Forensisch Psychiatrisch Centrum
Jaarverslag 2011
Forensisch Psychiatrisch Centrum
Jaarverslag 2011
3
VOORWOORD
2011 is een jaar waarin de complexe forensische zorg en Forensisch Psychiatrische Centrum (FPC) de Rooyse Wissel in het bijzonder, zich door zowel interne als externe invloeden opnieuw voor uitdagingen wisten gesteld. Deze uitdagingen zijn met beide handen aangegrepen. Juist ook in het belang van en met het oog op de zorg voor de patiënten. Er is gericht ingezet op inhoudelijke ontwikkelingen en de kwaliteit van de behandeling, het terugdringen van de behandelduur en het verder inrichten van zorgpaden. Het in 2010 ingezette herstel na een forse krimp is in 2011 doorgezet en gestabiliseerd. Innovatieve initiatieven zijn opgepakt en ingezet en de voortvarende start van de CONRISQ Groep waar de Rooyse Wissel deel van uitmaakt, heeft bij de ontwikkeling en het uitwerken van nieuwe en sterke initiatieven al haar meerwaarde bewezen. Groot belang wordt gehecht aan de keten in de zorg. De samenwerking met ketenpartners in den brede krijgt ook in 2011 steeds verder vorm en gestalte. De winst hiervan zal vooral op de langere termijn zichtbaar zijn. De nieuwe (DBBC-)financieringssystematiek heeft tot slot geresulteerd in het herinrichten van processen en systemen, waarmee in 2011 nog volop is geëxperimenteerd. Dat alle snel op de forensische psychiatrie afkomende ontwikkelingen niet hebben geleid tot een verlamming, getuigen de inspecties die de Rooyse Wissel in 2011 heeft mogen ontvangen. Zowel de certificerende instantie wat het kwaliteitsbeleid betreft als de Inspectie voor de Sanctietoepassing zijn in hun rapportages lovend over de stand van de organisatie, het enthousiasme van de medewerkers en haar veerkracht. Alle lof en waardering gaat dan ook uit naar de medewerkers van de Rooyse Wissel. Zonder hun onverminderd tomeloze inzet was het voorliggende resultaat niet mogelijk geweest. Het resultaat maakt ook dat de toekomst vol vertrouwen tegemoet wordt gezien.
Raad van Bestuur FPC de Rooyse Wissel
Drs. J.A.M.A. Venmans
Dr. A.A.G. Verwaaijen
R.C.M. Eggenhuizen
5
MISSIE FPC DE ROOYSE WISSEL
‘FPC de Rooyse Wissel is een particulier forensisch psychiatrisch centrum ter behandeling, zorg en/of verpleging van, forensisch psychiatrische patiënten met een beveiligd kader. FPC de Rooyse Wissel verleent ook ambulante zorg aan forensisch psychiatrische patiënten. Het doel van FPC de Rooyse Wissel is het tot maatschappelijk aanvaardbaar niveau terugbrengen van het delictgevaar, waardoor terugkeer of handhaving van de patiënt in de maatschappij mogelijk wordt. FPC de Rooyse Wissel heeft en verzamelt expertise op het gebied van forensische psychiatrische zorg en behandeling. Deze expertise wordt uitgewisseld en ten nutte gemaakt in de samenwerking met relevante partners.’
6
VISIE FPC DE ROOYSE WISSEL
FPC de Rooyse Wissel reduceert het recidiverisico tot op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau door.. ..een gezond werkklimaat waarbinnen we professionele medewerkers aantrekken, ontwikkelen en behouden, ..per patiënt een optimaal behandelaanbod gericht op het recidiverisico te bieden en de patiënt realistisch te betrekken bij zijn behandeling, ..goed intern en extern ketenmanagement om opeenvolgende behandelingen naadloos aan te laten sluiten, ..de maatschappij als een belangrijke klant / opdrachtgever te beschouwen, een optimale en menswaardige behandeling te realiseren gericht op het beperken dan wel beheersen van het recidiverisico en dit uit te dragen, ..een optimale kwalitatieve en kwantitatieve prestatie te realiseren tegen een zo laag mogelijke prijs door middel van een efficiënte en resultaatgerichte bedrijfsvoering.
7
1 INHOUDSOPGAVE
Leeswijzer Speerpunten ministerie van Veiligheid en Justitie Maatschappelijke Jaarverantwoording (MJV) ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS)
Deel I
Resultaatgebieden
10 11 12
17
HOOFDSTUK
1: 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
MEDEWERKERS Medewerkers Ziekteverzuim Mobiliteit Werving en Selectie Exit-gesprekken
19 19 20 20 20 21
HOOFDSTUK
2: 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
PATIËNTEN Patiënten ‘Sturen op behandeling’ en zorgprogrammering Behandelduur en doorlooptijden verlof Schemagerichte Cognitieve Therapie (SCT) Forensisch Psychiatrisch Toezicht Project Dwang en Drang Commissie Maatregelen FPC PPC Overmaze Vakgroepen
23 23 23 24 24 25 26 26 27 27
HOOFDSTUK
3: 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.5
KETENPARTNERS Ketenpartners Samenwerking met ketenpartners Academisering Onderzoek Onderwijs Diagnostiek en behandeling Samenwerking met Dichterbij Ketenpartneronderzoek
29 29 29 31 31 31 31 32 32
HOOFSTUK
4: 4.1 4.2 4.3
MAATSCHAPPIJ Maatschappij Interne communicatie Externe communicatie
33 33 33 33
HOOFDSTUK
5: 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.9.1 5.9.2
BESTUUR EN FINANCIERS Bestuur en Financiers Financiële resultaten De CONRISQ Groep Kwaliteit Melding Incidenten Patiëntenzorg (MIP) DBBC’s Kerngroep Veiligheid Inspecties 2011 Jaarafspraken ministerie van Veiligheid en Justitie Bezettingsgraad Instroom
34 34 34 34 35 36 36 36 37 37 37 38
8
5.9.3 5.9.4 5.9.5 5.9.6 5.9.7 5.9.8 5.9.9 5.9.10 5.9.11 5.9.12 5.10 5.11
Deel II
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
9
Doorstroom Uitstroom Ontvluchtingen Onttrekkingen Bijzonder voorval Beklag en beroep Geweldplegingen tussen patiënten Geweldplegingen tegen personeel Aantal recidiven tijdens uitvoering tbs-maatregel Gemiddelde behandelduur Prestatie-indicatoren doelmatigheid BIG beroepsregistratie
38 39 39 39 40 40 41 42 42 42 43 47
Financieel jaarverslag
55
Bijlagen
87
Verslag Raad van Toezicht Commissie van Toezicht Ondernemingsraad Patiëntenraad Jaarverslagen commissies Onderzoeken, publicaties & lezingen 2011 Ketenpartners Zichtbare Zorg
89 92 93 101 104 115 117 118
LEESWIJZER
Het jaarverslag bestaat uit drie delen: een toelichting op ontwikkelingen en resultaten, de jaarrekening en als derde een aantal bijlagen. − Het eerste deel geeft een beeld van de ontwikkelingen en resultaten ingedeeld volgens de resultaatgebieden van het INK-model: medewerkers, patiënten, maatschappij, ketenpartners en bestuur en financiers. − Het tweede deel omvat het financiële jaarverslag waarmee een beeld wordt gegeven van de baten en lasten over 2011, de activa en passiva per 31 december 2011 en de gehanteerde werkwijze in relatie tot de hierbij behorende wettelijke regelingen. − Tot slot is in het derde deel een aantal bijlagen opgenomen dat een terugkoppeling geeft van verschillende organen zoals de Raad van Toezicht, Patiëntenraad en Ondernemingsraad. Bijlage 8 bevat de prestatie-indicatoren Zichtbare Zorg. Voor de resultaten van Forensisch Psychiatrische Polikliniek de Horst (hierna: de Horst) wordt verwezen naar het separaat opgestelde jaarverslag van de Horst.
Addendum Enkele cijfers uit het jaarverslag 2011 van de Rooyse Wissel behoeven een correctie. Deze correctie betreft ‘mobiliteit personeel’ en ‘aantal patiënten doorgestroomd naar een GGZ-voorziening’.
Mobiliteit personeel In het jaarverslag werd een mobiliteit gerapporteerd van 16,86%. Na herberekening bleek dat er 53 medewerkers uit dienst zijn gegaan in 2011 (in plaats van 89). Dit betekent een mobiliteit van: 53/527,74 = 10,04%.
Aantal patiënten doorgestroomd naar een GGZ-voorziening In het jaarverslag werd gerapporteerd dat zes patiënten zijn doorgestroomd naar een GGZ-voorziening zoals een FPA, APZ of RIBW. Het daadwerkelijke aantal patiënten dat in 2011 is doorgestroomd naar een GGZ-voorziening bedraagt 18.
10
SPEERPUNTEN MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft haar kaders aangegeven in de Handleiding Planning & Control 2011 In deze handleiding worden de door het ministerie van Veiligheid en Justitie vastgestelde speerpunten voor het betreffende jaar beschreven. Met dit jaarverslag laat de Rooyse Wissel de resultaten zien met betrekking tot de speerpunten in de afgelopen periode. De Rooyse Wissel gebruikt voor het jaarverslag een vast format dat aansluit op de INK-methodiek. De speerpunten zijn hier niet op volgorde in opgenomen. In het onderstaande overzicht staat vermeld in welk deel van het jaarverslag de verschillende punten worden verantwoord.
Speerpunt
Beschreven in:
Registratie recidive Ketensamenwerking ter verbetering van de door- en uitstroom Continuïteit van zorg na afloop van het strafrechtelijk kader Kwaliteitsverbetering van de geboden zorg
Hoofdstuk 2 & paragraaf 5.9.11 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 2 & 3 Hoofdstuk 2 & vanaf paragraaf 5.4
11
MAATSCHAPPELIJKE JAARVERANTWOORDING (MJV) MINISTERIE VWS Dit jaarverslag is tevens het maatschappelijk verslag van de maatschappelijke jaarverantwoording voor het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Zorginstellingen moeten elk jaar verantwoording afleggen over de manier waarop zij hun geld besteden. Die verantwoording leggen zij af in het Jaardocument zorginstellingen dat bestaat uit drie onderdelen waarvan het maatschappelijk verslag er één is. De wijze waarop en de volgorde waarin de onderwerpen worden besproken in dit maatschappelijk verslag zijn vrij, maar elke instelling is wel verplicht over bepaalde aspecten verantwoording af te leggen. Ter verduidelijking wordt hier weergegeven in welke hoofdstukken en paragrafen de desbetreffende verplichte onderwerpen zijn beschreven. Onderdelen die verplicht zijn en niet in het jaarverslag beschreven worden, zijn aansluitend aan het onderwerpenoverzicht beschreven. Onderwerp
Beschreven in:
Uitgangspunten van de verslaggeving
Zie leeswijzer, voorwoord & zie beneden
Profiel van de organisatie Algemene identificatiegegevens
Zie beneden
Structuur van het concern
Zie beneden
Kerngegevens: Kernactiviteiten en nadere typering
Zie beneden en zie paragraaf 5.9
Patiënten, capaciteit, productie, personeel
Zie hoofdstuk 1, 2 en 5 (met name paragraaf 5.9)
Werkgebieden
Zie hoofdstuk 2 en jaarverslag FPP de Horst
Samenwerkingsrelaties
Zie hoofdstuk 3
Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap Normen voor goed bestuur
Zie beneden
Raad van Bestuur
Zie beneden. Voor bezoldiging zie jaarrekening
Toezichthouders
Zie jaarrekening en bijlage 1
Bedrijfsvoering
Zie beneden. Zie hoofdstuk 5, jaarrekening en bijlage 1
Cliëntenraad
Zie bijlage 4
Ondernemingsraad
Zie bijlage 3
Beleid, inspanningen en prestaties Meerjarenbeleid
Zie beneden
Algemeen beleid verslagjaar
Verweven door heel jaarverslag
Algemeen kwaliteitsbeleid
Zie hoofdstuk 5
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van patiënten; Kwaliteit van zorg
Zie bijlage 8 en hoofdstuk 5 (m.n. paragraaf 5.4, 5.5, 5.9 en 5.10)
Klachten
Zie paragraaf 5.9.8 & bijlage 2)
Kwaliteit ten aanzien van medewerkers: Zie hoofdstuk 1
Personeelsbeleid Kwaliteit van werk
Zie hoofdstuk 1 en arbojaarverslag in bijlage
Samenleving en belanghebbenden
Zie hoofdstuk 4
Financieel beleid
Zie jaarrekening
Separate regeling voor FPC’s
Verweven door heel jaarverslag
12
Algemene identificatiegegevens Naam verslagleggende rechtspersoon Adres Postcode Plaats Telefoonnummer KvKnummer E-mailadres Internetpagina
Stichting FPI de Rooyse Wissel Wanssumseweg 12a 5807 EA Venray (0478) 63 52 00 41064747
[email protected] www.derooysewissel.nl
Sinds 1 januari 2010 is de Rooyse Wissel ondergebracht in een holding. Sinds 1 januari 2011 is de naam van deze holding: CONRISQ Groep.
Structuur van Stichting de Rooyse Wissel De Rooyse Wissel is een particuliere kliniek. Dat wil zeggen dat het beheer, de exploitatie en het behandelbeleid verantwoordelijkheden zijn van het bestuur van de Stichting FPI de Rooyse Wissel. Het belangrijkste verschil met rijksinstellingen is dat in de rijksinstelling zowel de executie van de tbs-maatregel, als de exploitatie van de kliniek waar de maatregel ten uitvoer wordt gelegd in handen ligt van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Vanaf 1 januari 2010 zijn de Stichting Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring, Stichting orthopedagogisch Centrum Ottho Gerhard Heldring, Stichting FPC de Rooyse Wissel en Stichting de Lingeburght ondergebracht in de holding CONRISQ Groep. Deze holdingstichting is als rechtspersoon de bestuurder van de verschillende dochterstichtingen. De dochterstichtingen hebben allen hun eigen rechtsvorm (stichting). In 2011 was er sprake van een tweehoofdige Raad van Bestuur. Statutair is vastgelegd dat de Raad van Toezicht van Stichting CONRISQ Groep conform de Zorgbrede Governance Code het toezicht uitoefent op de holdingstichting en de tot het concern behorende dochterstichtingen waaronder de Rooyse Wissel. De CONRISQ Groep is het resultaat van een intensief samenwerkingstraject dat is opgezet met als doel: het samenbrengen van expertise over behandeling van de moeilijkste doelgroep gericht op preventieve interventie, verhoging van de kwaliteit, een effectieve inzet van de middelen en een verbetering van de marktpositie. Inmiddels is per 1 januari 2012 Stichting Bijzonder Jeugdwerk Brabant (BJ Brabant) als dochterstichting toegetreden tot de holdingstichting CONRISQ Groep. Daarmee wordt voor de CONRISQ Groep de keten in de omringende regio’s en de jeugd-tak binnen de holding versterkt. In het geval van de Rooyse Wissel is er sprake van een ‘klant-leverancier’ relatie met het ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij contractueel is vastgelegd welke diensten door de kliniek geleverd moeten worden ten behoeve van de behandeling en verzorging van de tbs-patiënten. Hieronder wordt het organogram van de organisatie weergegeven. De Ondernemingsraad, klachtencommissies en patiëntenraad zijn niet in dit organogram opgenomen.
13
Raad van Toezicht
Raad van Bestuur Secretaris Raad van Bestuur
Locatie Venray dfafd
Locatiedirecteur Informatie & Behandeing & Automatisering Zorg
Stafbureau
Wetenschappelijk onderzoek
Locatiedirectie Organisatie
Control
Locatie Maastricht
Locatiedirecteur Behandeing & Zorg
Locatiedirectie Organisatie
Cluster Voorwaarde Scheppende Afdelingen
Clustermanager VSA
Informatie & Automatisering
Psychiatrie
Isis 1+2
Wetenschappelijk onderzoek Aswan 1+2
Financiën
Facilitair
Cheops 1+2
Gizeh 1+2
Secretariaat & Behandel rapportage
Siwa 1+2
Horus 1+2
Personeel & Opleidingen
Sfinx 1+2
Luxor 1+2
de Nijl
Pharos/de Horst
Chepri 2
Cluster behandeling, Zorg & Dagbesteding
Therapeutische Dienst
Tijdsbesteding Leren & Werk
Medische Dienst
In Maastricht is eind 2009 gestart met locatie Overmaze. Hieronder valt deels het Penitentiair Psychiatrisch Centrum en deels FPC de Rooyse Wissel Dit is een nauwe samenwerking tussen de Rooyse Wissel en Ministerie van Justitie. OR, klachtencommissies en patiëntenraad zijn niet in organogram opgenomen. De organisatie bestaat naast de Raad van Bestuur, Stafbureau en Control uit het cluster Voorwaarden Scheppende Afdelingen en de behandelafdelingen van beide locaties. De organisatie heeft een locatie in Venray en in Maastricht en voor elke locatie is een locatiedirectie aangesteld. De locatiedirectie Venray stuurt tevens FPP de Horst en het cluster Behandeling, Zorg en Dagbesteding aan. Binnen locatie Maastricht is eind 2009 een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) gestart. Dit is een nauwe samenwerking tussen de Rooyse Wissel en DJI. Het PPC wordt formeel aangestuurd door PI LimburgZuid. De Rooyse Wissel levert de inhoudelijke behandelingsexpertise en voert de behandelingen uit. Voor de gegevens die ingevuld moeten worden in het digitale systeem van de Maatschappelijke Jaarverantwoording (digiMV) wordt polikliniek de Horst als een apart segment beschouwd. Tevens is er een geheel apart jaarverslag voor de Horst opgesteld. Voor meer informatie over onder meer de medezeggenschap binnen de Rooyse Wissel zie bijlagen 1 tot en met 5 en hoofdstuk 2 ‘Patiënten’.
Kernactiviteiten en nadere typering De Rooyse Wissel is een particulier forensisch psychiatrisch instituut ter verpleging en/of behandeling van, overwegend, tbs-patiënten binnen een beveiligd kader (typering Geestelijke Gezondheidszorg – Forensische Zorg). Het doel van de Rooyse Wissel is het tot maatschappelijk aanvaardbaar niveau terugbrengen van het delictgevaar, met als streven terugkeer of handhaving van de patiënt in de maatschappij. De Rooyse Wissel staat tevens voor het verlenen van ambulante zorg aan forensisch psychiatrische patiënten en het, in samenwerking met relevante partners, uitwisselen en verzamelen van expertise. Polikliniek de Horst maakt deel uit van de Rooyse Wissel. Ten slotte levert de Rooyse Wissel behandelinhoudelijke kennis ten behoeve van de zorg en behandeling van patiënten die opgenomen zijn in het Penitentiaire Psychiatrisch Centrum Overmaze.
14
Normen van goed bestuur Ook in 2011 conformeren de Raad van Toezicht (van de CONRISQ Groep) en de Raad van Bestuur van de Rooyse Wissel zich aan de principes van de Zorgbrede Governancecode (Health Care Governance). Belangrijke aspecten hierbij zijn onafhankelijkheid van de Raad en haar leden, kritische en eigen oordeelsvorming, voorkomen van belangenverstrengeling, optreden naar buiten als een team en maatschappelijke betrokkenheid. Klachtgerechtigde partijen (zoals Ondernemingsraad en Patiëntenraad) kunnen zich, in geval zij van mening zijn dat de Rooyse Wissel zich niet conform de Zorgbrede Governancecode gedraagt, wenden tot de Stichting Scheidsgerecht Gezondheidszorg i.c. de Governancecommissie. De Governancecommissie doet alsdan een gezaghebbende, maar niet bindende, juridische uitspraak.
Raad van Bestuur Met ingang van 1 januari 2010 wordt de Rooyse Wissel bestuurd door de CONRISQ Groep. In 2011 bestaat de Raad van Bestuur uit mevrouw dr. A.A.G. Verwaaijen (zorginhoudelijke portefeuille) en mevrouw drs. J.A.M.A. Venmans (voorzitter Raad van Bestuur). De Raad van Bestuur werkt volgens een Reglement dat de Raad van Bestuur heeft vastgesteld ná voorafgaande goedkeuring door de Raad van Toezicht van de CONRISQ Groep. De kernelementen die daarin staan beschreven zijn onder andere de specifieke verantwoordelijkheden van de bestuurders, de taken bij het besturen, de verdeling van taken, hoe verantwoording wordt afgelegd, de wijze van informeren van onder meer de Raad van Toezicht, de wijze van vergaderen en zo meer. Wat betreft de bezoldiging; de leden van de Raad van Bestuur worden conform de adviesregeling van de NVZD gehonoreerd voor de uitoefening van hun functie.
Bedrijfsvoering De bedrijfsvoering is gericht op stabiliteit en continuïteit. Kansen en bedreigingen worden met het oog op en in het belang van risicomanagement tenminste jaarlijks geïdentificeerd, geanalyseerd en geprioriteerd. Bij het beschrijven van mogelijke ‘scenario’s’ wordt de kans van optreden beoordeeld met de daar bij behorende risico’s. Zo nodig worden tegenmaatregelen genomen, welke het risico kunnen voorkomen of verminderen. Maatregelen worden gemonitord en zo nodig bijgesteld, evenals de verschillende scenario’s. Periodiek wordt de interne organisatie geëvalueerd, evenals het effect van de behandeling. Daarbij worden o.a. in ogenschouw genomen de competenties van de medewerkers, de kwaliteit van de behandeling, de innovatiekracht, het imago van de organisatie en de kostenstructuur. De interne planning en controlcyclus is bovendien vastgelegd en geborgd. Interne processen zijn beschreven en worden periodiek zowel in- als extern geaudit. In 2011 is bovendien gestart met het uitvoeren van prospectieve risicoinventarisaties. Risicovolle processen worden volgens een efficiënte systematiek onderzocht op een mogelijk falen, opdat op voorhand maatregelen kunnen worden genomen om dit falen te voorkomen. In 2011 is voorts in het bijzonder ingezet op de verdere implementatie van DBBC met bijzondere aandacht voor passende risicobeheersings- en controlesystemen. Hiertoe is naast een aanscherping van de administratieve organisatie en de interne controle (AO/IC) een zogeheten dashboard ontwikkeld dat relevante managementinformatie genereert. Voornoemde onderwerpen maken deel uit van het agenda met het toezichthoudend orgaan van de organisatie.
Meerjarenbeleid Het langeretermijnbeleid is naast innovatie en academisering gericht op een verdere versteviging van het therapeutisch behandelklimaat in alle fasen van de (verkorte) behandeling, naast een herinrichting van het behandelproces met passende en vloeiende door- en uitstroommogelijkheden. Daarnaast zal de komende jaren worden ingezet op behoud en flexibilisering van de capaciteit en een uitbreiding van het ambulante behandel- en zorgaanbod. Specialistische kennis
15
vanuit de verschillende sectoren en stichtingen die deel uitmaken van de CONRISQ Groep wordt integraal ingezet voor de kwetsbare patiënt met complexe psychiatrische problematiek en/of een (ortho)pedagogische zorgvraag. Een breed en geïntegreerd, innovatief en specialistisch zorgaanbod wordt geboden met respect voor de patiënt en met zorg voor de veiligheidsbeleving van burgers. Veel belang wordt gehecht aan resultaat en effectiviteit, naast samenwerking in de keten en een verantwoorde exploitatie.
16
DEEL I RESULTAATGEBIEDEN
17 7
18
1 MEDEWERKERS
Management van Medewerkers
Medewerkers
Patiënt
Management van Processen
Strategie en Beleid
Leiderschap
Ketenpartners Management van Middelen
Bestuur & Financiers
Maatschappij
Verbeteren en vernieuwen (re-act en pro-act)
1.1
Medewerkers De Rooyse Wissel wil een goede werkgever zijn om daarmee professionele medewerkers aan te trekken en hen te binden, te boeien en te behouden voor de organisatie. Medewerkers worden zoveel mogelijk betrokken bij de ontwikkelingen van de organisatie. Daarnaast biedt de Rooyse Wissel medewerkers de gelegenheid om hun competenties verder te ontwikkelen. Competentiemanagement vormt binnen de Rooyse Wissel de grondslag voor een zorgvuldig wervings- en selectiebeleid, een beoordelings- en functioneringsgesprekkensysteem, persoonlijke ontwikkeling en het opleidingsbeleid. Op het gebied van opleidingen zijn in 2011 de noodzakelijke basistrainingen uitgevoerd. Ook de Bedrijfshulpverleners (BHV’ers) voldoen aan hun scholingseis. Voor de medewerkers die BIG-diensten draaien, is in het kader van de BIG-herregistratie gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw scholingstraject. Dit is in 2011 van start gegaan en de controle hiervan is ingebed binnen de organisatie. Zie ook paragraaf 5.11 van dit jaarverslag Voor de Rooyse Wissel is het belangrijk dat medewerkers de werksfeer als prettig ervaren, voldoende waardering krijgen voor hun werk en een goede balans tussen belasting en uitdaging kunnen bewerkstelligen.
1.2
Ziekteverzuim Het gemiddelde verzuimpercentage over 2011 bedroeg op 31 december 2011 6,3%. Dit is een stijging ten opzichte van het gemiddelde verzuimpercentage van 4,79% over 2010. Deze stijging wordt in het bijzonder veroorzaakt door een toename van het langdurig verzuim. Het langdurig verzuim is gezien zware fysieke ziekten niet of nauwelijks beïnvloedbaar. Ook landelijk is binnen de GGZ een stijging van het verzuimpercentage te zien. Periode
Landelijk gemiddelde GGZ 2010
Landelijk gemiddelde
De Rooyse Wissel (excl. zwangerschap) 2010
De Rooyse Wissel (excl. zwangerschap) 2011
GGZ 2011 kort
lang
Kort*
Midden lang**
lang**
1e kwartaal
5,47%
6,07
3,21%
1,96%
2,04
1,65
2,96
2 kwartaal
4,59%
4,88
2,33%
2,58%
0,89
1,36
3,28
3e kwartaal
4,02%
4,50
2,12%
1,90%
0,88
1,14
3,65
4 kwartaal
5,50%
5,22
3,20%
1,80%
1,46
1,80
3,63
e
e
Totaal de Rooyse Wissel * kort verzuim is tot 8 dagen ** middellang verzuim is tot 43 dagen *** lang verzuim is langer dan 43 dagen
19
4,79 %
6,30%
De verzuimfrequentie is verlaagd ten opzichte van 2010, en sluit nagenoeg aan bij het landelijk gemiddelde binnen de GGZ. Overzicht van verzuimfrequentie Jaar
Landelijk gemiddelde GGZ
De Rooyse Wissel
2006
1,59
1,75
2007
1,56
1,79
2008
1,56
1,85
2009
1,49
1,82
2010
1,60
1,71
2011
1,35
1,36
De afdeling P&O heeft in samenspraak met de direct leidinggevenden continu aandacht voor verzuim. Zo vinden er frequent verzuimgesprekken plaats op moment dat een medewerker zich voor de derde keer in twaalf maanden ziek meldt, vinden er re-integratiegesprekken plaats en wordt de bedrijfsarts ingezet om de belastbaarheid in eigen werk of aangepast werk te beoordelen. Ook wordt aandacht besteed aan preventie van verzuim door alert te zijn op signalen van medewerkers. Voorts is er nav oplopende verzuimcijfers een instituutsbrede verzuim en verloop conferentie gehouden met als voornaamste resultaat implementatie van een heel directe verzuim/verloop aanpak in de schoot van de teams onder leiding van de afdelingshoofden. Kern van de aanpak is gelegen in het pro-actief aanpakken van verzuim en verloop veroorzakende factoren binnen de teams.
1.3
Mobiliteit In 2011 zijn 89 medewerkers uit dienst gegaan ten opzichte van een gemiddeld totaal aantal medewerkers van 527,74. Dit betekent een mobiliteit van 16,86%. De doelstelling voor deze prestatie-indicator voor 2011 van <18% en is hiermee behaald. Een trend is gelet op de effecten van de capaciteitsreductie in 2010 niet aan te geven. In 2011 is sprake van naijleffecten.
1.4
Werving en Selectie De Rooyse Wissel streeft ernaar een kwalitatieve en een kwantitatieve personeelsbezetting te realiseren. Het aantal vacatures ten opzichte van 2010 is gegroeid in het verslagjaar. Dit heeft te maken met een structureel hoger aantal patiënten binnen de kliniek dan het aantal waarvan in de interne begroting voorzichtigheidshalve is uitgegaan. In 2010 waren er 38 vacatures (exclusief sociotherapie) en zijn er 34 vacatures ingevuld. In 2011 waren er 47 vacatures (exclusief sociotherapie). Hiervan zijn er 8 intern en 34 extern ingevuld. Vijf vacatures zijn vooralsnog niet ingevuld. In 2010 zijn er 56 sociotherapeuten aangenomen en in 2011 67 sociotherapeuten. Binnen FPC Overmaze in Maastricht zijn gewenste (ideale) teamprofielen opgesteld. Het gaat hierbij om de man-/ vrouwverhouding, leeftijdsopbouw, opleidingsachtergrond, werkervaring en contractgrootte. De gewenste teamprofielen zijn daarna vergeleken met de werkelijke situatie. Deze vergelijking is een bruikbaar sturingsinstrument geworden dat ingezet wordt bij de werving en selectie, maar ook bij interne verschuivingen. Eind 2011 is geconstateerd dat er met betrekking tot de gemiddelde leeftijd van teams, werkervaring en opleidingsachtergrond een positieve beweging naar het gewenste teamprofiel heeft plaatsgevonden. Afdeling Aswan m.n. heeft een SWOT-analyse toegepast op het functioneren van het team, waardoor gericht aan versterking kan worden gewerkt (o.a. voor werving en selectie). Ter voorbereiding op een audit hebben teams sterke punten en verbeterpunten geïnventariseerd.
20
1.5
Exit-gesprekken Sinds januari 2004 wordt in principe met iedere medewerker die uit dienst gaat een exitgesprek gehouden. Door deze gesprekken te voeren, kan worden geïnventariseerd waarom medewerkers uit dienst gaan. Ook kunnen eventuele knelpunten in het uitoefenen van de functies binnen de Rooyse Wissel in kaart worden gebracht. In 2011 gingen 89 medewerkers uit dienst; 63 van hen vulden een exitformulier in. Onder deze 63 medewerkers die een exitformulier invulden, waren 22 sociotherapeuten (35%). In de exitevaluatie van 2011 wordt onderscheid gemaakt tussen medewerkers die op eigen initiatief de organisatie hebben verlaten en medewerkers die op verzoek van de Rooyse Wissel de organisatie hebben verlaten. De verdeling is als volgt: Wijze van uitdiensttreding
Aantal
Op verzoek van de Rooyse Wissel
11
Op eigen initiatief
52
Totaal
63
Uit de exitformulieren kwamen de volgende hoofdredenen voor het vertrek naar voren: Hoofdreden vertrek:
Aantal
Persoonlijke omstandigheden
3
Arbeidsvoorwaarden (primair of secundair)
1
Onvoldoende doorgroeimogelijkheden
8
Werkomstandigheden
5
Functie beviel niet meer
4
Verbetering positie
4
Reisafstand
5
Op verzoek de Rooyse Wissel
11
Toekomstige functie past beter bij mij
8
Anders, namelijk:
14
Totaal
63
In onderstaande figuur zijn per hoofdreden de percentages weergegeven. Het betreft de hoofdreden van mensen die op eigen initiatief de Rooyse Wissel hebben verlaten. De hoofdreden van vertrek op verzoek van de Rooyse Wissel is in de tabel niet weergegeven. De gegevens zijn dus gebaseerd op 52 van de 63 ingevulde exitformulieren. Hoofdreden vertrek Anders, namelijk:
26,92%
Toekomstige functie past beter bij mij
15,38%
Reisafstand
9,62%
Verbetering positie
7,69%
Functie beviel niet meer
7,69% 9,62%
Werkomstandigheden Onvoldoende doorgroeimogelijkheden Arbeidsvoorwaarden (primair of secundair) Persoonlijke omstandigheden
21
15,38% 1,92% 5,77% 0,00% 5,00% 10,00%
15,00%
20,00%
25,00%
30,00%
De categorie ‘anders’ scoort hoog met ruim 25%. Ook de categorie ‘toekomstige functie past beter bij mij’ en ‘Onvoldoende doorgroeimogelijkheden’ scoren hoog met 15%. In de categorie ‘Anders’ worden verschillende redenen voor het vertrek genoemd waaronder ‘op zoek naar een nieuwe uitdaging’. De voornaamste positieve ervaringen van de vertrekkende medewerkers hebben betrekking op de omgang met collega’s en de doelgroep van de Rooyse Wissel. Ook geven de medewerkers aan veel geleerd te hebben binnen deze organisatie. Daarnaast wordt ook de sfeer binnen de organisatie regelmatig genoemd als positieve ervaring. De meest genoemde negatieve ervaringen zijn het hoge verloop onder collega’s en de manier van leidinggeven. Ook een te hoge werkdruk wordt regelmatig als negatieve ervaring genoemd.
22
2 PATIËNTEN
Management van Medewerkers
Leiderschap
Medewerkers
Patiënt
Management van Processen
Strategie en Beleid
Ketenpartners Management van Middelen
Bestuur & Financiers
Maatschappij
Verbeteren en vernieuwen (re-act en pro-act)
2.1
Patiënten Refererend aan de missie is het de primaire taak van de Rooyse Wissel om door de behandeling het recidiverisico zodanig te verminderen, dat patiënten verantwoord kunnen terugkeren in de maatschappij. Dit moet de organisatie zo snel en adequaat mogelijk realiseren. Patiënten hebben voorafgaand en gedurende de behandeling recht op een reëel beeld van wat de behandeling voor hen inhoudt. Alle activiteiten van de organisatie zijn gericht op optimale kwalitatieve en kwantitatieve zorg en behandeling. De Rooyse Wissel streeft naar een zo groot mogelijke realistische participatie van patiënten bij hun behandeling. Een mede door de patiënt gedragen behandeltraject kent een betere prognose dan wanneer dit niet het geval is. Dit gebeurt onder andere door patiënten gedeeltelijk aanwezig te laten zijn bij behandelplanbesprekingen. Verder is er ook een netwerkraad actief. Zie voor het verslag van de patiëntenraad bijlage 4.
2.2
‘Sturen op behandeling’ en zorgprogrammering In 2011 hebben zich op het gebied van zorgprogrammering verschillende ontwikkelingen voorgedaan. Zoals gesteld in het jaarplan 2011 dragen de zorgprogramma’s bij aan het verminderen van het recidiverisico. Een belangrijk meetinstrument hiervoor zijn de risicotaxatieinstrumenten. De Rooyse Wissel hanteert naast de SVR-20 de HCR-20. Een HCR-20 mag niet ouder zijn dan een jaar. Elke patiënt kent een actuele HCR-20. In 2011 is hier extra aandacht aan besteed. Alle metingen worden opgenomen in de Landelijke Databank Risicotaxatie tbs, waaraan alle klinieken deelnemen. Met de database kan grootschaliger en nauwkeuriger wetenschappelijk onderzoek worden uitgevoerd met als doel: leren en verbeteren van de bestaande praktijk op het gebied van risicotaxatie. Aansluiting DBBC’s Elke patiënt is in 2011 gediagnosticeerd en op basis daarvan ingedeeld in een zorgprogramma. Het tijdig stellen van een juiste diagnose wordt gevolgd via de registratie van alle patiënten in het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Afwijkingen worden ter correctie aangeboden aan de Hoofden Behandeling. De achterstanden die in 2010 zijn geconstateerd in de registratie in het EPD, zijn in 2011 ingelopen. Ook is een stap gezet in het registreren van declarabele tijd van de behandelaren. Maandelijks worden productieoverzichten gemaakt van de behandelaren die hun tijd registreren. Deze overzichten worden gebruikt bij hun aansturing. Het genereren van betrouwbare managementinformatie is een belangrijk aandachtpunt geweest in 2011 en blijft dit ook in 2012. Dit is nog niet geheel gelukt. De gemiddelde declarabele tijd (het aantal directe patiënt contacten plus het aantal indirecte patiëntcontacten) per behandelaar ligt op ongeveer 65%, terwijl de norm 80% is van de netto beschikbare tijd. Dat deze norm niet is gehaald, is voor een belangrijke deel een administratief probleem en voor een veel minder belangrijk deel een productiviteitsprobleem. Eind 2011 zijn de nodige maatregelen genomen om dit administratieve probleem op te lossen. Het is de verwachting dat het administratieve probleem in de eerste helft van 2012 is opgelost.
23
Wachtlijstbeheer Het wachtlijstbeheer heeft veel aandacht gehad in 2011, daar wachtdagen opliepen en omdat in de registratie ‘vervuiling’ bleek te zijn opgetreden. Hiervoor zijn drie oorzaken aan te wijzen: 1. Er staan patiënten op de wachtlijst die feitelijk niet beschikbaar zijn voor therapie, omdat ze bijvoorbeeld in de separeer zitten of omdat ze eerst een andere module moeten volgen. 2. Therapiegroepen kunnen niet worden opgestart, omdat het aantal deelnemers te gering is. Patiënten blijven dan wel op de wachtlijst staan. 3. Er zijn niet voldoende en juiste medewerkers beschikbaar om de behandeling op het juiste moment uit te voeren. In de loop van 2011 zijn verbetermaatregelen doorgevoerd op alle hiervoor genoemde punten. Hierdoor zijn de wachtdagen in december 2011 met 40% afgenomen ten opzichte van mei 2011. De wachtlijst in Venray is nu een frictiewachtlijst. Dit wil zeggen dat op de wachtlijst patiënten staan die niet direct beschikbaar zijn voor de behandeling. De wachtlijst in Maastricht kent nog een probleem ten aanzien van de diagnostiek. Dit probleem is veroorzaakt doordat er in de loop van 2011 meer patiënten zijn opgenomen dan gepland. Het is de verwachting dat de wachtlijsten in de eerste helft van 2012 zijn gekrompen. Ontwikkeling zorgpaden De stuurgroep ‘Sturen op behandeling’ is tot april 2011 actief geweest. Door de stuurgroep is het zorgpad ‘Verslaving’ voor patiënten met een persoonlijkheidsstoornis verder ontwikkeld en geïmplementeerd. Daarnaast is een Project Initiatie Document opgesteld, om verdere inhoudelijke ontwikkeling van de zorgprogrammering vorm en inhoud te geven. Er zal in 2012 een coördinator zorgprogrammering worden aangesteld, die tot taak heeft verdere ontwikkeling en borging van de zorgpaden.
2.3
Behandelduur en doorlooptijden verlof Door de aanbevelingen van de Commissie Visser heeft zich een aantal ongewenste en onbedoelde neveneffecten voorgedaan, zoals de toegenomen behandelduur en het niet of traag verlenen van verlof. Dit belemmert het functioneren van het forensische systeem. Binnen de Rooyse Wissel is in 2010 een werkgroep opgericht met de opdracht het primaire proces te herontwerpen ten behoeve van een kortere behandelduur en een aangepaste behandelintensiteit al naar gelang de behandelfase en rekening houdend met de toename van verblijfsplaatsen en de bijbehorende lagere inkomsten. Binnen deze werkgroep zijn verschillende aanbevelingen gedaan om de behandelduur terug te dringen, zoals: onderscheid maken tussen de eerste en tweede behandelpoging en/of verblijfsplaatsen en transmurale zorg, het inzichtelijk maken van de kostprijs per zorgpad, het heroverwegen van de verhoudingen van behandelingen per patiëntengroep en het bewerkstelligen van een meer flexibele inzet van medewerkers en middelen. In 2011 is verder onderzocht op welke wijze deze aanbevelingen kunnen worden aangepakt en de behandelduur zo ver mogelijk doch immer verantwoord kan worden gereduceerd. Een belangrijke aanbeveling is het eerder starten met resocialiseren binnen de behandeling van patiënten. Dit moet niet op een aparte resocialisatieafdeling plaatsvinden, maar op de afdeling waar de patiënt verblijft. Resocialisatie vormt dan een continu proces gedurende de behandeling van de patiënt. Zie ook paragraaf 5.10 voor de Prestatie-indicatoren doelmatigheid inzake ook de verlofdoorlooptijden. Op de verlofdoorlooptijden en het aldus terugdringen van de behandelduur wordt effectief gestuurd.
2.4
Schemagerichte Cognitieve Therapie (SCT) Sinds een aantal jaren voert de Rooyse Wissel in nauwe samenwerking met Universiteit Maastricht onderzoek uit naar de effectiviteit van Schemagerichte Cognitieve Therapie (SCT) voor forensische patiënten met een antisociale,
24
borderline, narcistische en/of paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Patiënten worden random toegewezen aan SCT of ‘Treatment as Usual (TAU)’. De studie is onderdeel van een landelijk onderzoek, waarbij zeven tbs-instellingen zijn betrokken. 2011 heeft in het teken gestaan van de afronding van het onderzoek binnen FPC de Rooyse Wissel, locatie Venray. Op één patiënt na hebben alle patiënten het onderzoek afgerond. Begin januari is er een bijeenkomst georganiseerd om het onderzoek feestelijk te beëindigen. Patiënten kregen een oorkonde en kleine attentie als blijk van waardering voor hun deelname. Daarnaast stond 2011 in het teken van voortgangsbewaking in de andere klinieken en de opstart van het SCT-onderzoek op de locatie in Maastricht. Op deze locatie zijn zes patiënten aangemeld en inmiddels gestart met de therapie. Een derde van de patiënten in het onderzoek heeft het onderzoek inmiddels afgerond. De eerste resultaten van deze groep zijn gepresenteerd op een internationaal congres. Patiënten die waren toegewezen aan SCT lieten een snellere reductie in recidiverisico zien en kregen sneller toestemming voor zowel begeleid als onbegeleid verlof dan patiënten die TAU kregen. Daarnaast waren de drop-out percentages lager in de SCT conditie dan in de TAU conditie. Ook het promotieonderzoek dat wordt uitgevoerd binnen het SCT-onderzoek ligt goed op schema. Het afgelopen jaar heeft het accent vooral gelegen op het verzamelen, analyseren en opschrijven van gegevens. Er is een artikel gepubliceerd over de vergelijking tussen SCT en TAU in zowel psychotherapie en vaktherapiesessies bij forensische patiënten met een persoonlijkheidsstoornis. Patiënten die SCT kregen, laten zowel in de psychotherapie als in de vaktherapiesessies meer emotionele kwetsbaarheid zien in vergelijking met patiënten die TAU kregen. Deze resultaten zijn terug te lezen in een artikel in The Arts in Psychotherapy, dat is geschreven onder leiding van een dramatherapeute van de Rooyse Wissel. Tevens zijn meerdere artikelen voorbereid en ingediend voor publicatie.
2.5
Forensisch Psychiatrisch Toezicht Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) is een forensisch psychiatrische expertise die gericht is op het toezicht dat door FPC’s en reclassering gezamenlijk wordt uitgeoefend op tbs-gestelden tijdens hun resocialisatietraject. De rol van de reclassering neemt in de klinische fase al een aanvang door directe betrokkenheid van de contactfunctionaris bij behandelplanbesprekingen en overleggen vanaf de opname op de resocialisatieafdeling. In 2011 is in overleg met de reclassering afgesproken dat het FPT bij transmuraal verlof pas start op het moment dat een proefverlof of een voorwaardelijke beëindiging door de kliniek wordt aangevraagd. FPT-trajecten bij patiënten met transmuraal verlof lopen soms erg lang en de reclassering krijgt slechts financiële middelen voor een half jaar. Patiënten die al FPT hadden binnen een transmuraal verlof worden wel verder begeleid door de reclassering tot het proefverlof of de voorwaardelijke beëindiging ingaat, ook al duurt dit langer dan een half jaar. In sommige gevallen is dan sprake van een lagere contactfrequentie. Binnen de kliniek is de registratie ten behoeve van FPT verbeterd. Door in MITS te registreren wordt de financiële afwikkeling vereenvoudigd. De checklist die gebruikt wordt bij de overgang naar de reclassering bij voorwaardelijke beëindiging of proefverlof is in 2011 verder ontwikkeld en wordt nu ook regulier ingezet. Dit vergemakkelijkt de overgang en maakt duidelijk waar de verplichtingen liggen. FPT in 2011 FPT bij voorwaardelijke beëindiging Waarvan: Maatregelen beëindigd: FPT beëindigd is na intrekken voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging:
46
FPT met proefverlof Waarvan: Omzettingen naar voorwaardelijke beëindiging:
12
Plaatsing in kader van crisisinterventie bij voorwaardelijke beëindiging met FPT
9
25
12 1
5
2.6
Project Dwang en Drang In 2011 is de noodzaak tot het reduceren van dwang- en drangmaatregelen breed bespreekbaar gemaakt binnen de organisatie. Dit is met een gericht projectplan in 2010 in gang gezet. Verschillende afdelingen hebben het terugdringen van de maatregelen verwerkt in de afdelingsjaarplannen en besproken binnen de teams en met de locatiedirectie. Op alle afdelingen is expliciet aan de hand van een verbeterplan gewerkt aan het terugdringen van dwang en drang maatregelen. De werkelijke winst op termijn ligt in de bewustwording onder medewerkers. In situatie rondom de aanloop naar een maatregel liggen in het algemeen veel kansen om dwang en drang te voorkomen. Medewerkers worden gericht getraind om tijdig de juiste interactievaardigheden in te zetten, ter vermijding van dwang en drang. Ook in de patiëntenraad is dit een terugkerend thema waarbij de rol van de patiënt in het terugdringen van maatregelen ook nadrukkelijk aan de orde komt. In 2011 is het systeem om managementinformatie te genereren met betrekking tot dwang en drangmaatregelen verder ingericht. Daarnaast heeft de projectgroep de enquête geanalyseerd die in 2010 is uitgezet, de formulieren voor maatregelen zijn verder ontwikkeld en er zijn concept-procedures opgesteld met betrekking tot incidentevaluatie en langdurige afzondering. Deze procedures worden in 2012 verder uitgewerkt. Nauw verbonden aan het project dwang en dwang is de commissie maatregelen. Deze commissie heeft in 2011 een doorstart ondergaan. Zie hiervoor ook paragraaf 2.7. Wat betreft de resultaten in opgelegde separaties en afzonderingen in 2011 kan geconcludeerd worden dat de separaties met 30% en de afzonderingen met 13% zijn gereduceerd ten opzichte van 2010. Hier gaat het om het aantal separaties en afzonderingen vermenigvuldigd met de duur. In onderstaand schema staat dit weergegeven (het aantalverpleegdagen is hierin meegenomen): Gehele instelling: Separaties
Afzonderingen
2.7
2010
2011
Afname/toename %
Aantal gestart
39
41
+5%
Duur (dagen)
15,36
9,96
- 35 %
Aantal x duur
599
408
- 30 %
Aantal gestart
239
166
- 31 %
Duur (dagen)
11,45
14,01
+22 %
Aantal x duur
2737
2326
-13 %
Commissie Maatregelen In augustus 2011 is er een doorstart gemaakt met de Commissie Maatregelen (Commissie M). Deze commissie heeft als doel de kwaliteit van de patiëntenzorg te bewaken en te bevorderen, voor zover dit betrekking heeft op de toepassing van (inperkende) maatregelen jegens patiënten. De commissie toetst deze maatregelen marginaal, analyseert gegevens met het oog op het signaleren van trends en het ontdekken van patronen en adviseert de directie hieromtrent. Meer concreet is tevens het doel het terugdringen van het aantal opgelegde maatregelen. Het opleggen van (inperkende) maatregelen is in principe ongewenst. Dergelijke maatregelen zijn doorgaans heel ingrijpend voor de patiënt. Een maatregel grijpt in op de (grond)rechten en vrijheden van patiënten. Met de invoering van de Commissie M wordt verwacht dat er beter zicht wordt verkregen op (de uitwerking van) het beleid inzake de omgang met en de toepassing van (inperkende) maatregelen. Ook wordt verwacht dat variaties per afdeling en tijdsperiode beter in beeld worden gebracht. Dit kan vervolgens leiden tot nieuwe inzichten en aanpassing van het beleid. De Commissie M levert zo een bijdrage aan de vormgeving van het door de Rooyse Wissel ontwikkelde kwaliteitsbeleid op het gebied van behandeling en verpleging. De focus van de commissie heeft in eerste instantie gelegen op het verzamelen en analyseren van de gegevens omtrent afdelingsarrest, afzondering en separatie. De commissie werkt nauw samen met de projectgroep Dwang en Drang.
26
2.8
FPC PPC Overmaze De samenwerking tussen FPC en PPC heeft in 2011 aandacht gehad. Los van het structureel overleg tussen de beide locatie- en vestigingsdirecties heeft de samenwerking ook centraal gestaan in een teamdag van het middenkader van zowel het FPC als het PPC. Het realiseren van een gezamenlijk dagprogramma was een belangrijk thema in 2011, dat helaas nog niet is gerealiseerd. Voornaamste reden hiervoor zijn de rechtspositionele argumenten vanuit het Gevangeniswezen (GW). Het besluit dat het PPC deel blijft uitmaken van het gevangeniswezen is dit jaar genomen. Gedeeld wordt het gezamenlijk belang om de bijzondere en unieke samenwerking tussen de Rooyse Wissel en het PPC voort te zetten en uit te diepen. In nauwe samenspraak wordt op constructieve wijze een advies voorbereid gericht op een sturingsstructuur welke ook recht doet aan de vorm en inhoud van de samenwerking. PPC Overmaze is volledig op zorg ingericht met een op de populatie afgestemd therapeutisch milieu. Dit is van belang voor zorg en behandeling van een kwalitatief niveau, patiëntgericht, doeltreffend, doelmatig en in redelijkheid afgestemd op de indicatie en de behoefte van de opgenomen patiënt. De nauwe samenwerking en de uitwisseling en bundeling van kennis, kunde en expertise kenmerkt de unieke samenwerking de Rooyse Wissel en PPC Overmaze. In februari 2011 heeft een tweede inspectieronde van de IGz plaatsgevonden in het PPC. Het resultaat was positief. Van de zeven door de inspectie geconstateerde verbeterpunten in 2010 bleef er nog één over in 2011. Dit verbeterpunt had betrekking op een te versnipperde dossiervorming en dit is voortvarend opgepakt. Het FPC kreeg in de zomer van 2011 te maken met een drietal ernstige incidenten binnen één week. Dit heeft een grote impact gehad op het personeel, maar ook op de patiënten. Naar aanleiding van deze incidenten heeft er een uitgebreid SIRE-onderzoek plaatsgevonden met als belangrijkste conclusie dat de incidenten geen enkele onderlinge relatie kenden en dat het binnen de locatie niet ontbroken heeft aan forensische scherpte. Wel moet er extra aandacht zijn voor de interne communicatie en zijn enkele verbeterpunten ingezet. Deze worden maandelijks en gemonitord. Naast het intern uitgevoerde SIRE-onderzoek heeft de arbeidsinspectie een onderzoek ingesteld en de organisatie enkele eisen opgelegd. Deze hebben hoofdzakelijk betrekking op voorlichting, registratie en training rondom agressieve incidenten en de fysieke en verbale weerbaarheidstraining. De eisen en aanbevelingen van de arbeidsinspectie zijn in een verbeterplan verwerkt en worden eveneens maandelijks gemonitord. Eind 2011 werd het FPC bezocht door de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) die een overwegend positief rapport schreef met als conclusie: “De doorlichting van de locatie maakt duidelijk dat er in een tijdsbestek van een aantal jaren een volwaardige en goed functionerende inrichting staat. Dat is een behoorlijke prestatie, gelet op de reorganisatie waar de Rooyse Wissel in haar totaliteit mee te kampen heeft gehad. […] De inspectie is van mening dat de inrichting zich de komende tijd dient te focussen op het creëren van rust en stabiliteit waardoor medewerkers voor de organisatie behouden blijven.”
2.9
Vakgroepen De betrokkenheid van medewerkers neemt merkbaar toe wanneer zij worden betrokken bij het beleid. Binnen de Rooyse Wissel wordt dit onder andere vormgegeven door verschillende vakgroepen. Inmiddels werkt de Rooyse Wissel met diverse vakgroepen binnen de Therapeutische Dienst, Sociotherapie en Psychiatrie. Met ingang van 1 januari 2011 bestaat de Therapeutische Dienst binnen de Rooyse Wissel uit vier vakgroepen, te weten Forensisch Maatschappelijk Werk, Psychologie (met daarbinnen de functies intakemedewerker, junior diagnosticus, senior diagnosticus, GZ-psycholoog in opleiding, GZ-psycholoog, psychotherapeut en systeemtherapeut), Vaardigheidstrainingen en Vaktherapie (met daarbinnen de functies beeldend therapeut, dramatherapeut, muziektherapeut en (psychomotore therapeut). De vakgroep sociotherapie hield in 2011 maandelijks vakgroep bijeenkomsten. Daarnaast zijn meerdere leden actief geweest in diverse projecten en/of werkgroepen. Zo is er geparticipeerd in de projectgroep Dwang en Drang en is er sprake van deelname aan de MIP-commissie en aan de werkgroep Terugvalpreventieplan. Daarnaast heeft de vakgroep voor het vijfde opeenvolgende jaar wederom ervoor gezorgd dat er een Dag van de Sociotherapie is georganiseerd.
27
Ook dit jaar waren naast de sociotherapeuten uit zowel Venray als Maastricht ook collega’s van het PPC en uit andere klinieken aanwezig. Het belang van een wederzijdse en min of meer intensieve samenwerking, zeker op het gebied van kennisuitwisseling, wordt door alle partijen volmondig erkend. Ook de samenwerking van de vakgroep met de diverse hogescholen in Zuid Oost Nederland is bestendigd. De scholen kunnen middels werkbezoeken aan de kliniek hun aanbod verdiepen terwijl de kliniek, naast het opbouwen van een goede naam in onderwijsland, als tegenprestatie een beroep kan doen op dezelfde hogescholen om workshops en/of lezingen te verzorgen op de Dag van de Sociotherapie. Op langere termijn kan op deze manier de kloof tussen kliniek en jonge beroepsbeoefenaren verkleind worden, zodat er wellicht meer interesse ontstaat voor het vak sociotherapie. De landelijke contacten, met name met vakgroepen uit forensisch psychiatrische centra zijn verstevigd. Daarbij heeft de vakgroep het initiatief ontplooid om de krachten van de diverse vakgroepen te bundelen en gebruik te maken van elkaars kennis en ervaring.
28
3 KETENPARTNERS
Management van Medewerkers
Leiderschap
Medewerkers
Patiënt
Management van Processen
Strategie en Beleid
Ketenpartners Management van Middelen
Bestuur & Financiers
Maatschappij
Verbeteren en vernieuwen (re-act en pro-act)
3.1
Ketenpartners Middels ketenmanagement streeft de Rooyse Wissel naar een betrouwbare positie binnen de justitiële keten. Dit is mogelijk door zowel vooraf als achteraf goede aansluiting te vinden bij de ketenpartners. In principe wordt de inhoudelijke kennis voor iedereen beschikbaar gesteld, waarbij uiteraard rekening wordt gehouden met de concurrentiepositie van FPC de Rooyse Wissel. De organisatie wil zich vooral onderscheiden door kwaliteit en maatwerk.
3.2
Samenwerking met ketenpartners De resocialisatieafdeling van de Rooyse Wissel, Pharos, fungeert als brug tussen maatschappij en kliniek en neemt in de keten een cruciale plaats in. Er is regelmatig overleg met diverse ketenpartners. Om de continuïteit in de behandeling te garanderen en de kans op recidive te minimaliseren, wordt er binnen Pharos intensief samengewerkt met de reclassering, andere GGZ-instellingen, RIBW’s, woningbouwverenigingen en maatschappelijke voorzieningen. In voorkomende situaties worden met het oog op de concrete uitvoering van de resocialisatie met relevante ketenpartners afspraken gemaakt. In 2011 heeft Pharos met drie nieuwe ketenpartners samenwerkingafspraken gemaakt: GGZ Noord-Holland Noord (Heiloo), RIBW Midden-Brabant en Dichterbij (Oss). De samenwerking met Dichterbij in Oostrum is verder geïntensiveerd. Daarnaast zijn met verschillende woningbouwcorporaties afspraken gemaakt over de huisvesting van patiënten. De doelgroep tbs-gestelden met een verstandelijke beperking is sterk groeiende. Inmiddels is er een functionerend zorgprogramma ontwikkeld op het gebied van het intramurale zorgaanbod voor deze (SG)LVG doelgroep. De doorstroom naar een vervolgvoorziening blijkt in de praktijk echter moeilijk, waardoor er tot op heden weinig doorplaatsingen hebben plaatsgevonden. Knelpunten zijn: Ketenpartners binnen de geschikte vervolgvoorzieningen hebben een lange wachtlijst. Dit komt onder andere doordat er binnen de (SG)LVG-sector weinig doorstroming is. De doelgroep heeft namelijk baat bij een zeer langdurig verblijf binnen een begeleide woonvorm. Indien instellingen hun maximale opnamecapaciteit bereikt hebben, nemen wachtlijsten toe. De problematiek van de doelgroep is complex. Instellingen sluiten daarom een grote groep patiënten uit voor opname. Met name de doorstroom van seksueel delictplegers roept weerstand op bij instellingen, de directe omgeving en de politiek. Goed lopende communicatie hierover is van groot belang. Verblijfsettingen binnen de(SG)LVG- sector zijn onvoldoende vertrouwd met het juridische kader en het gedachtegoed van risicomanagement. Deze onbekendheid met forensische patiënten lijkt een rol te spelen in de terughoudendheid. Bovendien zijn de ouders van patiënten een belangrijke gesprekspartner. Ouders worden vaak vertegenwoordigd door een ouderraad en van daaruit wordt regelmatig weerstand ervaren tegen het plaatsen van tbs-gestelden in een huis met reguliere patiënten. Inkoopplaatsen zijn duur. De patiënten die moeten doorstromen naar vervolgvoorzieningen hebben vaak de duurste plekken nodig. Zeker in de eerste fase van de resocialisatie, voordat ze kunnen doorstromen naar minder intensieve afdelingen.
29
-
-
Er is een aantal patiënten waarbij het recidiverisico onder controle wordt gehouden door het verblijf in een gestructureerde omgeving met de nodige begeleiding; anderen vragen juist om een verscherpt extern risicomanagement. Vervolgvoorzieningen kunnen deze mate van toezicht en begeleiding onvoldoende garanderen. Er is een gebrek aan doorplaatsingsmogelijkheden bij instellingen voor beschermd wonen. Het inrichten van forensische RIBW-plaatsen, in eigen beheer dan wel in nauwe samenwerking met relevante ketenpartners zal hieraan tegemoet komen.
Om de resocialisatie van forensische patiënten met een verstandelijke beperking te verbeteren, is in 2011 het Forensisch Netwerk geïnitieerd. Dit is een lokaal initiatief waarbij de ketenpartners Vincent van Gogh, Dichterbij en de Rooyse Wissel een expertgroep hebben samengesteld om enerzijds beter te kunnen profiteren van elkaars voorzieningen en anderzijds de doorstroming van patiënten flexibeler te laten plaatsvinden. In totaal zijn in 2011 23 patiënten geplaatst, waarvan GGZ Oost-Brabant een groot deel voor haar rekening heeft genomen. In 2011 is ook met onderstaande instanties samengewerkt: Reclassering De reclassering wordt zo vroeg mogelijk bij de behandeling betrokken, maar in elk geval zodra duidelijk is op welke termijn het (begeleid) zelfstandig wonen wordt omgezet in proefverlof. De reclassering wordt in staat gesteld deel te nemen aan de behandelbesprekingen van de patiënt. Tijdens deze besprekingen wordt de taakverdeling tussen kliniek en reclassering aan de orde gesteld. In alle opzichten wordt gestreefd naar een tijdige, zorgvuldige en langdurige overdracht aan de reclassering, omdat overgangssituaties bij patiënten delictgedrag kunnen oproepen. Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) In 2011 zijn bijna alle patiënten van de resocialisatieafdeling Pharos met een transmuraal verlofkader begeleid middels FPT. Dit is een vorm van ambulante forensisch psychiatrische begeleiding en toezicht. Voor meer informatie hierover, zie paragraaf 2.5. Woningbouw De Rooyse Wissel huurt verschillende woningen in de omgeving van de kliniek en daarbuiten. Op dit moment wonen er vijf patiënten van de Rooyse Wissel in een woning die is gehuurd van een woningbouwvereniging. In overleg wordt onderzocht hoe nog eens drie patiënten zelfstandig kunnen wonen. Casemanagement De Rooyse Wissel heeft in juni 2009 het Project Huiselijk Geweld van de gemeente Venray toegewezen gekregen. Het gaat om de directe opvang van slachtoffers, kinderen en plegers in een situatie van huiselijk geweld. Ambulant sociotherapeuten van de resocialisatieafdeling Pharos vervullen bij een melding van huiselijk geweld de rol van casemanager. In 2011 zijn twintig meldingen geweest. De casemanagers kunnen sinds 2010 ook worden ingeschakeld voor een motiverend gesprek op het politiebureau in Venlo wanneer een (nog) niet vervolgde schennispleger of (kinder)pornodownloader uit de regio is opgepakt. Via dit gesprek wordt toeleiding naar polikliniek de Horst bewerkstelligd. De resultaten zijn hoopgevend: patiënten die op deze manier naar de polikliniek worden verwezen, starten de behandeling beter en houden ook beter vol. In 2011 ging het om vijf cases. De Rooyse Wissel streeft niet alleen naar ketensamenwerking maar ook naar ketenregie. Deze ketenregie vereist een voortdurende proactieve opstelling naar huidige, nieuwe- en potentiële ketenpartners. In bijlage 7 is een lijst opgenomen met welke ketenpartners de Rooyse Wissel veel samenwerkt bij het verbeteren van de zorg, hulp en/of dienstverlening aan de patiënt.
30
3.3
Academisering De Rooyse Wissel werkt evidence based. Dit betekent dat de effectiviteit van de behandelmethoden wetenschappelijk wordt onderzocht. Om dit te bewerkstelligen, is er sprake van een helder kader waarbinnen eigen onderzoeksinspanningen worden verricht en zijn er nauwe samenwerkingsverbanden met universiteiten (met name Tilburg en Maastricht). Gevolg is dat er binnen de Rooyse Wissel gewerkt wordt met (nieuwe) methodieken zoals Schemagerichte Cognitieve Therapie (SCT) en Forensische Sociale Netwerk Analyse. Onderstaande paragrafen beschrijven de laatste ontwikkelingen op het gebied van onderzoek, onderwijs, diagnostiek en behandeling.
3.3.1 Onderzoek De afdeling wetenschappelijk onderzoek houdt zich bezig met wetenschappelijk onderzoek dat direct gerelateerd is aan de klinische praktijk. Tevens is deze afdeling betrokken bij experimenteel psychopathologisch onderzoek. De Rooyse Wissel werkt nauw samen met de universiteiten van Maastricht en Tilburg. Beide universiteiten bieden een Forensische Psychologie master aan, waarbij studenten opgeleid worden als basispsycholoog of wetenschappelijk onderzoeker binnen het forensische veld. De samenwerking biedt daarnaast de mogelijkheid om stageplekken te combineren. In Maastricht is op verzoek van de Rooyse Wissel de bijzondere leerstoel Forensische Psychotherapie opgericht en ingevuld door prof. dr. David (D.P.) Bernstein. Tenslotte is er een diagnostische testbatterij samengesteld waarvan de pilot is gestart. De structurele samenwerkingsverbanden met de verschillende universiteiten bewerkstelligt dat de wetenschap dichter bij de praktijk komt en, door gezamenlijke afspraken te maken omtrent onderzoeksvraagstukken die direct aansluiten bij de praktijk, ook vice versa. Om tot de beste resultaten te komen is het van belang om een infrastructuur te hebben die het onderzoek faciliteert. Door een academisch klimaat binnen de Rooyse Wissel te scheppen, kan zowel wetenschappelijk als praktijkgericht onderzoek goed verlopen. De verworven wetenschappelijke kennis moet overgedragen worden naar de werkvloer. De Rooyse Wissel probeert dit te bewerkstelligen (en de onderzoeksafdeling van de Rooyse Wissel zichtbaarder maken) door de verspreiding van wetenschappelijke publicaties, het geven van lezingen en een vaste rubriek in de interne nieuwsbrief. Informatie die verspreid wordt kan afkomstig zijn uit lopende studies binnen de kliniek, congressen en vanuit recente literatuur. In bijlage 6 is een overzicht weergegeven van publicaties en onderzoeken die in 2011 zijn uitgevoerd en/of momenteel nog lopende zijn.
3.3.2 Onderwijs De Rooyse Wissel werkt graag mee aan het professionaliseren van opleidingen gericht op het forensisch veld. Het tot stand komen van de Master Forensische Psychologie in Universiteit Tilburg (UT) en de (tweejarige) Master Forensic Psychology aan de universiteit Maastricht (UM) is in eerste instantie gesteund door de Rooyse wissel. Waar mogelijk heeft de Rooyse Wissel bijgedragen aan de erkenning van de opleiding. Gezien ook de aanwezigheid van de Rooyse Wissel in Maastricht (FPC locatie Overmaze, polikliniek de Horst) biedt m.n. ook de samenwerking met de UM unieke kansen.
3.3.3 Diagnostiek en behandeling In het kader van Diagnostiek en Behandeling, zal het komend jaar (2012) gestart worden met onderzoek naar de effectiviteit van de delictketen, de module verslavingszorg en de Agressie Replacement Training. Op korte termijn start de afname van een gestructureerde testbatterij die gekoppeld wordt aan herhalingsmetingen binnen de kliniek. Studenten van de masteropleidingen in Maastricht en Tilburg zullen in met name deze onderzoeken worden betrokken.
31
3.4
Samenwerking met Dichterbij Van september 2010 tot april 2011 verbleven elf cliënten van Dichterbij binnen de Rooyse Wissel. Het verzoek van Dichterbij was ingegeven door een uitbreiding van haar capaciteit en het niet tijdig gereedkomen van nieuwbouw voor de specifieke doelgroep. De nieuwbouw is gesitueerd naast de kliniek van de Rooyse Wissel in Venray. De Rooyse Wissel had in 2010 capaciteit (bedden) beschikbaar vanwege de terugloop van het aantal patiënten. Bovendien beschikt de Rooyse Wissel over specifieke kennis en ervaring bij de verpleging en behandeling van SGLVG-patiënten. Eerder hadden de directies van beide instellingen de bereidheid uitgesproken intensiever te gaan samenwerken ten behoeve van de verbetering van de uitvoering, afstemming en samenhang van de forensische zorg in de regio. Het verzoek van Dichterbij paste binnen dit streven. In een kort tijdsbestek is de opname van een de doelgroep succesvol voorbereid en gerealiseerd. Dichterbij, DForZo en de Rooyse Wissel hebben op voortvarende en constructieve wijze uitvoering gegeven aan de samenwerking. Snelle en korte besluitvormingslijnen hebben eveneens bijgedragen aan een succesvolle voorbereiding en afronding van het project. Het project heeft een bijdrage geleverd aan de beoogde versterking en intensivering binnen het forensisch netwerk in de regio Noord-Limburg door de nauwe samenwerking en de bundeling en uitwisseling van kennis en ervaring.
3.5
Ketenpartneronderzoek In september en oktober 2011 is in opdracht van de Rooyse Wissel een ketenpartneronderzoek uitgevoerd. In 2005 werd dit onderzoek voor het laatst uitgevoerd. Doel van het onderzoek is de kwaliteit van de dienstverlening te vergroten. Aan ketenpartners van de Rooyse Wissel en de Horst is gevraagd hoe verschillende onderdelen van de organisatie worden gewaardeerd. Uit het onderzoek volgt kort en bondig dat de waardering van de beheers- en behandelorganisatie is gestegen. Bij de resultaten moet worden vermeld dat de vergelijking tussen de onderzoeken uit 2005 en 2011 wordt vertekend door verschillen in de onderzoeksmethodiek.
32
4 MAATSCHAPPIJ
Management van Medewerkers
Patiënt
Management van Processen
Strategie en Beleid
Leiderschap
Medewerkers
Ketenpartners Management van Middelen
Bestuur & Financiers
Maatschappij
Verbeteren en vernieuwen (re-act en pro-act)
4.1
Maatschappij Tbs is een bijzonder onderwerp: incidenten bepalen de beeldvorming en gefundeerde achtergrondinformatie ontbreekt vaak bij het grote publiek. De Rooyse Wissel probeert de beeldvorming op een positieve manier te beïnvloeden. Dit is niet alleen belangrijk voor de Rooyse Wissel als organisatie. Onze patiënten zijn er ook bij gebaat, met name als ze gaan resocialiseren. We proberen de beeldvorming over tbs positief te beïnvloeden, door intern en extern open, juist en zo volledig mogelijk te communiceren. Dit doen we bijvoorbeeld door Open Dagen en rondleidingen te organiseren, door mee te werken aan publicaties in lokale, regionale en landelijke (dag-)bladen, door op regelmatige basis overleg te voeren met de Regioraad en de Netwerkraad en door acties uit te voeren in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook neemt de Rooyse Wissel deel aan het landelijke communicatienetwerk, waarin wordt gewerkt aan een betere profilering van de tbs.
4.2
Interne communicatie Eind 2010 verscheen de eerste digitale nieuwsbrief voor alle medewerkers. In 2011 verscheen de nieuwsbrief iedere maand. Via de nieuwsbrief worden medewerkers geïnformeerd over ontwikkelingen en actualiteiten binnen de Rooyse Wissel (inclusief de Horst). Maandelijks verschijnt ook de knipselkrant, met daarin actuele artikelen over tbs in het algemeen en de Rooyse Wissel in het bijzonder. De knipselkrant is bedoeld voor alle medewerkers en de patiëntenraad.
4.3
Externe communicatie In 2011 werden op de locaties in Venray en Maastricht Open Dagen georganiseerd. Zeven in totaal, allemaal met het doel informatie te geven over tbs, het werk dat de Rooyse Wissel verricht zichtbaar te maken en tbs-patiënten een gezicht te geven. In Venray en Maastricht werden in 2011 in totaal ook 44 rondleidingen georganiseerd, vaak samen met de patiëntenraad. Ook werden verschillende informatie- en interviewverzoeken afgehandeld. Net als voorgaande jaren vergaderden de locatiedirecties van de vestigingen in Venray en Maastricht vier keer met de Regioraad. Tijdens deze vergaderingen worden ontwikkelingen binnen de Rooyse Wissel besproken. Ook worden themapresentaties georganiseerd, bijvoorbeeld over het verloftraject, resocialisatiewoningen en de dagindeling van patiënten. De Netwerkraad van de Rooyse Wissel kwam ook vier keer bij elkaar. In de Netwerkraad zitten familieleden, vrienden of kennissen van patiënten. Samen met de locatiedirectie zetten zij zich in voor een goed leef- en behandelklimaat binnen de Rooyse Wissel. In 2012 wordt geprobeerd het ledenbestand uit te breiden, zodat de Netwerkraad nog slagvaardiger wordt.
33
5 BESTUUR EN FINANCIERS
Management van Medewerkers
Patiënt
Management van Processen
Strategie en Beleid
Leiderschap
Medewerkers
Ketenpartners Management van Middelen
Bestuur & Financiers
Maatschappij
Verbeteren en vernieuwen (re-act en pro-act)
5.1
Bestuur en Financiers De Rooyse Wissel streeft naar het realiseren van haar missie zodat de financiers tegen de overeengekomen prijs de overeengekomen kwalitatieve en kwantitatieve outcome krijgen. De Rooyse Wissel stelt zich op als ondernemer en draagt zorg voor een efficiënte, effectieve en transparante bedrijfsvoering.
5.2
Financiële resultaten Zie deel II: Financieel jaarverslag
5.3
De CONRISQ Groep
Per 1 januari 2010 is de holdingstichting CONRISQ Groep opgericht. Sinds 1 januari 2010 werken stichting FPC de Rooyse Wissel met stichting OG Heldring, stichting Ambulatorium en stichting de Lingeburght, samen in de holding CONRISQ Groep. Daarbij is stichting CONRISQ Groep als rechtspersoon de bestuurder van de verschillende dochterstichtingen. De dochterstichtingen hebben allen hun eigen rechtsvorm (stichting) behouden. CONRISQ Groep
34
In 2011 is de samenwerking met Bijzonder Jeugdwerk Brabant geïntensiveerd. Dit heeft erin geresulteerd dat BJ Brabant zich per 1 januari 2012 als dochterstichting bij de CONRISQ Groep heeft gevoegd. BJ Brabant zal in het jeugdveld samen met OG Heldring optrekken, in elk geval in regio Zuid voor de Trajecten JeugdzorgPlus. Maar ook biedt de samenwerking mogelijkheden tot ambulante trajecten of (na)zorgvormen met de Rooyse Wissel, De Horst en het Ambulatorium. De samenwerking komt op verschillende plaatsen in de verslagen van de dochterstichtingen naar voren. Zo wordt samengewerkt in het Expertisecentrum CONRISQ Groep. De verschillende dochterstichtingen hebben in 2011 de Schemagerichte Cognitieve Therapie verder ontwikkeld voor volwassenen (DRW) en zijn gestart met de ontwikkeling hiervan voor de jeugd (OG Heldring, Ambulatorium). Bij de ontwikkeling van poliklinische activiteiten zoeken het Ambulatorium OG Heldring en de Horst elkaar op. In 2012 zal Keinder, de polikliniek van BJ Brabant zich hierbij voegen. De samenwerking vindt ook plaats op het gebied van de ondersteunende processen. Veel leidinggevende taken worden ingevuld door medewerkers die deze taak invullen voor zowel de Rooyse Wissel als voor de OG Heldring, waardoor de samenwerking soepel verloopt. Dit geldt voor het hoofd Personeel & Organisatie, de Clustermanager Voorwaardenscheppende Diensten, het Hoofd ICT en de Controller. Ook bij het ontwikkelingen van een behandelaanbod voor de Lingeburght-doelgroep (jongvolwassen delinquenten) vindt samenwerking plaats. Door deze samenwerking kunnen de kennis en ervaring vanuit de tbs behandeling en de behandeling van orthopedagogische problematiek worden gebundeld. Dit leidt tot een nieuw behandelaanbod voor deze specifieke doelgroep. Steeds meer wordt duidelijk dat het brein van de jongvolwassene nog in ontwikkeling is tot een jaar of 27, zodat ook de behandelmethoden daarop aangepast moeten worden. In dat kader werkt de regering ook aan specifiek strafrecht voor jong-volwassenen. Inmiddels is, na een procedure tot aan de Raad van State, duidelijk geworden dat de bouw van De Lingeburght in Zetten niet door gaat. De Lingeburght zou ruimte bieden aan 60 jong volwassenen met een tbs-maatregel en 60 jongeren met een pij-maatregel. Ondanks deze tegenvaller gaat de CONRISQ Groep door met het samenbrengen van kennis en het ontwikkelen van een behandelaanbod voor deze doelgroep van jongvolwassenen. Deze kennis en behandeling wordt onverminderd ingezet op de groepen in Venray en Zetten.
5.4
Kwaliteit Het INK-managementmodel vormt voor FPC de Rooyse Wissel al jaren de rode draad als het gaat om het organiseren van kwaliteit. In het eerste kwartaal van 2011 is het INK Zelfevaluatierapport van 2010 besproken. Het Zelfevaluatierapport is een door medewerkers uitgevoerd organisatieonderzoek op de aandachtsgebieden van het INKmanagementmodel. Door de organisatieverandering gedurende het opstellen van het Zelfevaluatierapport is door het management besloten de INK audit niet te laten plaatsvinden. In januari 2011 vond er een externe HKZ-audit plaats, de start van de tweede cyclus van drie jaar. Deze eerste audit van deze cyclus (de zogenoemde initiële audit) heeft vijftien sterke punten, vijf categorie II-bevindingen, acht observaties en twaalf verbetermogelijkheden opgeleverd. De verbetermaatregelen zijn ingezet en afgerond. Naast de externe audits zijn in het eerste kwartaal van 2011 de interne auditoren getraind om op een andere wijze gaan auditen. Per audit krijgen nu meer processen de aandacht. De logistiek met betrekking tot deze interne audits is vereenvoudigd. Er hebben twee interne auditrondes plaatsgevonden (april en oktober). De auditrapportages leverden goede input voor de proceseigenaren om op te kunnen sturen. Risicomanagement wordt een steeds belangrijker begrip binnen organisaties. Ook de HKZ-norm vraagt aandacht voor risicomanagement. In het derde en vierde kwartaal van 2011 zijn proceseigenaren en referenten (inhoudelijk deskundigen) in trainingen geïnstrueerd hoe ze kritische processen moeten onderzoeken op risico’s en hoe ze plannen voor beheersing van deze risico’s kunnen opstellen. Een extern consultantsbureau heeft de HFMEA-light-methode geïntroduceerd en geïnstrueerd aan proceseigenaren en enkele referenten.
35
Binnen de organisatie bestaat de behoefte om de toepassing van het INK managementmodel te evalueren als drager van (kwaliteits-)management. Het toetreden van verschillende organisaties tot de CONRISQ Groep maakt dat deze evaluatie in een grotere context bekeken moet gaan worden.
5.5
Melding Incidenten Patiëntenzorg (MIP) Het melden van incidenten die plaatsvinden in de patiëntenzorg is een belangrijk instrument bij de bewaking van de kwaliteit van de zorgverlening. Het opmerken van fouten of kwetsbare onderdelen in de zorg kan aanzetten tot bijsturing. 2011 is het tweede volledige jaar geweest waarin medewerkers via het in 2009 operationeel geworden registratiesysteem fouten en ongevallen in de zorgverlening konden melden. Via de zeswekelijkse vergaderingen heeft de MIP-commissie in 2011 haar registratie- en analysetaak voortgezet. Ook zijn MIP-leden gestart met het bieden van ondersteuning bij SIRE-onderzoeken die plaatshebben na afloop van ernstige incidenten. In totaal heeft de MIP-commissie in dit verslagjaar 261 meldingen ontvangen, waarvan overwegend meldingen de medicatieverstrekking betreffend, zoals het niet op het vaste tijdstip uitreiken van de medicatie. Hoewel dergelijke meldingen geen groot risico vormen is het desalniettemin aanleiding geweest voor de planning van een prospectieve risicoinventarisatie. Deze wordt in 2012 uitgevoerd.
5.6
DBBC’s In 2011 heeft de Rooyse Wissel een verdere impuls gegeven aan de implementatie van de Diagnose Behandel en Beveiligings Combinaties (DBBC’s). De omslag naar DBBC financiering is 2011 gestart met verplichte DBBC-facturatie en in 2012 zal een substantieel deel van de opbrengst op basis van DBBC-facturen worden uitgekeerd. Om klaar te zijn voor deze ontwikkeling is een project gestart en externe expertise ingehuurd. Maatregelen zijn genomen om de interne registratie en facturatieprocessen geheel aan te laten sluiten op de DBBCregelgeving en er is gestart met de implementatie van een DBBC dashboard om goed op de DBBC-registratie en facturatie kunnen sturen. In 2012 zal het project worden afgerond. Elektronisch Patiëntendossier (EPD) In 2011 hebben de ontwikkelingen rondom het EPD zich voornamelijk geconcentreerd op de invoering van de DBBC’s. De voorziene ontwikkelingen op de gebieden van logistiek en diagnostiek hebben hierdoor minder aandacht gekregen. Er heeft een audit plaatsgevonden om de kwaliteit van het EPD te toetsen. De resultaten hiervan zijn als concept eind 2011 gepresenteerd door Deloitte en de eindconclusie was dat het EPD op de belangrijke vlakken voldoet om het proces van DBBC registratie, validatie en facturatie goed te ondersteunen. Verder is in samenwerking met een nieuwe projectleider DBBC sterk ingezet om ook passende managementinformatie uit het EPD te onttrekken voor de DBBC’s.
5.7
Kerngroep Veiligheid In november 2010 vond binnen de Rooyse Wissel een inspectieronde brandveiligheid plaats. Op basis hiervan is een aantal bouwkundige en organisatorische aanbevelingen gedaan. Naar aanleiding van de rapportage van de gezamenlijke inspecties is vanaf december 2010 een aantal maatregelen genomen. Zo is er een Kerngroep Veiligheid in het leven geroepen die zich richt op de veiligheidszorg van de organisatie in brede zin en waarbij ook de patiëntenraad betrokken is. De calamiteitenplannen zijn geactualiseerd en er zijn afspraken gemaakt met de brandweer over onder meer aanrijroute en –tijden. Daarnaast is de veiligheidsorganisatie en BHV-organisatie opnieuw ingericht met een duidelijke verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van medewerkers. Daarbij is ook oefenplan-BHV ontwikkeld. In oktober 2011 heeft in het kader van de brandveiligheid een herinspectie plaatsgevonden door DJI, om de stand van zaken c.q. voortgang te inventariseren naar aanleiding van de inspectieronde van november 2010. De inspecteurs van
36
DJI hebben aangegeven zeer tevreden te zijn over de ingezette maatregelen en geboekte resultaten. Er zijn tijdens de inspectieronde geen tekortkomingen geconstateerd. Daarmee is het plan van aanpak afgerond en kan de Kerngroep Veiligheid zich richten op de verdere ontwikkeling en borging van het veiligheidsbeleid.
5.8
Inspecties 2011 De Rooyse Wissel heeft in 2011 verschillende inspecties mogen ontvangen. Een onderzoek van de Arbeidsinspectie medio 2011 heeft geleid tot een verbeterplan gericht op de registratie en de omgang met agressie en geweld. Oktober 2011 heeft de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) een doorlichting uitgevoerd bij de locatie Overmaze van FPC de Rooyse Wissel. Op alle aspecten laat FPC Overmaze in deze doorlichting een positief beeld zien, aldus de ISt. De enkele aanbevelingen zijn desalniettemin opgenomen in een verbeterplan.
5.9
Jaarafspraken ministerie van Veiligheid en Justitie In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de geleverde producten in 2011. Dit zijn de gemiddelden over heel het jaar. Producten
Jaarafspraak 1 januari 2011
Gerealiseerd 31 december 2011
Doorstroom
55
55
Verblijf
60
60
Tenderplaatsen
109
109
Veegcapaciteit
10
0.05
Vlucht-/beheersgevaarlijk
0
0
Eerste opnames
5
25
Totaal
Onderstaande gegevens kunnen mogelijk na een controle en correctie met terugwerkende kracht afwijken van hetgeen is gemeld in de viermaandsrapportage.
5.9.1 Bezettingsgraad De gemiddelde bezettingsgraad over 2011 bedraagt 95.75%. Dit is boven verwachting, gelet op de managementafspraak en de dalende trend bij het opleggen van de tbs-maatregel.
37
5.9.2 Instroom In het totaal kan gesproken worden over 25 eerste opnames in 2011. Dit zijn er 20 meer dan de afgesproken opnamecapaciteit. Dit is mede te verklaren doordat in de loop van 2011 duidelijk werd dat FPC de Rooyse Wissel in de bezetting onder de 95% grens zou komen. De Rooyse Wissel verkreeg daarmee een preferente toewijzingspositie.
60 50 40 30 20 10 0
44 43
Managementafspraak
51 48 25
30
Aantal instroom
28 29
25
18 9
2006
2007
2008
2009
2010
5 2011
5.9.3 Doorstroom Het aantal patiënten dat in 2011 is doorgestroomd komt uit op 21.
60 50 40 30 20 10 0
Managementafspraak
50 28 10 11
15 13
15 13
2006
2007
2008
Aantal doorstroom
34 21
18
2009
2010
21
2011
Dit aantal loopt achter op de managementafspraak voor 2011 (50). Hiervoor zijn enkele oorzaken aan te wijzen: Het absolute aantal voorwaardelijke, contraire en overeenkomstige beëindigen overtreffen de managementafspraak (zie paragraaf 5.9.4). Vertragingen in de verlofverleningsprocedure: De totale doorlooptijd van een verlofaanvraag bedraagt in 2011 gemiddeld 7 maanden. De totale doorlooptijd start met besluitvorming tot verlof in de behandelplanbespreking en eindigt met het verstrekken van de machtiging door de minister. Er is in de eerste helft van 2011 sprake geweest van een vertraging in de verlofaanvragen van ongeveer 2 maanden. Een te lage bezetting in de formatie hoofden behandeling was hier mede debet aan. Deze formatie is in 2011 geoptimaliseerd en daarmee is de vertraging opgelost. De interne verloftoetsingscommissie voorziet ongeveer 20% van de aanvragen van een negatief advies. Belangrijke afwegingen bij een negatieve advisering hebben betrekking op geconstateerde inconsistenties in de diagnostiek, dan wel de risicofactoren dan wel de risico taxatie. Een negatief advies veroorzaakt een gemiddelde vertraging van ongeveer 1,5 maanden. De aanvragen die door de interne verloftoetsingscommissie positief worden geadviseerd, worden in 93% ook positief geadviseerd door het Advies College Verloftoetsing TBS. Bij het merendeel van de resterende 7% vraagt het AVT om aanvullende informatie alvorens te besluiten. Dit kan een vertraging van ongeveer een maand opleveren. Het onvoldoende beschikbaar hebben van geschikte uitstroomvoorzieningen; met name wat betreft de (SG)LVG doelgroep.
38
5.9.4 Uitstroom In 2011 komt het totaal beëindigingen uit op 241 (20 voorwaardelijk en 4 contrair advies van de kliniek). Dit cijfer overstijgt de managementafspraak (17).
70 60 50 40 30 20 10 0
58
Managementafspraak Aantal uitstroom
28 15
5 6
10
2006
2007
5
7
2008
25 11
2009
2010
17
23
2011
5.9.5 Ontvluchtingen In 2011 vond geen enkele ontvluchting plaats, waarmee de managementafspraak is gerealiseerd.
5.9.6 Onttrekkingen In 2011 vonden acht onttrekkingen plaats. Met dit aantal overstijgt de realisatie de managementafspraak voor 2011, waarmee het aantal onttrekkingen op <8 is gesteld. Tijdens één van deze onttrekkingen hebben zich strafbare feiten voorgedaan waaronder brandstichting. Het voorkomen van recidiven is het doel en focus van de behandeling en het blijft van groot belang dat er voor het voorkomen van onttrekkingen onverminderd aandacht blijft bestaan. Naar aanleiding van één van de onttrekkingen heeft er een SIRE-onderzoek plaats gevonden. Uit dat onderzoek kan worden geconcludeerd dat het niet heeft ontbroken aan forensische scherpte. Zie ook paragraaf 2.8. Tevens is deze onttrekking geëvalueerd binnen de verloftoetsingscommissie.
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
1
8
8 8 6
Managementafspraak 4
2
2006
3
3
3
2007
0 2008
0 2009
0 2010
Aantal onttrekkingen
2011
Optelsom van beëindigingen tbs-maatregel conform verlengingsadvies (A), beëindigingen tbs-maatregel contrair (B) verlengingsadvies, en alle voorwaardelijke beëindigingen tbs-maatregel (C).
39
5.9.7 Bijzonder voorval De managementafspraak voor deze prestatie-indicator is ‘<2’. Met een totaal van tien bijzondere voorvallen in 2011 is deze afspraak niet gerealiseerd. Onder deze tien bijzondere voorvallen vallen acht onttrekkingen. Tijdens één van deze voorvallen hebben zich strafbare feiten voorgedaan waaronder brandstichting. Dit voorval wordt ook meegeteld bij ‘onttrekkingen’ (5.9.6) en ‘recidive (5.9.11). Bijzondere voorvallen zijn zonder uitzondering aanleiding voor analyse, reflectie en waar mogelijk en wenselijk aanpassing van bestaande praktijken. Echter in een omgeving waar voortdurend gewerkt wordt aan het verminderen van risico in functie van het resocialiseren van onze patiënten is oefening, in een zoveel als mogelijk gecontroleerde omgeving, van het grootste belang.
5.9.8 Beklag en beroep Het jaartotaal van 2011 resulteert in 20,5 gegronde klachten. Ten opzichte van 2010 is dit aantal met anderhalve klacht gestegen. Hiermee is managementafspraak niet behaald (<19). Er is hier onderscheid gemaakt in volledig gegronde klachten en formeel gegronde klachten. Formeel gegrondverklaringen zijn klachten waarbij de kliniek een vormvereiste niet nakwam; bijvoorbeeld een mededeling aan patiënt niet ondertekende of op het hoorformulier niet de juiste grondslag voor de opgelegde maatregel aankruiste. Deze formele gegrondverklaringen tellen slechts half mee, aangezien de betreffende klachten inhoudelijk (dus materieel) ongegrond werden geacht. Beklag In het jaar 2011 werden door patiënten in totaal 596 klachten ingediend. Na filtering door de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht, waar de kennelijk niet-ontvankelijke klachten direct zijn afgedaan, zijn er in totaal 368 klachten ter verweer gestuurd. Hierbij dient vermeld te worden dat één patiënt in het jaar 2011 in totaal 197 klachten heeft ingediend. Deze patiënt zorgde derhalve voor 33% van alle ingediende klachten. Ten opzichte van het jaar 2010, waarin 253 klachten werden ingediend, waarvan 169 ter verweer zijn gestuurd, is het aantal klachten toegenomen met maar liefst een percentage van 236%. De toename van het aantal ingediende klachten valt eventueel te verklaren door een select aantal patiënten dat veelvuldig beklagen indient. Patiënten die bekend zijn met het indienen van beklagen doen dit vaker en klagen over meerdere onderwerpen gelijktijdig. In 2011 waren er twintig volledig gegrond verklaarde klachten en één deels/formeel gegrond verklaarde klachten. Ten opzichte van 2010 is dit aantal met twee gestegen. De gegrond verklaarde klachten lijken in 2011 niet toegerekend te kunnen worden aan een bepaald onderwerp zoals dat vorig jaar het geval was bij de verstrekking van voeding door de kliniek. Al deze klachten werden in 2010 volledig gegrond verklaard en maakten voor 26% deel uit van alle gegrond verklaarde klachten. In 2010 bestond het percentage gegrond verklaarde klachten ten opzichte van het totaal aantal ingediende klachten uit 7,5%. In 2011 is dit percentage 3,4%. Er is in 2011 sprake van een afname ten opzichte van 2010. De toename van klachten ten opzichte van 2010 wordt uiterst serieus genomen en noopt tot een uitdagende doelstelling voor 2012. Bovendien heeft de Commissie van Toezicht in 2011 haar werkwijze met betrekking tot de klachtenafhandeling geëvalueerd en daarna besloten tot enige aanpassingen voor de toekomst. De veranderingen beogen vooral een snellere afhandeling van grieven van patiënten en een afname van het totaal aantal klachten. Daarbij zal de maandcommissaris in 2012 op een andere dag spreekuur houden en hoofden van de afdelingen meer dan voorheen actief betrekken in de bemiddeling. Ook blijft voorlichting aan, en regelmatig overleg met alle behandelafdelingen een voorname rol spelen om in een vroeg stadium mogelijke onderwerpen voor gegronde beklagzaken te herkennen en te voorkomen. Beroep In 2011 werd er door patiënten in totaal 52 maal beroep ingesteld, waarvan vijftig afkomstig uit Maastricht, en vijf maal door de kliniek. Hierin is een enorme toename te zien ten opzichte van het jaar 2010 waarin door patiënten twintig
40
maal beroep werd ingesteld en door de kliniek zeven maal. Een verklaring voor de toename van het aantal beroepszaken volgt voor wat betreft de patiënten uit het feit dat we een selecte groep patiënten hebben welke veel klachten sturen en deze na uitspraak van de beklagcommissie ook direct doorzetten. Het aantal ingestelde beroepen door de kliniek in 2011 neemt in vergelijking met het aantal uit 2010 met twee af. Schorsingsverzoeken In 2010 werden er door patiënten in totaal 49 schorsingsverzoeken ingediend. Het totaal aantal schorsingsverzoeken in 2010 bedroeg 47. Er zijn ten opzichte van 2011 twee schorsingsverzoeken meer ingediend. Van het totaal aantal schorsingsverzoeken in 2011 zijn 26 verzoeken afkomstig van twee patiënten (53% van het totaal). Alle in 2011 ingediende schorsingsverzoeken werden overigens afgewezen en/of niet ontvankelijk verklaard. Dit zorgde echter niet voor een afname in het aantal door patiënten ingediende schorsingsverzoeken dat jaar. Tuchtzaken In 2011 werden enkele tuchtprocedures uit 2009 en 2010 afgerond. Zo werd een tuchtklacht van een patiënt tegen twee psychiaters door het Centraal Tuchtcollege (CTc) onherroepelijk afgerond met een voor verweerders gunstige uitspraak; het beroep van klager werd verworpen, de klachten bleven daarmee als ongegrond afgewezen. Verder kregen twee tuchtzaken die in 2010 waren opgestart, tegen respectievelijk vijf hulpverleners, een directeur en een bestuurder een vervolg. Deze beide tuchtzaken werden door dezelfde patiënt opgestart. Eén van deze tuchtzaken is in 2011 onherroepelijk afgehandeld via een tuchtuitspraak bij het CTc te Den Haag waarbij klagers beroep werd verworpen. De andere tuchtzaak uit 2010 was in 2011 nog in behandeling bij het CTc maar is begin 2012 afgehandeld en niet ontvankelijk bevonden. In 2011 werden ook drie nieuwe tuchtprocedures opgestart door drie verschillende patiënten. De verweerders betreffen twee psychiaters en een GZ-psycholoog. Een tuchtzaak is momenteel in behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege (RTc) te Eindhoven, twee andere zaken leverden reeds een uitspraak op van het RTc te Eindhoven (beide klachten werden ongegrond verklaard). Tegen een van deze zaken werd beroep aangetekend door klager. In 2012 zal deze zaak door het CTc in behandeling worden genomen. De andere regionale tuchtuitspraak is inmiddels onherroepelijk geworden, omdat betreffende klager hiertegen geen beroep aantekende. Concluderend kan gesteld worden dat verschillende BIG-geregistreerde functionarissen te maken kregen met een of meer tuchtklachten. Omdat gestructureerde overzichten van eerdere jaren ontbreken, valt niet een langjarig vergelijk op te maken. Wel kan worden opgemerkt dat in 2011 evenveel nieuwe zaken werden opgestart als in 2010 het geval was.
5.9.9 Geweldplegingen tussen patiënten Het totaal aantal geweldplegingen tussen patiënten in 2011 komt uit op drie. De managementafspraak geweldplegingen tussen patiënten voor 2011 is <10, en daarmee is de afspraak behaald.
12 10 8 6 4 2 0
10
10
9
10
10
10
Managementafspraak
10
Aantal geweldplegingen tussen patiënten
3
3
4
3 1
2006
2007
2008
41
2009
2010
2011
5.9.10 Geweldplegingen tegen personeel In 2011 hebben zich drie gevallen voorgedaan van geweldpleging tegen personeel. De managementafspraak geweldplegingen tussen patiënten voor 2011 is <20, en daarmee is de afspraak behaald. Het voorkomen van deze incidenten blijft heel belangrijk. Hierbij wordt ingezet op verdere training van vaardigheden in vroegsignalsering en de-escalatie. Hiervoor bestaan verschillende opleidingsprogramma’s opgezet voor beginnende en meer ervaren sociotherapeuten, zoals de Interne Opleiding Sociotherapie.
40 35 30 25 20 15 10 5 0
35 30
30
30
Managementafspraak 20
16 7
4 2006
2007
2008
4 2009
1 2010
20
Aantal geweldplegingen tegen personeel
3 2011
5.9.11 Aantal recidiven tijdens uitvoering tbs-maatregel In 2011 hebben zich (na correctie van de cijfers uit de viermaandsrapportage) vier recidive voorgedaan. Dit overstijgt de managementafspraak (0). Tijdens een van de onttrekkingen hebben zich strafbare feiten voorgedaan, namelijk brandstichting. Het verlofkader van deze patiënt is ingetrokken. Proces verbaal is ook opgemaakt in gevallen van geweldpleging tussen patiënten onderling. Bij recidiven wordt een toedrachtonderzoek uitgevoerd waarbij aanknopingspunten hieruit worden meegenomen in het behandelbeleid. Een recidive tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel wordt geregistreerd in MITS en wordt geëvalueerd en geanalyseerd. De analyse kan aanleiding zijn voor verbeteracties ter optimalisering van het behandelbeleid gericht op het vermindering van recidives. Van een recidive wordt aangifte gedaan, maar de strafrechtelijke afhandeling is vervolgens een langdurig traject. Om meer greep te krijgen op dit tijdrovende proces, wordt de samenwerking met politie en het OM geïntensiveerd. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de Rooyse Wissel nauwlettend de recidivemonitor van het WODC volgt, evenals de ontwikkeling van een systeem van terugkoppeling over recidive na afloop van een tbs met dwangverpleging. In navolging van de WODC Recidive monitor, is de Rooyse Wissel gestart met een eigen monitor naar recidive. De monitor richt zich op onderzoek naar recidive tijdens en na de maatregel van alle patiënten vanaf de start van de kliniek. De eerste gegevens over een cohort van groep ex-terbeschikkinggestelden die vanuit de Rooyse wissel zijn uitgestroomd in de periode 2004 t/m 2008 wordt in de loop van 2012 gepubliceerd.
5.9.12 Gemiddelde behandelduur De gemiddelde behandelduur in 2011 (peildatum 1 september) was 82,47 maanden en de gemiddelde verblijfsduur was 61,92 maanden. Deze gemiddelden passen in het landelijk gemiddelde maar ze stemmen niet tot tevredenheid. De door het veld geformuleerde wenselijke gemiddelde behandelduur vormt een uitgangspunt voor verhoogde aandacht en inspanning. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2 en 2.3 van dit jaarverslag.
42
5.10 Prestatie-indicatoren doelmatigheid In de tweede helft van 2011 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie (MV&J) in afstemming met vertegenwoordigers van de fpc’s (voorzitter LBHIV, voorzitter ODO, voorzitter Forensisch Netwerk), de afdeling Analyse, Strategie en Kennis (ASK, DJI) en het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) onderzocht welke informatie zich leent als potentiële prestatie-indicatoren om de doelmatigheid van de tbs-behandeling in beeld te brengen. In december 2011 is gekomen tot een definitieve eerste set van prestatie-indicatoren Doelmatigheid. In de eerste maanden van 2012 hebben de fpc’s de scores op deze prestatie-indicatoren van MV&J ontvangen over de jaren 2010 en 2011. Hierop dient gerapporteerd te worden in dit jaarverslag. In onderstaande tabel zijn de cijfers van zowel de Rooyse Wissel als het ministerie van Veiligheid en Justitie opgenomen. PI 1 & 3
2010
2011
dRW
MV&J
dRW
1. Gemiddelde verblijfsduur op peilmoment in maanden (vanaf tbs)
5,15 jaar (61,87 maanden)
5,2 jaar
5,42 jaar (65,04 maanden)
3. Percentage patiënten met een verlofmarge
57,78%
56,7%
59,29%
PI 2
2006-2008
2. Binnen twee jaar met begeleid verlof (per cohort van drie jaar)
MV&J
2007-2009
dRW
MV&J
dRW
8,57%
9,6%
13,43%
MV&J
Gegevens verlofdoorlooptijden en behandelduur de Rooyse Wissel Alle onderstaande grafieken bevatten gegevens gemeten vanaf begin tbs. In grafiek 1 staat per maand weergegeven hoeveel patiënten wel of geen verlof hebben gehad in 2011, uitgedrukt in percentages. Voor de grafieken 2 t/m 7 is de behandelduur opgesplitst in categorieën. Onderstaande tabel geeft de norm weer voor het type verlof per categorie. Categorie
Type verlof
< 12 maanden
Begeleid verlof
≤ 30 maanden
Onbegeleid verlof
≤ 54 maanden
Transmuraal verlof
Grafiek 2 t/m 4 laat zien hoeveel patiënten wel of geen verlof hebben, uitgesplitst naar behandelduur. Patiënten met een behandelduur van minder dan 12 maanden, hebben allen geen verlofkader; daarom is deze grafiek niet opgenomen. In grafiek 2 is duidelijk te zien dat patiënten met een behandelduur van 12-30 maanden in toenemende mate verlof verwerven. In grafieken 5 t/m 7 zijn de patiënten mét verlof opgesplitst naar behandelduur en type verlof. In grafiek 8 staat per categorie aangegeven welk percentage van de patiënten een bepaalde behandelduur heeft.
43
Grafiek 1: Wel/geen verlof 2011 Kliniekbreed (%)
70 60 50 40 30 20 10 0
59,1
58,5
60,4
41,5
40,9
57,8
56,8 43,2
42,2
39,6
57,1
43,5
42,9
59,1
57,0
56,5
43,0
58,0
59,7
42,0
40,9
Wel verlof Geen verlof
58,5 41,5
40,4
Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 2: Wel/geen verlof bij patiënten 12-30 maanden (%) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
73,8
71,4
69,8
69,1
68,3
69,2
68,3
60,6
51,6 48,4 50,0 50,0 50,0 50,0 55,2
39,4 31,7
28,6
26,2
31,0
31,7
30,2
44,8
30,8
Wel verlof Geen verlof Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 3: Wel/geen verlof bij patiënten 30-54 maanden (%)
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
76,9
78,1
78,4
77,9
75,6
80,3
76,7
76,3
74,6
78,9
76,3
70,8
Wel verlof Geen verlof
23,1
24,4
22,1
21,6
23,3
21,9
19,7
25,3
23,7
29,2 23,7
21,1
Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
44
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 4: Wel/geen verlof bij patiënten > 54 maanden (%)
80 70 60 50 40 30 20 10 0
65,7
68,5
65,2
34,8
34,3
67,0
66,3
66,0
65,3
64,9
35,1
33,7
33,7
33,0
31,5
66,3
34,7
64,7
63,7
36,3
34,0
63,8
Wel verlof Geen verlof 36,2
35,4
Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 5: Type verlof bij patiënten 12-30 maanden (%) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
90,9
84,6
84,6
83,3
84,6
84,6
87,5
84,6
83,3
93,8
87,5
86,7
Begeleid verlof Onbegeleid verlof Transmural verlof
9,1 0,0
Jan
16,7
15,4
15,4
0,0
0,0
Feb
0,0
Maa
Apr
15,4
16,7
15,4
0,0
0,0
Mei
0,0
Jun
Jul
15,4
13,3
12,5
0,0
0,0
Aug
0,0
Sep
Okt
12,5 0,0
Nov
6,2 0,0
Lineair (begeleid verlof) Lineair (onbegeleid verlof)
Dec
Grafiek 6: Type verlof bij patiënten 30-54 maanden (%) Begeleid verlof Onbegeleid verlof
60 50 40 30 20 10 0
55,0
51,7
54,2
33,3
11,7
Jan
36,7
33,9
11,9
Feb
11,7
Maa
45
51,8
50,0 37,9
12,1
Apr
35,7
12,5
Mei
36,8 14,0
Jun
53,5
51,8
50,9
49,1
33,3 15,8
Jul
33,9 14,3
Aug
53,6
53,5
32,8 13,8
Sep
32,8 13,8
Okt
Transmural verlof
51,0
32,1 14,3
Nov
35,3 13,7
Dec
Lineair (begeleid verlof) Lineair (onbegeleid verlof) Lineair (transmuraal verlof)
Grafiek 7: Type verlof bij patiënten > 54 maanden (%) 60 45,2
50
49,2
48,3
52,5
52,5
49,2
50,0
49,2
46,8
46,6
45,3
41,8
40 30 20
20,0 20,0
24,2 17,7
12,9
10
20,6 20,6 9,5
11,7
26,2
25,4
24,6
23,8 19,0
18,0
16,9
7,9
4,9
19,3
5,1
4,9
25,9 22,4
21,9
4,8
5,2
25,8 22,6
25,8
19,7
4,8
28,4
26,6
Begeleid verlof Onbegeleid verlof Transmuraal verlof Proefverlof Lineair (begeleid verlof) Lineair (proef verlof)
19,4 10,5
6,3
Lineair (transmuraal verlof) Lineair (onbegeleid verlof)
0
Jan
Feb
Maa
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 8: Behandelduur kliniekbreed (%) 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
41,8 34,7
18,7
41,1 34,8
18,8
40,9 34,2
18,2
40,5 31,9
18,1 9,5
4,9
Jan
5,4
Feb
6,7
Maa
Apr
40,2 31,9
18,8 9,2
Mei
40,9
39,4 32,3
18,1 10,2
Jun
30,9
17,0 11,3
Jul
41,3 32,6
14,3 11,7
Aug
40,9 33,0
13,5 12,6
Sep
40,3 33,6
13,3 12,8
Okt
43,4
31,1
14,0 11,4
Nov
45,9
31,4
<12 maanden 12-30 maanden 30-54 maanden >54 maanden
12,7 10,0
Dec
Grafiek 1 laat zien dat de verhouding tussen patiënten die op verlof kunnen gaan en patiënten die geen machtiging hebben in de loop van 2011 in enige mate stabiel is gebleven. Ongeveer 59% heeft verlof en ongeveer 41 procent niet. De groep van 41% patiënten die geen verlof hebben bestaat voor 2011 uit 25 eerste opnames, negen patiënten die in 2011 zijn aangemeld met een tweede/derde behandelpoging en acht patiënten waarvan de verlofmachtiging is ingetrokken vanwege een onttrekking. Dat wil zeggen dat iets minder dan de helft van de populatie patiënten die niet op verlof kunnen uit de eerder genoemde categorieën bestaat. Het is op dit moment niet mogelijk om conclusies te trekken ten aanzien van de patiënten die tot de groep “niet verlofgangers” behoren en niet tot eerder genoemde categorieën. Grafiek 2, 3 en 4 gaan nader in op de verdeling van de patiënten die verlof hebben in de categorieën 12 tot 30 maanden, 30 tot 54 maanden en 54 maanden of meer. Het blijkt dat het aantal patiënten met verlof ten aanzien van de categorieën 30 tot 54 maanden en 54 of meer redelijk stabiel blijft. Het aantal verlofmachtigingen voor patiënten in de categorie van 12 tot 30 maanden laat een sterke toenemende trend zien. Deze trend wordt met name veroorzaakt door een toename van verlofmachtigingen in de locatie Maastricht. Wanneer de gegevens vanuit deze grafieken worden vergeleken met de tweede PI doelmatigheid van ’binnen 24 maanden begeleid verlof ’, moet voorzichtig worden omgesprongen met het trekken van conclusies aangezien er met verschillende grootheden wordt gewerkt. Het ministerie van Veiligheid en Justitie gaat uit van eerste opnames en de grafieken gaan uit van start datum tbs. Een voorzichtige conclusie is echter dat er een tendens lijkt te ontstaan: de verlofaanvragen worden vervroegd. De termijn van 24 maanden wordt niet gehaald (zie gegevens justitie), maar in de 6 maanden daarna wordt wel een inhaalslag gemaakt (zie met name grafiek 2). Deze conclusie sluit ook enigszins aan bij de waarnemingen van de Rooyse Wissel. Grafiek 5, 6 en 7 geven aan hoe het totaal aantal verlofmachtigingen is verdeeld over de drie groepen patiënten van 12 tot 30 maanden, van 30 tot 54 maanden en van 54 maanden of langer. Ten eerste laten deze grafieken een consistent stabiel beeld zien over de tijd. Ten tweede laten deze grafieken het beeld zien dat naarmate patiënten langer in de de
46
categorie patiënten tussen 30 en 54 maanden wordt door twee factoren verklaard, namelijk doordat in het begin van het traject het relatief lang duurt voordat er een verlofmachtiging wordt aangevraagd (zie PI MV&J), maar ook doordat van deze groep een groot aantal patiënten deel uitmaakt die in de Rooyse Wissel zijn opgenomen voor een tweede behandelpoging. De laatste grafiek betreft de verdeling van de patiëntenpopulatie in relatie tot de duur van de behandeling. De oververtegenwoordiging van patiënten met een verblijf in de tbs meer dan 54 maanden is opvallend. Ongeveer 60% van deze populatie heeft transmuraal verlof dan wel proefverlof. Zij verblijven voor een belangrijk deel buiten de kliniek en zijn al ver gevorderd in hun resocialisatietraject.
5.11 BIG beroepsregistratie Op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) moeten medisch specialisten voor de uitoefening van hun beroep zijn geregistreerd in het BIG-register. De verantwoordelijkheid voor de herregistratie van beroepen in het kader van Wet BIG ligt primair bij de beroepsoefenaar zelf. Medisch specialisten zijn verplicht zich iedere vijf jaar te laten herregistreren. Specifiek voor psychiaters die rapportages ten behoeve van de rechtbank uitbrengen, heeft de instelling de plicht bij de aanstelling de BIG-registratie te controleren in het BIG-register en vast te leggen wanneer betreffende psychiater in aanmerking komt voor herregistratie. Binnen de Rooyse Wissel vindt registratie plaats in het personeelsinformatiesysteem van de BIG-beroepsregistratie, het BIG-registratienummer, de datum van registratie en de verloopdatum. Per kwartaal wordt door de afdeling P&O een controlelijst op verloopdatum gedraaid.
47
Addendum Aangezien paragraaf 5.10 nog niet gereed was bij het vaststellen van het jaarverslag is dit addendum toegevoegd aan het jaarverslag. Dit addendum vervangt paragraaf ‘5.10 Prestatie-indicatoren doelmatigheid’ uit het jaarverslag van de Rooyse Wissel. Ten opzichte van de versie in het jaarverslag is nog toegevoegd: Prestatie-indicatoren doelmatigheid; de tabellen zijn verder ingevuld/gecorrigeerd en voorzien van een korte toelichting. De uitgebreide toelichting zal tijdens het jaarverslaggesprek worden gegeven. Grafiek 9 t/m 11 en bijbehorende toelichting
5.10 Prestatie-indicatoren doelmatigheid
In de tweede helft van 2011 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie (MV&J) in afstemming met vertegenwoordigers van de FPC’s (voorzitter LBHIV, voorzitter ODO, voorzitter Forensisch Netwerk), de afdeling Analyse, Strategie en Kennis (ASK, DJI) en het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP) onderzocht welke informatie zich leent als potentiële prestatie-indicatoren om de doelmatigheid van de tbs-behandeling in beeld te brengen. In december 2011 is gekomen tot een definitieve eerste set van prestatie-indicatoren Doelmatigheid. In de eerste helft van 2012 hebben de FPC’s de scores op deze prestatie-indicatoren van MV&J ontvangen over de jaren 2010 en 2011. De Rooyse Wissel heeft de prestatie-indicatoren tevens zelf ook berekend. In onderstaande tabel zijn de cijfers van zowel de Rooyse Wissel als het ministerie van Veiligheid en Justitie opgenomen. Daarin bestaan geen grote verschillen. De uitgebreide toelichting zal volgens tijdens de jaarverslagbespreking. PI 1 & 3
2010
2011
dRW
MV&J
dRW
MV&J
1. Gemiddelde verblijfsduur op peilmoment in maanden (vanaf tbs)
5,15 jaar
5,2 jaar
5,42 jaar
5,5 jaar
3. Percentage patiënten met een verlofmarge
Totaal
57,8%
Totaal
56,7%
Totaal
59,3%
Totaal
58,7%
BV
22,2%
BV
23,5%
BV
23,9%
BV
25,7%
OV
15,6%
OV
16,6%
OV
16,8%
OV
17,4%
TV/PV
20,0%
TV/PV
16,6%
TV/PV
18,6%
TV/PV
15,6%
PI 2
2006-2008
2. Binnen twee jaar met begeleid verlof (per cohort van drie jaar)
48
2007-2009
dRW
MV&J
dRW
MV&J
8,47%
8,5%
9,52%
9,6%
Gegevens verlofdoorlooptijden en behandelduur de Rooyse Wissel Alle onderstaande grafieken bevatten gegevens gemeten vanaf begin tbs. In grafiek 1 staat per maand weergegeven hoeveel patiënten wel of geen verlof hebben gehad in 2011, uitgedrukt in percentages. Voor de grafieken 2 t/m 7 is de behandelduur opgesplitst in categorieën. Onderstaande tabel geeft de norm weer voor het type verlof per categorie. Categorie
Type verlof
< 12 maanden
Begeleid verlof
≤ 30 maanden
Onbegeleid verlof
≤ 54 maanden
Transmuraal verlof
Grafiek 2 t/m 4 laat zien hoeveel patiënten wel of geen verlof hebben, uitgesplitst naar behandelduur. Patiënten met een behandelduur van minder dan 12 maanden, hebben allen geen verlofkader; daarom is deze grafiek niet opgenomen. In grafiek 2 is duidelijk te zien dat patiënten met een behandelduur van 12-30 maanden in toenemende mate verlof verwerven. In grafieken 5 t/m 7 zijn de patiënten mét verlof opgesplitst naar behandelduur en type verlof. In grafiek 8 staat per categorie aangegeven welk percentage van de patiënten een bepaalde behandelduur heeft. Grafiek 9 bevat het gemiddelde aantal maanden dat de norm overschreden is bij het verkrijgen van een verlofmarge. Grafiek 10 geeft weer hoeveel patiënten die langer dan 54 maanden in behandeling zijn, en geen verlof hebben, ooit of nooit eerder verlof hebben gehad. In grafiek 11 is de groep patiënten die wel eerder verlof hebben gehad uit grafiek 10 opgesplitst in typen verloven. Hierbij is uitgegaan van de hoogst verkregen verlofmachtiging. Voor wat betreft de patiënten zonder verlof die tussen 30 en 54 maanden in behandeling zijn geldt dat er geen patiënten zijn die eerder wél verlof hebben gehad.
Grafiek 1: Wel/geen verlof 2011 kliniekbreed (%)
70 60 50 40 30 20 10 0
59,1 40,9
58,5
60,4
41,5
39,6
57,8 42,2
56,8
57,1 43,2
42,9
56,5 43,5
57,0 43,0
59,1 40,9
58,0 42,0
59,7 40,4
Wel verlof Geen verlof
58,5 41,5
Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
49
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 2: Wel/geen verlof bij patiënten 12-30 maanden (%) 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
73,8
71,4
69,8
69,1
68,3
69,2
68,3
60,6
51,6 48,4 50,0 50,0 50,0 50,0 55,2
39,4 31,7
28,6
26,2
31,0
31,7
30,2
44,8
30,8
Wel verlof Geen verlof Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 3: Wel/geen verlof bij patënten 30-54 maanden 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
76,9
78,1
78,4
77,9
75,6
80,3
76,7
76,3
74,6
78,9
76,3
70,8
Wel verlof Geen verlof 24,4
23,1
22,1
23,3
21,6
21,9
25,3
19,7
29,2
23,7
23,7
21,1
Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 4: Wel/geen verlof bij patiënten > 54 maanden
80 70 60 50 40 30 20 10 0
65,7
68,5
65,2
34,3
34,8
67,0
31,5
66,3
33,0
66,3
33,7
33,7
66,0
65,3
64,9
35,1
34,7
64,7
63,7
34,0
36,3
63,8
35,4
Wel verlof Geen verlof 36,2
Lineair(wel verlof) Lineair(geen verlof)
Jan
Feb
Maa
50
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 5: Type verlof bij patiënten 12-30 maanden (%) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
90,9
84,6
84,6
83,3
84,6
84,6
87,5
84,6
83,3
93,8
87,5
86,7
Begeleid verlof Onbegeleid verlof Transmural verlof
16,7
9,1 0,0
0,0
Jan
0,0
Feb
15,4
15,4
15,4
0,0
Maa
0,0
Apr
16,7
15,4 0,0
Mei
15,4
0,0
Jun
Jul
13,3
12,5
0,0
0,0
Aug
12,5
0,0
Sep
6,2 0,0
0,0
Okt
Nov
Lineair (begeleid verlof) Lineair (onbegeleid verlof)
Dec
Grafiek 6: Type verlof bij patiënten 30-54 maanden (%) Begeleid verlof Onbegeleid verlof
60 50 40 30 20 10 0
55,0
51,7
54,2
11,7
Jan
37,9
36,7
33,9
33,3
11,9
Feb
51,8
50,0
12,1
11,7
Maa
36,8
35,7
Apr
Mei
33,3
14,0
12,5
Jun
53,5
51,8
50,9
49,1
15,8
Jul
32,8
32,8
33,9 14,3
Aug
53,6
53,5
13,8
Sep
35,3
32,1 14,3
13,8
Okt
Transmural verlof
51,0
Nov
13,7
Dec
Lineair (begeleid verlof) Lineair (onbegeleid verlof) Lineair (transmuraal verlof)
Grafiek 7: Type verlof bij patiénten > 54 maanden (%) 60 50
49,2
48,3
45,2
52,5
52,5
49,2
50,0
49,2
46,8
46,6
45,3
41,8
40 30 20
24,2 17,7
12,9
10 0
20,0 20,0
20,6 20,6
23,8 19,0 9,5
11,7
26,2
25,4
24,6 18,0
16,9
7,9
4,9
25,8 22,6
25,8
19,7
19,3
5,1
4,9
4,8
25,9 22,4
21,9
4,8
5,2
26,6
28,4
Lineair (begeleid verlof) Lineair (proef verlof)
19,4 6,3
Begeleid verlof Onbegeleid verlof Transmuraal verlof Proefverlof
10,5
Lineair (transmuraal verlof) Lineair (onbegeleid verlof)
Jan
Feb
Maa
51
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 8: Behandelduur kliniekbreed (%) 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
41,8
41,1 34,8
34,7
40,5
34,2
18,8
18,7
40,9
18,2
Jan
Feb
Maa
Apr
17,0
Mei
14,3 11,7
11,3
10,2
Jun
Jul
40,9
33,6
Aug
Sep
14,0 11,4
Okt
<12 maanden 12-30 maanden 30-54 maanden >54 maanden
31,4
31,1
13,3 12,8
13,5 12,6
45,9
43,4
40,3
33,0
32,6
30,9
18,1
9,2
6,7
5,4
32,3
18,8
18,1
41,3
40,9
39,4
31,9
31,9
9,5 4,9
40,2
12,7 10,0
Nov
Dec
Grafiek 9: Overschrijding normen verlofmarges
40
35,0
35,0
34,9
34,0
33,8
30 20
16,0
15,5
15,2
13,4
10 2,9
0
Jan
3,10
3.0
Feb
Maa
2,60
Apr
12,7 3,00
Mei
35,0
34,5
34,1
33,4
33,3
33,1
32,9
Overschrijding Begeleid Overschrijding Transmuraal Overschrijding Onbegeleid
11,0 2,9
Jun
11,6 3,9
Jul
11,6 4,1
Aug
11,9 4,6
Sep
12,5
6,4
5,8
5,1
Okt
13,9
13,2
Nov
Dec
Trend (begeleid) Trend (transmuraal) Trend (onbegeleid)
Grafiek 10: Ooit of nooit eerder verlof > 54 maanden Uitgangspunt: patiënten zonder verlof > 54 maanden
80 70 60 50 40 30 20 10 0
55,0
55,0 45,0
45,0
55,00 45,0
45,0
58,3 58,3 55,0 54,5 56,5 52,6 52,4 47,6 47,4 45,4 43,5 41,7 41,7 40,0
60,0
60,0
Ooit eerder Nooit eerder
40,0
Lineair(Ooit eerder) Lineair(Nooit eerder)
Jan
Feb
Maa
52
Apr
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Grafiek 11: Ooit of eerder verlof: type Begeleid
70 60 50 40 30 20 10 0
Onbegeleid 55,56
55,6
55,6
55,6
50,0 40,0
33,3
33,3
11,1
Jan
33,3
11,1
Feb
55,6 44,4
50 50
50 50
50 50
50 50
50 50
50 50
Transmural
33,3
11,1
Maa
11,1
Apr
10,0
Mei
Jun
Jul
Aug
Sep
Okt
Nov
Dec
Toelichting: Grafiek 1 laat zien dat de verhouding tussen patiënten die op verlof kunnen gaan en patiënten die geen machtiging hebben in de loop van 2011 in enige mate stabiel is gebleven. Ongeveer 59% heeft verlof en ongeveer 41 procent niet. De groep van 41% patiënten die geen verlof hebben bestaat voor 2011 uit 25 eerste opnames, negen patiënten die in 2011 zijn aangemeld met een tweede/derde behandelpoging en acht patiënten waarvan de verlofmachtiging is ingetrokken vanwege een onttrekking. Dat wil zeggen dat iets minder dan de helft van de populatie patiënten die niet op verlof kunnen uit de eerder genoemde categorieën bestaat. Het is op dit moment niet mogelijk om conclusies te trekken ten aanzien van de patiënten die tot de groep “niet verlofgangers” behoren en niet tot eerder genoemde categorieën. Grafiek 2, 3 en 4 gaan nader in op de verdeling van de patiënten die verlof hebben in de categorieën 12 tot 30 maanden, 30 tot 54 maanden en 54 maanden of meer. Het blijkt dat het aantal patiënten met verlof ten aanzien van de categorieën 30 tot 54 maanden en 54 of meer redelijk stabiel blijft. Het aantal verlofmachtigingen voor patiënten in de categorie van 12 tot 30 maanden laat een sterke toenemende trend zien. Deze trend wordt met name veroorzaakt door een toename van verlofmachtigingen in de locatie Maastricht. Wanneer de gegevens vanuit deze grafieken worden vergeleken met de tweede PI doelmatigheid van ’binnen 24 maanden begeleid verlof ’, moet voorzichtig worden omgesprongen met het trekken van conclusies aangezien er met verschillende grootheden wordt gewerkt. Het ministerie van Veiligheid en Justitie gaat uit van eerste opnames en de grafieken gaan uit van start datum tbs. Een voorzichtige conclusie is echter dat er een tendens lijkt te ontstaan: de verlofaanvragen worden vervroegd. De termijn van 24 maanden wordt niet gehaald (zie gegevens justitie), maar in de 6 maanden daarna wordt wel een inhaalslag gemaakt (zie met name grafiek 2). Deze conclusie sluit ook enigszins aan bij de waarnemingen van de Rooyse Wissel. Grafiek 5, 6 en 7 geven aan hoe het totaal aantal verlofmachtigingen is verdeeld over de drie groepen patiënten van 12 tot 30 maanden, van 30 tot 54 maanden en van 54 maanden of langer. Ten eerste laten deze grafieken een consistent stabiel beeld zien over de tijd. Ten tweede laten deze grafieken het beeld zien dat naarmate patiënten langer in de kliniek verblijven er ook sprake is van een grotere mate aan bewegingsvrijheid. Het groot aantal begeleide verloven in de categorie patiënten tussen 30 en 54 maanden wordt door twee factoren verklaard, namelijk doordat in het begin van het traject het relatief lang duurt voordat er een verlofmachtiging wordt aangevraagd (zie PI MV&J), maar ook doordat van deze groep een groot aantal patiënten in de Rooyse Wissel zijn opgenomen voor een tweede behandelpoging. Grafiek 8 betreft de verdeling van de patiëntenpopulatie in relatie tot de duur van de behandeling. De oververtegenwoordiging van patiënten met een verblijf in de tbs meer dan 54 maanden is opvallend. Ongeveer 60% van deze populatie heeft transmuraal verlof dan wel proefverlof. Zij verblijven voor een belangrijk deel buiten de kliniek en zijn al ver gevorderd in hun resocialisatietraject.
53
Grafiek 9 bevat het gemiddelde aantal maanden dat de norm overschreden is bij het verkrijgen van een verlofmarge. De peildatum is de laatste dag van de maand. Om te onderzoeken hoe de trend verloopt is de overschrijding op 0 gezet, telkens wanneer een verlofmarge is verkregen. Dit houdt het volgende in: voor het begeleide verlof staat een norm van 12 maanden; de norm voor onbegeleid is 18 maanden ná het behalen van het begeleide verlof óf 30 maanden na de 1e opnamedatum tbs wanneer er geen begeleid verlof is; voor transmuraal verlof geldt dat de norm 24 maanden is na het behalen van het onbegeleide verlof, 42 maanden na het begeleid verlof wanneer er geen onbegeleid verlof is óf 54 maanden na de 1e opnamedatum tbs wanneer er geen begeleid verlof is verkregen. Deze gegevens zijn per patiënt en hierover is een gemiddelde berekend. Wanneer er nog helemaal geen verlofmarge is behaald, wordt toch per verloftype onderzocht of de norm wordt overschreden. Dan wordt gerekend met onderstaande normen: -
Begeleid = 12 maanden vanaf begin tbs Onbegeleid = 30 vanaf begin tbs Transmuraal = 54 maanden vanaf begin tbs
De grootste overschrijding van norm van een verlofmarge vindt plaats in het kader van het aanvragen en toekennen van begeleid verlof. Het aantal patiënten dat binnen 24 maanden begeleid verlof laat wel een lichte stijging zien (van 8.5 % naar 9.6% gegevens MvVJ). Een groot aantal machtigingen worden aangevraagd en gehonoreerd in de periode van 24 maanden tot 30 maanden tbs. In die periode heeft 55% wel verlof (grafiek 2). Dat wil zeggen dat er voor een substantieel deel van de populatie sprake is van een achterstand van maximaal zes maanden ten opzichte van de norm van 24 maanden. De overschrijdingen bij onbegeleid verlof en transmuraal verlof zijn beduidend minder dan bij begeleid verlof. Dit sluit aan bij de praktijk van verlofaanvragen in de Rooyse Wissel. Grafiek 10 en 11 laten gezamenlijk het volgende beeld zien: 40% (december 2011) van de patiënten zonder verlof die 54 maanden of langer in de Rooyse Wissel verblijven hebben eerder verlof gehad. Dit zijn patiënten die al een eerdere behandelpoging hebben gehad. Bij een groot deel van deze patiënten is de behandeling in de eerdere kliniek gestopt bij begeleid verlof en onbegeleid verlof. De redenen voor het stoppen van een behandeling van patiënten met begeleid verlof is divers (incidenten, gestagneerde behandeling, niet de stap durven nemen naar onbegeleid verlof en in een enkel geval een onttrekking). Bij onbegeleid verlof is de reden tot overplaatsing in bijna alle gevallen te verbinden met het onbegeleid verlof zelf (onttrekking, overtreden van voorwaarden terugval in middelen gebruik). Slechts een klein gedeelte (ongeveer 10% in de eerste vijf maanden van 2011) van de patiënten die langer dan 54 maanden in behandeling zijn heeft eerder transmuraal verlof gehad. Hierbij is echt sprake van een gestagneerde resocialisatie. Het constateren van delictgerelateerd gedrag is hierbij het meest voorkomende argument.
54
DEEL II FINANCIEEL JAARVERSLAG
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
83
82
FINANCIEEL JAARVERSLAG
84
85
87
BIJLAGEN
84
Bijlage 1 Verslag Raad van Toezicht Binnen de CONRISQ Groep is de holdingstichting als rechtspersoon de bestuurder van de dochterstichtingen OG Heldring, Ambulatorium, de Rooyse Wissel en de Lingeburght. Met ingang van 1 januari 2011 is de naam van deze holdingstichting gewijzigd van ‘Groep OGH-DRW’ in ‘CONRISQ Groep’. De CONRISQ Groep kent een Raad van Bestuur en een Raad van Toezicht. Deze Raad van Toezicht houdt mede toezicht op het besturen van de OG Heldring. De Raad van Toezicht van de CONRISQ Groep is per 1 januari 2011 als volgt samengesteld en is in de loop van 2011 ook niet gewijzigd: Mw. drs. M.E.J.M de Witte-Caubo (voorzitter) Mw. drs. A.M.G. Volp-Kortenhorst Mw. drs. G. Sijpkes MBA Dhr. drs. P.H.P. Spronken Dhr. drs. H. van der Stelt Mevr. dr. mr. I.M. Koopmans Dhr. drs. W.H.J.M. Wedemeijer De Raad van Toezicht heeft in 2011 zes keer regulier vergaderd naast een heidag in het kader van deskundigheidsbevordering en evaluatie van het eigen functioneren en enkele vergaderingen in kleiner verband met bijvoorbeeld afvaardiging van Raad van Toezicht Bijzonder Jeugdwerk Brabant. Bij de reguliere vergaderingen is de Raad van Bestuur aanwezig geweest.
Samenwerking met BJ Brabant In het verslagjaar heeft de Raad van Toezicht veel aandacht besteed aan de samenwerking met Bijzonder Jeugdwerk Brabant. Zo is in het begin van 2011 het onderzoeksrapport over de samenwerking besproken van het externe bureau DamhuisElshoutVerschure. Dit bureau adviseerde positief over de samenwerking en meende dat de holding de meest passende vorm is voor de intensivering van de samenwerking. Ook zijn financiële analyses van de jaarrekeningen van BJ Brabant aan de orde geweest. In de aanloop naar de toetreding is gewerkt aan een Fusiedocument. Ná de principe-uitspraak van de Raad van Toezicht dat de toetredingsbesluit van de Raad van Bestuur zou worden goedgekeurd, is de invulling van de Raad van Toezicht ná de toetreding van BJ Brabant onderwerp van gesprek geweest en tevens de samenstelling van de Raad van Bestuur. Dit alles heeft geresulteerd in een toetreding van BJ Brabant per 1 januari 2012 en een gewijzigde samenstelling van de Raad van Toezicht per die datum. De Ondernemingsraden van de dochterstichtingen hebben als voorwaarde voor de toetreding van BJ Brabant gesteld dat ze per 1 juni 2012 met een Centrale Ondernemingsraad willen werken. Voor de toetreding van BJ Brabant tot de CONRISQ Groep was geen statutenwijziging noodzakelijk. Door de benoeming van de CONRISQ Groep als bestuurder van stichting BJ Brabant per 1 januari 2012 was deze toetreding een feit. Hiertoe heeft BJ Brabant wel de statuten aan moeten passen. Daarmee is per 1 januari 2012 een driehoofdige Raad van Bestuur geïnstalleerd.
89
Toezicht op financiën, plannen en resultaten Bespreking van de begrotingen en jaarplannen 2012 van de dochterstichtingen. Bespreken van het jaardocument 2010 (jaarrekening en jaarverslag) van de verschillende dochterstichtigen met de accountant en vervolgens goedkeuren van deze documenten. Bespreken van de Voortgangsrapportages, Viermaandsrapportages, Managementletter en de belangrijkste risico’s voor de instellingen. Bespreken van het Meerjarenbeleid van de CONRISQ Groep. De evaluatie van de accountant. Kennismaking met de accountmanager van ministerie van Veiligheid en Justitie. Invulling van werkgeverschap van de bestuurders. Doordat het ministerie van Veiligheid en Justitie laat is geweest met de vaststelling van de subsidie (subsidie vaststelling over 2009 en 2010 was begin maart nog niet binnen), moest gedurende lange periode rekening worden gehouden met mogelijke wijzigingen in jaarrekeningen, hetgeen de financiële processen heeft belemmerd.
Deskundigheid Raad van Toezicht verder ontwikkelen en borgen Twee leden van de Raad van Toezicht zijn aanwezig geweest bij een presentatie van de Galan Groep over hoe Raden van Toezicht zichzelf zouden kunnen evalueren. Zij hebben hiertoe een methodiek ontwikkeld waarbij middels gestructureerde interviews de effectiviteit met betrekking tot de huidige situatie, de gewenste situatie en het gat tussen beide in kaart gebracht wordt. Wil je werken aan het borgen van het toezicht, dient er sprake te zijn van vertrouwen, maar ook van het invullen van de verschillende rollen in een Raad van Toezicht. Deze methodiek zou kunnen helpen het functioneren van de Raad van Toezicht te borgen. In 2011 heeft de Raad van Toezicht een studiedag aan deze materie gewijd en de methodiek toegepast. Aan de gemaakte afspraken is in de loop van het jaar gewerkt.
Gesprekken met de verschillende organen binnen de CONRISQ Groep Binnen de Raad van Toezicht zijn leden aangewezen die specifiek tot taak hebben de contacten te onderhouden met de Cliëntenraden, de Ondernemingsraden en voor de Rooyse Wissel de Commissie van Toezicht en Patiëntenraad. In dat kader heeft de Raad van Toezicht bij de verschillende ondernemingsraden het algemeen beleid doorgesproken. Het overleg met de Rooyse Wissel heeft in het teken gestaan van de capaciteit bij tbs en de beoogde samenwerking met BJ Brabant. Voor de OG Heldring stonden de onzekerheden bij de jeugdzorg op de agenda, nu de trajectfinanciering er aan komt en ook niet bekend is wie op termijn de financier zal zijn. Centraal thema is: omgaan met onzekerheden. Naast deze onderwerpen zijn voor de Rooyse Wissel nog specifiek de volgende punten aan de orde geweest. mogelijke scenario’s samenhangend met de afloop van tenders; werkzaamheden en resultaten op de polikliniek De Horst; de samenstelling van het Managementteam en de begeleiding van de MT-leden; de aansturing van de locaties ná het wegvallen van de Locatiedirecteur Behandeling in Venray; ontwikkelingen met betrekking tot de resocialisatiewoningen; de voortgang van het Herstelplan; strategische keuzes ten aanzien van de samenwerking Penitentiaire Inrichting Zuid Limburg over de behandeling van gedetineerden met psychiatrische problematiek in Overmaze; de ontwikkelingen en verbeterpunten naar aanleiding van de incidenten op Overmaze in de zomer.
90
Tenslotte Ook in het jaar 2011 heeft de Raad van Bestuur en alle medewerkers binnen de CONRISQ Groep weer goed werk geleverd. Door onzekerheid op het gebied van aflopende tenders, trajectfinanciering, werken voor een bepaald zorggebied, uitbreiding van de holding, (komende) wijziging in wetgeving is er veel op een ieder afgekomen. Wij danken de Raad van Bestuur en alle medewerkers voor hun inzet, hun betrokkenheid en zorg die de medewerkers voor de jongeren, patiënten en cliënten het afgelopen jaar hebben getoond, waardoor er ook dit jaar weer kwalitatief goed zorg is geleverd. Namens de Raad van Toezicht Mevr. drs. M.E.J.M de Witte-Caubo Voorzitter Raad van Toezicht CONRISQ Groep
91
Bijlage 2 Commissie van Toezicht In 2011 heeft de locatiedirectie maandelijks overleg gevoerd met de Commissie van Toezicht over allerhande aangelegenheden die de ten uitvoerlegging van de tbs-maatregel betreffen. Verder werd veel stilgestaan bij de bevindingen van de maandcommissarissen die deels succesvol poogden grieven van patiënten al bemiddelend op te lossen. In het jaar 2011 werden door patiënten in totaal 596 klachten ingediend. Na filtering door de beklagcommissie van de Commissie van Toezicht, waar de kennelijk niet-ontvankelijke klachten direct zijn afgedaan, zijn er in totaal 368 klachten ter verweer gestuurd. Hierbij dient vermeld te worden dat één patiënt in het jaar 2011 in totaal 197 klachten heeft ingediend. Deze patiënt zorgde derhalve voor 33% van alle ingediende klachten. Hoewel er in 2011 en forse toename was van het aantal klachten steeg het aantal gegrond verklaarde klachten maar naar 20,5 ten opzichte van 19 in 2010. Voor verdere gegevens aangaande de Commissie van Toezicht wordt verwezen naar hun eigen jaarverslag dat ten tijde van dit schrijven nog niet beschikbaar was.
92
Bijlage 3 Ondernemingsraad
(De Ondernemingsraad is opgericht op 17 september 2000) Terugkijkend op 2011 hebben we gewerkt aan het herstel van de Organisatie naar een normale situatie, waarbij de focus ligt op een gezonde bedrijfsvoering. We kunnen constateren dat dit goed gelukt is, de Rooyse Wissel sluit 2011 af met een onverwacht positieve balans. Aan de andere kant is dit meteen ook kenmerkend voor de tijden die gaan komen; de vanzelfsprekendheid van tenderen en inkoopgesprekken en binnenhalen is voorbij, wat onverwachte mee- en tegenvallers tot gevolg kan hebben. Meer dan ooit is stevig leiderschap nodig en moet met visie en overtuiging de toekomst tegemoet getreden worden. Het afgelopen jaar was door de veranderde werkwijze van de Raad van Bestuur voor de Ondernemingsraad een jaar van omschakelen en hervinden. Dit was moeilijker dan we gedacht hadden en we kregen het idee minder slagvaardig te zijn. We hebben actief gezocht naar een manier om goed geïnformeerd te blijven We willen tijdig de informatie, adviesen instemmingsaanvragen aangereikt krijgen om zo mee te kunnen denken in het beleid van de organisatie. Bovendien is de Raad van Bestuur meer op afstand komen te staan door het vorm krijgen van de Holding, en hebben we onze informatie meer bij de achterban moeten halen, bijvoorbeeld bij de Locatiedirectie. 2011 heeft ons geactiveerd om onze visie op goed OR-schap te herformuleren, we hebben gezocht naar een manier van communicatie met de Raad van Bestuur die voor hen en voor de medezeggenschap werkbaar is. Dit is nog niet afgerond. We constateren dat daarmee de afstand groter geworden is, en dit is aan het eind van 2011 nog steeds in beweging. De Holding heeft haar definitieve vorm nog niet bereikt, door de nieuwe uitbreiding van de holding zal de medezeggenschap opnieuw haar plek moeten veroveren en leren omgaan met de nieuwe positie van de Raad van Bestuur: een bestuurder op afstand, een nieuw aanspreekpunt, nieuwe informatiekanalen, meer samenwerking met de andere ondernemingsraden van de Holding. Onze organisatie is na de stroomversnellingen van vorig jaar nog lang niet in rustiger vaarwater terecht gekomen. Jullie Ondernemingsraad is nog steeds aan boord, met alle hens aan dek en beweegt mee op deze woelige wateren. In 2011 braken nieuwe tijden aan: de ‘markt’ opgaan en nieuwe ontwikkelingen naar de Rooyse Wissel trekken was moeilijk. Het kost tijd, energie en inventiviteit. De nieuwe werkmethode (navigator methode), waarmee we begin 2011 zijn gestart, bleek voor de Ondernemingsraad een geweldige manier om te komen tot een betere samenwerking waarin iedereen wordt gehoord en kwaliteiten worden benut. Het achter de feiten aanlopen hebben we omgezet naar een duidelijk beeld hebben en afgeven van waar de Ondernemingsraad vindt dat de Organisatie naar toe moet. Hierbij werken we meer proactief en zijn gericht op wat we willen in plaats van wat ons wordt voorgelegd. Hierdoor hebben we helderder voor ogen wat wij denken dat belangrijk is en zijn we in staat meer buiten de kaders te denken dan voorheen.
Raads- en Overlegvergaderingen De Ondernemingsraad vergadert volgens een vooraf vastgestelde vergadercyclus, die zich het gehele jaar blijft herhalen. Deze cyclus is: ondernemingsraadvergadering • • overlegvergadering • ondernemingsraadvergadering • dag voor het Dagelijks Bestuur
93
Leden van de Ondernemingsraad De OR bestond in 2011 uit onderstaande formatie. Leden Ondernemingsraad: Peter Blom, voorzitter Geertine Drost, vice-voorzitter Ben Peters Sraar Hoex Romeo Hofwijks Robin Bouwmans Ton Swinkels Bernie Baats-Speetgens Jan Deenen Aniek Janssen Maya Molag-Mussen (t/m oktober) George van de Vorle (vanaf november) Sigrid van den Akker
STM afdeling Pharos ITB/TLW afdeling Gizeh, Horus, Aswan Medewerker Receptie en Beveiliging STM afdeling Sfinx STM afdeling Amun STM afdeling Isis Medewerker Technische Dienst Behandelrapporteur Horus STM afdeling Siwa Muziek therapeut afdeling THD STM afdeling Gizeh STM afdeling Isis Ambtelijk Secretaris
Door het vertrek van Maya Molag in oktober kwam er een zetel vacant. Op 27 oktober 2011 zijn er tussentijdse verkiezingen georganiseerd, waarbij vier goede kandidaten zich verkiesbaar stelden, zowel vanuit de vestigingen Venray als Maastricht. De verkiezingen hebben een meerderheid van stemmen opgeleverd voor George van de Vorle, die vanaf november 2011 de OR weer op volledige sterkte brengt. Hiermee zijn alle 11 zetels bezet. Het Dagelijks Bestuur van de Ondernemingsraad bestaat uit één voorzitter en één vice-voorzitter. Een Ambtelijk Secretaris ondersteunt de Ondernemingsraad.
Achterban Om de achterban te informeren maken we gebruik van de volgende middelen: maandelijks OR nieuws • • locaties actief bezoeken • artikelen in personeelsblad Uitwisseling • presentatie van de Ondernemingsraad op Roy • notulen op Roy
Raad van Toezicht In maart 2011 heeft de Ondernemingsraad van DRW een artikel 24 overleg gehad met Raad van Bestuur en mevrouw Sijpkes namens de Raad van Toezicht. In deze vergadering is onder andere gesproken over: algemene gang van zaken • • te verwachten instemmingsaanvragen • te verwachten adviesaanvragen • Conrisq groep • normen en begrotingen
94
In oktober 2011 heeft de Ondernemingsraad van DRW gezamenlijk met de Ondernemingsraad van OGH een artikel 24 overleg gehad met Raad van Bestuur en mevrouw Sijpkes namens de Raad van Toezicht. In deze vergadering is onder andere gesproken over: ontwikkelingen in de markt voor de Rooyse Wissel • • ontwikkelingen in de markt voor OGH • werkzaamheden en resultaten afgelopen half jaar • verwachtingen ten aanzien van werkzaamheden en resultaten het komende half jaar • regelingen op het gebied van sociaal beleid • te verwachten instemmingsaanvragen • te verwachten adviesaanvragen • Conrisq groep • medezeggenschap
Advies- en instemmingaanvragen In het afgelopen jaar kwamen de volgende advies- en instemmingaanvragen binnen: ONDERWERPEN ADVIES
ADVIES POSITIEF/NEGATIEF
Opdrachtformulering bureau Damhuis Elshout Verschure inzake samenwerking met BJB
Positief
Organisatiestructuur Pharos/De Horst
Negatief
Voorgenomen besluit van de Raad van Bestuur van BJB en de Conrisq groep tot toetreding van BJB tot de Conrisq groep
Negatief tenzij
Inzet interim hoofd afdeling financiën
Positief
Softwarepakket 20/20 Vision
Lopend
ONDERWERP INSTEMMING
INSTEMMING
Digitale salarisstroken
Instemming
Bereikbaarheidsdienst psychiaters
Ingetrokken
Regeling arbeidsmarkt kraptetoelage psychiaters
Instemming
Calamiteitenplan
Instemming
Protocol gijzelingsalarm
Uitstel van instemming tot na oefening van protocol in de praktijk
Evaluatie arbeidstijdenwet (ATW) 2011 en voorstel 2012
Instemming
Regeling bereikbaarheidsdienst psychiaters
Lopend
ONDERWERP INITIATIEFVOORSTEL
OPMERKING
Levensfasebeleid
In voorbereiding
95
Raad in ontwikkeling Studiedagen maart 2011. Tijdens deze twee studiedagen heeft de OR onder leiding van Hans Heerings kennis gemaakt en geoefend met de Navigator werkmethode. ‘Met de Navigator werkmethode kan op een efficiënte en effectieve wijze medezeggenschap worden uitgeoefend over beleid, plannen en besluiten. De methode verplaatst een aantal werkzaamheden naar het begin van het beleidsvormings-, planvormings- en besluitvormingsproces, die normaal gesproken pas aan het eind plaatsvinden. Daarmee wordt in een vroeg stadium duidelijk op welke punten de plannen en besluiten getoetst dienen te worden en ontstaat er ruimte voor een constructieve dialoog. Voor adviesaanvragen en instemmingsaanvragen kan de methode ingezet worden om in korte tijd tot een oordeel en gemotiveerd advies/instemming te komen.’ Gedurende de eerste cursusdag heeft de Ondernemingsraad geleerd te navigeren en deze kennis toe te passen op het onderwerp ‘organisatie’. Vervolgens is gesproken over de wenselijkheid van een COR. Tijdens de tweede cursusdag is ’s ochtends de navigator werkmethode ingezet om de begroting 2011 te inventariseren op toetsingspunten. In de middag waren hoofd financiën en controller uitgenodigd om uitleg te geven over de begroting. Dit is gedaan aan de hand van een presentatie. Studiedagen oktober 2011. Tijdens de eerste dag heeft de OR onder leiding van Miep Bos geleerd over communicatie. Het programma omvatte een informatieve introductie over formeel communiceren en een actief gedeelte waarin werd geoefend met het communicatieproces. Tijdens de tweede dag is onder leiding van Hans Heerings de Navigator werkmethode toegepast op het onderwerp ‘normalisering kosten/baten’. In de middag is gesproken over Arbo & protocol met als doel om te leren gaan met de begrippen ‘veilig zijn’ en ‘veilig voelen’.
Missie en Visie Missie (bron A3 meerjarenbeleid OR) De belangen van de medewerkers behartigen, voor zover dat reëel is gezien het organisatiebelang. Balans bewaken tussen sociaal en financieel economisch beleid. • • Signalen geven aan de bestuurder over wat er op de werkvloer leeft. • Opletten dat de bestuurder samenhangend beleid formuleert en de OR daarbij betrekt en vroegtijdig informeert. • Er voor zorgen dat besluiten en afspraken worden nageleefd. • Initiëren van beleid. De Ondernemingsraad van de Rooyse Wissel opereert binnen de kaders van de WOR en zoekt met betrekking tot methodiek en kwaliteit aansluiting bij de organisatie. De Ondernemingsraad streeft ernaar dat alle werkvelden binnen de raad vertegenwoordigd zijn. Visie Wij realiseren onze missie door: • We werken op constructief kritische wijze door middel van in kaart brengen en afwegen van voordelen en na delen per vraagstuk. Daarna besluiten, zo mogelijk in consensus. We raadplegen de achterban. Dit kan zowel informeel als formeel (WOR artikel 17). De keuze is te maken naar • rato van de problematiek. We toetsen de gevolgen van de genomen besluiten en of de gemaakte afspraken worden nagekomen. Dit kan • door de achterban te vragen, controle cijfermateriaal, et cetera. Per punt wordt bepaald hoe, wanneer en wie toetst.
96
• •
We informeren bestuurder en achterban door middel van overleg, via notulen en publicaties. De OR gebruikt de mogelijkheid (WOR artikel 23, Initiatiefrecht) voorstellen te doen naar aanleiding van onderwerpen, welke de OR relevant vindt.
Jaarplan Ondernemingsraad 2012-2017 Succesbepalende factoren OR Voor medewerkers De OR onderscheidt kritisch wat of wie de juiste informatiebron is. De OR verifieert de informatie uit de wandel1. gangen. De OR is de belangenbehartiger van alle c.q. een groep van medewerkers. De OR staat dus niet voor individuele 2. belangen. De vergaderingen volgens WOR artikel 24 zullen weer tweemaal per jaar plaatsvinden, na overleg met de bestuur3. der. De OR stelt een A3 jaarplan vast en past deze elk jaar indien nodig aan. 4. Voor patiënten OR draagt zorgt voor een stabiel werkklimaat. 1. 2. OR is betrokken bij de veiligheid van werk en leefklimaat. Voor ketenpartners De OR neemt deel aan organisatiecommissies als assessor. Dit om de objectiviteit te waarborgen en de helikop1. terview te behouden. De OR maakt gebruik van alle ter beschikking staande informatiestromen. Dit kan zijn: het eigen netwerk, 2. interne en externe deskundigheid, vakbond, arbo-arts, management team, landelijk OR Platform, landelijk OR Vernieuwing Forensisch zorg, et cetera. Voor maatschappij De OR positioneert zich binnen de maatschappelijke organisatie. 1. 2. De OR heeft een goede reputatie Voor bestuur en financiers De OR is resultaatgericht 1. 2. De OR geeft tijdige, volledige en juiste informatie 3. De OR behandelt state of the art en draagt bij aan de ontwikkeling van best practices 4. De OR kent een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering 5. De OR kent een grote mate van klanttevredenheid 6. De OR is ondernemend 7. De vergaderingen volgens WOR artikel 24 vind tweemaal per jaar plaats met de Raad van Bestuur. Beleid OR 2012-2017 Beleid voor leiderschap 1. Leidinggevenden concentreren zich op hun afdeling 2. Leidinggevenden passen coachend, stimulerend en situationeel leiderschap toe Beleid voor strategie en beleid aangaande patiënten Voorkomen van ernstige incidenten gedurende en na de behandeling 1.
97
aangaande ketenpartners Proactief, in gedeelde verantwoordelijkheid, samenwerken met ketenpartners 1. 2. Samenwerking afstemmen met onze concurrentiepositie aangaande maatschappij Adequaat reageren op signalen uit de maatschappij 1. 2. Meer maatschappelijk verantwoord ondernemer worden aangaande bestuur De OR bevordert een eigentijdse adequate bedrijfsvoering 1. 2. Marktconform en ondernemend met adequate informatie managen 3. Het Bestuur legt volledige en transparante verantwoording af 4. Academisering stimuleren Beleid voor management van medewerkers De OR DRW toetst vanuit de Wet op de Ondernemingsraad (WOR): 1. Totaal HRM-beleid implementeren Beleid voor management van middelen Op de onderstaande punten zal binnen de OR beleid/werkwijze gemaakt worden en gelden als aandachtsgebied naar de organisatie: 1. Projectresultaten van sturing benutten om inzet van middelen en effectiever maken. 2. DB(B)C systematiek benutten om kostprijs van de diverse behandeltrajecten te berekenen. 3. Benchmarking en trendanalyses bijhouden. 4. Database voor ondersteuning van management Beleid voor management van processen Op de onderstaande punten zal binnen de OR beleid/werkwijze gemaakt worden en gelden als aandachtsgebied naar de organisatie: De Plan-Do-Check-Act cirkel wordt voordurend doorlopen, waarbij processen zo snel mogelijk worden aange 1. scherpt. Proceseigenaren worden zorgvuldig gekozen; zij worden gefaciliteerd en toegerust voor hun taak. 2. Targets OR 2012 Voor medewerkers • Bezetting formatie: 100% • Mobiliteit personeel extern: 15% • Mobiliteit personeel intern: 5% • Geweld tegen personeel: <15 • Opleidingsuitgaven: 2,5% • Arbeidsverzuim: kort 2,5% en lang 3,5% • Waardering door medewerkers: 3,5 • Verzuimfrequentie: 1,6 • Aantal mannen: 50% • Vacaturetijd per functiegroep 3 maanden • Aantal opleiding- en stageplaatsen: 1 per afdeling • Fase III-leidinggevenden • Er is voor medewerkers een juiste balans tussen belasting en uitdaging Voor patiënten Zorgprogramma’s zijn werkbaar en onderbouwd (State of the Art c.q. Best practice). • • Behaald behandelresultaat is conform planning
98
Voor ketenpartners Samenwerkingsovereenkomsten: 3 • • Waardering door ketenpartners: 3 Voor maatschappij Aantal keren kennisoverdracht: 3 • Voor bestuur en financiers • Bezettingsgraad: 100% • Overhead: 30% • OR is een Fase III organisatie • Bestuur en Raad van Toezicht zijn tevreden over de resultaten van Ondernemingsraad.
Samenvattend: 2011 was het jaar ná 2010. De gevolgen bleven ook in 2011 voelbaar. Minder personeel, dus hogere werkdruk. We misten collega’s, sommige functies waren zelfs verdwenen. In 2011 was het jaar van stabiel blijven en nieuwe initiatieven om nieuwe inkomsten te genereren. De OR heeft hierin meegedacht en was aanwezig op de visiedag om samen met de Raad van Bestuur kritisch te kijken naar de mogelijkheden en onmogelijkheden. De bezetting van personeel op patiëntgebonden afdelingen was regelmatig aan de krappe kant. Daarnaast hebben er ook helaas weer incidenten plaatsgevonden, maar niet meer dan het streefgetal 15. De OR heeft het belang van medewerkers en organisatie hierin bewaakt. Het arbeidsverzuim zowel op lange als op korte termijn is onvoldoende teruggedrongen. Als OR constateren we dat hiertoe door de hoofden de bewezen middelen, zoals de inzet van supervisoren, nog onvoldoende wordt ingezet. De verzuimfrequentie kent een grillig verloop, over het jaar genomen is er voor Venray een daling zichtbaar voor kort en middellang (cumulatief) verzuim, lang verzuim blijft echter op enkele afdelingen bij herhaling onverminderd hoog. Voor Maastricht is de het middellange verzuim stabiel. De OR heeft actief de signalen van de betrokken afdelingen verzameld en in de OV-vergaderingen bij de bestuurder zowel op oplossingen aangedrongen als op het onderzoeken en wegnemen van de oorzaak. De OR heeft binnen de OV-vergaderingen regelmatig aandacht besteed aan fase 3–leidinggevenden. De wijze van functioneren loopt uiteen op het gebied van aansturing van teams en bereikbaarheid van een leidinggevende overdag en met name op vrijdag. Ook constateerde de OR dat leidinggevenden tijdens de gezamenlijke lunchmomenten niet zichtbaar zijn maar zich terugtrekken in een vergaderzaal. Sinds een aantal maanden hebben sommigen het restaurant hervonden als lunchplek. De OR heeft in 2011 besloten vaker naar de vestiging Maastricht te gaan, door eens per kwartaal te vergaderen. Dit is in 2011 tweemaal gelukt, plus de extra aanwezigheid van de verkiezingscommissie en de stembus op 27 oktober. Gelegenheid tot stemmen was er op die dag ook in de beide poliklinieken. Net zoals in de rest van de organisatie was 2011 voor de OR-leden het jaar van het zoeken naar de juiste balans tussen inzet en belastbaarheid. De toegenomen werkdruk op de eigen afdelingen speelden ons parten – er moest meer gedaan worden met minder mensen, daarbij werd de norm per medewerker verhoogd. Dit noodzaakte medewerkers tot het onderzoeken en herijken van hun balans. De mobiliteit is gedaald mede of dankzij de slechte economische omstandigheden in Nederland. Medewerkers blijven de Rooyse Wissel positief waarderen, maar verbeteringen blijven mogelijk. Het percentage mannen binnen het personeelsbestand is constant. De tijd om een vacature in te vullen is toegenomen, omdat het moeilijker is om goed geschoold en deskundig personeel te vinden. Sociotherapie is hierin nog steeds de grootste groep.
99
Met betrekking tot de behandelkant heeft de OR op basis van gesprekken met de achterban het standpunt ingenomen dat een locatie directeur op Zorg en Behandeling essentieel is voor het interne en externe beleid van de organisatie. Belangrijk dit jaar was de samenwerking met OGH en BJB. We hebben actief meegewerkt aan de vormgeving van de toekomstige medezeggenschap binnen de CONRISQ groep, zowel op holding- als op de stichtingsniveau. Op landelijk niveau hebben we ons ingezet voor het voortbestaan van de platformdagen, zodat OR’s van justitiële en private klinieken elkaar blijven vinden om de marktontwikkelingen te overzien. Binnen een samenwerking met externe organisaties wordt onze OR omschreven als professioneel, betrouwbaar en kundig. Tot slot heeft de Raad van Toezicht de OR uitgedaagd om duidelijker te zijn over wat de doelen zijn, hieraan zal de OR in het komende overleg van 10 mei 2012 aandacht besteden.
100
Bijlage 4 Patiëntenraad De patiëntenraad van de Rooyse Wissel is opgericht op 13 juni 2000. Sinds 2011 hebben de beide locaties een eigen deelraad waarin overlegd wordt tussen de patiënten en een Hoofd Sociotherapeutisch Milieu. Regelmatig sluiten ook de locatiedirectie en andere medewerkers aan. De agendapunten van de deelraad zijn locatiegebonden. De deelraden zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van alle afdelingen van de Rooyse Wissel. Binnen beide deelraden is een dagelijks bestuur actief bestaande uit een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.
Deelraad Venray In 2011 vergaderde de deelraad Venray wekelijks. Een keer per maand was er een deelraadvergadering met de directie. Doordat de patiëntenraad het systeem hanteert waarbij per afdeling één vertegenwoordiger zitting heeft in de raad, vinden wisselingen plaats. Zo ook in 2011. Niet alle afdelingen hebben een vertegenwoordiger in de deelraad. Ook binnen het dagelijks bestuur (voorzitter, secretaris en penningmeester) van deelraad Venray vond er in 2011 een wisseling plaats. Er werd een nieuwe voorzitter aangesteld. Het is de instelling van het dagelijks bestuur om de deelraad extra stabiliteit te geven door het mogelijk te maken om de bestuursfunctie aan te houden wanneer er een overplaatsing naar een andere afdeling plaatsvindt. Zo gaat de ervaring van het dagelijks bestuur niet bij iedere wisseling verloren. Deelraad Venray wordt begeleid door twee sociotherapeuten en een Hoofd Sociotherapeutisch Milieu. 2011 Onderwerpen waarvoor de patiëntenraad zich heeft ingezet: Noodprogramma’s: naar aanleiding van de toegenomen noodprogramma’s in 2011 is er een advies uitgebracht aan de directie en ligt er de afspraak om de komende jaren goed geïnformeerd te worden over de personele bezetting. Er is een werkgroep geformeerd om noodprogramma’s in de toekomst tegen te gaan. Door de directie is een externe adviseur in de arm genomen om de problemen rondom de personele bezetting, noodprogramma’s en de begeleide verloven in kaart te brengen. Naast de verschillende gesprekken met diverse personeelsleden heeft de adviseur tevens met de raadsleden van deelraad Venray gesproken. Hij zal begin 2012 advies uitbrengen; ZRP-score (Activiteiten Planningssysteem): er is door de deelraad een advies uitgebracht over het wijzigen van de ZRP-score. Sociotherapeutische blokken die meetellen voor de zak- en kleedgeldregeling worden vastgesteld door de dagcoördinatoren. Zij zijn verantwoordelijk voor de planning van sociotherapeutische activiteiten in ZRP. De deelraad is al langere tijd van mening dat de wijze van scoren op aanwezigheid bij TLW anders moet en bereidde in 2011 een advies voor. Dit advies is door de medewerkers van TLW meegenomen in de verdere uitwerking van de ZRP-score; Huur-/koopcontract tv’s en koelkasten: na veel inzet is eind 2011 het huur-/koopcontract goedgekeurd; TV-raad: nadat in 2010 het verzoek is gedaan om de kwaliteit van de tv-zender te verbeteren, is dit onderwerp diverse keren terug op de agenda gekomen van deelraad Venray; Opendagen en rondleidingen: in 2011 is de deelraad in ruim 25 rondleidingen gastheer geweest. Ook werkte de deelraad mee aan de nationale Open Dag van DJI, de Open Dag voor medewerkers en de Netwerkdag; Kliniekregels en afdelingsregels: dit jaar zijn er nieuwe kliniekregels van toepassing, de raad heeft adviezen uitgebracht; Commissie van Toezicht: het aanhalen en verbreden van de contacten met de Commissie van Toezicht. Een ander advies waar de patiëntenraad eind 2010/begin 2011 aan gewerkt heeft, is het computerbeleid. Het uitgebreide en onderbouwde advies heeft ertoe geleid dat het computerbeleid vanaf 2011 in drie afzonderlijke beleidsstuk-
101
ken wordt verdeeld, te weten: toegestane apparatuur, helpdesk en internetbeleid. De helpdesk zal begin 2012 opgestart worden bij TLW en het internetbeleid zal eveneens begin 2012 actief worden. Ondanks een aantal pogingen is advies rondom vrijhedenniveau 4 dit jaar niet van de grond gekomen. Vrijhedenniveau 4 is reeds een langlopend onderwerp waarvan eind 2011 wordt afgesproken om dit in 2012 op te pakken. Werkgroepen Vanwege vele wisselingen van raadsleden is er in 2010 voor gekozen om de verschillende werkgroepen binnen de patiëntenraad te verdelen over twee clusters. Doel hiervan was meer stabiliteit in de werkgroepen te krijgen. Leden van de deelraad namen in 2011 zitting in de volgende clusters van werkgroepen: Cluster 1:
Cluster 2:
TV-raad Voedingsraad Computerraad Bewegingsvrijheid
Therapieën SCW-raad (Sociaal Cultureel Werk) ZRP-score (Activiteiten Planningssyteem)
Ondanks dit clustersysteem is er door de wisselingen van raadsleden een minimale aandacht uitgegaan naar de werkgroepen. Begin 2012 worden de werkgroepen binnen de deelraad opnieuw besproken. Communicatie met achterban Wanneer er veranderingen zijn binnen de kliniek, wordt de patiëntenraad hier de meeste gevallen in gekend alvorens men een beslissing neemt. De deel- en patiëntenraad wordt nog niet in alle gevallen tijdig geïnformeerd over ontwikkelingen in de Rooyse Wissel. In de loop van 2011 wordt de raad wel steeds meer betrokken in verschillende werkgroepen. Zo zal een aantal raadsleden afgevaardigd worden in onder andere projectgroep Dwang en Drang. Tegelijkertijd nodigt de raad steeds vaker medewerkers uit zodat de raad beter wordt geïnformeerd over en betrokken bij de ontwikkelingen binnen de Rooyse Wissel. Op dit punt heeft de raad vooruitgang geboekt. Begin 2011 is aan de afdeling Communicatie van de Rooyse Wissel het verzoek gedaan om onderzoek te doen naar verbeterpunten in de communicatie richting de achterban en de beeldvorming van de patiëntenraad. Er is een enquête gehouden onder alle patiënten van de locatie Venray, maar de respons was zeer laag. Belangrijke zaken worden wekelijks vermeld in de huiskamerbespreking en vanuit de afdelingen worden punten aangeleverd voor de deelraad- en patiëntenraadsvergadering. Deze punten worden meegenomen door de afdelingsvertegenwoordiger. De notulen van de deelraad- en patiëntenraadsvergaderingen liggen op elke afdeling ter inzage. De communicatie met deelraad Maastricht verloopt moeizaam en bestaat voornamelijk uit zeer spaarzame telefonische contacten en het toezenden van de verslagen van de deelraad Venray naar Maastricht. Vanuit de locatie Maastricht worden door de deelraad Venray alleen de verslagen van de deelraadvergaderingen met de locatiedirectie ontvangen. Op 30 september heeft de patiëntenraad met succes de Landelijke Patiëntenraad Dag 2012 op de locatie Venray georganiseerd. In het begin van het jaar waren er de nodige twijfels of deze dag doorgang zou kunnen vinden aangezien DV&O niet meer rijdt voor raadsleden. Uiteindelijk zijn er op de Landelijke Patiëntenraad Dag zeven patiëntenraden aanwezig geweest, een hoger aantal in vergelijking met voorgaande jaren. De dag heeft voornamelijk in het teken gestaan van de onderlinge verschillen tussen de tbs-instellingen.
Deelraad Maastricht In 2010 werd in het jaarverslag van de deelraad Maastricht opgenomen dat 2011 het jaar van de verdere ontwikkelingen zou worden. Meer aanbod door TLW, meer vrijheden, betere communicatie en stabiliteit in het personeelsbestand. Een deel van deze doelstellingen is dit jaar gerealiseerd, een deel ook niet.
102
Het aanbod door TLW is inmiddels volledig en divers. Activiteiten en scholing sluiten beter op elkaar aan en er is volop ontwikkeling. Met behulp van de patiëntenraad is er nieuw beleid gemaakt voor de locatie Maastricht, zoals het vrijhedenbeleid. Het personeelsbestand kent nog steeds verloop, echter niet meer problematisch. Door actieve sturing hierop door leidinggevenden en het meedenken van de deelraad zijn goede oplossingen bedacht en is er, zelfs in de zomerperiode, nauwelijks ingesloten. Naast de positieve ontwikkelingen was de communicatie één van de speerpunten voor 2011, en juist die communicatie heeft dit jaar zijn dieptepunt bereikt. De patiëntendeelraad heeft op enig moment ongenoegens bespreekbaar willen maken met het management. De samenwerking en het overleg tussen patiënten, de patiëntendeelraad en het management werd op enig moment echter onvoldoende benut en opgezocht en de communicatie stagneerde. Hierop is door patiënten een brandbrief geschreven. De samenwerking tussen de deelraad en het management is hierdoor tijdelijk verstoord. Met behulp van bemiddeling van de Commissie van Toezicht is er getracht deze onwenselijke situatie op te lossen. De locatiedirectie is meerdere malen actief met de deelraad in gesprek gegaan hierover en inmiddels is de samenwerkingsrelatie hersteld. De communicatie blijft echter een aandachtspunt dat terugkerend op het overleg met locatiedirectie zal worden geëvalueerd. Actieve participatie door de patiëntendeelraad is van groot belang, dat draagt bij aan de continuïteit en stabiliteit van de locatie. De organisatie zal hierin investeren. In de samenstelling van de deelraad hebben zich het afgelopen jaar nogal wat wisselingen voorgedaan. Dat is begrijpelijk gezien de belangrijke taak van patiëntenraadslid. De verantwoordelijkheid wordt door enkele patiënten onderschat. Om hier verdere ondersteuning aan te bieden wordt de leden van de deelraad in 2012 een cursus effectief vergaderen aangeboden om de functie goed te kunnen invullen. De samenwerking met het PPC op een locatie vraagt een investering van patiënten. De patiëntendeelraad heeft een actieve bijdrage geleverd in het signaleren en bespreekbaar maken van knelpunten en visieverschillen. Mede door deze inbreng zijn we er in voldoende mate in geslaagd een goede samenwerking te vinden. Al met al zijn er, ondanks een tijdelijk samenwerkingsprobleem, belangrijke stappen gezet door de patiëntendeelraad Maastricht. Het jaar 2012 wordt dan ook met vertrouwen tegemoet gezien. Om de ontwikkelingen goed te blijven volgen en sturen blijft de communicatie het belangrijkste speerpunt, dat is de basis voor een goede samenwerking. De basis voor het maken van passend beleid dat de behandelvisie van de Rooyse Wissel ondersteunt.
103
Bijlage 5 Jaarverslagen commissies Binnen de Rooyse Wissel zijn diverse commissies actief. In dit onderdeel van het jaarverslag worden per commissie de doelstellingen en mogelijke resultaten in 2011 beschreven.
Arbocommissie Het complete Arbojaarverslag was op moment van schrijven nog niet vastgesteld. Daarom is er een samenvatting opgenomen. Jaarlijks wordt door de Arbocoördinatoren een Arbojaarverslag opgesteld waarin relevante ontwikkelingen uit het voorgaande jaar zijn opgenomen.
Arbocommissie De Rooyse Wissel heeft sinds 2007 een Arbocommissie. Het doel van de Arbocommissie is de veiligheid, gezondheid en het welzijn van de medewerkers te waarborgen. De commissie bestaat uit vier Arbocoördinatoren en vijf preventiemedewerkers. In 2011 is een tweetal vacatures voor preventiemedewerker ingevuld. Samen met het Hoofd Facilitair vervullen de personeelsfunctionarissen de rol van Arbo-coördinator. Zij zijn onder meer verantwoordelijk voor het mede-ontwikkelen en verbeteren van het Arbobeleid, zij bewaken de processen en verzorgen het jaarlijkse Arboverslag. Het Arbojaarverslag wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het managementteam en de ondernemingsraad na bespreking van het concept in de Arbocommissie. De eindverantwoordelijkheid voor het vaststellen van het Arbobeleid en het Arbojaarverslag ligt bij de Raad van Bestuur. Voor het uitvoeren van het Arbobeleid is, binnen de eindverantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur, iedere leidinggevende verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden binnen zijn of haar afdeling en is hij of zij bevoegd tot dienovereenkomstig handelen (binnen de grenzen van de algemeen geldende bevoegdheden). De medewerkers zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van de regelingen op gebied van Arbo. Vanuit de verschillende afdelingen of disciplines (TLW, VSA, Sociotherapie en Technische Dienst) is het streven dat er één preventiemedewerker een groep medewerkers vertegenwoordigt. De taak van de preventiemedewerkers richt zich enerzijds op het signaleren van knelpunten in de organisatie op het gebied van arbeidsomstandigheden. Anderzijds heeft de preventiemedewerker een taak in het voorlichten van medewerkers over bijvoorbeeld het gebruik van apparaten, het gebruik van beschermingsmiddelen en het inrichten van het (beeldscherm) werkplek. De twee nieuwe preventiemedewerkers hebben in 2011 de basistraining gevolgd. De rolverdeling tussen preventiemedewerkers en Arbocoördinatoren is verder vormgegeven door het beschrijven van de expliciete taken. De voornaamste taken van de Arbocommissie zijn: het leveren van een bijdrage aan de RI&E; het adviseren van de werkgever over arbeidsomstandigheden en Arbobeleid; het informeren van de ondernemingsraad; het informeren van medewerkers; het, indien nodig, overleggen met Arbodeskundigen; het fungeren als aanspreekpunt voor collega’s.
104
De Arbocommissie voert drie tot vier maal per jaar (eens per kwartaal) overleg. Tweemaal per jaar wordt er overleg gevoerd met de ondernemingsraad (eens per half jaar). De medewerkers worden op de hoogte gehouden van relevante ontwikkelingen middels de algemene nieuwsbrief.
Opleidingen In het kader van arbeidsomstandigheden spelen opleidingen een grote rol. Opleidingen voorzien medewerkers immers van vaardigheden en bekwaamheden die voor het verrichten van de dagelijkse werkzaamheden met deze patiëntengroep relevant zijn. Omgaan met agressie Veiligheid van medewerkers tijdens de uitoefening van hun werkzaamheden is van groot belang. Jaarlijks wordt voor diverse functiegroepen een fysieke en verbale agressietraining georganiseerd. Aan de trainingen is voornamelijk deelgenomen door sociotherapeuten. Het doel van de agressietraining is medewerkers zo goed als mogelijk voor te bereiden op hoe zij om moeten gaan met voorkomend agressief gedrag. Daarnaast hebben in 2011 in dit kader herhalingstrainingen, teamdagen en instructeuropleidingen plaatsgevonden. Het aantal basistrainingen is in 2011 licht gestegen ten opzichte van 2010. Het aantal herhalingstrainingen is daarentegen flink gedaald ten opzichte van 2010. Dit kan worden verklaard door het aantal teamdagen waarin de herhalingstraining aan bod is gekomen. Dit gebeurde voorheen niet. De direct leidinggevende en de medewerker zijn samen verantwoordelijk voor het deelnemen aan de basistraining en de herhalingstrainingen. Door de afdeling Opleidingen wordt hieromtrent gerapporteerd. Gezien het incident op locatie Maastricht en de daaruit voortkomende eis van de Arbeidsinspectie zal in 2012 op andere wijze invulling gegeven worden aan de agressietrainingen (fysiek en verbaal).
Veiligheid, klimaat en beroepsziektes Brandveiligheid Er is 2008 door Dienst Justitiële Instellingen (DJI) ingezet om alle instellingen waar justitiabelen gehuisvest zijn aan strenge brandeisen te onderwerpen. Alle gebouwen dienen te voldoen aan bouwbesluit 2003, met daaraan toegevoegd nog aanvullende eisen van DJI. Voor de Rooyse Wissel betekent dat een pakket aan werkzaamheden welke in een planning zijn opgenomen. Deze planning liep van januari 2009 tot maart 2010 en de uitvoering is conform de planning verlopen. In die periode werden alle deuren vervangen, wijzigingen aan de luchtbehandeling aangebracht, alle kabelgoten aangepast, leidingen en roosters en dergelijke aangepast en er werd op elke patiëntenkamer een handbediende blusinstallatie gerealiseerd. Controle en inspecties De inspectie heeft in 2010 gekeken naar de bouwkundige en organisatorische stand van zaken. Bouwkundig waren er een aantal aandachtspunten, die zijn inmiddels opgepakt. Organisatorisch zijn er opmerkingen die een herstructurering van het veiligheidsbeleid vragen (lees ook BHV beleid). De directie heeft om dat te bewerkstelligen in december 2010 de Kerngroep Veiligheid opgericht. Daarin zijn alle noodzakelijke disciplines vertegenwoordigd onder voorzitterschap van de Locatiedirecteur Organisatie in Venray. Daarmee is de start gemaakt voor een integraal en gedragen veiligheidsbeleid. De Kerngroep Veiligheid heeft in 2011 organisatorische en bouwkundige verbeterpunten gerealiseerd. Bouwkundig zijn aanpassingen gedaan om de brandcompartimenten terug te brengen naar maximaal één woonafdeling. Compartimenten van maximaal één afdeling maken het ontruimen minder omvangrijk. Gevolg daarvan is dat de BHV organisatie in de minimale bezetting van vijf naar vier inzetbare BHV-ers kan, aangezien één medewerker receptie die post bezet. De bouwwerkzaamheden zullen afgerond zijn februari 2012. De minimale BHV bezetting wordt in de loop van 2012 teruggebracht naar vier. Organisatorisch heeft een herstructurering van de BHV organisatie plaatsgevonden. 105
Calamiteiten In november 2010 heeft het MT het nieuwe calamiteitenplan goedgekeurd. De implementatie vond plaats vanaf het eerste kwartaal in 2011. De inspectie van november 2010 door DJI op het project brandveiligheid heeft ook verbeterpunten op het nieuwe calamiteitenplan opgeleverd. Deze werden in 2011 verwerkt. Het calamiteitenplan zal wanneer deze verbeterpunten ingevuld zijn, na vaststelling door MT en OR geïmplementeerd worden. De regie ligt bij de Kerngroep Veiligheid. Uit de brandveiligheidscan 2010 is gebleken dat de brandcompartimenten voor de woonafdelingen voor het merendeel twee woonafdelingen betreft. De organisatie BHV was tot januari 2011 uitgerust op het ontruimen van slechts één woonafdeling. De eerste actie is het verhogen van de bezetting van minimaal vijf naar minimaal zes medewerkers in de nacht. De situatie om van twee woonafdelingen binnen een brandcompartiment naar één afdeling binnen een compartiment gaan is december 2011 bouwkundig afgerond. Volgende stap is het calamiteitenplan en de BHV organisatie (ontruiming en BHV bezetting) daarop aanpassen. Ontruimingsplan en minimale BHV bezetting wordt vóór 1 juni 2012 opnieuw vastgesteld. Na juni 2012 wordt de minimale nachtbezetting teruggebracht naar vijf medewerkers gedurende de nacht, waarvan minimaal vier BHV. Werkplekonderzoek Er is een medewerker van de afdeling Facilitaire Dienst beschikbaar die (nieuwe) werkplekken van medewerkers kan instellen conform de gestelde richtlijnen. In 2011 zijn er in totaal 36 werkplekken ingesteld; zeventien in Venray en negentien in Maastricht. In 2010 werd er 64 maal een beroep gedaan op deze medewerker. Toen zijn er 49 werkplekken ingesteld in Venray en vijftien werkplekken in Maastricht. Binnenklimaat en ventilatie Begin 2010 heeft een actuele RI&E plaatsgevonden. De actiepunten uit deze RI&E zijn aanleiding voor eventuele verdere maatregelen aangaande het klimaat. Het plan van aanpak is eind 2010 opgesteld en werd in 2011 na vaststelling verspreid. Er zijn in 2011 op een werkplek op de tweede verdieping in de zomerperiode aanhoudend klachten gemeld over de oplopende temperatuur. De oplossing is dat er op verzoek een mobiele airco beschikbaar gesteld wordt. Legionella De Rooyse Wissel is als instelling verplicht een legionellabeheersplan te hebben en uit te voeren. Alvorens een beheersplan gemaakt wordt, moet het leidingsysteem aan de vereiste normen voldoen. De installatie voldoet aan de gestelde normen en een beheersplan is gemaakt. De praktijk wijst uit dat de legionellabacterie incidenteel nog in beperkte mate aangetroffen wordt. Risicogebieden zijn bijvoorbeeld de separeerafdelingen waar weinig gebruik van wordt gemaakt. Dat heeft de aandacht, en gezien de metingen, loopt de organisatie geen gezondheidsrisico’s. In 2010 is het legionellabeleid actief doorgevoerd. De zogenoemde risicogebieden worden preventief gespoeld met warm water. Dit actieve legionellabeleid heeft ertoe geleid dat er in 2010 geen besmettingsgevallen geweest zijn die de norm overschreden. In 2011 is er in het kader van de legionellapreventie door Water Maatschappij Limburg een inspectie geweest op de watervoorziening binnen de Rooyse Wissel. Het rapport heeft een aantal aanbevelingen opgeleverd: - verplicht wordt een jaarlijks controle en rapportage op terugslagkleppen welke gemonteerd zijn tussen de vaste aansluiting van apparaten op de waterleiding; - plaatsen van een aantal automatische spoelkleppen op de afdeling Siwa; uitvoeren en registratie van het spoelen van tappunten die een week niet gebruikt zijn. Alle aanbevelingen worden in februari 2012 gerealiseerd. Hepatitis-B De Rooyse Wissel kent een vaccinatiebeleid waardoor medewerkers die patiëntgebonden werkzaamheden verrichten, kunnen worden gevaccineerd tegen Hepatitis-B. Deze vaccinatie is niet verplicht, maar wordt sterk geadviseerd. De vaccinaties worden verzorgd door de eigen Medische Dienst van de Rooyse Wissel.
106
In totaal zijn er in 2011 in Venray elf medewerkers gevaccineerd. Tevens hebben vier personen een booster (in geval van verjaarde vaccinatie) gehad. In totaal zijn er in 2011 in Maastricht 38 medewerkers gevaccineerd. Hiervan hebben acht personen een booster gehad.
Seksuele intimidatie en opvang & begeleiding De vertrouwenspersoon Met enige regelmaat is er ook in 2011 weer een beroep gedaan de vertrouwenspersoon. Terugblikkend op 2011, wordt er binnen de Rooyse Wissel gemiddeld één maal per twee maanden een beroep op de interne vertrouwenspersoon gedaan. Dit is een daling ten opzichte van voorgaande jaren. De aard van de klacht is echter geïntensiveerd. Er is sprake van een telkens terugkerende problematiek met betrekking tot stijl van leidinggeven en de wijze van omgang met elkaar. Het inschakelen van de vertrouwenspersoon wordt gezien als een laatste redmiddel in vaak, gedurende lange tijd, vastgelopen (conflict)situaties. De in 2008 aangetrokken externe vertrouwenspersoon is in 2011 niet benaderd. Commissie Collegiale Opvang en Begeleiding De Rooyse Wissel is een organisatie waar gezien de aard en complexiteit van de doelgroep, regelmatig incidenten kunnen plaatsvinden tussen patiënten en medewerkers of patiënten onderling. Deze incidenten kunnen als schokkend worden ervaren door medewerkers en zijn/haar omgeving. De ervaring leert dat een schokkende gebeurtenis een grote impact kan hebben op het werk en het persoonlijke leven van de betrokken medewerker. De Rooyse Wissel staat voor een organisatie die een optimaal functioneren van haar medewerkers beoogt en in het kader daarvan onder meer veel aandacht besteedt aan psychohygiëne en psycho-educatie. In dit kader is de commissie Collegiale Opvang en Begeleiding in het leven geroepen. Deze commissie richt zich op adequate opvang en begeleiding van medewerkers die worden geconfronteerd met een schokkende gebeurtenis of incident. De commissie bestaat op de locatie Venray uit zes leden en op de locatie Maastricht uit één lid. In Maastricht is uitbreiding dringend gewenst. Er is in 2011 is een onbekend aantal keer een gesprek door de verantwoordelijke (HSTM, SvD) aangeboden met de commissie Collegiale Opvang en Begeleiding. Daarvan hebben er daadwerkelijk vijf individuele opvanggesprekken plaatsgevonden. Ter vergelijking een overzicht van de voorgaande jaren. Jaar
Aantal
2004
8
2005
9
2006
12
2007
10
2008
10
2009
17
2010
10
2011
5
Het aantal malen dat een beroep is gedaan is in 2011 verder gedaald. Ondanks dat er toch verschillende ernstige incidenten hebben plaatsgevonden is er geen Collegiale Opvang en Begeleiding ingeschakeld. Bij verscheidene ernstige incidenten is wel actie ondernomen middels een andere manier van externe nazorg (bijvoorbeeld inschakeling traumapsycholoog).
107
De vijf werkelijke inzetten door de commissie Collegiale Opvang en Begeleiding zijn in Venray geweest, er is geen inzet geweest in Maastricht. De commissie Collegiale Opvang en Begeleiding is van mening dat er beter gebruik gemaakt kan worden van het aanbod van de commissie Collegiale Opvang en Begeleiding. Een voorstel zou kunnen zijn dat leden van de commissie standaard na een incident een gesprek met de betrokken medewerker(s) hebben indien de medewerker(s) daar ook zelf behoefte aan heeft.
Bedrijfshulpverlening (BHV) Een inventarisatie in oktober 2011 heeft uitgewezen dat de BHV organisatie van de Rooyse Wissel op locatie Venray uit 82 medewerkers bestaat. Het aantal BHV’ers op locatie Maastricht zijn er 106. In 2011 hebben daartoe geselecteerde medewerkers deelgenomen aan Basis- en Herhalingstrainingen Bedrijfshulpverlening. Het aantal ingeschreven deelnemers is vermeld in het onderstaande schema: Basistraining Bedrijfshulpverlening (BBHV)
34
Herhalingstraining Bedrijfshulpverlening (HBHV)
63
Met het aannemen van de BHV coördinator per 1 augustus 2011 te Venray, zijn er verschillende oefeningen uitgevoerd en geëvalueerd. De oefeningen zijn gebaseerd op de oefenkalender van 2011. Het was niet mogelijk om een jaarplanning in vijf maanden uit te voeren. Er zijn daarom drie oefeningen uitgesteld en vijf oefeningen niet uitgevoerd. Zie voor meer informatie over BHV, verderop in bijlage 5 van het jaarverslag.
Milieuzorg Gevaarlijke stoffen zijn opgeslagen in daarvoor bestemde kasten. De productgegevens van deze stoffen zijn voorhanden. Dit in het kader van een efficiënte hulpverlening. Gevaarlijke stoffen zijn in kleine hoeveelheden, de zogenaamde gebruikershoeveelheden, aanwezig.
Evaluatie Plan van aanpak RI&E In januari 2010 is door Arbode een hernieuwde RI&E opgesteld. Op basis van deze rapportage is in afstemming met de leidinggevenden van de verschillende afdelingen een plan van aanpak RI&E opgesteld. Dit plan van aanpak RI&E is in februari 2011 na instemming van de OR vastgesteld. Om vervolgens goed vast te stellen of voorgenomen aandachtspunten in behandeling zijn, is het noodzakelijk om de uitvoering van de maatregelen uit het plan van aanpak RI&E systematisch te rapporteren en toetsbaar te maken. In het bestaande schema van maatregelen is daartoe een kolom daadwerkelijke actie/maatregel en een kolom status of uitgevoerde datum toegevoegd. Hierin wordt concreet vermeld welke concrete actie wanneer dient plaats te vinden. Deze maatregelen kunnen vervolgens in de reguliere viermaandsrapportages geëvalueerd worden. Helaas is gebleken dat in de reguliere viermaandsrapportages de acties van de RI&E niet zijn opgenomen. Dit zal opnieuw opgepakt worden met het Stafbureau. In 2011 is de aandacht vooral uitgegaan naar het actualiseren van het calamiteitenplan, het bedrijfshulpverleningsplan, het opleiden van voldoende BHV’ers, het opstellen van een nieuw gijzelingsprotocol en het realiseren van de brandveiligheid. Ook is een start gemaakt met het opstellen van een algemeen arbobeleid. De werk-en rusttijdenregeling is in 2011 geëvalueerd. Hierin zijn geen wijzigingen opgetreden.
108
Ziekteverzuim en incidenten Ziekteverzuim Dit is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit jaarverslag. Incidenten Incidenten en agressiemeldingen worden vastgelegd in MITS. In 2011 zijn er 280 meldingen van verbale agressie tegen personeel in MITS geregistreerd. In 2010 waren dit 420 meldingen. Er zijn in 2011 vijftig meldingen geregistreerd van non-verbale agressie. Hiervan hebben er zeven geresulteerd in licht persoonlijk letsel van medewerkers en heeft één situatie geleid tot ziekenhuisopname van de medewerker. Deze medewerker heeft waarschijnlijk blijvend letsel aan het incident overgehouden. In 2010 waren er 52 meldingen van non-verbale agressie en resulteerden negen hiervan in licht persoonlijk letsel. Er was dat jaar géén sprake van ziekenhuisopname of blijvend letsel.
Bedrijfsongevallen en beroepsziekten Werkomstandigheden kunnen een rol spelen bij het ontstaan van ziekten. Wanneer werk de oorzaak is van het ontstaan van een aandoening spreken we van een beroepsziekte. De definitie van een bedrijfsongeval is: alle lichamelijke en/of psychische kwetsuren die zijn ontstaan tijdens het uitoefenen van de werkzaamheden van een medewerker binnen de Rooyse Wissel, ongeacht op welke wijze deze worden veroorzaakt en ongeacht de schuldvraag. Sinds 2000 melden de bedrijfsartsen beroepsziekten aan het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB); voordien werden beroepsziekten gemeld aan de Arbeidsinspectie. Knelpunten op het gebied van onder andere beeldschermwerk vragen in toenemende mate de aandacht. Binnen de Rooyse Wissel dient men bedrijfsongevallen te melden bij de Arbocoördinatoren. Daarnaast wordt er via het meldingsysteem MITS een melding gemaakt, in het geval het een patiëntgerelateerde bedrijfsongeval betreft. Op deze manier ontstaat een inzicht in de omvang en de aard van bedrijfsongevallen zodat verbeteracties desgewenst ingezet kunnen worden. In geval dat géén patiënt betrokken is bij het bedrijfsongeval (bijvoorbeeld een val van de trap) vindt melding plaats in MIP. In 2011 zijn er vier meldingen gedaan van een bedrijfsongeval.
Bedrijfsarts Sinds 1 januari 2011 is de Rooyse Wissel een contract aangegaan met 365/Arboned. OG Heldring doet tevens zaken met deze arbodienstverlener. Evenals voorgaande jaren maakt de Rooyse Wissel alleen gebruik van de diensten van een bedrijfsarts. De bedrijfsarts is gemiddeld één dagdeel per maand op de locatie Venray geweest voor het houden van een spreekuur. Daarnaast zijn er nog negentien spreekurencontacten gepland buiten het maandelijks bezoek van de bedrijfsarts bij de Rooyse Wissel om. De spreekuren hebben plaats gevonden op de locatie van 365/Arboned in Nijmegen. Op de locatie Maastricht komt de bedrijfsarts gemiddeld eens in de zes weken één dagdeel op locatie. Vóór juli 2011 werden afspraken met de bedrijfsarts voor medewerkers van de locatie Maastricht ingepland op de locatie van 365/Arboned in Maastricht. Bij het merendeel van de AGO-gesprekken (ArbeidsGeneeskundigOverleg) was de leidinggevende van de desbetreffende medewerker eveneens aanwezig om directe afspraken te kunnen maken over het re-integratietraject. Incidenteel had een medewerker de behoefte om vooraf de bedrijfsarts onder vier ogen te spreken. Voorafgaand aan een afspraak met de bedrijfsarts wordt door de betreffende leidinggevende een aanvraagformulier ingevuld. Middels dit aanvraagformulier is de bedrijfsarts in staat om, naar aanleiding van een heldere vraagstelling zich
109
beter voor te bereiden op het spreekuur. De leidinggevenden krijgen op basis van een gerichte vraagstelling een gericht advies terug, er ontstaat sneller een duidelijk inzicht in de heersende problematiek en de re-integratiemogelijkheden. De personeelsfunctionaris is door een aanvraagformulier in staat om te beoordelen of het een medisch gerelateerde vraag is die bij de bedrijfsarts thuis hoort. De afspraken over (gedeeltelijke) werkhervatting uit de gesprekken werden schriftelijk teruggekoppeld. De leidinggevende is primair verantwoordelijk voor de begeleiding van de verzuimende medewerker, de personeelsfunctionaris ondersteunt het proces en heeft een coördinerende, adviserende en signalerende rol.
Arbeidsinspectie PSA en medewerkertevredenheidsonderzoek BASAM 2011 heeft vooral in het teken gestaan van de implementatie van het calamiteitenplan en de brandveiligheid. Tevens is er een nieuw gijzelingsprotocol opgesteld. De betrokken medewerkers zullen in januari 2012 getraind worden, waarop vervolgens gestart zal worden met de implementatie. Wat betreft psychosociale arbeidsbelasting is vooral aandacht geweest voor de belasting van de medewerkers in het primaire arbeidsproces. Aangezien er in 2011 sprake was van meer patiënten dan begroot, is hierop de bezetting van de medewerkers in het primaire werkproces aangepast. Dit om de werkbelasting en werkdruk in balans te houden. Contact met de Arbeidsinspectie is er met name geweest naar aanleiding van een fysiek incident op locatie Maastricht. De acties die voortkomen uit de rapportage van de Arbeidsinspectie zijn organisatiebreed opgepakt en zullen in 2012 verder worden geïmplementeerd. In 2011 heeft er, behoudens de exitinterviews, geen meting plaatsgevonden omtrent medewerkertevredenheid. Eind 2012/begin 2013 zal een medewerkertevredenheidsonderzoek worden opgepakt.
Controles machines en apparaten Binnen de Rooyse Wissel worden apparaten en machines gecontroleerd conform de veiligheidsnorm NEN 3140. Deze inspecties zijn in 2011 in de vorm van groot onderhoud meegenomen. Voor kleine apparatuur zullen we binnen de gestelde periode overgaan tot vervangen.
Bedrijfshulpverlening (BHV) Bedrijfshulpverlening (BHV) focust op de veiligheid en bescherming van de mens in de werkomgeving. Deze bescherming omvat: • Het voorkomen van brand, ongevallen en incidenten (preventie) door het houden van oefeningen, opleidingen en voorlichting; • Het verlenen van hulp bij brand, ongevallen en incidenten; • Het assisteren van externe hulpverlenende instanties bij incidenten; • Het beperken van de gevolgen van brand, ongevallen en incidenten; • Het bestrijden van inrichtingsspecifieke incidenten; • Het begeleiden van externe ondersteunende diensten bij incidenten (gidsfunctie). In 2011 is ervoor gezorgd dat het calamiteitenplan en alle onderliggende veiligheidsprocedures via het intranet opvraagbaar zijn door alle medewerkers. De algemene kaders en uitgangspunten voor calamiteiten, maar ook de instructies aan personeel hoe te handelen in specifieke situaties (zoals brand, gijzeling en ongevallen) zijn op deze manier snel te vinden. Afdelingen hebben daarnaast een fysiek exemplaar van de calamiteitenplannen ontvangen. Op werkplekken is een
110
calamiteitenwijzer opgehangen met een korte instructie hoe te handelen in geval van een calamiteit. Aan patiënten is een aangepaste calamiteitenwijzer verstrekt. In 2011 zijn de volgende oefeningen georganiseerd en uitgevoerd: Oefening
Aantal oefeningen
Brand
10
Woonkamer
7
Patiëntenkamer
2
Tijdsbesteding, Leren en Werken
1
BHV-instructie aan patiënten tijdens huiskamerbespreking
10
Ontvluchting
1
Levensreddende handeling
1
In de Kerngroep Veiligheid zijn alle oefeningen geëvalueerd. De verbeterpunten worden opgepakt. De doelstelling voor 2012 is leren van de evaluaties van 2011 en de verbeteringen realiseren. Op de oefenkalender staan oefeningen op het gebied van ontvluchting, stroomuitval en gijzeling. Ook staat er een drietal oefeningen met patiënten op de oefenkalender voor 2012.
Interne Bezwaren Advies Commissie Doelstelling De werkgever van een advies te dienen bij een schriftelijk en gemotiveerde alsmede tijdig ingediend bezwaar van een functievervuller/werknemer tegen een door de werkgever vastgestelde conceptfunctiebeschrijving welke is opgesteld in een het kader van FWG 3.0. Resultaat 2011 In 2011 is er voor de IBAC geen bezwaarschrift binnengekomen.
Klachtencommissie Individuele Medewerkers Doelstelling Het bieden van de mogelijkheid aan iedere individuele werknemer en andere in de instelling werkzame personen om te laten onderzoeken of in redelijkheid zijn individuele belangen bij een door of namens de algemeen directeur genomen beslissing voldoende in acht zijn genomen. Daarnaast kan een werknemer of een andere in de instelling werkzame persoon een klacht aanhangig maken over een situatie, gebeurtenis of bejegening, die voor hem een probleem vormt. Resultaat 2011 In 2011 is er geen beroep gedaan op de klachtencommissie en is de klachtencommissie derhalve niet bij elkaar gekomen.
Klachtencommissie Individuele Beoordelingen Doelstelling Het afspreken van de weg en het scheppen van voorwaarden waaronder medewerkers klachten terzake als niet juist of niet rechtvaardig ervaren beoordelingen door leidinggevenden kunnen neerleggen. Tevens wordt verwacht dat van deze regeling een preventieve werking uitgaat.
111
Resultaat 2011 Bij de klachtencommissie Individuele Beoordelingen zijn in 2011 geen klachten ingediend.
Verloftoetsingscommissie De Verloftoetsingscommissie (VTC) toetst wekelijks verlofaanvragen intercollegiaal en adviseert hierover aan de directie. In de samenstelling van de commissie heeft in 2011 een wisseling plaatsgevonden; tot 15 februari 2011 werd de VTC voorgezeten door de juridisch medewerker. Dit was vooral een technisch voorzitterschap. Vanaf 15 februari 2011 is het voorzitterschap van de VTC belegd bij de locatiedirecteur Behandeling en Zorg. De inschatting is dat deze verandering ten goede komt aan de inhoudelijke besluitvorming in de commissie. In 2011 werden 118 verlofaanvragen behandeld. Dit is minder dan in 2010. Ter vergelijk: 125 aanvragen in 2010 en 2009, 72 aanvragen in 2008, 73 in 2007 en 65 in 2006. Het aantal verlofevaluaties is gestegen: 122 in 2011 (ter vergelijk: 110 in 2010, 74 in 2009, 68 in 2008, 53 in 2007 en 43 in 2006). De Afdeling Verlofunit van het ministerie van Veiligheid en Justitie (CUB) wees 5 verloven af. Voor verdere informatie wordt verwezen naar onderstaande tabel.
1e viermaandsperiode 2011(januari t/m april)
2e viermaandsperiode 2011(mei t/m augustus)
3e viermaandsperiode 2011 (september t/m december)
Totaal viermaandsperioden 2011
VTC verlofaanvragen en verlofevaluaties 2011
Behandelde verlofaanvragen: incl. combinaties 1e maal ingediend 2e maal ingediend 3e maal ingediend totaal
34 2 0 36
28 9 2 39
36 6 1 43
98 17 3 118
Positief advies VTC verlofaanvragen (naar CUB) 1e maal ingediend 2e maal ingediend 3e maal ingediend totaal
22 4 1 27
19 8 2 29
28 6 1 35
69 18 4 91
Verloven afgewezen door CUB/AVT Verloven nog in behandeling bij CUB/AVT Verloven verstuurd, maar ingetrokken door dRW
2 0 0
1 0 1
2 12 0
5 12 1
Behandelde verlofevaluaties: geen combinaties 1e maal ingediend 2e maal ingediend 3e maal ingediend Totaal
44 2 0 46
29 1 0 30
41 5 0 46
114 8 0 122
Positief advies verlofevaluaties VTC (naar CUB) 1e maal ingediend 2e maal ingediend
32 1
15 0
19 3
66 4
112
3e maal ingediend totaal
0 33
0 15
0 22
0 70
1 13
2 13
Totaal verzonden evaluaties Evaluaties afgewezen door CUB Evaluaties nog in behandeling bij CUB/AVT (per 01-01-2012)
1
Behandelde Aanpassingen RMP 1e maal ingediend 2e maal ingediend totaal
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
Aanpssingen RMP afgewezen door CUB Aanpassingen RMP nog in behandeling bij CUB/AVT
0 0
0 0
0 0
0 0
Combinatie verlofaanvraag (bijv. OV/TMV) Deze zijn verwerkt in bovenstaande cijfers
0
0
0
0
Combinatie verlofaanvraag/verlofevaluatie Deze zijn separaat verwerkt in bovenstaande cijfers (deze cijfers zijn dus een doublure)
11
12
21
44
In 2011 werd vijf aanvragen tot verlof niet gehonoreerd door de minister. Eenmaal betrof dit een aanvraag begeleid verlof, eenmaal een aanvraag proefverlof en driemaal een aanvraag transmuraal verlof. De reden voor afwijzing van het begeleid verlof in augustus 2011 was een hangende beroepsprocedure waarbij formeel geen verlof mag worden toegekend; de patiënt had hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak van de zitting. Ook had het AVt bedenkingen, omdat de behandeling moeizaam verliep. De aanvraag voor proefverlof werd afgewezen omdat het AVt concludeert dat verblijf in een FPA eerder is mislukt door een terugval in gokken en middelen en dat in het maatregelrapport van de reclassering genoemd wordt dat vier van de vijf genoemde criminogene factoren bij een overplaatsing naar RIBW Mensana van toepassing zijn. Het adviescollege acht derhalve overplaatsing niet verantwoord en geeft de kliniek in overweging om (nogmaals) te kijken of het instellen van betrokkene op een zuchtremmer kan helpen tegen het middelengebruik van betrokkene. Eén aanvraag transmuraal verlof (en tevens evaluatie onbegeleid verlof) werd in april afgewezen naar aanleiding van een bijzonder voorval. Een andere aanvraag transmuraal verlof is in juni door het adviescollege negatief geadviseerd met als reden dat het gevraagde transmurale verlof een grote stap voor de patiënt betekent, waarbij de lijnen van geleidelijkheid zoals opgenomen in de Verlofregeling tbs worden doorbroken. De derde aanvraag transmuraal verlof verstuurd in november 2011 werd afgewezen omdat het adviescollege de overplaatsing een te grote stap vindt, waarbij ze rekening heeft gehouden dat de patiënt terugkeert naar een gevoelige regio en het feit dat het criminele netwerk in de buurt zit van de vervolginstelling, die geen forensische RIWB is en ook geen 24-uurstoezicht heeft. Enkele keren is voorgekomen dat een aanvraag tot een bepaalde stap in het risicomanagementplan is toegekend. De lengte van de verlofaanvragen (inclusief risicomanagementplan en vroegsignalering) is nadrukkelijk onderwerp van gesprek geweest in de commissie. Richtlijn is dat een verlofaanvraag inclusief risicomanagementplan en vroegsignalering vijftien pagina’s beslaat. Aanvragen die de omvang van twintig bladzijden overstijgen worden in de lijn teruggelegd. Dit laatste is in de afgelopen periode twee keer gebeurd. De gemiddelde lengte van een aanvraag ligt op dit moment op zeventien à achttien bladzijden.
113
Personeelsvereniging De Rooyse Wissel heeft een eigen personeelsvereniging, genaamd ‘de Rooyse Iem’. De directie van de Rooyse Wissel heeft besloten, dat ieder personeelslid van FPC de Rooyse Wissel automatisch lid is van de personeelsvereniging en dat voor het lidmaatschap geen contributie wordt geheven. Deelname aan de activiteiten is voor ieder personeelslid vrij toegankelijk, mits het dienstbelang dit toestaat. 2011 was voor de personeelsvereniging een goed jaar. De middelen en de mogelijkheden waren aanwezig om weer van alles te organiseren voor de organisatie. Daarnaast lag het animo onder het personeel hoger dan in 2010. De activiteiten in 2011 bestonden uit: 1. Personeelsfeest in attractiepark ‘Toverland’; 2. Indoor activiteit voor de oudere jeugd: karten/laser-schieten en bowlen; 3. Sinterklaasmiddag voor de jongeren; 4. Uitreiken van de kerstpakketten tijdens de Kerst/Nieuwjaarsborrel.
114
Bijlage 6 Onderzoeken, publicaties & lezingen 2011 Onderzoeken afdeling Wetenschappelijk Onderzoek in 2011 Naam onderzoek
Type onderzoek
Instelling
Periode
Morele emoties bij psychopaten
Experimenteel onderzoek
FPC de Rooyse Wissel en Universiteit van Tilburg
Loopt door in 2010/2011
Veranderingen in recidiverisico tijdens de behandeling
Behandelstudie
FPC de Rooyse Wissel en Universiteit Maastricht
Loopt door in 2010/2011
Schemagerichte therapie bij forensische patiënten met een persoonlijkheidsstoornis
Behandelstudie
FPC de Rooyse Wissel, Universiteit Maastricht en verscheidene andere FPC’s in Nederland.
Loopt door in 2010/2011
Meten van verandering en behandelrespons bij forensische patiënten met PSst
Behandelstudie
FPC de Rooyse Wissel en Universiteit Maastricht
Loopt door in 2010/2011
Overzicht publicaties 2011 afdeling onderzoek Maaike Cima / Franca Tonnaer: Tonnaer, F., Cima, M., Sijtsma, K., Uzieblo, K., &. Lilienfeld, S. O. (2011). Screening for psychopaths: Presenting the Psychopathic Personality Inventory-Short Form with mean reference scores. [in preparation] Tonnaer, F., & Cima, M. (2011). De moraal van dit verhaal: Presentatie van de Nederlandse Morele Waarden Test. [submitted] Tonnaer, F., Cima, M., & Arntz, A. (2011). Modeling impulsivity. Presenting a 3-dimensional model of impulsivity. [in preparation] Tonnaer, F., Cima, M., & Arntz, A. (2011). Explosive Matters. Aggression induction: what works? [in preparation] Farid Chakhssi: Chakhssi, F., (Kersten, T.,) de Ruiter, C. & Bernstein, D. A Schema Focused Approach to Treating Psychopathic Traits in a Mentally Disordered Offender. Uiterlijk maart 2012 indiening. Chakhssi, F. de Ruiter, C. & Bernstein, D. Early Maladaptive Schemas in Pedophilic Offenders. Uiterlijk maart 2012 indiening Chakhssi, F. Bernstein, D., & de Ruiter, C. Early Maladaptive Schemas and institutional violence in personality disordered offenders with psychopathic traits. Uiterlijk maart 2012 indiening.
115
Marije Keulen-de Vos: Bernstein, D.P., Keulen-de Vos, M.E., Jonkers, Ph., de Jonge, E., & Arntz, A. (2011). Schema Therapy in forensic settings. In: M. Vreeswijk, J. Broersen, & M. Nadort, (Ed.), Handbook of Schema Therapy: theory, clinical practice and research. Wiley, in press. Van den Broek, E., Keulen-de Vos, M.E., & Bernstein, D.P. (2011). Arts therapies and Schema Focused therapy: a pilot study. The Arts in Psychotherapy, 38, 325-332. Keulen-de Vos, M.E. (November, 2011).“Short Term Assessment of Risk and Treatability (START)”. Training gegeven in het kader van het SCT Onderzoek, FPC de Rooyse Wissel, Venray. Keulen-de Vos, M.E., Bernstein, D.P. & Arntz, A. Clinical manifestations of maladaptive emotional states in an offender sample. In preparation. Keulen-de Vos, M.E., Bernstein, D.P., & Duggan, C. Treatment of cluster B personality disordered offenders: which treatments might be most effective for which problems in which patients under which circumstances? Part I: Treatment alternatives. In preparation. Keulen-de Vos, M.E., Bernstein, D.P., & Duggan, C. Treatment of cluster B personality disordered offenders: which treatments might be most effective for which problems in which patients under which circumstances? Part II: Applying a decision-making algorithm to select treatments. In preparation. Keulen-de Vos, M.E., Bernstein, D.P., Van den Broek, E.P.A., Vallentin, R., & Arntz, A. An experimental study of drama therapy methods for evoking emotional states in personality disordered offenders. submitted. Sanne Verwaaijen Verwaaijen, A.A.G. (2011). Tbs uit de klem; een voorstel om de maatschappelijke veiligheid op korte en op langere termijn te verbeteren. Sancties, afl 1, 2011, 40-55.
Lunchlezingen In 2011 werden zeven lunchlezingen georganiseerd. De lunchlezingen vinden in principe op de derde donderdag van de maand plaats en hebben telkens een ander thema. Datum
Spreker
Onderwerp
10 februari 2011
Sam Gerrits
Ervaringsdeskundige separeercel
17 maart 2011
Harald Merckelbach
Simulanten en hoe ze op te sporen
21 april 2011
Ewout Meyer
Leugendetector
30 juni 2011
Bureau de Mat
Interactiemethodiek de Mat
15 september 2011
Marije Keulen – de Vos
Het uitlokken van emoties bij tbs-patiënten met een persoonlijkheidsstoornis.
20 oktober 2011
Maarten Peeters
“Psychotische stoornissen in de forensische context: over gewelddadig gedrag, cognities en behandeling”
17 november 2011
Gert-Jan Verberne
Ontwikkelingspsychopathologie, (sociale) informatieverwerking en stress(dis)regulatie
116
Bijlage 7 Ketenpartners In onderstaande lijst staat weergegeven met welke ketenpartners de Rooyse Wissel veel samenwerkt bij het verbeteren van de zorg, hulp en/of dienstverlening aan de patiënt. -
Stichting maatschappelijke opvang Helmond Bavo Rotterdam Dichterbij Oostrum Justitiële Verslavingszorg Limburg (GGZ-groep Noord en Midden Limburg) Novadic Kentron Vught Mutsaertsstichting Regiopolitie Limburg Noord Jeugd en zedenpolitie Venlo GGZ-Oost Noord en Midden Limburg GGZ Oost Brabant/Huize Padua GGZ Mondriaan Zorggroep Gemeente Maastricht (verslavingstender) Gemeente Venray (Pharos, huiselijk geweld) Gemeente Venlo (de Horst) Mensana RBW Noord en Midden Limburg Stichting reclassering Nederland, unit Roermond Stichting reclassering Nederland, unit Maastricht Riagg Midden Limburg Riagg Venlo Bureau Jeugdzorg Brandweer Venray Zorgkantoor Zuid Limburg Zorgkantoor Noord en Midden Limburg Viecuri Ziekenhuis Venlo/Venray Viecuri Apotheek Academisch ziekenhuis Maastricht (AZM) Universiteit Maasrticht Universiteit Tilburg Hogeschool Zuyd Hogeschool Arnhem Nijmegen Hogeschool Fontys RAV Noord Limburg Leger des Heils Maastricht Veiligheidshuis Venlo Veiligheidshuis Roermond Veiligheidshuis Maastricht Veiligheidshuis Heerlen Veiligheidshuis Sittard-Geleen Veiligheidshuis Kerkrade PI de Geerhorst Kwintus Wonen Tactus Wonen Limburg
117
Bijlage 8 Zichtbare Zorg De subset GGZ Forensische Psychiatrie van Zichtbare Zorg is van toepassing op de Rooyse Wissel. De subset bevat eveneens prestatie-indicatoren (pi’s) welke de ambulante zorg betreffen. Deze laatste pi’s betreffen Forensisch Psychiatrische Polikliniek de Horst, welke deel uitmaakt van de Rooyse Wissel. In de tabel hieronder de verplichte pi’s voor zowel de kliniek als de polikliniek en welke eveneens in het jaarverslag van de Horst zijn opgetekend. Prestatie-indicator
Teller
Noemer
Opmerkingen
Ernst van de problematiek 1.1b. Het op systematische wijze meten van de verandering van de ernst van de problematiek bij patiënten.
Afname Delictrisico 1.2a Het op systematische wijze me ten van de verandering van het delictrisico bij patiënten.
1.2b Welk(e) instrument(en) gebruikt u voor het meten van de afname van delictrisico?
1
Na correctie:161
118
Het aantal patiënten bij wie op systematische wijze de verandering in ernst van de problematiek gemeten is.
Kliniek: 411
Het totaal aantal patiënten van wie de behandeling gedurende het verslagjaar is afgesloten en het aantal patiënten dat gedurende het gehele verslagjaar in behandeling was.
Kliniek: 291
Hiervoor is alleen voorwaardelijk einde en einde tbs meegeteld.
Het aantal patiënten bij wie op systematische wijze de verandering in delictrisico gemeten is.
Kliniek: 190 Poli: 0
Het totaal aantal patiënten dat op enig moment gedurende het gehele verslagjaar in behandeling was.
Kliniek: 261 Poli: 798
In totaal zijn er 190 unieke patiënten. Deze 190 patiënten hebben alleen een HCR-20 gehad, waarvan 48 ook nog een SVR-20. Bij de polikliniek zijn de patiënten meegeteld die minimaal 1 contact hebben gehad, die meetelt in de facturatie.
HCR-20 SVR-20
Recidive tijdens strafrechtelijke titel Het aantal opgemaakte processenverbaal voor minimaal gelijkwaardige delicten of delicten met een wettelijke strafdreiging van minstens vier jaar voor de klinische setting.
1.3 Recidive tijdens straf rechtelijke titel
Drop-out 1.4 Drop-out
Aantal patiënten waarbij de behandeling gedurende het verslagjaar is afgesloten met als opgegeven reden van afsluiting ‘eenzijdige beëindiging door patiënt’.
Separatie 2.2a Percentage insluitingen
2.2b Duur van insluitingen
119
Het totaal aantal separaties in separeerruimte(n) dat gedurende het verslagjaar is toegepast.
De totale duur in uren van de separatie(s) in separeerruimte(n) gedurende het verslagjaar.
Kliniek: 4
Het totaal aantal patiënten dat op enig moment gedurende het verslagjaar in de klinische setting opgenomen was.
Kliniek: 261
Alleen bijgehouden voor kliniek.
Poli: 167
Het totaal aantal patiënten dat op enig moment gedurende het verslagjaar in behandeling was.
Poli: 798
Alleen ingevuld voor polikliniek
Het totaal aantal patiënten waarbij de behandeling gedurende het verslagjaar is afgesloten.
Poli: 535
Het totaal aantal patiënten dat op enig moment gedurende het verslagjaar in behandeling was.
Kliniek: 261
Het totaal aantal patiënten dat gedurende het verslagjaar één of meerdere malen is gesepareerd in een separeerruimte.
Kliniek: 29
Het totaal aantal separaties in separeerruimte(n) dat gedurende het verslagjaar is toegepast.
Kliniek: 41
Kliniek: 41 (waarvan één patiënt van Dichterbij)
Kliniek: 408 dagen = 9801 uur
Alleen ingevuld voor kliniek
Alleen ingevuld voor kliniek
Somatische screening 2.3a Somatische screening bij aanvang van opname
2.3b Jaarlijkse somatische screening bij langdurige opname
2.3c Prevalentie van chronische somatische aandoeningen
Kliniek: 45
Het totaal aantal klinische patiënten dat gedurende het verslagjaar (nieuw) opgenomen werd binnen uw instelling.
Kliniek: 45
Inclusief herselecties, overplaatsingen, opnames Dichterbij, crisisopnames en jeugdopname.
Kliniek: 40
Het totaal aantal klinische patiënten dat openig moment gedurende het verslagjaar in behandeling was en langer dan een jaar opgenomen waren.
226
Voor 2012 is hier een protocol voor opgesteld en zal er een inhaalslag worden gemaakt. Dit zijn cijfers van de kliniek.
Het aantal klinische patiënten met diabetes mellitus type II op peildatum 31 december van het verslagjaar.
21
Het aantal opgenomen patiënten op peildatum 31 december van het verslagjaar.
227
Het aantal klinische patiënten met een cardiovasculaire aandoening op peildatum 31 december van het verslagjaar.
27
Het aantal patiënten dat op enig moment gedurende het verslagjaar in behandeling was.
Kliniek: 261
Het aantal patiënten dat gedurende het verslagjaar één of meerdere geweldsincidenten heeft gepleegd.
7
Het aantal klinische patiënten dat in het verslagjaar bij aanvang van de opname binnen één maand aantoonbaar somatisch gescreend is volgens een vastgelegde procedure. Het totaal klinische aantal patiënten dat voldoet aan volgende criteria: Op enig moment gedurende het verslagjaar in behandeling; Langer dan één jaar opgenomen; Niet langer dan één jaar geleden aantoonbaar somatisch gescreend volgens een vastgelegde procedure.
Geweldsincidenten Geweldsincidenten
Het aantal geweldsincidenten gedurende het verslagjaar gemeten:
120
Teller 1: Onderling
3
Teller 2: Tegen medewerkers
3
Teller 3: Tegen zichzelf gericht
1
Het gaat hier om geweldsincidenten die ook worden meegeteld in de PI’s die het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft opgesteld.
De stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ heeft in nauwe samenwerking met het ministerie van Veiligheid en Justitie, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en branche-/koepelorganisaties besloten dat voor verslagjaar 2011 over een aantal indicatoren niet meer hoeft te worden gerapporteerd. Wanneer de indicatoren worden vergeleken met de gegevens over verslagjaar 2010, kan worden geconcludeerd dat de jaarlijkse somatische screening verbetering behoeft. In 2012 wordt hierop een inhaalslag gemaakt. Daarnaast zal blijvend worden gestuurd op het terugdringen van het aantal separaties, recidiven en incidenten.
121
122