FINANCIERING LOKALE KLIMAATPLANNEN AANZET TOT DRAAIBOEK
Opdrachtgever:
Departement LNE
Datum:
09-09-2014
Titel
Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
Opdrachtgever
Departement LNE
Contactpersoon opdrachtgever
Arne Daneels
Indiener
Technum (Tractebel Engineering n.v.) Coveliersstraat 15 - 2600 Antwerpen T +32 3 270 92 92 -
[email protected]
Contactpersoon indiener
Annick Gommers
Datum
09/09/2014
Versienummer
1
Offertenummer
Q.000910.0000
KWALITEIT DOCUMENTGESCHIEDENIS Versie
Datum
Opmerkingen
01
09 09 2014
DOCUMENTVERANTWOORDELIJKHEID Datum Auteur(s)
Annick Gommers, Luc Wittebolle
09 09 2014 Datum
Documentscreener(s)
Pascale Tricot
09 09 2014
BESTANDSINFORMATIE Bestandsnaam
P.006177 Aanzet draaiboek Financiering lokale klimaatplannen_v1 09 09 2014
Laatst opgeslagen
18/09/2014
INHOUD 1.
2.
3.
Inleiding ________________________________________________________ 2 1.1
Financiering lokale klimaatplannen: een complexe materie ________________________2
1.2
Finaliteit financieringsluik __________________________________________________3
1.3
Twee essentiële uitdagingen ________________________________________________5
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken _______________________________ 7 2.1
Mijlpaal 1: De doelstelling, randvoorwaarden en de strategische uitgangspunten werden vastgesteld _______________________________________________________7
2.2
Mijlpaal 2: De kernset prioritaire maatregelenclusters werd vastgesteld _____________ 11
2.3
Mijlpaal 3: De financieringsbehoeften werden scherp gesteld _____________________ 14
2.4
Mijlpaal 4: Ontwikkeling optimaal financieringsstrategie/model ____________________19
2.5
Mijlpaal 5: Het Financieringsluik lokaal klimaatplan werd goedgekeurd ______________24
Bijlagen – capita selecta ___________________________________________ 27 3.1
Koolstofwaardecreatie en –captatie _________________________________________ 27
3.2
Governance lokaal klimaatplan _____________________________________________ 27
Technum
Inhoud
i
VOORWOORD In opdracht van de steden Gent en Antwerpen, werkte Technum / SuMa Consulting het financieel luik bij hun lokale klimaatplannen uit. De afdeling beleidsvoorbereiding en –evaluatie (team milieu-economie) van het departement LNE wil de ervaringen die zijn opgedaan in deze afzonderlijke opdrachten kunnen verspreiden naar meerdere steden en gemeenten en heeft daarom aan Technum / SuMa consulting gevraagd de ervaringen neer te schrijven in een aanzet tot draaiboek. Voorliggend document is daar het resultaat van. Het is een draaiboek omdat er praktische tips in staan om als lokale overheid te starten met het uitwerken van het financieringsprobleem wanneer men de acties en maatregelen uit de lokale klimaatplannen wil gaan implementeren. Het is echter nog slechts een aanzet omdat het nog niet volledig is of kan zijn. Al doende leert men. En de ervaring van 2 steden is nog niet voldoende om een algemene handleiding / wegwijzer te verzorgen die voor alle types lokale overheden voldoende is om zelf aan de slag te gaan. Het is de bedoeling om via het lerend netwerk Financiering Lokale Klimaatplannen dat door LNE wordt opgestart (startevent op 23 oktober 2014) deze aanzet tot draaiboek verder uit te werken, verfijningen of nuanceringen aan te brengen, kennishiaten in te vullen, enzovoort. Door dit te doen in het kader van een lerend netwerk, en door er veel partijen bij te betrekken zal ervoor gezorgd worden dat zoveel mogelijk de aanwezige kennis binnen de verschillende actoren die bezig zijn met (de implementatie van acties uit) de lokale klimaatplannen geëxpliciteerd en bijeengebracht wordt. Een digitaal forum voor het lerend netwerk is opgericht. Meer informatie is daar te vinden: https://www.linkedin.com/groups?home=&gid=8178020&goback=&trk=grp-name. We willen de steden Gent en Antwerpen hartelijk danken voor de boeiende discussies die we gevoerd hebben tijdens de opdrachten die we voor hen hebben uitgevoerd. Ook andere partijen die we gesproken hebben (oa. intercommunales, banken, provincies, …), hebben mee input gegeven voor het voorliggende resultaat. Maar het is dus niet af. Doorheen dit lerend netwerk zal het draaiboek stilaan verder vorm krijgen.
In een eerste stap sturen we dit document door naar een aantal ‘sleutelpersonen’ aan wie we willen vragen bij het lezen van dit document te noteren welke vragen er nog rijzen, welke onduidelijkheden er nog zijn en welke zaken nog bijkomend opgenomen moeten worden in dit draaiboek. Op die manier ontstaan de ‘werkvragen’ voor het lerend netwerk.
OPMERKING:
Dit document betreft een ontwerpversie van het draaiboek ‘financiering lokale klimaatplannen’ en zal naar aanleiding van de werkzaamheden van het Lerend Netwerk ongetwijfeld nog heel wat wijzigingen, verduidelijkingen en aanvullingen kennen. Het document wordt u daarom ook uitsluitend voor discussiedoeleinden meegedeeld. Gelieve het nog niet buiten de eigen organisatie te verspreiden.
Veel leesgenot, Het projectteam Technum / SuMa Consulting
Technum
Inleiding
1
1.
INLEIDING Alvorens een overzicht te geven van de processtappen die genomen moeten worden bij het opstellen van een financieel luik bij de lokale klimaatplannen, geven we in deze inleiding mee waarom financiering van lokale klimaatplannen zulke complexe materie is en wat de finaliteit is van het financieringsluik.
1.1
Financiering lokale klimaatplannen: een complexe materie Een klimaatplan zonder aangepaste financiering zal nooit veel meer dan ‘een plan’ zijn. Om de concrete uitvoering te bewerkstelligen is het nodig het plan te laten vergezellen van een financieringsluik. Het ontwikkelen van een optimale financiering voor de lokale klimaatplannen is evenwel niet eenvoudig gezien de veelheid aan factoren die meespelen, waaronder: Multi-level: voor bepaalde acties of investeringen is het lokale niveau suboptimaal en kan een bundeling op een hoger niveau (bijvb. een groep van gemeenten, de provincie, het Vlaamse gewest of België) tot een aanzienlijke efficiëntietoename leiden. Denk, bijvoorbeeld, aan infrastructuurwerken waarvan het rendement een samenwerking van verschillende overheidsniveaus vergt (e.g. groen gas of laadinfrastructuur elektrische voertuigen) en als door een clustering het rendement stijgt, stijgt ook de terugbetalingscapaciteit van de ontlener. Hierdoor zal rebus sic stantibus het project gemakkelijker gefinancierd geraken. Multi-actor: om ambitieuze emissiereducties tot stand te brengen volstaat het niet dat het lokale klimaatplan zich enkel op de emissies van de gemeentelijke overheid zelf concentreert. Zelfs indien de gemeentelijke overheid erin slaagt haar eigen handelen klimaatneutraal te maken dan nog schuilt de toegevoegde waarde hiervan vaak eerder in de voorbeeldfunctie, dan in de impact op de totale uitstoot van broeikasgassen in de betreffende gemeente. De plannen voorzien bijgevolg ook acties/maatregelen die door private (burgers / bedrijven) actoren zullen moeten worden genomen. Het is echter budgettair niet mogelijk en vanuit efficiëntieoogpunt ook niet wenselijk dat de overheid alle acties / investeringen die volgens het klimaatplan tot de private sector behoren zou financieren. Voor het ‘private sector luik’ van het klimaatplan zal naar maatregelen / instrumenten moeten worden gezocht die ervoor zorgen dat de private sector de volgens het plan benodigde investeringen daadwerkelijk uitvoert. Multi-periode: Het tijdstip waarop de acties / investeringen worden uitgevoerd, deze beginnen te renderen, alsook de periode waarop een opbrengst mag verwacht worden bepalen de cashflow (in en out) en hebben daarom een belangrijke impact op de financiële planning. De financiële planning in de tijd kan gezien de grote verscheidenheid van vaak erg verschillende projecten een hele uitdaging zijn. Een goede planning van deze projecten kan de nood aan (nieuwe) financiering beperken, door de middelen en/of opbrengsten van het ene project te herinvesteren in een ander project. De planningshorizon van het plan loopt niet noodzakelijk gelijk met de financieringshorizon. Zo kunnen bepaalde activiteiten/investeringen al volledig operationeel zijn, terwijl de financiering ervan nog ettelijke jaren kan blijven doorlopen. Heterogeniteit van acties / investeringen: een klimaatplan omvat acties / maatregelen die heel verschillend van aard kunnen zijn. Ook vanuit financieringsoogpunt kunnen deze sterk verschillen: sommige acties genereren een (economisch) rendement bij de investeerder of bij een derde die in staat is om de
2
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
financieringskost te dragen; andere acties laten dit niet toe. In het eerste geval kan men denken aan een systeem van prefinanciering terwijl in het tweede geval in eerste instantie dient gekeken te worden of er een rendement kan gegeneerd worden (e.g. door bundeling; opschaling, reglementair kader, etc…), dan wel op welke wijze de betreffende (verlieslatende) activiteit alsnog kan gefinancierd worden (bijvb. door koppeling aan een andere winstgevende activiteit). Milieu/energie als directe opbrengst: In tegenstelling tot heel wat (milieu)investeringen waarvan de baten van de vermeden emissie / milieuschade niet automatisch toekomen aan diegene die de maatregel neemt (positieve externaliteit), heeft de investeerder doorgaans een rechtstreekse economische baat bij de reductie van broeikasgasemissies (uitz. procesemissies). Immers, broeikasgassen komen grotendeels voort uit de verbranding van fossiele brandstoffen om in ons energieverbruik te voorzien. Emissiereductieprojecten zijn dan ook vaak energie-efficiëntieprojecten zodat een investeerder doorgaans een economische baat geniet in de vorm van een vermindering van zijn energiefactuur. Daarnaast heeft elke vermeden ton broeikasgasemissies een economische waarde (de ‘koolstofwaarde’). Deze komt echter niet noodzakelijk rechtstreeks toe aan de investeerder. Er bestaan evenwel een aantal strategieën om de ‘koolstofwaarde’ (gedeeltelijk) naar de investeerder te laten terugvloeien. Deze moeten beter benut kunnen worden. Project-, programma- en transitiefinanciering: de financiering van lokale klimaatplannen nodigt uit om van de klassieke (unidimensionele) projectbenadering door te groeien naar een meer programmatorische aanpak, waarbij de financiering van acties en investeringsprojecten van verschillende aard die (thematisch, technisch of organisatorisch) met elkaar verbonden zijn, ook vanuit financieringsoogpunt samen te bekijken. Een verdere stap kan er in bestaan op verschillende programma’s die met een zelfde transitie verband houden ook vanuit financieringsoogpunt aan elkaar te koppelen zodat het ene programma ook vanuit financieringsoogpunt op het andere verder kan bouwen. Een belangrijke uitdaging bij de financiering van de (lokale) klimaatplannen bestaat erin om geleidelijk aan los te komen van een project-per-project aanpak, en via een programmatorische aanpak uiteindelijke naar een echte transitiefinanciering te evolueren.
Van cherry picking naar piggybacking Vandaag vinden doorgaans enkel de projecten met het hoogst risicogecorrigeerd rendement de benodigde financiering (cherry picking). Op deze manier blijven op termijn enkel nog de minst rendabele c.q. onrendabele projecten over. Door projecten met een hoog rendement te koppelen aan projecten met een laag/negatief rendement kan een aanvaardbaar rendement op het niveau van de ‘projectportefeuille’ worden geboden. De sterke projecten ‘dragen’ de zwakkere projecten (piggybacking). Er bestaan heel wat verschillende manieren om deze koppeling tot stand te brengen (project, - organisatorische koppeling, commerciële koppeling, financiële koppeling of een combinatie van deze methoden).
1.2
Finaliteit financieringsluik De start van de zoektocht naar een optimaal financieringsluik bij een lokaal klimaatplan begint bij het scherpstellen van de finaliteit van dat financieringsluik. Een financieringsluik dient in essentie een antwoord te bieden op volgende vragen:
Technum
Inleiding
3
Hoeveel middelen dienen we te voorzien? Een deel van de voor het klimaatplan benodigde investeringen zal ‘spontaan’ gerealiseerd worden, i.e. zonder bijkomende externe financiële ondersteuning of aanmoediging. In het kader van de financiering van lokale klimaatplannen dienen we voor dit deel van de investeringen dan ook geen financieringsoplossing te voorzien. Het overige deel, dat niet spontaan gerealiseerd wordt, heeft wel nood aan een financieringsoplossing. De financiële middelen die nodig zijn om de investeringen die niet ‘spontaan’ uitgevoerd worden vormen de ‘financieringsbehoefte’.
Waar gaan we die middelen (blijven) halen? Bij het uitwerken van het financiële luik wordt de vraag gesteld waar we de financieringsmiddelen zullen halen om de financieringsbehoefte te lenigen, en of we een financieringsdynamiek op gang kunnen brengen die zich op termijn zelf kan bedruipen.
Hoe zorgen we ervoor dat de beschikbare middelen ook effectief gebruikt worden? Het is niet omdat er middelen beschikbaar zijn dat deze ook effcetief gebruikt worden. Naast de financieringscomponent die voor een ondersteuning op het vlak van de financiering zorgt, is het van belang om na te gaan welke flankerende maatregelen een gunstig kader kunnen tot stand brengen waarin de beschikbare middelen effectief gebruikt worden. Deze drie vragen kunnen vertaald worden naar de drie essentiële bouwstenen voor een financieringsmodel (zie Figuur 1 hieronder): een concrete financieringsbehoefte (vraag) gekoppeld (matching) aan de beschikbare financieringsmiddelen (aanbod).
4
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
Financieringsmodel Welke financieringsmiddelen?
AANBOD
aan financieringsmiddelen • Welke bronnen worden aangesproken? • Hoe worden deze aangesproken • Welke essen ële kenmerken van aanbodzijde
Welke financieringsbehoe en?
Hoe vraag en aanbod op elkaar afstemmen?
MATCHING
van vraag en aanbod
VRAAG
naar financieringsmiddelen
• Welke financieringsinstrumenten? • Welke rollen & verantwoordelijkheden? sturing
2
sturing
• Welke projecten/ maatregelen? • Welke kosten/baten? • Welke essen ële kenmerken van vraagzijde?
3
1
Figuur 1- Bouwstenen financieringsmodel
1.3
Twee essentiële uitdagingen Voor de realisatie van ambitieuze klimaatdoelstellingen (bijvb. 80 à 90% emssiereductie c.q. klimaatneutraliteit) zullen we het financieringsluik moeten ontwikkelen rekening houdend met volgende uitdagingen, die zich als kritieke succesfactoren van het lokale klimaatplan aandienen: 1 - Hoe ervoor zorgen dat rendable maatregelen worden uitgevoerd? Het is niet omdat projecten rendabel zijn dat ze ook uitgevoerd worden. Los van het investeringsproject zijn er een aantal financiële (o.a. cashflow-, krediet- en opportuniteitskostprobleem) en niet-financiële persoonsgebonden problemen (informatie- & kenniskloof, tijdsgebrek, enzovoort) die investeringen in rendabele projecten in de weg staan. Een effectieve financieringsstrategie zorgt er voor dat de persoonsgebonden financiële en niet-financiële problemen worden aangepakt. 2 - Hoe ervoor zorgen dat de niet rendabele, maar voor de realisatie van de doelstelling essentiële, maatregelen ook worden uitgevoerd?
Technum
Inleiding
5
Rekening houdend met de stijgende marginale reductiekosten lijkt het aannemelijk dat een deel van de projecten die dienen uitgevoerd te worden om ambitieuze doelstellingen (e.g. klimaat-neutraliteit of emissiereductie van 80%) te bereiken, niet-rendabele projecten betreft. Bij gebrek aan een aangepaste financieringsoplossing kunnen deze essentiële projecten niet worden uitgevoerd en … kan de emissiereductiedoelstelling niet gerealiseerd worden. Tot op heden wordt voor (al dan) niet rendabele projecten veelal verwacht dat de overheid met subsidies over de brug komt. Voor een beperkt aantal projecten of voor een beperkte tijd (in een startfase) kan dit een relevante optie zijn. Echter, gezien de omvang van de middelen die benodigd zijn om de transitie naar een koolstofarme wereld te bewerkstelligen, is het praktisch ondenkbaar dat een groot deel van de benodigde financiële middelen – al dan niet in de vorm van subsidies – door overheden zou worden aangeleverd. In de context van de ontwikkeling van een financieringsstrategie vertaalt deze vaststelling zich in volgende strikte voorwaarden: 1.
De middelen voor de financiering van lokale klimaatplannen dient in hoofdzaak vanuit de private sector te worden aangeleverd;
2.
Voor (het merendeel) van de niet-rendabele maatregelen zal een oplossing moeten gevonden worden buiten de subsidies ten laste van de overheidsbegroting (begrotingsneutrale oplossing).
Een financieringsstrategie en -plan is optimaal in de mate waarin het (1) de financiële middelen weet te verschaffen om de vooropgestelde emissiereductiedoelstellingen te realiseren (effectiviteitscriterium), (2) dit aan de la(a)g(st)e kost kan realiseren (efficiëntiecriterium), en (3) rekening houdend met de weerhouden essentiële randvoorwaarden en uitgangspunten.
6
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
2.
OVERZICHT PROCES: MIJLPALEN EN PRAKTIJKEN In dit hoofdstuk bespreken we de verschillende mijlpalen op de weg naar de ontwikkeling van een optimaal financieringsluik voor het lokale klimaatplan en een aantal mogelijke activiteiten om die mijlpalen te bereiken.
Voor elke mijlpaal geven we: Toelichting mijlpaal: een korte toelichting waarbinnen we de mijlpaal situeren en nader beschrijven. Mijlpalen betreffen tussentijdse resultaten die we moeten realiseren om tot de uiteindelijke doelstelling (te weten, een optimaal financieringsluik) te kunnen komen. Goede mijlpalen worden resultaatgericht (wat moeten we bereiken?) en oplossingsneutraal (zonder op te dringen hoe we dit moeten bereiken) gedefinieerd. Goede praktijken: om een mijlpaal te bereiken dienen concrete acties te worden ondernomen. In tegenstelling tot de mijlpalen zijn de acties die we moeten ondernemen om tot de mijlpaal te geraken, vaak contextgevoelig (tijd - ruimte organisatie). Een zelfde mijlpaal zal op een bepaald moment en voor een bepaalde gemeente via acties x, y en z kunnen gerealiseerd worden, terwijl de realisatie van dezelfde mijlpaal op een ander moment of in een andere gemeente geheel verschillende acties zal vergen. Dit belet niet dat we een aantal goede praktijken kunnen definiëren. Het betreft hier voorbeelden van activiteiten die in vele gevallen helpen om de betreffende mijlpalen te bereiken. Deze praktijken sluiten niet uit dat andere praktijken in een bepaalde context op meer effectieve/efficiënte wijze de vooropgestelde mijlpaal en/of einddoelstelling kunnen realiseren. De goede praktijken gelden derhalve als voorbeeld of inspiratiebron, maar kunnen vervangen worden door andere meer aangepaste paktijken. Tips en aandachtspunten: In dit onderdeel geven we lezer een aantal aanknopingspunten mee voor de implementatie van de praktijken. Opmerking: Wanneer beschouwen we een mijlpaal als bereikt? De mijlpalen hieronder dienen waar nodig verder geconcretiseerd te worden, zodat we op voorhand duidelijk vaststellen wanneer we de mijlpaal als ‘bereikt’ zullen beschouwen. Zo bijvoorbeeld: indien we het bereiken van de mijlpaal afhankelijk maken van een goedkeuring dan moeten we aanduiden wie de goedkeuring moet geven (e.g. het College van Burgemeester en Schepenen of de raad van bestuur van de organisatie die als planeigenaar optreedt, of …. )
2.1
Mijlpaal 1: De doelstelling, randvoorwaarden en de strategische uitgangspunten werden vastgesteld
2.1.1
Toelichting mijlpaal In de definitie van een optimaal financieringsluik wordt verwezen naar het rekening houden met de essentiële randvoorwaarden en uitgangspunten. Inderdaad, voor de opmaak van de
Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
7
financiering van lokale klimaatplannen vertrekken we vanuit een aantal fundamentele keuzes (uitgangspunten). Deze bepalen in grote mate de richting waarin we oplossingen gaan zoeken, en de vrijheidsgraden die we ons bij de ontwikkeling van het financieel luik van het klimaatplan kunnen veroorloven. De uitgangspunten kunnen de effectiviteit en efficiëntie van de financieringsoplossing in belangrijke mate beïnvloeden. Zo bijvoorbeeld, vinden we vandaag in bepaalde klimaatplannen nogal sterk een scheiding tussen financiering van private en publieke acties en maatregelen, terwijl het in beginsel best mogelijk is om kosten te besparen of de financiering te vergemakkelijken door bepaalde investeringen van de publieke en van private sector gezamenlijk te financieren (bundeling). We beschouwen deze mijlpaal als bereikt als (1) de doelstellingen, randvoorwaarden en strategische uitgangspunten werden geëxpliciteerd en hun rationale gedocumenteerd, en (2) alle voor de uitvoering van het plan essentiële partijen (of hun vertegenwoordigers) hiermee akkoord gaan.
2.1.2
Goed praktijken M1P1 - Expliciteer de belangrijkste keuzes en hun implicaties Het is van belang om een aantal keuzes of uitgangspunten te expliciteren en na te gaan of er in het klimaatplan impliciete keuzes werden gemaakt die van belang zijn vanuit financieringsoogpunt. Voor elk van die expliciete of impliciete keuzes is het van belang om de implicaties vanuit financieringsoogpunt in kaart te brengen. In voorkomend geval kunnen op basis van deze implicaties de uitgangspunten / keuzes bijgestuurd worden. Zo bijvoorbeeld kan de governance structuur rond het klimaatplan (o.a. beslissingsprocessen) in bepaalde gevallen een rem betekenen op de financiële participatie van derden. Wie bijvoorbeeld financiële middelen verschaft wil doorgaans ook de besteding van die middelen kunnen (bij)sturen. Als we middelen van derden willen betrekken dan dienen we mogelijks de bestaande governance structuur aan te passen. De uitgangspunten (of assumpties) kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op: De rol die de lokale overheid zich toemeet in het kader van de financiering van de klimaatplannen; De wijze waarop de overheid zich de medewerking van private sector actoren wil verzekeren; De visie over de samenwerking en optimalisatiemogelijkheden met anderen (bekijken we project per project of kunnen we een ruimere blik hanteren en een programmatorische aanpak opzetten?); De wisselwerking met armoedebestrijding);
andere
doelstellingen
(e.g.
positieve
impact
op
De vraag of er beroep kan gedaan worden op compensatiemechanismen. M1P2 - Selecteer en documenteer doelstellingen, randvoorwaarden en uitgangspunten Gezien het belang van de doelstellingen, randvoorwaarden en uitgangspunten voor financiering, wordt de motivatie (of ruimer de ‘beleidstheorie’) voor ieder uitgangspunt bondig gedocumenteerd. Zo onthouden we de redenen die onze keuzes schragen en kunnen we – indien die redenen na verloop van tijd verdwijnen – met kennis van zaken onze keuzes herzien.
8
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
2.1.3
Tips en aandachtspunten Hier onder geven een aantal aanknopingspunten voor het definiëren van doelstellingen, randvoorwaarden en uitgangpunten:
Financiering in functie van doelstellingen, niet omgekeerd Het financieringsvraagstuk is geen doorslaggevend element - en mag dit ook niet zijn - voor het definiëren van de emissiereductiedoelstelling (evt. wel voor het inzetten van instrumenten). Immers, heel wat investeringen in emissiereducties vertonen een positieve kosten/baten verhouding en zijn rendabel, vaak reeds vanuit louter economisch oogpunt en - a fortiori - indien we het maatschappelijk oogpunt hierbij in rekening nemen (positieve externaliteiten). Om de negatieve impact van de klimaatverandering te beperken zullen we een klimaatneutrale c.q. koolstofarme maatschappij dienen te bewerkstelligen, zodat het bijgevolg niet logisch is de financiering te voorzien los van de emissiereductiedoelstellingen.
Ambitie inzake reductiedoelstelling en reductiepad als hefboom voor de financiering Aangezien, enerzijds, een groot aantal ondernemingen1 en de Vlaamse overheid aanzienlijk economisch/budgettair belang hebben bij een versnelde realisatie ambitieuze klimaatplannen en, anderzijds er geen versnelde uitvoering ambitieuze klimaatplannen mogelijk is zonder adequate financiering, zijn partijen gebaat bij het vinden van een financieringsoplossing.
een van van alle
Broeikasgasemissies t.o.v. referen ejaar
Voor de lokale klimaatplanbeheerders vormt de omvang van de reductie en de snelheid waarmee deze bereikt zal 100% worden één van de hefbomen bij de onderhandeling van een deelname aan de financiering van de Geplande reduc e (Vlaamse) overheid en betrokken (medium ambi e) sectoren. De financieringsstrategie Geplande reduc e moet dit oneigenlijke ‘kip-en-ei’(hoge ambi e) probleem doorbreken (geen ambitieuze doelstellingen / ambitieus reductiepad zonder middelen, en Versnelde reduc e (hoge ambi e) geen middelen zonder ambitieuze 0% doelstellingen / ambitieus Vandaag 2050 Tijd reductiepad), en een win-win-win situatie creëren: voor de maatschappij, voor de betrokken bedrijfssectoren en voor de individuele investeerders.
Emissiereductiedoelstelling met aandacht voor secundaire doelstellingen Bij de financiering moet er niet enkel ingezet worden op maatregelen die de grootste en snelste bijdrage tot de broeikasgasemissiereductie realiseren, maar moet er ook oog zijn voor secundaire doelstellingen zoals bijvb. de sociale dimensie (implicaties) van de maatregelen. Dit impliceert dat het financieringsmodel bij voorkeur een oplossing aanreikt voor de financiering van emissiereductieprojecten
1
Technum
Zo bijvoorbeeld zal een doelstelling om het tempo van de huidige energierenovatie voor een bepaalde gemeente of regio van 1.000 naar 3.000 wooneenheden per jaar te brengen, de woningrenovatiemarkt aanzienlijk doen uitbreiden. Bedrijfssectoren die diensten en producten aanleveren die verband houden met de woningrenovatie zullen dan ook een omzetstijging kennen.
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
9
die een lage(re) rendabiliteit vertonen of kortweg onrendabel zijn, maar die wel in belangrijke mate bijdragen tot andere maatschappelijk relevante (bijvb. sociale) doelstellingen. Zo bijvoorbeeld, betekent de lage(re) of zelfs negatieve rendabiliteit van energierenovaties van kleinere woningen, die vaak door sociaal zwakkeren worden bewoond, niet dat we deze groep automatisch van de financiering voor de woningrenovatie uitsluiten.
Subsidiariteit van overheidsmiddelen Overheidsmiddelen worden in beginsel uitsluitend ingezet voor het vergroenen van het eigen patrimonium, en kunnen slechts ten subsidiaire titel worden aangesproken voor de financiering van emissiereducties in de private sector, i.e. indien de private sector niet bij machte is om zich spontaan te organiseren. Dit uitgangspunt impliceert dat we voor de financieringsstrategie in eerste instantie bouwen rond private middelen en het aandeel van de overheidsmiddelen in het totale financieringsvolume beperkt wordt gehouden. Overheidsmiddelen worden ingezet om andere middelen aan te trekken (hefboom).
Nood aan financiële ontzorging: van CAPEX naar OPEX2 Heel wat emissiereductie-investeringen betaling zich terug. Zij genereren voldoende inkomsten om het kapitaal en de kost van dit kapitaal te vergoeden, soms zelfs in een (zeer) korte tijd. Toch worden niet alle rendabele investeringen uitgevoerd. Tal van persoonsgebonden financiële redenen kunnen een investering in de weg staan: problemen van ontleningscapaciteit (kan geen bijkomende lening krijgen), van opportuniteitskost (alternatieve investeringen met een hoger rendement), van cashflows (maandelijkse terugbetalingen hoger dan uitgespaarde kosten) of van risicoperceptie (rendementsrisico wordt als te groot beschouwd). Voor al deze drempels kan een financiële ontzorging soelaas bieden, in voorkomend geval aangevuld met een administratieve/operationele ontzorging (e.g. voor de aanvraag van vergunningen & subsidies, de opvolging van de werken, etc.). Uit wat voorafgaat lijkt het zinvol om ook voor rendabele investeringen in een systeem van PRE-financiering te voorzien, waarbij instrumenten die een derde partij financiering mogelijk maken, worden ingezet.
Effectiviteit van de financiering: additionaliteitsvereiste Vanuit effectiviteitsoogpunt dienen subsidies, en meer algemeen economisch waardeerbare voordelen die definitief door de begunstigde verworven worden, aan de additionaliteitsvereiste te voldoen. Een ondersteuning zal enkel effectief zijn indien bovenop de investeringen die ook zonder de ondersteuning zouden plaatsvinden, er bijkomende (= additionele) investeringen werden gerealiseerd. Voor de financieringsstrategie betekent dit dat bij voorkeur enkel ‘subsidiëring’ wordt voorzien voor investeringen die economisch niet-rendabel zijn (en enkel ter hoogte van de onrendabele top) en dus niet voor economisch rendabele projecten of de uitvoering van wettelijke verplichtingen. Indien er voor de rendabele investeringen financiële drempels bestaan om tot investering over te gaan, kan evenwel in een prefinanciering voorzien worden.
2
10
CAPEX staat voor ‘capital exependitures’ en betreft de eenmalige investeringskosten; OPEX staat voor ‘operating exependitures’ en betreft terugkerende operationele kosten (e.g. verbruik, onderhoud, etc.).
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
Van projectfinanciering naar planfinanciering: loskoppeling ophaling van besteding financiering Vandaag gebeurt de financiering van investeringen vaak op projectniveau waarbij voor een bepaalde (groep van) investeringen financiering wordt gezocht. Financiering moet evenwel niet noodzakelijk maatregel- of projectgebonden zijn. Het is mogelijk om de ophaling van de middelen voor financiering los te koppelen van de aanwending van de middelen voor concrete investeringsprojecten en maatregelen. Een meer globale financiering (op programma- / clusterniveau) kan effectiever en efficiënter zijn dan indien de financiering op projectniveau georganiseerd wordt (voordelen op vlak van zekerheid, transactiekosten). Dit laat tevens toe om bepaalde projecten die individueel niet of aan minder interessante voorwaarden gefinancierd kunnen worden, wel of goedkoper te financieren. Dit impliceert ondermeer dat we werken met een financieringsvehikel dat, enerzijds, middelen gaat ophalen voor de financiering van de lokale klimaatplanen en, anderzijds, deze middelen volgens een vooraf bepaalde investeringsstrategie (waarbij minstens voldoende rendement wordt gegenereerd om het kapitaal te vergoeden) voor de financiering van maatregelen uit het klimaatplan (of andere maatregelen met hetzelfde doel) kunnen worden aangewend.
2.2
Mijlpaal 2: vastgesteld
De
2.2.1
Toelichting mijlpaal
kernset
prioritaire
maatregelenclusters
werd
Een klimaatplan omvat een groot aantal maatregelen. Deze dragen in verschillende mate bij tot de realisatie van de klimaatdoelstellingen en hebben ook andere implicaties op het vlak van hun implementatie (kosten, draagvlak, etc.). Een effectieve en efficiënte financiering veronderstelt dan ook dat in eerste instantie de maatregelen en acties die de ruggengraat van het lokale klimaatplan vormen, worden afgedekt. Daarom is het zinvol om zich in eerste instantie toe te spitsen op de +/- 10 belangrijkste maatregelen (clusters). Met deze mijlpaal willen we de 10 belangrijkste maatregelen(clusters) in kaart brengen en voor deze maatregelen(clusters) de vanuit financieringsoogpunt relevante gegevens verzamelen.
2.2.2
Goede praktijken M2P1 – Selectie prioritaire maatregelenclusters Maatregelen kunnen als ‘prioritair’ worden aangeduid omwille van verschillende redenen (bijdrage tot emissiereductie, maar ook omwille van draagvlak, zichtbaarheid, etc.). Maatregelenclusters kunnen we op verschillende wijzen definiëren. Een zinvolle manier is het clusteren op basis van doelgroep en/of (emissiereductie)sector, bijvoorbeeld “Energieefficiëntie bij KMO’s”, “vergroening openbaar vervoer” of “energierenovatie sociale woningen”. Op deze manier kunnen we de clusters oplossingsneutraal definiëren, i.e. los van een bepaalde specifieke technologie of unieke maatregel. Of een woning nu klimaatneutraal wordt door de buitenschil aan te pakken of op een andere manier is dan niet van belang voor de clusterdefinitie.
Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
11
De concrete technologische of andere oplossingen om de emissiereductie binnen een bepaald doelgroep te bereiken zijn evenwel van belang als referentiepunt voor het bepalen van investeringsbehoeften, en hiervan afgeleid de financieringsbehoefte (zie verder). Zij helpen om de referentie-investeringsbehoefte per eenheid te bepalen voor de betreffende cluster. Dit betekent daarom nog niet dat de betreffende referentietechnologie ook daadwerkelijk zal geïmplementeerd worden. Indien na verloop van tijd er een alternatieve meer performante oplossing goedkoper emissiereducties kan realiseren dan de referentietechnologie, dan kan uiteraard die alternatieve oplossing worden toegepast. Bij wijze van voorbeeld geven we hieronder de 10 maatregelenclusters weer die bij het uitwerken van het financieel luik van het lokaal klimaatplan van de stad Gent werden gehanteerd: M1 – Renovatie woningen voor huishouden in de hogere inkomensklasse; M2 – Renovatie van woningen voor huishouden in de lagere inkomensklasse; M3 – Renovatie van huurwoningen; M4 – Renovatie van sociale woningen; M5 – Renovatie van scholen; M6 – Productie van hernieuwbare energie; M7 – Investeringen in energie-efficiëntiemaatregelen door KMO’s; M8 - Investeringen in energie-efficiëntiemaatregelen door kleine zelfstandigen; M9 - Sneller en meer openbaar vervoer (vertramming); M10 - Vergroenen van het wagenpark. M2P2 – Opmaak fiches per maatregelencluster Voor deze kernset van prioritaire maatregelenclusters willen we een inzicht verwerven in de voor de financiering essentiële kenmerken: Wat houdt de maatregel in? Tot wie richt de maatregel zich? Welke emissiereductie verwacht men (additionaliteit van de maatregel)? Over welke periode? etc. (specifiek lokale) beperkingen, risico’s en risicobeheersmaatregelen, afhankelijkheden. Inschatting van de kostprijs (incl. cost drivers, terugverdientijden, etc.). Evt. eerste ideeën rond financiering (had men bij aanvang van het project ideeën om de betreffende maatregel te financieren en zo ja hoe dan?). Neveneffecten van de maatregel op sociaal, milieu, economisch of ander vlak. Etc. In de praktijk kan dit de de opmaak van fiche per maatregel of cluster van maatregelen (Maatregelen/Clusterfiches, M/CF).
2.2.3
Tips & aandachtspunten Generieke versus specifieke informatie: standaardisatie opportuniteit
12
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
Een deel van de benodigde gegevens is vrij generiek van aard, en kan dus door alle gemeenten gebruikt worden. Zo bijvoorbeeld heeft de locatie van de woning waar een energierenovatie wordt uitgevoerd een verwaarloosbare invloed op de kostprijs. De Epeildoelstelling, de aard (appartement/woonhuis) en het bouwjaar van de woning zijn van groter belang. Andere gegevens uit de M/CF zijn dan weer gemeentespecifiek. Zo bijvoorbeeld, het aantal woningen (verder gesegmenteerd naar bouwjaar, aard, etc.) dat men in totaal (of per jaar) wil renoveren en het E-peil dat de gemeente hierbij ambieert, de economische draagkracht van de inwoners, etc. Deze gegevens zullen steeds (grotendeels) door de gemeenten moeten worden aangeleverd. TIP: Organiseer samenwerking met andere gemeenten bij voorkeur op Vlaams niveau om een aantal financieringsaspecten met betrekking tot de lokale klimaatplannen te standaardiseren. Zo bijvoorbeeld: Een typologie/nomenclatuur van Maatregelen en/of Maatregelencluster: dit betekent o.a. dat zelfde typologie, eenheden, gebruikt worden. Dit heeft het voordeel van de eenduidigheid en laat ook toe om het leerproces te vereenvoudigen (benchmark). Verzamelen van generieke informatie m.b.t. maatregelen: o.a. kostprijs informatie, levensduur informatie, rendabiliteitsinformatie, etc. Het standaardiseren (en structureren) van bepaalde gegevens laat toe om: Tijd en middelen te besparen bij de opmaak en het beheer van financieringsluik van lokale klimaatplannen; de individuele gemeenten dienen het wiel niet keer op keer uit te vinden, en er kunnen gemeenschappelijk formats worden opgemaakt, data kunnen samen wordt ge-update, etc. Toegenomen leereffect: gemeenten kunnen gemakkelijker van elkaar leren doordat eenzelfde terminologie wordt gehanteerd (benchmarkingopportuniteit). Coherentie in tijd en ruimte: door binnen een gestandaardiseerd kader te werken voor de lokale overheden, intercommunales / samenwerkingsverbanden en de Vlaamse overheid kunnen zinvolle tijdsreeksen of aggregaties op bovengemeentelijk niveau opgemaakt worden ter ondersteuning van het (bovengemeentelijke) beleid. Katalysator samenwerkring: een gestandaardiseerde aanpak laat toe om het financieringsluik en/of de flankerende maatregelen op elkaar af te stemmen of zelfs gezamenlijk aan te pakken. Ook naar derden toe (e.g. potentiele investeerders/financiers) kan het aanreiken van een eenduidig coherent kader het begrip van de financieringsbehoeften verbeteren en een samenwerking vereenvoudigen. Etc. OPMERKING: Dergelijke standaardisering zou voor het lerend netwerk een potentieel thema kunnen zijn.
TIP: Protocol m.b.t. datakwaliteit Om de kwaliteit (coherentie/vergelijkbaarheid/volledigheid) van de gebruikte gegevens te verzekeren, is het zowel voor de generieke als voor de specifieke gegevens aangewezen om de gebruikte bronnen, berekeningen en assumpties te documenteren, zodat deze cijfers periodiek kunnen ge-update worden. Ter ondersteuning van een kwaliteitsvolle gegevensvergaring, - documentatie en periodieke evaluatie/actualisering wordt bij voorkeur Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
13
een protocol (procedure) opgesteld en aan de gemeenten ter beschikking gesteld. In dit protocol wordt dan aangegeven hoe de gegevens kunnen worden verzameld en/of aan welke minimale criteria de gegevens dienen te beantwoorden.
2.3
Mijlpaal 3: De financieringsbehoeften werden scherp gesteld
2.3.1
Toelichting mijlpaal In het kader van de financiering van lokale klimaatplannen kunnen we de financieringsbehoefte omschrijven als een deelverzameling van de investeringsbehoefte, waarbij de investeringsbehoefte verwijst naar het totaal aan financiële middelen die voor de realisatie van het klimaatplan moet geïnvesteerd worden. Een deel van de benodigde investeringen zal spontaan gerealiseerd worden, i.e. zonder bijkomende externe (financiële) ondersteuning. In het kader van de financiering van lokale klimaatplannen dienen we voor de investeringen die spontaan gerealiseerd worden, geen financieringsoplossing te voorzien. Het overige deel - het deel dat niet spontaan gerealiseerd wordt - heeft wel nood aan een financieringsoplossing. Met de term ‘financieringsbehoefte’ verwijzen we dus naar de financiële middelen die nodig zijn om de investeringen die niet spontaan uitgevoerd worden, te realiseren. De omvang van de financieringsbehoefte is afhankelijk van de gekozen ondersteuningsstrategie waarin we de aard en de omvang van de ondersteuning bepalen. De ondersteuningsstrategie geeft aan op welke wijze we de investeringen die zich niet spontaan realiseren, willen ondersteunen: een subsidie, een lening/prefinanciering, een waarborg, administratieve of technische ondersteuning, etc.
Investeringsbehoefte vs. financieringsbehoefte: toelichting a.d.h.v. een voorbeeld Gesteld dat we 3.000 woonhuizen per jaar willen renoveren tot 70kWh/m2 en we hiervoor 20.000 EUR per renovatie nodig hebben, dan bedraagt de jaarlijkse investeringsbehoefte 60.000.000 EUR. Indien het normaal renovatieritme 1.000 woonhuizen per jaar bedraagt (i.e. renovaties die zonder bijkomende ondersteuning gerealiseerd worden) dan dienen we vanuit het klimaatplan slechts middelen te voorzien ter ondersteuning van 2.000 woonhuizen. Gesteld dat we voor elk van die 2.000 woonhuizen (optie 1) een subsidie van 5.000 EUR nodig achten om de kandidaat investeerder tot de benodigde investering over te halen of (optie 2) de prefinanciering van het volledige bedrag van de energierenovatie, dan komen we tot twee verschillende financieringsbehoeften. In de eerste optie 10.000.000 EUR per jaar en in de tweede optie 40.000.000 EUR per jaar … maar in de eerste optie zijn middelen definitief verworven door de begunstigde terwijl in de tweede optie de middelen terugvloeien (en dus hergebruikt kunnen worden).
2.3.2
Goede praktijken M3P1 - Algemeen overzicht aanpak definitie financieringsbehoefte Het stappenplan hieronder kan gevolgd worden om de financieringsbehoefte te begroten. Stap 1 - Voor het bepalen van de financieringsbehoefte voor een bepaalde maatregel of cluster van maatregelen vertrekken we van vanuit de investeringsbehoefte, te weten de financiële middelen die voor de betreffende maatregelencluster dienen geïnvesteerd te worden. We bekomen de investeringsbehoefte door de referentie investeringskost per eenheid te vermenigvuldigen met het aantal eenheden.
14
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
Bijvoorbeeld: Gesteld een eenheidskost van de energierenovatie per woning ter hoogte 20.000 EUR en 10.000 woningen die men wil renoveren. Dan bedraagt de investeringskost 200.000.000 EUR. Stap 2 - Vervolgens voeren we voor de betreffende maatregelencluster een knelpuntenanalyse uit die er op gericht is na te gaan welke (in hoofdzaak financiële) hindernissen de investeringen in de weg staan en schatten we in welk aandeel van de investeringen niet wordt uitgevoerd omwille van deze hindernissen. Dit vereist uiteraard een bijkomende analyse naar de mogelijke oorzaken van de hindernissen, zo bijvoorbeeld de financiële draagkracht van een deel van doelgroep.
Bijvoorbeeld: Gesteld dat we ramen dat in bovenstaande voorbeeld in 70% van de gevallen er zich hindernissen voordoen zullen we voor 7.000 woningen een ondersteuning dienen te voorzien. Stap 3 - Vervolgens dienen we onze ondersteuningsstrategie vast te stellen, i.e. dienen we te bepalen welke ondersteuning we gaan bieden. Het bepalen van de aard van de ondersteuning bouwt verder op de knelpuntenanalyse en de oorzaken die aan de basis van deze knelpunten liggen. Zo zal een probleem van rendabiliteit van de investering een andere ondersteuning vragen dan een cashflowprobleem van een potentiële investeerder. In het eerste geval kan een subsidie soelaas bieden terwijl in het tweede geval een oplossing kan gevonden in een vorm van een derde partij financiering (zie ook M3P2). Stap 4 – Voor elke cluster kunnen we dan de financieringsimplicaties van de gekozen ondersteuningsstrategie in kaart brengen (per eenheid).
Bijvoorbeeld: gesteld dat we middelen voor de prefinanciering van een energierenovatie willen ter beschikking stellen dan dienen we voor elk woning waarvoor we deze ondersteuning willen bieden te voorzien 20.000 EUR (= financieringsbehoefte per eenheid) ter beschikking te hebben. Stap 5 – Om tot de financieringsbehoefte van een bepaalde cluster te komen, moeten we tenslotte inschatten voor hoeveel eenheden we een bepaalde ondersteuningsvorm moeten voorzien en deze vermenigvuldigen met de financieringsbehoefte per eenheid (uit stap 4).
Bijvoorbeeld: een prefinanciering van 20.000 EUR voor 6.000 eenheden en een subsidie van 5.000 EUR voor 1.000 eenheden, of in totaal 17.000.000 EUR (12.000.000 + 5.000.000). Stap 6 – Om de totale financieringsbehoefte op klimaatplanniveau te kunnen inschatten, moeten we tenslotte de financieringsbehoeften voor de verschillende clusters aggregeren en er de financieringsbehoeften van een ‘restcluster’ aan toevoegen. Deze ‘restcluster’ betreft de maatregelen die niet in de andere clusters werden meegenomen maar die wel nodig zijn om de klimaatplandoelstellingen te realiseren. Voor de inschatting van de financieringsbehoefte van de restcluster kan bijvoorbeeld gekeken worden naar het aandeel van deze restcluster in de gehele emissiereductie-inspanning. Indien, bijvoorbeeld, de prioritaire maatregelenclusters volgens het klimaatplan samen ongeveer 80% van de emissiereductiedoelstelling kunnen realiseren, dan moeten we voor de restcluster nog een financiering voorzien ter dekking van de resterende 20%. Voor de berekening van de financieringsbehoefte van de restcluster kunnen vertrekken van de gemiddelde financieringsbehoefte per ton CO2 reductie (= totale financieringsbehoeften van alle clusters, excl. restcluster, gedeeld door de emissiereductie van alle clusters) en deze toepassen op het aandeel van de restcluster in de totale emissiereductie van het klimaatplan. Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
15
M3P2 – Probleem/knelpunten analyse De financieringsbehoefte is afhankelijk van de aard van de ondersteuning die benodigd is om de vereiste investeringen uit te (laten) voeren (zie M3P1).
Ter zake kunnen we investeringsprojecten in drie categorieën onderverdelen aan de hand van projecten persoonsgebonden factoren (zie schema hiernaast).
Categorie 1 investeringen - Het betreft hier rendabele investeringen, die de potentiële investeerder financieel kan en wil dragen, maar die niet worden uitgevoerd omwille van niet-financiële drempels, bijvb.:
1
Ne o contante waarde > 0 en geen cashflow probleem en geen kredietprobleem en geen (grote) opportuniteitskost
2
Ne o contante waarde > 0 maar cashflow probleem of kredietprobleem of (grote) opportuniteitskost
3
Ne o contante waarde < 0
upgrade
De aard van de benodigde ondersteuning is dan weer afhankelijk van het type problemen dat de potentiële investeerder ervan weerhoudt een emissiereducerende investering uit te voeren en de strategie die wordt gehanteerd om de betreffende knelpunten op te lossen.
gebrekkige technische kennis, onzekerheid omtrent het Figuur 2 - Investeringstypologie rendement, te veel administratie, geen weet van subsidies, etc.
Categorie 2 investeringen - Het betreft hier eveneens rendabele investeringen maar hier heeft de investeerder een persoonsgebonden financieringsprobleem, bijvoorbeeld: Een cashflowprobleem: Indien de inkomsten c.q. besparingen minder bedragen dan de maandelijkse afbetalingslast van de lening (terugverdienperiode langer dan periode van de lening) dan heeft de investering een invloed op de beschikbare middelen van de investeerder. Hij gaat dus een deel van zijn beschikbaar vermogen moeten aanwenden voor de afbetaling zijn schulden. Zelfs al kan de betreffende investeerder dit probleem met zijn vermogen opvangen, dan nog verliest het project een deel van zijn aantrekkingskracht aangezien hij deze middelen niet meer voor zijn andere projecten (uitgaven) kan gebruiken. Een kredietprobleem (ontleningscapaciteit): Een kandidaat-investeerder die over onvoldoende eigen middelen beschikt zal (bij de bank) moeten lenen om zijn investering te financieren. Een rendabel project via een lening financieren is doorgaans enkel mogelijk indien de ontlener voldoende kredietwaardig wordt geacht om een (bijkomende) lening te dragen. Indien men - bijvb. omwille van reeds bestaande kredietlijnen - geen (bijkomende) lening kan krijgen, zal ook een zeer rendabel project niet gefinancierd kunnen worden. Een opportuniteitskostprobleem: Gezien er doorgaans meer investeringsprojecten dan middelen zijn, betreft een investeringsbeslissing doorgaans een keuze tussen meerdere investeringsalternatieven. Hierdoor is niet (enkel) het rendement van het betreffende project van belang, maar is vooral de vergelijking met het rendement van de alternatieve investeringsopties doorslaggevend. Als de rendabiliteit van het 16
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
een emissiereducerend project lager is dan dat van een concurrerend investeringsproject (dat geen emissie reduceert) dan zal vanuit louter economisch oogpunt voor het concurrerend project gekozen worden. Indien we voor het lagere rendement kiezen, worden we geconfronteerd met een opportuniteitskost. Het betreft hier de kosten van een economische keuze, uitgedrukt in termen van de beste “gemiste kans”: het waardeert de (niet gerealiseerde) opbrengst van het best mogelijke alternatief ten opzichte van de uiteindelijk genomen beslissing. In de praktijk komt dit er op neer dat men niet investeert in een bepaald rendabel project omdat een ander project nog rendabeler is.
Categorie 3 investering - Het betreft hier investeringen die niet rendabel zijn en daarom ook niet worden uitgevoerd (probleem van de onrendabele top). M3P3 - Aangepaste ondersteuningsstrategie Bij het uittekenen en de keuze van ondersteuningsmaatregelen zullen we steeds de investeringentypologie (drie categorieën investeringen) in het achterhoofd moeten houden. Bedoeling hierbij is om vertrekkende vanuit de knelpunten van iedere investeringscategorie in een ondersteuningsmechanisme (OM) te voorzien dat deze knelpunten aanpakt. Hierbij kunnen we grosso modo een drietal niveaus van ondersteuning onderscheiden: Niveau 1: OM die niet-financiële knelpunten willen oplossen. Het betreft hier een BASIC ondersteuning (Begeleiden, Adviseren, Sensibiliseren, Informeren en Coördineren) die zich op de niet-financiële ontzorging richt. Bijvoorbeeld: hulp bij het vinden van een aannemer of het evalueren van offertes; hulp bij het aanvragen van premies; ter plaatse professioneel technisch advies; het organiseren van groepsaankopen of groepsrenovaties; wijkcontracten …. Bijkomend kan naar analogie met het ELENA3 programma gedacht worden aan een technische bijstand bij de projectdefinitie en -ontwikkeling voor projecten, die - vaak wegens hun beperkte omvang - buiten het toepassingsgebied van ELENA en gelijksoortige ondersteuning vallen. Niveau 2: OM die zich richten op het verhelpen van de persoonsgebonden financieringsknelpunten, o.a. prefinanciering- en waarborgregeling. Niveau 3: OM die projectgebonden rentabiliteitsproblemen willen verhelpen. Het betreft hier dus middelen voor de financiering van de onrendabele top van categorie 3 investeringen. Het schema hieronder geeft weer hoe deze drie ondersteuningsniveaus met de drie categorieën uit de voorgestelde investeringstypologie interageren.
3
Technum
European Local Energy matters/eu/535_en.htm
Assistance:
http://ec.europa.eu/environment/ecoap/about-eco-innovation/policies-
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
17
Figuur 3 - Drie ondersteuningsniveaus afgestemd op de drie investeringscategorieën
Voor categorie 1-investeringen volstaan aangepaste ondersteuningsmechanismen van het eerste niveau, terwijl voor categorie 2en categorie 3-investeringen ondersteuningsmechanismen van respectievelijk niveaus 1 en 2 en niveaus 1, 2 en 3 voorzien dienen te worden. M3P4 - Reductie financieringsbehoefte door optimalisatie rendement Vanuit efficiëntie-oogpunt is het van belang om eerst na te gaan of en hoe we de kostenbatenverhouding van investeringen kunnen verbeteren, om pas vervolgens te overwegen om de investering te ondersteunen. Deze praktijk is met name van belang indien een groot deel van de investeringen categorie 2 en/of 3 investeringen betreffen. De idee is dat door het rendement te verhogen investeringen doorschuiven van een lagere naar een hogere categorie: van 3 naar 2 (of 1) en van 2 naar 1. Op deze manier daalt de nood aan (externe) financiering. Er bestaan verschillende (sub)strategieën om de baten van een investering te verhogen: Baten bij de investeerder verhogen - We kunnen de baten bij de potentiële investeerder trachten te verhogen door te de baten die we vandaag reeds kennen te verhogen naar omvang (e.g. verhoging energiebesparing door combinatie van energiereductiemaatregelen), te verlengen in de tijd (emissiereducties), naar aard (zogenaamde synergievoordelen, in het Engels ‘economies of scope’). Baten bij derden capteren en/of verhogen - We kunnen ook trachten een deel van de baten die de investering bij derden teweeg brengt te capteren. Het gaat hierbij om het accapareren van een deel van de economische waarde van de positieve externaliteiten die met de investering gepaard gaan. We kunnen hierbij kijken naar de baten die automatisch naar derden vloeien naar aanleiding van de investering of actief op zoek gaan naar mogelijkheden die positieve externaliteiten tot stand brengen en (voorafgaand) met de begunstigde derden afspraken maken over het 18
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
(gedeeltelijk) terugsluizen van deze baten naar de investeerder. Zo bijvoorbeeld hebben de overheden en/of bepaalde bedrijfssectoren baat bij een versnelde investering in emissiereductieprojecten. Er bestaan verschillende (sub)strategieën om de kosten van een investering te beperken: Schaalvoordelen: Koopkracht bundelen, gezamenlijke aankoop, etc. Adviseren / informeren: zowel technologisch (goedkopere technologie of beter gebruik van de technologie), financieel (goedkopere financieringskanalen); juridisch, etc. Risico’s verlagen: impact op discontovoet (verwacht rendement) zodat de kapitaalskost zal dalen (vermindering van de risicopremie); Het verhalen van bepaalde kosten op derden die aanleiding geven tot een deel van de kosten (negatieve externaliteiten); Etc. Uiteraard kunnen ook een aantal flankerende maatregelen een impact hebben op het rendement (zie verder M4P2).
2.3.3
Tips & aandachtspunten TIP: Vanuit financieringsoogpunt dienen we ook in de kosten van BASICondersteuningsdiensten te voorzien. Indien we dit niet doen behalen we één van onze kritieke succesfactoren niet (nl. het ervoor zorgen dat de rendabele projecten worden uitgevoerd).
2.4
Mijlpaal 4: Ontwikkeling optimaal financieringsstrategie/model
2.4.1
Toelichting mijlpaal Met deze vierde mijlpaal willen we komen tot een financieringsmodel dat optimaal aansluit bij de scherpgestelde financieringsbehoeften en dat rekening houdt met de uitgangspunten en randvoorwaarden van de gemeente. Zoals aangegeven in Figuur 1 hiervoor, geeft een financieringsmodel in essentie aan hoe een concrete financieringsbehoefte (vraag) kan worden gekoppeld (matching) aan de beschikbare financieringsmiddelen (aanbod). In mijlpaal 3 werd de financieringsbehoefte reeds gedefinieerd vertrekkende van uit de ondersteuningsstrategie. Dit betekent dat bouwsteen 1 al in ruime mate gekend is. In deze mijlpaal ligt de focus op het definiëren van een passend aanbod (2) en de matching instrumenten (punt 3) . Uiteraard is er een wisselwerking tussen de drie bouwstenen: indien we het aanbod onvoldoende kunnen verzekeren zullen we ook de financieringsbehoeften (lees: de ondersteuningsstrategie), en mogelijks de klimaatdoelstellingen of randvoorwaarden moeten herzien.
Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
19
2.4.2
Goede praktijken M4P1 – Vertrek vanuit de financieringsdynamiek financieringsbronnen of -instrumenten
niet
vanuit
de
concrete
Er zijn heel wat financieringsbronnen en -instrumenten die in aanmerking komen voor de financiering van lokale klimaatplannen. Zo bijvoorbeeld : Financieringsbronnen: de overheid (gemeente, provincie, gewestelijk, federaal of EU niveau) of de de private sector waar middelen bij institutionele beleggers, grote bedrijven, kleine beleggers/spaarders via financiële instellingen (intermediatie) of rechtstreeks (desintermediatie) kunnen opgehaald worden. Instrumenten voor de ophaling van middelen: ook hier zijn er weer heel wat mogelijkheden van de ‘klassieke’ instrumenten zoals uitgifte van aandelen/winstbewijzen, uitschrijven obligatie of bancaire leningen, etc. tot nieuwe instrumenten zoals crowd funding, Community Land Trust of ‘klimaatspecifieke’ instrumenten zoals (vrijwillige) compensatiemechanismen gekoppeld aan binnenlandse emissiereductieprojecten (domestic offset projects), etc. Elk van deze instrumenten kent doorgaans tal van varianten. Voor wat betreft de financiering van lokale klimaatplannen zal een financieringsoplossing vaak uit een combinatie van voormelde bronnen en instrumenten bestaan. De financieringsbronnen en -instrumenten hebben allemaal verschillende kenmerken waarvan de relevantie sterk varieert in functie van het voorwerp dat we willen financieren, de uitgangspunten en de randvoorwaarden, de kenmerken van de ontlener, etc. Daarnaast is het belang van deze instrumenten sterk afhankelijk van een aantal omgevingsfactoren: de economische conjunctuur, inflatie of deflatie, belastingregime, het ‘beleid’, etc. Deze factoren kunnen bepaalde financieringsbronnen doen opdrogen of net heel beschikbaar maken, de voorwaarden van bepaalde instrumenten aantrekkelijk maken of net niet. Voor de ontwikkeling van een robuuste financieringsstrategie en -model is het daarom beter om niet te vertrekken van concrete financieringsbronnen en/of instrumenten, maar van de financieringsdynamiek die we tot stand willen brengen. De financieringsdynamiek vormt de kern van de financieringsstrategie: het geeft aan hoe we er voor zorgen dat de benodigde middelen beschikbaar zullen zijn en … blijven, zodat we de doelstellingen kunnen realiseren, rekening houdend met de randvoorwaarden en uitgangspunten uit de eerste mijlpaal. Het geeft aan hoe de belangrijkste geldstromen verlopen en wat deze stromen op gang brengt en aan de gang houdt. Bij wijze van voorbeeld kan verwezen worden naar de financieringsdynamiek die voor Antwerpen en Gent werd gedefinieerd (zie hoofdstuk Error! Reference source not found.). Deze kan als volgt worden samengevat: Stap 1) het ophalen van goedkope financiële middelen; Stap 2) het aan marktconforme voorwaarden ter beschikking stellen van deze middelen aan rendabele projecten (categorie 2 projecten); Stap 3) herinvesteren van de middelen die terugvloeien en verwerven van financiële en resultaatsgebonden inkomsten; Stap 4) met de verworven inkomsten (kruis)subsidiëren van onrendabele projecten. Of ‘het ophalen van goedkope financiële middelen’ in stap 1 gebeurt bij publiek of private actoren en in welke verhouding of via welke instrumenten, wijzigt niets aan de 20
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
financieringsdynamiek en kan wijzigen in de tijd. Voor de ontwikkeling van een financieringsstrategie of -model zijn de concrete instrumenten die invulling geven aan de financieringsdynamiek van een secundaire, meer operationele orde. Dit betekent niet dat het niet van belang is om een zicht te verkrijgen op de alternatieve financieringsbronnen en –instrumenten van bij de ontwikkeling van de financieringsdynamiek. De finaliteit is evenwel in hoofdzaak om (de componenten van) de voorgestelde financieringsdynamiek aan een eerste haalbaarheidstoets te onderwerpen. Zo bijvoorbeeld kunnen we de haalbaarheid van ‘het ophalen van goedkope financiële middelen’ in stap 1 hierboven toetsen aan de beschikbare bronnen en instrumenten. Hierbij stellen we ons de vraag of we daadwerkelijk goedkope financiële middelen kunnen ophalen en zo ja waar en op welke wijze? Een antwoord kan zijn (louter illustratief): door een (groene) obligatie uit te schrijven gericht aan institutionele beleggers met gedeeltelijke rendementswaarborg door de Vlaamse overheid en bedrijfssectoren die baat hebben bij een versnelde uitvoering van het klimaatplan.
Eens het financieringsmodel aan de hand van de financieringsdynamiek op hoofdlijnen werd gedefinieerd, kan gezocht worden naar concrete financieringsbronnen en -instrumenten die het financieringsmodel optimaal invullen. Door vanuit de financieringsdynamiek te vertrekken, beperken we onze zoektocht naar financieringsbronnen en -instrumenten en hun schier onbeperkte combinatiemogelijkheden tot die bronnen, instrumenten en combinaties die relevant zijn voor de weerhouden financieringsdynamiek (= doelgerichte screening van bronnen en instrumenten). Zo bijvoorbeeld weten we dat (heel wat vormen van) crowdfunding - gezien de eerdere beperkte mogelijkheid tot ophalen van middelen - niet als ruggengraat van een klimaatplan kan dienen. Verder onderzoek kan van de crowdfunding piste als centrale financieringspiste is dan ook niet echt prioritair. Deze concrete invulling zal regelmatig geëvalueerd moeten worden in het licht van wijzigende omstandigheden, zodat binnen de context van een ongewijzigde financieringsdynamiek de financieringsbronnen of instrumenten kunnen aangepast worden. Periodiek zal ook de relevantie van het gehele financieringsmodel, in het bijzonder de financieringsdynamiek, herbekeken moeten worden, en waar nodig aangepast. M4P2 – Optimalisatie MET flankerende maatregelen De ondersteuningsmechanismen (zie M3P3) zorgen er voor dat de benodigde financiële middelen beschikbaar worden. Het is evenwel niet omdat ze beschikbaar zijn dat de beschikbare middelen daadwerkelijk gebruikt zullen worden. Zo bijvoorbeeld, gaat niet iedere KMO over tot rendabele energie-efficiëntie investeringen zelfs al kosten deze de KMO niets (e.g. via een derdepartijfinanciering) en verbetert de KMO zijn kostenstructuur/concurrentiekracht (op termijn). Ook de BASIC-diensten zijn in sommige gevallen onvoldoende om de ambitieuze doelstellingen van de lokale klimaatplannen te bereiken. Daarom is het relevant om ook in flankerende maatregelen te voorzien. Het betreft bijkomende mechanismen, maatregelen en initiatieven van derden (i.e. buiten het klimaatplan) die de effectiviteit en/of de efficiëntie van de ondersteuningsmaatregelen kunnen versterken. Deze ‘derden’ zijn vaak de lokale, regionale of federale overheid, maar het kan evenzeer een initiatief van buiten de overheid betreffen. Zo bijvoorbeeld, een lokale NGO die burgers sensibiliseert voor het klimaatvraagstuk (e.g. klimaatwijken) en daartoe bijdraagt tot een aangepast investeringskader. Deze flankerende maatregelen kunnen zeer verschillende vormen aannemen: (1) normerende (e.g. parkeerbeleid), contractuele (o.a. het toekennen van concessies in ruil Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
21
voor investeringen) of vrijwillige (ecolabel) instrumenten, (2) economische instrumenten (kapitaal-, rente-, rendementssubsidies, waarborgen, verhandelbare rechten, etc.), en (3) sociale instrumenten (sensibilisatie/informatie, gamification4, etc.). Sommige flankerende maatregelen kunnen gecombineerd worden om elkaar te versterken. Schematisch kan het effect van de een combinatie van ondersteunende en flankerende maatregelen als volgt worden voorgesteld.
ZONDER
MET
ondersteunende en flankerende maatregelen
ondersteunende en flankerende maatregelen Flankerende maatregelen
Ondersteunende maatregelen Investeringsproject
35
De ondersteunende maatregelen verbreden de enge doorgang (verhelpen de hindernissen tot het uitvoeren van de investeringen). De flankerende maatregelen zorgen er voor dat een grote groep investeringen waarvoor de belangrijkste hindernissen zijn weggewerkt, daadwerkelijk worden uitgevoerd (in de grafische voorstelling: ‘de uitgang vinden’). Heel wat flankerende maatregelen die de (lokale) overheid kan nemen kosten weinig of niets (cq zijn budgetneutraal) terwijl ze toch een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de effectiviteit/efficiëntie van de financiering van het lokale klimaatplan. Welke van deze instrumenten best ingezet wordt in combinatie de ondersteuningsmechanismen is sterk afhankelijk van de beschouwde cluster van maatregelen. Hieronder geven we ekele voorbeelden van flankerend maatregelen:
Koppeling ruimtelijke ordening c.q. gemeentelijke stedenbouwkundige voorschriften met de energierenovatie (energierenovatie gebouwen) – Bij de vraag voor een extra bouwlaag (extra verdieping) zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden om de goedkeuring hiervan te koppelen aan de verplichting om in het gehele gebouw een
4
22
Gamification betreft het gebruik van spelelementen en -technieken buiten een spelcontext om de doelgroep tot het gewenste gedrag aan te zetten.
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
bepaald energiepeil te realiseren. De meerwaarde die door de extra bouwlaag gecreëerd wordt, wordt aldus ten dele afgeroomd om (een deel van) de onrendabele top van de energie-investeringen te compenseren. Deze formule kan met name in steden die de komende jaren een aanzienlijke bevolkingstoename verwachten een elegante oplossing vormen om zowel de vraag naar woningen als de emissiereductiedoelstelling te combineren.
Concessie voor laadpalen (groene mobiliteit) - Voor wat betreft de elektrische voertuigen kan er onderzocht worden of één of meerdere private sector actoren een (boven)stedelijke concessie voor laadpalen op de openbare weg/ het openbaar domein kan gegund worden voor een bepaalde periode. Dergelijke concessie: Kan een investering in laadpalen interessanter maken voor een potentiële investeerder aangezien deze gedurende de looptijd van de concessie een alleenrecht krijgt voor de uitbating van de laadpalen en zich dus (voor een bepaalde tijd) beschermd weet. Kan (op termijn) een bron van inkomsten betekenen voor de concessiegever (e.g. gemeentelijke overheid) ofwel door een deel van de opbrengst van de laadpalen af te romen (e.g. Concessie als inbreng in natura in ruil voor participatie als aandeelhouder in nieuwe organisatie), dan wel bij de periodieke hernieuwing/toekenning van de concessie aan de hoogst biedende partij.
2.4.3
Tips en aandachtspunten Aandachtspunt: Financiering van een klimaat plan is meer dan een financieringsoplossing voor individuele maatregelen Financieringsoplossingen die vandaag voorliggen worden vaak op individueel maatregelenniveau en of clusterniveau gedefinieerd. E.g. een financieringsoplossing voor de energierenovatie van scholen of sociale woningen. Deze benadering heeft zijn waarde maar biedt vaak geen oplossing aan de twee belangrijke uitdagingen van de financiering van een klimaatplan(cf. supra): 1) hoe er voor zorgen dat rendabele maatregelen worden uitgevoerd en 2) hoe er voor zorgen dat de voor het klimaatplan essentiële maar niet rendabele projecten ook worden uitgevoerd. Daarom is het relevant om te onderzoeken of een meer holistische benadering op planniveau de effectiviteit of efficiëntie van de financiering kan bevorderen: het geheel is vaak meer dan haar bestanddelen. Bij het definiëren van financieringsoplossingen optimalisatiemogelijkheden op vlak van:
kan
gekeken
worden
naar
Bundeling van maatregelen/acties met verschillende financieringskenmerken; Bundeling op bovengemeentelijk vlak; Alternatieve tussenpersonen; Timing van de investeringen en multi-periode perspectief; Synergiën met andere domeinen; Link met financiering van de maatregelen/acties die niet in de kernset werden opgenomen; De opvolging en het beheer (inclusief bijsturingen) van het financieringsmodel; Etc.
Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
23
2.5
Mijlpaal 5: Het Financieringsluik lokaal klimaatplan werd goedgekeurd
2.5.1
Toelichting mijlpaal De allerlaatste mijlpaal die de ontwikkeling van een financieringsluik voor een lokaalklimaatplan afsluit is de goedkeuring van dit financieringsluik, door de relevante stakeholders.
2.5.2
Goede praktijken M5P1 – Opmaak blauwdruk FLK Het financieel luik van het lokale klimaatplan wordt gedocumenteerd, zodat het als basis voor de implementatie van het financieringsmodel kan dienen. Opdat de relevante stakeholders op een geïnformeerde wijze zouden kunnen beslissen over het financieringsluik worden de resultaten van de vorige mijlpalen bondig weergeven en gedocumenteerd. Dit kan de vorm van een blauwdruk aannemen. Dergelijke blauwdruk van het financieringsluik omvat volgende elementen: De belangrijkste uitgangspunten, randvoorwaarden en assumpties; De kernset van prioritaire maatregelen met relevante financieringskenmerken; De generieke aspecten van het financieringsmodel (o.a. governance aspecten en maatregel/actie overschrijdende aspecten, financiering van de maatregelen die niet tot de kernset behoren); De maatregel of specifieke aspecten van het financieringsmodel voor wat betreft de kernset aan maatregelen/acties (i.e. voor iedere maatregel actie de weerhouden financieringsbron(nen) en –instrumenten en het steunmechanisme); De planning in de tijd;
De belangrijkste risico’s en risicobeheermaatregelen; Voorstel van implementatieplan op hoofdlijnen (mijlpalen); Aandachtspunten voor de implementatie. Heel wat elementen uit de blauwdruk zijn het resultaat van de vorige mijlpalen en dienen hier enkel op logische en gestructureerde wijze in de blauwdruk opgenomen te worden. Het zijn vooral de schuingedrukte elementen uit de lijst hiervoor die hier verder dienen te worden aangevuld.
2.5.3
Tips en aandachtspunten TIP - Documenteer geleerde lessen Op het einde van dit traject is het relevant om de knelpunten en meevallers tijdens het proces van de opmaak kort in kaart te brengen. Daarnaast kunnen ook beste praktijken gedocumenteerd worden zodat bij een update van het financieringsluik uit de eigen ervaring kan geput worden, en de effectiviteit of efficiëntie van het proces kan verbeteren. Eventueel kunnen aanbevelingen worden geformuleerd naar nieuwe trajecten.
24
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek
*
* *
Technum
Overzicht Proces: mijlpalen en praktijken
25
3.
BIJLAGEN – CAPITA SELECTA
3.1
Koolstofwaardecreatie en –captatie De koolstofwaarde definiëren we als de economische waarde die uitsluitend verband houdt met het vermijden of reduceren van broeikasgassen. De economische waarde van een emissiereductie houdt verband met de vraag naar en het aanbod aan broeikasgasemissiereducties (of emissierechten). Er bestaan, grosso modo twee soorten koolstofmarkten die vraag en aanbod inzake broeikasgasemissiereducties op elkaar afstemmen. Gereguleerde markten: het betreft hier koolstofmarkten die door specifieke reglementaire instrumenten werden tot stand gebracht, zo bijvoorbeeld het United Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en het Kyoto Protocol (KP), alsook het EU emissiehandelssysteem hebben dergelijke koolstofmarkten gecreëerd. Vrijwillige markten: zelfs bij gebrek aan gereglementeerde markt kunnen emissiereducties een economische waarde hebben op de markten van vrijwillige compensatie. Op deze markt wordt de vraag van actoren die vrijwillige hun emissies willen compenseren in relatie gebracht met het aanbod aan geverifieerde emissiereducties door andere actoren. In tegenstelling tot de gereglementeerde markten die er op gericht zijn emissiereductieverplichtingen na te komen (compliance driven), zijn de kopers op de vrijwillige market doorgaans opzoek naar de reputatiewaarde. We creëren koolstofwaarde door een emissiereductie. En we capteren deze koolstofwaarde indien we ons de economische waarde kunnen toe-eigenen. In de mate dat de koolstofwaarde niet automatische toekomt aan diegene die de emissiereductie tot stand brengt, kan men trachten die economische waarde te capteren. Zo bijvoorbeeld bespaart de Vlaamse overheid voor elke additionele ton CO2eq die ik reduceer de marktwaarde van een emissierecht; deze marktwaarde zou geheel of gedeeltelijk kunnen terugvloeien naar diegene die de reductie heeft gerealiseerd. Een bijkomende piste bestaat er in om ondernemingen die hun emissies wensen te compenseren te laten bijdragen in interne emissiereductieprojecten (domestic offset projects). In ruil hiervoor ontvangen de ondernemingen een certificaat met vermelding dat zij x ton CO2eq hebben gecompenseerd (vrijwillige compensatie) of een overeenstemmend aantal emissierechten (van de Vlaamse overheid) die zij binnen het EU ETS kunnen gebruiken om aan hun verplichtingen te voldoen (cf. art. 24 EU ETS richtlijn5).
3.2
Governance lokaal klimaatplan De organisatie van het gemeentelijke governance niveau van het financieringsluik kan niet los van het beheer van het lokale klimaatplan gezien worden. Indien zowel voor de uitvoering van de emissiereductiemaatregelen als voor de financiering hiervan in ruime mate beroep wordt gedaan op private derden (dus niet de gemeentelijke overheid), lijkt het ook
5
Technum
De mogelijkheid vervat in art. 24 EU ETS richtlijn vergt nog een aantal uitvoeringsmaatregelen en een aangepast Vlaams juridisch kader.
Bijlagen – capita selecta
27
logisch dat (vertegenwoordigers van) deze private sector actoren in het besluitvormingsproces inzake de totstandkoming en de uitvoering (incl. het beheer) van het klimaatplan worden betrokken. Het betrekken van deze stakeholders kan uiteraard op verschillende manieren. Zonder een voorafname te doen op alternatieve opties, kunnen we bij wijze van voorbeeld een volgende (eerder klassieke) structuur overwegen (bijvoorbeeld een vzw structuur): Algemene vergadering: hierin zetelen de verschillende stakeholders: zij bepalen de doelstellingen en de randvoorwaarden en de richting van het lokale klimaatplan. Raad van bestuur: die de strategische richting uitzet en de uitvoering hiervan door het dagelijks bestuur laat opvolgen. Het is hier dat de strategische beslissingen met betrekking tot de investeringen worden genomen. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur vertaalt de strategische beslissingen van de Raad van bestuur op het terrein (operationalisering). Het dagelijks bestuur kan door de gemeente worden waargenomen (bijvb. d.m.v. een vorm van detachering) en/of door een shared services center waarbij één organisatie (e.g. een intercommunale) tegelijk voor de uitvoering van verschillende lokale klimaatplannen instaat. Dat de gemeentelijke overheid geen exclusieve zeggingskracht heeft over het lokale klimaatplan belet niet dat zij een belangrijke sturende kracht kan zijn. De gemeentelijke overheid heeft een aantal hefbomen die haar, ondanks een beperkte financieringsbijdrage, quasi incontournable maken. Deze hefbomen situeren zich o.a. op het vlak van het flankerend beleid. Hoewel deze maatregelen vaak slechts een beperkte budgettaire impact hebben, dragen zij in belangrijke mate bij tot het succes van de sturingsmechanismen die vanuit het FLK vehikel worden gefinancierd.
28
P.006177| Financiering lokale klimaatplannen - aanzet draaiboek