Herstel van de verzekeringsbranche in 2003 Uit voorlopige cijfers1 van de Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) blijkt dat de verzekeringsbranche na een moeizame periode (vanaf 1999) zich enigszins hersteld heeft. Zowel de solvabiliteitsmarge als het resultaat is ten opzichte van 2002 gestegen. De solvabiliteitsmarge steeg in de levensbranche van 231% naar 259% en in de schadebranche van 267% naar 297%, wat in beide branches neerkomt op een stijging van ruim 10%. Het resultaat van de levensbranche steeg van EUR 240 miljoen naar ruim EUR 2,8 miljard en in de schadebranche van EUR 197 miljoen naar ruim EUR 1,1 miljard. Inleiding Jaarlijks dienen de verzekeringsmaatschappijen de verslagstaten in bij de PVK (zie kader achteraan). Op basis van de tot nu toe ingeleverde verslagstaten kan een voorlopig beeld worden gegeven van de ontwikkelingen in de verzekeringsbranche in 2003 en de afgelopen jaren. De meest in het oog springende conclusies van dit onderzoek worden hier weergegeven. Licht herstel van de branche In 2003 is de solvabiliteitsmarge (de verhouding tussen aanwezige en wettelijk vereiste solvabiliteit) licht gestegen in de levens- en schadebranche. Daarmee is er een eind gekomen aan de dalende trend die binnen deze branches vanaf 1999 gaande was, zie grafiek 1. Door de waardedaling van de beleggingen in aandelen is de solvabiliteitsmarge in de periode 1999 – 2002 vrij scherp gedaald. Zoals uit grafiek 1 blijkt is de solvabiliteitsmarge in de levensbranche in deze periode met 50% afgenomen en in de schadebranche met 40%. Doordat de meeste verzekeraars in 1999 een dusdanig groot eigen vermogen hadden, konden zij de koersdaling echter opvangen zonder in de problemen te komen. Tevens bleek van groot belang te zijn dat de Nederlandse verzekeraars relatief weinig beleggingen in aandelen aanhielden tegenover de technische voorzieningen voor gegarandeerde aanspraken. Voor zover er wel aandelenbeleggingen staan tegenover de technische voorzieningen gaat het hoofdzakelijk om verzekeringen waarbij polishouders het beleggingsrisico dragen. Het herstel op de aandelenmarkt heeft in 2003 geleid tot een hogere waardering van de beleggingsportefeuille. Dit is de belangrijkste oorzaak van het herstel van de solvabiliteitmarge. Bij zowel de levensbranche als de schadebranche is een toename van de solvabiliteitsmarge van ruim 10% waar te nemen. De solvabiliteitsmarge in 2003 komt voor de schadebranche uit op 297 voor de levensbranche op 259 (beide in procenten van de wettelijk vereiste solvabiliteit).
De solvabiliteitsmarge van de uitvaartbranche vertoont vanaf 1998 een grillig verloop. De verklaring hiervoor ligt hoofdzakelijk bij één grote verzekeraar die het marktbeeld in sterke mate bepaalt. Bij deze verzekeraar heeft er naast de algemene marktontwikkelingen een fusie en een herstructurering plaatsgevonden, gevolgd door een aanpassing van de grondslagen. Uit de voorlopige cijfers blijkt dat ook de resultaten van de verzekeringsbranche mede als gevolg van het herstel van de kapitaalmarkt zijn gestegen ten opzichte van 2002. Het resultaat van de levensbranche steeg van EUR 240 miljoen naar ruim EUR 2,8 miljard en in de schadebranche van EUR 197 miljoen naar ruim EUR 1,1 miljard.
Grafiek 1 Solvabiliteitsmarge per verzekeringsbranche %
800 700 600 500 400 300 200 100
1998
1999 LEVEN
2000
2001
SCHADE
2002
2003
NATURA
Beleggingen De totale actuele waarde van beleggingen en liquide middelen is in 2003 in de schadebranche EUR 29,5 miljard, in de levensbranche EUR 238 miljard. De omvang van de beleggingsportefeuille is voor de zowel de schadebranche als de levensbranche gestegen, voor schade met 8,8%, voor leven met 6,5%. Dit is in lijn met het herstel van de aandelenmarkt. Bij de levensverzekeraars blijkt het relatieve belang van de aandelenportefeuille in de totale portefeuille ten opzichte van voorgaande jaren gelijk te zijn gebleven. Ondanks de opleving van de kapitaalmarkt is de grootte van de aandelenportefeuille bij schadeverzekeraars in absolute termen constant gebleven op EUR 4,3 miljard en in relatieve termen
gedaald van 16,1% tot 14,4%. Deze dalende trend is vanaf 1999 waar te nemen, zie grafiek 2. Dit kan verklaard worden uit actief handelen van schadeverzekeraars, waarbij zij het belang van obligaties in hun beleggingsportefeuille hebben vergroot van 61,4% tot 62,7%. De strategie van schadeverzekeraars om een groot deel van hun portefeuille in vastrentende waarden te beleggen heeft hen de afgelopen jaren al behoed voor een te grote terugval van de solvabiliteitsmarge als gevolg van de dalende aandelenkoersen.
Grafiek 2 Schade: verdeling beleggingsportefeuille mrd euro´s 25
20
15
10
5
0 1998
1999
2000
Aandelen ea niet-vas trentende waardepapieren
2001
2002
2003
Obligaties ea vas trentende waardepapieren
Herverzekering Door de aanslagen van 11 september in New York en de neergaande financiële markten kwamen de resultaten van de herverzekeraars verder onder druk te staan. De herverzekeraars hebben getracht dit gedeeltelijk door te berekenen aan de verzekeraars door een (forse) verhoging van de herverzekeringspremies in 2002. Verzekeraars kwamen vervolgens voor de keuze te staan deze verhoging te verdisconteren in de verzekeringspremie of geleidelijk aan meer eigen risico te nemen in het herverzekeringsprogramma. Gezien de afname in de totale herverzekeringspremie lijkt het erop dat de verzekeringsbranche heeft gekozen voor de laatste optie.
Levensverzekeringspolissen Het jaar 2002 gaf een forse toename te zien in de afkoop van levensverzekeringspolissen. Het aantal afkopen steeg dat jaar van een voorheen stabiel aantal van 600.000 naar 1.800.000 polissen. Mede hierdoor steeg in 2002 ook de hoogte van de bruto-uitkeringen en daalde het aantal polissen. De toename in afkoop deed zich bij een beperkt aantal verzekeraars voor en betrof collectieve polissen in beleggingseenheden met een relatief lage waarde van gemiddeld € 400. Dit werd veroorzaakt door de afkoop van enkele herverzekeringscontracten met pensioenfondsen. Naar nu blijkt is dit een eenmalig verschijnsel geweest; in 2003 is de omvang van de afkoop weer gestabiliseerd op het oude niveau. De dalende trend in aantallen nieuwe levensverzekeringen heeft zich ook in 2003 voortgezet, zie grafiek 3. De branche lijkt nog geen antwoord te hebben gevonden op de voor hen negatieve gevolgen van de veranderde fiscale regelgeving waarbij de aftrekbaarheid van levensverzekeringsproducten is beperkt, terwijl de lage rentestand de aantrekkelijkheid van deze producten evenmin bevordert.
Grafiek 3 Levensverzekeraars: nieuw e verzekeringspolissen in mln. polissen 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 1998
1999
2000
2001
Aantal nieuwe polis s en
2002
2003
Afsluitende opmerkingen Herstel op de aandelenmarkt in 2003 heeft geleid tot een enigszins verbeterde situatie bij verzekeraars. De sterke schommelingen op de aandelenmarkten heeft bij levensverzekeraars niet, maar bij schadeverzekeraars wel geresulteerd in een verminderd belang van hun aandelenportefeuille. Dat houdt waarschijnlijk verband met het feit dat levensverzekeraars zich meer op de lange termijn richten vanwege langer lopende verplichtingen dan schadeverzekeraars.
Verslagstaten Alle in Nederland onder toezichtstaande verzekeraars zijn jaarlijks verplicht verslagstaten in te dienen. De verslagstaten vormen de basis voor de informatieverschaffing ten behoeve van het toezicht op de verzekeringsmaatschappijen. Ze bevatten een balans en een winst- en verliesrekening met toelichtingen hierop. Daarnaast zijn er onder meer staten met een actuariële analyse van het resultaat, een beschrijving van de herverzekering en een berekening van de solvabiliteitsmarge. De verslagstaten moeten zijn gecertificeerd door een externe accountant, het actuariële verslag moet zijn voorzien van een verklaring van een actuaris. De verzekeringsbranche Alle onder toezichtstaande verzekeringsmaatschappijen zijn in de cijfers opgenomen. Dit betreft echter niet de gehele Nederlandse markt. De gegevens van buitenlandse verzekeraars die verzekeringen in Nederland hebben afgesloten, direct of via een bijkantoor, zijn vrijgesteld van toezicht (in Nederland) en daardoor niet beschikbaar. De kleinere onderlinge waarborgmaatschappijen, die ook vrijgesteld zijn van toezicht, zijn ook niet opgenomen. De buitenlandse activiteiten van de Nederlandse verzekeraars zijn echter wel opgenomen in de cijfers.
Ten tijde van het onderzoek waren nog niet alle verslagstaten ingediend. Voor de levensbranche was, gebaseerd op het balanstotaal van 2002, 99,9% ingeleverd, voor de schade- en uitvaartbranche waren dit respectievelijk 98,8% en 99,7%. Het ontbrekende deel is aangevuld met opgehoogde cijfers van 2002. De ophoging is gebaseerd op de trendmatige ontwikkeling die uit de beschikbare cijfers van 2003 kon worden afgeleid..
1