visie op de educatiewerking of wat zou het voor jullie idealiter moeten inhouden? 104
L: Idealiter, lijk Klaas zojuist zei, hoop ik dat we meer en meer gaan kunnen inzetten op talentontwikkeling en dan ook iets meer vraag-gestuurd gaan kunnen werken, dat we voelen dat is een vraag en dat we iemand zoeken en binnenhalen om een workshop te geven. Zeker de jonge bands want er zijn nu tal van wedstrijden om aan mee te doen en die denken allemaal van ‘ik heb dat gewonnen en nu ben ik gelanceerd’. Maar eigenlijk voordat ze ergens contracten aangeboden krijgen, kunnen ze veel meer knowhow en kennis gegeven worden om hun eigen identiteit te vinden en dingen af te houden. Ze zouden eerst meer moeten groeien, voordat ze ergens vastzitten en doodbloeden. Ik hoop dat we daar meer en meer ons op kunnen richten. K: Als we moeten kiezen, want het liefst doe je dat er gewoon bij, moet je er ook personeel bijhebben. De overheid ondersteunt bijvoorbeeld ook niet de instrumentlessen, terwijl dat qua personeel een serieuze kluif vangt. Dus eigenlijk zouden we dat, als we egoïstisch mogen zijn, willen afstoten zodat we ruimte kunnen vrijmaken voor andere dingen. L: En dat we dan op vraag kunnen inspelen en op het moment zelf een workshop in elkaar steken. Zo hoeven we niet standaard tien lessen op eender welk niveau te organiseren. Voor mij is vooral het vraag-gestuurde belangrijk van ‘dit en dat komt niet aan bod en daar zit men met vragen’ en dat we gewoon op de vraag kunnen inspelen. K: Ik vind het absoluut interessant als we dat zouden kunnen blijven doen. In het hoofd van de mensen wordt het terecht ook geassocieerd met een popcentrum, zeker als je een educatieve afdeling hebt. Maar ik vind het eigenlijk idealiter dat we met onze logistiek al grotendeels ons deel doen. L: Voor mij is het idealiter, dat wil zeggen een droomscenario, dat er geen lessen zijn, maar dat we de lokalen ook als repetitiekoten kunnen gebruiken, bijvoorbeeld voor een workshop of voor een repetitie of voor een samenspel. En dat we dus niet meer vastzitten omdat iemand komt zingen. Dat is mijn ideaalbeeld. Omdat we daar heel veel vraag naar krijgen en we merken dat er veel honger naar is, maar we hebben de ruimte eigenlijk niet. Terwijl dat als we de ruimte hadden, we dat wel goed onderbouwd zouden kunnen aanbieden. Ik denk dat als ik vergelijk binnen het landschap van muziekeducatie waar dat de lessen onder vallen, er veel meer aanbod is naar waar je ergens muziekles kan gaan volgen dan dat er een centrum is waar dat je kan gaan werken, groeien, schrijven en repeteren. Daar zou ik het liefst Het Depot naartoe zien groeien. K: Voor ons is dat zeker, vanuit het beleid ook, de voorkeur. L: Ook moeten we eerlijk toegeven dat omwille van het feit dat we een VZW zijn, we een Raad van Bestuur hebben waaruit ze voorlopig het educatieluik heel belangrijk blijven vinden binnen het Leuvense beeld. Binnen de Raad van Bestuur deelt niet iedereen die mening. Daar is wat verdeeldheid over en zolang dat is, blijven de educatielessen er ook staan. De Raad van Bestuur heeft daar nog geen eenzijdige visie rond. Het is ook pas de laatste jaren dat dat zowat aan het groeien is dat trajectbegeleiding en talentontwikkeling. 105
K: Ik denk dat dat ook een noodzaak is omdat de eerste stappen voor een groep, onder andere door digitalisering en heel veel concours, veel gemakkelijker zijn geworden. Daardoor komen ze veel rapper in een zone waar de al te belangrijke beslissingen genomen worden zonder dat ze uitgeklaard worden. We moeten heel hard zien dat we geen nood creëren waar dat er geen is. Er is absoluut een noodzaak aan trajectbegeleiding en talentontwikkeling. L: Ook vanuit het feit dat het muzieklandschap aan het veranderen is, bijvoorbeeld platenmaatschappijen en labels gaan de laatste jaren heel anders om met jonge bands en jonge groepen dan dat ze vijf of tien jaar geleden deden. Tien jaar geleden konden ze nog veel meer leven van muziek en platen, denk ik, waardoor ze iets selectiever waren. Terwijl nu heb ik het gevoel dat sommige labels op alles en nog wat springen om in huis te halen en dan maar te zien waar dat ze eindigen. K: Ze vinden tegenwoordig zelfs nieuwe contracten en besprekingen uit om het kaf en het koren allemaal binnen te halen en dan pas te scheiden. L: Vroeger moest je eerst groeien en werken voordat … Terwijl nu wordt er niet gewerkt en krijg je iets. Werkt het niet, dan laten we je vallen en krijg je niets. K: Dat is eigenlijk wel een teken dat er iets te veel ongezonde economische druk zit op de muzieksector. L: Plus jonge bands, als we het verhaal dan omdraaien, hebben ook het idee dat bij het minste als ze drie nummers hebben dat ze dan aan eender welke rally moeten meedoen en als ze opgepikt worden dat ze kunnen beginnen en dat ze eigenlijk er bij wijze van spreken zijn. Ze denken heel rap dat hun plaatje gemaakt is als ze een ding gewonnen hebben. Het echte werken aan goede nummers enzovoort, dat beeld krijgen ze ook niet meer goed opgehangen omdat iedereen meteen opgepikt wordt. Ik vind het wel belangrijk dat talenten daarin begeleid worden zodat ze gemotiveerd blijven en niet dat ze de mismoed krijgen. Het zou een hele mooie droom zijn als je dat een klein beetje af en toe kunt wapenen zodat ze wel twee muren rond zich krijgen om te groeien, te wapenen en dan te knallen. Maar dat is dus idealiter, maar niet utopisch. Het is ook het eerste jaar dat het zo aan het groeien is. K: Maar dat vind ik absoluut het leukste van het jaar. Ik zit absoluut ook met een aantal minder leuke dingen en frustraties met betrekking tot de workshops. Maar de trajectbegeleiding vind ik echt iets dat ik niet verwacht had aan mijn job en zeker de coaching van de Rockvonk-finalisten. I: Wat vinden jullie dat er nog verbeterd kan worden naar de toekomst toe? L: Ik denk dat onze positionering in Het Depot als educatiecentrum eigenlijk niet aanwezig is in het grote muzieklandschap. Ik denk niet dat veel mensen weten dat wij daar ook mee bezig zijn. Dat blijft redelijk gebonden aan de mensen die ons al kennen en ik denk dat we 106
daartoe ook veel meer promo gaan moeten voeren. Voordat we dat kunnen doen, moeten we eigenlijk exact weten waar dat we staan in het landschap van educatie. Wat is hetgene dat we willen uitdragen? Wat is hetgene waar we voor willen staan? Willen we nog altijd aanbod-gestuurd of vraag-gestuurd werken? Wie zijn wij eigenlijk als educatie binnen de muziekwereld? Welke plaats nemen wij in? En niet zomaar ‘je kan bij ons voor van alles terecht’. Ik zou daar heel graag wat selectiever in zijn. K: Ik denk wel dat we de tussenstap gaan moeten maken van volgend jaar de frequentie op te drijven van het workshopgedeelte en toch nog één jaar alles doen om dan te kunnen zeggen van ‘dat is ons ding en dat is ondanks dat we het nu wel goed gedaan hebben toch niet ons ding’. We moeten eerst een jaar nog alles geven, om dan alles goed te kunnen beoordelen. Qua verbetering, wat Lieve zei, gaat het niet enkel om een nationale uitstraling maar ook hier [in Het Depot]. Hier komen duizenden mensen binnen waarvan dat er misschien maar 1% door ons toedoen ook meekrijgt dat er boven [op de educatieverdieping] ook van alles leeft. L: Ik denk dat het daarom ook niet slecht is dat we een namiddag uittrekken om samen te zitten en voor educatie een actieplan uitschrijven. Daarna kunnen we zien hoe we het kunnen inpassen in de werking hier. Zo krijgen wij binnen educatie ook een eigen zelfstandige werking. Dan kunnen we zeggen van P.A. gaat door, licht gaat door, en dat plannen we in die maand, en dat willen we daar, en we willen er zoveel uithalen. Zo kunnen wij eigenlijk een mini-bedrijfje in het geheel zijn met ook een visie. Dan denk ik dat we ook veel meer dingen kunnen aanbieden en soms doorduwen. Concertwerking blijft het hoofdblok, want dat is sowieso. Maar dat we daarnaast stevig op pijlers staan en niet zoals nu een aanhangsel zijn. Naar mijn persoonlijk gevoel is dat je hebt de concertwerking en de externe, en daarnaast valt ook nog de educatie. Als we daar af en toe goed mee goed in de media komen is dat belangrijk, maar voor de rest ‘laat dat maar lichtjes sudderen’. Ik vind dat heel frustrerend om te werken want we zijn daar heel veel mee bezig en als het soms niet loopt, dan krijgen we het wel. Maar zo gaan we het ook nooit in het landschap krijgen als het op zijn minst niet een beetje meer body krijgt. K: Het is ook een kwestie van dat er eigenlijk een tweede kader moet komen aan het onthaal waarop we aankondigen kunnen doen over de educatie. Dat hoeft dan nog niet noodzakelijk met uur en dag op, gewoon kort en krachtig. L: Ook zou er een kader buiten moeten komen waarop staat ‘Het Depot biedt aan…’. K: Daar moet dan, of op een betere plaats, standaard informatie aanwezig zijn over de educatie. Een brochure van vier tot acht bladzijden waarop de workshops met uur en dag instaan, zou ook een verbetering zijn. L: Dat vind ik ook. En ook op plaatsen waar mensen komen, lijk een jeugdhuis enzovoort, een affiche ophangen zodat ze zien wat wij aanbieden. Ook Poppunt moeten we meer gebruiken. 107
K: Maar ik denk dat we misschien wel nog als onderdeel van de brainstorm een soort van label moeten bedenken. L: ‘Popatelier’ bijvoorbeeld. K: ‘Educatie’ klinkt niet aantrekkelijk. ‘Pop en rockschool’ is ook zo belachelijk. ‘Popatelier’ is al beter dan ‘Educatie’, want dat is misschien iets waar mensen meer van weglopen. L: Dat is ook hetgeen dat ik wil zeggen met dat we eens moeten gaan samen zitten en dat we een actieplan voor volgend jaar moeten opstellen. Zodat we echt de aandachtspunten eens moeten opsommen die we aan Mike kunnen voorleggen. I: Kan volgens jullie een goed uitgedachte en goed lopende educatiewerking voor groei zorgen voor Het Depot? L: Ik geloof daar wel in, maar dan gaat dat vooral over het feit van dat er heel veel mensen zijn die naar onze educatieafdeling komen die via die weg ook Het Depot hebben leren kennen naar de concertwerking toe. Dus iemand die gitaar komt spelen en hier nog nooit naar een concert is geweest en hier na zijn les iets oppikt en zegt van ‘oh daar wil ik wel eens naartoe gaan’. Plus, ik kijk ook naar onze positionering als popcentrum binnen het muzieklandschap dat dat eigenlijk wel belangrijk is. Want als wij een sterke educatiewerking hebben of goeie workshops en een goeie trajectbegeleiding enzovoort, dan kan Het Depot ook een groter aanzien krijgen en wordt het sterker aanzien dan alleen maar een concertzaal. Want wij zijn een muziekcentrum, wat meer is als een concertzaal. Nu zijn wij vooral bekend als concertzaal, terwijl als we bijvoorbeeld denken aan TRIX en AB is dat naar mijn gevoel al een beetje dubbel. Ik denk dat we dat nog iets te weinig uitspelen. K: Qua imago en naambekendheid: absoluut ja. Maar qua opkomst voor de concerten gaat dat eerder omgekeerd zijn. Er gaat niet meer volk naar concerten komen. Qua reputatie en naambekendheid zeker wel. L: Naar mijn gevoel zien ze ons nu vooral als concertzaal en nog niet als muziekcentrum. Daardoor krijgt natuurlijk de concerttempel wel wat meer body om wat meer mensen aan te spreken.
108
Bijlage 3: Verklaring op woord van eer
Verklaring op woord van eer
Ik verklaar dat ik deze aan de Faculteit TEW ingediende masterproef zelfstandig en zonder hulp van andere dan de vermelde bronnen heb gemaakt. Ik bevestig dat de direct en indirect overgenomen informatie, instellingen en figuren uit andere bronnen als zodanig aangegeven zijn in overeenstemming met de richtlijnen over plagiaat in de masterproefbrochure. Ik bevestig dat dit werk origineel is, aan geen andere onderwijsinstelling werd aangeboden en nog niet werd gepubliceerd. Ik ben mij bewust van de implicaties van fraude zoals beschreven in artikel 18 van het onderwijs- en examenreglement van de Universiteit Antwerpen (ww.ua.ac.be/oer).
Datum ………………………………………………………………………………………….
Naam …………………………………………………………………………………………..
Handtekening……………………………………………………………………………….
109