Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwe Geschiedenis Voorzitter: prof. Dr. Hildegarde Symoens
Zeeu wse schep en voor Azië H Heett sscchheeeeppssbboouuw wbbeeddrriijjff vvaann ddee kkaam meerr Z Zeeeellaanndd vvaann ddee de V VO OC C iinn ddee eeeerrssttee hheellfftt vvaann ddee 1188 d e eeeeuuw w
Door: Mathias Cheyns Promotor: dr. Michael Limberger
Scriptie ingediend tot het behalen van de graad van licentiaat in de geschiedenis Academiejaar 2007-2008
Zeeuwse Schepen voor Azië Het scheepsbouwbedrijf van de kamer Zeeland van de VOC in de eerste helft van de 18 de eeuw Inhoud: Voorwoord en dankbetuiging
4
Inleiding en probleemstelling
5
Lijst van gehanteerde valuta, maten en gewichten
7
Hoofdstuk 1: De VOC als scheepsbouwer 1.1 De oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie 1.2 Algemene werking van de Verenigde Oostindische Compagnie 1.3 Het Scheepspark van de VOC 1.4 De organisatie van de VOC scheepsbouw 1.5 De verschillende scheepstypen 1.5.1 Voortdurende wijzigingen in de scheepsbouwmethodes 1.5.2 Spiegelschepen 1.5.3 Fluitschepen, katschepen en hekboten 1.5.4 Andere scheepstypes met ronde achtersteven 1.5.5 Nieuwe classificaties in 1697 1.5.6 De wijzigingen uit 1697 ter discussie 1.5.7 1741-1750: nieuwe classificaties en discussies 1.5.8 Driedekkers en andere wijzigingen na 1750 1.6 Productiviteit van de scheepswerven van de VOC
8 9 11 13 14 14 15 16 17 18 18 19 20 22
Hoofdstuk 2: De organisatie van de kamer Zeeland 2.1 Inleiding 2.2 Bedrijfsstructuur van de kamer Zeeland 2.2.1 Het Bestuur 2.2.2 De Administratie 2.2.3 De departementen en de daaronder ressorterende afdelingen 2.3 Bedrijfsgebouwen van de kamer Zeeland 2.3.1 Het Oostindisch huis 2.3.2 De Pakhuizen 2.3.3 De Werf 2.4 Het bouwen en uitrusten van de schepen
25 25 25 27 29 30 31 32 32 33
Hoofdstuk 3: Het personeel van het departement equipage 3.1 Inleiding 3.2 Bewindhebbers 3.2 Het equipagecomptoir 3.3 Arbeiders en leidinggevend personeel op de werkvloer 3.3.1 Magazijnen 3.3.2 Bedrijfsvaartuigen
34 34 39 41 41 42 2
3.3.3 Scheepstimmerwerf 3.3.4 Spinbaan 3.3.5 Draaibaan 3.3.6 Blokmakerij 3.3.7 Zeilmakerij 3.3.8 Kuiperswinkel en wijnkelder 3.3.9 Werf 3.3.10 Hospitaal 3.3.11 Wapenkamer 3.4 Personeelsstroom 3.4 Conclusies
43 47 48 48 49 50 50 51 51 51 52
Hoofdstuk 4: Het leveranciersnetwerk van de kamer Zeeland 4.1 Inleiding 4.2 De boekhouding 4.3 Benodigdheden voor de bouw van de schepen 4.3.1 Scheepsromp: hout en impregneermiddelen 4.3.2 Tuigage 4.4 Lading: handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië 4.4.1 Handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië 4.4.2 Bier 4.4.3 Textiel 4.5 Militaire voorzieningen 4.6 Uitrusting 4.6.1 Benodigdheden voor de opvarenden 4.6.2 Medische zorg 4.6.3 Navigatie 4.7 Levensmiddelen 4.7.1 Bier Equipage 4.7.2 Boter en Kaas 4.7.3 Brood 4.7.4 Kajuitsbehoeften 4.7.5 Olie 4.7.6 Pottagie 4.7.7 Spek 4.7.8 Vette waren 4.7.9 Vis 4.7.10 Vlees 4.7.11 Wijn en brandewijn 4.8 Verpakkingen 4.9 Diversen 4.9.1 Verscheidene behoeften 4.9.2 IJzer en ijzerwerk 4.9.3 Koper en koperwerk 4.9.4 Lood 4.10 Conclusies
55 56 58 58 66 70 71 72 73 74 80 80 82 83 84 84 85 86 87 87 88 89 89 90 91 92 94 96 96 100 103 105 106
Geraadpleegde bronnen en bibliografie
108
Bijlage: Kasboek Thesauriers
111
3
Voorwoord en dankbetuiging Net als mijn studiekeuze lag de keuze van het onderwerp van mijn scriptie voor de hand. Veel schooljongens zijn gefascineerd door auto’s, motoren en moderne techniek. Mijn interesses hebben echter altijd bij de scheepsvaart gelegen, waarbij houten zeilschepen steeds mijn voorkeur wegdroegen. Talloze uren spendeerde ik aan het maken en verzamelen van scheepsmodellen. Deze interesse, sluimerend tijdens mijn middelbare schooljaren, wakkerde weer op bij het aanvangen van mijn studies. Dit was voor een groot stuk te danken aan de boeiende lessen van dr. Jan Parmentier. Een geleid bezoek aan het Zeeuws Archief in het kader van één van die lessen hielp me de knoop doorhakken. Ik zou een scriptie maken rond een Zeeuws, maritiem getint onderwerp. Twee grote organisaties domineren de Zeeuwse maritieme geschiedenis: de Zeeuwse Admiraliteit en de Verenigde Oostindische Compagnie. De keuze viel op het laatste. Gezien mijn eigen verleden als modelbouwer lag ook de keuze voor de scheepsbouw als onderwerp voor de hand. Dit voor een Gentse student ongebruikelijk onderwerp bracht een aantal praktische moeilijkheden met zich mee. De bulk van de archieven van de Verenigde Oostindische Compagnie bevinden zich in het Nationaal Archief in Den Haag, dat niet bij de deur ligt, zeker voor een student zonder rijbewijs. Maar moeilijk gaat ook, en de goede organisatie en het behulpzame personeel van het Nationaal Archief maakten veel goed. Mijn dank gaat uit naar mijn promotor van het eerste uur dr. Jan Parmentier, zonder wie ik nooit met het onderwerp van mijn scriptie in contact zou gekomen zijn. Ook zijn opvolger dr. Michael Limberger wil ik bedanken. Ten slotte wil ik nog mijn ouders danken, in het bijzonder mijn moeder, die me niet enkel moreel maar vooral ook financieel gesteund heeft, en zonder wie ik dit werk nooit had kunnen maken.
Inleiding: afbakening en probleemstelling De Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) hield zich gedurende bijna twee eeuwen lang, van 1602 tot haar opheffing in 1795, bezig met scheepsvaart, handel en nijverheid in Europa en in Azië. Haar naam wordt vooral geassocieerd met Nederlandse expansie, exotische bestemmingen en avontuurlijke reizen. De meeste aandacht in de studie van dit bedrijf gaat dan ook naar de situatie overzee. Slechts recentelijk krijgt men meer aandacht voor de activiteiten van het bedrijf in Nederland. Deze voor velen minder opwindende invalshoek biedt ons immers een inzicht in de werking van wat algemeen als de eerste grote multinational wordt beschouwd. Het bedrijf probeerde op alle vlakten autonoom te zijn, en streefde er onder andere naar de bouw van haar uitgebreide scheepspark zo veel mogelijk in eigen beheer te houden. De bouw en de uitrusting van de schepen vereiste de uitbouw van een goed geolied bedrijfsapparaat. Het is dit bedrijfsapparaat dat ik wil onderzoeken. Het doel is een microgeschiedenis te schrijven over de werking van de scheepswerf van de VOC in Middelburg in Zeeland. Er zijn reeds een aantal werken over de werking van de Compagnie in Zeeland verschenen, maar deze zijn veeleer anekdotisch van aard en beperken zich niet tot een bepaalde periode. Als te bestuderen periode heb ik gekozen voor de eerste helft van de 18de eeuw. In die periode bereikte de Verenigde Oostindische Compagnie haar grootste expansie. Nooit in haar tweehonderdjarige bestaan bouwde en verstuurde ze meer schepen naar Azië, nooit stelde ze meer mensen tewerk. De nadruk in deze verhandeling ligt op de economische facetten van de scheepsbouw. Ik heb ze opgedeeld in vier hoofdstukken, waarbij elk hoofdstuk een poging is tot het beantwoorden van één van de vier hoofdvragen. In hoofdstuk I bekijken we de algemene organisatie van de Verenigde Oostindische Compagnie en de manier waarop ze de bouw van haar schepen delegeerde en stuurde. Als inleiding bespreek ik kort de oprichting van het bedrijf. Vervolgens volgt een beschrijving van de algemene organisatie van de Compagnie: wie deelde de lakens uit op het hoogste niveau? Ten slotte volgt een bespreking van het scheepspark van de VOC. Hoe verliep de algemene organisatie van de scheepsbouw? Welke scheepstypen werden gebouwd? Hoeveel schepen werden gebouwd en hoeveel daarvan op de werf te Middelburg in de eerste helft van de 18de eeuw? Hoofdstuk II handelt over de organisatie van de kamer Zeeland van de VOC, die de werf exploiteerde. Hoe werden de taken verdeeld, met andere woorden, hoe was de kamer georganiseerd? Welke gebouwen had ze tot haar beschikking? Ten slotte volgt nog een beschrijving van hoe de schepen op de werf werden gebouwd. In hoofdstuk III nemen we het personeel van het departement equipage van de kamer Zeeland onder de loep. Dit departement was verantwoordelijk voor de bouw en uitrusting van de schepen. Hoeveel man stelde het departement te werk? Van waar was het personeel afkomstig? Hoe zit het met familieverbanden op het werk? Welke beroepen vinden we terug op de werf en in het departement equipage van de kamer Zeeland? Welke lonen en extra’s waren aan elk beroep verbonden? Aan welke eisen en voorwaarden moesten werknemers voldoen? Hoe verhielden die beroepen zich tot elkaar? Met andere woorden, wie nam welke beslissingen? Hoe verliepen personeelswissels? Hoe soepel werd omgegaan met ontslagen? Hoe werden
5
jobs toegekend? Wat waren de lonen voor de diverse werknemers? Hoe zat het met pensioenen? Hoeveel plaats nam de verloning in in de totale onkostennota van de kamer Zeeland? In hoofdstuk IV, tenslotte, worden de leveranties aan de kamer Zeeland bekeken. De bouw en het uitrusten van schepen vereiste een hele waslijst aan goederen. De kamer ontwikkelde een uitgebreid leveranciersnetwerk om hieraan te voldoen, en pompte hiermee heel wat geld in de lokale en nationale zelfs internationale economie. Aan de hand van volgende vragen zal ik dit leveranciersnetwerk proberen in beeld te brengen: -
De aankoop van hout, ijzer, zeildoek, pek en teer en andere vetstoffen, het gieten van kanonnen, touw, vlaggen,… voor de bouw van schepen waren grote onkosten voor de kamer. Hoe ging de aanbesteding te werk? Werd steeds gebruik gemaakt van dezelfde handelaars? Welke plaats namen deze kosten in het totale kostenplaatje van de kamer in?
-
De uitrusting van de schepen voor de reis vergde een hele waslijst aan producten gaande van wapens, kisten, eten en drank, stuurmanskaarten en gereedschap,…Waar werden deze producten betrokken? Hoeveel extra werkgelegenheid leverde dit op bij de middenstand in Zeeland en Nederland in het algemeen en Middelburg in het bijzonder? Hoeveel middenstanders genoten extra verdiensten dankzij de aanwezigheid van de werf?
-
Een aantal werkjes werden uitbesteed. Welke precies? Tegen welke prijzen? Welke plaats nemen deze kosten in in de totale kosten voor de bouw van een schip? Met andere woorden, hoeveel van het werk werd procentueel uitbesteed?
In de inleiding van elk hoofdstuk met uitzondering van hoofdstuk I worden de doelstellingen telkens nog eens herhaald. In de inleidingen van hoofdstukken III en IV worden de belangrijkste bronnen besproken die gebruikt zijn om een antwoord te vinden op de onderzoeksvragen uit het hoofdstuk op te lossen.
6
Lijst van gehanteerde valuta, maten en gewichten Munten 1 gulden = 20 stuivers = 320 penningen 1 pond Vlaams = 6 gulden = 20 schellingen = 240 groten De boekhouding van de verschillende kamers moest worden opgemaakt in guldens, de eenheidsmunt van de VOC. De kamer Zeeland kreeg hierop echter een uitzondering en mocht haar interne boekhouding in ponden Vlaams uitdrukken. Bij rekeningen die naar de andere kamers verzonden werden dienden alle totaalbedragen wel in guldens te worden vermeld. Om verwarring te voorkomen wordt hier bij alle bedragen de precieze valuta vermeldt. Lengetematen duim (Amsterdamse) = 2,57 cm voet (Amsterdamse) = 28,3 cm el = 68,8 cm palm (omtrek rondhout) = 0,096 cm Gewichten pond (Amsterdamse) = 494,09 g pond = 16 ons = 32 lood schippond = 300 pond pond (Luikse) = 467,09 g Inhoudsmaten vadem (brandhout) = 2,9 m² last = 3.010 liter Hoeveelheden last (pek) = 12 tonnen last (teer) = 13 tonnen
7
Hoofdstuk 1: De VOC als scheepsbouwer 1.1 De oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie Op 2 april 1595 vertrokken vier schepen van de Amsterdamse ‘Compagnie van Verre’ van de rede van Texel. Bestemming: Azië. De vloot, onder leiding van commandant Cornelis de Houtman, werd bemand door 249 zeelieden.1 Meer dan twee jaar later keerden ze terug. Slechts een derde van de bemanning had het avontuur overleefd, commercieel was de onderneming een kleine flop. De Houtman had hiermee echter aangetoond dat de route naar de specerijeneilanden die hij had verkend mogelijk was. Historisch gezien is het niet verwonderlijk dat deze eerste min of meer succesvolle Hollandse handelsreis naar het oosten eind 16de eeuw plaatsvond. De Spaanse blokkade van Antwerpen na 1585 had veel kennis en kapitaal naar het noorden gejaagd, vooral Middelburg en Amsterdam profiteerden hiervan. Daarnaast maakte de oorlog met Spanje en het daaraan ondergeschikte Portugal het de Nederlandse koopvaarders steeds moeilijker om gebruik te maken van de stapelmarkt in Lissabon, waardoor ze van de Europese suiker- en pepermarkt werden afgesloten. De Nederlandse reders besloten hierop eind 16de eeuw zelf peper en andere kruiden te gaan halen uit de Molukken. Na de eerste min of meer geslaagde poging door de ‘Compagnie van Verre’, die ontstaan was uit een samenwerking van negen Amsterdamse kooplieden, werden nieuwe Hollandse en Zeeuwse handelsvennootschappen opgericht. Vier jaar na de terugkeer van de Houtman waren er niet minder dan acht verschillende van wat achteraf omschreven zou worden als ‘voorcompagnieën’ actief op de handelsweg naar Azië.2 De hoge winsten werden geïnvesteerd in nieuwe vloten. Tegen het najaar van 1601 zeilden er veertien dergelijke vloten met een totaal van 65 schepen rond tussen de Nederlandse en Aziatische havens.3 De nieuwe handelsactiviteit leidde echter tot schommelingen op de internationale markt. De sterke onderlinge concurrentie zorgde voor prijsstijgingen in Azië en prijsdalingen in Europa. Noodgedwongen verzocht men de Staten van Holland en Zeeland om tussenkomst. Hierop ontstonden onderhandelingen tussen de verschillende compagnieën, waarbij Johan van Oldebarnevelt, de landsadvocaat van Holland, een belangrijke rol speelde. De besprekingen resulteerden op 20 maart 1602 in de oprichting van de ‘Vereenigde Nederlandsche Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie’, beter gekend als de Verenigde Oostindische Compagnie of VOC.
Afbeelding: Oprichtingsakte van de VOC. Handschrift op perkament met lakzegel, 1602. 60 x 30 cm. Algemeen Rijksarchief, Den Haag. 1
Paesie (R.), Het VOC-fluitschip Stavenisse en de ontdekking van Terra Natal. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2002. p. 11. 2 Ibid. 3 Ibid.
8
De nodige fondsen werd bijeengebracht met privé-kapitaal. De aandeelhouders van het eerste uur kwamen uit alle lagen van de bevolking. Ze moesten hun geld voor minstens tien jaar inleggen, en kregen het dus niet terug na één enkele reis, zoals dat bij andere ondernemingen het geval was. Dit permanente handelskapitaal maakte van de Verenigde Oostindische Compagnie de eerste moderne naamloze vennootschap. 1.2 Algemene werking van de Verenigde Oostindische Compagnie De Verenigde Oostindische Compagnie had bij haar oprichting per octrooi voor een periode van 21 jaar (het octrooi werd later zeven maal verlengd) het alleenrecht op Nederlandse handel en zeevaart in het gebied ten oosten van Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat van Magelaen verkregen.4 Het bestuur – vergelijkbaar met het huidige concept van een raad van beheer – lag bij een college van zeventien directeuren, de Heren XVII. Zij waren gemachtigd verdragen te sluiten, een verdedigingsoorlog te voeren en militaire versterkingen te bouwen.5 Door de lange duur van de reizen naar het handelsgebied en de aanwezigheid van concurrerende mogendheden zoals Spanje en Portugal was het noodzakelijk ter plaatse vestigingen, ook gekend als factorijen, op te zetten en te bemannen met Nederlanders. De Compagnie was bevoegd militair personeel aan te nemen voor de verdediging van deze vestigingen. Deze dienden wel een eed van trouw aan het vaderland af te leggen en mochten enkel defensief optreden.6 Er ontstond een taakverdeling tussen de factorijen in Azië en de bedrijfscomplexen in het moederland. Het bedrijf in Azië werd vanaf 1617 centraal geleid vanuit Batavia, het huidige Jakarta.7 Het hield zich voornamelijk bezig met de inkoop van goederen voor de Europese markten, de zogenaamde retourgoederen. Een andere kerntaak was het bestuur van de gecontroleerde en nieuw veroverde gebieden. Later ontwikkelde de VOC een handelsnetwerk tussen de verschillende Aziatische gebieden, een inter-Aziatische handel, waarvoor de verantwoordelijkheid eveneens in Batavia lag. Oorspronkelijk passeerde alle toekomende en uitgaande goederen langs Batavia, maar gaandeweg ontwikkelden sommige andere vestingen zich zo sterk dat het goederenverkeer rechtstreeks met deze plaatsen verliep. De leiding in Azië en later ook aan de Kaap de Goede Hoop was in handen van de gouverneur-generaal van de ‘Raad van Indië’, die zich te Batavia bevond. Deze raad, ook wel ‘Hoge Regering’ genoemd, was theoretisch afhankelijk van het gezag van de Heren XVII. Door de trage communicatie – berichten moesten met de schepen worden meegegeven en deden er dus minstens een jaar over om hun weg te vinden naar de juiste ontvanger – was de bewegingsvrijheid van de gouverneur-generaal in de praktijk echter redelijk groot.8 Het bedrijf in Nederland had als voornaamste taak het voorzien en uitrusten van de schepen naar Azië en de verkoop van de aangevoerde retourgoederen. Er waren zes ‘zetels’ in Nederland, die kamers genoemd werden. Deze kamers bevonden zich in Amsterdam, Zeeland, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen. Aan het hoofd van deze kamers stonden een aantal bewindhebbers, waarvan de vernoemde Heren XVII de centrale directie vormden. Elke kamer 4
Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 38 Paesie (R.), Het VOC-fluitschip Stavenisse en de ontdekking van Terra Natal. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2002. p. 11. 6 Ibid. 7 Ibid. 8 Ibid. 5
9
had een per octrooi vastgelegd aandeel in de bedrijfsactiviteiten. Bij oprichting van de VOC waren er in totaal 76 bewindhebbers, die allen voormalige vennoten waren van de verschillende voorcompagnieën die aan de oprichting van de VOC voorafgingen.9 Later werd vastgelegd dat het uiteindelijke aantal bewindhebbers niet meer dan 60 zou zijn. De 16 overige bewindhebbers konden aanblijven, maar werden na hun overlijden simpelweg niet meer vervangen.10 Uiteindelijk kreeg de kamer Amsterdam 20 bewindhebbers, de kamer Zeeland 12, en de andere, kleinere, kamers, elk 7.11 Uit de bewindhebbers van elke kamer werden afgevaardigden gekozen om de vergaderingen van de Heren XVII bij te wonen. Oorspronkelijk waren er twee, later drie vergaderingen per jaar.12 De vergaderingen werden telkens zes jaar na elkaar in Amsterdam gehouden, en vervolgens twee jaar in Middelburg. De eerste samenkomst vond plaats in de periode februari-maart, de tweede viel in juli en de laatste in september-oktober. De laatste vergadering was de belangrijkste omdat die direct na het binnenlopen van de retourvloot plaatsvond.13 De vergaderingen duurden één tot vijf weken. Voor elke vergadering waren acht Amsterdamse bewindhebbers, vier Zeeuwse, en één uit elk van de andere vier kamers afgevaardigd. Deze groep vormde zestien leden van de Heren XVII. Het zeventiende lid werd per toerbeurt door de kamer Zeeland of één van de vier kleine kamers geleverd, dit om te voorkomen dat Amsterdam de absolute meerderheid zou krijgen. In de praktijk bleek echter dat de kamer Amsterdam zelden overstemd werd. 14
De Heren XVII hielden zich met alle aspecten van het bedrijf bezig. Ze stelden voorschriften op voor de bouw en uitrusting van de schepen, de verzending van soldaten, geld, bestellijsten van handelsgoederen voor Azië. Ze regelden de verdeling en verkoop van de retourgoederen, gaven instructies aan schippers en stuurlieden in verband met de te volgen route en moeiden zich met het bestuur in Azië. De Heren XVII werden bijgestaan door de Advocaat, een soort algemene secretaris.
Afbeelding: Directiekamer met de tafel met de 17 stoelen van de Heren XVII van de voormalige VOC in het VOC-gebouw (hoek Kloveniersburggracht-Nwe Hoogstraat Amsterdam). http://nl.wikipedia.org/wiki/Afbeelding:DirectiekamerVOC.jpg 9
Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 40. Ibid. 11 Ibid. 12 Dutch Aisatic, p. 22. 13 Paesie (R.), Het VOC-fluitschip Stavenisse en de ontdekking van Terra Natal. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2002. p. 14. 14 Paesie (R.), Het VOC-fluitschip Stavenisse en de ontdekking van Terra Natal. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2002. p. 12. 10
10
Hiernaast waren er nog een aantal commissies die de Heren XVII van advies dienden. De belangrijkste hiervan was verantwoordelijk voor de afhandeling van de correspondentie met de vertegenwoordigers van de Compagnie in Azië. Dit college vergaderde in Den Haag en werd daarom het ‘Haagse Besogne’ genoemd. Het bestond uit tien bewindhebbers: vier uit Amsterdam, twee uit Zeeland, en één uit elk van de vier kleine kamers.15 Hoewel de Verenigde Oostindische Compagnie haar bevoegdheden en bestaan dankte aan een octrooi uitgegeven door de staat had de staat weinig inbreng in het reilen en zeilen van de VOC. Er werd wel verlangd dat de uit Azië teruggekeerde bevelhebbers verslag uitbrachten aan de Staten-Generaal. Ook dienden verdragen, allianties en instructies aan de gouverneurgeneraal aan de Staten voorgelegd te worden.16 Ondanks het feit dat de hoofdlijnen bepaald werden door de Heren XVII bleef er voor de verschillende kamers genoeg ruimte over om zelfstandig te opereren. Elke kamer had haar eigen pakhuizen, veilingen, schepen en scheepswerven en kocht onafhankelijk van de andere de nodige goederen voor de reizen naar Azië in. Ook de aanwerving van personeel werd door de kamers zelf ingevuld. Sommige aspecten van de werking van de Compagnie vereiste wel wederzijdse controle van de kamers, bij voorbeeld in het geval van de bouw van de schepen en de verkopingen van de retourgoederen. Elke kamer voerde wel haar eigen boekhouding. Een centrale boekhouding ontbrak. Wel werd jaarlijks een ‘Generale Staat’ opgesteld. De boekhouders van de verschillende kamers kwamen hiervoor met hun journalen en grootboeken naar Amsterdam. Het hele ‘varende bezit’ – schepen, ladingen, proviand, baar geld,… dat zich tussen Nederland en Azië bevond – kwam hier echter niet op voor.17 Elke kamer had zoals gezegd een vast aandeel – aan de hand van per octrooi vastgelegde verdeelsleutels - in de bedrijfsactiviteiten, waaronder het bouwen en uitrusten van de schepen en de verkoop van de retourgoederen. De kamer Amsterdam was verantwoordelijk voor de helft, de kamer Zeeland nam een kwart voor zijn rekening, en het resterende kwart werd ingevuld door de vier kleine kamers.18 De kosten van de zes kamers werden elk jaar met elkaar vergeleken, net als de opbrengsten, en afgezet tegen de verdeelsleutels. Afwijkende bedragen werden vervolgens onderling verevend. Deze verevening kon plaatsvinden in contanten, maar ook in goederen. De onderlinge vereffeningen gaven regelmatig aanleiding tot ruzie tussen de kamers. De Compagnie werd zoals gezegd gefinancierd door privé-kapitaal. Hierdoor waren er naast de bewindhebbers, die allen hoofdaandeelhouders van de Compagnie dienden te zijn, ook nog een aantal losse vennoten of participanten. Hun aandeel in de leiding van het bedrijf was echter gering.
15
Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 41. Ibid. 17 Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 42. 18 Van Der Doe (E.), Wiggers (A): “De Kamer Zeeland van de VOC als werkgeefster”, in: Zeeuws Tijdschrift 37, nr. 3. Middelburg, 198. p. 107-113. 16
11
1.3 Het scheepspark van de VOC Hoeveel schepen in een bepaald equipagejaar werden uitgestuurd hing samen met de aard van de Aziëvaart. Deze was voornamelijk gericht op het importeren van Aziatische goederen naar de Europese markt. Het aantal goederen dat volgens de vereisten van de Heren XVII diende aangevoerd te worden was dus de belangrijkste bepalende factor voor het aantal schepen dat verstuurd – en gebouwd – diende te worden.19 Het ontstaan van de inter-Aziatische handel, oorlog met rivaliserende naties, en de nood aan efficiëntere communicatie waren andere belangrijke factoren. In de 17de eeuw bepaalden de Heren XVII welke schepen in Azië zouden blijven, meestal betrof dit kleinere schepen en oudere Oostindiëvaarders die niet zeewaardig genoeg bevonden werden om de lange terugreis aan te kunnen. De snelle expansie in de inter-Aziatische handel en de ontwikkeling van Batavia als zenuwcentrum voor de hele Aziatische operatie van de VOC zorgde er echter voor dat de beslissingen betreffende de samenstelling van de vloot vanuit Azië naar Nederland al gauw een zaak voor de Hoge Regering in Batavia werd.20 De samenstelling van de uitgaande vloot vanuit Nederland werd ook meer beïnvloed door de inkomende informatie uit Batavia. Elk jaar werd door de Hoge regering een rapport verstuurd over het aantal schepen dat zich in Azië bevond. Deze Navale Machten, waarin de schepen werden opgedeeld volgens grootte en opgelopen slijtage, werden besproken door het Haagse Besogne en werden aangevuld met beschikbare schepen in het thuisland.21 Een voorbeeld aan de hand van een appendix bij het Haagse Verhaal van 1722 bevat een lijst van 162 schepen. 62 hiervan waren overgeschreven van de Navale Macht die op 31 maart 1720 was opgesteld in Batavia. 78 waren na die datum uitgevaren vanuit Nederland, of lagen klaar om te vertrekken. 11 lagen aangemeerd en nog eens 11 waren onder constructie in de scheepswerven van de verschillende kamers.22 De cijfers waren uiteindelijk beschikbaar voor de Heren XVII op hun juli vergadering. Het is niet zo dat de goederen die vanuit Nederland naar Azië werden gestuurd helemaal niet wogen op de beslissingen in verband met de samenstelling van de uitgaande vloot. Het bedrijf in Azië vereiste een groot aantal volumineuze goederen zoals bakstenen, en vooral planken en masten. Voor het vervoer van deze goederen kozen de Heren XVII ervoor een aantal fluitschepen mee te sturen met de uitgaande vloot, in plaats van de zwaar bemande Oostindiëvaarders onnodig te belasten.23 De Hoge Regering werd verzocht deze fluitschepen terug te sturen met de inkomende vloot om te vermijden elk jaar meer en meer fluitschepen in de vaart te moeten brengen. Een andere factor die woog in het samenstellen van de uitgaande vloot was de grootte van de bemanningen van de schepen. De bewindhebbers stelden regels op voor het aantal man dat op elk scheepstype zou geplaatst worden. De grote schepen, 150 tot 160 voet in lengte, werden bemand met 300 man. Kleinere retourschepen hadden 250 man aan boord.24 Uit documenten uit 1685 blijkt dat het de gewoonte was dat het ene jaar 1/3 van de bemanning uit soldaten 19
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 23. 20 Ibid. 21 Ibid. 22 VOC 4467, Appendix no. 1 bij het Haags Verhaal uit 1722. 23 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 24. 24 Ibid.
12
bestond, het andere jaar 2/5.25 Uiteraard hing dit cijfer af van speciale omstandigheden zoals oorlog. In werkelijkheid kon het uiteindelijke aantal manschappen dat op de schepen geplaatst werd afwijken van wat in de richtlijnen van de Heren XVII werd voorgeschreven, maar op het eind van het seizoen werden altijd exacte cijfers van het aantal mannen dat voor de Compagnie was uitgevaren bijgehouden. 1.4 De organisatie van de VOC scheepsbouw Gezien er meer dan eens een schip verloren ging door de barre omstandigheden die heersten tijdens de tochten van en naar Azië, en gezien een groot aantal schepen permanent in Azië bleef voor de inter-Aziatische handel was er constant nood aan nieuwe schepen. De bouw en equipage van de schepen werd verdeeld over de verschillende kamers volgens reeds vermelde verdeelsleutels die vastlagen in het octrooi. De kamer Amsterdam (met een enorme scheepswerf op het eiland Oostenburg) nam ook voor wat de scheepsbouw betreft de helft voor zijn rekening, de kamer Zeeland verzorgde een kwart, de andere kamers vulden het resterende kwart in. Deze verdeelsleutel had betrekking op tonnage, uitgedrukt in lasten, en dus niet het aantal schepen. Qua aantal schepen was de kamer Zeeland verantwoordelijk voor ongeveer 20 % van het totale aandeel. Doordat de werf in Middelburg betere toegang had tot de zee in vergelijking met de kamer Amsterdam lag de nadruk hier vooral op de bouw van grotere schepen, zodat het aandeel van 20 % van de gebouwde schepen samenviel met het aandeel van 25 % in de totale tonnage van de gebouwde schepen.26 De beslissingen om over te gaan tot het bouwen van schepen werden door de Heren XVII genomen in het kader van het ritme van de Indiëvaart. In de vroege zomer werd besloten hoeveel schepen naar Indië gestuurd zouden worden, en in de herfst werd de knoop doorgehakt betreffende de equipage voor het komende seizoen, dat liep van september tot de volgende zomer.27 De leden van het departement van equipage van de kamer Amsterdam werden opgedragen een voorstel te formuleren rond het aantal schepen dat uitgestuurd zou worden. Dit voorstel behelsde de volledige equipage van de VOC. Dit werd eerst door de kamer besproken alvorens het door te geven aan een kleine delegatie van de Heren XVII. Tenslotte werd het voorgelegd aan de voltallige vergadering van de Heren XVII. Meestal werd het voorstel zonder veel wijzigingen aangenomen. Er werd veel minder ruzie over gemaakt dan bijvoorbeeld de onderlinge verevening, maar kleine conflicten kwamen toch voor. In 1675 ontstond onenigheid over het voorstel van de kamer Amsterdam om 6 schepen te huren. Uiteindelijk werd beslist slechts 3 schepen te huren. Uiteindelijk werden slechts 2 schepen gehuurd28. De kamer Zeeland en Amsterdam hadden dikwijls meerdere schepen terzelfder tijd op stapel staan, maar de tewaterlating van drie schepen op dezelfde dag in 1783 te Amsterdam werd toch als een zeldzame gebeurtenis beschouwd; uniek genoeg om herdacht te worden door middel van een gravure.
25
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 24. 26 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 54. 27 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 22. 28 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 23.
13
Naast het bouwen van de schepen werden ook reparaties op de werven uitgevoerd, de reizen van en naar Indië waren belastend voor de schepen. De waarde van een schip lag bij terugkomst opmerkelijk lager. Voorbeeld: in 1730 werd de waarde van het schip Knappenhof door de bewindhebbers op 83.000 gulden geschat, na thuiskomst van Indië zou het volgens hen echter maar 60.196 gulden meer waard zijn.29 In de achttiende eeuw werd scheepsbouw duurder. Bewindhebber Johannes Hudde schatte in 1688 de waarde van een schip van 170 voet - 98.200 gulden - als volgt: romp 65.000 gulden, masten 3.500, kanonnen 12.800, zeilen 6.000, blok en takel 1.100, tuigage 7.500, ankers 2.300. Schepen van 150 voet werden geschat op 69.000 gulden, schepen van 130 voet op 48.400 gulden, en schepen van 100 voet werden geschat op 21.700 gulden. Hudde stelde voorop dat bij oudere schepen mast en touwwerk voor 2/3 versleten was, net als ankers en kanonnen. De rompen werden geschat. Zo kwam hij tot een totaal voor de 120 schepen in de Navale Macht van 1688 van 2.722.200 gulden.30 1.5 De verschillende scheepstypen Het scheepspark van de VOC bestond uit een grote variëteit aan scheepstypes, zowel qua bouwstijl als tonnage. Pieter van Dam, Advocaat van de VOC en enthousiast historicus, heeft ons een uitgebreide beschrijving van de verschillende soorten door de VOC gebruikte schepen achtergelaten. Er blijven echter heel wat onduidelijkheden, gezien de afbakening tussen de verschillende scheepstypes niet altijd even duidelijk is, en sommige termen regelmatig door elkaar gebruikt werden. 1.5.1
Voortdurende wijzigingen in de scheepsbouwmethodes
In de begindagen van de VOC werd een gedeelte van het scheepspark gebouwd, een gedeelte gehuurd, en een gedeelte verkregen of aangekocht aan de staat. Van bij het begin werden grote schepen gebruikt voor het verschepen van goederen, en kleine schepen ingezet voor verkenning. De eerste schepen werden allemaal aangekocht. Drie van de eerste schepen waren nog uitgevaren voor de voorcompagnieën31. Regelmatig stelde de staat oorlogsschepen ter beschikking. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werd de Admiraliteit bij wijze van besparingsmaatregel gedwongen zeven van haar grootste en beste schepen af te staan aan de Compagnie32. Ook werd de bouw van schepen uitbesteed aan private werven. Al gauw begon de Compagnie echter zelf schepen te bouwen en uit te rusten. Het is moeilijk te bepalen wanneer en op welke schaal dit precies gebeurde. Daarom is het voor de eerste decennia in het bestaan van de VOC moeilijk te bepalen welke schepen nieuwgebouwd waren op hun eerste reis en of ze gebouwd waren op werven van de Compagnie. Na 1620 waren de meeste schepen gebouwd door de VOC zelf, uitgenomen de fluitschepen33. De kamers Amsterdam en Zeeland hadden al vroeg hun eigen werven. De lokale overheden stelden sites beschikbaar. De kamer Delft huurde een municipale werf in Delftshaven kort na 1602, en kocht deze over in 1671. Wanneer precies de werven van de andere 3 kamers opgezet werden is niet bekend. Naarmate het aantal benodigde schepen toenam werden de werven te klein, zodat ze regelmatig uitgebreid werden, of verhuisd werden naar een grotere locatie. 29
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 27. 30 Ibid. 31 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 37. 32 Ibid. 33 Ibid.
14
De Heren XVII bepaalden zoals gezegd het aantal te bouwen schepen aan de hand van tonnage, maar schreven ook regels uit voor de afmetingen en van de te bouwen schepen. De te volgen afmetingen hadden enkel betrekking op lengte, breedte en diepte. De lengte werd gemeten ter hoogte van de overloop, het onderste doorlopende dek, van de buitenkant van het voorsteven tot de achterkant van het hek (achtersteven). De breedte werd gemeten langs de buitenkant van het grootspant34, dit wil zeggen ‘onder’ de huid van het schip, opnieuw ter hoogte van de overloop. Met diepte bedoelde men de afstand tussen de onderkant van de kiel en de onderkant van het laagste dek. De verhouding tussen deze drie afmetingen was zeer belangrijk, gezien de snelheid en handelbaarheid van een schip hier grotendeels door bepaald wordt. De bewindhebbers en meesterscheepstimmerlui van de verschillende kamers namen de voorschreven afmetingen echter niet zo nauw. Vanaf 1616 werden sancties uitgevaardigd tegen afwijkingen van de regels, maar de constante heruitgave van de regels wijst er op dat de sancties weinig resultaat hadden.35 De grote retourschepen werden ingedeeld in klassen, waarbij voor elke klasse vaste dimensies werden opgelegd. In 1614 bedroegen deze respectievelijk 150 x 33 x 13 voet, 138 x 36 x 14 voet, 130 x 26 x 12 voet.36 De Amsterdamse voet (28,3 cm) werd ingesteld als standaardmaat. De verschillende kamers durfden echter al eens een andere voetmaat gebruiken. Er werd dan ook regelmatig aan herinnerd dat elke kamer de Amsterdamse voet diende te gebruiken. De regels met betrekking tot de afmetingen werden regelmatig herzien en aangepast. In 1626 werd echter een maximumlengte van 160 voet vastgelegd die zou in voege blijven tot aan de opheffing van de VOC in 1798. In de periode 1637-1651 en bij twee aparte gelegenheden in 1660 en 1665 mocht de kamer Zeeland echter schepen tot 170 voet bouwen37. De afmetingen van de kleinere schepen werden wel veel meer herzien. Veranderingen in de dieptes van de navigatiekanalen van estuaria en havens hadden een belangrijke impact op de voorgeschreven diepgang van de schepen. Enkel de kamer Zeeland had vanwege haar gunstige ligging weinig problemen met diepgang. 1.5.2
Spiegelschepen
De retourschepen vormden de kern van het scheepspark van de VOC. Zoals hun naam al aangeeft lag hun bestemming vooral in de vaart tussen het moederland en Azië. De term duidt niet onmiddellijk op een bepaald type schip, maar eerder op het gebruik dat gemaakt werd van een algemeen type schip. Retourschepen verschilden uiterlijk weinig van oorlogsschepen. Ze waren bewapend met kanonnen en hadden kanonpoorten aan beide zijkanten. Het verschil met oorlogsschepen lag voor een stuk in het aantal en het gewicht van de kanonnen, maar vooral in de verhoudingen tussen de afmetingen van de romp, de ‘volheid’ van de romp. Het waren allemaal spiegelschepen, schepen waarvan de romp aan de achterkant eindigen in een plat vlak, de spiegel. Retourschepen konden grote ladingen vervoeren, maar waren ook zeer geschikt voor het vervoer van passagiers, dankzij twee of drie doorlopende dekken. Het brede achtersteven voorzag voldoende accommodatie voor hoge functionarissen en de officieren van het schip. Ze waren in staat zichzelf voldoende te verdedigen tegen kapers en piraten, en in Azië vormden ze de militaire vloot van de Compagnie. 34
Ook wel hoofdspant, middel- of meesterspant genoemd. Het grootspant is een verticale, haaks op de kiel staande dwarsdoorsnede op de grootste breedte van de scheepsromp. Dit punt ligt meestal even voor, of op de halve lengte van de kiel. Bron: http://www.bataviawerf.nl/woordenlijst.html 35 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 38. 36 Ibid. 37 Ibid.
15
Tijdens de Eerste (1652 tot 1654) en Tweede (1665 tot 1667) Engels-Nederlandse Oorlog werden ze echter zonder succes ingezet als volwaardige oorlogsschepen.38 Een ander type spiegelschip dat door de Compagnie werd gebruikt was het jacht. Jachten hadden drie masten en vierkante zeilen. Ze werden opgedeeld in twee klassen, kleine jachten en grote jachten. De kleine jachten waren 80 tot 100 voet lang, de grote 120 tot 135 voet. Ze werden grotendeels ingezet in Aziatische wateren, zodat ze na hun eerste of tweede reis naar Azië daar bleven. Ze waren vermoedelijk lichter gebouwd en hadden geen bovenbouw op voor- en achtersteven. Vanaf de tweede helft van de 17de eeuw werd de term jacht meer en meer vervangen door pinas, al werd deze term ook soms gebruikt voor andere types van schepen. Een derde type spiegelschip is het fregat, dat gebouwd werd vanaf 1691.39 Enkel de kamers Zeeland en Amsterdam hebben een aantal schepen van dit type gebouwd. De term fregat moet hier niet verward worden met de oorlogsschepen met dezelfde naam. In feite betrof het kleine jachten van 100 tot 110 voet lang. Ze waren zeer licht gebouwd en haalden grote snelheden. Elke kamer had ook een aantal staatsiejachten die gebruikt werden door bewindhebbers of participanten voor zakenreizen. De jachten waren 60 tot 70 voet lang40. De boeg was rond van vorm en meestal voorzien van een galjoen. Het achterschip had een rijkelijk versierde spiegel. De schepen hadden een enkele mast die vrij ver naar voren stond. Ze waren plat van bodem en hadden zijzwaarden. De matrozen verbleven in het voorschip. Hier was ook de kombuis (keuken) en bottelarij. Achter de mast was ruimte voorzien voor de passagiers: een langwerpige opbouw op het dek, de lantaarn. Hierachter lagen de passagierskooien en helemaal achterin het achterschip bevond zich de hut van de schipper. Het paviljoen, kenmerkend voor dit scheepstype, was als luxevertrek met wandbekledingen en beschildering rijkelijk ingericht. De deur van het paviljoen bevond zich langs de boorden zodat de stuurman geen hinder ondervond van rondlopende passagiers. Geschut was aanwezig voor het afvuren van saluutschoten 1.5.3
Fluitschepen, katschepen en hekboten
Naast spiegelschepen bouwde de VOC ook een aantal types met afgerond achtersteven, die oorspronkelijk vooral in Europese waters werden ingezet. De Compagnie hield ze meestal in Azië na hun aankomst. Het grootste en bekendste type is het fluitschip. Dit type werd ontwikkeld kort voor 1600 op basis van oudere types handelsschepen, en werd het werkpaard van de Europese handelsvloot van de Republiek. Het werd vooral ingezet voor het vervoer van bulkgoederen. In Azië werd het daarom vooral gebruikt voor het transport van rijst, tarwe en peper. De fluit, gekenmerkt door zijn ronde romp, was goedkoop in constructie en onderhoud, en vereiste slechts een kleine bemanning. Soms kreeg het hierdoor de voorkeur over retourschepen. De fluitschepen die door de Compagnie werden gebouwd waren over het algemeen sterker en solider gebouwd dan de andere. De grotere hadden net als de retourschepen twee doorlopende dekken en waren licht bewapend. Ze werden gebouwd in verschillende groottes, gaande van 100 tot 140 voet. In het eerste kwart van de 17de eeuw waren de meeste Compagniewerven vermoedelijk niet 38
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 39. 39 Ibid. 40 http://www.vocsite.nl/schepen/scheepstypen.html
16
uitgerust om fluiten te bouwen. Het ronde achtersteven was moeilijk te construeren en kon soms losschieten door de hitte van de zon. Tot rond 1630 werden de meeste fluitschepen aangekocht, waarbij de voorkeur uitging naar schepen die gediend hadden in de zouthandel.41 Later werden ook de fluitschepen voornamelijk in eigen beheer gebouwd en uitgerust. In 1673 besloten de Heren XVII een aantal katschepen te bouwen. Ongeveer 13 van deze schepen werden gebouwd, en dit enkel door de kamers Amsterdam en Hoorn.42 De meeste bleven in het Oosten na de heenreis. Het waren kleine handelsschepen, 100 tot 120 voet lang, en konden door hun rechthoekige boorden en platte bodems grote ladingen vervoeren. Ze voerden echter weinig zeil en waren dus niet snel. Een voordeel was wel dat ze net als fluiten slechts een kleine bemanning vereisten. Katschepen hadden nog een paar andere overeenkomsten met fluitschepen, zodat ze dikwijls met dit type verward werden. De hekboot was dan weer een iets groter type schip, 130 voet lang, en verscheen in het laatste kwart van de 17de eeuw bij de kamer Amsterdam. Hoe het schip er precies uitzag is niet geweten. Vermoedelijk leek de onderbouw op die van een fluit, maar was het iets smaller ter hoogte van voor- en achtersteven. De bovenbouw van het achtersteven was zeker breder dan dat van een fluit, zodat de hekboot meer passagiers en bemanning kon accommoderen. Hekboten werden gebruikt in de retourvaart, maar er werden slechts weinig van gebouwd, ongeveer zes of zeven in totaal.43 1.5.4
Andere scheepstypes met ronde achtersteven
De galjoot werd voor het eerst gebouwd in 1640. Rond 1664 werd ze uitgerangeerd door de hoeker, maar vanaf 1690 keerde het type een paar keer terug.44 Ook deze schepen werden na de heenreis aan de Kaap de Goede Hoop of in Azië gehouden. De meeste galjoten waren niet langer dan 60-70 voet, hadden en kleine en een grote mast en zijzwaarden. Ze werden gebouwd voor snelheid en waren dus zeer smal ter hoogte van voor- en achtersteven. Alle kamers bouwden dit type, gezien het erg handig was voor boodschappen over te brengen en het verwelkomen van de retourvloot. De hoeker verscheen plots in het scheepspark in 1664. De kamer Delft nam het initiatief door een viertal van deze schepen aan te kopen. De kamer Rotterdam en uiteindelijk ook de andere kamers volgden dit voorbeeld.45 Hoekers waren iets groter dan galjoten, zo’n 70 tot 90 voet lang. Ze hadden twee tot drie masten met vierkante zeilen. Ze waren eveneens gebouwd op snelheid en hadden dus een smalle romp. Hoekers waren uitgerust met een paar kanonpoorten en konden dus bewapend worden. De meeste hoekers werden gebouwd om in oorlogstijd vlug berichten over en weer te brengen en bleven dus in Azië. Na 1670 daalde hun populariteit en werden hoekers slechts nog sporadisch gebouwd. Een type dat slechts weinig voorkomt en beschreven wordt is het bootje. Het wordt soms omschreven als een kleine fluit, maar had vermoedelijk geen bovenbouw. Het had drie masten met vierkante zeilen en moet ongeveer 70 voet lang geweest zijn. 41
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 40. 42 Ibid. 43 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 40. 44 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 41. 45 Ibid.
17
1.5.5
Nieuwe classificaties in 1697
De grote diversiteit aan scheepstypes, en het feit dat gehuurde en aangekochte schepen, zeker tijdens oorlogstijd, dikwijls heel andere dimensies en namen hadden, zorgde voor verwarring. In de archieven van de Compagnie wordt hetzelfde schip dikwijls een andere etiket opgekleefd. In 1668 stelden de Heren XVII dat elk schip met dimensies dat gebouwd werd na 1656 opgenomen diende te worden in een centrale lijst. Zelfs deze lijst bleek onnauwkeurig te zijn.46 Binnen de Compagnie ontstond grote ontevredenheid met de hele situatie. Vanuit Batavia werd jarenlang geklaagd over de grote diversiteit binnen en afwijking van de verschillende klassen schepen. In 1697 besloten de Heren XVII in te grijpen. De meesterscheepstimmerlui van de zes kamers werden samengeroepen en na lang overleg werd op 4 april 1697 besloten dat in de toekomst slechts nog 3 klassen schepen zouden worden gebouwd, zijnde retourschepen in van het type pinas met een lengte van 160 x 40 x 17 voet, 145 x 36 x 15 voet, of 130 x 33 x 14 voet.47 Er werd ook een controlesysteem op poten gezet om te bewerkstelligen dat de nieuwe afmetingen werden nageleefd. Deze beslissing zou leiden tot meer uniformiteit in de bouw van de schepen, terwijl ruimte overbleef voor het bouwen van een klein scheepstype voor gebruik in Azië. De schepen van 130 voet mochten ook als hekboot of fluit gebouwd worden in plaats van als spiegelschip. 1.5.6
De wijzigingen uit 1697 ter discussie
Ondanks de toegenomen uniformiteit door de nieuwe regels uit 1697 en er door een afname van de inter-Aziatische handel en het ontstaan van directe verbindingen naar de verschillende handelsplaatsen minder nood was aan verschillende types kleine schepen, werden er ook in de 18de eeuw regelmatig wijzigingen aangebracht in de regels met betrekking tot de scheepsbouw. In 1714 besloten de Heren XVII over te gaan tot de bouw van speciale ‘suikerfluiten’, gezien de grotere vraag naar suiker uit Batavia. De ‘suikerfluit’ voldeed grotendeels aan de regels van een fluit van 130 voet, maar had een minimale bovenbouw om te kunnen zeilen met een minimum aan bemanning. Er werden vier suikerfluiten gebouwd, gevolgd door nog eens vier in 1718. Deze laatste vier hadden een maximum bemanning van 76 voor uitgaande reizen en 66 voor retourreizen. Veranderingen in de suikermarkt maakten dit nieuwe type overbodig en de Heren XVII gaven in 1721 toestemming de bestaande vaartuigen voor ander transport te gebruiken.48 Een andere wijziging was eerder technisch van aard. Een aantal van de meesterscheepstimmerlui van de Compagnie hadden geklaagd over de toegestane breedte. Het leek hun dat bredere schepen meer lading zouden kunnen vervoeren en meer greep op het water en minder diepgang zouden hebben. De kamers Zeeland, Rotterdam en Delft hadden hun schepen al breder gemaakt vooraleer in 1714 een wijziging werd aangenomen die dit toestond voor alle kamers. De schepen van de eerste klasse gingen van 40 naar 42 voet, schepen van de tweede klasse naar 39 voet en schepen van de derde klasse naar 36 voet.49 Sluispoorten limiteerden echter de breedte van de schepen. De kamer Delft kon hierdoor bijvoorbeeld geen schepen van de eerste klasse bouwen, en kon geen schepen van de tweede 46
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 41. 47 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 42. 48 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 45. 49 Ibid.
18
klasse bouwen breder dan 38 voet. In Zeeland lag de limiet op schepen van 42 voet breedte. De bredere schepen bleken echter geen verbetering te zijn, ze waren log en onveilig. De kamer Amsterdam hield na 1720 grotendeels op nog schepen van 160 voet te bouwen. Ook bij de kamer Zeeland lag de nadruk op de bouw van schepen van de tweede klasse. De andere kamers hadden gewoonweg de capaciteit niet om schepen van 160 voet te bouwen. In 1731 lanceerde de kamer Zeeland het voorstel de klassen van van 160 en 145 voet te vervangen door een enkele klasse van 150 voet. Het voorstel vond echter geen navolging. De kamer Zeeland was ook ontevreden met schepen van de derde klasse. In 1736 kreeg de kamer toestemming een schip van 130 voet te bouwen aangepast voor grotere snelheid. De voorwaarde was dat het schip evenveel lading zou moeten kunnen vervoeren als de andere schepen van de derde klasse. Dit werd de Arnestijn.50 Eerder dan de resultaten af te wachten bouwden de Zeeuwen nog drie zulke schepen, waarvoor de Heren XVII echter geen toestemming hadden gegeven. Zware sancties waren het gevolg. In 1739 werd het experiment door het Haagse Besogne als mislukt verklaard, op basis van een inspectie. De laadruimte werd te klein bevonden, maar het feit dat de kamer deze schepen nooit echt heeft laten opmeten en er veel te dure masten en tuigage op liet plaatsen zal ook wel een rol gespeeld hebben in het beperkte succes.51 1.5.7
1741-1750: nieuwe classificaties en discussies
In 1737 vonden een aantal scheepsrampen plaats die de zeewaardigheid van de retourschepen opnieuw in vraag stelden. De meesterscheepstimmerlui van de zes kamers kwamen samen in 1741 om voorstellen voor oplossingen te zoeken. In mei kwamen ze met het plan de verhoudingen tussen de afmetingen te optimaliseren door de schepen andermaal langer te maken. 145 werd 150 voet en 130 werd 135 voet.52 Een nieuwe klasse van 125 voet werd geïntroduceerd. In oktober werd hun plan echter van de baan geschoven door inmenging van Gouverneur-generaal Gustaaf Willem baron van Imhoff.53 Van Imhoff was onder de indruk van de veranderingen in de scheepsbouw die geïntroduceerd waren door de scheepswerf van de Admiraliteit te Amsterdam, waar sinds 1727 Engelse scheepsbouwers aan het werk waren. Zij werkten veel meer met tekeningen, die dan ook nog eens nauwgezet bewaard werden, zodat hun manier van scheepsbouwen minder een kwestie was van nattevingerwerk dan wel van het volgen van vastgelegde regels. De schepen van de Engelsen waren smaller en scherper gebouwd, de ratio tussen lengte en breedte was groter. Ook waren ze afgerond ter hoogte van het achtersteven. Van Imhoff lanceerde hierdoor een voorstel voor drie klassen: een eerste klasse van 150 x 41 x 19 voet, een tweede van 136 x 39 x 17 voet en een derde van 120 x 33 x 13 voet.54 De Engelse meester van het Admiraliteitsdok, Charles Bentam, zou tekeningen leveren als voorbeeld voor de zes kamers. Om wat vertrouwd te geraken met het werk van Bentam werd in 1741 besloten het schip Edam, 150 voet in lengte, van de Admiraliteit over te kopen. Onder de nieuwe naam Herstelder bracht het van Imhoff naar Batavia in 1742.55 Er werd eveneens gepland een schip van 120 voet aan te kopen, maar dit ging niet door gezien de Admiraliteit er geen beschikbaar had en hun voorstel er één 50
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 45. 51 Ibid. 52 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 46. 53 Ibid. 54 Ibid. 55 Ibid.
19
te bouwen op bestelling door de kamer Amsterdam werd afgewezen. Op 14 maart 1742 wijzigden de Heren XVII de verplichte afmetingen voor de drie klassen op basis van het voorstel van van Imhoff. De derde klasse zou echter slechts sporadisch gebouwd worden. Modellen van de drie klassen werden gemaakt. Kamers Amsterdam en Zeeland kregen modellen van alledrie de klassen, de overige kamers enkel van de tweede en derde klasse. Ze werden gemaakt door Bentam. De eerste jaren werden de nieuwe voorschriften nauwgezet gevolgd. De meesterscheepstimmerlui hadden echter bezwaren tegen de nieuwe Engelse stijl van bouwen. De elegante tekeningen van Bentam voorspelden niets over de nieuwe schepen, die in de praktijk teveel rolden en die dikwijls slechts moeizaam vooruit gingen. Vooral het nauwe, ronde achtersteven van de schepen was onderwerp van scherpe kritiek. De scheepsbouwmeesters van de Admiraliteitswerven verenigden zich in hun ongenoegen en konden in 1747 succesvol tegenwerk bieden tegen de introductie van de Engelse stijl op alle marinewerven.56 Dit spoorde de scheepsbouwers van de VOC aan de instructies van 1742 naast zich neer te leggen. Ze werden gesteund door de Rotterdamse bewindhebber Walter Senserff. Hij was voorstander van de bouwmethodes die werden toegepast door de Engelse East India Company. In 1747 regelde hij de aankoop van een klein type Oostindiëvaarder uit Londen, de Prinses Van Oranje.57 Twee jaar later stelde de kamer Rotterdam voor de lengte van de schepen van de tweede klasse te verlengen tot 140 voet, het achtersteven wijder te maken en de kiel te verbreden58. De aanpassingen brachten inderdaad een verbetering in zeilprestaties met zich mee en de regels van 1742 werden meer en meer verlaten. 1.5.8
Driedekkers en andere wijzigingen na 1750
Ook na 1750, ondanks de achteruitgang in het succes van de VOC, werden een aantal belangrijke innovaties in de scheepsbouw doorgevoerd op de werven van de Compagnie. Ondanks het feit dat deze minder belangrijk zijn voor mijn betoog zal ik ze kort even overlopen. De belangrijkste wijzigingen waren de introductie van driedekkers en pakketboten. Driedekkers werden gelanceerd door de kamer Zeeland. Driedekkers werden reeds sinds 1759 door andere op Azië gerichte handelscompagnieën gebouwd, maar werden pas in het scheepspark van de VOC geïntroduceerd in 1764 door meesterscheepstimmerman Willem Udemans en zijn zoon en opvolger met dezelfde naam. Normaal gezien hadden retourschepen twee doorlopende dekken. Op het opperdek bevond zich ter hoogte van het voorsteven het voorkasteel en ter hoogte van het achtersteven het halfdek. Deze waren verbonden met passages. De open ruimte tussen de voormast en hoofdmast werd kuil genoemd, waar onder andere de sloep geplaatst was. Bij driedekkers werd een volwaardig derde dek gebouwd boven wat vroeger het opperdek was, zodat de kuil verdween. Hierdoor kregen driedekkers ook wel eens de benaming gladdek schepen. Het grote voordeel van deze bouwstijl was dat ze bij zwaar weer niet volliepen met water ter hoogte van het middenschip. Deze nieuwe bouwstijl vereiste dus geen aanpassingen van de afmetingen, maar kon wel meer manschappen vervoeren. De andere kamers zagen weinig heil in het Zeeuwse plan. Volgens de tegenstanders zou het nieuwe scheepstype te druk bemand zijn. Daarbij zou de afstand tussen bemanning en officieren - twee groepen die voordien gescheiden gehouden werden op 56
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 47. 57 Ibid. 58 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 47.
20
voordek en halfdek – wegvallen, waardoor de discipline aan boord sterk zou verminderen.59 Uiteindelijk kreeg Udemans de toestemming het op stapel staande schip Pallas af te werken als driedekker. In 1767, na de voorspoedige terugkeer van voornoemde schip, mocht hij meerdere driedekkers bouwen. Tot eind 1772, wanneer de Heren XVII het bouwen van dit type schip tijdelijk ophieven vanwege een nieuwe discussie, hield de kamer Zeeland permanent negen driedekkers in de vaart. De komende jaren woedde de discussie rond het nieuwe type in alle hevigheid. De Udemansen verdedigden hun geesteskind echter verbeten. In 1780 schreven de Heren XVII voor dat elke kamer maar zelf moest beslissen welk scheepstype ze zouden bouwen. In 1793 werd uiteindelijk beslist dat enkel nog driedekkers zouden gebouwd werden.60 De pakketboot werd geïntroduceerd in 1788, door inmenging van de Staten-Generaal.61 De aanwezigheid van Nederlandse marineschepen in Azië in 1784 had de autoriteiten in Nederland attent gemaakt op de gebrekkige communicatie tussen Azië en het moederland. Politieke strubbelingen met Spanje over de handel met de Filippijnen maakten deze zaak dringender, zodat de Staten-Generaal in 1786 een oproep deed aan de VOC een pakketbotendienst in te stellen tussen Nederland, Kaap de Goede Hoop, en Azië. De Compagnie kon dit verzoek niet zomaar naast zich neerleggen. Ze hoopten de kost terug te winnen door portkosten aan te rekenen voor het transport van brieven en pakjes en voor de terugweg ladingen tin, koffie, peper of kruidnagel in te slaan. In 1788 werden tien pakketboten gebouwd.62 Vier keer per jaar zeilde een pakketboot vanuit Nederland in drie maanden naar Kaap de Goede Hoop en van daaruit in twee maanden naar Batavia. De verbinding Kaap de Goede Hoop – Ceylon werd tweemaal per jaar gedaan. De naam pakketboot omschrijft meteen haar functie. Het was een snel schip, een cutter met één mast en voor- en achtertuigage. Het was 80 voet in lengte, kon 6 last vervoeren en had een bemanning van 24 koppen. Een beloning van 20 gulden werd uitgereikt voor elke dag dat de pakketboot binnen de uitgestippelde tijd bleef. In werkelijkheid werd dit echter zelden gerealiseerd. Ondanks tegenvallende inkomsten bleven pakketboten min of meer regelmatig de heen- en weerreis maken tot 1794. Hierna vielen de meeste in Engelse of Franse handen.63 In de laatste jaren van het bestaan van de Compagnie verscheen nog een ander type schip. Door de gevolgen van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780-1784), en uit besparingsmaatregelen, introduceerde men de pink, een driemaster die betrekkelijk goedkoper te bouwen was. De kamer Zeeland bouwde het eerste van dit nieuwe type in 1786. In 1791 volgde de rest van de kamers. Weerom was het een Udemans die wees op de voordelen van het type.64 Het was een schip van 142 x 36 x 17 voet, ongeveer de grootte van een groot handelsschip. Het had drie masten met vierkante zeilen, had geen bak en werd gekenmerkt door een redelijk rechte boeg. De romp was slank en werd smaller naar de achtersteven toe. Er was geen speciale accommodatie voor passagiers zoals op de andere retourschepen. Hoewel een pinkschip slechts half zo veel koste om te bouwen kwam het te laat om nog redding te brengen voor de verlieslatende Compagnie.
59
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 48. 60 Ibid. 61 Ibid. 62 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 50. 63 Ibid. 64 Ibid.
21
Een laatste innovatie die de ronde deed op alle Westerse scheepswerven in het laatste kwart van de 18de eeuw was het beplaten van het gedeelte van de romp dat onder water zat met koper. Dit om het hout tegen verrotting en aantasting door scheepsworm – een serieus probleem in tropische gebieden – te voorkomen. De innovatie was echter zeer duur en werd door de verlieslatende Compagnie maar een paar jaar voor het einde echt doorgevoerd.65 1.6 Productiviteit van de scheepswerven van de VOC Buiten de eerste vier decennia hebben we betrouwbare cijfers over de schepen die de VOC gedurende haar bestaan in eigen beheer bouwde. De onderstaande tabel geeft de gebouwde schepen weer. Ze zijn verdeeld in vier categorieën van tonnage, zijnde groter dan 1.000 ton (I), 800 tot 1.000 ton (II), 500 tot 800 ton (III), en kleiner dan 500 ton (IV). Tabel 1: Aantal schepen gebouwd in werven van de VOC66
1600-09 1610-19 1620-29 1630-39 1640-49 1650-59 1660-69 1670.79 1680.89 1690-99 1600-99
I
II
Ill
IV
tot.
1 2 11 5 8 11 7 8
2 5 3 1 3 4 7 4 1 12
11 16 17 12 12 11 32 23 32 33
18 22 58 40 44 54 60 37 42 37
31 43 79 55 70 74 107 75 82 90
53 =8%
42 =6%
199 412 =28% =58%
706
I
II
III
IV
tot.
1700-09 1710-19 1720-29 1730-39 1740-49 1750-59 1760-69 1770-79 1780-89 1790-94
6 10 8 24 26 37 30 37 40 21
22 27 34 36 48 33 27 28 17 11
40 42 31 41 15 4
23 9 12 8 5 3 3 1 10 4
91 88 85 89 94 77 60 67 68 36
1700-94
219 =29%
283 =38%
175 =23%
1 1
78 755 =10%
Opvallend is de toename in de bouw van grote schepen na 1730. Hierbij moeten we rekening houden met het feit dat de kamer Delft niet de capaciteit had deze schepen te bouwen en dat kamers Hoorn en Enkhuizen dit slechts sporadisch deden. De grote schepen werden dus bijna uitsluitend op de werven van de kamers Amsterdam, Zeeland en Rotterdam gebouwd, zoals onderstaande tabel aangeeft. Tabel 2: Aantal schepen per categorie gebouwd door de zes kamers67 Eerste categorie (> 1.000 ton)
1600-49 8 1650-49 24 1700-49 35 1750-94 108 1600-1794
A
Z
31 10 18 47
3 1 5
175
R
D
H
1
1
2
3
E
2
78
10
5
4
65
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 52. 66 Ibid. 67 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 43.
22
Tweede categorie (800-1.000 ton)
1600-49 6 1650-49 16 1700-49 78 1750-94 11 1600-1794
A
Z
R
D
H
41 4 43 11
3 2 12 22
4 13 28
1 13 26
1 8 18
62
37
48
40
27
E
111
E
Derde categorie (500-800 ton)
1600-49 41 1650-49 61 1700-49 69 1750-94 5 1600-1794
A
Z
R
D
H
11 33 26 2
3 8 16
4 10 17
5 9 16
4 10 25
72
27
31
30
39
E
176
Vierde categorie (< 500 ton)
1600-49 100 1650-49 117 1700-49 37 1750-94 12 1600-1794
A
Z
R
D
H
40 42 8 4
8 23 2
7 20 4 1
10 13 3 1
17 15 5 1
94
33
32
27
266
A = Amsterdam R = Rotterdam H = Hoorn Z = Zeeland D = Delft
38
E = Enkhuizen
Over het gehele bestaan van de Verenigde Oostindische Compagnie heeft de kamer Amsterdam zeker 728 schepen gebouwd, of 49,8 procent van het totaal. De kamer Zeeland bouwde er 306 (20,9 %)68, de Rotterdamse kamer 107 (7,3 %), de kamer Delft 111 (7,6 %), kamer Hoorn 102 (7,0 %) en de kamer Enkhuizen 108 (7,4 %). Samen bouwden de 6 kamers dus zeker 1.461 schepen. Van nog eens 120 schepen bestaat het vermoeden dat ze door de VOC in eigen beheer werden gebouwd. 87 schepen werden aangekocht, en 95 gehuurd.69 Uit tabellen 1 en 2 kunnen we opmaken dat de kamer Zeeland in de periode 1700-1749 95 schepen gebouwd heeft, wat ongeveer een derde van het totaal is. De eerste helft van de 18de eeuw was dus de meest productieve periode uit het hele bestaan van de kamer Zeeland. Ook voor de andere kamers gaat dit op. Van die 95 schepen waren er 18 (18, 9 %) van de eerste categorie, 43 (45,3 %) van de tweede categorie, 26 (27,4 %) van de derde en 8 (8,4 %) van de laatste. Ongeveer 64 % van de door de kamer Zeeland gebouwde schepen in de eerste helft van de 18de eeuw waren groter dan 800 ton. Voor de andere kamers was het aandeel grote schepen in het totaal zoals gezegd veel kleiner. De kamer Amsterdam bouwde in dezelfde 68
Andere bronnen halen 336 schepen aan, zie bijvoorbeeld http://www.vocsite.nl/geschiedenis/organisatie.html. Uit voorzichtigheid wordt hier het cijfer 306 weerhouden. 69 Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. p. 54.
23
periode 219 schepen, waarvan slechts 51,6 % van de eerste en de tweede categorie waren. De overige kamers bouwden 133 schepen, waarvan 35,3 procent van de eerste en de tweede categorie. Tabel 3: Aantal schepen uitgevaren voor de kamer Zeeland per jaar70 jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
jaar #
1602 1603 1604 1605 1606 1607 1608 1609 1610 1611 1612 1613 1614 1615 1616
1617 1618 1619 1620 1621 1622 1623 1625 1626 1627 1628 1629 1630 1631 1632 1633
1634 1636 1637 1638 1639 1640 1641 1642 1643 1644 1645 1646 1647 1648 1649 1650
1651 1652 1653 1654 1655 1656 1657 1658 1659 1660 1661 1662 1663 1664 1665 1666
1667 1668 1669 1670 1671 1672 1673 1674 1675 1676 1677 1678 1679 1680 1681 1682
1683 1684 1685 1686 1687 1688 1689 1690 1691 1692 1693 1694 1695 1696 1697 1698
1699 1700 1701 1702 1703 1704 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 1712 1713 1714 1715
1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723 1724 1725 1726 1727 1728 1729 1730 1731
1732 1733 1734 1735 1736 1737 1738 1739 1740 1741 1742 1743 1744 1745 1746 1747
1748 1749 1750 1751 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763
1764 1765 1766 1767 1768 1769 1770 1771 1772 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779
1780 1781 1782 1783 1784 1785 1786 1787 1788 1789 1790 1791 1792 1793 1794 1795
3 2 2 2 5 4 1 1 4 2 2 2 4 2 3
4 4 4 2 6 3 2 4 5 6 2 5 4 3 8 5
4 6 4 7 5 10 7 5 6 8 8 6 4 8 7 8
4 7 8 10 12 7 7 8 7 4 7 9 6 5 6 8
8 12 12 8 13 5 5 7 13 8 10 5 7 10 7 6
10 8 6 9 9 7 7 4 5 9 7 8 8 7 12 9
9 17 13 13 14 11 10 4 12 7 11 11 10 8 14 11 13
14 13 17 11 13 20 16 23 14 16 17 15 17 14 19 14
18 13 21 15 19 18 20 21 16 9 13 14 7 11 12 11
10 16 13 12 15 12 13 10 9 15 14 13 11 12 11 12
15 14 11 11 15 9 11 9 14 11 11 12 12 12 8 10
Uit tabel 3 blijkt dat voor de periode 1700-1749 696 schepen voor de kamer Zeeland zijn uitgevaren. De tabel illustreert nogmaals dat de VOC qua bedrijvigheid haar hoogtepunt kende in de eerste helft van de 18de eeuw. Van de 696 uitgevaren schepen werden er 95 gebouwd. Voor elke zeven uitgevaren schepen zat er dus gemiddeld één nieuw gebouwd schip tussen.
70
http://www.vocsite.nl/geschiedenis/kamer_van_zeeland.html.
24
7 3 3 10 20 11 16 19 16 12 15 13 12 6 13 5
Hoofdstuk 2: De organisatie van de kamer Zeeland 2.1 Inleiding Zoals we zagen in hoofdstuk 1 was de bouw en uitrusting van de schepen bij de VOC een zaak van de zes afzonderlijke kamers. Om een duidelijk beeld te krijgen van de structuur waarin de scheepswerf te Middelburg was ingebed en hoe ze was georganiseerd geven we in dit hoofdstuk een overzicht van de algemene structuur en werking van de kamer Zeeland. Het epicentrum van de kamer Zeeland lag in Middelburg, hoofdstad van de provincie Zeeland, gelegen op het schiereiland Walcheren. Middelburg was tot het einde van de 16e eeuw de grootste handelsstad van de Noordelijke Nederlanden en tot in het derde kwart van de 17e eeuw de op vier na grootste stad van het land. Tot eind 17e eeuw was Middelburg de op een na grootste havenstad van de Republiek.71 Rond 1700 had Middelburg ongeveer 30.000 inwoners en was daarmee de vijfde grootste stad van de Republiek.72 Middelburgse handelaars waren sterk vertegenwoordigd bij de voorcompagnieën en hadden bij de oprichting van de VOC direct een groot machtsaandeel. Ook inwoners uit Veere en Vlissingen hadden belangen gehad in de voorcompagnieën, en probeerden ook bij de oprichting van de Compagnie hun invloed te laten gelden. Daarom kreeg de kamer de naam Zeeland en niet Middelburg mee, en werden een aantal bewindhebbers en andere personeelsleden van de kamer uit deze twee steden gerekruteerd. 2.2 Bedrijfsstructuur van de kamer Zeeland 2.2.1 Het Bestuur In het bestuur en beheer van de Compagnie en de verschillende kamers stonden de bewindhebbers centraal. Zij bepaalden het beleid en overzagen de uitvoering ervan. De bewindhebbercolleges van elke kamer bespraken onderling de agendapunten voor de vergaderingen van de Heren XVII en de afgevaardigden kregen opdrachten en stemadviezen mee. De kamer Zeeland had zoals gezegd oorspronkelijk 14 bewindhebbers die echter al gauw terugvloeiden naar 12. De oorspronkelijke 14 bewindhebbers bestonden uit de 13 participanten van de Verenigde Zeeuwse Compagnie - één van de voorcompagnieën - en Balthasar De Moucheron, één van de leidende figuren bij het ontstaan van de voorcompagnieën. Er werd vastgelegd dat negen bewindhebbers uit Middelburg afkomstig moesten zijn, twee uit Vlissingen, en één uit Veere.73
Afbeelding: Detail van de kaart van Walcheren “Le comté de Zeelande", vervaardigd door S. Sanson, 1696. Zeeuws maritiem muZEEum, Vlissingen. 71
http://nl.wikipedia.org/wiki/Middelburg_%28Zeeland%29 ibid. 73 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 56. 72
25
De termijn van de bewindhebbers is regelmatig onderwerp van ruzie geweest. Bij de oprichting van de VOC in 1602 was het bewindhebberschap niet verbonden aan een bepaalde periode en dus in principe levenslang. Bij het vrijkomen van een plaats kozen de Staten van Zeeland een nieuwe bewindhebber uit een lijstje van drie participanten, voorgedragen door de zittende bewindhebbers.74 Bij de eerste octrooiverlenging van 1622 werd onder druk van de participanten een beperkte zittingsduur ingevoerd. Er werd een schema opgesteld om te vermijden dat het hele college van bewindhebbers na elke termijn volledig zou wegvallen. In Zeeland zouden om de drie jaar twee bewindhebbers aftreden, zodat de maximale termijn van een bewindhebber 18 jaar duurde. Vanaf 1666 werd deze regel echter niet meer toegepast, en konden de bewindhebbers weer levenslang aanblijven.75 Ook de aanstellingsprocedure werd in 1622 gewijzigd. Bij het vrijkomen van een plaats in het bewindhebbercollege kozen de participanten uit hun midden een aantal hoofdparticipanten, die samen met de zittende bewindhebbers een kiescollege vormden. Dit kiescollege verkoos de drie kandidaten voor de vacature waaruit opnieuw de Staten van Zeeland de gelukkige kozen.76 In tegenstelling tot de andere kamers was bij de kamer Zeeland voorgeschreven dat het kiescollege uit twee keer zoveel hoofdparticipanten als bewindhebbers moest bestaan. De betrokkenheid van de Zeeuwse participanten bij de Compagnie was duidelijk groter dan bij de andere kamers. Zo werden de heren van het kiescollege regelmatig uitgenodigd om samen een uitgebreide maaltijd gebruikten. De verkiezing van een nieuwe bewindhebber lijkt dan ook een belangrijke sociale gebeurtenis te zijn geweest in Middelburg.77 Om in aanmerking te komen om tot bewindhebber van de kamer verkozen te worden diende men in het bezit te zijn van een minimum van 6.000 gulden aan aandelen in de Compagnie, hetzelfde bedrag dat hoofdparticipanten dienden te hebben ingebracht.78 De participanten die verkozen werden voor het kiescollege hadden echter lang niet allemaal zoveel aandelen, zodat in 1666 werd besloten dat in het kiescollege enkel hoofdparticipanten mochten zetelen die minimaal zes maand in het bezit waren van 6.000 gulden aan aandelen Alhoewel het benoemingsrecht officieel bij de Staten van Zeeland lag waren het in werkelijkheid dikwijls de afzonderlijke Walcherse steden zelf die de benoemingen deden. Ook hiertegen kwam regelmatig protest – vooral van rivaliserende steden – waardoor voor de periode 1680-1702 het benoemingsrecht werd voorbehouden voor stadhouder Willem III. Na diens overlijden waren het echter weer de facto de steden die de benoemingen deden.79 Oorspronkelijk hadden de bewindhebbers van de kamer Zeeland de verschillende taken – het bouwen en uitrusten van de schepen, het aannemen van volk, het inslaan van levensmiddelen en handelsgoederen, het veilen van de binnengekomen Aziatische goederen… - verdeeld over een aantal commissies. Daarnaast was een “klein college” aangesteld voor het dagelijkse bestuur.80 Naarmate het bedrijf echter groeide en de vaart op Azië steeds omvangrijker werd ontstond de behoefte aan permanente structuren om de werking van de kamer vlot te laten verlopen. Dit zou resulteren in het ontstaan van verschillende departementen binnen de kamer. Vanaf het midden van de 17de eeuw bestond de kamer Zeeland uit drie departementen, zijnde thesaurie, koopmanschappen, en equipage. Het eerste departement hield zich bezig met alle geldzaken. Het tweede departement was verantwoordelijk voor alle in- en verkoop van 74
Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 60. Ibid. 76 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 61. 77 Ibid. 78 Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 53 79 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 62. 80 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 54. 75
26
goederen, waaronder onder andere ook de inkoop van edelmetaal voor Azië. Het derde departement zorgde voor de bouw, onderhoud en uitrusting van de schepen en het aanmonsteren van de bemanning. Anciënniteit scheen te bepalen wie in welk departement zetelde. De langst zetelende bewindhebbers kwam normaal gezien een plaats in het departement van de koopmanschappen toe, en daarbij hadden ze recht op de meeste emolumenten. Zo kregen de vier in 1788 het slachtafval van 350 ossen die aan de kamer waren geleverd81. De vergoeding voor de bewindhebbers bedroeg bij de oprichting van de VOC een provisie van 1% over de uittreedkosten en de retouren. Verder stonden ze ook zelf in voor de administratie. Dit kon vaak leiden tot misbruik, gezien de bewindhebbers buiten hun functie dikwijls nog hun eigen handel hadden, en vaak leverancier waren voor de Compagnie. In 1622 werd de vergoeding verlaagd tot 1% provisie van de uittredingskosten, het netto provenu van de verkopen, en van de opbrengst van buitgemaakte goederen. Vanaf dan moesten alle transacties van de bewindhebbers ook goedgekeurd worden door de Staten Generaal. Bij de octrooiverlenging in 1647 werd de provisie volledig afgeschaft en vervangen door vaste tractementen. De bewindhebbers van de kamer Zeeland kregen 2600 gulden per jaar. De administratie kwam vanaf nu ook niet meer ten laste van de bewindhebbers. In de 18de eeuw werden de tractementen voor de bewindhebbers van de kamer Zeeland verhoogd naar 3000 gulden per jaar. Naast deze vaste tractementen kregen de bewindhebbers ook onkostenvergoedingen voor allerlei activiteiten. Er was een reisvergoeding voor het bijwonen van de verschillende vergaderingen in Amsterdam en Den Haag, “reys en teerkosten” genaamd. Een reis met het Compagniejacht naar Holland leverde een bewindhebber bijvoorbeeld een vergoeding van 6 tot 8 gulden op, afhankelijk van het aantal reizigers aan boord. Belangrijker waren de emolumenten. Voor een bedrijf met de omvang van de VOC moeten de mogelijkheden hiertoe zowat onbeperkt geweest zijn. Hoeveel geld deze emolumenten de bewindhebbers opleverde valt moeilijk te zeggen. De reeds vermelde verdeling van het slachtafval van 350 ossen uit 1788 bijvoorbeeld moet ongeveer 1000 gulden per persoon hebben opgeleverd. In de 18de eeuw konden de bewindhebbers van het departement van de koopmanschappen jaarlijks tussen de 2700 en 5400 gulden verdelen82. Tenslotte was er – zeker voor wat de 17de eeuw betreft – in grote mate sprake van ambtverkoop. Hoeveel dit opbracht is echter moeilijk te schatten. Ondanks schaarse gegevens over de inkomsten van de bewindhebbers kunnen we gerust stellen dat een bewindhebber van de kamer Zeeland gemiddeld een paar tienduizenden guldens per jaar verdiende 2.2.2 De Administratie Oorspronkelijk viel de administratie onder de directe verantwoordelijkheid van de bewindhebbers. De bewindhebbers hielden zelf een kas bij en werden verondersteld uit eigen zak boekhouders en kassiers te betalen. Dit bleek echter niet houdbaar zodat al snel een ambtenarenapparaat ontstond dat betaald werd door de kamer.83 De administratieve staf was verdeeld in een aantal afdelingen of “comptoiren”, die onder de verschillende departementen vielen.84 De boekhouders en klerken waren verantwoordelijk voor de immense papierberg die het bedrijf produceerde: de correspondentie met andere 81
Van Der Doe (E.), Wiggers (A): “De Kamer Zeeland van de VOC als werkgeefster”, in: Zeeuws Tijdschrift 37, nr. 3. Middelburg, 1987. p. 107-113. 82 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 63. 83 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 88. 84 Zie 2.2.3.
27
kamers, met het Haagse Besogne en met Azië, rekeningen, grootboeken, transportbrieven, monsterrollen, memoranda’s,… Boekhouders registreerden het verkeer van geld en goederen van en naar Azië, soldij voor matrozen en soldaten op de schepen, equipagekosten, en het loon van personeel in de administratie en op de werf. Jaarlijks kwamen zoals gezegd de boekhouders van de zes kamers in Amsterdam samen om voor een commissie van de Heren XVII hun boekhouding te verantwoorden.
28
2.2.3 De departementen en de daaronder ressorterende afdelingen De verschillende activiteiten van de kamer brachten een opdeling in verschillende afdelingen met zich mee, al dan niet gekoppeld aan een bepaalde werkplaats op de bedrijfsterreinen. Tabel 4: Overzicht van de indeling van de kamer Zeeland Departement thesaurie
Departement koopmanschappen
Departement equipage
opperboekhouderscomptoir cassierscomptoir soldijcomptoir liquidatiecomptoir
koopmanschappencomptoir buiten-comptoir: - buitenpakhuizen - slachthuis - lijnwaadzolder - drogerijzolder - theezolder - porseleinzolder - botergang en kelder - specerijpakhuizen - kistenpakhuis - rijstpakhuis - kaaszolder - suikerbakkerij - pakhuis der natte waren - kledingzolder - turfzolder - drogerij - loodhok
equipagecomptoir equipagewerf: - magazijn - ijzermagazijn - pakhuis te water - bedrijfsvaartuigen - scheepstimmerwerf - draaibaan - spinbaan - blokmakerij - zeilmakerij - kuiperswinkel en wijnkelder - werf hospitaal wapenkamer militair depot
Het departement thesaurie stelde voornamelijk ambtenaren en klerken te werk. De opperboekhouder hield het grootboek en het journaal van de kamer bij en administreerde de overdracht van aandelen en de dividenduitkeringen. Op het liquidatiekantoor werden de boeken bijgehouden waarin de transacties met de kooplieden werden verantwoord. Het soldijkantoor was belast met de omvangrijke personeelsadministratie, vooral voor wat het personeel op de schepen betrof. Het cassierscomptoir hield de kassaboeken bij waarin maandelijkse uitgaven en inkomsten in werden genoteerd, en fungeerde als algemene secretarie. De taken van het departement koopmanschappen lagen vooral in het bijhouden welke goederen werden ingekocht, wat daarvan naar Azië werd gezonden, welke retourgoederen uit Indië werden ontvangen en welke verkoopprijzen op de veilingen werden behaald. De bewindhebbers van deze commissie hadden daarnaast nog een speciale taak: ze moesten de predikanten interviewen die voor uitzending naar Azië in aanmerking wilden komen. De grote verscheidenheid aan goederen die van en naar Azië werden verzonden bracht een grote verscheidenheid aan pakhuizen en opslagplaatsen met zich mee die centraal gecontroleerd
29
werden vanuit het zogenaamde buiten-comptoir. Het personeel dat in dit departement terwerkgesteld werd bestond naast boekhouders vooral uit verschillende soorten magazijnwerkers. Een belangrijke plaats werd ingenomen door de garbuleurs, dit waren arbeiders belast met het sorteren van de specerijen. Daarnaast moesten ze dikwijls toezicht houden op het laden en lossen, dat uitgevoerd werd door grote groepen sjouwers. De bedoeling was zo smokkel tegen te gaan. Dat dit niet altijd lukte wordt geïllustreerd door de opstand van de garbuleurs in 1744 omdat ze niet meer betrokken waren bij het lossen van de schepen, er had namelijk op grote schaal smokkelhandel plaatsgevonden.85 De indeling van het departement equipage toont al meteen aan hoe complex de organisatie van de scheepsbouw in de 18de eeuw wel was. Naast het obligate equipagecomptoir bestond de werf uit een groot aantal afdelingen die samen alle taken rond de bouw en de uitrusting van de schepen vervulden. Er waren drie magazijnen voor bouwmaterialen en scheepsuitrusting, een draaibaan en spinbaan waar het nodige touwwerk vervaardigd werd. Een zeilmakerij waar de zeilen genaaid werden en een kuiperswinkel waar vaatwerk gevuld en opgeslagen werd. Daarnaast beheerde het departement equipage een hospitaal, wapenkamer en militair depot en was het verantwoordelijk voor de verschillende bedrijfsvaartuigen, waaronder de jachten waarmee de bewindhebbers op zakenreis gingen. In hoofdstuk drie wordt verder ingegaan op de werking, organisatie en het personeel van al deze afzonderlijke afdelingen van het departement equipage. Op het personeel van de andere twee departementen wordt verder slechts sporadisch nog ingegaan. 2.3 Bedrijfsgebouwen van de kamer Zeeland Direct na de oprichting van de Compagnie in 1602 ontstond in Zeeland grote behoefte aan kantoor- en vergaderruimte. Er moesten ook pakhuizen komen om de grote in- en uitstroom aan goederen de baas te kunnen. Het lag voor de hand dat gedacht moest worden aan een centraal gebouw, van waaruit de hele werking van de kamer Zeeland kon gecoördineerd worden. Dit werd het Oostindisch huis. Andere belangrijke gebouwen waren het huis van de opperequipagemeester, de lijnbaan en later de spinbaan, en – uiteraard – de scheepswerf. Van het Oostindisch huis, de werf en de lijnbaan is vandaag bijna niets meer overgebleven. Enkele pakhuizen en het huis van de opperequipagemeester zijn naast het rekrutendepot van de VOC de enige sporen die ons in Middelburg nog resten van het glorierijke verleden van de kamer Zeeland.86 Afbeelding uit: Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 85 86
Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 90. http://www.vocsite.nl/geschiedenis/kamer_van_zeeland.html
30
2.3.1 Het Oostindisch huis: Het Oostindisch was het bestuurlijk en administratief centrum van de kamer. Er was een vergaderzaal voor de bewindhebbers, rijkelijk gedecoreerd met portretten, kaarten, schilderijen,… Men trof er ook een veilingkamer aan, en verschillende kantoren voor boekhouders en klerken. Zowel het liquidatiekantoor, soldijkantoor en cassierscomptoir waren in het Oostindisch huis gevestigd.87 Tot 1628 huurde de kamer Zeeland kantoorruimte bij derden. Dat jaar werd het huis Biggekercke aangekocht, gelegen aan de Rotterdamse kaai in Middelburg.88 Het huis moest echter eerst verbouwd worden voor de kamer de huurpanden kon opgeven. Naast de hal kwam de “verteckcamer”, een betaalkantoor.89 In 1630 werd een vleugel bijgebouwd, waarvan zich op de eerste verdieping de grote kamer voor de bewindhebbers bevond. De rest van het complex was bestemd voor opslag. Het werd nogmaals uitgebreid na aankopen in 1670 en 1720, maar het ging hier vooral om pakhuisruimte. In 1693 werd een aanpalend pand, de Hulck, aangekocht om het ondertussen serieus uitgebreide kantoorpersoneel meer ruimte te geven. Gezien de bouwvallige staat van dit pand moest echter eerst gerenoveerd worden. De kosten hiervoor zouden – vanwege het systeem van verevening – omgeslagen worden over alle kamers. Dit hield in dat toestemming van de Heren XVII voor de verbouwing nodig was. Die stuurden pas in 1705 een commissie om de zaak te bekijken, maar het zou nog tot de voorjaarsvergadering van 1709 duren vooraleer toestemming gegeven werd.90 De werkzaamheden begonnen in 1710. Over de volledige breedte van de panden aan de Rotterdamse Kaai kwam een nieuwe classicistische voorgevel. Daarachter werd nieuwe kantoorruimte gerealiseerd. De indeling van de verschillende vertrekken leidde tot discussies. De heren van het departement equipage vonden de vergaderzaal en kantoor dat ze toegewezen kregen te klein wegens “de geduerigen aengroy van haare boeken”91. Ook het departement van thesaurie had een eigen vergaderkamer en een kantoor voor de kassier toegewezen gekregen, maar misten nog “speciekamers” (kluisruimte). Uiteindelijk besloot men het volledige voormalige huis de Hulck aan deze twee departementen toe te wijzen.92
Afbeelding: Begane grond van het Oostindisch huis. Jan de Munck, 1728. 87
Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 88 http://www.vocsite.nl/geschiedenis/kamer_van_zeeland.html 89 Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 90 Ibid. 91 Ibid. 92 Francken (A.F.), Scheepswerven in Zeeland, een Onderzoek naar de Geschiedenis en de Relicten van Zeeuwse Scheepswerven. Goes: De Koperen Tuin, 1996.
31
Naast het Oostindisch huis bevond zich het pand de Globe. Regent Samuel Schorer heeft het pand een tijd bewoond. Vanaf 1720 deed het pand echter dienst als logement voor bezoekers van de Amsterdamse kamer.93 2.3.2 De Pakhuizen: Pakhuizen namen het grootste deel in van de ruimte van het complex aan de Rotterdamse kaai. In 1671 en 1722 werd de opslagruimte uitgebreid met twee pakhuizen, waarvan de voorgevels gelegen waren aan de Breestraat.94 De achtergevels kwamen uit op de derde binnenplaats van het Oostindisch huis. Ook elders in de stad bevonden zich pakhuizen van de kamer. Hieronder een groot gebouw aan de Verwerijstraat en het pakhuis de Eenhoorn aan de toenmalige Korendijk. Het lossen van de retourschepen en het opslaan van de goederen was streng gereglementeerd. Zo moesten broeigevoelige producten zoals noten en nagelen strikt gescheiden worden opgeslagen om besmetting te voorkomen. Niet alles werd echter naar de pakhuizen in de stad versleept. Zo bleef tin op het werfterrein, en golden speciale voorschriften voor zeer kostbare goederen zoals diamanten en juwelen. Deze moesten verzegeld op de volgende vergadering van de Heren XVII worden gepresenteerd, waar ze werden gewogen en geteld alvorens verkocht te worden.95 2.3.3 De Werf: In 1603 had het stadsbestuur van Middelburg het binnenwater achter de Korendijk getijdenvrij laten maken met een sluis, om zo ruimte te maken voor een dok.96 De aangrenzende terreinen werden beschikbaar gesteld voor het oprichten van scheepswerven, waaronder die van de VOC. Op de gevel van een voormalige smederij is het embleem van de VOC te zien, samen met de datum 1616. Dwars op dit pand werd een huis voor de opperequipagemeester gebouwd, eveneens met logo en van datum 1616. Verscheidene bedrijfspanden verrezen langs de scheepshellingen. In 1619 werd een gereedschapsbergplaats gebouwd, wat later een magazijn. Verder was er een werkplaats voor Afbeelding boven: Het Oostindisch huis en de pakhuizen voor 1711. Prent uit: Mattheus Smallegange, Cronyk van Zeeland, Middelburg en Amsterdam, 1696. Afbeelding onder: De werf van de VOC te Middelburg in 1778. Aquarel door J. Arends. 93
Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 69. Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 95 Ibid. 96 http://www.vocsite.nl/geschiedenis/kamer_van_zeeland.html 94
32
de productie van harpuis en een slachthuis.97 Naast de opperequipagemeester, de hoogste positie op de werf, kregen ook de onderequipagemeester en meestertimmerman sinds 1676 een dienstwoning. In 1718 kochten de heren van equipage de werf aan de Zuiddam- of Slijkpoort, gelegen ten zuidoosten van de bestaande scheepswerf met de bedoeling er werkhuizen te bouwen. Na slechts twee jaar mocht deze nieuwe werf nog verder uitgebreid worden. In 1738 verkreeg de VOC toestemming van de Admiraliteit van Zeeland om haar arsenaal ten westen van de werf te gebruiken voor de opslag van vaatwerk.98 2.4 Het bouwen en uitrusten van de schepen De bouw van een schip begon met het op stapelblokken zetten van de dikke en zware kielbalk. Van deze praktijk stamt ons spreekwoord ‘op stapel zetten’. Enkele maanden voor het op stapel zetten had het te bouwen schip reeds een naam gekregen. De namen werden gekozen door de Heeren XVII, en verwezen meestal naar de kamer waar het schip werd gebouwd. Zo kregen de schepen dikwijls de naam van een stad in de buurt van de kamer waar het werd gebouwd.99 Voordat men met de eigenlijke bouw van het schip kon beginnen diende het hout te worden ontloogd in zoet water. Dit kon tot zes maanden duren. Vervolgens moest het drie maanden worden gedroogd. Een goede planning met betrekking tot de aankoop van hout was dus noodzakelijk. Eens droog kon het hout worden verzaagd tot de benodigde afmetingen en vormen. De volgende stap was het rechten van de stevens. Als dit gebeurd werd sloeg men het traditionele vat stevensbier aan. Hierop werden gecommitteerden van de naburige kamer, in het geval van de kamer Zeeland de kamer Rotterdam, uitgenodigd om het bestek te controleren. De externe controle moest voorkomen dat de kamers grotere schepen zouden bouwen dan in de charters was vastgelegd. Grotere schepen betekenen meer laadruimte, waardoor de betreffende kamer extra goederen kon meebrengen uit Azië en dus clandestiene winst maken.100 Na de goedkeuring van het schip werden de scheepshuid, het spant en de dekconstructies afgetimmerd. Hierop liep het schip van stapel, de rest werd afgewerkt terwijl het schip al in het water lag. De tuigage, die bestond uit zeilen, katrollen (blokken), en kilometers touw werd vervaardigd op het bedrijfsterrein van de kamer, respectievelijk in de zeilmakerij, blokmakerij en spin- en draaibaan. Eenmaal klaar werd het schip door het Havenkanaal tot aan de rede bij Fort Rammekens gesleept met behulp van paarden en sloepen. Op de rede werd het schip uitgerust voor de reis. Hierop moesten de schepen wachten op gunstige wind vanuit het oosten om te kunnen uitvaren.101 Bij terugkeer dienden de schepen langs een aantal zandbanken te passeren, waardoor de Compagnie loodsen aanstelde om de schepen naar de rede te begeleiden. Deze loodsen werden rondgevoerd op hoekers uit het scheepspark van de kamer.
97
Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 98 Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 99 Paesie (R.), Het VOC-fluitschip Stavenisse en de ontdekking van Terra Natal. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 2002. 100 Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 79. 101 http://www.vocsite.nl/geschiedenis/kamer_van_zeeland.html
33
Hoofdstuk 3: Het personeel van het departement equipage 3.1 Inleiding Het is geen eenvoudige opdracht een gedetailleerd overzicht samen te stellen van het voltallige personeel van het departement. Hoewel de VOC dikwijls wordt aangehaald als het eerste moderne bedrijf was het op gebied van administratie een kind van zijn tijd. Uitgebreide personeelslijsten werden slechts sporadisch aangelegd. In andere bronnen gaat de aandacht voornamelijk uit naar hooggeplaatst personeel. Over de lagere functies is minder informatie beschikbaar. Eén van de belangrijkste bronnen voor de studie van het personeel van het departement equipage zijn de notulen van de vergaderingen van de vier heren van equipage.102 Een andere bron is een overzicht van de aan wal tewerkgestelde dienaren van de kamer, de ‘Rolle van werkluijden en sjouwers op de Oostind. Compagnies Werf’, uit 1749.103 Hierop zijn de namen en lonen van 334 werknemers onder de bevoegdheid van de equipagemeester (zie verder) weergegeven. Een niet gedateerde lijst van de daggelden uitbetaald aan de werknemers op de scheepstimmerwerf geeft een beeld over de verloning van 329 arbeiders.104 Ook de Middelburgse Naamwyzer, een soort Who’s Who uit het 18de eeuwse Middelburg biedt ons enig inzicht in de organisatie van de kamer en de status van haar werknemers binnen de Middelburgse gemeenschap.105 Verder werden een aantal losse documenten en personeelslijsten uit de tweede helft van de 18de eeuw doorgenomen. 3.2 Bewindhebbers Het departement equipage werd zoals gezegd geleid door vier bewindhebbers, de heren equipage. Hun taken waren het aanwerven van leidinggevend personeel, het overzien van het bouwen van de schepen en de aankopen van goederen bestemd voor de equipage, en uiteraard het bijwonen van de algemene bewindhebbervergaderingen en de vergaderingen van de Heren XVII. Oorspronkelijk kwamen de bewindhebbers van het departement twee maal per week samen om de lopende zaken te bespreken, op maandag en donderdag. In een resolutie van 10 september 1705 werd echter besloten ook op dinsdag samen te komen. 106 Samenkomsten vonden plaats op de werf, om elf uur ’s morgens. In dezelfde resolutie werd ook afgesproken dat om de gang van zaken niet te verstoren of te vertragen, de te bespreken agendapunten zouden worden afgehandeld ondanks de afwezigheid van één of meerdere bewindhebbers. De besluiten van deze vergaderingen dienden wel nog eens voorgelegd te worden aan de afwezigen. Voor belangrijke zaken, zoals aankopen en aan- en uitbestedingen,
102
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 103 Middelburg, Zeeuws Archief: M-P-TvP, inv. nr. 233, ‘Rolle van werkluijden en sjouwers op de Oostind. Compagnies Werf’, 1749. 104 Den haag, Nationaal Archief: VOC 1.02.04, nr. 11404: Lijst van daggelden uitgekeerd aan het personeel van de werf, s.d. 105 Naamwyzer aantoonende alle de Naamen en Woonplaatsen van de Edele Achtbaare Magistraat der Stad Middelburg… Amptenaaren.. Bewindhebberen… Bedienden, Middelburg 1716-1809 106 Middelburg, Zeeuws Archief, Collectie Familie Mathias-Pous-Tak van Poortvliet, toegang 255, nr.15: Aantekeningen van J.C. Mathias uit de notulen van de kamer Zeeland, afdeling equipage over de periode 16991732.
34
moeten de heren acht dagen voor de bewuste vergadering gewaarschuwd worden, en dan nog eens de dag voor de vergadering tot de vergadering gedagvaard worden. Op 5 april 1700 werd een resolutie aangenomen107 die een optimale verdeling van de vacatures binnen de verschillende comptoirs van de departementen moest bewerkstelligen. De bewindhebbers van de kamer Zeeland besloten dat de vergeving van deze ambten toekwam aan de respectievelijke bewindhebbers van de departementen. De vier heren van equipage besloten dat bij het vrijkomen van een plaats “aan onse directie behoorende”, zowel in het geval van overlijden, promotie, slecht gedrag of andere redenen, de eerste plaats zal worden “geïnstruleert” door de oudste van de vier, dan de tweede, derde en vierde heer, ieder zijn beurt. De te vergeven functies waren ingedeeld in 3 klassen: Eerste klasse: -
boekhouder in het scheeps- of soldijcomptoir eerste klerk daar tweede klerk daar assistent van de equipagemeester in het comptoir op de werf tweede assistent daar
Tweede klasse: -
baas kuiper op de werf opziener in het magazijn tweede daar opziener in de wantlogie tweede daar opziener in het ijzermagazijn tweede daar constabel op de werf tweede daar sleeper op de werf
Derde klasse: -
oppasser in het scheeps- of soldijkantoor oproeper van de timmerlieden twee kelderknechten twee oppassers aan de poorten
De volgende posten worden niet bij toerbeurt maar bij meerderheid van stemmen van alle vier de heren van equipage vergeven: -
onderequipagemeester onderbaas timmerman derde timmerman of commandeurs baas wantslager en meesterknecht baas spinder en meesterknecht
107
Middelburg, Zeeuws Archief: M-P-TvP, 255, nr. 30: Resolutie van de Kamer Zeeland inzake de vervulling van vacatures van het comptoir van de equipage, 1700.
35
-
baas blokmaker en meesterknecht huistimmermannen baas op de werf meestersmid schippers op de jachten schipper op Maaije schipper op Bantam bootslieden op de werf en maten bootslieden op de schepen, op Welsingen en op het vlakke meester zeilmaker keurder van het zeildoek bootslieden op de jachten trompetters op de jachten koks op de jachten kajuitwachters op de jachten botteliers op de jachten
Verder zou bij het wegvallen van, bijvoorbeeld, de eerste boekhouder de tweede zijn plaats innemen. De plaats van de tweede in rang werd ingevuld door de derde in rang. De derde plaats werd vergeven door de heer aan wiens beurt het was. Tenzij één van hen door zijn gedrag niet verdiende te worden gepromoveerd. In dat geval werd de plaats ook toegewezen. Wanneer de tweede onbekwaam zou zijn bevonden de eerste op te volgen kon de derde zijn plaats innemen nadat hij voor de vier heren gepresenteerd was, en deze bij meerderheid besloten dat hij bekwaam was voor de functie. Dit gold weer voor alle klassen. In het geval dat één van de vier heren van equipage kwam te overlijden of uit de equipage ging, en iemand anders de plaats invulde die moeite had of niet in staat was dit contract te tekenen en deftig te onderhouden, beloofden de drie andere heren het toch te onderhouden en de ambten onder hun drieën te vergeven. Totdat de nieuweling het contract getekend had. Op 16 februari 1722 werd om geschillen betreffende de vergeving van jobs in de tweede en derde klasse tussen de vier heren van equipage te vermijden besloten dat de tweede en derde klasse tot één klasse zouden versmelten.108 Het vergeven van de ambten was van het hoogste belang voor de bewindhebbers, niet zozeer omdat ze bezorgd waren om het welzijn van het bedrijf, maar omdat een groot deel van hun emolumenten uit ambtsverkoop kwam. Hoeveel elke bewindhebber hier precies mee verdiende is moeilijk te zeggen, maar het was in ieder geval veel. In het kassaboek van de thesauriers staan voor elke maand de bedragen die de bewindhebbers kregen voor vacatie, het vergeven van een functie. De bedragen schommelden tussen 9 pond Vlaams (54 gulden) en 74 pond Vlaams (444 gulden).109 De topfuncties brachten nog meer op, maar deze bedragen moesten waarschijnlijk verdeeld worden over de verschillende bewindhebbers, gezien ze volgens de vermelde regelingen rond het vergeven van functies voor de hoogste posities alle vier akkoord moesten gaan met de aanstellingen.
108
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 109 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
36
Tabel 5: De bewindhebbers van het departement equipage in de eerste helft van de 18de eeuw Naam
aangesteld tot bewindhebber*
overleden/gestopt**
Johan Courten Boudaen Pieter Boddaert Thijssen Jan van Reigersberg, heer van Couwerve Nicolaas van Hoorn Steven Hurgronje Johan Ockerse, heer v. Schoonewal Hendrik Velters, heer v. Aagtekerk Johan Steengracht Appolonius Lampsins Samuel Radermacher Maximus Johan Veth, heer van Westcapelle Johan Hieronymus Huyssen Johan Guilelmus Schorer Jacob van Reigersberg Ewout van Dishoek Jacob Hurgronje Jan Constantin Mathias
1688 1991 1693 1996 (1709 t) 1707 (1709 t) 1716 1717 1719 1720 (? t) 1721 1730 1729 (1733 t) 1738 1732 (1737 t) 1732 (1737 t) 1733 (1737 t) 1734 (1738 t) 1737 (1744 t)
1716 1732 1709 1716 1734 1733 1723 1727 1737 k 1728 1737 k 1765 q 1755 1774 1747 1764 1744 1759 q 1765
* (datum t) = overgegaan van het departement thesaurie naar dat van equipage ** datum k = overgegaan naar departement koopmanschappen datum q = functie als bewindhebber opgegeven
Uit tabel blijkt dat het departement equipage door de Zeeuwse bewindhebbers vooral gezien werd als tussenstap tussen het minder lucratieve departement thesaurie, en het bijzonder lucratieve departement koopmanschappen. In het begin van de 18de eeuw waren de meeste heren equipage nieuw aangestelde bewindhebbers, maar vanaf 1737 waren alle heren equipage afkomstig uit het departement thesaurie, wat doet vermoeden dat de bewindhebbers ook de lucratieve mogelijkheden van het departement equipage, dat het grootste personeelsbestand had van de drie, meer en meer gingen inzien. Het grootste personeelsbestand betekende immers ook de meeste mogelijkheden tot ambtsverkoop. Uit de bronnen blijkt dat men bij vrijkomen van een positie in het departement equipage eerst bij de heren koopmanschappen informeerde of er interesse was om over te gaan naar het departement equipage. Uit de tabel blijkt dat hiervoor absoluut geen enthousiasme was. Uiteindelijk kregen de heren thesaurie dezelfde mogelijkheid, waar wel gretig op ingegaan werd. Hoewel het bewindhebberschap in het departement koopmanschappen het meest gegeerd was zijn in de eerste helft van de 18de eeuw slechts twee heren equipage overgegaan naar dat departement. De meeste bewindhebbers bleven aan tot hun dood, maar van twee van de heren equipage is het bekend dat ze hun functie opgaven.
37
Van twee bewindhebbers van het departement equipage is hun portret bewaard gebleven: Appolonius Lamspins (1674-1728): De familie Lampsins was een regentenfamilie uit Vlissingen. Appolonius was van 1712 tot 1725 thesaurier, en in 1723 en 1724 burgemeester van Vlissingen. Hij werd één van de twee Vlissingse bewindhebbers van de kamer Zeeland in 1721, zoals ook zijn vader Adriaan geweest was. Hij zetelde van bij zijn aanstelling tot aan zijn dood in 1728 in het departement equipage.110 Hij werd vervangen door Martinus Johan Veth, heer van Westkapelle en Nieuwland.
Samuel Radermacher (1693-1761): Samuel Radermacher was bewindhebber van 1730 tot aan zijn dood in 1761.Op deze afbeelding heeft Radermacher de rechterhand op de Costumen van Middelburg, de neerslag van rechtsregels, privileges en dergelijke.111 Ook Samuel Radermacher bekleedde immers het hoogste ambt van zijn thuisgemeente. Zijn zoon Daniël trad in zijn voetsporen en werd eveneens bewindhebber van het departement equipage. Op gegeven moment gaf hij zijn politieke ambities op om zich volledig op zijn functie bij de Compagnie te concentreren.112 Hij liet ons een omvangrijk archief achter, bekend als de Collectie Radermacher.
Afbeelding boven: Appolonius Lampsins. Anoniem schilderij. Stedelijk Museum, Vlissingen. Afbeelding onder: Samuel Radermacher. Prent door Jacobus Houbraken. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata. 110
Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill.. 111 Ibid. 112 Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. p. 65.
38
3.2 Het equipagecomptoir: Wat we de scheepswerf van de kamer Zeeland noemen was in feite een bedrijvencomplex dat bestond uit een aantal semi-autonoom opererende werkplaatsen, zoals de lijnbaan, de blokmakerij, de scheepstimmerwerf,… waarbij de leiding telkens in handen was van een geschoolde arbeider en één of meerdere assistenten. De overkoepelende leiding was in handen van de opperequipagemeester. Samen met de onderequipagemeester, twee assistent op de werf, een boekhouder en twee klerken en een oppasser bemande en vormde hij het equipagecomptoir. De hoofdtaak van de opperequipagemeester en zijn assistent was in theorie beperkt tot het uitrusten en reisklaar maken van de schepen. In werkelijkheid bestreek hun bevoegdheid bijna alle activiteit op de werf. De equipagemeester was de eindverantwoordelijke voor de aankoop (meestal via openbare aanbesteding) van alle equipagegoederen en bouwmaterialen. Dit hield in dat hij de binnenkomende goederen moest controleren op hun kwaliteit. Dat hij hiervoor van alle markten thuis moest zijn blijkt uit de notulen van 2 maart 1716. De heer Lambrecht bood de kamer een kanon aan dat moest worden afgehaald te Vlissingen na zorgvuldige inspectie.Beide taken vielen onder de verantwoordelijkheid van de equipagemeester. In 1731 moest de equipagemeester samen met leverancier van stuurmansgereedschap, boeken en kaarten Abraham Anias alle boeken, kaarten en stuurmansgereedschap nazien van de teruggekeerde schepen, en wat nog bruikbaar bleek terug in omloop brengen.113 Verder hield de opperequipagemeester al het personeel van het departement equipage dat niet direct onder de bevoegdheid van de meestertimmerman viel (zie verder) in de gaten en kon hen in geval van slecht gedrag zo nodig schorsen in afwachting van het eindoordeel van de bewindhebbers. De equipagemeester hield ook toezicht op het laden en het lossen van de schepen. De opperequipagemeester werd aangesteld na goedkeuring van alle bewindhebbers van de kamer Zeeland. De onderequipagemeester werd gekozen door de vier bewindhebbers van het departement equipage. Gezien bij wegvallen van de opperequipagemeester de onderequipagemeester bijna altijd gekozen werd tot nieuwe onderequipagemeester hadden de heren equipage zo goed als alle controle over de invulling van beide posten. De instructies voor beide werknemers werden echter voorgeschreven door de volledige vergadering van bewindhebbers van de kamer. Tabel 6: Opper- en onderequipagemeesters in de eerste helft van de 18de eeuw Opperequipagemeesters
Onderequipagemeesters
? Benjamin Le Sage (1720-1723) Jan Hurgronje (1723-1730) Michiel Landsheer (1730-1735) Cornelis Braams (1735-?)
Benjamin Le Sage (1695-1720) Jan Hurgronje (1720-1723) Michiel Landsheer (1725-1730) Cornelis Braams (1730-1735) Jacob Landsheer (1735-?)
De opperequipagemeester kreeg rond 1725 een traktement van 1500 gulden per jaar. Er waren uiteraard nog een aantal extra voordelen. Zo kreeg Jan Hurgronje vanaf 1724 een extra 300 gulden per jaar voor ‘toezicht’ op het ijzermagazijn. Alle equipagemeesters kregen een emolument op basis van de courtagie (= courtage), de provisie die betaald werd op de aan- en 113
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
39
verkoop van de goederen onder hun verantwoordelijkheid. Gezien Jan Hurgronje tussen 1723 en 1725 geen onderequipagemeester ter ondersteuning had, kreeg hij voor die twee jaar een ‘douceur’ van 400 gulden.114 Verder beschikte de opperequipagemeester over een zeer ruime en luxueuze dienstwoning in Middelburg, waar hij evenwel een zware borg op moest betalen. De onderequipagemeester kreeg een traktement van 1000 gulden per jaar. Ook de onderequipagemeester kreeg een dienstwoning ter beschikking. Het loon voor beide bedienden bleef echter niet altijd gelijk. Startlonen konden lager liggen, zo kreeg Michiel Landsheer bij zijn aanstelling tot onderequipagemeester in 1725 maar 500 gulden per jaar.115 De lonen konden echter snel stijgen, afhankelijk van dienstjaren en werklast. De opper- en onderequipagemeesters behoorden naast de bewindhebbers tot de bestbetaalde kaderleden van de kamer Zeeland. Daar stond wel tegenover dat hun takenpakket zeer uitgebreid was en de werkdruk bij geen enkele andere functie zo hoog lag. De administratie op het equipagecomptoir werd zoals gezegd uitgevoerd door een boekhouder en twee klerken. Alledrie werden ze per toerbeurt aangesteld door één van de heren equipage. Het was evenwel de gewoonte dat bij vrijkomen van een positie de tweede in rang deze kreeg toegewezen. Naast deze drie beambten waren twee administratieve ‘assistenten’ aangesteld in een klein comptoir op de werf. In de notulen en andere bronnen worden de boekhouder en zijn twee klerken ook wel aangeduid als eerste, tweede en derde in het scheepscomptoir. De twee ‘assistenten’ op de werf worden ook wel eens vermeld als eerste en tweede boekhouder op de werf. Tabe 7: Invulling van de administratieve ambten binnen het equipagecomptoir in de eerste helft van de 18de eeuw Administratief personeel in het equipagecomptoir Jaar
Eerste (boekhouder)
Tweede (eerste klerk)
Derde (tweede klerk)
1695 1706 1707 1719 1725 1730 1743
Hendrik Plasschaers “ Jan Ockersen “ “ Jasper Parduyn “
Pieter Eversten Jan Ockersen Johan Heraut jr. “ Jasper Parduyn Jacob Thobiassen “
Jan Ockersen Johan Heraut jr. Pieter Tulleken Jasper Parduyn Jacob Thobiassen Hendrik Bosschaert Laurens Monnier
Administratief personeel op de werf Jaar
Eerste (boekhouder)
Tweede (assistent boekhouder)
1706 1722 1723 1725
Pieter Coetrel “ Cornelis Strooband François de Kock
(geen) Cornelis Strooband Jan Brouw Jan Brouw
114
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 115 Ibid.
40
De boekhouders kregen net als het andere hogere personeel een jaarlijks of zesmaandelijks traktement, eventueel aangevuld met een aantal emolumenten op basis van de provisie op de door hun afgehandelde transacties. De eerste boekhouder Jan Ockersen kreeg 600 gulden per jaar, net als eerste assistent Pieter Coetrel. Cornelis Strooband kreeg bij zijn aanstelling tot tweede assistent 200 gulden, maar zag dit in 1722 vermeerderd tot 400 gulden. François de Kock kreeg oorspronkelijk maar 400 gulden, later werd dit net als bij Pieter Coetrel 600 gulden. Jan Brouw kreeg als tweede assistent echter maar 300 gulden, 100 gulden minder dan voorganger Strooband. De eerste klerk in het scheepscomptoir kregen een tractement van 500 gulden. De tweede klerk kreeg een startloon van 100 gulden, een pak minder.116 De tweede klerk was immers meestal extern gerekruteerd en had dus de minste ervaring en was meestal de jongste van de drie beambten. Het administratieve personeel kon ook een extra (‘buitengewoon’) traktement indien ze hier om verzochten. Dit extraatje moest jaarlijks aangevraagd worden voor de voltallige vergadering van bewindhebbers. Dit extra tractement bedroeg tussen de 50 en de 100 gulden.117 Ook toegenomen werkdruk werd vergoed. Zo kreeg Pieter Coetrel in 1706 een toeslag van 200 gulden omdat hij in dat jaar geen assistent boekhouder had. Jan Brouw moest in 1736 het schrijfwerk van schrijver Gillis Pietersen overnemen en kreeg hiervoor een extra daggeld van 4 stuivers. Japser Parduyn kreeg 500 gulden per jaar extra voor ‘het manieren van de kisten’.118 In tegenstelling tot in Amsterdam behoorde in Middelburg ook het administratieve personeel van de Compagnie tot de bovenlaag van de gemeenschap en zelfs tot de regentenfamilies. Zo behoorde boekhouder Abraham van Citters tot de voorname regentenfamilie van Citters, al was hij slechts zijdelings familie van bewindhebbers Willem en Cornelis Kien van Citters. Zijn vader Aernout was in 1730 kiesheer van Middelburg geweest.119 3.3 Arbeiders en leidinggevend personeel op de werkvloer 3.3.1 Magazijnen Drie magazijnen vielen onder de verantwoordelijkheid van het departement equipage: een algemeen magazijn, een ijzermagazijn, en het ‘pakhuis te water’. Deze pakhuizen werden enkel gebruikt voor de opslag van goederen bestemd voor de bouw en uitrusting van de schepen. De ingekomen handelswaar viel onder de verantwoordelijkheid van het departement koopmanschappen en werd in aparte magazijnen opgeslagen. In elk van de drie magazijnen van het departement equipage was een hoofdopzichter en een tweede opzichter aangesteld. Bij het overlijden, ontslag of pensioen van de hoofdopzichter werd deze bijna altijd vervangen door de tweede opzichter. Vanaf 14 maart 1740 werd dit zelfs de regel.120 De vrijgekomen plaats van tweede opzichter werd per toerbeurt vergeven door de heren equipage zoals vastgelegd volgens de geldende contracten van correspondentie ter vergeving van ambten.
116
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 117 Ibid. 118 Ibid. 119 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 90. 120 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
41
De lonen lagen tussen de 22 en de 24 stuivers voor de tweede opzichter en rond de 30 stuivers voor de eerste opzichter. In tegenstelling tot veel van de andere werknemers schenen de opzichters slechts sporadisch loonsverhoging genoten te hebben. 3.3.2 Bedrijfsvaartuigen De kamer Zeeland beschikte over een aantal vaartuigen voor intern gebruik. Deze vaartuigen vielen allemaal onder het departement equipage. Het aantal vaartuigen scheen te schommelen, maar in de eerste helft van de 18de eeuw waren er zeker zeven: een klein en een groot jacht, een jacht genaamd Bantam, een griet en/of boot, de hoekers Mercurius en Maaye (al dan niet gelijktijdig in de vaart), en een galjoot. Het grote en het kleine jacht werden vooral gebruikt voor zakenreizen door bewindhebbers en hooggeplaatste participanten. Hieronder vielen onder andere de reizen naar Amsterdam om de vergaderingen van de Heren XVII bij te wonen, en de reizen naar de vergaderingen van de Haagse Besogne. Deze twee vaartuigen hadden het meeste personeel aan boord en waren luxueus en comfortabel ingericht. Waarvoor de andere vaartuigen gebruikt werden valt niet met 100% zekerheid te zeggen. De hoeker Mercurius werd vermoedelijk gebruikt om de binnenkomende Oostindiëvaarders te begeleiden, waarvoor een aantal loodsen in dienst was. Naast deze zeven vaartuigen worden er nog een aantal vermeldt in de notulen van de heren equipage, maar de vermeldingen zijn te vaag om met zekerheid te kunnen zeggen of het vaartuigen van de kamer Zeeland betreft. Vermoedelijk waren er dus op bepaalde momenten in de eerste helft van de 18de eeuw meer dan zeven vaartuigen voor intern gebruik. De personeelslijst uit 1790 vermeldt echter slechts 5 vaartuigen. Over de bedrijfsvaartuigen bestaat net omwille van de vaagheid in de bronnen veel onduidelijkheid. Zo wordt de Bantam door sommige historici121 gelijkgesteld met het grote jacht, hoewel uit personeelslijsten en contracten van correspondentie ter vergeving van ambten blijkt dat het wel degelijk om twee verschillenden vaartuigen gaat. Het personeel op de jachten werd door de heren equipage zelf aangesteld en nauwlettend in het oog gehouden, getuige de vele vermeldingen in de notulen. Alle aanwervingen, van schipper tot matroos, gebeurden niet per toerbeurt maar dienden door de meerderheid van de heren equipage te worden goedgekeurd. Het personeel op het grote jacht schommelde tussen de 11 en de 13 personen, waaronder een schipper, bootsman, kok, trompetter, hofmeester, constabel, een vijftal matrozen en een aantal botteliers. Op 6 december 1714 werd Jan Bruys aangesteld tot schipper op het grote jacht tegen een dagloon van 28 stuivers. In 1724, na tien jaar dienst, bedroeg zijn loon 36 Afbeelding: Afbeelding van het Compagniesjacht Bantam, tekening van 1786. Zeeuws Archief, Zelandia Illustrata III, 1013. 121
Dit wordt bijvoorbeeld beweerd door Doeke Roos in Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. 186 p.: ill..
42
stuivers. In 1728 werd zijn daggeld verhoogd tot 40 stuivers. Op 5 maart 1744, na dertig jaar dienst als schipper, mocht hij op pensioen gaan tegen een daggeld van 30 stuivers. Hij werd vervangen door Jacob Cierevelt, de tweede in rang (bootsman), die het echter met 28 stuivers daggeld moest stellen, hetzelfde startloon als dat van Jan Bruys. De bootsman op het grote jacht verdiende tussen de 20 en 28 stuivers per dag.122 Ook hier geldt de anciënniteit als bepalende factor voor het loon. Het loon van de kok kwam ongeveer overeen met dat van de bootsman. Het loon van de trompetter schommelde rond de 20 stuivers. De hofmeester en konstabel kregen rond de 22 stuivers daggeld. De rest van het personeel kreeg ongeveer 20 stuivers. Op het kleine jacht werkten tussen de 9 en de 12 werknemers. De samenstelling en verloning waren ongeveer gelijk met die van het grote jacht. Hoeveel volk er op de andere compagnievaartuigen werkte is moeilijker te bepalen, de interesse van de bewindhebbers ging vooral uit naar het personeel van het grote en het kleine jacht. De lonen op deze vaartuigen lagen wel beduidend lager dan op de twee luxejachten. Schipper van de hoeker Anthony Janssen uit Brouwershaven kreeg bij zijn aanstelling slechts 20 stuivers daggeld. Tegen 1721 verdiende hij echter al 30 stuivers per dag. Schipper van de Bantam Nicolaas Boste kreeg in 1724 22 stuivers.123 Ook de lonen van de rest van het personeel lagen beduidend lager. 3.3.3 Scheepstimmerwerf De meesterscheepstimmerman was na de equipagemeester tweede in rang op de werf. Hij overzag de bouw van alle schepen, ook de boten en sloepen die aan de grote retourschepen meegegeven werden, en de jachten, vrachtschuiten, en alle andere bedrijfsvaartuigen die de kamer Zeeland nodig had voor haar werking. Ook onderhoud en reparaties werden onder zijn supervisie uitgevoerd. Hij had een klein legertje van werklui tot zijn beschikking, waaronder (scheeps)timmerlieden, houtzagers, scheepsboorders, scheepsbeschieters, schilders, beeldhouwers, en sjouwers, die de bouwmaterialen aanvoerden. De meesterscheepstimmerman diende niet alleen praktische kennis te bezitten. In de loop van de eerste helft van de 18de eeuw kwam er - zoals besproken in hoofdstuk I - meer aandacht voor de theoretische achtergrond van de scheepsbouwkunst. Onder invloed van ontwikkelingen in het buitenland, voornamelijk Engeland, werd er ook in Nederland meer gebruik gemaakt van tekeningen en modellen in de scheepsbouw. Vakliteratuur, dikwijls geschreven door meestertimmerlui, nam toe. In de discussie die in de jaren ’40 van de 18de eeuw binnen de VOC ontstond over de invoer van nieuwe types retourschepen hadden de meesterscheepstimmerlui van de verschillende kamers een belangrijk aandeel. Er bestond een uitgebreide correspondentie tussen de meesterscheepstimmerlui van de verschillende kamers en de verschillende bewindhebbers in het moederland en in Azië, zoals blijkt uit een missive van meesterscheepstimmerman Hendrik Raas van de kamer Zeeland in antwoord op enkele bedenkingen van H. Opmeer, equipagemeester van Batavia.124 Hierin blijkt dat Opmeer een paar voorstellen gedaan heeft voor wijzigingen in de scheepsbouw, die volgens Raas ofwel door hem al toegepast worden, ofwel nutteloos zijn. Raas maakt zelf ook enkele 122
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 123 Ibid. 124 Den Haag, Nationaal Archief, Collectie Radermacher 1.10.69, nr. 253: Memorie over de nieuw aangebouwde schepen, opgesteld door Hendrik Raas, meester timmerman van Kamer Zeeland, ter beantwoording van enige opmerkingen hierover van den equipagemeester te Batavia, Opmeer, s.d..
43
suggesties, waaruit blijkt dat de zorgen van de meesterscheepstimmerman veel verder gingen dan enkel de stabiliteit en snelheid van het schip. Hij heeft het onder andere over verbeteringen in de kombuis, ten einde brandhout uit te sparen. Een andere belangrijke taak van de meesterscheepstimmerman, of baas timmerman zoals hij ook wel werd genoemd, was het beheer van de houtvoorraad. Gigantische hoeveelheden hout werden aangesleurd en verwerkt, gezien de hele 18de eeuwse scheepsbouw draaide op hout. De meesterscheepstimmerman werd verwacht de bewindhebbers te adviseren en assisteren in de aankoop van het hout voor de scheepsbouw, en het hout te keuren. Hoe dit precies in zijn werk ging staat vermeldt in de notulen van 15 september en 3 november 1705. De meesterscheepstimmerman diende eerst een lijst met het benodigde hout voor een bepaald schip, in dit geval Het Vaderland Getrouw. Hierop vertrok de meesterscheepstimmerman samen met twee van de vier heren equipage naar Holland om het benodigde hout aan te kopen.125 Zakenreizen waren dus deel van het takenpakket. Dit is wel de enige vermelding van dergelijke gang van zaken die in de notulen terug te vinden is. Tenslotte had de meesterscheepstimmerman ook een paar uitzonderlijke taken. Zo werd de meesterscheepstimmerman op 18 januari 1720 opgedragen uit te zien naar een geschikt huis voor een huurder van een door de kamer aangekocht huis aan de Slickpoort. Deze huurder kon volgens zijn contract immers nog drie jaar huur tegoed, maar ging akkoord met de verkoop op voorwaarde dat de kamer hem van een nieuwe woonst voorzag. De baas timmerman moest in naam van de kamer een nieuw huis huren, de contracten afsluiten en de betaling regelen met de kassier van de kamer.126 De meesterscheepstimmerman had een assistent, in de notulen meestal omschreven als tweede timmerbaas, of onderbaas timmerman. Bij overlijden of ontslag van de meestertimmerman kwam de tweede in rang meestal in aanmerking voor de functie van meestertimmerman. Op de werf liepen ook een aantal voormannen rond, die de titel commandant of commandeur meekregen. Hun taak was toezicht houden op de verschillende werkstations op de werf. De niet gedateerde lijst met de daglonen voor arbeiders op de werf vermeldt tien commandeurs. Zes van hen waren verantwoordelijk voor de scheeepstimmerwerf zelf, de overige vier waren verantwoordelijk over de andere groepen van arbeiders die met de scheepstimmerlui samenwerkten, zoals de mastmakers en de huistimmerlieden.127 Tabel 8: De meesterscheepstimmerlui en hun assistenten van de kamer Zeeland 1700-1749: -
Abraham Hoessaert (?-?) assistent: ? Pieter Soenens (?-1722) assistent: Hendrik Raas Hendrik Raas (1722-1750) assistenten: Aldert van der Kempen (overleden 1730), Johan vander Woordt (overleden 1735), Willem Udemans Willem Udemans (1750-) assistent: Willem Udemans Jr.
125
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 126 Ibid. 127 Den haag, Nationaal Archief: VOC 1.02.04, nr. 11404: Lijst van daggelden uitgekeerd aan het personeel van de werf, s.d.
44
Over de arbeiders zelf is er weinig informatie voorhanden. Zoals vermeld vallen de gewone arbeider onder te verdelen in de categorieën (scheeps)timmerlieden, houtzagers, scheepsboorders, scheepsbeschieters, en sjouwers. De taken van de timmerlieden en houtzagers spreken voor zich. Scheepsboorders maakten de gaten voor houten pennen en metalen verbindingsbouten. Hiervoor gebruikten ze grote avegaren.128 De scheepsbeschieters waren verantwoordelijk voor de binnenafwerking van het schip. Het aantal werknemers op de timmerwerf was nooit stabiel. Alles hing af van de productiviteit van de werf. In kalme periodes werden mensen afgedankt, in drukke periodes mensen aangenomen. Op de niet gedateerde lijst met daggelden (jammer genoeg zonder namen) staan 329 werknemers opgedeeld per looncategorie. Hieronder 10 commandeurs, 11 boorders, 16 zagers, 17 sjouwers en 30 ‘jonge timmerlieden’. Van de overige 245 is geen beroep vermeld.129 Vermoedelijk betreft het grotendeels timmerlieden, die de grootste groep onder de werfarbeiders uitmaakten, en waren scheepsbeschieters hierbij gerekend. De rest van de groep bestond waarschijnlijk uit een 10 à 15tal huistimmerlieden, die verantwoordelijk waren voor het onderhoud van de gebouwen van de kamer Zeeland, een opzichter van de gereedschappen, iemand die verantwoordelijk was voor de bediening van de pekketel, een aantal steendraaiers, en een twintigtal timmerlieden die zich bezighielden met het maken van de boten die met de schepen werden meegegeven. De meesterscheepstimmerman had een traktement van 250 pond Vlaams per jaar, dat in twee schijven van 125 pond werd uitbetaald. Daarnaast kreeg hij aan emolumenten gratis woonst aan de werf, gratis brandhout en jaarlijks bier, zout en zeep ter waarde van 120 pond Vlaams. Om de job te krijgen moest hij wel 200 pond ‘amptgeld’ betalen bij zijn aanstelling, en 7 pond 10 schellingen zegelgeld voor op de aanstellingsakte. Hierbij kwam nog een jaarlijks bedrag van 6 pond 10 schellingen te betalen ‘aan den landen’, en 4 pond jaarlijks ambtsgeld. Eveneens diende hij een éénmalige borg van 500 pond te betalen. Deze bedragen bleven gedurende de hele eerste helft van de 18de eeuw gelijk. De onderbaas timmerman kreeg 50 stuivers daggeld. De commandeurs kregen tussen de 36 en de 38 stuivers per dag, afhankelijk van hun positie op de werf. .De lonen van de overige arbeiders schommelden tussen de 3 en 36 stuivers. De sjouwers en de jonge timmermannen waren het slechtst betaald, respectievelijk 18 en tussen de 3 en de 16 stuivers per dag. De houtzagers kregen 32 stuivers per dag, wat relatief veel is. Vermoedelijk is dit te verklaren door het verhoogde risico op verwondingen dat ze liepen. Volwaardige timmermannen kregen tussen de 18 en de 35 stuivers, boorders tussen de 24 en 32 stuivers. Een mastmaker kon tot 36 stuivers krijgen. Voor al deze functies gold dat de lonen in wintertijd een paar stuivers lager lagen, gezien de verminderde productiviteit van de werf. De hier genoemde bedragen zijn zomerlonen. Wat betreft de schilders en beeldhouwers is er in de bronnen bijna niets terug te vinden. Uit 1774 is wel een instructie bewaard gebleven over hoe de schepen geschilderd moesten worden130. Na het aanbrengen van grondverf binnen en buiten dienden de Oostindiëvaarders aan de buitenkant twee lagen verf te krijgen. Het beeldwerk werd geel geschilderd, ter hoogte van het halfdek diende het schip zeegroen, of licht- of olijfgroen te worden. De 128
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 91 129 Den haag, Nationaal Archief: VOC 1.02.04, nr. 11404: Lijst van daggelden uitgekeerd aan het personeel van de werf, s.d. 130 Middelburg, Zeeuws Archief: M-P-TvP, inv. nr. 255: ‘Reglement op’t Schilderen van sComp. Schepen bij de kamer Zeeland’, 1774/1780.
45
houtkleur mocht eventueel behouden blijven indien de equipagemeester dit voorschreef. Onder het halfdek werd met koningsrood gewerkt, voor de poorten binnenboord gebruikte men ‘schoon rood […], met vermilioen gemengt met menie’.131 De kajuit van de schipper en zijn slaapvertrek werd Berlijns blauw geverfd. De schipper kon zijn vertrekken eventueel verder laten verfraaien, maar dan wel op eigen kosten. De naam van het schip kwam in zwarte letters, het logo van de compagnie in wit op een zwart veld. Het ziet er naar uit dat het schilderwerk van de schepen grotendeels zo niet volledig werd uitbesteed. In de zelfde schildersinstructie worden namelijk prijzen vermeldt. Voor een schip van 140 voet werd een bedrag van 28 pond Vlaams betaald voor het schilderwerk. Een schip van 150 voet schilderen bracht 31 pond op, en een driedekker van 155 voet 42 pond. Voor het overschilderen van oude schepen van dezelfde maten werd respectievelijk 20, 21, 31 en 33 pond Vlaams betaald. In het kassaboek van de thesaurie132 vinden we uitbetalingen aan schilders terug die min of meer overeenkomen met deze bedragen. In de notulen wordt echter tweemaal gewag gemaakt over een ‘schilder op de werf’. In beide bronnen wordt wel nergens gezegd dat het effectief scheepsschilders betreft en niet schilders van, bijvoorbeeld, de gebouwen van de kamer. Vermoedelijk had de kamer dus wel één schilder in dienst voor het onderhoud van de gebouwen en werd het schilderwerk van de schepen uitbesteed. Zoals beschreven in hoofdstuk 2 stond dwars over het huis van de opperequipagemeester een smidse. Over de werking van de smidse is weinig terug te vinden. Uit de notulen weten we wel dat in 1724 de meestersmid Job van Houte uit Zierikzee werd aangesteld tot Compagniesmid. Uit het kassaboek van de thesaurie kunnen we opmaken dat hij een traktement van 42 pond 12 schellingen Vlaams kreeg.133 Dit komt overeen met 255 gulden 12 stuivers. Op het eerste zicht is dit een hongerloon voor zo’n technisch hoog gekwalificeerde arbeider, maar in het kassaboek staan eveneens betalingen voor ‘ijzerwerk’, het bewerken van ijzer tot gebruiksklare producten. Naast Job van Houte werden nog een zestal smeden betaald voor ‘ijzerwerk’. Vermoedelijk had de Compagnie dus één smid in dienst en besteedde ze de rest van het vele smeedwerk uit. Op 6 april 1747 werd Gilles de Camp uit Westcapelle aangesteld tot ankersmid.134 Dit is de enige keer dat deze term voorkomt in de notulen. Betekent dit dat er naast een meestersmid ook een ankersmid in dienst was, of waren meestersmid en ankersmid één en dezelfde persoon? Een mogelijke hypothese is dat de kamer Zeeland de voorkeur gaf aan het uitbesteden van het smeedwerk, maar zich genoodzaakt zag een speciaal geschoolde smid in dienst te nemen om het ongebruikelijke ankersmeden waar te nemen. Wat we zeker weten is dat de Compagnie vanaf 1707 het recht verkreeg haar eigen ankers te smeden.135 In de notulen wordt de functie van meestersmid echter al zeker vanaf 1706 vermeld.136 Het is dus waarschijnlijker dat er op gegeven moment zowel een meestersmid als ankersmid in dienst waren.
131
Middelburg, Zeeuws Archief: M-P-TvP, inv. nr. 255: ‘Reglement op’t Schilderen van sComp. Schepen bij de kamer Zeeland’, 1774/1780. 132 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 133 Ibid. 134 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 135 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 91 136 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
46
De kamer Amsterdam had een omvangrijke ijzerwerkplaats waarin het meeste van het ijzerwerk in eigen beheer gebeurde. De meestersmid verdiende er ook dubbel zoveel als zijn tegenhanger in Zeeland. Hij was verantwoordelijk voor een hele ploeg ijzerwerkers en deed ook zelf de aankopen van de ijzerwaren.137 Of de meestersmid in Zeeland ook verantwoordelijk was voor de aankoop van het ijzer is niet met zekerheid te zeggen. De kamer Amsterdam lag regelmatig overhoop met het gilde van de smeden van de stad.138 Misschien was dit eveneens het geval te Middelburg en is dit een verklaring waarom zoveel van het ijzerwerk werd uitbesteed? Tegen het eind van de 18de eeuw kwamen in ieder geval geen smidsefuncties meer voor op de personeelslijsten.139 3.3.4 Spinbaan Op de spinbaan werd hennep, dat in vezelvorm werd aangekocht, verwerkt tot garens die in de draaibaan verder verwerkt werden tot touw en kabel. De grote hoeveelheden hennep die op de spinbaan werden opgeslagen en verwerkt werkte brandrisico in de hand. Hiervoor werd de spinbaan, net als de draaibaan die met dezelfde materialen werkte, voorzien van een brandspuit.140 De leiding van de draaibaan was in handen van de baas spinbaan. Deze werd bijgestaan door een handvol meesterknechten en een schommelend aantal werklieden waaronder een aantal ‘jongelingen’. In 1749 werkten er op de spinbaan 75 man. In 1790 was hun aantal teruggelopen tot 67. Dit maakt van de spinbaan de tweede grootste werkplaats van het departement voor wat het aantal werknemers betreft. De baas van de spinbaan, ook baas spinder genoemd, verdiende relatief weinig in vergelijking met de andere opzieners op de werfterreinen. Zijn loon lag tussen de 30 en de 38 stuivers per dag, afhankelijk van het aantal dienstjaren en de werkdruk. Zo werd het loon van spinbaas Jan Damel in 1705 opgetrokken van 30 tot 32 stuivers, omwille van een toename in de werkdruk waardoor hij bijna dagelijks moest overwerken.141 De meesterknechten kregen rond de 24 stuivers en de overige werklieden tussen de 4 en 22 stuivers per dag, afhankelijk van hun leeftijd. Zo kregen ‘jongelingen’ tussen de 4 en de 16 stuivers daggeld. De ervaren arbeiders kregen tussen de 18 en de 22 stuivers. Ondanks zijn lage loon had de baas spinbaan wel enig aanzien in Middelburg. Dit kunnen we opmaken uit het feit dat de baas spinbaan werd opgenomen in de Middelburgse Naamwyzer, weliswaar in kleine letters en bijna helemaal onderdaan de bladzijden.142
137
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 91 138 Ibid. 139 140
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 141 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 142 Naamwyzer aantoonende alle de Naamen en Woonplaatsen van de Edele Achtbaare Magistraat der Stad Middelburg… Amptenaaren.. Bewindhebberen… Bedienden, Middelburg 1716-1809
47
3.3.5 Draaibaan Op de draaibaan werd op de spinbaan gesponnen garens door touwslagers verwerkt tot lijnen en kabels. Touwslaan gebeurde in open lucht. Boven de lijnbaan of draaibaan, een tot 300 meter lange smalle strook grond werden enkele garenstrengen uitgehangen. Aan een van de uiteindes van de baan werden de garens aan een wiel vastgemaakt. Het wiel werd rondgedraaid zodat door torsie gedraaid touw ontstond. Met enkele afgewerkte touwen kon vervolgens het proces worden herhaald, zodat het mogelijk was om verschillende touwdiktes te produceren.143 De leiding van de draaibaan was in handen van de baas draaibaan. Deze werd bijgestaan door een meesterknecht en een dertigtal werklieden. De baas van de draaibaan was verantwoordelijk voor het keuren en inkopen van het hennep. De baas van de draaibaan verdiende meer dan zijn collega op de spinbaan. Zijn loon lag tussen de 38 en de 44 stuivers per dag. Het lijkt erop dat naar het midden van de 18de eeuw toe het loon van de baas draaibaan omhoog ging ongeacht anciënniteit en werkdruk. Het loon van de meesterknecht lag net als op de spinbaan rond de 24 stuivers. De arbeiders op de draaibaan verdienden wel een stuk minder dan die op de spinbaan, hun loon lag tussen de 4 en de 14 stuivers per dag. Een mogelijke verklaring is dat het werk op de draaibaan voornamelijk door kinderen en jongeren werd uitgevoerd. Ook op andere lijnbanen in de Nieuwe Tijden werd het werk door minderjarigen uitgevoerd.144 De baas in de lijnbaan te Amsterdam kreeg in tegenstelling tot zijn collega in Middelburg een jaarlijks traktement van 600 gulden, dat standaard verhoogd werd tot 750 gulden naargelang de anciënniteit.145 Omgerekend komt dit traktement, dat uitbetaald werd voor 300 werkdagen, overeen met een daggeld van 40 stuivers, gelijkaardig aan wat de Middelburgse baas draaibaan verdiende. De meesterknecht te Amsterdam kreeg net als de Middelburgse meesterknecht 24 stuivers daggeld.146 Binnen de kamer Amsterdam bestond evenwel geen opdeling tussen spinbaan en draaibaan, enkel een overkoepelende lijnbaan, waarin het personeel zowel het spinnen van garen als draaien van touw en kabel voor haar rekening nam.147 Net als de baas spinbaan werd de baas draaibaan opgenomen in de Middelburgse Naamwyzer. 3.3.6 Blokmakerij In de blokmakerij werden alle geleidende of verbindende onderdelen van de tuigage gemaakt. Hieronder verstaan we katrollen, ra- en want-kloten en jufferblokken. Katrollen waren er in allerlei soorten en maten. Ze bevatten één of meerdere schijven waarover het touw kon glijden. De schijven werden voornamelijk uit pokhout gemaakt, maar ook bronzen schijven met houten spaken, of houten schijven met bronzen lagers kwamen voor. De leiding van de blokmakerij was in handen van de meester blokmaker, ook wel blokmakersbaas genoemd. Deze was eveneens verantwoordelijk voor de constructie van de houten pompen. Hiervan waren er meestal drie aan boord. De pompen dienden voor de 143
http://nl.wikipedia.org/wiki/Touwslager http://nl.wikipedia.org/wiki/Touwslagerij 145 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 93. 146 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 93. 147 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 92. 144
48
afvoer van binnengesijpeld water. De meester blokmaker had ook administratieve taken, waaronder het bijhouden van de voorraad en de uitgaven van materialen. Naast de meester blokmaker werkten er ook hier een meesterknecht, een schommelend aantal blokmakers en een aantal leerling blokmakers. In 1749 waren er 26 blokmakers. In de notulen van de heren equipage van 16 februari 1736 worden zeven leerling blokmakers bij naam genoemd. Een niet gedateerde lijst met leerling blokmakers uit het archief van bewindhebberfamilie Radermacher somt dezelfde zeven personen op. Tenslotte wordt in de notulen nog een meesterdraaier vermeldt. De blokmakersbaas kreeg 2 gulden per dag. Loonsverhogingen voor deze positie waren zeldzaam. Blokmakersbaas Andries Boele kreeg op 17 januari 1724 echter 2 stuivers opslag omwille van ‘meerdere deterioratie van zijn werkhuis’.148 In 1749 kreeg de blokmakersbaas 44 stuivers. De meesterknecht kreeg 24 stuivers per dag. Het loon van de leerlingen schommelde tussen de 4 en de 20 stuivers per dag, vermoedelijk afhankelijk van de leeftijd en dienstjaren. De blokmakers kregen tussen de 19 en de 24 stuivers. Zij konden zich opwerken tot meesterknecht. Willem Vanden Broecke werd op 28 maart 1735, na 26 jaar dienst, in de blokmakerij benoemd tot meesterknecht met een loonsverhoging van 20 naar 24 stuivers daggeld. Op 27 april 1744 werd hij op zijn beurt blokmakersbaas tegen 2 gulden per dag. Een jaar later kreeg hij een loonsverhoging van 2 stuivers. De meesterdraaier kreeg 20 stuivers. In Amsterdam verdiende de meester blokmaker in 1742 ongeveer 600 gulden per jaar. Omgerekend aan de hand van een werkjaar van 300 dagen komt dit overeen met de 2 gulden die de meester blokmaker van de kamer Zeeland verdiende. De meesterknecht in Amsterdam kreeg iets minder dan zijn Zeeuwse tegenhanger, rond de 22 stuiver per dag. De arbeiders kregen gemiddeld 300 gulden per jaar, wat overeenkomt met een daggeld van 20 stuivers, min of meer gelijkaardig aan wat de Zeeuwen kregen.149 3.3.7 Zeilmakerij In de zeilmakerij werd aangekocht zeildoek verwerkt tot gebruiksklare zeilen. De zeilmakerij stond onder leiding van een meester zeilmaker. Ook hij werd bijgestaan door een meesterknecht. Onder hen stond een eveneens moeilijk te bepalen aantal zeilmakers en leerlingen. Op de lijst uit 1749 worden er 8 vermeld, terwijl het er in 1790 24 waren.150 Aan de hand van de opgegeven lonen is het zeer waarschijnlijk dat in de lijst van 1790 naast de volwaardige zeilmakers ook de leerlingen of jongelingen waren opgenomen, terwijl de lijst van 1749 enkel volledig gekwalificeerde zeilmakers vermeldt. Hiernaast werd een controleur aangesteld die de kwaliteit van het aangekochte zeildoek moest onderzoeken. Op 5 februari 1720 werd dit Adriaan Kakelaar, meester zeilmaker van de stad Middelburg. Hij kreeg een jaarlijks tractement van 50 pond. Op 19 februari 1722 werd dit tractement verhoogd tot 100 gulden. In 1729 werd dezelfde Adriaan Kakelaar vreemd genoeg aangesteld tot officiële kompasmaker van de kamer, dit na overlijden van Cornelis Tessing.151 148
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 149 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 92. 150 Enthoven (V.), De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland. Middelburg, 1989. p. 124. 151 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
49
Meester zeilmaker Jan Mooyaard kreeg voor 1736 40 stuivers daggeld. Op 16 februari 1736 zag hij zijn loon met 2 stuivers per dag omhoog gaan.152 Dit is de enige rechtstreekse verwijzing naar de zeilmakerij die we in de notulen terugvinden. Op de lijst uit 1749 staat een bedrag van 45 stuivers vermeld. Volgens de lijst uit 1790 kreeg de meester zeilmaker slechts 30 stuivers per dag.153 Dit komt overeen met het startloon dat de kamer Amsterdam haar meester zeilmaker uitkeerde. Het startloon van de meester zeilmaker zal dus vermoedelijk eerder rond de 30 stuivers gelegen hebben, maar ging snel omhoog. Het hoge loon van baas Jan Mooyaard is waarschijnlijk te verklaren door een lange staat van dienst. Het loon van de zeilmakers schommelde tussen de 20 en de 24 stuivers, net als bij de blokmakers. Jongelingen kregen tussen de 3 en de 17 stuivers, wat iets slechter betaald was dan de leerling blokmakers. 3.3.8 Kuiperswinkel en wijnkelder Tonnen, aangeduid als fustagien of vaatwerk, werden in grote hoeveelheden gebruikt voor de opslag en verzending van uitrusting, voedsel en handelsgoederen. Tonnen kwamen in een grote verscheidenheid aan soorten, zoals vleesvaten, spekvaten, broodvaten, spijsvaten, leegers, varkens, smaltonnen, kruidvaten, tromvaten, koperdraadvaten,… Vaatwerk werd niet in eigen beheer gemaakt, maar aangekocht van een aantal particuliere kuipers. In de kuiperswinkel en wijnkelder werden de vaten met equipagegoederen gevuld. Dit gebeurde onder supervisie van een kuiper en meesterknecht. Daarnaast waren een 8-tal arbeiders aangesteld. Gezien het belang van een degelijke verpakking van de goederen werd door het department een reglement opgesteld waar de meesterkuiper zich aan diende te houden. In ruil hiervoor kreeg hij wel een redelijk hoog loon, dat rond tussen de 50 en 55 stuivers per dag schommelde. De meesterknecht en arbeiders kregen een winter- en zomerloon. Het zomerloon lag voor de meesterknecht rond de 24 en voor de arbeiders rond de 22 stuivers. In de winter kregen ze respectivelijk 22 en 20 stuivers. 3.3.9 Werf Op de rede bij Fort Rammekens waren een aantal werklieden aangesteld om de schepen op te tuigen en uit te rusten. Er werkten een hoogbootsman, hoogbootsmanmaat, een wisselend aantal bootslieden, en een aantal schrijvers en knechten. De bootslieden dienden de schepen op te tuigen en kregen daarvoor rond de 36 stuivers daggeld. Wanneer hun taak er op zat werden ze overgebracht naar de scheepstimmerwerf, waar ze sjouwerswerk verrichtten tegen 20 stuivers per dag. Begin 18de eeuw waren er drie schrijvers, later werden het er zes.154 Hun taak was de schepen bewaken tijdens het laden, en het uitvoeren van allerlei schrijfwerk. Hiervoor kregen ze 24 stuivers. Als hun werk eropzat werden ze eveneens overgeplaatst naar de scheepstimmerwerf, waar ze naast schrijfwerk zeildoek en kisten moesten bekleden en bespijkeren tegen een salaris van 20 stuivers per dag. De twee knechten werkten in de bierkelder en verdienden 20 stuivers per dag. 152
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 153 Ibid. 154 Ibid.
50
3.3.10 Hospitaal In 1763 besloten de bewindhebbers het kasteel Rammekens in te richtten als hospitaal.155 Of de kamer hiervoor over een uitgebreid hospitaal beschikte is niet zeker, maar er was zeker al een apotheek, en vermoedelijk liep er ook al wat medisch personneel rond om de zieken onder de werknemers te verzorgen. Daarbij hadden de bewindhebbers een examinateur voor de chirugijns die meegestuurd werden voor de schepen. Gezien de grote hoeveelheden medische uitrusting die meeging aan boord voor het bewaren van de gezondheid onderweg en als bevoorrading van het bedrijf overzee had de kamer nood aan gekwalificeerd personneel dat hun kon bijstaan bij het aankopen van deze goederen. 3.3.11 Wapenkamer De gigantische hoeveelheden wapentuig en munitie die de Compagnie aankocht moest worden getest en opgeslagen. De kamer had hiervoor een konstabel en konstabelsmaat in dienst, en een opzichter. De konstabel werd aangesteld nadat hij op zijn kunde werd getest door de stadskonstabel van Middelburg. Hij verdiende tussen de 20 en de 24 stuivers per dag. De konstabelsmaat kreeg tussen de 18 en de 20 stuivers per dag, en kon opklimmen tot konstabel.156 Wat de precieze taken van de konstabel en zijn maat waren is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk waren ze ook betrokken bij het examineren van de konstabels die aangesteld werden op de schepen, en werden ze gevraagd te adviseren bij alle wapenaankopen. 3.4 Personeelsstroom Gezien de hoge sterfelijkheid in de 18de eeuw eindigde de carrière van de meeste werknemers van de kamer met hun dood. Voor wat arbeiders betreft zijn cijfers niet voorhanden, maar aan de hand van de notulen kunnen we ons wel een beeld vormen van de personeelsstroom van de opzichters, werknemers op de vaartuigen en het administratieve personeel van het departement equipage.157 In 50 jaar werden 54 aanwervingen in de notulen vermeld. 38 mensen kregen promotie. Dit cijfer komt ruwweg overeen met het aantal sterfgevallen (39). De meeste promoties gebeurden immers in het kader van een sterfgeval, persoonlijke merites hadden er zelden iets mee te maken. Drie werknemers kregen hun pensioen. Schipper van het grote jacht Cornelis Van Renoy kreeg in 1724 wegens zijn lange diensttijd en zwakke gezondheid een pensioen toegekend van 18 stuivers per dag. Bootsman Jan Simonsen Brander stopte op 18 oktober 1731 omwille van lange diensttijd en zwakke gezondheid. Hij kreeg een pensioen van 30 stuivers per dag. Kok van het kleine jacht Jacob Smeiger kreeg in 1749 een gulden per dag toegewezen. Opmerkelijk is dat rang blijkbaar weinig invloed had op het verkregen pensioen. De kok en de bootsman kregen beiden een hoger pensioen dan de schipper.
155
http://www.vocsite.nl/geschiedenis/kamer_van_zeeland.html Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 157 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 156
51
Grafiek 1: Personeelsstroom van leidinggevend personeel van het departement equipager 1700-1751. Pe rs one e ls troom 60 54
50
38
40
39
30
20
10 3
2
1
0
A angeno men
P ro mo tie
Gesto rven
P ensio en
Ontslagen
Sto ppen wegens gezo ndheid
1 persoon diende te stoppen vanwege zijn slechte gezondheid en kreeg geen pensioen toegewezen. Het toewijzen van pensioenen gebeurde normaal op aanvraag van de werknemer zelf. Een voorbeeld van een dergelijke aanvraag is bewaard gebleven: onderbaas blokmaker Dirk Van Dijk richtte in 1781, op 72 jarige leeftijd en met een diensttijd van bijna 60 jaar, zo’n verzoek aan de bewindhebbers. Twee mensen werden ontslagen. Op 16 augustus 1725 werd de baas van de spinbaan Jacob Becker ontslagen. De reden is niet opgegeven. Ontslag was dus eerder zeldzaam, en werd alleen toegepast in geval van onhandelbaar gedrag. De arbeiders op de werf werden vermoedelijk wel rapper ontslagen, maar gegevens hierover werden niet bijgehouden. 3.4 Conclusies: Het aantal werknemers van het departement equipage van de kamer Zeeland was op geen enkel ogenblik constant in de eerste helft van de 18de eeuw. Dit maakt dat we slechts voor bepaalde momenten het precieze aantal werknemers kunnen weergeven. Er is ons echter geen enkele lijst uit de eerste helft van de 18de eeuw overgeleverd waar alle werknemers van het departement op staan. Er bestaan wel dergelijke lijsten uit het eind van de 18de eeuw, maar gezien het verval van de Compagnie toen al serieus was ingezet en het aantal werknemers was afgenomen zeggen die weinig over de situatie in de eerste helft van de 18de eeuw. Wanneer we de lijsten uit de eerste helft van de 18de eeuw naast elkaar leggen en rekening houden met het vermoedelijke verschil in datum en enige overlappingen kunnen we (voorzichtig) stellen dat er in de eerste helft van de 18de eeuw gemiddeld tussen de 600 en de 650 man in dienst was van het departement equipage. Het bouwen en uitrusten van de schepen bood in het 18deeeuwse Middelburg dus aan zeker 600 mensen rechtstreekse tewerkstelling. De werknemers van het departement equipage kwamen uit alle lagen van de bevolking en bestroken alle leeftijdscategorieën. Er zijn een aantal verwijzingen naar het bestaan van verwantschap tussen de verschillende werknemers. Vooral voor wat de hogere functies betreft zien we dat de zoon vaak in de voetstappen van de vader trede, en dat familie van
52
bewindhebbers en ander hoog geplaatst personeel makkelijker aangeworven werd en sneller promotie maakte. Wat de verloning betreft gaapte een enorme kloof tussen de best en slechtst betaalde werknemer van de Compagnie. Bewindhebbers konden dankzij ambtsverkoop en andere emolumenten soms tot 10.000 gulden per jaar verdienen. Een beginnende jongeling in de zeilmakerij verdiende slechts 45 gulden per jaar. De Compagnie betaalde niet uitzonderlijk goed, op privé-werven verdiende men een hoger daggeld.158 De werknemer van de kamer Zeeland hadden echter het hele jaar door werkzekerheid, in tijden van minder werk kregen bepaalde werknemers andere functies op de werf. Privé-werven waren niet het hele jaar door operationeel, zodat de werknemers van de Compagnie in de long run meer verdienden dan hun collega’s in de privésector. De lonen komen op een paar functies na precies overeen met wat de kamer Amsterdam aan haar werknemers betaalde. Het lijkt er nochtans niet op dat de Heren XVII richtlijnen uitschreven met betrekking tot de verloning van de werknemers. Uit de notulen van de heren equipage blijkt immers duidelijk dat ze zelfstandig over loonsverhogingen beslisten. Vermoedelijk bespraken de bewindhebbers van de verschillende kamers onderling hun loonbeleid en stemden ze op elkaar af, uit zuinigheid en met het oog op de jaarlijkse verevening die regelmatig de aanleiding was voor hevige ruzie. Het lijkt erop dat in de loop van de eerste helft van de 18de eeuw de organisatie van het departement equipage evolueerde. Rond het begin van de eeuw zien we dat de bewindhebbers zich nog veel met de aankopen bezighouden, naar het midden van de 18de eeuw toe vinden we in de notulen echter meer verwijzingen naar het personeelsbeleid. De bewindhebbers gingen meer van hun taken delegeren naar het midden van de 18de eeuw toe. De lonen van het departement equipage werden apart ingeboekt in de jaarlijkse verantwoording van de uitgaven die de boekhouders van de kamer opstelden.159 Hieruit blijkt dat de totale uitgaven aan lonen van het departement voor de 31 equipagejaren tussen 1720 en 1751 1.270.292 pond Vlaams bedroegen, of gemiddeld 40.977 pond per equipagejaar.160 Dit komt overeen met een bedrag van 245.862 gulden per equipagejaar. De uitgaven aan arbeidslonen zijn echter niet constant. Dit valt uiteraard grotendeels te verklaren door het feit dat het aantal arbeiders op de werf ook nooit constant was. Naar het midden van de 18de eeuw zien we de uitgaven aan arbeiderslonen stijgen, op het eerste zicht een indicatie van een toename van het personeel. Er zijn echter ook aanwijzingen voor een lichte stijging van de lonen over de loop van de 18de eeuw. Uit de notulen van de vergaderingen van de bewindhebbers van het departement blijkt dat de startlonen in de eerste helft van de 18de eeuw voor de meeste functies gelijk bleven. Naar het midden van de 18de eeuw toe zien we echter ook dat loonsverhogingen meer en systematischer worden toegepast dan in het begin van de 18de eeuw.161
158
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 115. 159 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 160 Ibid. 161 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
53
De traktementen bleven opvallend stabiel in de eerste helft van de 18de eeuw. Jaarlijks werd er rond de 10.000 pond Vlaams of 60.000 gulden aan traktementen uitbetaald.162 In totaal ging er 306.482 pond of 1.838.892 gulden naar traktementen in de 31 equipagejaren waarvan we de gegevens hebben.163 Het eindtotaal voor 31 jaar aan lonen en traktementen bedroeg 1.576.774 pond Vlaams of 9.460.644 gulden.164 Tabel 9: Uitgaven aan arbeiderslonen equipage en traktementen tussen 1720 en 1751165 Equipagejaar 1720-21 1721-22 1722-23 1723-24 1724-1725 1725-1726 1726-1727 1727-1728 1728-29 1729-30 1730-31 1731-32 1732-33 1733-44 1734-35 1735-36 1736-37 1737-38 1738-39 1739-40 1740-41 1741-42 1742-43 1743-44 1744-45 1745-46 1746-47 1747-48 1748-49 1749-50 1750-51 TOTAAL
Arbeiderslonen der equipage 36.806,44 33.986,10 41.241,48 40.256,73 38.329,98 36.494,55 33.000,60 38.099,30 36.289,58 36.697,29 41.175,60 37.211,04 42.134,61 40.551,04 43.415,15 43.454,55 43.943,38 42.693,27 45.272,87 40.292,23 41.678,03 41.942,88 41.489,73 45.350,70 47.758,51 46.172,13 45.986,65 40.593,64 43.047,08 42.354,37 42.572,54 1.270.292,06
Traktementen 9.757,36 9.829,21 9.503,86 9.820,77 9.602,92 10.165,90 10.116,24 10.011,70 10.263,58 9.998,97 9.834,73 10.121,45 9.776,30 9.860,20 9.843,01 10.017,86 10.275,06 9.818,52 10.120,64 10.117,85 10.025,75 9.926,77 9.606,68 9.764,95 9.799,00 9.786,85 9.683,00 9.558,49 9.628,85 9.463,72 10.381,89 306.482,09
Totaal 46.563,80 43.815,32 50.745,34 50.077,49 47.932,90 46.660,45 43.116,84 48.111,00 46.553,16 46.696,26 51.010,33 47.332,49 51.910,91 50.411,24 53.258,16 53.472,41 54.218,45 52.511,79 55.393,51 50.410,08 51.703,78 51.869,65 51.096,40 55.115,66 57.557,52 55.958,98 55.669,65 50.152,13 52.675,93 51.818,09 52.954,43 1.576.774,15
162
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 163 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 164 Ibid. 165 Ibid. Het rekenen met oude muntstelsels is vanwege de indeling 1 = 20 = 240, zoals bij ponden, quasi onmogelijk. Vandaar dat we alle bedragen uit het register hebben omgezet naar decimale getallen. Zo komt het bedrag.125,75 pond Vlaams overeen met 125 pond 15 schellingen Vlaams.
54
Hoofdstuk 4: Het leveranciersnetwerk van de kamer Zeeland 4.1 Inleiding De equipage van een schip was, zoals gezegd, veel breder dan enkel het bouwen en vaarklaar maken ervan. Het departement equipage van de VOC zorgden er eveneens voor dat het schip volledig werd uitgerust voor de reis. Zo zorgde men voor levensnoodzakelijke producten zoals voedsel, bier, bewapening, medicijnen… maar ook voor gebruiks- en handelsgoederen zoals tabak en pijpen, kleren, stenen, hout… De studie van de producten die aan de schepen werden meegegeven geeft ons niet alleen een beeld van het dagelijkse leven aan boord, maar helpt ons ook meer inzicht te krijgen in de bedrijfsstructuur van de 18de eeuwse scheepswerf en de handelsnetwerken waarin ze was opgenomen. De werf was niet alleen een werkgever voor timmerlui en lijndraaiers, maar voorzag ook talrijke handelaars, winkeliers, bakkers, brouwers, ambachtslui,… in een bepaalde mate van een stabiel inkomen. In dit hoofdstuk nemen we de toeleveringen aan de kamer Zeeland onder de loep. Hiervoor maken we gebruik van een combinatie van een aantal bronnen. Jammer genoeg zijn de journalen en grootboeken van de opperboekhouder, die een chronologisch overzicht van alle aankopen en andere uitgaven bevatten, verloren voor de besproken periode. Voor de equipagejaren 1724-1728 zijn wel de kasboeken van het departement thesaurie beschikbaar.166 Een tweede bron is het register met de verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de Kamer Zeeland.167 Dit is beschikbaar voor de periode 1720-1796. Een derde bron zijn de notulen van het departement equipage.168 Een gebrek aan overlapping tussen de drie beschikbare bronnen maakt een reconstructie van het handelsnetwerk waarin de werf was opgenomen niet eenvoudig. Een studie van de toeleveringen van de Kamer Amsterdam van Jerzy Gawronski voor de equipagejaren 1742-1749 stelt ons in staat de vergelijking tussen beide kamers te maken.169 Om dit te bewerkstelligen zal hier gebruik gemaakt worden van dezelfde indeling in rubrieken die Gawronski gebruikt, en die gebaseerd is op de indeling die werd toegepast in de boekhouding van de kamer.
166
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 168 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 169 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. 167
55
4.2 De boekhouding In de loop van de eerste helft van de 18de eeuw werden er bij de Verenigde Oostindische Compagnie regelmatig wijzigingen doorgevoerd in de boekhouding. Rond 1740 waren deze wijzigingen compleet en werd de manier van boekhouden aangehouden tot aan de opheffing van het bedrijf. Elke kamer hield een register bij met de verantwoording van de uitgaven en inkomsten. Voor de kamer Zeeland is dit register beschikbaar vanaf 1720.170 Of er ervoor reeds zo’n register werd bijgehouden is niet zeker, maar vermoedelijk wel, gezien de nood aan precies cijfermateriaal om de jaarlijkse verevening met de andere kamers te kunnen regelen. In het register werd voor elk jaar alle inkomsten en uitgaven in een aantal rubrieken ingeboekt. Voor elk jaar werden vier bladzijden voorzien. In 1740 schreven de Heren XVII een standaardindeling voor waar alle kamers zich aan dienden te houden. Vóór 1740 kon de kamer Zeeland het register indelen hoe het zelf wilde. Het resultaat is dat in het jaar 1740 een aantal rubrieken verdwenen en er een aantal bijkwamen. Dit maakt het zeer moeilijk de verschillende rubrieken met elkaar te vergelijken. Doorheen de eerste helft van de 18de eeuw waren er 38 rubrieken die betrekking hadden op de leveranties aan de kamer: Adriaan Crans, schutgieter in 's Gravenshage Barbiersbehoeften Behoeften voor het Scheepsvolk Behoeften voor Indië Bier tot Cargesoen Bier tot Koopmanschap Bier voor Equipage Boter Kaas en Stokvis (vanaf 1740 enkel boter) Brood Chirurgijnskisten en Medicijnen Fustagie met IJzeren Banden Geschut en Ammunitie Harpuys en Zwavel Hennep en Touwwerk Hout (vanaf 1740 gesplitst) IJzer en IJzerwerk Kaas Kajuitbehoeften Koopmanschappen tot CargAsoen
Koper en Koperwerk Laken Wol en Zijde Linnen en Wollen Kleren Lood Matrozen- en Soldatenkisten Olijfolie Ongelden Equipage Onkosten Kamer Zeeland Pek en Teer (vanaf 1740 ook harpuys) Pottagie Spek Stuurmansgereedschap Verscheidene Behoeften Vette Waren Vis Vlaggen en Vaandoek Vlees Wijn en Brandewijn Zeilen en Zeildoek
170
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796.
56
Deze kunnen onderverdeeld worden in: -
Benodigdheden voor de bouw van de schepen Lading, handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië. Militaire voorzieningen Uitrusting Levensmiddelen Verpakkingen Diversen
In de rest van het hoofdstuk worden deze zeven categorieën en de bijhorende boekhoudkundige rubrieken één voor één behandeld. Om meer te weten te komen over de prijzen en de leveranciers maken we gebruik van het kassaboek van de thesauriers en de notulen van de heren equipage. In het kassaboek noteerden de thesauriers maand per maand welke leverancier welke bedragen ontvangen had.171 De productgroep waaronder de geleverde producten hoorden werd er eveneens bij genoteerd, maar de boekhoudkundige rubriek waaronder die productgroep ingeboekt werd niet. Gezien meerdere producten in verschillende boekhoudkundige rubrieken voorkwamen – de producten werden ingedeeld volgens gebruik, en niet volgens de aard van het product – kunnen we aan de hand van het kassaboek niet meer zeggen dan welke leverancier hoeveel geld gekregen heeft. Het kassaboek diende enkel als geheugensteuntje voor de kassiers. Voor het opstellen van de registers met uitgaven en inkomsten werden duidelijk andere documenten gebruikt. Gezien het beperkte nut van het kassaboek als bron, en gezien een aantal andere factoren zoals de slechte leesbaarheid ervan en tijdsdruk, heb ik het kassaboek slechts voor de maanden mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725 doorgenomen. Een equipagejaar liep van mei tot april. De notulen van de heren equipage, voor het gemak verder equipageboek genoemd, bevat vooral voor het eerste decennium van de 18de eeuw heel wat informatie over de leveranciers.172 Naarmate de eeuw vordert zien we echter dat de heren equipage zich meer gaan toeleggen op het personeelsbeleid en het aankopen van goederen meer en meer overlaten aan anderen. Er vond dus een toenemende afbakening van bevoegdheden plaats in de eerste helft van de 18de eeuw. Het rekenen met oude muntstelsels is vanwege de indeling 1 = 20 = 240, zoals bij ponden, quasi onmogelijk. Vandaar dat we alle bedragen uit het register hebben omgezet naar decimale getallen. Zo komt het bedrag 125,75 pond Vlaams bijvoorbeeld overeen met 125 pond 15 schellingen Vlaams.
171
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 172
57
4.3 Benodigdheden voor de bouw van de schepen: De benodigdheden voor de bouw van de schepen werden ingeboekt in de rubrieken Hout, Harpuis Zwavel Pek en Teer, Hennep en Touwwerk, Zeilen en Zeildoek.173 Uiteraard zijn deze materialen alleen niet voldoende voor de bouw van een schip, zo werd er ook veel ijzer (o.a. voor spijkers) en koper gebruikt, samen met een hele waslijst aan andere materialen. Metalen werden echter slechts gedeeltelijk gebruikt voor de bouw van schepen, zodat deze werden ingeboekt in andere rubrieken. In totaal werd voor de 31 equipages tussen 1720 en 1751 voor 2.100.170,15 pond Vlaams aan materiaal voor scheepsbouw aangekocht. De grafiek hieronder toont de verdeling van de totale uitgaven aan de verschillende vermelde materialen in verhouding tot de totale uitgaven aan alle materialen voor scheepsbouw.174 Grafiek 2: Procentuele verdeling van de aangekochte materialen voor scheepsbouw175 Leveranties Scheepsbouw
zeilen en zeildoek 19%
hout 43%
hout harpuys en zwavel pek en teer hennep en touwwerk zeilen en zeildoek
hennep en touwwerk 32% harpuys en zwavel 1% pek en teer 5%
4.3.1 Scheepsromp: hout en impregneermiddelen Tot 1740 werd in het register met de verantwoording van de boekhouding slechts één rubriek voorzien voor hout.176 Daarna werden de uitgaven voor hout gesplitst in 3 rubrieken die ruwweg aangeven voor welk doel het hout was aangekocht. Eijckenhout was hout bestemd voor scheepsrompen. Masthouten sloeg op rondhout, en Hout Divers was een verzamelnaam voor hout in alle soorten en maten waarvan een deel bestemd was voor scheepsbouw en de rest voor allerlei timmerwerk aan gebouwen en interieurs op de werf, en aan andere panden van de Kamer Zeeland.177 Ook brandhout, stelen voor borstels, hout voor de blokmakers,… hoorde hierbij. Daarnaast was een deel van dit hout bestemd om mee te geven met de schepen 173
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 174 Ibid. 175 Ibid. 176 Ibid. 177 Ibid.
58
voor reparaties of ten behoeve van de overzeese vestigingen.178 Doordat de indeling in de boekhouding door de jaren heen veranderde is het echter moeilijk te zeggen hoe groot het aandeel van de verschillende houtsoorten binnen de totale uitgaven aan hout waren. In totaal ging voor de 31 equipages tussen 1720 en 1751 902.758,38 pond Vlaams naar de aankoop van hout. De grootste aankoop was in het equipagejaar 1736-1737 (40.850,63 pond Vlaams), de kleinste in het equipagejaar 1740-1741 (14.306,18 pond Vlaams).179 Eikenhout: Eikenhout was door zijn sterkte en duurzaamheid het belangrijkste bouwmateriaal voor scheepsrompen. Het hout kan worden onderverdeeld in twee soorten: recht hout en gebogen hout.180 Recht hout werd verzaagd tot planken en balken. Het gebogen hout kunnen we ruwweg onderverdelen in drie soorten: krommers, essens en knieën. Krommers waren balken of planken gezaagd uit kromgegroeide bomen. De kromming bepaalde waarvoor de krommers gebruikt werden. Zo werden lichtgekromde bomen gebruikt voor gebogen planken in de huid van voor- of achterschip.181 Essens hadden, zoals het woord doet vermoeden, een dubbele, sachtige kromming. Hiermee konden bijvoorbeeld de spanten in het achterschip worden opgebouwd. Knieën werden gezaagd uit het stuk van de boom waar stam overgaat in tak. Hierdoor hadden ze een kromming van 100° tot 160°. De knieën werden gebruikt als ondersteunende elementen.182 Niet alleen de vorm van de boom, maar ook de geografische herkomst ervan had een invloed op de kwaliteit en daarmee de toepassing van het hout. Niet elke eikensoort was even geschikt voor verwerking tot bepaalde rompdelen. Scheepstimmerlieden hielden goed in de gaten welk hout diende gebruikt te worden voor welke onderdelen. In de scheepsbouwkundige literatuur uit de 17de en 18de eeuw werd hier dan ook uitvoerig over geschreven. In Nederland zelf was van nature weinig hout te vinden dat geschikt was voor scheepsbouw. Het hout moest dus grotendeels geïmporteerd worden. Volgens Nikolaas Witsen was Rijns eikenhout het meest in trek als rechthout. Hout uit Westfalen werd vooral gebruikt als kromhout183. Het grootste deel van het eikenhout dat gebruikt werd voor scheepsbouw was dus idealiter afkomstig uit Duitsland. In 1750 schreef de meesterscheepstimmerman van de admiraliteit dat kwalitatief Rijns eikenhout de voorkeur verdiende en moest beschermd worden, daar het volgen hem al te veel terug werd uitgevoerd in plaats van gebruikt in de scheepsbouw.184 Dit wil echter niet zeggen dat al dit hout in Duitse bossen gekapt werd. De enorme vraag begon de Duitse houtvoorraden uit te putten, zodat hout uit het Oostzee-gebied in grote getale werd geïmporteerd via Duitse havens als Hamburg.185 Gezien het hout benoemd werd aan de hand van de haven van waaruit het naar Nederland werd getransporteerd is het moeilijk om enkel
178
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 132. 179 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 180 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 133. 181 Ibid. 182 Ibid. 183 Hoving (A.J.), de Weerdt (G.A.), e.a., Nicolaes Witsens scheeps-bouw-konst open gestelt. Franeker : Van Wijnen, 1994. 412 p.: ill. 184 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 133. 185 Ibid.
59
aan de hand van geschreven bronnen te zeggen van waar het gebruikte hout precies afkomstig was. In tegenstelling tot wat blijkt uit de cijfers voor de Kamer Amsterdam is voor de Kamer Zeeland niet altijd te zeggen van waar het hout precies afkomstig was. Ondanks het streven naar unificatie had de VOC geen regels uitgeschreven voor de aankoop van hout.186 Dit laat ons vermoeden dat niet enkel de kwaliteit, maar ook de zakelijke interesses van de bewindhebbers en het aanbod op de houtmarkt mee bepaalden welk hout werd aangekocht. In het kassaboek vinden echter de vermelding van een lading Hamburgse planken en een lading Hamburgse balken, wat doet vermoeden dat dit Oostzeehout betrof.187 De Kamer Zeeland kocht haar eikenhout begin voornamelijk bij kooplui uit Amsterdam, Dordrecht, Zaandam, en Edam.188 Zaandam was oorspronkelijk het epicentrum van de Nederlandse houthandel. In de eerste helft van de 18de eeuw kwam de houtmarkt echter enorm in beweging, en verschoof het centrum ervan van Zaandam naar Amsterdam.189 Masthouten: De term masthouten sloeg niet enkel op masten, maar ook op stengen, ra’s, vlaggenstokken, en alle andere lange rondhouten. Over masthouten is weinig in de bronnen terug te vinden. De enige verwijzingen vinden we in de notulen van het departement equipage, waarin voor 3 november 1705 een lijst met aankopen van verschillende houtpartijen vermeld staat. Op 19 oktober werd een partij van 5 masten aangekocht van de heer Speldemeier uit Edam. Prijs was 130 pond Vlaams. Naast deze rondhouten werden ook knies en planken aangekocht. Op 24 oktober werd bij de heer Bontekoningh uit Amsterdam 16 masten aangekocht voor een bedrag van 350 pond Vlaams.190 In het kassaboek uit 1724-1725 wordt enkel vermeld welk soort hout werd aangekocht indien de aangekochte partij volledig uit dezelfde soort bestond. Masthouten zijn nergens vermeld, wat wil zeggen dat ze telkens samen met andere houtsoorten werden aangekocht.191 Dit houdt in dat de masten geleverd werden door de grotere houtleveranciers. Voor Amsterdam weten we dankzij de studie van Jerzy Gawronski dat masthouten in de jaren ’40 van de 18de eeuw bijna exclusief bij de houthandel van Joannes en Floris Bontekoningh werden aangekocht, hetzelfde bedrijf waar de Kamer Zeeland in 1905 het grootste deel van hun masten aankocht.192
186
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 133. 187 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 188 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 189 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 92. 190 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 191 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 192 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 140.
60
Bij de 16 masten die dat jaar werden aangekocht bij Bontekoningh staan lengtematen vermeld: - 1 stuk 24 ½ palm omtrek en 84 voet lang - 1 stuk 24 palm omtrek en 89 voet lang - 1 stuk 23 ½ palm omtrek en 91 voet lang - 1 stuk 23 palm omtrek en 90 voet lang - 1 stuk 23 palm omtrek en 85 voet lang - 1 stuk 22 ¾ palm omtrek en 89 voet lang - 1 stuk 22 ¾ palm omtrek en 87 voet lang - 1 stuk 22 ¾ palm omtrek en 84 voet lang - 1 stuk 22 palm omtrek en 94 voet lang - 1 stuk 22 palm omtrek en 91 voet lang - 1 stuk 22 palm omtrek en 79 voet lang - 1 stuk 21 ¾ palm omtrek en 88 voet lang - 1 stuk 20 ¾ palm omtrek en 87 voet lang - 1 stuk 20 ¾ palm omtrek en 83 voet lang - 1 stuk 20 ½ palm omtrek en 86 voet lang - 1 stuk 20 palm omtrek en 81 voet lang De langste mast van de 16 was dus ongeveer 25,75 meter lang en 2,25 meter in omtrek. De lengtes wijzen erop dat deze masten gebruikt werden als grote mast of fokkemast. De gemiddelde prijs per mast bedroeg 21,88 pond Vlaams, wat ongeveer overeenkomt met 131,88 gulden. Vergeleken met wat in de jaren ’40 van de 18de eeuw door de Kamer Amsterdam betaald werd waren deze masten relatief goedkoop. Prijzen voor masten schommelden daar tussen de 8 en de 450 gulden, met uitschieters tot 780 gulden, afhankelijk van de grootte.193 De herkomst van de masthouten is niet te achterhalen. Hout Divers: Hout divers omvatte voornamelijk grenen- en vurenhouten planken, aangeduid als deelen. Ze werden gebruikt voor het dek en als verdubbeling van de buitenhuid onder de waterlijn (als bescherming tegen paalworm). Ook panelen, wagenschot194, kleine balkjes, schroten en latten, in verschillende niet nader bepaalde houtsoorten en bestemd voor het binnenwerk van de schepen, werden in deze categorie ingedeeld.195 Daarnaast werden ook grote hoeveelheden brandhout aangekocht. Verschillende werkplaatsen op de werf hadden vuur nodig, een deel werd meegegeven met de schepen, en de rest werd ter beschikking gesteld aan de hogere werknemers die over een dienstwoning beschikten: de opper- en onderequipagemeester en de meesterscheepstimmerman. Voor het maken van de blokken werd voornamelijk pokhout aangekocht, dat uit ZuidAmerika werd geïmporteerd.196 Het pokhout werd voornamelijk gebruikt voor de schijven in de katrollen. Ook iepenhout, in de bronnen meestal aangeduid als olmenhout, werd gebruikt voor de fabricage van de blokken. Iepen van mindere kwaliteit werden ook gebruikt als brandhout.197 Op donderdag 5 februari 1699 werd besloten een partij Iepen te kopen bij Pieter 193
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 92. 194 Speciaal gezaagd eikenhout bestemd voor decoratieve afwerking. 195 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 142. 196 Ibid. 197 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
61
Roedaart uit Veere, waaronder 200 vaam brandhout. De voorwaarde was dat er bij de partij geen kromhout en wortels mochten zitten, anders zou de leverancier verplicht worden ze terug te nemen.198 De prijs voor brandhout lag rond 1700 op gemiddeld 10 pond de vaam.199 Latere prijzen zijn moeilijk te bepalen. In het kassaboek werd bij de houtleveranties nooit de juiste samenstelling en hoeveelheid bijgeschreven. Houtleveranciers: Het hout werd zoals gezegd begin 18de eeuw zowel bij Zeeuwse als Hollandse leveranciers betrokken. In de notulen vinden we verwijzingen naar Middelburg, Veere, Edam, Zaandam, Amsterdam en Dordrecht.200 Eén van de belangrijkste leveranciers vanaf het derde decennium van de 18de eeuw was de Sociëteit der Geoctroyeerde Zaagmolens. De Sociëteit werd opgericht in 1723, en exploiteerde in de Middelburgse gemeente Nieuwland een achttal zaagmolens. De huidige zaagmolendijk in Nieuwland herinnert ons nog aan het bestaan van de Sociëteit.201 Vanaf 1730 ging de Sociëteit eveneens een eigen werf uitbaten in Middelburg. Rond 1766 bouwde de Sociëteit haar laatste schip.202 De eerste verwijzing naar de Sociëteit der Geoctroyeerde Zaagmolens in de archieven van de kamer Zeeland vinden we in het kassaboek van de thesauriers.203 Eén van de houtleveranciers hierin opgenomen was Servaas Bomme, van wie we weten dat hij bij de Sociëteit hoorde. Het was hij die op 21 januari 1730 aan het Middelburgse stadsbestuur in naam van de Sociëteit de toestemming vroeg om te beginnen met een scheepswerf binnen de stad.204 Het kassaboek vermeldt eveneens een zekere Anthony Bomme.205 Of dit naaste familie was van de vermelde Servaas is moeilijk te zeggen. Er waren in de eerste helft van de 18de eeuw redelijk wat Bommes, waaronder op het eerste zicht ook meer dan één Anthonij en meer dan één Servaas.206 In de notulen van de heren equipage wordt tweemaal verwezen naar de Sociëteit. Op 5 januari 1734 kochten bewindhebbers Boudaan en Veth van Westcapelle van de Sociëteit hout ter waarde van 26.050 pond Vlaams. Op 9 december van hetzelfde jaar werd besloten de masthouten voor de komende equipage en een partij timmerhout voor scheepsbouw aan te kopen bij de Sociëteit.207 Het totale bedrag dat dat equipagejaar (1733-1734) aan hout werd uitgegeven bedroeg 29.445 pond 1 schelling 11 penningen Vlaams.208 Het lijkt er dus op dat in 1734 bijna de voltallige benodigde houtvoorraad bij de Sociëteit der Geoctroyeerde Zaagmolens werd aangekocht. Of dit een éénmalig experiment was of dat dit vanaf dan de regel werd is jammer genoeg niet te zeggen. 198
Ibid. Ibid. 200 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 201 Franken (A.F.), Scheepswerven in Zeeland. Een Onderzoek naar de Geschiedenis en Relicten van Zeeuwse Scheepswerven. Goes: De Koperen Tuin, 1996. p. 38. 202 Ibid. 203 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 204 Franken (A.F.), Scheepswerven in Zeeland. Een Onderzoek naar de Geschiedenis en Relicten van Zeeuwse Scheepswerven. Goes: De Koperen Tuin, 1996. p. 38. 205 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 206 Beide namen werden ingevoerd in het zoekscherm op http://www.zeeuwengezocht.nl 207 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 208 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 199
62
De kamer Zeeland deelde zoals gezegd een aantal leveranciers met de kamer Amsterdam, waarvan de firma van Joannes en Floris Bontekoningh de belangrijkste was. Voor de komst van de Sociëteit der Geoctroyeerde Zaagmolens in 1723 kwam het grootste deel van het hout van bij Hollandse leveranciers, met uitzondering van enkele losse bestellingen bij Zeeuwse houthandelaars. Ook in 1724 werd zeker nog uit Amsterdam en Holland gekocht. De in het kassaboek vermelde Claas Pool en Claas Olij waren immers in Amsterdam gevestigd en leverden eveneens aan de kamer Amsterdam.209 Hun bedrijf was gericht op de verkoop van eikenhout. Er is dus grote kans dat de houtsoorten die ingevoerd dienden te worden uit het buitenland, waaronder eikenhout en masthouten, grotendeels in Holland aangekocht werden tot rond 1725. De komst van de Sociëteit der Geoctroyeerde Zaagmolens bracht hier waarschijnlijk verandering in, al is het beschikbare bronnenmateriaal met betrekking tot de aankoop van hout te schaars om hierover definitieve uitspraken te doen.
209
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 9
63
Tabel 10: Houtleveranciers ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)210 Abusse Maatje
brandhout
Balguerie Jaques
hamb. Planken
306
Bomme Anthonij
Bomme Servaas
86 19 0
Onpersch?? Lepinus
brandhout
3 0
Oole Gerrit
houtvracht
10
6 0
balkdelen houtwaren houtwaren
194 14 0 28 9 0 397 10 0
Oole Pieter
houtvracht
10
6 0
Ponts Pieter
houtvracht
10
6 0
balkdelen houtwaren houtwaren houtwaren houtwaren
148 15 0 595 7 0 600 6 0 575 12 0 11 10 0
Rietvelt Joannes
houtwaren
186
2 0
Cornelissen,Dirk
brandhout
De Rijcke Pieter (wed.) (wed.) (wed.)
houtwaren houtwaren delen en hout houtwaren
Dijckwest Marinus
houtvracht
10
6 0
Gerritsen Dirk
houtvracht
10
6 0
Huisters Adriaan
brandhout brandhout
76 4 0 36 19 0
Jaarling Adriaen
pokhout
Janssen Pieter
hout regt vandore
Lanoij Pieter
pokhout
Maertens Pieter
scheepshout
Meersman Adriaan
houtvracht
Okkerman Aarnoud voor Claas Pool
houtwaren houtwaren scheepshout scheepshout
Olij Claas
210
hout regt vandore
74
Robbertsen Jacob (wed.) hout draaien houtwaren
64 18 0 61 6 0
Smit Jan
hout regt vandore houtvracht
15 2 0 14 16 0
Stellenaer job
houtwaren houtwaren houtwaren
Vaak Cristiaan
hout regt vandore hout regt vandore houtvracht
11 12 0 11 12 0 9 12 0
Van Breughel Joseph
houten stelen
49
3 0
674 12 0 33 8 0 219 1 0 323 11 0
427 17 0 7 18 8
103 11 0
Van Den Berge Leendert houtvracht hout regt vandore hout regt vandore
356 11 0 261 16 0 16 5 0
3 0
10 6 0 13 12 0 9 12 0
Van Der Boon Jacob (wed.)
houtwaren zaaghout
2202 125
8 0 6 0
Van Doorn Daniel
houtwaren houtwaren
3624 1 0 444 19 0
Van Wieringe Jan
houtvracht
8
2 0
Vanderleerse Pieter
brandhout
110
5 0
Vermeulen Laurens
essen brandhout
53 14 0
Wiekes Siemon
ham. Balken etc.
148 18 0
Witgracht Pieter
houtwaren
12 11 3 3950
7 0
10
6 0
997 5 371 5 381 9 303 12
0 0 0 0
8 12 0 1669 16 0
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
64
Pek, Teer, Harpuis en Zwavel: Deze vier producten hadden hoewel ze in dezelfde rubriek ingeboekt werden een verschillende toepassing in de scheepsbouw. Pek werd samen met uitgeplozen touw, werk genoemd (zie verder), gebruikt om de naden in de huid van het schip waterdicht te maken. Teer, dat vloeibaarder is dan pek, werd gebruikt als impregneermiddel voor touw en hout. Harpuis (gekookte pijnboomhars) werd gebruikt als bootlak of vermengd met zwavel en uitgestreken op de onderste helft van de romp om de groei van algen en schelpdieren tegen te gaan. Aan Pek, Teer, Harpuis en Zwavel werd jaarlijks tussen de 2.300 en de 6.500 pond Vlaams uitgegeven. Het grootste deel hiervan ging naar pek en teer.211 In het equipageboek vinden we enkele aanwijzingen omtrent de herkomst van de teer. Op 30 november 1705 werden de prijzen voor de teer vastgelegd op 29 pond Vlaams voor Wijburger (of burgse) teer en eveneens 29 pond Vlaams voor Westerwijckse teer, telkens per last. Een paar jaar later kocht men van Caspar Romburgh 25 last Wijburger teer tegen 24 3/8 pond Vlaams per last.212 Welke plaatsen hiermee juist bedoeld worden is niet heel duidelijk. De kans is groot dat pek en teer uit het buitenland kwamen. De kamer Amsterdam kocht in de jaren ’40 van de 18de eeuw pek en teer uit Zweden, en harpuis uit Bayonne in Frankrijk.213 In het kassaboek vinden we voor 1724 onder andere de namen van Joseph De Moor en Splinter Van Doorn terug als leveranciers van pek en teer.214 Beide heren waren eveneens leveranciers van Zweeds staafijzer (zie verder), de kans is dus groot dat het pek en teer dat zij verkochten afkomstig was uit Zweden. Aanwijzingen voor waar de kamer Zeeland harpuis insloeg zijn niet terug te vinden in de doorgenomen bronnen, maar gezien de aard van het product is het zeer waarschijnlijk dat het net als bij de kamer Amsterdam uit Zuid-Frankrijk afkomstig was. Tabel 11: Leveranciers van Pek, Teer, Harpuis en Zwavel ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)215 Calebout Boudewin
harpuis
569 10 0
Van Doorn Splinter
pek (10 last)
257
8 0
De Moor Jospeh
pek en teer
872
4 0
Thonis Adolf
teer (923 t.)
586
5 0
TOTAAL
2285
7 0
211
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 212 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 213 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 147 214 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 215 Ibid.
65
4.3.2 Tuigage Tuigage omvat alle touwen en zeilen waarmee een schip is uitgerust. De Kamer Zeeland vervaardigde haar eigen tuigage in de zeilmakerij en de lijnbaan. Voor het maken van touw en zeilen had men hennep, touwwerk, teer, en zeildoek nodig. Teer is reeds behandeld in de voorgaande categorie. Ook de blokken (katrollen) werden zoals gezegd op de werf gemaakt in de blokmakerij. Het hout dat hiervoor gebruikt werd is reeds behandeld in de categorie hout divers. Metalen en gereedschappen die nodig waren voor de vervaardiging van touw, zeilen en blokken worden verderop behandeld. In de rekeningen nemen de rubrieken Hennep en Touwwerk en Zeilen en Zeildoek ongeveer 51% in van de totale uitgaven aan scheepsbouwmaterialen voor de 31 equipages tussen 17201751. Het tuigage was dus duurder in aankoop dan het hout waarmee het schip werd getimmerd.216 Voor Hennep en Touwwerk werd jaarlijks tussen de 9.000 en de 40.000 pond Vlaams uitgegeven. Zeilen en Zeildoek kostten de kamer tussen de 7.600 en de 16.200 pond Vlaams per jaar.217 Hennep en Touwwerk: Het optuigen van een schip vereiste gigantische hoeveelheden touw. Het grote belang van het touwwerk van een schip maakte de aankoop van voldoende hennep en het draaiende houden van de lijnbaan cruciaal voor de Heren Equipage. In het equipageboek zijn er dan ook heel wat vermeldingen van hennep en touw terug te vinden. De hennep werd in principe aangekocht door de baas van de lijnbaan, maar hennep was een veelgevraagd product gezien de grote nood aan touw in het Ancien Regime, zodat er dikwijls tekorten waren en de bewindhebbers moesten ingrijpen. Op 27 november 1721 werd besloten 3 kleine schepen met 60 à 70 bonder hennep vanuit Amsterdam te laten overkomen ter vervanging van een katschip met hennep dat niet kwam opdagen.218 Van waar het katschip verwacht werd wordt niet vermeld. Op 22 december 1732 besloten de heren equipage het lijndraaien zelfs grotendeels uit te besteden gezien de lijnbaan op de werf niet op tijd klaar zou geraken.219 De heren stelden wel enkele voorwaarden: 1) Het touwwerk moet worden gemaakt van hennep van de Compagnie. De aannemer moet evenveel gewicht aan touw leveren als hij aan gewicht in hennep heeft ontvangen. Hiervoor krijgt hij 10 gulden per schippond. 2) Als iemand al garen in voorraad heeft dat door de baas van de lijnbaan wordt goedgekeurd, zullen ze dit moeten gebruiken om het touwwerk van te slaan. Ze krijgen evenveel hennep in de plaats terug. Als iemand al touwwerk op voorraad heeft zal die dat ook mogen leveren. 3) Iedereen moet zijn deel leveren tegen half maart 1733. Wie in gebreke blijft krijgt maar 9 gulden loon per schippond. 4) De aannemer moet ten allen tijde toegang verlenen tot zijn lijnbaan aan de equipagemeesters en de baas van de lijnbaan.
216
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 217 Ibid. 218 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 219 Ibid.
66
5) De aannemers zullen moeten zweren dat ze geen ander hennep of garen gebruikt hebben dan beschreven in voorgaande artikelen. Getekend: J.N. Allen, A. Van Doorn, Anthonij Daiblij, Abraham Claudoré, Jan Taarlink, Jacob Rietveld.220 Twee van de ondertekenaars vinden we nog terug in de bronnen. Anthonij Daiblij leverde in 1724 al hennep en touwwerk aan de kamer. De naam Van Doorn vinden we ook in het kassaboek terug. Splinter Van Doorn was zoals gezegd leverancier van pek en Zweeds staafijzer, maar ook van zeildoek.221 We weten dat hij van Vlissingen afkomstig was, maar of hij familie was van de A. Van Doorn in het equipageboek is niet met zekerheid te zeggen.222 Voor wat de prijzen van de hennep betreft vinden we één aanwijzing in het equipageboek. Op woensdag 19 november 1698 werd besloten 60 à 70 bonder hennep te kopen van de heren Schoon en Scheurwater tegen 30 gulden per schippond.223 Dit is een heel stuk goedkoper dan wat de kamer Amsterdam in de jaren ’40 van de 18de eeuw voor hennep betaalde. De prijzen schommelden daar tussen de 36 en 42 gulden per schippond.224 De kamer Amsterdam haalde haar hennep uit Riga, Petersburg (Rusland), en Koningsbergen (Pruisen).225 Waar de kamer Zeeland haar hennep haalde staat nergens expliciet vermeld. Zoals gezegd werd bij tekort aan hennep direct beroep gedaan op de Amsterdamse markt, het is dus mogelijk dat ook de externe leveranciers hun hennep uit Amsterdam lieten komen, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. Tabel 12: Leveranciers van Hennep en Touwwerk ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)226 Daiblij Anthonij
hennep touwwerk
217 14 0 424 1 0
Taeslink Vincent
trossen en touwwerk
Tulleken Ambrosius hennep Nagtegaal Jacoba , wed. Thijssen
touwwerk 173 17 0 trossen en touwwerk 128 19 0
137 12 0 2572 13 0
hennep
2987
6 0
TOTAAL
6638
2 0
220
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 221 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 222 http://www.zeeuwengezocht.nl 223 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 224 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 147 225 Ibid. 226 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
67
Zeilen en Zeildoek: Doek voor zeilen werd kant en klaar ingekocht, waarop het in de zeilmakerij verwerkt werd tot de uiteindelijke zeilen. Het grootste deel van de aangekochte doeken waren van Hollandse makelij en werden dan ook aangeduid als Hollands doek.227 De doeken kwamen in verschillende kwaliteiten, afhankelijk van het gewicht van het doek. Zwaar doek was uiteraard duurder dan licht doek. Naast Hollands zeildoek werd ook everdoek ingeslagen. Dit was een lichter soort canvas dat van Vlaams linnen gemaakt werd.228 Het was beschikbaar in twee tinten (grauw en wit) en in twee breedtes (breed en smal). Hennepdoek was een waterwerend dekzeil dat werd gebruikt als afdekking van luiken, bekleden van masten, zonnetenten, waterslangen, pomphoezen, hangmatten, of om balen van te maken.229 Dit doek kwam in allerlei kwaliteiten en maten. Tenslotte werd er ook karreldoek ingekocht. Dit was zeer grove zeildoek gemaakt van gehekelde hennep. Op woensdag 11 november 1698 legden de heren equipage tijdens hun vergaderingen de prijzen voor zeildoek vast230: - wit Hollands doek onder de 40 pond aan 24 1/2 gulden - wit Hollands doek boven de 40 pond aan 26 gulden - grauw Hollands doek 15 1/2 gulden - grauw hennepdoek aan 15 gulden - wit karreldoek aan 24 gulden - grauw karreldoek aan 17 gulden - grauw breed everdoek aan 11 stuivers - grauw smal everdoek aan 10 stuivers - wit breed everdoek aan 15 stuivers - wit smal everdoek dito 12 stuivers Al deze prijzen zijn per 50 el, met uitzondering van het everdoek, dat per el werd betaald.231 Deze prijzen komen ruwweg overeen met wat er in de jaren ’40 van de 18de eeuw door de kamer Amsterdam werd betaald voor het zeildoek. De prijzen gingen echter voortdurend licht op en neer, ook in Zeeland.232 Een deel van het zeildoek werd ingekocht bij de werk- en tuchthuizen van de stad Middelburg. Zo besloten de heren equipage op donderdag 14 januari 1699 van de regenten van een vrijwillig werkhuis van de stad 100 a 150 rollen zeildoek te kopen aan 27 gulden de rol indien die meer dan 40 pond blijken te wegen, voor lichter stof zou men prijs bepalen na inspectie.233 Op 29 december 1705 besloot men van de regenten van het tuchthuis 150 rollen Hollands zeildoek te kopen, aan een prijs die nog overeen gekomen moest worden.234 De rest van het zeildoek werd aangekocht aan particuliere leveranciers. In 1724 hoorden hier onder andere onze vrienden Joseph De Moor en Splinter Van Doorn bij.235 227
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 228 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 152. 229 Ibid. 230 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 231 Ibid. 232 Ibid. 233 Ibid. 234 Ibid. 235 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
68
Het zeildoek diende op haar kwaliteiten onderzocht te worden. Hiervoor deed de kamer Zeeland beroep op externe personen. Op 5 februari 1720 werd Adriaan Kakelaar, meester zeilmaker van de stad, aangesteld om het zeildoek dat door de compagnie werd ingekocht tegen een jaarlijks traktement van 50 gulden te onderzoeken.236 Of het altijd de meester zeilmaker van de stad was die de functie kreeg is niet te achterhalen, maar gezien de gildengerichte arbeidsorganisatie in het Middelburg van de 18de eeuw is dit meer dan waarschijnlijk. Tabel 13: Leveranciers van Zeilen en Zeildoek ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)237 De Moor Joseph
zeildoek
905 16 0
Van Der Groenewalle Joanna zeilgaren
De regent van het tuchthuis zeildoek
424 17 0
Van Doorn Splinter
Lambrechts Nicolaas
734
zeildoek
zeildoek zeildoek
5
4 0
2036 34 0 828 16 0
1 0 Van Poelje Zacharias
Lantsheer Jacob
zeildoek
779 12 0
Pieters Aaltie
zeilgaren
30 12 0
Van De Berge Willem (wed.)
zeilgaren zeilgaren
22 5
zeil en kardgaren zeilgaren
5 4 0 16 10 0
TOTAAL
5.775 14 0
4 0 4 0
236
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 237 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
69
4.4 Lading: handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië De schepen kregen een hele rits aan materialen mee die bestemd waren om handel mee te drijven of voor intern gebruik in de handelsposten in Azië. Deze goederen werden in het register met uitgaven en ontvangsten opgedeeld in een aantal rubrieken. De indeling werd een paar keer gewijzigd, vooral naar aanleiding van de opgelegde indeling van 1740.238 De rubrieken waren: Behoeften voor Indië, Bier tot Cargasoen (tot 1740), Bier tot Koopmanschap (vanaf 1740), Koopmanschappen tot Cargasoen (tot 1740), Laken, Wol en Zijde (vanaf 1740). Aan de hand van de gebruikte categorieën kunnen we deze producten indelen in drie groepen: -
Handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië: Hieronder vallen de rubrieken Behoeften voor Indië en Koopmanschappen tot Cargasoen. Bij de opgelegde wijzigingen in 1740 hadden deze twee normaal moeten samensmelten tot de rubriek Diverse Coopmanschappen en Behoeften voor Indië, maar vreemd genoeg gebeurde dit niet. De rubriek Behoeften voor Indië bleef bestaan, de andere verdween. Logischerwijze zouden we dan moeten afleiden dat de rubriek Koopmanschappen tot Cargasoen werd opgenomen door de rubriek Behoeften voor Indië, maar de uitgaven in deze rubriek namen af na 1740, zodat dit onwaarschijnlijk is.
-
Bier: De rubriek Bier tot Cargasoen werd in 1740 vervangen door de rubriek Bier tot Koopmanschap.
-
Textiel: Vanaf 1740 was er de rubriek Laken, Wol en Zijde. Waar deze goederen daarvoor werden ingeboekt hebben we het raden naar.
Handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië nam het grootste deel van deze productengroep in, samen goed voor 67 % van de totale uitgaven aan lading tussen 1720 en 1751. Gezien we echter niet zeker zijn wat er gebeurde met de rubriek Koopmanschappen tot Cargasoen kan het echter zijn dat dit percentage in werkelijkheid nog een stuk hoger lag. 10 % van de uitgaven voor de lading werden aan bier besteed, de overige 23 % ging naar textiel. De totale uitgaven aan de lading bedroegen voor de 31 equipagejaren 644.985,37 pond Vlaams. De jaarlijkse totalen schommelden echter sterk. Tot 1740 werd er jaarlijks tussen de 15.000 en de 35.000 pond uitgegeven, daarna daalde dat bedrag sterk, voor een stuk te wijten aan het wegvallen van de rubriek Koopmanschappen tot Cargasoen. Anderzijds liep ook het aantal uitgevaren schepen terug na 1740.
238
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796.
70
Grafiek 3: Procentuele verdeling van de handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië 239
Behoeften voor Indië
15%
Bier tot cargesoen 8%
Bier tot koopmanschap 44%
Koopmanschappen tot cargasoen Linnen en wollen kleren 23%
Laken, wol en zijde 1%
9%
4.4.1 Handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië Over de producten in deze rubrieken valt zeer weinig te zeggen. Niet alleen is het niet helemaal duidelijk in welke rubrieken deze goederen precies werden ingeboekt. Het was ook zo dat niet al de producten in deze categorie handelswaar waren. Zo weten we dat een deel van het gereedschap en de werktuigen die in deze rubrieken werden ingeboekt bestemd waren voor gebruik op de werf en de andere bedrijfsterreinen van de kamer Zeeland. Daarbij komt nog dat veel van de producten uit deze categorie ook in andere rubrieken werden ingeboekt. Het resultaat is een onontwarbaar boekhoudkundig kluwen dat we door gebrek aan het grootboek van de opperboekhouder niet kunnen ontwarren. Ik zal mij hier dus moeten beperken tot het geven van een korte beschrijving van de producten die als handelswaar en benodigdheden voor Azië werden meegegeven: -
Gereedschap en werktuigen: hieronder allerlei bijlen, beitels, dissels, boren, messen en hamers. Een belangrijk werktuig dat ook op de werf werd gebruikt was de avegaar, een soort lange handboor. Ook allerlei schoppen en scheppen voor tuinbouw werden met de schepen meegegeven.
-
Instumenten: tal van precisie-instrumenten werden meegegeven voor gebruik in Azië, waaronder weegschalen en bijhorende gewichten, brillen, verrekijkers, zakkompasjes, microscopen, landmeetkundige instrumenten en ingenieursinstrumenten.
-
Schrijfgerei: deze categorie bestond uit vaste assortimenten met schrijfgerei voor het administratieve werk onderweg en voor gebruik in de kantoren overzee. Ze bestonden uit papier, pennenmessen, pennen, inktstof, potlood, zegellak en zegelgaren.
-
Papier: allerlei soorten papier werd aangeschaft om de kantoren in Nederland en in Azië draaiende te houden.
239
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796.
71
-
Boeken: allerlei godsdienstige geschriften werden meegegeven voor gebruik aan boord en in Azië. Een deel hiervan werd ingeboekt onder Diverse Benodigdheden (zie verder).
-
Tabakspijpen: kleien en porseleinen tabakspijpen en bundels tabak werden meegegeven voor het VOC personeel overzee. De pijpen werden voornamelijk uit Gouda gehaald.
-
Huishoudelijk divers: Messen, glas, naalden, slijpstenen, koperen kandelaars,… werden meegegeven voor gebruik in Azië.
-
Textiel, fournituren en kleding: de VOC stuurde verschillende benodigdheden voor de fabricage en het herstel aan uniformen en andere kledij naar de vestigingen in Azië. Hieronder vielen naaigaren – zowel eenvoudige als luxueuze goud- en zilverdraad – en linten, kantgaas, knopen, kralen, linnen, doek, mutsen, kousen,… Veel van deze producten vinden we ook in andere rubrieken.
-
Halfproducten en grondstoffen: hieronder vielen glaswaren, maar ook koperen platen en draden, ketels, vuurstenen, kwikzilver, pigment voor het maken van verven,…
-
Speciale bestellingen: hieronder vielen onder andere relatiegeschenken voor Aziatische vorsten.
De leveranciers van producten die in deze rubrieken werden ingeboekt zijn dikwijls niet te onderscheiden van de leveranciers die onder andere rubrieken met gelijkaardige producten werden ingeboekt. Om op veilig te spelen geven we voor handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië geen overzicht van de leveranciers uit het kassaboek. 4.4.2 Bier De VOC kocht grote hoeveelheden bier in, deels bestemd om mee te geven met de schepen voor gebruik onderweg, deels voor verbruik door de werknemers in Middelburg, en deels bestemd voor verkoop aan de VOC dienaren in Azië. Twee rubrieken werden voorzien voor bier. Eén voor het bier dat diende voor de equipage – waaronder het bier dat verbruikt werd op de werf en op de schepen viel – en één voor het bier bestemd voor verbruik overzee. Het bier bestemd voor equipage en alle bierleveranciers worden verderop besproken. Het bier bestemd voor Azië kostte de kamer Zeeland jaarlijks tussen de 100 en de 4.100 pond Vlaams per jaar. Voor de 31 equipagejaren tussen 1720 en 1751 werd in totaal 66.529,58 pond Vlaams uitgegeven.240
240
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796.
72
4.4.3 Textiel Westers textiel werd meegegeven met de schepen voor gebruik door de VOC dienaren, maar ook voor handel. De meest gegeerde stoffen naast laken en wol waren fluweel, trijp, brokaat en satijn.241 Hiernaast gingen allerlei huishoudelijke textielproducten mee zoals tapijten, kussens, gordijnen en beddengoed. Van alle stoffen werden verschillende kwaliteiten ingekocht.242 Bij de samenstelling van de textiellading gingen de bewindhebbers uit van de Eijsch voor Indië die door de Hoge Regering in Batavia werd samengesteld. Van het gedeelte dat werd verkocht stuurden de beambten in Batavia elk jaar uitgebreide verslagen met verkoopsresultaten, zodat de bewindhebbers de lading aan de wijzigende vraag in Azië konden aanpassen. Enkel voor de equipagejaren tussen 1740 en 1751 hebben we precieze bedragen voor wat deze uitgaven betreft. Jaarlijks werd tussen de 4.800 en de 20.000 pond Vlaams aan textiel voor Azië uitgegeven. Het bedrag lijkt te stijgen naar het midden van de 18de eeuw toe. In totaal werd er voor 11 equipagejaren 98.950,50 pond Vlaams uitgegeven. Net als voor de handelswaar en benodigdheden voor het bedrijf in Azië is moeilijk uit te maken welke leveranties uit het kassaboek in de rubriek Laken, Wol en Zijde werden ingeboekt, zeker al omdat de rubriek maar bestond vanaf 1740! Er staan echter een paar leveringen van fijn textiel en beddengoed in het kassaboek die bijna zeker in deze latere rubriek zouden thuisgehoord hebben. Tabel 14: Leveranciers van Laken, Wol en Zijde ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)243 Coole Jacob
lakenen
Erasmi Philip
laken
Luyks Justius
scharlaken
beddegoed Oosterling Maria etc. beddegoed etc. citte kussens
694
5 0
Ribaut Jacob
lakenen
369
5 0
Van De Bossche Justus
bedden
8
8 0
373 19 0
Walle Franseijntje
lakens
8
5 0
36 13 0
Wouters Catharina
beddegoed etc.
3 16 0
13 30
7 0 7 0
TOTAAL
59 19 0
1598
4 0
241
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 177. 242 Ibid. 243 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
73
4.5 Militaire voorzieningen De schepen kregen een klein arsenaal aan wapens mee, gedeeltelijk bestemd voor de verdediging van de schepen zelf, en verder voor de soldaten aan boord en voor de bevoorrading van de garnizoenen in Azië. In het register met ontvangsten en uitgaven werden de militaire voorzieningen geboekt in de rubriek Geschut en Ammunitie. Naast deze rubriek werd voor de drie equipagejaren tussen 1739 en 1742 een aparte rubriek voorzien voor geschut afkomstig van Adriaan Crans, een schutgieter uit Den Haag. In totaal werd voor 31 equipagejaren 254.780,80 pond Vlaams uitgegeven aan militaire voorzieningen. Het bedrag schommelde echter sterk van jaar tot jaar, van 3.900 pond (173334) tot 15.500,09 pond (1746-47). Onder deze rubriek werd een hele waslijst aan wapens, munitie, hulpstukken en onderhoudsmateriaal ingeboekt. Al deze producten kunnen ingedeeld worden bij één van de volgende vijf categorieën: geschut, handvuurwapens, munitie, blanke wapens, en soldatenuitrustingen, geschuttoebehoren, gereedschappen en verpakkingen. Geschut: Hieronder verstaan we de kanonnen Hoeveel kanonnen er precies werden meegegeven hing af van de grootte van het schip. Daarnaast paste men de voorschriften rond de bewapening voortdurend aan. Zo werd eind 1698 besloten op de grootste schepen vierponders te plaatsen op het halfdek in plaats van drieponders.244 Deze beslissing had echter niets te maken met een verbetering van de bewapening aan boord. Men had simpelweg teveel vierponders op voorraad, en de altijd zuinige bewindhebbers besloten dan maar ze op te gebruiken. De Heren XVII legden regels vast voor het aantal kanonnen dat de schepen aan boord dienden te hebben. In 1744 bijvoorbeeld werd het aantal ijzeren kanonnen aan boord van de schepen van 150 voet vastgelegd op 32, waaronder acht twaalfponders, zestien achtponders en acht vierponders. De kamers hielden zich echter niet altijd aan deze voorschriften, zo werd voor de uitrusting van de te Amsterdam gebouwde Hollandia zesponders aangekocht in plaats van vierponders.245 Verder waren er ook een aantal bronzen kanonnen aan boord, meestal in de vorm van draaistukken, die op een spil werden gemonteerd. Deze werden in de bronnen aangeduid als bassen.246 Oorspronkelijk waren dit net als het overige geschut voorladers, later nam de Compagnie ook bassen in gebruik die achteraan de loop konden opengeschroefd worden om te laden, na 1744 werden deze echter minder gebruikt.247 Geschut was duur, zodat de bewindhebbers er alles aan deden om de kosten te drukken. Defect geschut werd omgegoten en terug in omloop gebracht ofwel gebruikt als ballast. Oude stukken werden soms ook verkocht aan ijzerhandelaars.248 Indien men ergens een tweedehands kanon kon kopen voor een prikje werd dit ook niet nagelaten. Zo vermelden we 244
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 245 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 184. 246 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 247 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 185. 248 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
74
reeds in hoofdstuk 3 dat de kamer op 2 maart 1716 een kanon werd aangeboden door de heer Lambrecht uit Vlissingen.249 De kamer Zeeland was soms echter ook verplicht geschut te leveren aan de Zeeuwse Admiraliteit. In de notulen is hiervan één voorbeeld te vinden uit 1705, waarbij in samenspraak met de schepenen van de stad en de geschutgieter van de stad Middelburg werd besloten om 12 achttienponders te gieten. De heren van de Admiraliteit hadden oorspronkelijk 8 vierentwintigponders gevraagd, maar dat leek niet haalbaar. Het nodige koper en tin werd door de kamer betaald, de bewindhebbers van het departement koopmanschappen waren verantwoordelijk voor de inkoop en aflevering hiervan.250 In de zes maanden in 1724 en 1725 waarvan we de gegevens hebben werd geschut geleverd door twee leveranciers: Jacobus Berdenis en Nicolaas Greve.251 Samen verkochten ze voor 3967 pond 13 schellingen Vlaams aan kanonnen. Jacobus Berdenis leverde ijzeren geschut, Nicolaas Greeve verkocht ‘metalen kanonnen’ en ‘metalen bassen’, vermoedelijk ging het hier voornamelijk om klein koperen en bronzen geschut.252 Dat jaar werd voor 10.558,10 pond Vlaams aan geschut en ammunitie uitgegeven.253 Alhoewel we slechts van de helft van het equipagejaar de gegevens hebben kunnen we dus met zekerheid stellen dat geschut minstens 40 % van de uitgaven aan bewapening innamen. In 1724-25 woonden er een Jacobus Berdenis en Nicolaas Greve in Middelburg.254 Jacobus Berdenis was aangesteld als ‘’s lands maljenier’. Maljenier betekent ijzerverkoper, dus de kans dat dit onze geschutsverkoper was is zeer groot. Er zijn nog aanwijzingen om aan te nemen dat het geschut grotendeels bij leveranciers uit de directe omgeving werd aangekocht. Het feit dat voor de drie equipagejaren tussen 1739 en 1742 een aparte rubriek voorzien werd voor geschut afkomstig van Adriaan Crans, schutgieter uit Den Haag, doet vermoeden dat het aankopen van geschut buiten Zeeland ongewoon was. Zoals vermeld bestond er een nauwe band tussen de kamer Zeeland en de geschutsgieter van de stad Middelburg. Of één van de twee geschutsleveranciers uit 1724 die functie vervulde is echter niet zeker. De kamer Amsterdam had eveneens een leverancier die Crans heette, maar deze werkte en woonde in Amsterdam, en zijn voornaam was Ciprianus, niet Adriaan. Gezien de beroepskeuze zal er wel een familiale band geweest zijn. Ciprianus Crans was gespecialiseerd in het gieten van bronzen geschut. Ook voor wat de kamer Amsterdam betreft was er een nauwe band met de geschutsgieter van de stad.255 De kanonnen werden gemonteerd op rolpaarden. Hierover is in de bronnen niets terug te vinden, ze werden met andere woorden zeker niet aangekocht. Vermoedelijk werden ze dus op de werf zelf gemaakt.
249
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795 250 Ibid. 251 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 252 Ibid. 253 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 254 http://www.zeeuwengezocht.nl 255 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 185.
75
Handvuurwapens Het meest geleverde handvuurwapen was de snaphaan, een vuursteengeweer met een gemiddelde looplengte van vier voet die geboord werd uit een gesmede buis van Essens ijzer.256 De geweren werden geladen met loden kogels, en kwamen uitgerust met bajonetten en ringen of beugels voor de geweerriem.257 Deze geweren werden geladen met behulp van laadstokken. Daarnaast kocht de VOC een aantal scheepspistolen en karabijnen voor de cavalerie. Ook losse onderdelen zoals sloten, trekkers en laden werden ingeslagen.258 In het equipageboek zijn geen verwijzingen terug te vinden naar leveranciers van handvuurwapens. In het kassaboek vinden we de namen van 4 leveranciers waarvan er twee moeilijk leesbaar zijn. De belangrijkste leverancier lijkt Jan Slootman te zijn geweest. In het kassaboek wordt hij aangeduid als ‘bussemaker’ en leveranciers van snaphanen. Hij leverde tweemaal aan de kamer voor een totaalbedrag van 191 pond 10 schellingen Vlaams.259 Zoals meestal staan er bij de bedragen niet wat en hoeveel er geleverd werd. In totaal leverden de vier leveranciers voor 447 pond 12 schellingen Vlaams aan handvuurwapens. Munitie Onder munitie verstaan we twee dingen: kogels en buskruit. Naast kanonskogels en kogels voor de handvuurwapens kocht de VOC ook een aantal bommen en handgranaten, bestemd voor mortieren en grenadiers. Kogels voor de handvuurwapens werden zowel in lood als in tin gegoten. Er werden vooral losse kogels aangekocht, maar ook draadkogels – twee kogels die met een draad aan elkaar verbonden waren – en hagel.260 Elk schip kreeg rond de 6.000 pond kruit mee, dat werd opgeslagen in de kruitkamer onder de werkruimte van de konstabel op het achterschip.261 Naast kant en klaar kruit werden ook drie vaatjes met de basisbestanddelen zwavel, salpeter, en houtskool meegegeven. Buskruit werd gemaakt in molens, die aan strikte reglementeringen onderworpen waren. Desondanks gebeurden er regelmatig ongelukken. Buskruitmolens bevonden zich dan ook altijd aan de rand van de stad.262 In het equipageboek vinden we slechts één verwijzing naar de aankoop van buskruit. Op 11 januari 1734 werd gemeld dat het buskruit voor de equipage van najaar ’33 en voorjaar ’34 werd aanbesteed, te leveren aan 26 gulden en 5 stuivers het cento ( = 100 pond).263 Voor wat de kamer Amsterdam betreft weten we dat de prijzen die voor buskruit betaald werden sterk konden schommelen.264 In het kassaboek van de thesauriers komen twee buskruitleveranciers voor die samen voor 31 pond 6 schellingen Vlaams ( = 187 gulden 16 stuivers) leverden.265 256
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 187. 257 Ibid. 258 Ibid. 259 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728 260 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 188. 261 Ibid. 262 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 189. 263 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 264 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 189. 265 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
76
Indien we dit afzetten tegen de buskruitprijs uit 1734 komen we aan een geleverde hoeveelheid van 700 pond, nauwelijks meer dan een tiende van de hoeveelheid die aan één schip werd meegegeven. Ofwel werd buskruit zoals vermeld in de notulen voor meer dan één equipage tegelijk ingekocht, ofwel vielen de grote buskruitlevering net in de maanden waarvan we geen cijfers hebben. Voor kogels staan er eveneens twee leveranciers in het kassaboek. Jacobus Berdenis, die de ijzeren kanonnen leverde, verkocht blijkbaar ook meteen de munitie voor zijn producten, en dit ter waarde van 694 pond 4 schellingen Vlaams.266 Dit bedrag komt ongeveer overeen met de helft van het bedrag dat de kamer Amsterdam uitgaf aan kanonskogels voor ijzeren geschut.267 Voor munitie voor handvuurwapens kreeg leverancier Abraham van Otteren 3 pond 18 schellingen Vlaams, wat niet voldoende is om de totale behoefte aan kogels te dekken, er waren dus nog andere leveringen.268 Voor wat de aankoop van granaten en bommen betreft vinden we in het kassaboek geen verwijzingen. Wel weten we dat in 1709 ene Gillis Vandegilde werd opgedragen 4 metalen mortieren om te smelten om er handgranaten van te maken.269 Blanke wapens Blanke wapens, zoals degens en houwers, stokwapens zoals partisanen, pieken en hellebaarden, en losse onderdelen zoals scheden, klingen, grepen, gevesten,… werden besteld bij particuliere zwaardvegers, producenten van allerlei blanke wapens. In het kassaboek komt slecht één leverancier voor, maar wel met drie verschillende leveringen. Laurens Bruijnings was zwaardveger van beroep en vermoedelijk gevestigd te Middelburg.270 Tweemaal staat enkel zijn beroep vermeld, één keer staat er dat hij degens en ‘portes d’épee’ leverde.271 Een portépée, porte-épee, of porte-d’épee is een degen- of sabelkwast, dat bestaat uit lussen uit leer of koord met kwast dat aan het gevest van een degen of sabel is vastgemaakt en rond de pols van de gebruiker wordt gedraaid om deze te beschermen wanneer hij het wapen laat vallen of er de controle over verliest. Soldatenuitrustingen, geschuttoebehoren, gereedschappen en verpakkingen Naast al het voorgaande werd nog een hele reeks militaire producten van uiteenlopende aard meegegeven. Jerzy Gawronski telde aan de hand van de equipagelijsten minstens 94 verschillende producten in deze categorie, waarvan we er slechts een aantal zullen bespreken.272 Een eerste groep producten bestaat uit de uitrusting van de soldaten en tamboers, zoals riemen, patroontassen, trombanden, gespen, mutsen, kruithoorns, granaattassen, trommels, trompetten,…
266
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 195. 268 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 269 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 270 http://www.zeeuwengezocht.nl 271 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 272 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 201. 267
77
Een patroontas bestond uit een platte bak van dun koper of hout die met leer was bekleed. De bak had een licht gebogen vorm en kon met een riem voor de buik worden aangegord. In elke tas pasten twaalf patronen, die bestonden uit een papieren huls met daarin kruit en een kogel, zodat de laadtijd van de vuurwapens kon beperkt worden. De tassen werden versierd met koperen insignes. Ook op de mutsen werden dergelijke insignes bevestigd.273 De patroontassen werden in 1724 geleverd door twee leveranciers, Jacob de Villeers en Pieter van Hoeke, vermoedelijk beide afkomstig uit Middelburg.274 Samen leverden ze voor 40 pond 14 schellingen Vlaams aan patroontassen.275 De prijs van patroontassen schommelde ergens tussen de 30 en de 40 stuivers in Amsterdam.276 Als we ervan uitgaan dat de prijzen te Middelburg gelijkaardig waren, dan betekent dit dat de twee leveranciers samen tussen de 120 en de 160 patroontassen leverden voor dat bedrag. Naast soldatenuitrustingen werden ook benodigdheden voor de konstabel aan boord meegegeven, zoals emmers en kruidzakken, en huiden die dienden om nat rond de warme kanonslopen te draperen om ze af te koelen.277 De konstabel en de slotenmaker hadden nood aan een aantal speciale gereedschappen en instrumenten. Er werden vijlen aangekocht, koperen kruitmaatbekers, kardoeskokers waarin kant en klare kruitladingen zaten voor geschut van bepaald kaliber en geschutsleepels, die gebruikt werden om de kardoezen in de loop te schuiven.278 Om het zundgat van de kanonnen af te schermen van de elementen maakte de konstabel zelf loden plaatjes van een rol plat lood. Een ander belangrijk instrument was de koperen laadpriem, die diende om de kardoes die zich in de loop bevond open te prikken langs het zundgat.279 Verder waren er nog houten stampers en talstokken, en een hele serie andere gereedschappen. Voor het maken van de patroonhulzen en kardoezen werden verschillende soorten papier, naalden, en garen aangekocht. Eén van de leveranciers van papier voor kardoezen was Abraham Anias, die we in hoofdstuk 3 al tegenkwamen als verkoper van de boeken, kaarten, en stuurmansgereedschap dat werd meegegeven voor navigatie.280 Ook een aantal boeken over krijgsmanskunst (onder andere artillerie) werden meegegeven met de soldaten.281 Voor de opslag van kogels, kruid, en andere militaire benodigdheden werd een aantal vaatjes aangekocht. Er werden ook vaatjes met talk aangekocht, dat diende om de kanonslopen in te vetten.
273
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 191. 274 http://www.zeeuwengezocht.nl 275 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 276 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 191. 277 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 192. 278 Ibid. 279 Ibid. 280 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 281 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 192.
78
Tabel 15: Leveranciers van Geschut en Ammunitie ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)282 Anias Abraham
cardoes papier
Berdenis Jacobus
iser kanon (48 pl) kanon kogels ijzer kanon
Bijlhouwen Jan
houtstampers
Bruijnings Laurens zwaartveger degens en port d'epees zwaardveger
Greeve Nicolaas
Hijgeert Adriaan
metaal kanon (6) schutgieter metalen bassen kruit
Kant Bartholomeus
kruit
Moine Juijs??
monteren v. snaphanen
110 17 0 1291 17 0 279 0 0 694 4 0 173 5 0 4
3 0
9 16 0 118 14 0 112 14 0
1144 9 0 579 9 0 499 13 0 25
6
Nieuwlaat Jacob
bewerken v. lopen
86
Scoine Daniel
geweer etc.
21 10 0
Slootman Jan
snaphanen bussemaker
148 10 0 43 0 0
Van Hoeke Hendrik
cardoes papier
2 13 0
Van Hoeke Pieter
patroontassen
18 14 0
Van Otteren Abraham
kogels
Vandewijnpersse Dionijs
huijden
Villeers Jacobus
patroontassen patroontassen
Walle Francientie
een trompet
3 18 0
116
0 0
6 16
0 0 0 0
1
6 0
0 0
6 0 TOTAAL
282
2 0
5.656 10 0
148 10 0
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
79
4.6 Uitrusting 4.6.1 Benodigdheden voor de opvarenden Na de aanmonstering van de bemanning werd ze voorzien van een aantal gebruiksgoederen, die door de VOC als noodzakelijk werden beschouwd om de lange en harde reis te kunnen volbrengen, zijnde kleren, scheepskisten en fleskelders. Deze zaken dienden voor persoonlijk gebruik, maar maakten wel deel uit van de vaste uitrusting. Hoewel de Compagnie voorzag in de aanschaf ervan, diende men wel een vergoeding op het gebruik te betalen voor de kisten en de fleskelders. De kosten werden ingehouden van de eerste twee maanden gage die de bemanning bij de aanmonstering ontving.283 Kleding was net als voedsel en medische verzorging onontbeerlijk om tijdens de reis de gezondheid op peil te houden en sterfte tegen te gaan. Zeelui werden tijdens de reis aan extreme weersomstandigheden blootgesteld, vandaar dat de Compagnie voorzag in degelijke kledij. Voorschriften in verband met de kleren van de bemanning werden vastgelegd in de Memorie van de Scheeps Klederen etc.284 Er werd verschillende soorten scheepskleding ingekocht voor warm en voor koud en nat weer. Mannen kregen als warme kledij lange of korte waakrocken (vochtbestendige jassen in geolied linnen), dikke wollen jassen die blaauwe duffeltjes werden genoemd, en wollen broeken.285 Jongens kregen hiernaast ook nog bolkvangers, een ander soort oliejas van geteerd canvas.286 Ook kousen en schoenen werden voorzien. Als onderkleding kreeg men blauwe hemden. Voor warm, tropisch weer kregen mannen en jongens pakken en kousen uit linnen.287 Het uitdelen van scheepskisten gebeurde eerder uit economische motieven. De bewindhebbers streefden er zoveel mogelijk naar de beperkte scheepsruimte zo optimaal mogelijk te benutten. De scheepskisten, identiek in afmetingen, dienden om persoonlijke bezittingen en voedselrantsoenen in op te bergen, en zo een optimaal gebruik van de beschikbare ruimte te garanderen en tezelfdertijd rommel te vermijden op de volgepakte dekken. Schepen van 150 voet hadden volgens de norm zo’n 300 man aan boord, de Compagnie kocht dus enorme hoeveelheden kisten in. De scheepskleding werd vooral door vrouwen gemaakt en geleverd. In het kassaboek staan vijf leveranciers van kleren, allen vrouwen, en één leverancier van broeklinnen, een man. Samen met twee mannelijke schoenmakers leverden ze in de onderzochte maanden slechts voor 309 pond 14 schellingen Vlaams288, een fractie van het bedrag van 2.406 pond Vlaams die in het equipagejaar 1724-25 aan linnen en wollen kleren werd uitgegeven.289 Vermoedelijk werd de kledij dus grotendeels in bepaalde periodes aangekocht, aangevuld met een paar kleine leveranties verspreid over de rest van het equipagejaar. De scheepskisten werden vermoedelijk grotendeels bij het kistenmakergilde van de stad Middelburg aangekocht. Uit het kassaboek blijkt dat voor het equipagejaar 1.145 pond 17 schellingen Vlaams terecht kwam bij Marinus Pleun, die het geld in naam van het 283
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 202. 284 Ibid. 285 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 202. 286 Ibid. 287 Ibid. 288 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 289 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796.
80
kistenmakergilde in ontvangst nam.290 Dit bedrag betreft drie leveringen, vermoedelijk was er nog een vierde levering. In totaal werd dat jaar namelijk 1.789 pond 16 schellingen aan matrozen en soldatenkisten uitgegeven.291 De kisten werden vermoedelijk onbeslagen aan de kamer geleverd, gezien in het kassaboek ook drie mensen betaald werden voor het beslaan van kisten, dit voor een gezamenlijk bedrag van 108 pond 14 schellingen Vlaams.292 Flessenkelders waren kisten waarin een aantal flessen pasten waarin jenever en andere alcoholische dranken werden in opgeslagen. De meeste waren afgesloten met kurken doppen, maar ook schroefdoppen uit tin of zelfs lood werden gebruikt.293 In het kassaboek staan slechts twee leveranciers vermeld, voor een totaalbedrag van 27 pond 14 schellingen.294 Hoeveel geld er precies aan flessenkelders werd uitgegeven is niet te zeggen, gezien deze waren opgenomen in de rubriek matrozen- en soldatenkisten. In de rubriek cajuitsbehoeften werden allerlei producten die bestemd waren voor de kajuit, waar enkel officieren en passagiers toegang tot hadden. Hieronder vielen ook allerlei voedingswaren, die verderop besproken worden. Ook alle tafellinnen en tinwerk voor het nuttigen van de maaltijden in de kajuit werden in deze rubriek opgenomen. De tafel in de kajuit kon gedekt worden voor 24 personen. Het tinwerk omvatte borden, lepels, schalen, kommen, en maatkannetjes.295 Verder waren er borden en schotels van wit aardewerk. Vorken en messen werden niet aangekocht, maar in de eerste helft van de 18de eeuw was het de gewoonte dat hoge officieren en passagiers hun eigen eetgerei meebrachten. Er werd dus wel degelijk met mes en vork gegeten in de kajuit, zij het vermoedelijk niet door iedereen.296 Uit het kassaboek valt niet af te lezen welke leveringen precies onder deze rubriek vielen. Leveranties van tin- en vaatwerk werden niet verder gespecificeerd, zodat we niet precies weten wat bij uitrusting en wat bij verpakkingen hoort. Een enkele levering van servet goed door Franseijntje Walle - die ook kledij leverde – ter waarde van 20 pond 5 schellingen Vlaams, en een levering van tafellakens en servetten door de weduwe van Jasper Braams voor eenzelfde bedrag, kunnen we vermoedelijk wel onder deze rubriek plaatsen.297
290
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 292 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 293 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 204. 294 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 295 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 210. 296 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 209. 297 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 291
81
4.6.2 Medische zorg Hieronder vallen zowel de aankopen voor de apotheek op de wal als de medische uitrusting die werd meegegeven met de schepen. De scheepsapotheek en de werktuigen van de chirurgijn werden aan boord opgeslagen in een medicament kist, die zich in de konstabelskamer bevond.298 De uitgaven voor deze producten werden tot 1740 ingeboekt in de rubriek Chirugijnskisten en medicijnen, daarna vinden we ze terug in de rubriek Barbiersbehoeften.299 De uitgaven schommelden tussen de 440 en de 1600 pond Vlaams per jaar, afhankelijk van hoeveel schepen werden uitgezonden.300 De producten in deze rubriek zijn onder te verdelen in vier groepen: - geneesmiddelen - instrumenten en gereedschap - verpakkingsmateriaal - diversen Geneesmiddelen Een Lijste van de Medicamenten in het voorschrift voor de chirurgijns uit 1739 vermeldt 155 verschillende medische producten die werden meegegeven met de VOC schepen.301 Hieronder vielen kant en klare preparaten zoals pleisters, zalven, oliën, pillen, laxatieven, stropen, aromatische wateren en siropen. Verder werden ook een aantal plantaardige grondstoffen meegegeven, zoals wortels, kruiden, bloemen, vruchten en zaden, ingedikte sappen, harden en gommen, dierlijke grondstoffen, en een assortiment chemicaliën, poeders, en mineralen.302 Een aantal van de voorgeschreven producten, zoals zwavel, salpeter, salmiak, kwikzilver,… kenden eveneens een niet-medisch gebruik of werden ingekocht als gebruiksgoederen voor Azië, zodat de rubriek barbiersbehoeften in feite geen compleet beeld geeft van wat er aan medische goederen werd uitgegeven. Een deel van de meegegeven medicijnen was bestemd voor de apotheek in Batavia, zodat er meer werd aangekocht dan nodig was voor op de schepen. Er was ook een deel bestemd voor de apotheek van de kamer in Middelburg. Instrumenten en gereedschap Het instrumentarium voor de apotheek en het gereedschap van de scheepschirurgijns bestond uit 37 verschillende voorwerpen en materialen.303 Een deel hiervan bestond uit koperwerk voor het bereiden van geneesmiddelen en het behandelen van patiënten. Verder werd ook tinnen vaatwerk en instrumenten, waaronder klisteerspuiten en allerlei kommen en kannetjes, aangekocht. Glazen kolven, retorten, recipiënten,… werden ingeslagen, naast een aantal
298
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 211. 299 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 300 Ibid. 301 Ibid. 302 Ibid. 303 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 216.
82
messen en scharen, naalden, spatels, hamers, tangen,… Belangrijke instrumenten waren weegschalen en bijhorende gewichtjes.304 Verpakkingsmateriaal Voor de opslag van geneesmiddelen op de werf en de verpakking ervan op de schepen werd een breed assortiment aan glazen en aardewerk ingekocht. Kruiden en andere plantaardige grondstoffen werden ook in blikken dozen verpakt. Verder waren er kisten voor de scheepsapotheek aan boord, waarvan de grootte afhing van hoeveel man aan boord was.305 Diverse benodigdheden Er werd nog tal van kleine zaken aangeschaft voor het onderhoud van de instrumenten en het vervaardigen van medicamenten. Zo werd rood leer gebruikt voor het scherpen van de instrumenten, en werden oude lakens en linnen gebruikt voor de vervaardiging van pleisters en verbanden.306 Ook sponzen en zeep hoorden in deze categorie thuis.
4.6.3 Navigatie De schepen kregen een vast assortiment navigeermiddelen mee, waaronder boeken, kaarten, en instrumenten, maar ook vlaggen. Deze producten werden ingeboekt onder de rubriek Stuurmansgereedschap.307 De samenstelling van het pakket met navigatiemateriaal werd streng gereguleerd. Het lijkt erop dat het departement equipage voor het aanleveren, controleren en herstellen van dit materiaal steeds beroep deed op dezelfde persoon. Zeker al vanaf 1724 en tot 1750 was dit de al vermelde Abraham Anias, die hiernaast ook het examineren van de stuurlieden voor zijn rekening nam, en ook nog ander materiaal leverde zoals kardoespapier.308 De uitgaven aan navigatiemiddelen lagen tussen de 280 en 1.200 pond Vlaams per jaar, met een totaal van 10.708 pond Vlaams voor de 31 equipagejaren tussen 1720 en 1751.
304
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 217. 305 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 218. 306 Ibid. 307 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 308 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
83
4.7 Levensmiddelen Allerlei levensmiddelen werden aangekocht voor de bemanningen op de schepen. Gezien de grote diversiteit aan levensmiddelen die werden ingeslagen zullen deze slechts kort besproken worden. In de verantwoordingen voor de uitgaven is het aangekochte voedsel verdeeld over 12 rubrieken. In totaal werd in 31 equipages voor 1.528.128,01 pond Vlaams aan voedsel uitgegeven. Dit komt neer op een gemiddelde van 49.294,45 pond Vlaams per equipagejaar. Grafiek I: Procentuele verdeling van de aankopen van voedingswaren309
kajuitbehoeften 2%
Verdeling voedingswaren
Boter kaas en stokvis* 12%
Bier tot Equipage 5%
Brood 9%
Kaas 1% Bier tot Koopmanschap Vis 0%
Bier tot Koopmanschap 4%
Bier tot Equipage Brood
Olijfolie 3%
kajuitbehoeften Boter kaas en stokvis*
Pottagie 7%
Wijn en Brandew ijn 13%
Kaas Vis Olijfolie Pottagie Spek Vette Waren
Vlees 21%
Spek 20%
Vlees Wijn en Brandew ijn
Vette Waren 3%
4.7.1 Bier Equipage Zoals overal in de 18de eeuw was ook bij de VOC bier een basisproduct dat in grote hoeveelheden geconsumeerd werd. Aan werf- en pakhuiswerkers werd bier verschaft tijdens maaltijden. Ook op de verschillende kantoren was bier voorzien voor de werknemers. Het grootste deel van het bier bestemd voor equipage ging naar de opvarenden van de schepen. Met bemanningen van gemiddeld 300 man kon de biervoorraad van een enkel schip oplopen tot 20.000 liter of meer. Bieren van verschillende kwaliteit werden aangekocht. De betere kwaliteit was gereserveerd voor de hogere beambten en als aanvulling van de drankvoorraad op de schepen (vanwege de langere houdbaarheid). Het grootste deel van het ingeslagen bier was echter een niet nader omschreven mindere soort voor algemeen gebruik. 309
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
84
Jaarlijks werd tussen de 1.600 en de 3.600 pond Vlaams uitgegeven aan het bier voor de equipage. In totaal werd voor de 31 onderzochte equipagejaren 81.450,13 pond Vlaams aan equipagebier gespendeerd.310 In het kassaboek vinden we slechts één vermelding van het soort bier dat werd aangekocht. In november 1724 kocht de Kamer Zeeland vier vaten jopenbier aan Jacobus Exvik voor een bedrag van 20 pond en 15 schellingen Vlaams. Jopenbier was een dik donkerbruin zoet en moutrijk bier. Er staan twee verwijzingen naar de herkomst van het bier. Pieter de Fresne verkocht de kamer Ockers en Delfts bier, en Pieter de Kleine leverde Luiks bier.311 Tabel 16: Leveranciers van Bier ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)312 ???
bier
15
0 0
De Fresne Pieter
ockers en delfts bier
Bouwdewijns Willem
bier bier bier bier bier bieren bieren
17 17 4 13 9 0 11 8 0 16 7 4 10 15 0 13 2 0 17 13 0
De Keine Pieter
luiks bier
Exvik Jacobus
bier (4 vaten jopen)
Le Roy Daniel
bier bier scheepsbier
Wils Jacob
bier
Calebout Boudewin
bier (10 2/3)
5
6 0
Castert Jacobus
bier
39
2 0
Coenraets Pieter
bier bier
94 19 0 91 13 0
TOTAAL
720 14 0 6
6 0
20 15 0 76 4 0 132 19 0 149 9 0 80
5 0
1533
3 0
4.7.2 Boter en kaas Ook het boter voor gebruik in de scheepsmaaltijden werd in verschillende kwaliteiten aangekocht, waarvan de betere kwaliteit voorzien was voor gebruik in de kajuit. Vanwaar de boter afkomstig was wordt niet vermeldt in de geraadpleegde bronnen. Voor de Kamer Amsterdam weten we dat in de jaren ’40 van de 18de eeuw vooral Fries boter werd aangekocht voor de gewone scheepsmaaltijden, en verder ook Groninger boter. Voor de kajuit werd Leidse en Delftse boter gekocht. In het kassaboek wordt er enkel gespecificeerd wanneer het Friese boter betreft. Tot 1740 werd de onkosten voor boter samen gerekend met die voor kaas en stokvis. Boter nam hiervan het grootse deel in beslag (soms tot 80% van het totaal). Jaarlijks werd tussen de 3.000 en de 8.000 pond Vlaams uitgegeven aan boter en kaas. In totaal werd voor de 31 onderzochte equipagejaren 197.145,32 pond Vlaams aan deze producten gespendeerd.
310
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 311 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 312 Ibid.
85
Tabel 17: Leveranciers van Boter en Kaas ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)313 Boone Pieter
boter boter en kaas
42 15 0 99 5 0
Boudewinse Janna
friese boter
42
5 0
Christiaans Adriaan
boter friese boter
42 42
2 0 8 0
boter
43
1 0
Ledain Jan
Lieterse Dominicus
boter
42
5 0
Matthijssen Jan
stokvis en boter
193
0 0
Meersch Jan (overzee)
boter
42
8 0
Verdieus Marinus
boter
42 18 0
TOTAAL
632
7 0
4.7.3 Brood Iedereen aan boord van de schepen kreeg per week vier pond brood.314 Voor honderd man werd voor tien maand reis 17.500 pond voorzien. Het brood dat men kreeg was gebakken van een even mengsel van tarwe en roggemeel en had meer weg van scheepsbeschuit dan brood zoals we dat vandaag kennen. De VOC noemde het dan ook hartbroot. Daarnaast werd ook gewoon roggebrood meegegeven. Tabel 18: Leveranciers van Brood ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)315 Andriesen Jan
brood
47 19 0
De Visser Ghijbrecht
brood
26 12 0
Blaaker Cornelis
hard brood hard brood
26 25
Deweert Jacobus
brood
26 11 0
Evera Jan
brood
71 14 0
Bogaart Nils
hard brood
24 18 0 Evertsen Nicolaas
brood
26
Bomme Jan
kandijbrood (100)
49
0 0 Janssens Adriaan
brood
26 17 0
Buys Jan
bakkers
11
0 0 Kranenburg Dirk
brood
27 15 0
Callewijn Adriaan
brood
24 14 0 Kranenburg Hendr.
hard brood
24 17 0
Maarschalk Andries
brood
24 19 0
Moens Laurens
hard brood
25 15 0
Mol Joannes
brood
27
Nielsch Cornelis
brood
25 19 0
7 0 4 0
Castel Jacobus
hard brood
27 19 0
Clement Anthonij
brood
44 14 0
Clement Jacob
hard brood
27
0 0
Clement Pieter
brood
26
6 0
Cliens Cornelis
brood
69
0 0
0 0
4 0
313
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 238. 315 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
86
Cuijs Pieter
hart brood
50 16 0
Danielsen Simon
hard brood
26 15 0
De Buk Joris
brood
24 16 0
De Coster Nicolaas brood
31
hard brood
24 19 0
De Jong Cornelis
zacht brood
79 19 0
zacht brood
brood
26 11 0
Scheijmans Jacobus
hard brood
76
Sieuws Pieter
brood
21 12 0
6 0
Van Akkersdijk Pieter (wed.) hard brood
26
4 0
Van De Failje Paulus
hard brood
79
4 0
Van Huijs Joost
kandijbrood
99
4 0
Van Salen Jan
hard en zacht brood
56 18 0
Verschuur Frans
brood
26 18 0
Versteijlen Pieter
brood brood
77 51
5 0
De Graaf Johan
De Moor Maarten
Sanders Daniel
76 16 0
De Pauw Simon
brood
27
4 0
De Raet Phillipus
hard brood
25 14 0
De Somer Jan
brood
26 19 0
TOTAAL
8 0 7 0
1674 19 0
4.7.4 Kajuitsbehoeften Deze rubriek omvatte de voedingswaren die gezagvoerder, passagiers en officieren op hun bord kregen en die werden gebruikt om verzwakte zieken terug aan te sterken. Hieronder vielen allerlei kruidenierswaren zoals kruiden, bonen en krenten, maar ook suiker en honing, kazen en vleeswaren, wijn, zeep, boter, bier, brood, en levende kippen (voor eieren en vlees). Belangrijk was ook een voorraad limoensap om scheurbuik tegen te gaan. In feite bevatte de rubriek kajuitsbehoeften dus voornamelijk producten die normaal in andere rubrieken thuishoorden. Vermoedelijk waren de producten die in deze rubriek waren opgenomen dan ook van veel betere kwaliteit. Jaarlijks werd tussen de 180 en de 1.200 pond Vlaams uitgegeven aan kajuitsbehoeften. In totaal werd voor de 31 onderzochte equipagejaren 23.281,40 pond Vlaams aan deze producten gespendeerd.
4.7.5 Olie Verschillende soorten olie werden aangekocht voor verschillende doeleinden. Olijfolie diende voor het bereiden van voedsel, net als reuzel en raapolie. Die laatste twee werden eveneens gebruikt als brandstof voor lampen. Ook traan werd aangekocht voor de verlichting. Lijnolie had meerdere toepassingen. Zo werd het gebruikt in de productie van verf, zeep en medicinale preparaten, en kende het een toepassing als impregneermiddel voor ijzerwerk. Naast deze plantaardige en dierlijke oliën werden ook olieachtige goederen als verloogde as en zeep in deze rubriek opgenomen. Jaarlijks werd tussen de 400 en de 2.800 pond Vlaams uitgegeven aan olie. In totaal werd voor de 31 onderzochte equipagejaren 44.682,89 pond Vlaams aan deze producten gespendeerd.
87
Tabel 19: Leveranciers van Olie ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)316 Bruneel Jan (wed.)
roet en zeep
21
9 0
Cijs Abraham
olie
Du Caster Willem
roet
Meensche Carel
inlands roet
10 12 0
Michiels Elisabet
roet en zeep
39
Pauwels Adriaan
339 14 0 7
2 0
roet
17 10 0
Van De Berge Willem roet
31 11 0
Van Goethem Pieter
10
8 0
477
9 0
olij witloot etc. TOTAAL
3 0
4.7.6 Pottagie Hieronder verstaan we alle peulvruchten (groene, grauwe, en witte erwten en witte bonen), granen (tarwe- en gruttemeel, gedroogde gort en ongepelde gerst), rijst, kruiden, verse groenten (uien, wortelen en kool), en fruit (zowel voor Kamer Zeeland als Kamer Amsterdam betrof dit voornamelijk pruimen). De scheepslui kregen elke morgen en avond gort. Erwten werden bij het middagmaal geserveerd. Jaarlijks werd tussen de 1.600 en de 5.500 pond Vlaams uitgegeven aan pottagie. In totaal werd voor de 31 onderzochte equipagejaren 11.3645,81 pond Vlaams aan deze producten gespendeerd. Tabel 20: Leveranciers van Pottagie ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)317 Besuijden Mattheus Cornelis
erwten en bonen
Bomme Jan
pruimen etc.
151
Braams Jasper (wed.)
erwten en bonen
356
Buistijn Pieter
pruimen etc.
De Raat Jan
Jacobsen Simon
erweten en bonen
34 19 0
6 0
Koets Jacob
erweten en bonen
47 14 0
0 0
Lerkoijs Jacobus
pruimen
22
45 17 0
Thomassen Jan
grauw en blauw erten
90 13 0
erwten
90 17 0
Van Heilen Bartholomeus pruimen
57
5 0
Deijnoot Geleijn
pruimen
40
Versluis Geertruij
32
6 0
Huyse Jan
zaaden en blij
15 12 0
316 317
74 14 0
2 0
tarwe en blomme TOTAAL
5 0
1.059 10 0
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Ibid.
88
4.7.7 Spek Iedere opvarende kreeg een rantsoen spek van ¾ pond per week. Er werd negen maand rantsoen ingeslagen, voor elke 100 man aan boord ging dus 3.000 pond spek mee.318 Ook andere soorten varkensvlees werden in deze rubriek ingeboekt. Kant en klare hammen werden ingekocht, en voor onderweg werd eveneens een aantal levende varkens meegegeven. Jaarlijks werd tussen de 5.000 en de 20.000 pond Vlaams uitgegeven aan spek. Over het algemeen lijkt er een verband te zijn tussen hoeveel werd uitgegeven aan spek en het aantal uitgevaren schepen, maar er zijn uitzonderingen. In het equipagejaar 1747-48 vaarden maar tien schepen uit voor de kamer Zeeland, maar toch werd er 19.075 pond Vlaams uitgegeven aan varkenswaren. Tabel 21: Leveranciers van Spek ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)319 Bezuijn Mattheus Cornelissen Braams Jasper (wed.) Cornelis van In 't Anker Cornelis van In 't Anker
varkens ham en gekookt vlees varkens varkens
21 15 0
Stevensen Samuel
14 9 0 17 16 0 6 0 0
TOTAAL
spek
1762
5 0
1822
0 0
4.7.8 Vette waren In deze rubriek werden producten als zout, pekel, was- en smeerkaarsen, talk, reuzel, traan, en lijn- en raapoliën ingeboekt. Zout en pekel werden gebruikt bij de bereiding van de maaltijden aan boord. De rest diende voor verlichting en voor het onderhoud van gereedschap en metalen voorwerpen. Jaarlijks werd tussen de 470 en de 2.200 pond Vlaams uitgegeven aan pottagie. In totaal werd voor de 31 onderzochte equipagejaren 40.619,83 pond Vlaams aan deze producten gespendeerd. In het kassaboek staan voor de doorgenomen zes maanden van het equipagejaar 1724-25 vier leveranciers van vette waren voor een totaalbedrag van 3.239 pond Vlaams ingeboekt.320 Dit is nogal bizar, gezien de uitgaven aan vette waren voor dat equipagejaar volgens het register met de uitgaven en ontvangsten slechts 473 pond 7 schellingen Vlaams bedroegen.321 Een mogelijke verklaring is dat de kamer van sommige goederen voor meerdere equipagejaren tegelijk aanschafte en de kosten in het register pas inboekte wanneer de goederen effectief verscheept werden. Eén van de vier leveranciers van vette waren, Samuel Stevensen, leverde eveneens spek aan de kamer. Hij zal dus meer dan waarschijnlijk reuzel geleverd hebben, dat immers gemaakt wordt van varkensbuikvet.322 318
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 247. 319 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 320 Ibid. 321 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 322 http://nl.wikipedia.org/wiki/Reuzel
89
Tabel 22: Leveranciers van Vette Waren ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)323 Brand Cornelis
De Keyser Johannes
vette waren
vette waren vette waren
140 19 0
643
6 0
525
9 0
Stevensen Samuel
TOTAAL Perkois David
vette waren
109
vette waren vette waren
626 15 0 1193 11 0
3230
0 0
0 0
4.7.9 Vis Voor de scheepsmenu’s werd gedroogde vis (stokvis) en gezouten vis ingekocht. Voor elke honderd man werd 500 pond stokvis voorzien, van gezouten vis was 200 pond voorradig. Daarnaast werden drie tonnen met in ieder achthonderd haringen voorzien.324 Tot 1740 werd vis ingeboekt in de rubriek boter, kaas en stokvis, zodat we voor die periode niet zeker zijn hoeveel geld jaarlijks aan vis werd besteed. Na 1740 bestond er een aparte categorie voor vis. Gemiddeld werd in de equipagejaren tussen 1740 en 1751 tussen de 11 en 123 pond Vlaams uitgegeven aan vis.325 In het kassaboek vinden we de namen van zes visverkopers, waaronder drie vrouwen. Eén van de leveringen bevatte zowel boter als stokvis, zodat we niet met zekerheid kunnen zeggen wat het totaalbedrag was, maar het moet ergens tussen de 131 en de 324 pond 14 schellingen Vlaams gelegen hebben.326 Vermoedelijk lagen de bedragen die aan vis werden uitgegeven voor 1740 een stukje hoger, wat simpelweg verklaard kan worden door het feit dat toen meer schepen uitvaarden. Tabel 23: Leveranciers van Vis ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)327 Kortenbos Pieter
zoute vis
Matthijssen Jan
stokvis en boter
Pieters Aaltje
vis
Van Bremen Elisabeth
zoute vis
12 10 0
193
Van Keukelom Pieter haring zoute vis
26 8 0 7 10 0
Walle Franseijntje
24 15 0 22 5 0
0 0
7 10 0
30 18 0
TOTAAL
haring zoute vis
324 16 0
323
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 252. 325 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 326 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 327 Ibid. 324
90
4.7.10 Vlees Hiermee wordt rundvlees bedoeld. Gezouten rundvlees vormde een belangrijk deel van de voeding aan boord. Iedere opvarende kreeg dagelijks ¾ pond gezouten rundvlees voorgeschoteld.328 De kamer Zeeland beschikte over een eigen slachthuis. Na de slacht werd het vlees uitgesneden, ingezouten en in tonnen verpakt. De kamer kocht jaarlijks een groot aantal ossen en koeien in. D slacht vond plaats in het najaar, waardoor de toeleveringsperiode van de dieren grotendeels beperkt was tot de maanden december en januari. In december en januari van het equipagejaar 1724-25 werden 319 ossen gekocht van 12 verschillende leveranciers. Daarnaast verkochten twee leveranciers nog eens een onbekend aantal ossen. De 319 ossen kostten samen 5480 pond 13 schellingen Vlaams.329 Een os kostte gemiddeld dus rond de 17 pond Vlaams. De twee leveranties waarbij het aantal ossen niet vermeld staat kostten 1091 pond 10 schellingen Vlaams. Afgaande van de gemiddelde prijs omvatten deze leveranties nog eens 65 ossen, zodat het totaal rond de 384 ossen moet gelegen hebben. Daarnaast werden ook verwerkte vleeswaren ingekocht, dikwijls van dezelfde leveranciers. Deze leveranciers waren vermoedelijk slager van beroep. Het verwerkte vlees dat ze leverden was van goede kwaliteit en bestemd voor de kajuit en voor de maaltijden van de bewindhebbers op de jachten.330 Uit onderzoek naar de vleesleveranciers van de kamer Amsterdam is gebleken dat vele vooraanstaande en bemiddelde Amsterdamse burgers via tussenpersonen runderen opkochten en verkochten aan de VOC. Gezien de enorme hoeveelheden vlees die de Compagnie jaarlijks nodig had werd het investeren in runderen in Amsterdam een lucratieve handelsvorm.331 Of dit ook in Middelburg gebeurde is aan de hand van de doorgenomen bronnen niet te zeggen. Gemiddeld werd er elk equipagejaar tussen de 5.000 en 15.000 pond Vlaams uitgegeven aan vlees.332 Het is dan ook zeer aannemelijk dat deze hoge bedragen ondernemende kooplui en burgers aanspoorden om een graantje te proberen mee te pikken. Tenslotte is de handel in runderen een stuk minder ingewikkeld dan het gieten van kanonnen of het maken van kompassen. Op vlees dienden allerlei taksen betaald te worden. Een deel hiervan werd geïnd door het gilde van de vleeshouwers. In 1724 ontving Daniel Tulleken, ontvanger generaal van de slachtgelden, 877 pond 10 schellingen Vlaams aan slachtgeld.333 Tenslotte betaalde de kamer een beroepsslager om het vlees bij leverantie voor hen te keuren. Deze staat in de boeken vermeld als vleesschouwer. In 1724 kreeg Isaak Doensch hiervoor 9 pond 10 schellingen Vlaams. Hij leverde eveneens ossen en fijne vleeswaren aan de kamer.334
328
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 254. 329 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 330 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 254. 331 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 255. 332 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 333 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 334 Ibid.
91
Tabel 24: Leveranciers van Vlees ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)335 Alewijns Jan
ossen 3
53
4 0
De Jonge Jan
ossen 40
664
1 0
Deurloon Adriaan
ossen 5
88
11 0
Doensch Isaak
Eenwoondsche Adriaan
vleesschouwer diverse vleeswaren ossen 10 ossen 11
9 26 163 176
10 19 1 18
Mattheersch Jan
ossen 7
107
16 0
Moens Maarten
ossen
51
3 0
Noisse Jan
ossen
1040
7 0
Ras Cornelis
ossen 2
32
7 0
Santens Lieven Santes Pieter
diverse vleeswaren ossen 41 ossen 28
131 858 461
12 0 9 0 15 0
Simons Cornelis
ossen 102
1694
1 0
Tiens Jan
ossen 61
1010
15 0
877
10 0
Tulleken Daniel ont gen v slagtgeld
0 0 0 0
Van Sander Jacob
ossen 2
34
15 0
Van Wegens David
ossen 7
135
0 0
7617
14 0
TOTAAL
4.7.11 Wijn en brandewijn Naast wijnen en gedestilleerde dranken werd ook een voorraad azijn in deze rubriek ingeboekt, dat werd gebruikt bij de bereiding van het voedsel en om de scheepsruimte te desinfecteren. Voor een bemanning van 300 werd bijna 6.000 liter brandewijn en evenveel Spaanse wijn meegenomen. Daarnaast ging nog eens 1.900 liter Franse wijn voor de zieken aan boord en werd voor de maaltijden in de kajuit bijna 691 liter Franse en 307 liter Spaanse wijn van hoge kwaliteit ingekocht. De voorraad azijn aan boord bedroeg circa 3.700 liter.336
335
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 259. 336
92
De uitgaven voor wijn, brandewijn en azijn bedroegen jaarlijks tussen de 1.500 en de 14.000 pond Vlaams.337 In het kassaboek staan er 6 leveranciers bij naam vermeld. Eén van de zes was Ambrosius Tulleken. De naam Tulleken komt veel voor in de bronnen, maar deze was vermoedelijk geen familie van de vermelde Daniel Tulleken.338 Collega wijnleverancier Isaak Tulleken was vermoedelijk wel familie, misschien een zoon of vader die hielp in de zaak. De kamer kocht wijn vanuit heel Europa. Naast Franse en Spaanse wijnen waren er de Duitse wijnen, zoals Rijn- en Moezelwijn. Uit het kassaboek blijkt dat de kamer voor deze verschillende soorten wijn verschillende leveranciers had.339 Ook op wijn waren taksen te betalen. Daarnaast had de kuiper van de kamer heel wat kleine kosten, zoals drinkgeld voor de dragers, gereedschap,… Deze werden ongeveer ieder kwartaal vereffend. Wijn werd aangeleverd in vaten, en vervolgens door de kuiper van de kamer op flessen getrokken voor de reis. Hiervoor werd een groot aantal flessen aangekocht, die eveneens in deze rubriek werden ingeboekt. Tabel 25: Leveranciers van Wijn en Brandewijn ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)340 Balquerie Jacques
wijn
Bomme Leendert
brandewijn
Frenes Balguerie
wijnen
Jongsina Nicolaas
flessen etc.
Matthijssen Daniel impost voor azijn
17 14 7 484 17 0 15
6 0
3 19 0
Reemers Adriaen
1/2 jaar impost van wijn
Tulleken Ambrosius brandewijn Tulleken Isaak
wijn
Van Mild Meynaard Rijn- en Moezelwijn
8
0
0
513
3
0
85 18
0
134 14 10
63 15 0 TOTAAL
1330
3 17
337
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 338 http://www.zeeuwengezocht.nl 339 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 340 Ibid.
93
4.8 Verpakkingen De grote verscheidenheid aan goederen die door de VOC werd getransporteerd vereiste een constante aanvoer van allerlei soorten vaatwerk (tonnen). Deze werden ingeboekt in de rubriek Fustagien, en kwamen in allerlei soorten: -
-
Tonnen voor natte waren, zoals leggers, varkens (halve leggers), (brandewijn)stukken, boten, okshoofden, halfokshoofden, mompijpen, amen, halfamen, ankers, stekannen en halfstekannen. De inhoudsmaten van deze tonnen verschilde naargelang de inhoud. Tonnen voor gezouten of gedroogd voedsel, zoals vleesvaten, spekvaten, broodvaten, spijsvaten, smaltonnen, en eenzaks- en tweezakstonnen Tonnen voor specerijen Tonnen voor vaste stoffen en poeders zoals talkvaatjes voor vet, boraxvaatjes, ijzervaatjes en koperdraadvaatjes. Tonnen voor allerlei militaire benodigdheden.
De meest gangbare soorten, zoals leggers en amen, werden in gedemonteerde toestand geleverd. De duigen – gebogen houten planken waaruit de ton wordt opgebouwd - werden in bundels geleverd, in de bronnen vinden we ze terug als schoven.341 Naast deze grotere tonnen werd ook een hele waslijst aan klein vaatwerk ingekocht, waaronder bijvoorbeeld emmers, kitten (houten kannen die met koper werden beslagen), trechters,… De kamer Zeeland beschikte over een uitgebreid netwerk van kuipers voor de aanschaf van haar vaatwerk. Voor de zes onderzochte maanden van het equipagejaar 1724-25 vinden we in het kassaboek de namen van liefst 38 leveranciers van vaatwerk. Het betreft uitsluitend mannen, na hun dood werd er meestal wel nog geleverd door hun weduwe.342 Het bedrag dat aan tonnen werd uitgegeven schommelde tussen de 4.000 en de 10.000 pond Vlaams per jaar.
341 342
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. Ibid.
94
Tabel 26: Leveranciers van Fustagiên ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)343 ?scherouw Jan
vaatwerk
Amijs Jan
Berkman Bruijn
vaatwerk vaatwerk vaatwerk kuiperswerk vaatwerk kuiperswerk lege oxhoofden
Casteele (wed.)
vaatwerk
30
4 0
Cavallier Isaak
vaatwerk vaatwerk
36 17
6 0 7 0
kuiperswerk vaatwerk
35 13 0 8 12 0
vaatwerk kuiperswerk vaatwerk vaatwerk
24 10 0 32 15 0 43 12 0 10 4 0
(wed.) (wed.) (wed.) (wed.)
De Grande Adriaen
20 leggers schoven
14
De Jonge Rogier
kuiperswerk
46 18 0
Benting Cornelis
46 18 0 207 7 0 17 7 0 37 2 0 180 0 0 50 6 0 77 17 0 9 0 0
Hesting Adriaan
vaatwerk vaatwerk kuiperswerk vaatwerk
Holler Jacob (wed.)
vaatwerk
22
4 0
Hooge Henderick
kuiperswerk
32
9 0
Kakelaar Jan
kuiperswerk vaatwerk vaatwerk
40 0 0 35 16 0 44 14 0
Ledain Jacobus
leggers beslaan van vaatwerk
32
8 0
33
5 0
vaatwerk beslag aan vaatwerk ijzerbeslag v. vaatwerk vaatwerk beslaan v. vaatwerk beslaan v. vaatwerk
12 10 0 14 19 0
Orne Jan
vaatwerk vaatwerk
46 18 0 15 0 0
Pijl Hendrik
vaatwerk
13
(wed.) (wed.)
vaatwerk vaatwerk
62 10 0 41 17 0
Reemert Adriaen
kuiperswerk
69 16 0
Roesinck Cornelis
vaatwerk
30 19 0
Toerlabergh (wed.)
beslaan v. leggers
10 16 0
Tuyneman B. (wed.)
vaatwerk vaatwerk vaatwerk
19 3 0 17 7 0 44 11 0
Van Berghem (wed.)
vaatwerk
37
7 0
Van De Groenewal Servaas
vaatwerk
104
6 0
Van De Poele Jacobus
vaatwerk
31
5 0
Van Essen Joos
vaatwerk
18 12 0
Vande Lande Cornelis
kuiperswerk
21 17 0
(wed.) Dane Francois
De Coninck Pieter
De Klerck Elias (wed.) Den Mout Pieter
3 0
vaatwerk
11 13 0
vaatwerk vaatwerk
11 35
4 0 8 0
De Diers Rasmus
vaatwerk
124 18 0
Drappier Bastiaen
ijzerbeslag vaatwerk
10
Ere Lodewijck
vaatwek
46 18 0
Fernij Nicolaas
vaatwerk vaatwerk
10 12 0 13 17 0
Gerritsen Henderick
leggers en ankers
504
cauris vaatjes
Hartman Hermanus
vaatwerk vaatwerk vaatwerk
59 13 0 36 8 0 5 11 0
vaatwerk vaatwerk
29 9 0 15 16 0
25 leggers schoven
18 12 0
Henderiksen Jan
343
0 0 0 0
14 12 0 10 13 0 6 5 0 10 9 0
6 0
3 0
Gosselijn Joseph
Heilighout Adriaen
8
8 0
Maartens Jan (wed.)
158 8 110 6 69 9 11 19
6 0
TOTAAL
3.114
13
0
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
95
4.9 Diversen Hieronder rekenen we de rubrieken Verscheidene Behoeften, IJzer en IJzerwerk, Koper en Koperwerk, en Lood. Voor 1740 bestond enkel de rubriek ijzer en ijzerwerk. Waar de andere uitgaven werden geboekt is niet heel duidelijk. Opvallend is wel dat de rubriek Ongelden Equipage na 1740 gevoelig verminderd. Vermoedelijk werden kleine uitgaven hierin bijgeboekt tot ze eigen rubrieken kregen na 1740.344 4.9.1 Verscheidene behoeften Dit is een verzamelpost met allerlei voorzieningen die in de andere rubrieken niet thuishoorden. Deze producten kunnen we in de volgende categorieën indelen: -
Gereedschappen en uitrusting (brandspuiten, werktuigen, lampen, lantarens, leren producten, touw, netten, borstels,…) Vaatwerk (uit glas, blik, hout), vlechtwerk en tabakspijpen Poortlaken Verfstoffen en schilderswaren Bouwmateriaal Boeken Brandstof
Gereedschappen en uitrusting Het opvallendste artikel in deze categorie was de brandspuit, waarmee de schepen werden uitgerust, en, zoals we al zagen in hoofdstuk 3, er zich ook een aantal van op de werf bevonden. Het besluit om brandspuiten op te nemen in de standaard scheepsuitrusting werd door de Heren XVII al genomen in 1678.345 De gereedschappen in deze categorie bestonden vooral uit vis- en vleesmessen voor in de bottelierskisten, en verschillende werktuigen voor de timmerlieden en ander personeel op de werf. Verder kocht men koperen en blikken lampen voor de schepen, olielampjes, en een aantal leren benodigdheden zoals brandemmers, leer voor blaasbalgen die in de kombuis werden gebruikt, handschoenen, huiden, pompleer en vellen zeemleer die dienden als reservemateriaal voor slangen en pompen. Tenslotte vinden we in deze categorie nog een aantal kleine soorten touwwerk, visnetten, en borstels. Vaatwerk In de rubriek verscheidene behoeften werd nog een hele serie vaatwerk uit blik, glas, en hout geboekt dat niet in de andere rubrieken thuishoorde. Hieronder vielen olie en waterblikje, bier- en wijnkannen, kombuisuitrusting, tapkranen, blaasbalgen,… Ook gevlochten manden werden hier ingeboekt, evenals een serie tabakspijpen. Pijpen vinden we ook terug in de rubriek behoeften tot indië. Het feit dat er een onderscheid werd gemaakt doet vermoeden dat pijpen en tabak beschikbaar werden gesteld voor gebruik aan boord.
344
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 345 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 273.
96
Poortlaken Deze linnen stof werd gebruikt als bekleding van de geschutspoorten. In die zin was het dus een scheepsbouwmateriaal, maar het werd ook meegegeven aan de schepen om als dweil te gebruiken.346 Verfstoffen en schilderswaren Bouwmaterialen Hier vinden we twee producten die gebruikt werden in de scheepsbouw, namelijk koehaar en werk. Het koehaar werd gebruikt als isolatiemateriaal tussen de dubbeling van de scheepshuid.347 Werk, was, zoals vermeld, uitgeplozen touw dat met pek gemengd en gebruikt werd om naden te dichten. In Amsterdam werden deze kluwens werk gemaakt door gedetineerden in de werkhuizen van de stad.348 In Middelburg werd het kloen werk, zoals het in het plaatselijke dialect werd genoemd, vooral geproduceerd door vrouwen, waaronder een groot deel weduwen. Ze werden telkens 10 pond Vlaams uitbetaald.349 Hoeveel werk ze hiervoor moesten produceren is niet bekend. Voor bouwactiviteiten in Azië, op de werf en elders in Middelburg werden bakstenen, dakpannen, kalk en cement aangekocht. Boeken De kamer kocht naast de al behandelde militaire boeken en de boeken met betrekking tot de navigatie een aantal religieuze boeken voor de godsdienstbeoefening van de scheepsbemanningen en het personeel overzee. Brandstof Naast brandhout, dat we behandeld hebben in de rubriek Hout divers, kocht de VOC nog twee andere soorten brandstof in. Steenkool werd vooral aangekocht om te gebruiken in de smidse op de werf. Er werd ook een deel meegegeven met de schepen. De tweede brandstof was turf, dat diende voor de kachels in de gebouwen en dienstwoningen van de kamer, en voor de teerketel op de lijnbaan.350
346
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 275. 347 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 276. 348 Ibid. 349 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 350 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 276.
97
Tabel 27: Leveranciers van Verscheidene Behoeften ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)351
Austen Thomas
poortlaken
23
9
0
De Moisen Leijntie
kloenwerk
Bakkers Leendert
papier en boeken papier en boeken
109 13
7 4
0 0
Dourleijn Jurriaan
Barentse Cornelis
schoppen schoppen etc.
31 15 32 10
0 0
Baxter Jacob
verfstoffen
10 14
0
Bollaars Natan (wed.)
leren handschoenen
10
8
0
Booten Jacobus
papier
178 12
Bouman Isbrand
pompleer
0
0
visnet
6 19
0
Du Jardeijn Abraham
kurken etc.
5
4
0
Eevers Sara
kloenwerk kloenwerk kloenwerk (200)
10 10 10
0 0 0
0 0 0
0
Ganjepeyn Jac. (wed.) pompleer leere emmers pompleer
71 6 12 12 39 19
0 0 0
4
0
Grosman Martinus
leer pompleer
6 18
6 6
0 0
Bouwens Josias
teerkwasten etc.
5 16
0 Heijmans Adriaen
visnetten (2)
12 11
0
Bouwens Josias
varkensborstels
55 18
0 Hesting Leuntjen
kaap glazen etc.
68
1
0
Brootman Jan
mosen koijehaar
25 11
0 Houste Thomas
verfstoffen
10 13
0
0 0 0
Huijbregts Cornelis
kloenwerk kloenwerk
10 10
0 0
0 0
Clemens Simon
touw en garen drukken druklonen
23
16 11 8 6 28 3
10
Daiblij Anthonij
touwwerk
424
1
0
Huybrechtse Cath.
tinnen kannen
11 12
0
Dame Jaaptie
kloenwerk
10
0
0
Jaspers Catelijntie
kloenwerk kloenwerk
10 10
0 0
0 0
De Bije Jacobus
blikslager
24
9
0 Jongeling Jan
blikslager
29
3
0
lantarens
4 11
0
Jongsina Nicolaas
flessen etc.
3 19
0
Jooksen Elsra
leren handschoenen
10
Keuvel Pieter
borden en schotels tin gieten tin gieten kannen etc. kannen etc. tingieter
7 31 5 3 1 42
Kortenbos Pieter
tabak
42
De Bleumortier Jacobus
borstels
57
9
0
De Blieck Lucretia
kloenwerk kloenwerk
10 10
0 0
0 0
De Cleene Elisabet
kloenwerk (200)
10
0
0
De Jonge Abraham
leren handschoenen
10
8
0
De Kuijser Abraham
poortlaken poortlaken
23 1 13 16
0 0
De Mey Janna
schoen of kloenwerk
10
0
De Rije Jacobus
blik, lantarens, hoorn
351
0
14 18
8
0
15 10 14 0 8 0 19 0 19 0 10 0 2
0
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
98
0
Le Febre (wed.)
kloenwerk
0 0
Leuns Hendrik (wed.)
tin
3
0
Meusen Jan
blikwerk
1
0
Nagtegaal Jacoba, wed. Thijssen
touwwerk trossen en touwwerk
lantarens en blikwerk blikslager
17 16 35 15
De Visser Cornelis
schoenen
14
Der Kinderen Pieter
smeekole (66 hoed)
177
De Villeers Jacob
10
0
0
170 17
0
6 16
0
173 17
0
128 19
0
5 14
0
Noije Grietje
kloenwerk
10
0
0
Van Brussel Jan
potten
Pauwelse Fransintie
kloenwerk
10
0
0
Van d'Abeele (wed.)
kloenwerk kloenwerk
10 10
0 0
0 0
Pauwelsen Adriaen
borstel werk etc
93
3
0 manden manden
19 19
2 8
0 0
Van Damme M, (wed.) Peijrard Samson
verfstoffen
10 13
0
Pieters Helge
visnetten
26 13
0
Van De Putte P. (wed.)
kloenwerk
10
0
0
Polij Jacob
verf
95 17
4
Van Der Lugt Jannetske
kloenwerk
10
0
0
Qual Leendert (wed.)
huijvetterij
49 16
0
Van Goethem Pieter
olij witloot etc.
10
8
0
Rubert A. (wed.)
boeken
29
6
0
Van Hoecke Henderick
papier en garen boekbinder
2 17 18 3
0 0
Schaap Claas
turf
67 13
0 Van Poelje Zacharias
papier
67
8
0
Schrijvers Michiel
papier
26
0
0 Van Wissen Pieter
tabak en pijpen
42 13
0
Schuering Catharina
kloenwerk kloenwerk
10 10
0 0
0 0
Vande Groenewalle J.
poortlak
13
6
0
Simpernel Jeremias
boeken
40
1
0
Vanden Block Jan
tabak
37 14
0
Steur Kaatje
kloenwerk
10
0
0
Vander Beeke (wed.)
kloenwerk
10
0
0
Taeslink Vincent
trossen en touwwerk 137 12
0
Vandewijnpersse D.
huijden
116
0
0
Tierings Andries
pompleer
Villeers Isaak
lantarens en blik lantarens en blik
17 16 35 15
0 0
Timmerman Jacobus
manden
Weimaarts Phillipus
bottels etc.
15
1
0
Willegaarts Samuel
boeken papier
26 14 39 4
0 0
Timmerman C. (wed.) mandenwerk Toerlabergh (wed.)
Van Breugel Joseph
68
7
0
7
3
0
9 16
0
kloenwerk
10
0
0
boddellpompjes (100) diverse kleinigheden korenschoppen
21 9 4 12 9 3
0 0 0
TOTAAL
3.747
18
4
99
4.9.2 IJzer en ijzerwerk Dit was een verzamelrubriek voor allerlei soorten ijzerwaren, die zowel tot de scheepsuitrusting behoorden, als op de werf gebruikt werden in de scheepsbouw. Een ander deel was bestemd voor de uitvoer naar Azië. Het ijzer kunnen we in drie categorieën opdelen: -
ijzer als halfproduct in de vorm van staafijzer spijkers in allerlei soorten en afmetingen hang- en sluitwerk van de schepen, ankers, gereedschap en andere uitrustingstukken
Halfproducten (staafijzer) Dit staafijzer diende als grondstof voor de smidse op de werf. Een deel van deze staven werd eveneens op de schepen geladen als bevoorrading voor Azië. Het ijzer dat de Compagnie inkocht kwam vooral uit Zweden. Het was afkomstig uit de streek van Öregrund en werd daarom in de bronnen aangeduid als Orgrons of Orgronds ijzer.352 Zweeds ijzer gold toen omwille van zijn taaiheid als het beste en meest gewilde ijzer van Europa.353 Hiernaast kocht de kamer Zeeland ook ijzer uit Duitsland, en Luijkxe roeden.354 Dit waren ijzeren stangen uit Luik die werden aangeleverd in bundels.355 Het Zweedse staafijzer was vierkant en plat.356 Voor wat 1698 betreft kennen we enkele ijzerprijzen. Voor fijn Orgornds ijzer werd 8,5 gulden per 100 pond betaald. Grof ijzer kostte 7,5 gulden per 100 pond, Duits ijzer 8 gulden, Luycxe roeden 7,25 gulden en Sasselet roedijzer 8,5 gulden.357 In 1705 betaalde de kamer aan Joseph De Moor 8 1/8 gulden per 100 pond voor 15000 pond swaar fijn orgrons platijzer.358 Deze prijzen liggen iets lager dan de prijzen die de kamer Amsterdam in de jaren ’40 van de 18de eeuw voor haar ijzer betaalde.359 Hieruit kunnen we opmaken dat de prijzen voor staafijzer al bij al redelijk stabiel bleven in de eerste helft van de 18de eeuw. Spijkers De Compagnie had zodanig veel spijkers nodig dat de eigen productie ruim onvoldoende was. Daarom kocht de kamer Zeeland, net als de kamer Amsterdam manden met gebruiksklare spijkers. Naast ankerspijkers en bandspijkers (voor het afwerken van de vaten) kocht men doorsnee spijkers van verschillende lengtes, gaande van 1 duim tot 15 duim. Deze kunnen onderverdeeld worden in gewone spijkers, dubbele en enkele middelnagels, huidspijkers, schotspijkers en lasijzers, pompspijkers en duikers.360 De kamer Amsterdam haalde de meeste van haar spijkers uit Luik, met uitzondering van de ankerspijkers en bandspijkers, die bij 352
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 353 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 281. 354 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 355 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 281. 356 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 357 Ibid. 358 Ibid. 359 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 281. 360 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795.
100
lokale spijkermakers gekocht werden.361 Waar de kamer Zeeland haar spijkers haalde is niet helemaal duidelijk, maar de uitgebreide aandacht die de aankoop van spijkers kreeg in het equipageboek in het begin van de 18de eeuw wijst erop dat ze vermoedelijk ook uit het buitenland kwamen.362 Ook voor spijkers hebben we de prijzen uit 1698. Spijkers van 5 tot 15 duim kostten 10 ½ gulden per 100 pond. Huidspijkers van 1,5 en 2,5 duim werden aan 10 ¾ gulden per 100 pond ingekocht. Dubbele middelnagels kostte 10 ½ gulden en enkele middelnagels 11 ½ gulden per 100 pond. Voor drielingen werd eveneens 11 ½ gulden betaald. Lasijzers kostten 12 ½ gulden en duikers kostten tussen de 9 en de 18 gulden per 100 pond, afhankelijk van hun grootte en gewicht.363 Ook deze prijzen liggen niet ver van wat in de jaren ’40 van de 18de eeuw werd betaald. Gawronski meldt wel dat naar het eind van de jaren ’40 van de 18de eeuw toe de prijzen stegen.364 Hang- en sluitwerk en diverse uitrustingen Voor de rest werd in de rubriek ijzer en ijzerwaren benodigdheden voor de aankleding van de schepen, zoals beslag, hang- en sluitwerk, en tuigageonderdelen, gereedschap, en andere uitrustingsstukken voor gebruik aan boord. Het ijzeren scheepsbeslag bestond uit krammen, ringen, hengsel, kousen en bouten, waarvoor eveneens een reservevoorraad werd meegegeven.365 Verder waren er gebruiksvoorwerpen zoals hangsloten, kaarsstekers, schrapers en varkensstaarten (geschutsgereedschap dat gebruikt werd om proppen uit de kanonslopen te verwijderen). Ankers en dreggers werden ook gedeeltelijk ingekocht. De rest van de ijzeraankopen hadden als bestemming de kisten van de ambachtslieden aan boord. In de bottelierskisten kwamen elgers (grote vorken om aal te vangen), harpoenen, haaihaken, messen, en ijzer- en koperdraad.366 In de kuiperskist zaten vijlen, blaaspijpen en handzagen. De timmerman aan boord had zagen, vijlen en dommekrachten (krikken), de slotenmaker had bank- en handschroeven, en vijlen, en bewaarde het gereedschap voor de provoost: hand- en voetboeien, sloten en kettingen.367 Een deel van de ijzerwaren waren bestemd voor de werf, waaronder ijzeren banden voor de afwerking van vaten, zagen, en aambeelden.368 IJzerleveranciers In het kassaboek tellen we voor de doorgenomen zes maanden van het equipagejaar 1724-25 negentien leveranciers van ijzerwaren. De leveranciers van staafijzer verdienden het meest aan hun leveranties. Henderick Pookx en Joseph De Moor waren de grootste leveranciers. Uit het equipageboek weten we dat zij al minstens vanaf 1698 instonden voor de leveranties van Zweeds, Duits en Luiks staafijzer. Hendrik Pookx leverde naast staafijzer ook de ijzeren
361
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 281. 362 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 363 Ibid. 364 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 282. 365 Ibid. 366 Ibid. 367 Ibid. 368 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 283.
101
banden voor het vaatwerk.369 Beiden waren vermoedelijk afkomstig uit Middelburg.370 Onder de leveranciers was één vrouw, Anna Kerckhoove. Zij maakte spijkers. Tabel 28: Leveranciers van IJzer en IJzerwerk ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)371 Annost Renier
maken van nagels maken van spijkers
21
7
0
21
1
0
spijkers spijkers spijkers
18 21 19
14 19 6
0 0 0
Cornu Mattheus
ijzerwerk
563
5
0
De Heyde Jan
nagels etc.
328
4
0
23 20 20
12 6 13
0 0 0
3.121
0
0
De Klerck Elias (wed.)
maken van nagels spijkers spijkers
De Moor Joseph
ijzer
Drapier Bastiaen
spijkers spijkers spijkers spijkers beslag etc. spijkers
16 17 16 19 10 19
16 7 8 1 16 8
0 0 0 0 0 0
spijkers spijkers maken van nagels ijzer en spijkers
16 16 16 16
17 17 19 11
0 0 0 0
Eversdijk Willem Kerkhoove Anna
Kores Ester
ijzerwerk
11
4
0
Laaijs Pieter
ijzerwerk
49
0
0
Le Deijn Jacob (wed.) (wed.) (wed.) (wed.)
ijzer en spijkers ankers spijkers spijkers spijkers
21 244 20 19 19
13 9 3 3 8
0 0 0 0 0
Moensons Jacob
ijzerwerk
36
9
0
Polij Jacob
vermaakt ijzerwerk
5
15
0
2.426 1.083 3.814
5 15 19
0 0 0
Pookx Henderick
ijzer ijzer fijn orgrons ijzer
Poppekercke Willem
maken van nagels ijzerwerk
21 25
4 0
0 0
spijkers spijkers
24 20
8 7
0 0
Stoop Evert (wed.) (wed.) (wed.)
spijkers maakloon spijkers maken van nagels ijzer en spijkers
20 20 20 19
10 10 5 14
0 0 0 0
Van Belsen Pieter
metalen platen
28
12
0
Van Der Houte Job
ijzerwerk ijzerwerk ijzerwerk vermaack ijzer
226 337 365 333
7 8 18 6
0 0 6 0
Van Doorn Splinter
ijzer
61
12
0
Van Weenigem Petrus
ijzerwerk
14
10
0
maken van nagels spijkers spijkers spijkers
18 14 18 18
7 2 5 3
0 0 0 0
18
6
Willemse Jacob
TOTAAL
13.706
369
Den Haag, Nationaal Archief: VOC 01.04.02, nr. 11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 - 1795. 370 http://www.zeeuwengezocht.nl/ 371 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
102
4.9.3 Koper en koperwerk In deze rubriek werden de leveranties van koperproducten, en de kosten voor het laten beslaan van de schepen met koper op de werf afgerekend.372 De koperproducten kunnen in twee categorieën opgedeeld worden: -
-
halfproducten in de vorm van bladen, draden en staven , deels gebruikt als grondstof voor fabricage op de werf en deels meegegeven met de schepen als reserve voor aan boord en in Azië. assortiment van kant en klare gebruiksvoorwerpen, werktuigen of onderdelen daarvan voor op de schepen en op de werf.
Halfproducten (bladkoper) Er werd hoofdzakelijk rood koper aangekocht, in bladvorm, maar ook in de vorm van platen. Bladen werden door de kamer Amsterdam voor een deel uit Hamburg geïmporteerd, of dit ook zo was voor de kamer Zeeland valt niet te zeggen.373 Ook staafkoper werd regelmatig ingekocht. Het rode bladkoper werd vooral gebruikt bij het aftimmeren van de schepen als bekleding van bepaalde binnenruimtes.374 Een ander halfproduct was koperdraad, dat gebruikt werd voor de fabricage van werktuigen zoals laadpriemen voor de kanonnen of prikkertjes voor de patroontassen.375 Tenslotte werden er nog blockbussen ingekocht. Dit waren koperen lagers die gebruikt werden voor de productie van de blokken in de blokmakerij op de werf.376 Diverse uitrustingen Het grootste deel hiervan bestond uit koperen vaatwerk voor gebruik in de kombuis. Hieronder onder andere koksketels, vertinde potten, brood- en smoorpannen met deksels, braadpannen, boterpannen, en vlakke pannen met doorslag (vergiet).377 Koperen scheepsbeslag Koperslagers werden ingehuurd om de koperen scheepsbekleding aan te brengen en te repareren. Doorheen de 18de eeuw wijzigden de scheepsbouwmethodes zoals gezegd voortdurend, ook met betrekking tot het koperbeslag waren er regelmatig wijzigingen. We weten alvast zeker dat de kombuis en de broodkamer met metaal werden bekleed, respectievelijk om brand te voorkomen en om ongedierte af te weren.378 Ook aan de binnenkant van de boeg was koperbeslag te vinden. Naarmate de 18de eeuw vorderde werd koper ook gebruikt om gedeeltes van de scheepshuid te bekleden als bescherming tegen de Teredo Navalis, de zo gevreesde paalworm die zich in de 18de eeuw tot een ware plaag ontwikkelde. De scheepstimmerlieden hadden van oudsher een paar trucjes om de aantasting van de scheepshuid tegen te gaan: verdubbeling van de buitenbeplanking, het aanbrengen van 372
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 288. 373 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 288. 374 Ibid. 375 Ibid. 376 Ibid. 377 Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 289. 378 Ibid.
103
een laag loodhoudende verf en teer, beslag van ijzeren spijkers met platte koppen die een harde roestkoek vormden of een loden bekleding.379 Koperen platen zouden zoals gezegd pas tegen het einde van de 18de eeuw zijn toegepast, maar het is goed mogelijk dat delen van het schip al eerder werden bekleed.380 Koperleveranciers Een opvallende naam in het lijstje met koperleveranciers uit het kassaboek is die van Jan van Citters. Of de man behoorde tot het roemrijke regentengeslacht is niet met zekerheid te zeggen maar de kans is groot.381 Verder waren er blijkbaar twee koperleveranciers met dezelfde achternaam, Hermanus en Jacob Buijs. Van Jacob Buijs weten we dat hij overleed in 1724, gezien zijn weduwe in zijn naam de leveranties deed. Gezien zijn bedrijf te boek staat als Jacob Buijs en zoon, is de voornoemde Hermanus Buijs waarschijnlijk de zoon die de zaak van zijn vader heeft overgenomen na diens overlijden. Tabel 29: Leveranciers van IJzer en IJzerwerk ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)382 Buijs Hermanus
Buijs Jacob en zoon (wed.)
De Warem Abraham
koperwerk koperwerk koperslagerswerk
2 32 6
13 5 8
0 0 0
koperwerk koperwerk
48 32
9 5
0 0
9 38 506
14 10 9
0 0 0
hekken van koper koperwerk koperwerk
Huijbrecht (wed.)
hekken van koper
150
7
0
Van Citters Jan
koperwerk koperwerk
670 84
2 12
0 0
Van Gontel Evert
kopergereedschap koperwerk
19 696
3 10
0 0
2.297
TOTAAL
7
.
379
Ibid. Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 288. 381 http://www.zeeuwengezocht.nl 382 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728. 380
104
4.9.4 Lood Betalingen in deze rubriek hadden zowel betrekking op loodleveringen als loodgieterwerk op de werf.383 Er was het onderhoud van het loodwerk van de gebouwen van de kamer, zoals goten en dakbedekking, maar ook de schepen hadden loden onderdelen, zoals drainagepijpen op de dekken, en bekleding.384 Er werd ook een deel halffabrikaten ingekocht. Zo werden loden blokken gebruikt om het schip uit te trimmen.385 Hoeveel geld naar de aanschaf van lood ging is moeilijk te zeggen gezien de rubriek pas werd gebruikt vanaf 1740 en niet meteen duidelijk is onder welke rubriek het lood daarvoor werd ingeboekt. Tussen 1740 en 1751 ging tussen de 268 en de 7456 pond Vlaams van het budget naar het aankopen van lood.386 Opvallend is dat na jaren van grote uitgaven er steeds enkele jaren van sterk verminderde aankopen volgden, zodat het aannemelijk is dat lood in grote hoeveelheden werd aangekocht het ene equipagejaar, en er de volgende equipagejaren uit deze voorraad werd geput.387 Tabel 30: Leveranciers van Lood ( mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725)388 Cruijsse Pieter
lood
68
1
0
Van Otteren Lieven
lood
38
14
0
lood
53
3
0
lood
15
3
0
Van Otteren Abraham
Oirsel Pieter
TOTAAL
lood lood loodgieter schip besrbisiet rollen ticklood ijklood? (5)
11 6 40
1 17 10
0 0 0
27
14
0
261
3
383
Gawronski (J.), De Equipagie van de Hollandia en de Amsterdam. VOC-bedrijvigheid in 18de-eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. p. 293. 384 Ibid. 385 Ibid. 386 Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. 387 Ibid. 388 Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
105
4.10 Conclusies De verschillende behoeften voor scheepsbouw, uitrusting, grondstoffen en voedsel zorgden voor een constante stroom van de meest uiteenlopende goederen. De meeste goederen werden in redelijke hoeveelheden geleverd, maar er waren ook veel kleine leveringen, soms van een enkel stuk. In het kassaboek tellen we bijna 500 individuen of bedrijven met meerdere partners die goederen leverden, maakten of op een andere manier betrokken waren bij de aanvoer van materialen. De goederen kwamen niet alleen uit Nederland, maar ook uit andere Europese landen, Rusland, en Zuid-Amerika. Om dit systeem op deze schaal te laten functioneren was een goed geolied bedrijfsapparaat nodig, dat de goederenstroom snel kon verwerken en tijdig bestellingen wist te plaatsen. In de loop van de eerste helft zien we dat apparaat evolueren en volledig tot ontplooiing komen. Tegen 1740 was het bedrijf op het toppunt van haar administratieve en scheepsbouwkundige kunnen. Pas tegen dan kunnen we spreken van een optimale takenverdeling naar moderne normen, delegeren was iets dat de bewindhebbers ook op het vlak van stockcontrole hebben moeten leren. Het bedrijf had zich volledig geassimileerd met de rest van het Middelburgse bedrijfsleven. Van de 500 leveranciers en bedrijven die we bij naam kennen waren er meerdere die voor hun volledige levensonderhoud afhankelijk waren van de VOC. Een aantal onder hen verdiende fortuinen aan het bedrijf. Een goed voorbeeld is Joseph de Moor. In 1724 leverde hij voor 4.909 pond Vlaams of 29.454 gulden aan de kamer Zeeland. De gemiddelde arbeider verdiende 300 gulden per jaar. De kamer Zeeland was wel meer dan de kamer Amsterdam afhankelijk van de gilden van de stad. Waar ze konden probeerden de bewindhebbers echter zo veel mogelijk in zee te gaan met individuele leveranciers die zich een één enkele productsoort hadden toegelegd. Bij producten waarvan grote hoeveelheden nodig waren was het dan ook noodzakelijk zo veel mogelijk leveranciers onder de arm te nemen. Dit zien we bijvoorbeeld voor bakkers, kuipers en leveranciers van diverse kleine benodigdheden. Voor leveranciers van producten waar voor de productie ervan zeker vakmanschap vereist was bleef de Compagnie lang trouwe klant. Bij andere producten, zoals ossen en andere voedingswaren, leek het bedrijf eerder prijsbewust te kopen en werd er regelmatig van leverancier gewisseld. Voor een groot aantal producten lijkt er een tendens van centralisatie te bespeuren. Men koos een hoofdleverancier die de bulk van de goederen leverde. Een aantal wisselende kleinere leveranciers vervolledigden de behoefte. De totale uitgaven aan elke productgroep verschilde sterk equipagejaar per equipagejaar. Naast prijsstijgingen en dalingen hing ook veel af van het aantal schepen dat werd gebouwd en werd uitgestuurd naar Azië, hoe groot de het aandeel militairen onder de opvarenden was, en hoeveel producten de kamer nog voldoende op voorraad had. De goederen die werden aangekocht voor het bouwen van de schepen, zijnde hout, zeilen, hennep en touwwerk, pek, teer en harpuis, namen samen 37,02 % in van wat tussen 1720 en 1751 aan equipagegoederen werd uitgegeven.
106
Tabel 31: Uitgaven aan equipagegoederen tussen 1720 en 1751389 Rubriek Adriaan Crans, schutgieter in 's Gravenshage Barbiersbehoeften
Gemiddelde uitgaven
Totale uitgaven
%
435,65
13.505,10
0,24
317,93
9.855,94
0,17
Behoeften voor het Scheepsvolk
1.365,19
42.320,90
0,75
Behoeften voor Indië
9.014,16
279.439,04
4,93
Bier tot Cargesoen
1.840,18
57.045,55
1,01
305,94
9.484,03
0,17
Bier tot Koopmanschap Bier voor Equipage
2.627,42
81.450,13
1,44
Boter Kaas en Stokvis
5.891,42
182.633,87
3,22
Brood
4.660,25
144.467,77
2,55
808,48
25.062,95
0,44
Fustagie met IJzeren Banden
6.878,72
213.240,36
3,76
Geschut en Ammunitie
7.783,09
241.275,70
4,25
Chirurgijnskisten en Medicijnen
Harpuys en Zwavel
708,86
21.974,63
0,39
Hennep en Touwwerk
21.886,85
678.492,20
11,96
Hout (vanaf 1740 gesplitst)
29.121,24
902.758,38
15,91
IJzer en IJzerwerk
20.308,56
629.565,29
11,10
Kaas
468,11
14.511,45
0,26
Kajuitbehoeften
751,01
23.281,40
0,41
Koopmanschappen tot CargAsoen
4.822,37
149.493,40
2,64
Koper en Koperwerk
1.441,26
44.679,20
0,79
Laken Wol en Zijde
3.191,95
98.950,50
1,74
Linnen en Wollen Kleren
1.631,38
50.572,85
0,89
806,36
24.997,09
0,44
Matrozen- en Soldatenkisten
1.194,91
37.042,30
0,65
Olijfolie
1.441,38
44.682,89
0,79
Ongelden Equipage
9.854,27
305.482,45
5,38
Pek en Teer (vanaf 1740 ook harpuys)
3.434,96
106.483,70
1,88
Pottagie
3.665,99
113.645,81
2,00
Spek
10.147,39
314.569,04
5,54
Stuurmansgereedschap
345,42
10.708,00
0,19
Verscheidene Behoeften
1.493,92
46.311,40
0,82
Vette Waren
1.310,32
40.619,83
0,72
12,13
376,15
0,01
Vlees
10.539,98
326.739,29
5,76
Wijn en Brandewijn
6.383,94
197.902,21
3,49 6,88
Lood
Vis
Zeilen en Zeildoek
12.595,52
390.461,24
TOTAAL
189.486,52
5.673.158,80
389
Den Haag, Nationaal Archief, VOC 01.04.02: nr. 13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796. Het rekenen met oude muntstelsels is vanwege de indeling 1 = 20 = 240, zoals bij ponden en guldens, quasi onmogelijk. Vandaar dat we alle bedragen uit het register hebben omgezet naar decimale getallen. Zo komt het bedrag 10,5 gulden bijvoorbeeld overeen met 10 gulden 10 stuivers. 125,75 pond Vlaams is dan 125 pond 15 schellingen Vlaams.
107
Geraadpleegde bronnen en bibliografie Onuitgegeven bronnen 1) Den Haag, Nationaal Archief: VOC, toegang 1.04.02: -
7253-7259: Resoluties van de Kamer Zeeland
-
11336: Notulen van het departement van Equipage van de Kamer Zeeland, 1698 1795.
-
11053: Akte ter bevestiging eedaflegging van verschillende beambten in aanwezigheid van schepenen van Middelburg.
-
11054: Lijst van onbeëdigde dienaren van de Kamer Zeeland.
-
11087: Contracten van correspondentie ter vergeving van ambten bij de VOC, 16951763.
-
11404: Lijst van daggelden uitgekeerd aan het personeel van de werf, s.d..
-
11351: Missive van Isaak Du Bois, equipagemeester van de Kamer Amsterdam aan de equipagemeester van Zeeland, 1720.
-
11356: Stukken betreffende de aanbouw van schepen, 1769-1778.
-
13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
-
13763: Register bevattende verantwoordingen van de ontvangsten en uitgaven van de kamer Zeeland, 1720-1796.
Collectie Radermacher, toegang 1.10.69: -
227: Extract uit de notulen van de Heren van de equipage van de Kamer Zeeland. Als bijlage een lijstje van de arbeiders op de werf bij de blokmaker, 1698-1737.
-
228: Aantekeningen betreffende de equipage van de Kamer Zeeland, 1737.
-
229: Gedrukte formulieren gebruikt door het equipagecomptoir der Kamer Zeeland, vóór 1762. Met onvolledige tafel, 1762.
-
253: Memorie over de nieuw aangebouwde schepen, opgesteld door Hendrik Raas, meester timmerman van Kamer Zeeland, ter beantwoording van enige opmerkingen hierover van den equipagemeester te Batavia, Opmeer, s.d..
108
2) Middelburg, Zeeuws Archief: Collectie Familie Mathias-Pous-Tak van Poortvliet, toegang 255: -
15: Aantekeningen van J.C. Mathias uit de notulen van de kamer Zeeland, afdeling equipage over de periode 1699-1732.
-
30: Resolutie van de Kamer Zeeland inzake de vervulling van vacatures van het comptoir van de equipage, 1700.
Literatuur -
Beylen, J. van, Schepen van de Nederlanden. Van de Late Middeleeuwen tot het einde van de 17de eeuw, Amsterdam 1970.
-
Brugmans (I.J.), “De Oost-Indische Compagnie en de welvaart in de Republiek”, in: Welvaart en historie. Tien studiën . 1950 z.p.)
-
Bruijn (J.R.), Gaastra (F.S.), e.a., Dutch-Asiatic Shipping in the 17th and 18th Century, Volume 1: Introductory Volume. Den Haag: Martinus Nijhoff, 1987. XI, 356 p..
-
Deurloo (A.J.), “Bijltjes en klouwers. Een bijdrage tot de geschiedenis der Amsterdamse scheepsbouw, in het bijzonder in de tweede helft van de achttiende eeuw”, in: Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 34 (1971), p. 4-71.
-
Enthoven (V.), “Veel vertier’. De Verenigde Oostindische Compagnie in Zeeland, een economische reus op Walcheren”, in: Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, 1989. p .49-127.
-
Francken (A.F.), Scheepswerven in Zeeland, een Onderzoek naar de Geschiedenis en de Relicten van Zeeuwse Scheepswerven. Goes: De Koperen Tuin, 1996. 88 p.: ill..
-
Gaastra (F.S.), De Geschiedenis van de VOC. Leiden: Walburg Press, 1991. 192 p.: ill..
-
Gaastra (F.S.), “Arbeid op Oostenburg. Het personeel van de kamer Amsterdam van de Verenigde Oostindische Compagnie”, in: Kist (J.B.), e.a., Van VOC tot werkspoor. Het Amsterdamse industrieterrein Oostenburg. Utrecht: Stichting Matrijs, 1986.
-
Gawronski (J.), De equipagie van de Hollandia en de Amsterdam, bedrijvigheid van de VOC in 18de eeuws Amsterdam. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1996. 317p. ill..
-
Gelder (R.), Wagenaar (L.), Sporen van de Compagnie. De VOC in Nederland. Amsterdam: De Bataafsche Leeuw, 1988. 160 p.: ill..
-
Hoving (A.J.), de Weerdt (G.A.), e.a., Nicolaes Witsens scheeps-bouw-konst open gestelt. Franeker : Van Wijnen, 1994. 412 p.: ill.
-
Kamer (H.N.), Het VOC-retourschip : een panorama van de 17de- en 18de-eeuwse Nederlandse scheepsbouw. Amsterdam : De Bataafsche Leeuw, 1995. 240 p.: ill.
109
-
Roos (D.), Zeeuwen en de VOC. Middelburg: Stichting VOC Publicaties, 1987. 186 p.: ill..
-
Udemans (W. jr.), Korte verhandeling van den Nederlandschen scheepsbouw, zo in theorie, als in practyk, meetkunstig vertoond. Middelburg: Pieter Gilissen, 1757. XII, 79 p.
-
Unger (R.W.), Dutch Shipbuilding before 1800, ships and guilds. Assen/Amsterdam, 1978.
-
Van Der Doe (E.), Wiggers (A): “De Kamer Zeeland van de VOC als werkgeefster”, in: Zeeuws Tijdschrift 37, nr. 3. Middelburg, 1987. p. 107-113.
Websites -
TANAP: http://www.tanap.net De Bataviawerf: http://www.bataviawerf.nl Maritiem Digitaal (databank): http://www.maritiemdigitaal.nl VOC startsite met tal van nuttige links: http://www.vocsite.nl/index.html Het Nationaal Archief: http://www.nationaalarchief.nl Het Zeeuws Archief: http://www.zeeuwsarchief.nl Het Nationaal Scheepvaartmuseum: http://www.scheepvaartmuseum.nl De werf “De Delft”: http://www.dedelft.nl/index.html Het Zeeuws Tijdschrift: http://www.zeeuwstijdschrift.nl De Zeeuwse Bibliotheek: http://www.bibliotheek.nl/middelburg Bibliografie rond scheepvaart van de Universiteit van Leiden: http://www.studiegids.leidenuniv.nl/index.php3?m=366&c=3004 De Koninklijke Bibliotheek: http://www.kb.nl Literatuur Dossier VOC van de KB: http://www.kb.nl/dossiers/voc/voc-lit9.html Zoekscherm Zeeuwen Gezocht: http://www.zeeuwengezocht.nl
110
Bijlage: Kasboek Thesauriers390 Personen Mei 1724 P. Boddaert H. Velters van Aechterkerk Steven Hurgronje Jacoba Nagtegaal, wed. Thijssen Jacoba Nagtegaal, wed. Thijssen Vincent Taeslink Anthonij Daiblij Anthonij Daiblij Jacobus Berdenis Jacobus Berdenis Samson Peyrard Jan Huyse Jan Huyse Pieter Coenraets Pieter Coenraets D'Wed. Jan Maartens D'Wed. Maarten Van Damme Mattheus Cornu Izaak Doenze Lieven Van Otteren Lieven Van Otteren Cornelis Huybregtzen Janna de Mey Willem Vermeulen Maria Oosterling Gerrit Bovenpijl d'wed. Tuyneman Adriaen van Heslig Goud Jan Kakelaer Kastemakers Gilde Pieter Sieuws Rolle van timmerlieden Rolle van sjouwers Rolle van lijndraaiers Rolle van spinders Rolle van garbuleurs Jacques Balquerie Phillipus Weimaarts Reinier Amot Evert Storp Leendert Voorn Rolle van de Hoeker Den ""laer Rolle van kleine ongelden Maandgelden Kamer Zeeland Totaal
Goederen
vacatien vacatien vacatien touwwerk trossen en touwwerk trossen en touwwerk hennep touwwerk kogels kanon drogisterije drogisterije zaaden en blij bier bier beslag aan vaatwerk manden ijzerwerk vlees lood lood schoen of kloenwerk schoen of kloenwerk scheepsvragten beddegoed etc. vragtlonen vaatwerk vaatwerk vaatwerk brood
wijn bottels etc. spijkers spijkers vragtlonen
Bedrag
35 9 11 173 128 137 217 424 694 279 24 17 15 94 91 14 19 563 9 38 53 10 10 152 36 7 19 15 44 289 21 1054 358 65 103 204 17 15 18 20 9 99 62 1566
8 0 13 17 19 12 14 1 4 0 5 16 12 19 13 19 2 5 1 14 3 0 0 1 13 12 3 16 14 5 12 7 14 9 3 17 14 1 14 10 12 10 9 6
4 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0 9 8 7 0 0 0 0 0 9 6
7256
13
8
390
Voor de maanden mei, juni, juli, september, november en december 1724 en januari 1725. Den Haag, Nationaal Archief: VOC 1.04.02, nr. 13624-13625: Kasboek van de thesauriers, 1724-1728.
111
Juni 1724 ontvanger generaal Tulleke raadheer Velters Van Aagtkerke Pieter Vanderleerse Adriaan Huisters Aarnoud Ahdremans Okkerman voor Claas Pool Cristiaan Vaak Cristiaan Vaak Leendert voorsch Leendert voorsch ? Pieter Janssen Jan Smit Claas Ole Adriaan Hijgeert Diakenen Middelburg interesten Adriaan Hesting Nicolaas De Coster Jan De Raad Arij Mimijs ?? Aernoud Meeinen en Adriaan Boone
convooigeld vacaties brandhout brandhout houtwaren hout regt vandore hout regt vandore hout regt vandore hout regt vandore hout regt vandore hout regt vandore hout regt vandore kruid vaatwerk brood erten slik uijt de dok werken lootsgeld lootsgeld
Totaal
Juli 1724 Steven Hurgronje Jan Van Buytenhem Pieter De Vos van Nieuwvlied Isacq Tulleken Phenix Hurgronje Abraham Van Bevenage Henderick Raas Jacob Polij F Gerardi de gesamentl doctoors en churichins Cornelis van Hoovenbeeck Pieter De Coninck Jan Kakelaar Adriaen Reemert Rogier De Jong Cornelis Benting Jan Thomassen Daniel Le Roy Daniel Le Roy Joseph Van Breughel Abrahame De kuysen Thomas Austen Jan Slootman wed. De Clerck wed. Jacob Le deijn Samson Peijrard Jan Bomme
vacatie vacatie vacatie vacatie 6 maand Tractement 6 maand Tractement 6 maand Tractement 6 maand Tractement 6 maand daggeld kuiperswerk kuiperswerk kuiperswerk kuiperswerk kuiperswerk grauw en blauw erten bier scheepsbier houten stelen hangmacken vaandoek snaphanen spijkers ankers koriander krenten en rozijnen
10000 19 110 76 997 11 11 13 9 7 15 8 25 2 158 31 8 79 22 21
0 5 4 5 12 12 12 12 18 2 12 0 8 8 5 16 10 15 6
0 0 0 0 0 0 0 0 8 0 0 0 6 0 0 0 0 0 8
37685
2
8
39 38 37 37 104 104 125 76 66 60 32 40 69 46 77 90 76 149 49 23 107 148 20 244 2 2
5 3 3 3 0 3 0 0 13 16 15 0 16 18 17 13 4 9 3 2 13 10 6 9 8 12
0 4 4 4 0 4 0 0 4 8 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
112
Anthonij Hertoghs Nicolaas Jongsina Nicolaas Jongsina Jan De Maar Poeljenier Christiaan Vaack Adriaan Meersman Christiaan Vaack wed. Toerlabergh wed. Vand'Abeele Sara Eevers Abraham Clodere Abraham Clodere Abraham Clodere Abraham De Bruyne Jeremias Vander Meer Joannes Heraut Servaas Bomme wed. Jacob Robbertsen wed. Jacobus Ganjepeyn Pieter Van Belsen Jacob Sistle Elisabet De Laver Mag. Schorer wed. Berdenis Adriaen Kakelaer Isacq Meusen David Pierson Renier Annot Renier Annot Anna Kerkhoove Jacob Willemse Bastiaen Drapier de gesamentl loodsen en inloodsen van de schepen Leendert Vooren Nicolaas Greeve Cath. E. Christiaanse Jeremias Vermou Noyret Daniel Van welsade Arij Nuys Jaques Balguerie Adriaen Hesting Henderick Hooge Servaas Vande Groenewalle Johanna Vande Groenewalle Leendert Vooren Rolle timmerlieden op de werf Rolle timmerlieden op de werf Rolle van de sjouwers op de werk Rolle van de sjouwers op de werk Rolle van de baan aande spinners Rolle van de baan aande spinners Rol van de lijndraaiers Rol van de lijndraaiers Rol van de garbuleurs Jan Ren Maertens
? aardewerk flessen etc. scheepsvrachten scheepsvrachten scheepsvrachten kloenwerk kloenwerk kloenwerk intrest op 600 pond intrest op 600 pond intrest op 600 pond waterklerk 6 maand Tractement 6 maand Tractement houtwaren hout draaien pompleer metalen platen rokken en bultzakken bultzakken bultzakken hangmacken geldkisten (26) geldkisten (38) beslaan van geldkist maken van spijkers spijkers spijkers spijkers scheepsvrachten metaal kanon (6) pakhuishuur pakhuishuur waaggeld diepen van het dok hamb. Planken kuiperswerk kuiperswerk kuiperswerk vaandoek scheepsvrachten
intrest op 313674 pond
32 6 3 10 13 10 13 10 10 10 21 21 21 7 100 50 595 64 39 28 33 19 33 18 24 18 19 21 16 14 16 40 9 1144 12 30 20 37 306 69 32 61 107 9 1074 1003 362 342 90 90 68 70 180 391
0 0 11 0 19 0 6 0 12 0 6 0 12 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 13 2 0 0 0 0 7 0 18 0 19 0 12 0 6 0 6 0 10 0 6 0 5 0 16 0 6 0 1 0 17 0 2 0 16 0 6 8 12 0 9 0 0 0 0 0 0 10 19 0 3 0 9 0 9 0 8 0 13 0 12 0 5 11 1 10 6 3 18 0 3 4 16 2 19 4 18 4 19 2 19 2
113
Pieter De Vos van Nieuwvlied Margareta Dauwelse Catalintie Jaspers wed. Le Deyn Bartholomeus Kant wed. De Graat Job Van Houte Elias Naljaart Zacharias Van Poelje Cath. Huybrechtse Thomas Alexander Coninck Jan Van Buytenhem Jasper Perduyn Splinter Van Doorn Sara Eevers Pieter De Rijck Anthonij Bomme Jan De Heyde Pieter Der Kinderen Servaas Vande Groenewalle wed. Toerlabergh Willem De Laver Johanna Vande Groenewalle wed. N. Gibel wed. N. Gibel Simon Clement Job Duyck Abraham De Kuysen Abraham De Kuysen Siemon Wiekes David Sandra Hendrik Poox Jospeh De Moor Jacob Lantsheer Servaas Bomme en Pieter De Rijcke Leendert Vooren Willem Boudewink Willem Boudewink Hermanus Hartman Cornelis Roesinck wed. Casteele wed. Hendrick Pijl Jan Meusen wed. Huybregsen wed. Louis Chovel wed. Jacobus Isenbaart Elisabet Machielse Elisabet De Cleene Willem Poppe Jacobus Vander Sijpe Jacobus De Villeers Thomas Houste Samson Peijrard Jacob Baxter
vacatie korenzakken (300) kloenwerk spijkers kruid beemsems ijzerwerk beemsems zeil en kardgaren tinnen kannen vacatie vacatie 6 maand Tractement zeildoek kloenwerk (200) houtwaren houtwaren nagels etc. smeekole (66 hoed) vaatwerk beslaan van leggers (60) port van brieven poortlak 6 maand Tractement vek. Van verschot drukken 6 maand Tractement poortlaken vaandoek (82 stuks) ham. Balken etc. courtagie fijn orgrons ijzer pek en teer zeildoek houtwaren scheepsvrachten bieren bieren vaatwerk vaatwerk vaatwerk vaatwerk blikwerk ?? vaandoek soldatenrokken beessems en schrobbers kloenwerk (200) spijkers geldkisten (13) lantarens en blikwerk verfstoffen verfstoffen verfstoffen
22 49 10 20 6 9 226 8 5 11 26 9 50 2036 10 674 397 328 177 168 10 34 13 89 110 8 21 13 107 148 1096 3814 872 779 600 13 13 17 59 30 30 62 6 3 44 40 8 10 24 9 17 10 10 10
1 8 10 0 0 0 3 0 6 0 6 0 7 0 14 0 4 0 12 0 18 4 0 0 0 0 34 0 0 0 12 0 10 0 4 0 1 0 8 0 16 0 6 10 6 0 6 8 10 9 6 0 6 0 16 0 13 0 18 0 4 8 19 0 4 0 12 0 6 0 12 0 2 0 13 0 13 0 19 0 4 0 10 0 16 0 19 0 11 0 19 0 14 0 0 0 8 0 10 0 16 0 13 0 13 0 14 0
114
Rol van garbuleurs en arbeiders Rol van de sjouwers Rol voor het schip T Slot Terhooge Rol voor het schip T Slot Terhooge Rol voor het schip Nieuw Vlied Rol voor het schip Middelwoud Rol van de timmerlieden op de werf Rol van de lijndraaiers Rol van de spinners Job Stellenaer Jacobus De Bie Jacobus De Bie wed. Hendrick Pijl Pieter De Timmerman Meynaard Van Mild Rol van kleine onkosten Maandgelden volgens maandgeldboek ditto voor Kamer Amsterdam ditto voor Kamer Delft ditto voor Kamer Rotterdam ditto voor Kamer Hoorn ditto voor Kamer Enckhuysen
houtwaren ijken van gewichte ijken van gewichte soldatenrokken schaapsvellen etc. Rijn- en Moezelwijn
Totaal
212 414 16 52 138 133 946 69 79 261 9 9 34 42 134 104 17263 984 82 128 126 67
9 2 4 14 17 10 0 18 9 16 9 14 18 8 14 0 1 6 0 0 10 6
8 1 11 0 11 3 7 6 4 0 4 0 0 0 10 4 10 4 0 0 0 8
42144
10
0
35069
1
0
36 2572 427 484
16 13 17 17
8 0 0 0
73 499 337 25 10 9 9 11 34 117 26 1 10 34 47 21 5 11
2 13 8 0 0 12 12 12 0 6 13 6 8 19 14 19 13 6
0 0 0 0 0 0 0 0 0 7 0 0 0 0 0 0 0 0
Augustus 1724 Totaal
September 1724 Pieter Boddaert Ambrosius Tulleken Adriaen Jaarling Leendert Bomme Daniel van Welsaden Nicolaes Greve Job Van Den Houte Willem Poppekerke Catharina Schuering Leendert Vooren Leendert Vooren Christiaan Vaak Jacques Grenot Jacob Polij Helge Pieters Carolus Du Boiess Pieter Van Goethem Simon Jacobsen Jacob Koets Catharina Wagenaer Ibrand Bouman Ibrand Bouman
vacatie hennep pokhout brandewijn impost lands En stads balance metalen bassen ijzerwerk ijzerwerk kloenwerk scheepsvracht scheepsvracht scheepsvracht pakhuishuur verschot augustus visnetten trompet (1) olij witloot etc. erweten en bonen erweten en bonen plunje schoenen schoenen
115
Adriaan Kakelaer Adriaan Kakelaer Jan Amijs Theodoris De Graaff Jan Orne Daniel Welsade Josias Bouwens Jan Maartens Rol van timmerlieden Rol van sjouwers Rol van spinners Rol van lijndraaiers Adriaen Heilighout Christiaan Vaak Jan Smit Grietje Noije Geertruij Versluis Geertruij Versluis Geertruij Versluis Geertruij Versluis Geertruij Versluis wed. Elias De Klerck Bastiaen Drappier Jacob Willemsen Jacobus Ledan Hendrick Pijl Justius Luyks Marnius Plein voor het kistenmakersgilde Jan Steengracht Jacobus Perkoiers Willem Bouwdewijns Willem Bouwdewijns Lucretia De Blieck Jan Van Wieringen Adriaen Meersman Jan Van Der Kruysen Hermanius Buys Marinus Dijckwest Velters van Aegtekerke Maatje Abusse Adriaen Huysert Gerrit Oole Pieter Oole Pieter Ponts Jan Vervloed Corstiaan Vaak Jacobus Castert Jacobus Castert Rol van de garbuleurs wed. Jacobus Ganjepein Abraham Cijs Haak Doensen Lodewijck Ere Jannetske Van Der Lugt
vlaggen vlaggen vaatwerk verschot vaatwerk stads en lands balans teerkwasten etc. vaatwerk
vaatwerk vrachtloon vrachtloon kloenwerk iets met kleren iets met kleren tarwe en blomme linde linde spijkers spijkers leggers vaatwerk scharlaken vacatien siroop etc. bier bier kloenwerk scheepsvracht scheepsvracht beslag van geldkisten koperslagerswerk houtvracht vacatie brandhout brandhout houtvracht houtvracht houtvracht scheepsvracht scheepsvracht bier verschot en onkosten leere emmers olie vleeshouwers vaatwek kloenwerk
50 8 207 48 46 186 5 12 973 492 134 63 29 9 15 10 104 40 32 8 8 20 17 18 32 13 373 311 33 12 17 13 10 14 10 35 6 10 36 86 36 10 10 10 10 9 39 9 320 12 339 9 46 10
18 0 1 0 7 0 13 3 18 0 9 9 16 0 10 0 9 11 10 2 2 4 17 4 9 0 12 0 2 0 0 0 18 0 10 0 6 0 5 0 5 0 10 0 7 0 5 0 8 0 6 0 19 0 14 0 34 0 10 0 17 4 9 0 0 0 16 0 6 0 12 0 8 0 6 0 11 8 19 0 19 0 6 0 6 0 6 0 6 0 12 0 2 0 15 0 10 0 12 0 14 0 10 0 18 0 0 0
116
Kaatje Steur DanielScoine ? Reinier Annof? wed. Jan Maartens Bastiaen Drappier Leendert Van Den Berge Jacobus De Larore Franscois Brand Cornelis Beerendsen Klaes Adriaensen Pieter Kommer Jan Jongeling Jacobus De Bije Cornelis De Visser Rol van de timmerlieden Rol van de sjouwers Rol van de sjouwers op Soestelingskerk Rol van de spinners Rol van de lijndraaiers Jacomijntie Vijshoek Jacomijntie Vijshoek Pieter Lanoij Jacob Van Der Boon Jacob Coole Jan Buys Pieter Versteylen Dirk Kranenburg Phillipus De raet Jan Amijs Jacobus van de poele Jan ?scherouw Servaes van de groenewal rogier de jonge simon clement wed. Elias De Klerck wed. Jan Maartens pieter ribaut hermanus hartman catharina wouters wed. pieter van de putte franscois de kok ontv. Gener. Daniel tulleken joseph gosselijn anthonij seppens isaak tulleken adriaen pauwelsen jan slootman jacob ledeijn evert storp anna kerkhove pieter keuvel pieter keuvel pieter keuvel pieter keuvel
kloenwerk geweer etc. spijkers ijzerbeslag aan vaatwerk ijzerbeslag aan vaatwerk houtvracht pakhuishuur maten en pinten schoppen etc. loodsgeld scheepsvracht blikslager blikslager schoenen
linden plunje pokhout hout lakenen bakkers brood brood hard brood vaatwerk vaatwerk vaatwerk vaatwerk vaatwerk druklonen vaatwerk vaatwerk lakenen vaatwerk beddegoed etc. kloenwerk intrest kauris vaatjes soldatenrokken vacatie bestel of borstel werk etc bussemaker ijzer en spijkers ijzer en spijkers ijzer en spijkers tin gieten tin gieten borden en schotels pinten traglers etc.
10 21 21 14 10 10 4 15 32 9 10 29 24 14 829 437 16 106 59 67 42 12 2202 694 11 51 27 25 17 31 46 62 30 28 11 10 369 36 59 10 18 5166 8 15 38 93 43 21 19 16 31 5 7 3
0 0 10 0 19 0 12 0 8 0 6 0 15 0 8 0 10 0 0 0 6 0 3 0 9 0 3 0 7 3 10 11 7 6 14 9 2 8 11 0 8 0 11 3 8 0 5 0 0 0 7 0 15 0 14 0 7 0 5 0 18 0 10 0 10 0 3 0 13 0 13 0 5 0 8 0 19 0 0 0 6 1 13 4 6 0 12 0 13 10 3 0 0 0 13 0 14 0 11 0 14 0 8 0 15 10 19 0
117
Leendert Vooren Rol van de garbuleurs rol van garbuleurs en arbeidsvolk rol van de sjouwers lauwerens bruyninx Jacobus Schoerzoon (?m) cognossement voor comp schip t slot ter hooge steven bokhout cognossement voor comp schip t slot aldegonde hendrick van der grijs leendert vooren rol van de kleine ongelden daniel van doorn daniel van doorn maandgelden voor de kamer zeeland ditto amsterdam ditto delft ditto rotterdam ditto hoorn ditto enkhuizen
scheepsvracht
zwaardregers smid reisgeld reisgeld vrachtloon houtwaren houtwaren
Totaal
9 314 304 104 112 35 59762 86 43409 43 9 87 3624 444 6984 81 8 11 8 7
12 13 10 15 14 2 10 13 0 6 12 7 1 19 17 0 10 0 10 0
0 6 0 0 0 0 0 4 6 8 0 9 0 0 6 0 0 0 0 0
135754
8
0
30856
6
6
Oktober 1724 Totaal
November 1724 pieter de vos jacobus van santen gregorius herklots wed. willem maguet wed. anthonij holmes coenraed coenraets coenraed coenraets Boesten en Grimella nicolaas jan van hoorn nicolaas jan van hoorn maatie verbrugge jan vrijdagh pieter vande roete en jacob maurits ambrosius tulleken ambrosius tulleken boudewin calebout pieter maertens okkerman okkerman wed. pieter de rijcke jacobus berdenis armen van de stad middelburg arij van steen idem + leverantie
vacatie manufacturen manifacuten manifacuten manifacturen wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief hennep masten (40) harpuis scheepshout scheepshout scheepshout delen en hout iser kanon (48 pl) metselwerken
74 5214 1030 404 369 2745 374 124 499 915 249 366 562 2987 2970 569 3950 381 303 219 1291 889 64 129
6 8 17 0 11 0 11 0 2 0 0 6 18 0 16 0 4 0 4 0 12 0 8 0 0 4 6 0 0 0 10 0 7 0 9 0 12 0 1 0 17 0 14 10 12 0 3 0
118
idem als op twee schepen idem pieter van keukelom Jacobus Balens adriaen hesting adriaen reemers pieter orsel pieter orsel job van den houte henderick gerritsen pieter van overwal de rol van de timmerwerf de rol van de sjouwers op de werf de rol van de sjouwers op schip everstwaart de rol van de sjouwers op schip soestelingskerk de rol van de sjouwers op schip slot ter hage de rol van de sjouwers op schip t slot aldegonde de rol van de lijndraaiers de rol van de garbuleurs en de arbeiders wed. van d'aebele jaaptie dame sara eevers servaas grijsperre de jonge wed. jan behagel jacobus booten willem boudewink willem boudewink cornelia bomme wed. pieter buyse daniel de smit jan van salen jan ad schorer francois dane johannes de feyser de jong jacobus scheijmans pieter kortenbos marinus pleun servaas bomme anthonij bomme splinter van doorn pieter den mout jan de maas jan de maas laurens moens maarten de moor cornelis blaaker cornelis blaaker cornelis de jong cornelis braams johan de crane en leendert bomme abraham boudaen andries blommaart maria cuijpers jan van hoorn samuel steevense
metselwerken zoute vis (3 ton) broeklinnen vaatwerk 1/2 jaar impost van wijn loodgieter schip besrbisiet rollen ticklood ijklood? (5) vermaack ijzer dreggen en ankers smeedwerk
kloenwerk kloenwerk kloenwerk jaarlijkse dienst wisselbrief papier bier bier wisselbrief huisschatting hard en zacht brood pakhuishuur vaatwerk vette waren hard brood zoute vis kistenmaker balkdelen balkdelen pek (10 last) vaatwerk poeljenier voor twee schepen idem voor het grote jacht hard brood zacht brood hard brood hard brood zacht brood wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief vette waren
209 46 7 31 11 8 40 27 333 504 36 746 319 28 13 21 16 68 273 10 10 10 50 955 178 11 16 616 16 56 20 8 643 76 12 412 148 194 257 11
12 0 6 0 10 0 7 0 19 0 0 0 10 0 14 0 6 0 3 0 11 0 4 5 14 6 4 9 3 4 1 6 16 0 2 10 9 4 0 0 0 0 0 0 0 0 16 0 12 0 8 0 7 4 12 6 12 0 18 0 0 0 12 0 6 0 6 0 10 0 11 0 15 0 14 0 8 0 4 0
40 6 25 76 26 25 79 74 238 915 253 353 1755 626
0 0 9 0 15 0 16 0 7 0 4 0 19 0 7 2 19 10 4 0 15 2 12 0 0 0 15 0
119
daniel matthijssen pieter bertrand jaob polij leendert bakker claas adriaanse jan jongeling jacobus exvik boudewin calebout david perkois wed. pieter cruijsse renier annost willem poppekerck christiaan vaak jan van wieringe jan smit jacob willemse we. Evert stoop simon block dilles vander strate pieter van overwal abraham de kuijser thomas austen hermanus hartman jan pietersen rosendaal boersen en grimella boersen en grimella boersen en grimella thomas alexander koninck abraham anias abraham anias maria oosterling job stellenaer andries tierings wed. ganjepeijn joanna van der groenewalle wed. vandenbergen wed. natan bollaars bastiaan drappier de rol van de garbuleurs en de arbeiders de rol van de spinners de rol van de spinners de rol van de lijndraaiers de rol van de sjouwers op soestelingkerk de rol van de sjouwers op de werf de rol van de timmerlieden de rol van de sjouwers op eversweert henderick somer tulleken maria van de clavere wed. piet. De la rice adolf thonis cornelis brand wed. leendert qual isbrand bouman wed jan le deijn adriaen heijmans
impost voor azijn medicamentenkist verschot inbinden van brieven loodsen vermaken en lantarens bier (4 vaten jopen) bier (10 2/3) vette waren bekleden van kasten maken van nagels maken van nagels houtvracht houtvracht houtvracht maken van nagels maken van nagels geldkisten (25) beslaan van kisten beslaan van kisten poortlaken poortlaken vaatwerk wisselbrief wisselbrief wisselbrief wisselbrief vacatie zeekaarten en alsanders cardoex papier citte kussens houdwaaren pompleer pompleer zeilgaren zeilgaren leere hans: spijkers
100ste penning wisselbrief teer (923 ton) vette waren huijvetterij pompleer spijkers visnetten (2)
63 134 187 50 30 4 20 5 109 8 21 21 9 8 14 18 20 32 54 37 23 23 5 42 1988 246 345 21 50 110 30 356 68 71 5 5 10 16 221 115 117 62 13 328 672 37 2408 206 586 140 49 23 19 12
15 0 12 0 2 9 10 0 16 0 11 0 15 0 6 0 0 0 3 0 7 0 4 0 12 0 2 0 16 0 7 0 5 0 2 0 19 0 2 0 1 0 9 0 11 0 3 6 1 4 11 8 12 0 15 0 7 0 17 0 7 0 11 0 7 0 6 0 4 0 4 0 8 0 8 0 4 4 9 8 8 7 2 9 0 0 18 0 18 6 18 0 18 11 12 2 5 0 19 0 16 0 4 0 3 0 11 0
120
william wallaer jan van brussel jan eversen bruijn berkman fransintie pauwelse wed. vander beeke leendert leenderse joost van huijsen anthonij van damme nthonij van damme wed. meerten van damme martinus grosman petrus van weenigem jacobus timmerman wed; van berghem wed. jacob holler joos van essen cornelis vande lande pieter bertrand wed. jan steenwijck nicolaas jongsma nicolaas jongsma anna kerkhoven wed. elias de klerck henderick gerritsen de rol van de garbuleurs en de arbeiders leendert vooren henderick van hoecke wed. hub. Comans en jan seijs michiel de wilde henderick poox jacobus villeers jacob nieuwlaat adriaen christiaensen janna boudewinse daniel van welsade jan henderiksen isacq cavalie adriaen de grande pieter cruijsse jacobus castel jan bomme jan bomme wed. bastiaen tuijneman joseph van breugel joseph van breugel jacob polij maandgeld rol schip t slot ter hooge idem officieren en soldaten maandgeld rol schip t slot aldegonde idem officieren en soldaten de rol van kleine onkosten maandgelden voor de kamer middelburg idem kamer amsterdam
kuvek? potten gedane dienst lege oxh kloenwerk kloenwerk bosties nost? 10300 wisselbrief schilder schilder manden pompleer ijzerwerk manden vaatwerk vaatwerk vaatwerk kuiperswerk chirugijnsgereedschap medicamenten medicamentenpotten medicamentenpotten maken van nagels maken van nagels maak ranck scheepsvracht papier en garen wisselbrief wisselbrief ijzer patroontassen bewerken van lopen friese boter friese botet waaggeld 25 leggers schooren vaatwerk 20 leggers schoven lood hard brood kandijbrood (100) pruimen etc. vaatwerk boddellpompjes (100) diverse kleinigheden verschot
31 5 4 9 10 10 8 218 30 36 19 18 14 7 37 22 18 21 5 96 8 2 16 23 57 230 9 2 1664 101 2426 16 86 42 42 111 18 17 14 68 27 49 151 17 21 4 132 786 297 509 172 48 16092 12
13 14 0 0 0 0 8 16 9 5 8 6 10 3 7 4 12 17 8 7 16 19 19 12 9 13 12 17 0 6 5 0 2 8 5 9 12 7 3 1 19 0 6 7 9 12 2 0 6 0 13 14 10 7
0 0 0 0 0 0 0 4 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6 0 8 0 4 4 4 6
121
Totaal
December 1724 isaak tullek ambrosius tulleken frederik van gants jacob wijnkelman en adr gijgeret jacob wijnkelman en adr gijgeret pieter scheidenuijt lepinus onpersch?? wed. pieter de rijke en onth van servaas bomme okkerman pieter witgracht wed. st. vander boon daniel tulleken ont gen v slagtgeld nicolaas lambrechts joseph de moor de regent van het tuchthuis pieter de fresne willem boudewijns ??? evert van gontel evert van gontel evert van gontel jan anijs pieter de koning rogier de jonge jan de jonge cornelis simons pieter santes jan tiens simon allaert cornelis van goudswaart adriaan eenwoondsche Jan mattheersch Jacob van sander Jan alewijns Cornelis ras adriaan deurloon david van wegens lieven santens lieven santens isaak doensch isaak doensch cornelis barentse joannes rietvelt wed. Jasper braams wed. Jasper braams wed. Jasper braams cornelis hessing
70243
vacatie en reiskosten brandewijn wisselbrief wisselbrief wisselbrief rafineren van salpeterproeve brandhout houtwaren houtwaren houtwaren zaaghout zeildoek zeildoek zeildoek ockers en delfts bier bier bier koperwerk reparatie kopergereedschap vaatwerk vaatwerk vaatwerk ossen 40 ossen 102 ossen 28 ossen 61
ossen 11 ossen 7 ossen 2 ossen 3 ossen 2 ossen 5 ossen 7 ossen 41 diverse vleeswaren ossen 10 diverse vleeswaren schoppen hout erwten en bonen tafellakens en servetten ham en gekookt vlees klein lastgelt ?
16
3
48 513 624 416 357
13 3 0 0 15
4 0 0 0 2
122 103 323 371 1669 125 877 734 905 424 720 10 15 696 10 19 37 10 21 664 1694 461 1010 34 50 176 107 34 53 32 88 135 858 131 163 26 31 186 356 20 14 103
10 11 11 5 16 6 10 1 16 17 14 15 0 10 16 3 2 4 17 1 1 15 15 12 12 18 16 15 4 7 11 0 9 12 1 19 15 2 0 5 9 14
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
122
jan meersch overzee dominicus lieterse dominicus lieterse Pieter boone Pieter boone adriaan christiaans marinus verdieus?? carel meensche joost v huijs? jaobus bendenis claas schaap jacob moensons jacobus de rije william wallace cornelis van den hant jacobus lerkoijs hendrik lenns jan vanden block pieter kortenbos wed. jan meertens niclaas van wieirnghe christiaan vaak jan smit wed. jan meertens jan van wieinghe aaltie pieters lucretia de blieck leijntie der moisen catharina scheurings de rol van de timmerlieden de rol van de sjouwers de rol van de spinners in de baan de rol van de lijndraaiers joris de buk frans verschuur daniel sanders adriaan janssens joannes mol anthonij clement ghijbrecht de visser jan de somer cornelis nielsch isaak cavallier simon clement janneken de ronder pieter den mout Juijs?? Moine jacobus deweert pieter clement nicolaas evertsen francientie walle francientie walle de rol van de timmerlieden de rol van de sjouwers
boter boter kaas en stokvis boter boter en kaas boter boter inlands roet kandijbrood ijzer kanon turf ijzerwerk blik, lantarens, hoorn susche proppe? handschoenen pruimen ? tabak tabak beslaan van vaatwerk scheepsvracht scheepsvracht scheepsvracht beslaan van vaatwerk scheepsvracht zeilgaren kloenwerk kloenwerk kloenwerk
brood brood brood brood brood brood brood brood brood vaatwerk drinkloon vlaggennaaien vaatwerk monteren van snaphanen brood brood brood zoute vis een trompet
42 42 100 42 99 42 42 10 99 173 67 36 14 5 10 22 15 37 42 6 14 18 14 10 15 30 10 10 10 516 371 115 69 24 26 26 26 27 44 26 26 25 36 48 4 35 148 26 26 26 22 1 617 351
8 0 5 0 4 0 15 0 5 0 2 0 18 0 12 0 4 0 5 0 13 0 9 0 18 0 4 0 8 0 5 0 13 0 14 0 2 0 5 0 16 0 12 0 16 0 9 0 2 0 12 0 0 0 0 0 0 0 9 5 5 0 11 10 0 4 16 0 18 0 11 0 17 0 4 0 14 0 12 0 19 0 19 0 6 0 16 0 1 0 8 0 10 0 11 0 6 0 0 0 5 0 6 0 2 6 10 3
123
de rol van de lijndraaiers de rol van de spinners in de baan de rol van de garbuleurs daggelden laurens brunnins??? degens en port d'epees hendrik leuns wed. fles kelders? pieter laaijs ijzerwerk abraham de jonge leren handschoenen pieter de pelij? En jan van sitters koperwerk pieter de coninck vaatwerk josias bouwens varkensborstels Jan ledain boter wed. jacob ledain beslaan van vaatwerk dionijs vandewijnpersse huijden jan de raat erwten en en gaarsen? adriaan sestinck vaatwerk adriaan callewijn brood isaak villeers lantarens en blik isaak villeers lantarens en blik cognoissement van contanten voor schip soetelingskerke realen van 8 tot de reis cognoissement van contanten voor schip evenswaart realen van 8 tot de reis balguerie frenes wijnen wed. jan bruneel roet en zeep adriaan pauwels roet elisabet michiels roet en zeep cornelis cliens brood adriaan van den meijde spiegels willem du caster roet wed. evert stors maakloon spijkers pieter versteijlen brood pieter van wissen tabak en pijpen jan de rappen comptoirbehoeften geleijn deijnoot pruimen wed. hendrik leuns tin jan noisse ossen de regent van het tuchthuis baaldoek mattheus cornelis besuijden erwten en bonen andries maarschalk brood de rol van de garbuleurs daggelden de rol van de lijndraaiers de rol van de spinners in de baan de rol van de timmerlieden de rol van de sjouwers de rol van de kleine ongelden bij de kassier maandgelden Totaal
Januari 1726 pieter boddaert thomas alexander koning willem van citters
tractement tractement tractement
65 117 231 118 20 49 10 670 43 55 43 33 116 90 110 24 17 35 45501 86 45768 86 15 21 17 39 69 24 7 20 77 42 73 40 170 1040 788 74 24 228 57 98 316 268 61 8528
5 2 8 8 19 0 14 0 16 0 0 0 8 0 2 0 12 0 18 0 1 0 5 0 0 0 17 0 6 0 14 0 16 0 15 0 5 0 13 4 2 5 13 4 6 0 9 0 10 0 3 0 0 0 15 0 2 0 10 0 8 0 13 0 3 0 2 0 17 0 7 0 14 0 14 0 19 0 5 0 3 0 13 1 0 1 2 11 9 4 10 8
124839
18
9
452 452 452
16 16 16
8 8 8
124
steven hurgronje johan van buijtenhel pieter de vos van nieuw? hendr vetters van aegtekerke isaak tulleken johan steengracht appolonius lamspius francois adriaan steengracht hb boudaen phenix hurgronje phenix hurgronje jan ockers johannes heirhout de jonge jasper perduijn hendrick raes jan hurgronje cornelis stroband jan brouw a van bevernage jacob polij filli gerardi jacob polij filli gerardi jacob polij filli gerardi cornelis van hoorenbeeck cornelis van hoorenbeeck balan swegers job duijk samuel stevensen joh. De kiser de jonge maarten moens steven hurgronje jacob clement johan de graaf wed. pieter van akkersdijk simon danielsen paulus van de failje servaes bomme servaes bomme job stellenaer wed. de rijke job van der houte wed. de klerck anna van kerkhove bastiaen drappier willem poppekerke jacob willemsen bastiaen drappier willem eversdijk wed. jacob le deijn de rol van de garbuleurs anthonij van goudria adriaan meersman wed. jacob robbersen pieter de keine jurriaan dourleijn
tractement tractement tractement tractement tractement tractement tractement tractement tractement voor huishuur tractement 6maand tractement 6maand tractement 6maand tractement 12maand tractement 12maand tractement 13 1/2 maand tractement 6maand tractement 6maand tractement 12 maand extraoridinarier voor huishuur 6 maand daggeld 12 maand extraoridinarier 12 maand extraoridinarier 6maand tractement vette waren vette waren ossen obligatie hard brood hard brood hard brood hard brood hard brood houtwaren houtwaren houtwaren houtwaren ijzerwerk spijkers spijkers spijkers spijkers spijkers beslag etc. spijkers spijkers riet houtvracht houtwaren luiks bier visnet
452 452 452 452 452 452 452 34 34 104 50 150 100 50 125 216 66 37 104 95 50 90 60 33 30 21 1193 525 51 160 27 24 26 26 79 575 11 16 33 365 20 16 19 20 18 10 19 19 159 68 10 61 6 6
16 16 16 16 16 16 16 16 16 10 0 0 0 0 0 13 13 10 3 0 0 0 16 6 0 5 11 9 3 10 0 19 4 15 4 12 10 5 8 18 13 17 1 7 3 16 8 8 19 3 6 6 6 19
8 8 8 8 8 8 8 8 8 0 0 0 0 0 0 4 4 0 4 0 0 0 8 8 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
125
splinter van doorn elsra jooksen jacob polij wed. huijbrecht b de warem wed. jacob buijs cornelis fessing cornelis fessing rasmus diers de ras rasmus diers de ras vrouw van gideon van deijnsen willem van diepenbeek bartholomeus van heilen cornelis huijbregts jacobus de villers laurens bruijnings nicolaas fernij wed. tuineman cornelis in t anker jannetje gooris jeremias simpernel willem van de berge willem van de berge nicolaar van hoorn h. j. boudaen carolus tuineman philip van de poest en j van essen jan francois leijtsius jan hurgronje wed. nicolaes gijbel wed. nicolaes gijbel pieter ros dokmeester willem van dijk jan van citters nicolaas greve abraham de warem abraham de warem joseph de moor splinter van doorn de rol van de timmerlieden de rol van de sjouwers de rol van de lijndraaiers de rol van de spinners johan guelmus schorer jacobus van ijperen joseph van breugel joseph van breugel francois dane dirk gerritsen wed. jasper braams wed. toerlaerberg bartholomeus kant bartholomeus kant pieter keuvel
ijzer leren handschoenen vermaakt ijzerwerk hekken van koper hekken van koper koperwerk dakgeld den eissch vaten vaatwerk den eissch proefloon pruimen kloenwerk blikslager zwaartregers vaatwerk vaatwerk varkens hoenders boeken roet zeilgaren tractement tractement de gedeputeerde van blasis? 9m tractement zekere toeleg 6maand tractement verschot 12maand tractement krieerden? koperwerk schutgieter koperwerk koperwerk ijzer zeildoek
pakhuishuur pakhuishuur draaierswerk korenschoppen kuiperswerk houtvracht vlaggen timmermansgereedschap krijt krijt tingieter
61 10 5 150 9 48 150 11 190 124 215 34 57 10 35 9 10 44 17 4 40 31 22 452 452 25 66 187 66 83 60 25 51 84 579 38 506 3121 828 571 371 60 118 67 36 9 9 35 10 14 12 2 6 42
12 8 15 7 14 9 0 2 11 18 3 17 5 0 15 16 12 11 16 0 1 11 4 16 16 0 13 10 13 6 8 0 17 12 9 10 9 0 16 17 13 8 11 0 0 17 3 13 6 1 8 10 10 10
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 8 8 0 4 0 4 8 6 0 4 0 0 0 0 0 0 7 6 0 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
126
jan brootman isaak rottier isaak tulleken dirk cornelissen simon block simon block simon block jacob le deijn jacobus de bleumortier willem de laver daniel van welsade daniel van welsade willem vermeulen abraham de kuijsen adolph lohnis michiel schrijvers zacharias van poelje zacharias van poelje hendrik van hoeke samuel willegaarts samuel willegaarts aaltje pieters jam amijs wed. cornelis timmerman jan matthijssen reinier annot jacobus de villeers jan de met jan orne josia van ijperen jeremias verwout noiret leendert bakkers leendert bakkers jacob polij pieter van overwal jan bijlhouwen daniel van welsaden abraham du jardeijn abraham du jardeijn jacob polij wed. a. hoffer leuntjen hesting leuntjen hesting josina turner pieter cuijs abraham van otteren abraham van otteren jan evera pieter van hoeke hendrick van hoeke elisabeth van bremen elisabeth van bremen philip erasmi simon vink
mosen koijehaar scheepsvracht wijn brandhout schuiftangen smidswerk beslag aan kisten draaierswerk borstels postmeester balansgeld balansgeld scheepsvracht hangmakken hoeden papier papier zeilgaren cardoes papier papier boeken vis kuiperswerk mandenwerk stokvis en boter spijkers patroontassen bezems vaatwerk pakhuishuur pakhuishuur papier en boeken papier en boeken smitswerk schisstangen houtstampers balansgeld kelders kurken etc. verschot schuiftangen fles kelders etc. kaap glazen etc. zilver pansementskrip? hart brood kogels lood brood patroontassen boekbinder zoute vis tastelgoed laken maken van beeldewerk
25 6 85 74 39 35 6 64 57 12 44 28 165 19 124 26 67 16 2 39 26 7 180 9 193 19 6 2 15 44 22 109 13 34 42 4 97 13 5 76 66 6 68 190 50 3 15 71 18 18 30 20 3 36
11 0 13 0 18 0 3 0 10 0 2 0 13 0 10 0 9 0 19 0 7 0 0 0 5 0 16 0 5 0 0 0 8 0 10 0 13 0 4 0 14 0 10 0 0 0 16 0 0 0 6 0 0 0 14 0 0 0 0 0 10 0 7 0 4 0 4 0 2 0 3 0 19 7 2 0 4 0 5 11 19 0 18 0 1 0 0 0 16 0 18 0 3 0 14 0 14 0 3 0 18 0 5 0 16 0 11 0
127
anthonij bomme wed. van a. rubert cornelia adriaens franseijntje walle joseph van breugel hendrick poox samuel stevensen jan kool david sandra jan francois leijtsius pieter van keukelom pieter van belzen jan hurgronje pieter oissel pieter oissel reinier maartens reinier maartens jacob wils jacob wils jan craan justus van de bossche maria oosterlingh pieter buistijn charles bentin servaas van de groenewal jan kakelaar simon clemens jacob van sande en ad. Goudswaart pieter keuvel pieter keuvel pieter keuvel cathalijntje jaspers marinus pleun pieter overwal mattheus cornelissen bezuijn wed. pijl simon de pauw laurens vermeulen nicolaes van fernij ester kores de rol van de garbuleurs franseijntje walle in compagnie franseijntje walle franseijntje walle franseijntje walle jacobus hendriks corn. In t anker hermanus buijs wed. jacob buijs en zoon hermanus buijs hendr. Kranenburg nils Bogaart jan andriesen daniel le roye
hout boeken hemden haring draaierswerk ijzer spek stapelrecht tot dorts? 12maand tractement 12maand tractement haring geelgieter verschot lood lood kassier uitgaven bier onkosten bultzakken bedden beddegoed etc. pruimen etc. vaatwerk vaatwerk vaatwerk touw en garen kannen etc. kannen etc. benodigdheden kloenwerk kistenmakersgilde beslag aan kisten varkens vaatwerk brood essen brandhout vaatwerk ijzerwerk
servet goed lakens plunje arbeidsloon varkens koperwerk koperwerk koperwerk hard brood hard brood brood bier
28 29 23 24 39 1083 1762 125 108 116 26 49 456 11 6 548 90 80 46 6 8 13 45 50 104 35 16 39 3 1 5 10 421 10 21 41 27 53 13 11 190 30 20 8 13 3 6 2 32 32 24 24 47 132
9 6 15 15 10 15 5 5 6 13 8 8 6 1 17 12 17 5 15 10 8 7 17 6 6 16 11 2 19 19 8 0 12 0 15 17 4 14 17 4 2 16 5 5 15 14 0 13 5 5 17 18 19 19
0 0 0 0 0 0 0 0 8 4 0 0 0 0 0 7 2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
128
daniel le roye peter de koning wed. le febre martinus grosman pieter dermond wed. albert wierlink pieter paaijs johanna gideons jan bouwdewijns jacob polij filli gerardi johan reinier maartens de rol van de timmerlieden de rol van de sjouwers de rol van de lijndraaiers de rol van de spinners de rol van de kleine onkosten maandgelden Totaal
axijns vaatwerk kloenwerk leer mee smitswerk smitswerk gouddraad recognitie verf tekort van twee wissels
73 24 10 6 5 21 104 179 83 95 112 606 347 79 122 95 4910
3 10 0 6 14 0 2 9 6 17
0 0 0 0 0 0 0 0 8 4
34107
7
6
90572
7
3
25110
17
7
39475
8
8
19 10 15 0 13 8 9 7 9 0 10 8
Februari 1725 Totaal
Maart 1725 Totaal
April 1725 Totaal
129