Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2003 Ve r b o n d v a n Ve r z e k e r a a r s
Voorwoord Voor u ligt het eerste jaarverslag van de belangrijkste resultaten van de verzekeringsbedrijfstak over 2003. Een verslag dat niet alleen cijfers bevat, maar met name ook achtergronden en verklaringen bij de cijfers. Dit jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS), onder leiding van dr. J.L.A. van Rijckevorsel. Het CVS voert elk voorjaar de enquêtes Schadeverzekeringen en Levensverzekeringen bij zijn leden uit. Deze worden gepresenteerd op de marktvergaderingen van het Verbond van Verzekeraars in juni. Maar waar het Verbond naar zocht was een middel dat beter invulling geeft aan de spiegelfunctie van het CVS: hoe kunnen de cijfers en trends van de branche zodanig worden gecommuniceerd dat beleidsverantwoordelijken in de branche er nog beter kennis van kunnen nemen? Dat laatste is belangrijk omdat de verzekeringsbranche een uniek kenmerk heeft: ze is gebaseerd op een omgekeerde productiecyclus. Pas aan het eind ‘van de rit’ weet een verzekeraar of zijn kostprijsberekening correct was. Vooraf heeft hij niet veel meer dan retrospectieve statistieken. Dit jaarverslag beoogt een brug te slaan tussen de ‘droge’ statistieken en de beleidsbepalers bij de leden van het Verbond. Deze krijgen de spiegel in handzame vorm aangereikt. Daarnaast vindt het Verbond het belangrijk dat ook andere geïnteresseerden uit bijvoorbeeld politiek, overheid en maatschappelijke organisaties kennis kunnen nemen van de ontwikkelingen in discussies over WAO, zorg, pensioenen, levensloop, etc., waar verzekeraars een belangrijke rol in (kunnen) spelen. Voor die interesse naar onze bedrijfstak kan dit verslag (mede) een antwoord vormen. Vermoedens over hoe goed of slecht verzekeraars het doen, kunnen plaatsmaken voor feiten.
Voorwoord
de verzekeringsbedrijfstak. Een belangstelling die wellicht ook wordt veroorzaakt door de actuele
De leden, vertegenwoordigd in de commissie CVS van het Verbond van Verzekeraars, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het totstandkomen van dit eerste verslag. De commissie CVS bestaat uit de volgende leden: - dr. R.Th. Wijmenga, voorzitter (Interpolis) - drs. G. van Olphen RA (Achmea) - P.J.W.G. Kok (Delta Lloyd) - M.J.L. Kerkhof (DKV Nederland) - mr. J. Boven (Hooge Huys) - drs. J. van den Berg (AXA) Ik hoop dat deze uitgave u in uw werk als verzekeraar of anderszins van dienst is, en dat u de moeite wilt nemen om kennis te nemen van de inhoud die zeker de moeite waard is.
mr. H.L. De Boer adjunct-directeur
Inhoudsopgave
Voorwoord
1
Samenvatting
3
Summary
6
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2 2.1
Inleiding
9
- De economie in 2003
9
- Verzekeringsmarkten
11
Levensverzekeringen in 2003
12
Omzet Leven
12
- Leven collectief
12
- Leven individueel
13
- Nieuwe productie
13
- Beleggingsverzekeringen
14
- Beleggingsopbrengsten
15
Resultaat Leven
16
Schadeverzekeringen in 2003
18
3.1
Omzet en resultaat Schade
18
3.2
Herverzekering
19
3.3
Branche Motorrijtuigen
20
3.4
Branche Brand
23
3.5
Branche Transport
26
3.6
Branche Aansprakelijkheid
27
3.7
Branche Rechtsbijstand
27
3.8
Branche Reis
28
Zorgverzekeringen in 2003
29
4.1
Omzet en resultaat Zorg
29
4.2
Branche Ziektekosten
30
2.2 Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Verantwoording
32
Begrippen
33
Samenvatting Tegen de aanvankelijk sombere verwachtingen in heeft de verzekeringsbedrijfstak het in 2003 niet zo slecht gedaan. Voor een deel is dit te danken aan externe factoren zoals een verbetering van het beursklimaat en de renteontwikkeling, maar ook doordat met name schadeverzekeraars goed gebruik hebben gemaakt van instrumenten als kostenbeheersing, betere risico-inschatting, preventie en schadebeheersing. Over de totale omzet van levens-, schade- en zorgverzekeringen van bijna 47 miljard euro in 2003 is gemiddeld een rendement gemaakt van 6%. Dit betekent dat van iedere euro afgedragen premie de Nederlandse verzekeraars 6 eurocent hebben over gehouden. In 2003 was het resultaat van levensverzekeraars met 7,6% beter dan in 2002. Toen behaalden ze een resultaat van 3,3%. Belangrijkste oorzaak van deze verbetering vormt de opleving van de beurzen.
Resultaten 2003 Premieomzet 2003
Netto Combined Ratio
1
2003
2002
2000
% verdiende premie
Totaal Leven
25,1
5
n.v.t.
7,6
3
7
9
Totaal Zorg
10,5
8
96
5,8
5
2
-1
Totaal Schade
11,1
7
101
3,9
0
0
0
- Motorrijtuigen
4,5
6
103
3,2
0
0
-1
- Transport
0,6
5
97
6,8
5
6
-1
- Brand
3,4
8
96
5,5
-1
3
0
- Overig
2,7
7
105
1,7
2
2
2
Het resultaat Schade betreft het technisch resultaat, uitgedrukt in een percentage van de bruto
verdiende premie, behaald in het binnenlands bedrijf, na rente en na herverzekering, maar voor afdracht van vennootschapsbelasting. Het resultaat Leven betreft het technisch resultaat, uitgedrukt in een percentage van de bruto verdiende premie, behaald in het binnenlands bedrijf, na rente, maar voor herverzekering en afdracht van vennootschapsbelasting. 2
2001
De omzetgroei is het product van de groei van de portefeuille door nieuwe productie en
de verhogingen van de premies.
Samenvatting
% groei t.o.v. mrd. euro 20022
Resultaat1
Ook schadeverzekeraars deden het in 2003 beter dan in 2002. Het gezamenlijke resultaat van de schadebranche steeg van 0% naar 4%. Voornaamste oorzaken hiervan zijn de verminderde schadelast en de succesvolle kostenbeheersing. Het totaalresultaat van Zorg is licht gestegen en komt net onder de 6% uit. Bij zorgverzekeringen is sprake van een daling van de geleden schade bij inkomensverzekeringen. Financiële prikkels bij werkgevers en toenemende aandacht voor preventie en reïntegratieactiviteiten van verzekeraars lijken hieraan te hebben bijgedragen.
Levensverzekeringen Ondanks een slechte start van de beurzen en een lage rentestand krabbelden de resultaten van levensverzekeraars in 2003 op. Terwijl de productie van nieuwe individuele levensverzekeringen in 2003 stabiliseerde en de verschuiving van goed naar minder goed renderende productie (van periodieke premie naar koopsommen) zich onverminderd voortzette, namen de eenmalige koopsomstortingen in de pensioensfeer toe. Het verbeterde beursklimaat zorgde voor een stijging van de resultaten. In 2003 steeg het totale premieinkomen vergeleken met 2002 met bijna 5% tot 25,1 miljard euro. Al met al steeg het resultaat van de levenbranche van 3,3% in 2002 naar 7,6% van de bruto verdiende premie vóór herverzekering in 2003. Samenvatting
Schadeverzekeringen Het jarenlang negatieve resultaat van de schadebranche is in 2003 sterk verbeterd. In totaliteit zijn de resultaten van schadeverzekeringen in 2003 ten opzichte van 2002 gestegen van 0% naar +4%. Negatieve uitzonderingen hierop zijn Aansprakelijkheid, Brand bij bedrijven en Pleziervaartuigen. Risicobeheersing, preventie en kostenbeheersing hebben geleid tot lagere kosten, een lagere schadelast en dus tot betere resultaten. Doordat verzekeraars meer eigen risico hebben genomen, zijn de kosten voor herverzekering niet verder gestegen. De netto combined ratio (de verhouding tussen de
schade en kosten enerzijds en de premie anderzijds) komt uit op 101. Bij de branche Motorrijtuigen steeg het resultaat na rente en herverzekering van 0% tot +3%. Binnen de branche vormen de personenauto’s de grootste deelmarkt. De resultaten op cascodekking zijn daar sterk verbeterd, onder meer dankzij het mooie weer in het afgelopen jaar en dankzij een spectaculaire daling van 17% van het aantal gestolen motorvoertuigen. Het resultaat bij Personenauto’s steeg dientengevolge van 2% naar 5%. Bij Vrachtauto’s (inclusief bestelauto’s) was het resultaat beter, maar nog steeds negatief. Het steeg van -10% naar -5%. Gecorrigeerd voor inflatie ligt de premie al jarenlang op hetzelfde niveau.
De resultaten na herverzekering van de branche Brand stegen in 2003 van -1% in 2002 naar 6%, mede ten gevolge van de gedaalde schadelast. De verbetering deed zich met name voor in het particuliere segment. Het uitblijven van zware stormen in 2003 heeft tot een beter resultaat geleid in de particuliere portefeuille. De forse schadelast (637 miljoen euro) ten gevolge van – een beperkt aantal – grote branden veroorzaakte slechtere resultaten op de bedrijvenportefeuille. De resultaten van de branche Transport zijn in 2003 licht verbeterd ten opzichte van 2002. Dit ondanks het feit dat Transport werd geconfronteerd met hoge herverzekeringspremies (die de resultaten drukken), minder uitkeringen door herverzekeraars en een grote schade in 2003. Bij Rechtsbijstand steeg het resultaat van 0 naar 4% en bij Reis steeg het resultaat van 8 naar 10%. Bij Aansprakelijkheid daalde het resultaat van 2% naar 1% door de forse stijging van de schadevoorzieningen op AVB-verzekeringen in verband met long-tailschaden. Met name beroepsziekten als mesothelioom en RSI zijn hier de oorzaak van.
Zorgverzekeringen Binnen de branche Zorg zijn de resultaten licht gestegen ten opzichte van 2002 naar 5,8% van de verdiende premie. De lichte verbetering is afkomstig risch lage instroom in de WAO en de daling van het ziekteverzuim voor een lagere schadelast. Het plaatsen van financiële prikkels bij werkgevers en toegenomen aandacht voor preventie en de reïntegratieactiviteiten van verzeke-
Samenvatting
van de branche Ziektekosten. Bij inkomensverzekeringen zorgen de histo-
raars hebben hieraan bijgedragen. De resultaten van de ziektekostenbranche verbeterden zich weliswaar met 1,3 procentpunt tot -0,8%, maar zijn nog steeds negatief en de netto combined ratio staat nog boven de 100. Het resultaat in deze branche is al jaren structureel verliesgevend.
Summary Contrary to the initially pessimistic forecasts the insurance industry did not perform so badly in 2003. This was due in part to external factors such as the marked rise in the stock markets, but also in part because non-life insurers in particular made good use of instruments such as cost control, risk management, prevention and claims management. The average return on the total turnover of almost 47 billion euro on Life, Non-life and Accident & Health in 2003 was 6%. This means that for every euro paid in premiums the Dutch insurance companies retained six euro cents. The result of Life was 7.6% in 2003 compared with 3.3% in 2002. The main factor in this improvement was the rally by the stock markets.
Results 2003 Premium income 2003
Summary
bln. euro
Netto Combined Ratio
% growth compared with 20022
Results1 2003
2002
2001
2000
% earned premiums
Life
25.1
5
n.a.
7.6
3
7
9
Accident & Health
10.5
8
96
5.8
5
2
-1
Non-life
11.1
7
101
3.9
0
0
0
- Motor
4.5
6
103
3.2
0
0
-1
- Transport
0.6
5
97
6.8
5
6
-1
- Property
3.4
8
96
5.5
-1
3
0
- Other
2.7
7
105
1.7
2
2
2
1
The result of Non-life is the technical result, expressed as a percentage of the gross earned
premiums, secured in national business, after interest and reinsurance but before payment of corporation tax. The result of Life is the technical result, expressed as a percentage of the gross earned premiums, secured in national business, after interest but before reinsurance and payment of corporation tax. 2
The growth of volume is the product of the growth of the portfolio with new production
and the increases in premiums.
The non-life insurers also produced a better result in 2003 than in 2002. The result of Non-life improved from 0% to 4%. The principal factors were the decline in the claims incurred and successful cost control. The total result of Accident & Health rose slightly to just under 6%. Within Accident & Health there was a decline in the claims incurred on income insurance policies. Financial incentives for employers and growing attention to prevention and reintegration activities by insurers appear to have been contributing factors.
Life Despite a poor start to the year on the stock markets and low interest rates the result of life insurers picked up in 2003. While the production of new individual life insurance policies stabilised in 2003 and the shift towards less profitable production (from policies with periodic premiums to singlepremium policies) continued unabated, on the pensions front the amounts paid in one-off single-premium policies increased. The result also benefited from the marked rise in the stock markets. In 2003 the total premium income rose to 25.1 billion euro, almost 5% higher than in 2002. All in all, the result of Life improved from 3.3% in 2002 to 7.6% of gross earned premiums before reinsurance in 2003.
After years of negative results Non-life showed a strong improvement in 2003. The result of Non-life rose from 0% in 2002 to +4% in 2003. Negative excep-
Summary
Non-life
tions were sub-segments like Industrial Fires, Liability and Pleasure craft. Risk management, prevention and cost control led to a better result. Because ceding insurers increased their retentions the costs of reinsurance did not rise further. The net combined ratio (the ratio of claims and costs to premiums) was 101. In Motor the result after interest and reinsurance improved from 0% to +3%. The largest segment in Motor is Cars. The result on coverage of accidental damage improved strongly partly thanks to a spectacular decline of 17% in the number of stolen vehicles and last year's fine weather. The result for Cars consequently increased from 2% to 5%. Although the result for Trucks (including vans) was better it remained negative, improving from -10% to -5%. The inflation adjusted premiums for Motor remains at the same level for several years on a row. The result after reinsurance of Property improved from -1% in 2002 to 6% in 2003, partly because of lower claims. The major improvement occurred in
the private segment. The absence of major storms in 2003 contributed to the improvement in the results of the private dwellings portfolio. Major claims (637 million euro) arising from a small number of large fires led to a deterioration in the results in the industrial portfolio. The result of Transport improved slightly in 2003 compared with 2002, even though the sector was confronted with high reinsurance premiums, fewer payments by reinsurers and a major claim in 2003. In Legal expenses the result rose from 0 to 4% and in Travel it improved from 8 to 10%. For Liability the result fell from 2% to 1% due to a sharp increase in the provisions for claims on public liability insurance (AVB) policies in connection with long-tail claims. Occupational diseases such as asbestos-related mesothelioma and RSI were the main causes.
Accident & Health In Accident & Health the result did increase slightly compared with 2002 to 5.8% of earned premiums. This slight improvement was attributable to Health only. Claims in the income insurance sector were lower because of the historically low number of new claimants of disablement benefits and the decline in absenteeism. Contributing factors were shifting financial incentives to employers and increased attention to prevention and the reintegration Summary
activities of insurers. The result of Health did improve from -2.1% to -0.8% but is still negative and the net combined ratio is still over 100. This segment has consistently been making losses for many years now.
1
Inleiding
In dit jaarverslag wordt verslag gedaan van de financiële ontwikkelingen in de verzekeringsbranche over het jaar 2003. In dit eerste hoofdstuk wordt kort ingegaan op algemene (economische) ontwikkelingen die van invloed zijn geweest op de branche en met name op de resultaten van verzekeraars. De financiële verslaggeving door verzekeraars zal veranderen. Naar het zich laat aanzien zal dat onder meer tot gevolg hebben dat verzekeraars zich in hun financiële verantwoording meer zullen gaan richten op het operationele resultaat. Met betrekking tot schade- en zorgverzekeringen zal in dit jaarverslag per branche een onderscheid worden gemaakt tussen het resultaat exclusief de beleggings- en renteopbrengsten over de technische voorzieningen en het resultaat inclusief deze opbrengsten. Het verschil tussen beide loopt naar branche uiteen al naar gelang de premieomzet en de technische voorzieningen die ten minste moeten worden aangehouden. Door dat onderscheid te maken, blijkt duidelijker in welke mate de resultaten afhankelijk zijn van de beleggingsresultaten. Het maakt de cijfers daarnaast beter vergelijkbaar tussen verzekeraars. In hoofdstuk 2 zal verslag worden gedaan van de financiële ontwikkelingen op de markt voor levensverzekeringen. De ontwikkeling van het premievolume en het resultaat zullen afzonderlijk worden besproken. De markt voor schadeverzekeringen komt aan bod in hoofdstuk 3. De opbouw volgt de branches die zorgverzekeringen worden toegelicht. Alle hier gepresenteerde gegevens over verzekeringen zijn ontleend aan door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek
Inleiding
tezamen de sector Schade vormen. Daarna zal in hoofdstuk 4 de markt van
onder verzekeraars gehouden comptabele enquêtes. Een toelichting daarop is opgenomen in de verantwoording aan het einde van dit jaarverslag. Een lijst met begrippen is daar eveneens opgenomen.
De economie in 2003 De economische ontwikkeling in Nederland is sterk afhankelijk van wat er elders in de wereld gebeurt. In het begin van het verslagjaar stokte bijna overal de economische groei. Er was grote onzekerheid over wat de oorlog in Irak tot gevolg zou kunnen hebben. Vanaf midden 2003 leek de wereldeconomie enig vertrouwen te herwinnen. De economische groei in de Europese Unie (EU) kwam in 2003 niettemin uit op een schamele 0,4%, duidelijk minder dan in de Verenigde Staten en in Azië. De economische groei in Nederland bleef met een daling van 0,7% aanzienlijk achter bij die van de EU. Het Centraal Planbureau wijst in een verklaring van dit resultaat op de hoge loonkosten, onder meer door de drastisch gestegen pensioenpremies. Figuur 1 geeft de mutaties van het bruto binnenlands product (BBP) weer ten opzichte van het voorgaande kwartaal over de periode 2002 – 2003.
Figuur 1. Mutaties BBP ten opzichte van het vorige kwartaal (in %)
Eind 2003 blijkt een licht herstel te zijn ingezet. De inflatie in 2003 bedroeg 2,1%. Tevens zat het consumentenvertrouwen in Nederland in een dip. Dat leidde ertoe dat het volume van de consumptieve bestedingen met 0,7% is gedaald. Een veelheid aan factoren heeft aan deze daling bijgedragen, maar de daling in het beschikbare inkomen is een belangrijke geweest. Verder zijn er de onzekerheden die samenhangen met de grote bezuinigingsInleiding
operaties, de toekomstige vermindering van de sociale uitkeringen, de oplopende werkloosheid, de toegenomen baanonzekerheid en de angst voor (de gevolgen van) terroristische aanslagen. Deze zullen een rol hebben gespeeld bij het feit dat consumenten relatief meer zijn gaan sparen. Dat blijkt wel uit het feit dat in 2003 consumenten 11,9 miljard euro hebben gespaard. Dit is netto 30% meer dan in 2002. Figuur 2. Werkloze beroepsbevolking per kwartaal 2002 – 2003 (in dzd)
Zoals te zien in figuur 2 liep de werkloosheid in 2003 hard op. Ook de verzekeringsbranche bleef niet gespaard. Het aantal medewerkers (in fulltime equivalenten) bij verzekeraars is in 2003 voor het eerst sinds jaren met 2% afgenomen tot 49.000.
Verzekeringsmarkten Op de markt van levensverzekeringen was de invloed van de conjunctuur in 2003 goed te merken. Verder lijkt het erop dat, mede als gevolg van eerdere verliezen op aandelen, consumenten minder geneigd zijn om beleggingsrisico’s aan te gaan. Verzekeraars hebben overigens wel kunnen profiteren van de aantrekkende koersen van effecten na het eerste kwartaal. Goede weersomstandigheden – mooi weer en geen grote stormen – in 2003 hebben een positieve invloed op diverse schadeverzekeringen. Figuur 3. Ontwikkeling AEX-index en rente op staatsleningen 9-10 jaar in 2003
Inleiding
De zorgverzekeringen zijn eveneens gevoelig voor de stand van de conjunctuur. Het lagere ziekteverzuim is een klassieke conjunctuurindicator. Ook het overheidsbeleid om het beroep op de sociale zekerheid drastisch te beperken, laat zijn invloed gelden bij de inkomensverzekeraars.
2
Levensverzekeringen in 2003 - Totaalresultaat Leven stijgt door hogere beleggingsopbrengsten - Omzet gestegen met 5 procent, maar kwaliteit blijft op laag niveau - Individuele markt stokt - Collectieve markt groter als gevolg van backserviceverplichtingen - Aandeel beleggingsverzekeringen verder afgenomen
2.1
Omzet Leven
De levensverzekeringssector in Nederland kende in 2003 een bruto premieomzet van 25,1 miljard euro. Dit bedrag omvat zowel vervolgpremies van de bestaande portefeuille als de premies van nieuwe productie (koopsommen en periodieke premies). Wanneer wordt gecorrigeerd voor een inflatie van 2,1%, betekent dit een omzetstijging van circa 2,5%. De stijging van de bruto verdiende premie komt uit de collectieve levenmarkt, zoals uit tabel 1 blijkt. Het individuele segment is ten opzichte van 2002 nauwelijks toegenomen. Tabel 1. Verdeling bruto verdiende premie Leven naar individueel en collectief Jaar
Individueel
Collectief
Totaal
miljard euro
Verhouding Coll./Indiv. %
Levensverzekeringen
1999
14,4
6,8
21,2
47
2000
16,7
7,1
23,8
43
2001
17,0
8,8
25,8
52
2002
15,8
8,2
24,0
52
2003
15,8
9,3
25,1
59
Leven collectief De groei van Leven collectief komt door het op orde brengen van de financiering van verzekerde pensioenaanspraken in een tegenvallende
conjunctuur. Daarnaast heeft er verschuiving plaatsgevonden van contracten tussen verschillende pensioenaanbieders. Het leeuwendeel van de pensioenaanspraken kent een koppeling aan een gestage, voortgaande loongroei (van circa 4% in 2003). Al enkele jaren is er sprake van een teleurstellende beleggingsmarkt, die ook nog eens gepaard gaat met historisch lage rentestanden. Dan is het onvermijdelijk dat bij toenemende aanspraken de pensioenpremies stijgen en dat herstelfinanciering van bestaande aanspraken in de vorm van koopsomstortingen, zogenaamde backserviceverplichtingen, nodig is.
Leven individueel De omzet in het segment Leven individueel heeft zich in het verslagjaar ten opzichte van 2002 niet kunnen herstellen. Gecorrigeerd voor de inflatie van 2,1% is er zelfs sprake van een achteruitgang van ruim 1%. Tabel 1 brengt duidelijk in beeld dat er omzetkrimp is vanaf 2002, het jaar na de invoering van belastingplan IB 2001. In 2001 kon de totale premieomzet om dezelfde reden nog licht profiteren van anticipatieaankopen. Ook al is de stabilisatie in 2003 positiever dan de verwachte terugval die de Pensioen- & Verzekeringskamer aantekent in haar jaarverslag over 2003, dit , neemt niet weg dat de tijden van omzetgroei van de jaren 90 vooralsnog voorbij zijn. Nieuwe productie Hoe heeft de nieuwe productie in dit segment zich ontwikkeld? Figuur 4 illustreert deze ontwikkeling. De premie van de nieuwe productie individueel is weergegeven naar de aard van het product. Duidelijk blijkt dat ongeveer 75% van de premieomzet betrekking heeft op koopsommen. Figuur 4. Nieuwe productie individuele levensverzekeringen naar wijze van premiebetaling (in mld euro)
Levensverzekeringen
De premie-inkomsten nieuwe productie individueel via koopsommen liggen in het verslagjaar op het niveau van 2002, namelijk op 4,8 miljard euro. De premie-inkomsten nieuwe productie individueel via periodieke premie liggen eveneens op het niveau van 2002, namelijk op 1,6 miljard euro. Tussen 1999 en 2003 is het aandeel van de premie dat ontvangen wordt door middel van koopsomstortingen toegenomen. Producten met periodieke premiebetaling zijn over het algemeen beter renderend dan producten met een koopsomkarakter. Een aanzienlijk deel van de nieuwe koopsomproductie is daarnaast
eigenlijk ‘oude productie’. Immers, met de vrijkomende kapitalen die zijn opgebouwd door middel van bestaande productie (zogenaamde koopsom opbouw), worden direct ingaande lijfrenten aangeschaft. Het premievolume in de direct ingaande lijfrenten (DIL) nam toe van 2,7 naar 2,8 miljard euro, terwijl het premievolume van de zogenaamde opbouw-koopsommen licht daalde van 2,1 naar 2,0 miljard euro. Dat betreft bovendien vaak het tijdelijk doorstorten van vrijkomende expiratiekapitalen. De productie van lijfrentepolissen is door IB 2001 teruggelopen. Lijfrenten zijn vanaf 2002 alleen nog maar aftrekbaar voor de inkomstenbelasting als aantoonbaar is dat men een pensioengat heeft. Consumenten hebben klaarblijkelijk nog niet op grote schaal de moeite genomen om dit goed na te gaan. Voor individuele pensioenopbouw is in de praktijk weinig animo. Bijvoorbeeld, omdat de conjunctuur in 2003 toch al niet uitnodigt om ten koste van bestedingen meer aan pensioen te doen. Hierbij speelt mee dat velen niet goed in staat zijn hun pensioengat te berekenen, of zich niet eens realiseren dat er straks een ongewenst gat is. Verder is door IB 2001 het spaarloon beperkt tot 613 euro, hetgeen van invloed is op de aan het spaarloonmaximum gekoppelde lijfrenteproductie. Wordt gekeken naar de trendmatige groei van de gehele individuele productie vanaf 1990, dan kan worden becijferd dat als gevolg van IB 2001 en mede door het verslechterde beursklimaat, vanaf 2002 sprake is van een jaarlijks omzetverlies van ongeLevensverzekeringen
veer 0,5 à 1 miljard euro. Een andere oorzaak voor de stokkende premieomzet individueel zijn de expiraties van polissen die zijn afgesloten vóór de Brede Herwaardering van 1992. In 1991 konden voor het laatst kapitaalverzekeringen onder het oude regime worden afgesloten. Dit zijn polissen (met periodieke premie) met een looptijd van dikwijls 12 jaar, toentertijd het minimum aantal jaar om gebruik te maken van het toenmalige fiscale regime. In 2002 expireerde een iets groter deel van de bestaande portefeuille dan wat gemiddeld mag worden
verwacht. Vanaf 2003 vervalt daardoor een deel van het premie-inkomen van de in 2002 extra geëxpireerde kapitaalverzekeringen. Ook hier treedt in wezen een verschuiving op van premiebetalend naar DIL. Beleggingsverzekeringen
, In de tweede helft van de jaren 90 heeft, met de stijgende koersen, de verkoop van beleggingsverzekeringen een grote vlucht genomen. Vanaf 2001 liep de omzet terug door het verslechterende beursklimaat. De consument lijkt zijn vertrouwen in de beurs in 2003 nog niet te hebben hervonden afgaande op de nieuwe productie van individuele beleggingsverzekeringen. Wederom is namelijk het aandeel van beleggingsverzekeringen in de nieuwe productie
teruggelopen. Uit figuur 5 blijkt duidelijk de daling sinds 1999. Het aandeel beleggingsverzekeringen bedraagt nu nog slechts een kwart van de nieuwe productie Leven individueel. Het aandeel beleggingsverzekeringen bedraagt bij koopsommen 11% van de nieuwe productie en bij verzekeringen met een periodieke premiebetaling 67%. Beleggingsverzekeringen vormen 37% van het totale individuele premievolume. Nederland behoort samen met Denemarken tot de achterhoede in de Europese Unie als het gaat om het aandeel beleggingsverzekeringen in de nieuwe productie. Koplopers zijn Italië, Portugal, Noorwegen en Frankrijk waar het aandeel beleggingsverzekeringen in de individuele portefeuille boven de 70% uit komt (bron: CEA, 2002). Figuur 5. Aandeel beleggingsverzekeringen in de nieuwe productie individueel (in %)
Levensverzekeringen
Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten van levensverzekeraars zijn toegenomen. Het jaar 2003 kenmerkt zich door een forse daling van de beurzen in het eerste kwartaal, gevolgd door een constante stijging in de laatste drie kwartalen van het jaar. Aangezien de meeste verzekeraars na het slechte jaar 2002 hun aandelenportefeuille op orde hebben gebracht, heeft men de negatieve effecten enigszins kunnen mitigeren. Verzekeraars zijn (voor eigen risico) meer in obligaties gaan beleggen. De stijging van de lange rente na het eerste kwartaal heeft hierdoor ook effect gehad op de beleggingsresultaten. Levensverzekeraars en hun polishouders hebben de beleggingsopbrengsten zien stijgen met 10,1 miljard euro. Het totaal van de beleggingsopbrengsten kwam uit op 15,0 miljard euro.
2.2
Resultaat Leven
Nederlandse levensverzekeraars hebben in 2003 een beter resultaat weten te boeken dan in 2002. Het technisch resultaat na rente en voor herverzekering is in 2003 uitgekomen op 7,6% van de bruto verdiende premie. Anders geformuleerd betekent dit dat de levensverzekeraar van iedere euro ontvangen premie 7,6 eurocent overhoudt. Dit is aanzienlijk minder dan wat de Nederlandse consument redelijk vindt, zoals blijkt uit de Consumentenmonitor (een jaarlijks terugkerend marktonderzoek van het CVS). Volgens de Nederlandse consument is het niet onredelijk indien verzekeraars van iedere euro premie (na aftrek van schade, kosten, provisie, etc.) 18 eurocent schoon over houden (zie kader op pagina 17), hetgeen een markant verschil is met de 7,6 eurocent die verzekeraars in werkelijkheid overhouden. In 2002 bedroeg het technisch resultaat na rente en na herverzekering nog 3,3%, zoals blijkt uit figuur 6. De verbetering komt door de hogere beleggingsresultaten. De autonome winstgevendheid van levensverzekeringen lijkt overigens verder te dalen door verschuivingen in de omzetmix naar minder renderende segmenten als gevolg van stortingen uit hoofde van backservice en een afname van individuele levenomzet met een periodieke premiebetaling. Figuur 6. Technisch resultaat Leven voor herverzekering (in% van de verdiende premie)
Levensverzekeringen
Door het gestegen resultaat zagen verzekeraars, na drie jaar van afboekingen, het eigen vermogen toenemen met 14%. De groei zit voornamelijk in de toename van de onverdeelde winst en een toename van de reserves. De herwaarderingsreserve nam dankzij het licht verbeterde beursklimaat vanaf het tweede kwartaal weer toe. Tussen 2000 en 2003 is de herwaarderingsreserve met maar liefst 13,9 miljard euro afgenomen. De herwaarderingsreserve groeide in 2003 met 0,3 miljard tot 7,5 miljard euro. Dit bedrag staat uiteraard in geen verhouding tot de eerdere afnames van de herwaarderingsreserve.
Consumentenmonitor Het CVS voert regelmatig marktonderzoek uit onder consumenten ter ondersteuning van de belangenbehartiging van het Verbond van Verzekeraars. In opdracht van de commissie Consumentenbeleid van het Verbond heeft het CVS in 2003 de Consumentenmonitor ontwikkeld. De Consumentenmonitor ‘meet’ de opinie van de particuliere consument over levens-, schade- en zorgverzekeraars. Uit het eerste onderzoek kwam naar voren dat ongeveer 80% van de consumenten positief denkt over verzekeraars. Daarnaast heeft ruim 70% een redelijk tot groot vertrouwen in verzekeraars. Wel is er een harde kern van 10% tot 20% van de consumenten, die er een negatieve opinie over verzekeraars op na houden. Belangrijker nog dan deze uitkomsten is dat ook duidelijker wordt waardoor het imago van verzekeraars wordt beïnvloed. Zo bleek dat met name het bieden van zekerheid cruciaal is voor het imago van de verzekeraars. Wanneer de consument het vertrouwen heeft dat bij schade, ziekte, arbeidsongeschiktheid of pensionering er voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld door de verzekeraar, dan zit het met het imago wel goed. Dit gevoel van zekerheid (vertrouwen) is van zeer grote invloed op het imago. Duidelijkheid en kosten van de premie hebben minder invloed op het imago dan het gevoel van zekerheid kan geven. Dat betekent wel dat de advieskant van een verzekering een uiterst belangrijke is en blijft. Het is voor consumenten immers van belang om zekerheid te hebben over wat men krijgt. Bij een goed imago sluiten de verwachting van de consument en de praktijk van de verzekeraar op elkaar aan.
van iedere euro betaalde premie de verzekeraar 31 eurocent overhoudt. De consument vindt dit gemiddeld genomen te hoog. Een winstmarge van 18 eurocent op iedere euro premie acht hij acceptabel. In werkelijjkheid hield de totale verzekeringsbranche (levens, schade- en zorgverzekeraars samen) in 2003 ongeveer 6 eurocent van iedere premie over. Dit is 1/5 van wat de consument denkt dat verzekeraars verdienen en 1/3 van wat de consument acceptabel vindt.
Levensverzekeringen
Met betrekking tot de resultaten van verzekeraars bleek dat de Nederlandse consument denkt dat
De verzekeringsbranche heeft dus in de communicatie over de betekenis van de resultaten nog heel wat duidelijk te maken.
3
Schadeverzekeringen in 2003 - Schaderesultaat sterk verbeterd - Omzetstijging schademarkt op 7 procent - Inkoop herverzekeringsdekking onverminderd duur - Goed resultaat particuliere brandverzekeringen - Resultaat brandverzekeringen en bedrijven naar 0 - Autoverzekeringen op een kleine plus na vijf verliesjaren - Hoge reservering bij Aansprakelijkheid en letselschade
3.1
Omzet en resultaat Schade
In 2003 is niet alleen de omzet voor schadeverzekeringen toegenomen, maar ook het resultaat. Het totaalresultaat na rente en na herverzekering komt uit op 3,9% van de verdiende premie. De netto combined ratio (ncr) van de gehele schadebranche ligt op 101. Zonder beleggingsopbrengsten betekent dit een negatief resultaat. In de schadebranche is echter sprake van een aanzienlijke schadevoorziening. De rente over deze voorziening leidt tot een overall positief resultaat. Een ncr geeft het verzekeringstechnische resultaat weer, dus zonder de beleggingsopbrengsten en herverzekering. De ncr wordt steeds vaker door verzekeraars gehanteerd om resultaten vergelijkbaar te maken tussen verzekeraars. Overigens spelen in sommige branches beleggingsopbrengsten een grotere rol Schadeverzekeringen
dan in andere branches waardoor een netto combined ratio van boven de 100 toch nog voldoende kan zijn voor een positief resultaat. In dit hoofdstuk zal naast het resultaat ook altijd de netto combined ratio worden weergegeven. De markt voor schadeverzekeringen (exclusief ziektekosten en inkomensverzekeringen, zie daarvoor hoofdstuk 4) is relatief onafhankelijk van de economische ontwikkeling. Met een inflatie van 2,1% is de groei van het omzetvolume 5%.
In de schadesector gaat ongeveer 11,1 miljard euro aan premieomzet om. De grootste branches zijn Motorrijtuigen en Brand, zoals uit tabel 2 blijkt. Beide branches tezamen nemen circa 70% van de premieomzet voor hun rekening. Het totaalresultaat van schadeverzekeringen wordt dus in aanzienlijke mate beïnvloed door de resultaten die in deze branches worden behaald.
Tabel 2. Premieomzet en premieontwikkeling schadebranches Branche
2003
2002
Mutaties
miljard euro
%
Motorrijtuigen
4,5
4,2
6,1
Brand
3,4
3,1
8,4
Transport
0,6
0,6
4,6
Overig
2,7
2,7
6,6
w.o. aansprakelijkheid
0,8
0,8
8,0
w.o. reis
0,4
0,4
2,0
w.o. rechtsbijstand
0,4
0,3
13,2
11,1
10,4
6,8
Totaal
Hoe komt het dat de schadeverzekeringsmarkt niet onverdienstelijk presteert in 2003? Aandacht voor preventie en het scherp inschatten en calculeren van de risico’s werd beloond met een daling van het schadepercentage. De bedrijfskosten zijn verhoudingsgewijs licht gedaald. Figuur 7 geeft het resultaat weer over de periode 1999 – 2003. In de figuur is eveneens de netto combined ratio (ncr) weergegeven. Figuur 7. Resultaat na rente en na herverzekering (in % van de verdiende premie) en netto combined ratio Schade
Schadeverzekeringen
3.2
Herverzekering
Schadeverzekeraars hebben om redenen van noodzakelijke verzekeringscapaciteit, professioneel risicomanagement en een prudent solvabiliteitsbeheer, in veel gevallen herverzekeringsdekking nodig. In 2002 zijn de herverzekeringskosten fors gestegen. Herverzekeringskosten bestaan uit het verschil tussen enerzijds de betaalde herverzekeringspremie en anderzijds de ontvangen uitkeringen van herverzekeraars bij grote schaden. De stijging van de herverzekeringspremies per verzekerde eenheid vanaf 2002 heeft te maken met de terroristische aanslagen vanaf 2001, enkele grotere natuurrampen (stormen in Frankrijk, overstromingen in Midden-Europa), toenemende waardeconcentraties en de slechte beleggingsresultaten van herverzekeraars zelf.
Intussen zijn de financiële gevolgen van terrorisme voor verzekeraars vergaand gelimiteerd door aanpassingen in de polisvoorwaarden. Figuur 8. Kosten herverzekering Schade (in % van de verdiende premie)
Figuur 8 laat zien dat de kosten van herverzekering in 2003 vergeleken met het jaar 2000 ongeveer zo’n vier keer hoger zijn. De verwachting van vorig jaar dat herverzekering in 2003 nóg kostbaarder zou worden, blijkt weliswaar te zijn uitgekomen, maar de verhoging had echter hoger kunnen uitvallen. Verzekeraars hebben meer risico’s zelf in de boeken gehouden (verhoging van het eigen behoud). De premie die aan herverzekeraars wordt betaald, is hierdoor lager uitgevallen. Daartegenover stond echter een daling van de uitgekeerde schade door herverzekeraars. Overigens viel het in 2003 in Nederland met echt grote schaden nogal mee. Per saldo zullen Nederlandse Schadeverzekeringen
schadeverzekeraars op termijn meer schade zelf gaan uitbetalen.
3.3
Branche Motorrijtuigen
Het resultaat van de branche Motorrijtuigen is voor het eerst sinds jaren positief. De afgelopen vier jaar schommelde het resultaat rond -1%; in 2003 is het resultaat na rente en na herverzekering gestegen naar 3,2% van de verdiende premie. Gecorrigeerd voor inflatie ligt de premie al jarenlang op hetzelfde niveau. Uit figuur 9 blijkt ook dat de netto combined ratio bij Motorrijtuigen nog altijd op 103 ligt. De motorrijtuigenbranche is echter met name een voorbeeld van een
branche met grote schadevoorzieningen waardoor de renteopbrengsten veel goed maken. Dit gaat om relatief grote bedragen aangezien voor bijvoorbeeld letselschaden aanzienlijke voorzieningen moeten worden aangehouden. De risico’s van long-tailschade in verband met letsel nopen verzekeraars nog immer tot verdere ophoging van de dossierreserves. Een ncr van 103 leidt daarom in combinatie met de renteopbrengsten tot een positief resultaat. Binnen Motorrijtuigen kon verder een daling van de bedrijfskosten met ongeveer 1 procentpunt worden behaald. In de branche is sprake geweest van een kritische blik op de kosten. Men is met minder mensen efficiënter gaan werken. Zoals in hoofdstuk 1 reeds is aangegeven, is voor het eerst in jaren het aantal werknemers in de verzekeringsbranche ook afgenomen.
Figuur 9. Resultaat na rente en na herverzekering (in % van de verdiende premie) en netto combined ratio Motor
Op het niveau van subbranches binnen de branche Motorrijtuigen blijken de resultaten aanzienlijk uiteen te lopen. De behoorlijke verbetering van het resultaat is met name toe te schrijven aan cascoverzekeringen voor vrachtauto’s en personenauto’s. Een traditionele oorzaak is de invloed van het weer. Het jaar 2003 is een jaar met uitzonderlijk mooi weer geweest, met weinig gladheid en weinig zware regenval. Een andere oorzaak, waar door middel van preventie wat aan te doen is, is de forse daling van het aantal autodiefstallen. Het resultaat op WA-verzekeringen van personenauto’s blijft schommelen rond de nullijn. Voor vrachtauto’s blijft het resultaat onveranderd zeer verbeteren, aangezien het aantal geregistreerde verkeersgewonden in 2003 met 4% bleek te zijn gedaald. Deze daling komt echter niet naar voren in de resultaten. Dit komt door de eerder genoemde toevoegingen aan de schadevoorzieningen voor letselschaden op bestaande dossiers. Figuur 10 geeft de resultaten van Personenauto’s en Vrachtauto’s weer. Het totaalresultaat van Personenauto’s voor herverzekering komt uit op 4,7%, voor Vrachtauto’s
Schadeverzekeringen
negatief. De verwachting was dat ook het resultaat op WA-verzekeringen zou
komt dit uit op -4,6% van de verdiende premie. Figuur 10. Resultaat na rente vóór herverzekering (in % van de verdiende premie) Personenauto’s en Vrachtauto’s, Casco en WA
Diefstal motorvoertuigen flink gedaald Verzekeraars zijn via het Verbond van Verzekeraars vertegenwoordigd in de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (AVc). Deze stichting is een publiek-private samenwerking tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Verkeer en Waterstaat, RDW, Centrum voor voertuigtechniek en informatie, Raad van Hoofdcommissarissen van Politie, Openbaar Ministerie, ANWB, RAI-vereniging, BOVAG en het Verbond van Verzekeraars. De aanpak van voertuigcriminaliteit is voor het Verbond belangrijk in het kader van schadelastbeheersing. Na jarenlange forse aantallen gestolen motorvoertuigen is in 2003 het aantal diefstallen hard gedaald met 17%. De grootste voertuigcategorie is uiteraard personenauto’s die zelfs een daling van 19% liet zien. De enige dissonant zijn de motorrijwielen. Waarom deze categorie achterblijft is onduidelijk. Tabel 3 geeft de diefstalcijfers weer. Stichting AVc heeft becijferd dat de daling van het aantal diefstallen verzekeraars en eigenaars 20 miljoen euro heeft bespaard. De totale schadelast wordt geraamd op 100 miljoen euro. Van de 20 miljoen euro besparing zal naar schatting 75% (15 miljoen euro) in het ‘voordeel’ van verzekeraars uitvallen, aangezien niet ieder voertuig tegen diefstal is verzekerd. Overigens is een besparing van 15 miljoen euro ‘slechts’ 0,3% van de totale premie Motorrijtuigen. Gerelateerd aan de cascopremie bedraagt dit ongeveer 0,8% van de premie. Tabel 3. Diefstallen gekentekende voertuigen Categorie
Schadeverzekeringen
Personenauto’s Bedrijfsauto’s licht Bedrijfsauto’s zwaar Aanhangers/opleggers Motorrijwielen Totaal Bron: Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit
Aantal diefstallen
Mutatie
2002
2003
%
23.379
18.968
-19
4.306
3.353
-22
430
355
-17
1.072
1.045
-3
1.598
1.886
18
30.785
25.607
-17
3.4
Branche Brand
De branche Brand heeft de meest volatiele resultaten. Door de jaren heen is het altijd maar afwachten wanneer er zich stormen en grote branden voordoen. Onzeker is daarbij verder hoe groot de corresponderende verzekerde schade is die ze veroorzaken. We zien in deze branche dikwijls afwisselend positieve en negatieve resultaten. Het resultaat na rente en na herverzekering is flink gestegen van -1% in 2002 naar 6% in 2003 van de verdiende premie. De verbetering van het resultaat is het gevolg van een in absolute bedragen stabiel gebleven geleden schade waartegenover een stijging van de premieomzet stond van circa 8%. Daarnaast zijn de kosten van herverzekering gedaald van 9% in 2002 naar 7% in 2003 van de verdiende premie. De kosten van herverzekering zijn nog wel hoog vergeleken met 2001. De lichte daling van de herverzekeringskosten wordt veroorzaakt door verhoging van het eigen behoud van verzekeraars. De premie per verzekerde eenheid bleef immers onveranderd hoog. De branche Brand is één van de weinige branches waar een verzekeringstechnisch kostendekkende premie wordt betaald, zoals uit figuur 11 blijkt: in 2003 is de ncr lager dan 100. Verder blijkt uit figuur 11 de jaarlijkse volatiliteit van de branche door de gevoeligheid voor stormen en branden. Op grond daarvan zou de gedachte kunnen postvatten dat de goede en slechte jaren elkaar keurig afwisselen. De kans op een negatief resultaat in 2004 zou dus groter zijn dan op een positief resultaat. Het is echter nog te vroeg om conclusies te trekken, aange-
Figuur 11. Resultaat (in % van de verdiende premie) en netto combined ratio Brand
Schadeverzekeringen
zien stormen en branden er geen geheugen op na houden.
De verbetering van het resultaat bij Brand is toe te schrijven aan het particuliere segment (zie figuur 12). In 2003 zijn grote stormen uitgebleven. Vlak daarvoor, in november 2002, was er nog een zware storm die in dit segment uitkeringen van 100 miljoen euro veroorzaakte. Een minder zware storm, met een becijferde schadelast van circa 50 miljoen euro, heeft in januari 2004 plaatsgevonden, en zal dus met globaal dit bedrag het resultaat over 2004 verminderen. In het bedrijvensegment heeft men in het verslagjaar, in tegenstelling tot 2002, geen extra last gehad van stormschaden. De forse schadelast (637 miljoen euro) als gevolg van de grote branden in 2003 zorgde ervoor dat het resultaat licht negatief uitkwam. Het volgende kader toont de verontrustende ontwikkeling van de schadelast door grote branden. Figuur 12. Resultaat na rente vóór herverzekering (in % van de verdiende premie) Brand bedrijven en Brand particulieren
Schadeverzekeringen
Grote branden Hoe staat het eigenlijk met het aantal grote branden (branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro) en met de schade die deze branden aanrichten? Het aantal grote branden bereikte in 2003 een aantal van 129, met een totale verzekerde schade van ruim 635 miljoen euro. De ontwikkeling van het aantal branden loopt parallel met het toenemende aantal bedrijven in Nederland. In figuur 13 wordt weergegeven hoe het aantal middelgrote en grote bedrijven (bedrijven met een verzekerde waarde van meer dan 1 miljoen euro) zich sinds 1987 heeft ontwikkeld. In dezelfde figuur is het aantal grote branden opgenomen. Te zien is dat het aantal grote branden globaal gelijke tred houdt met het aantal bedrijven. Deze ontwikkeling is niet per se logisch. Men zou immers kunnen verwachten dat het aantal branden achterblijft, omdat de relatieve brandgevoeligheid van nieuwe bedrijven – relatief meer dienstverlening en minder industriële bedrijven – naar verwachting zou behoren af te nemen. Echter, belangrijk geachte risicofactoren als orde, netheid en management spelen net zo goed bij nieuwe bedrijven als oude bedrijven een grote rol. Figuur 13. Geïndexeerde ontwikkeling aantal grote branden en aantal middelgrote en grote bedrijven (1987 = 100)
Figuur 14. Geïndexeerde schadelast grote branden gecorrigeerd voor inflatie (1987 = 100)
Schadeverzekeringen
Is de ontwikkeling van het aantal grote branden de laatste jaren niet uitzonderlijk, de toename in de gemiddelde schadelast is dat duidelijk wel. Dat baart verzekeraars zorgen. Het Verbond van Verzekeraars houdt sinds 1987 overzichten bij van branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro. Om schaden van grote branden door de jaren heen goed te kunnen vergelijken zijn de bedragen over de periode 1987 – 2003 gecorrigeerd voor de jaarlijkse inflatie. Na deze correctie voor geldontwaarding blijkt uit figuur 14 dat de schadelast na 2000 aanzienlijk hoger is dan vóór 2000.
3.5
Branche Transport
De premieomzet in de branche Transport is in het verslagjaar ongeveer met 5% gegroeid tot ongeveer 600 miljoen euro. De helft daarvan bestaat uit de subbranche Goederen. Het resultaat na rente en na herverzekering van de transportverzekeringen laat een stijging zien van 4,5% naar 6,8%. Positief daarbij is dat de netto combined ratio in 2003 voor het eerst sinds 1999 onder de 100 is uitgekomen. Hiermee laat de transportbranche voor het eerst na 5 jaar verzekeringstechnisch een positief beeld zien. Het resultaat van de subbranche Goederen steeg in 2003 met ruim 4 procentpunt. Deze subbranche zorgt voor ongeveer 50% van de totale premieinkomsten en draagt de verbetering van het resultaat. Opvallend binnen de branche Transport is dat de kosten van herverzekering ten opzichte van 2002 hoog zijn. Het volume aan herverzekeringspremie is vrijwel onveranderd, maar de uitkeringen door herverzekeraars zijn fors afgenomen. Ook transportverzekeraars hebben het eigen behoud verhoogd en zijn dus meer risico’s zelf gaan dragen. In 2002 waren er enkele grote branden in botenloodsen die grotendeels waren herverzekerd. In januari 2003 is er een grote brand op een industrieterrein in Medemblik geweest die 20 tot 25 miljoen euro schade veroorzaakte. Ongeveer tachtig schepen met een lengte van twaalf tot achttien meter zijn daarbij verloren gegaan. Schadeverzekeringen
Figuur 15. Resultaat na rente en na herverzekering (in % van de verdiende premie) en netto combined ratio Transport
Teleurstellend in de branche Transport is het aanzienlijke verlies in de subbranche Particuliere Pleziervaartuigen. In deze branche gaat ongeveer 50 miljoen euro om aan premieomzet. In 2002 werd reeds een verlies geleden van ongeveer 5% van de verdiende premie. In 2003 is het resultaat na rente vóór herverzekering verder gezakt naar -18%, mede door een brand in Medemblik en door toenemende diefstal.
3.6
Branche Aansprakelijkheid
De branche Aansprakelijkheid is goed voor een premieomzet van circa 750 miljoen euro. De premieomzet is in 2003 met ongeveer 8% gegroeid ten opzichte van 2002. Het resultaat na rente vóór herverzekering van aansprakelijkheidsverzekeringen daalt echter van 2% naar 1%. Deze daling wordt veroorzaakt door het mindere resultaat op de aansprakelijkheidsverzekeringen voor bedrijven (AVB). Voor AVB-verzekeringen hebben enkele verzekeraars de voorzieningen voor longtail-schaden (met name beroepsziekten zoals mesothelioom ten gevolge van asbest, en RSI) fors verhoogd. Figuur 16 laat de toevoeging aan de schadevoorziening zien uitgedrukt in procenten van de verdiende premie. De toevoeging vindt plaats aan de zogenaamde IBNRvoorziening (incurred but not reported). Verzekeraars vrezen voor de verzekerbaarheid van beroepsziekten en arbeidsongevallen op de AVB-verzekering en zijn daarom een voorstander van de invoering van een directe verzekering voor beroepsrisico’s. Dit bleek uit de begin 2004 door het CVS gehouden enquête verzekeringsdekking beroepsrisico’s. In de betaalde schade is nog geen trend waar te nemen. Figuur 16. Mutatie schadevoorziening AVB (in % van de verdiende premie)
Schadeverzekeringen
3.7
Branche Rechtsbijstand
De groei van de premieomzet ten opzichte van 2002 in de branche Rechtsbijstand bedroeg 13%. De premieomzet kwam daarmee in 2003 uit op ongeveer 375 miljoen euro. De stijging van de premieomzet zit voornamelijk in de groei van het aantal polissen. Gemiddeld neemt het aantal polissen de laatste jaren in deze branche met ongeveer 10% toe. Het resultaat na rente nam toe van 0% in 2002 naar 4% in 2003. De schadelast nam relatief gezien af, dit ondanks de sterke stijging van het aantal arbeidszaken.
3.8
Branche Reis
Het resultaat na rente van de branche Reis is in 2003 uitgekomen op ruim 10% van de bruto verdiende premie, een stijging van 2 procentpunt ten opzichte van 2002. Deze groei komt door een daling van de geleden schade met 1 procentpunt en een lager kosten- en provisieniveau. Met name de resultaten bij tijdelijke en doorlopende reisverzekeringen zijn positief. Bij annulerings- en hulpverzekeringen is het resultaat na rente in het verslagjaar een herhaling van het slechte resultaat van 2002: -5%.
Schadeverzekeringen
4
Zorgverzekeringen in 2003 - Resultaat Zorg verbeterd tot bijna 6% - Premieomzet Zorg hoger - Resultaat Ziektekosten nog steeds negatief - Ziekteverzuim lager, WAO-instroom drastisch verminderd - Verliezen op ziekteverzuimverzekeringen weggewerkt
4.1
Omzet en resultaat Zorg
Dit hoofdstuk bevat uitsluitend de cijfers van de particuliere ziektekostenverzekeraars. De ziekenfondsen worden niet in beeld gebracht aangezien deze niet tot de particuliere ziektekostenbranche behoren. Daarnaast rapporteert Vektis3 jaarlijks over de resultaten in deze branche inclusief de ziekenfondsen. De in dit hoofdstuk gepresenteerde cijfers geven dus alleen een beeld van de particuliere markt weer. De particuliere markt omvat circa 80% van de totale zorgmarkt. De branche Zorg bestaat uit ziektekosten en inkomensverzekeringen (zoals WAO-gat en ziekteverzuimverzekeringen). De premieomzet in 2003 kwam uit op 10,5 miljard euro. Dit is ruim 8% meer dan in 2002. De toename van de premieomzet wordt met name veroorzaakt door de stijging van de ziektekostenpremies. De premies bij inkomensverzekeringen Zorgverzekeringen
laten een redelijk stabiel beeld zien. De stijging bedroeg slechts 1%. Gecorrigeerd voor inflatie is dit effectief een premiedaling. Het resultaat van Zorg is positief beïnvloed door de sterke daling van het ziekteverzuim en de WAO-instroom in 2003. Zo is het ziekteverzuim bij private bedrijven in 2003 gedaald naar 4,8%. De afgelopen 4 jaar lag het ziekteverzuim 15% hoger op gemiddeld 5,5%. De WAO-instroom bedroeg in 2003 ruim 66.000 en is in de afgelopen 30 jaar slechts één keer lager geweest (1995).
Tabel 4. WAO-instroom en ziekteverzuim 1999 – 2003 Jaar
Instroom WAO
Ziekteverzuim
aantal
%
2000
100.200
5,5
2001
104.100
5,4
2002
92.400
5,4
2003
66.300
4,8
3
Vektis is het informatiecentrum voor de zorgverzekeringsbranche en richt zich op zowel
de zorgverzekeringsbranche als op individuele verzekeraars.
Deze forse dalingen zijn toe te schrijven aan meerdere factoren. Zo werpen de inspanningen van particuliere verzekeraars, maar ook van arbodiensten en werkgevers op het gebied van reïntegratie hun vruchten af. Verzekeraars monitoren inmiddels gemiddeld ongeveer 300.000 ziektegevallen per jaar (de ziektegevallen bij tegen verzuim verzekerde bedrijven die langer dan 3 weken duren). Daarnaast voerden verzekeraars in 2003 circa 60.000 op reïntegratie gerichte activiteiten uit. Ook heeft de Wet verbetering poortwachter een steentje bijgedragen. Bekend fenomeen is daarnaast dat in tijden van laagconjunctuur het ziekteverzuim en de WAO-instroom sowieso dalen. Het resultaat na rente en na herverzekering bij Zorg is licht verbeterd en komt in 2003 uit op 5,8% van de verdiende premie, zoals uit figuur 17 blijkt. Dit is bijna 1 procentpunt hoger dan in 2002. De lichte verbetering van het resultaat is afkomstig van de branche Ziektekosten. Figuur 17. Resultaat na rente en na herverzekering (in % van de verdiende premie) en netto combined ratio Zorg
Zorgverzekeringen
4.2 Branche Ziektekosten De ziektekostenbranche heeft voor het eerst in 5 jaar de premie harder zien stijgen dan de schadelast. In de branche Ziektekosten gaat ongeveer 6,4 miljard euro premie om. Een mogelijke verklaring van de verbetering bij
Ziektekosten in het verslagjaar is de premiestijging die al dateert uit 2002. In dat jaar hebben de ziekenhuizen een grote factureringsachterstand weggewerkt. De ziekenhuizen hadden hierbij de tarieven verhoogd. De verzekeraars hebben in reactie hierop in 2003 de premies moeten verhogen. Het eenmalige effect van de factureringsachterstand in 2002 en de relatief beperkte prijsstijging in de ziekenhuisverpleging leidde ertoe dat de premiestijging per polis per 1 januari 2004 beperkt bleef (zie figuur 18). Een andere verklaring is dat steeds meer verzekerden, wellicht uit financiële overwegingen, een hoger eigen risico kiezen. Dit heeft enerzijds een licht drukkend effect op de premiestijging, maar anderzijds ook een drukkend effect op de schadelast.
De zorgconsumptie kan hierdoor zijn afgenomen. De verbetering van de resultaten bleek al uit de aanpassingen van de particuliere ziektekostenpremies per 1 januari 2004. Gemiddeld genomen is de laatste premieverhoging de laagste in de afgelopen 5 jaar. De vraag is of de inhaalslag nu niet weer teniet wordt gedaan. Figuur 18. Verhoging particuliere premies per 1 januari (in %)
Bron: Vektis
van de verdiende premie. De netto combined ratio is nog 102. De branche is nog altijd niet winstgevend, maar sinds vorig jaar vertoont het resultaat een stijgende lijn zoals uit figuur 19 blijkt. Figuur 19. Resultaat na rente en na herverzekering (in % van de verdiende
Zorgverzekeringen
Het resultaat op ziektekostenverzekeringen is in 2003 uitgekomen op -0,8%
premie) en netto combined ratio Ziektekosten
Verantwoording Dit jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS). Het CVS is het statistiek- en onderzoeksbureau van het Verbond van Verzekeraars. De financiële gegevens van levensverzekeraars zijn gebaseerd op 91% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premieomzet. De resultaten zijn afkomstig van de Enquête Levensverzekeringen (ELV) die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder levensverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. De enquête bevat onder andere vragen over de verlies- en winstrekening, de technische en niet-technische rekening en de balans. Op onderdelen varieert de aanlevering waardoor deelname soms lager uitpakt dan 91%. De financiële gegevens van schadeverzekeraars zijn gebaseerd op ongeveer 80% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premieomzet. De resultaten zijn afkomstig van de Enquête Schadeverzekeringen (ESV) die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder schadeverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. Ook hier varieert de aanlevering waardoor de deelname soms lager uitpakt dan 80%. De in dit hoofdstuk gepresenteerde resultaten hebben betrekking op schadeverzekeringen exclusief Zorg (ziekteVerantwoording
kosten en inkomensverzekeringen). De financiële gegevens van zorgverzekeraars zijn gebaseerd op 85% van de Nederlandse ziektekostenverzekeraars en 70% van de inkomensverzekeraars. De resultaten zijn afkomstig van de Enquête Schadeverzekeringen (ESV) die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder zorgverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. Daarnaast zijn de gegevens uit de ‘Marktenquête 2004’ van Vektis gebruikt.
Verklaring begrippen Agioreserve Reserve als onderdeel van het eigen
Direct ingaande lijfrente (DIL)
vermogen van een verzekeraar,
Een aanspraak op een reeks vaste en
ontstaan doordat aandelen boven de
gelijkmatige periodieke uitkeringen
nominale waarde zijn geplaatst.
over een bepaalde periode.
Backservices
Eigen behoud
De kosten van inkoop van pensioen
Het gedeelte van een schade dat voor
over al verstreken dienstjaren.
rekening van de verzekeraar en niet van de herverzekeraar komt.
Bedrijfskosten Het totaal van kosten en provisie;
Eigen vermogen
deze bestaan uit de componenten
Het eigen kapitaal van een
acquisitiekosten, wijziging overlo-
onderneming, waaronder het
pende acquisitiekosten, beheers- en
aandelenkapitaal en de reserves.
personeelskosten, winstdeling en
Herverzekeringskosten (herverzekeringsmarge)
Beleggingsverzekering
Kosten die bestaan uit de premie
Een levensverzekering waarbij de
betaald aan de herverzekeraar, de her-
premie of koopsom wordt belegd in
verzekerde schade, de provisie ont-
aandelen of beleggingsfondsen.
vangen van de herverzekeraar en
Het op te bouwen kapitaal wordt
gemiste rente.
te zijner tijd omgezet in (jaarlijkse)
De herverzekeringskosten worden
uitkeringen.
uitgedrukt als percentage van de verdiende premie. Dit afgetrokken
Bruto verdiende premie
van het resultaat na rente levert het
Het totaal van de geboekte (ontvan-
resultaat na herverzekering op.
Verklaring begrippen
provisie herverzekering.
gen) premies inclusief het herverzekerde deel (de premies betaald
Herwaarderingsreserve
aan de herverzekeraar), minus
De niet-gerealiseerde winsten en
de premievoorziening ultimo
verliezen op de aandelenportefeuille.
(de premie die door de verzekeringnemer vooruit is betaald en waar-
Kapitaalverzekering
voor nog een verzekeringsprestatie
Levensverzekering waarbij het
geleverd gaat worden), plus de
verzekerde bedrag ineens wordt
premievoorziening primo
uitgekeerd bij overlijden en/of
(vooruitbetaalde premie van
op een vaste datum.
het voorgaande jaar).
Koopsom expiratie
Onverdeelde winst
Zie Direct ingaande lijfrente (DIL).
Gerealiseerde winst die niet aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Koopsom opbouw Een bedrag dat een verzekerde
Periodieke premie
ineens bij een verzekeraar stort om
Het bedrag dat periodiek wordt
in de toekomst bijvoorbeeld een
gestort bij een verzekeraar om in
lijfrente-uitkering te ontvangen.
de toekomst een uitkering bij overlijden (kapitaalverzekering)
Leven collectief
of om een (periodieke) uitkering
Levensverzekeringen waarbij één
te ontvangen bij leven.
partij de verzekeringnemer is voor andere partijen. Bijvoorbeeld de col-
Premie-inkomen
lectieve pensioenverzekering voor
Premieomzet.
werknemers, waarbij de werkgever
Leven individueel
(Technisch) resultaat voor herverzekering (resultaat na rente)
Levensverzekeringen die worden
De verdiende premies minus de
afgesloten door individuele
geleden schade en bedrijfskosten,
personen.
plus de renteopbrengsten van de
als verzekeringnemer optreedt.
voorzieningen. Verklaring begrippen
Long-tailschade lange incubatietijd, zonder dat
(Technisch) resultaat na herverzekering
vooraf altijd bekend is of er ook
Het resultaat na rente (resultaat
daadwerkelijk schaden optreden.
voor herverzekering) minus de
Bijvoorbeeld ten gevolge van
herverzekeringsmarge (herver-
beroepsziekten zoals mesothelioom
zekeringskosten).
Schaden die pas optreden na een
en RSI.
Netto combined ratio (ncr) Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, exclusief herverzekering. De netto combined ratio is een indicator voor het verzekeringstechnische resultaat.
Opbouw resultaat: Geboekte premie + Mutatie premievoorziening = Verdiende premie Betaalde schade + Mutatie schadevoorziening = Geleden schade Verdiende premie - Geleden schade - Bedrijfskosten = Technisch resultaat voor rente Technisch resultaat voor rente + Rente technische voorzieningen = Technisch resultaat na rente Technisch resultaat na rente - Kosten herverzekering = Technisch resultaat na herverzekering Verklaring begrippen
Colofon: Uitgave van het Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek. Met medewerking van Rob Bakker. Bordewijklaan 2, 2591 XR Den Haag Postbus 93450, 2509 AL Den Haag Telefoon: 070 – 3338500 Fax:
070 – 3338510
E-mail:
[email protected]
Internet:
www.verzekeraars.nl
Vormgeving en druk: Artmark BNO, Rijswijk Fotografie omslag: Thomas van Schaik Sylvia Alonso Industriële fotografie Gerard Vlekke, Monster (2004.06.2.A)