DECEMBER -1971 Woningbouw kan goedkoper en sneller Afbraakpolitiek en studentenbeweging
W. van het Schip
481
Sylvia Schreuders
488
Het belang van de literatuur en de marxistische I iteratuurwetenschap Picasso en zijn tijd
A. Wouters
497
Georges Tabaraud
507
UIT DE TIJDSCHRIFTEN Het neokolonialisme van Bonn
512
80EKBESPREKING ~·et
doodveroordeeld
A. V':n Omrnt:ren---Averink
521
Partijbestuur CPN bijeen Het 24ste Cnn~w~s op 26 27 en 28 rnAi ·1072
POLITIEK EN CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdarn-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is f 8,50 per jaar, f 4,25 per halfjaar, losse nummers f 0,95 Studentenabonnement f 4,25 per jaar Ons gironummer is 44 74 16. Gem.giro: P 1527 Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p. zenden aan de administratie pja Pegasus. A\le correspondentie over de inhoud aan de redactie van P. en C., Prinsengracht 473, Amsterdam-C., tel. 62565
31ste jaargang nr. 12- december 1971
POLITIEK
EN CULTUUR maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN
Woningbouw kan goedkoper en sneller Onla:E:s maakte de kersverse minister v,1n volksLuisn·stin~ en ruimte.lijke ordening, U dink, veel ophef over de op lev erin~. \',111 de tweemiljoenste na de oorlog gebouwde W011in1~· Het :tou hem echter beter hebben gepast, niet :t.o:t.eer te kijken tLUr het ,unul woningen dat werd gebouwd, dan wel n~ur het ~1.1nul '' oningen dat niet werd gebouwd. Want het is toch een onomstotelijk feit, dat het woningtekort en alle daaruit voortvloeiende nood en narigheid, in ons gehele land onveranderd voortduren. Zeker, in cijfers ge:t.ien is een ~untal van twee miljoen won1ngen over een periode van vijfemwintig j~ur hoger d~1n in welke voorafgaande periode ook en het heeft bij het in gebruik nemen van die tweemiljoenste woning cbn ook niet ,un bespiq~elingen ontbroken. Maar hoc het probleem ook benaderd werd - in geen enkele beschouwing kon eraan worden voorbijgegaan, d,n het probleem van de woningnood groter is dan ooit. M.ur w,H het zwaarst weegt is dat een oplossing ·uan het pm/Jiccm niet in zicht is. Daar komt dan nog bij, dat de huidige produktie v.1n nieuwe woningen een huuruitkomst heeft, die voor het merendcel van de loon- en salaristrekkenden, maar ook voor vrijwel alle bejaarden, onbetaalbaar is. De woningproduktie helpt hen dus niet uit de nood. Het onbclugcn over doe feitelijke toestand is :t.o enorm groot, dat daardoor soms de neiging ontstaat om het probleem v,111 de vcrkeerde kant aan te pakken en :t.ich te ver:tettcn tegen de sloop van woningen, waarop dat woord al lang niet meer \',1n toepassing is. Het gaat dan bij dit \Cr:t.et niet om de "\\oning" als zodanig, maar alleen om het feit, dat de:t.e sloopp.1nden mee1· dragelijke huren hebben.
481
De verontwaardiging onder de bevolking over de woningbouwpolitick is zo alomheersend, dat de regering en haar trawanten naar allerlei misleiding en manipulaties grijpen om de werkelijke oorzaken te verbloemen. Voor een klassiek voorbeeld van misleiding heeft bijvoorbeeld de afgelopen maanden de V ARA-ombudsman Marcel van Dam gezorgd, die het ontbreken van voldoende en betaalbare woningen niet aan de regering en het huizcnkapitaal, maar aan "ons allcm::tal" wilde wijtc:1 en ... de Nederlandse loontrekkers bij alle aangekondigde matiging nog een half procent van hun loon wilde laten afstaan voor de "woningbouw". Enthousiasme kon hij er uitera::trd niet mee wekken, al werd ook gepoogd met verklaringen van de leidingen van de vakcentrales wat klimaat te scheppen. De enige eigenlijk, die met graagte instapte op het idee van Marcel van Dam was minister Udink zelf, omdat hij er een gelegenheid in ziet de aandacht af te leiden van de echte achtergronden van de woningnood en straks "het Nederlandse volk" de schuld voor het achtcrblijven in de schoenen te kunnen schuiven. Een duidelijk doorgestoken kaart, omdat dit kabinet zelfs niet bereid is tot een kleine verhoging van het aantal woningwetwoningen en tienduizenden bouwvakarbeiders werkloos laat rondlopen in een tijd van woningschaarste. Oplossing mogelijk
Een oplossing van de woningnood is mogelijk, indien de 1.akcn op doeltreffende en juiste wijze zouden worden aangepakt; dit houdt in het bouwen v:cn woningen met betaalbare huren. Laten wc beginnen met vast te stellen, Jat de woningnood een feitelijk en hard gegeven is en dat cr~n aantal factoren daarop inwerken. Gedurende de tweede wereldoorlog werden in vele delen van ons land hele huizenblokken vernietigd of zwaar beschadigd. Dat schiep een situatie, waarin voorzieningen moesten worden getroffen, die indertijd ook al niet te vlot van stapel liepen. Voor de thans voortdurende vraag naar woningen kan niet meer alleen naar de oorlogsjaren worden verwezen, maar zijn de volgende oorzaken te noemen: a. de groei van de bevolking met ongeveer 4.000.000 mensen in de afgelopen 25 jaar; b. de verlaging van de huwclijkslccftijd, de mensen stappen jonger in .het huwe_Jijksbootjc en hebben dus eerder bchocftc aan een eigen womng; c. steeds meer jonge mensen willen al vroeg op eigen benen
482
staan, verlaten het ouderlijk huis en doen een - vergeefs beroep op de woningmarkt; d. de gemiddelde leeftijd is hoger geworden; oudere mensen houden dus langer een woning bezet dan vroeger het geval was.
Lo :t.iet het er in grote lijnen uit U\1 de :t.ijdc van diegenen, waarvoor de woningen broodnodig liJn. 1-foc is het nu aan de kant, waar het a,mbod ~·,!ml<~,m IIIOCI kornen? De produktie is onvoldoende, vooral als de kwaliteit van het oude woningbcst~1!ld in acht wordt gcm>mcn. Grote delen van dit oude woningbestand :t.ijn l 00 jaar of ouder. Alleen al aan de hand van de:t.c ouderdom kan men de conclusie trekl:en, dat op een aantal van ongeveer 4.000.000 woningen in ons land, volgens officiële cijfers een totaal van 700.000, hun tijd hebben gehad en aan het einde van hun bestaan :tijn. Voor hen, die enige kennis hebben van de woningen, die in serie :t.ijn gebouwd aan het eind van de vorige eeuw in de grote steden, of van soortgelijke woningen op het platteland, is geen nadere uitleg nodig. Het is echter nuttig en nood:t.akelijk op te merken, dat ook toen al een huurwoning gebouwd werd met een economische levensduur van vijftig jaar. Indien een woning na die tijd ook nog overeind 1.ou moeten blijven, /.ouden Lwlangrijkc investeringen tot oplapping nodig :rijn. lht is echter nauwelijks ergens geschied. En omdat niet alleen de:t.c in vestcringen ontbraken, IIL1.1r /.cl f, het noodzakelijke minimumonderhoud werd nagelaten, holdL· de kwaliteit van deze huizL·n .1chteruit. Het beeld '.1n hele stadswijken die in verval zijn, is daarom geen ILHuunTrschijnsel dat ons plotseling heeft getroffen, ma.u een ontwikkeling, die men al tientallen jaren van te voren h.1d kunnen ;icn ~un komen en waar de produktie van her- en nieuwbouw op .Ügcstemd had moeten worden. Dat laatste wordt thans echter door de k~1pit.1lc hui;cnbe;itters en de achtereenvolgende rechtse regcringen ontkend, ,,.,1.ubij tegenwoordig de nieuwbakken theorie wordt \Trkondigd, d,h "woningnood een wclv,cartsverschijnsel" is gewt>rdcn. (!) De;.e sbg:r.in moet de indruk wekken, dat alleen m.ur .1b gnol:. v~1n de "wel_vaart" de mensen hogere eisen ;ijn g.1,111 steller aan een wonmg. Nu zou er over het misbruik van het begrip weh .cart op ;ich al heel wat te zeggen :r.ijn, want wie de ontwikkelingen goed volgt weet, dat wel de ondernemers profiteren \',1n de con· junctuur maar :t.eker niet de werkers. Maar de nieuwb~1kken theorie gaat voorbij aan het gegeven, dat elke gcncr.ctic in iedere periode hogere eisen stelde .un 1.ijn woning d.1n een voorgaande generatic in een <~chtcrliggcrzdc periode; eisen, die een samenhang !1cbben met het toual aan lcvcnsbehodtcn, maar 1.cker ook met de stand van de produktiemoge Iijk heden. De vcrkondigers van de "welvaartsthcorie" stellen, d.n bij een neergaande conjunctuur of een economische crisis, de ,ubciders en andere werkers wel genoegen zouden nemen met dL· krotten en andere slechte woningen, die ons bnd :ro \celvuldig telt. Hun vcrhalen hebben m.1.1r één bedoeling. :lij moctL'Jl n.1mclijk vcrbergen dat het bouw- en huurbeleid niet gericht is en ook nooit was, up de oplossing van de woningnood. W <1t wordt er nu uan het ·urczagst uk gcd,z<~n .2
483
De produktie van alle woningen, of het nu volkswoningen of particuliere huurwoningen zijn, steunt op één en hetzelfde principe, nl. de kostprijs moet uiteindelijk ten volle door de huur-kostprijshuur worden gedekt. Wat wordt dan verstaan onder die kostprijshuur? Dat is een jaarhuur van 10 à 10,5 procent van de stichtingskosten. Waar de stichtingskosten dit jaar oplopen tot 50 à 60.000 gulden voor een woning (etagewoning) is de kostprijshuur 5.000 tot 6.000 gulden. Die stichtingskosten gaan de laatste jaren met 10 à l 2 procent per jaar omhoog, als gevolg van de voortdurende stijging van de bouwprijzen. Met subsidies worden deze kostprijshuren aanvankelijk gehalveerd, maar zelfs met deze tijdelijke maatregel zijn en blijven de nieuwbouwwoningen ontoegankelijk voor arbeiders en daarmee gelijk te stellen inkomensgroepen. En op grond van deze feiten lijkt het een onoplosbaar probleem, zelfs al zou de nieuwbouw van volkswoningen aanzienlijk worden uitgebreid. De werkelijkheid is echter anders, indien deze cijfers uiteen worden gerafeld. We willen dat doen aan de hand van statistische gegevens over 1970. Dat zijn dan de landelijke gemiddelde cijfers over de volkswoningbouw (woningwetwoningen). l. De stichtingskosten van een woning zijn dan:
In dit bedrag is opgenomen: aannemingssom, inclusief aanleg van centrale verwarming grondkosten: verwerving en aanleg van het terrein, bestrating e.d., riolering, groen enz. honoraria: Kostprijshuur 10 procent =
l 42.375,"33.561,6.441," 2.373,/ 4.237,50
2. Wat maakt nu die woningen zo duur? In de stichtingskosten is een bedrag van 12 procent BTW opgenomen (ondertussen verhoogd tot 14 procent). Indien dez,e belasting nu eens niet op de volkswoningen werd geheven, dan konden de kosten worden teruggebracht tot / 37.834,en werd de kostprijshuur 10 procent = f 3.783,40 Dat scheelt al een slok op een borrel, maar er .is nog veel meer dat de volkswoningbouw zo duur maakt. 3. In de aannemingssom is een winst vcrwerkt van !0 procent (deze cijfers zijn ontleend aan het Centraal PI anbureau ). Indien deze winst gehalveerd werd, dan zouden de stich/ 34.837,tingskosten worden teruggebracht tot cn de kostprijshuur 10 procent = l 3.483,70
484
4. Verdere verlaging van de stichtingskosten zou gevonden kunnen worden door minder van de grondkosten in de huur te berekenen.
Daarvoor spreken tal van argumenten. In die grombanlegkosten i'"ijn heel vaak vcrwerkt de kosten van de aanleg van wegen, straten en bruggen of viaducten. Dit veroorzaakt, dat met natne in het westen van het land, de grondkosten die op een woning drukken veel hoger zijn, dan het landelijk gemiddelde. In Amsterdam is dat ongeveer / 10.000,-, in Rotterdam f 10,- à 12.000,- en een project in Schiedam had i'>elfs grondkosten van f 15.000,- per woning. Om de betekenis van de grondkosten a~1n t:: duiden is het goed te stellen, dat elke 1000 gulden grondkosten met 90 gulden op de jaarhuur drukt. De voornaamste gebruiker van de wegen, de .1utoboittcr, betaalt reeds wegenbelasting. Bovendien zijn het niet alleen de bewoners van de wijk, die van de wegen, straten enz. gebruik maken. Het is dus alleszins verantwoord, een groter deel van deze grondaanlegkosten van de schouders \"Jn de huurders af te nemen. 5. Het voornaamste punt is echter de samenstellin~~ v~1n de kostprijshuur. Bij een rentestand van 8 procent moet de huurder jaarlijks 8,35 procent van de stichtingskosten opbrengen aan rente en aflossingen, gedurende 50 j.ur. Dat wil zeggen, dat hij in 50 jaar tijd, ruim 4 ma~1l de stichtingskosten terugbetaalt aan de geldschieter. De overige 1,65 tot 2 procent is bestemd voor v .1stc lasten, onderhoud en administratiekosten (in totaal dus 10 ~1 10,4 procent van de kostprijshuur).
Wat is: nu het 'bijzondere varz de financiering v,w de >uolkswoningbouw? Het geld daarvoor wordt door het Rijk uitgeleend. Fn hoc komt het Rijk aan de nodige middelen? Het put dit uit de belastinginkomsten. 'VIi'as het tot voor 1967 nog 10, dat 4 procent werd berekend, vanaf dat jaar vraagt de regering voor het geld, Lht 1ij dus "om niet" als belastinginkomsten ontvangt, een ren te van 8 procent. Conclusie
De conclusie onzerzijds is: 1e. De woningbouw in het algemeen is ont/>ettend duur Jan huuruitkomsten. Meer dan de helft van de huur gaat weg aan belasting, hoge rente, grondaanlegkosten en winst. 2e. De volkswoningbouw is vrijwel even onbetaalbaar vanwege dezelfde kostenverhogende factoren. Het bij1omlcrc is echter, dat dit wordt veroori'.~ukt door het regcrin~~s beleid en de regering />elf een grote winstmaker is.
Je. De cijfers laten zien, dat volkswoningen gebouwd zotuien kunnen worden tegen een huur, die niet meer dan één
485
derde van de lmuiige nieuwbouwhuur bchoejt te bedragen. Met andere woorden, de nieuwbouw is dus wel degelijk tocgänkc!ijk te maken voor hen die een inko111cn bcncdcil de J 5.000 gulden ( bmto per jc~,n) hc/;/m·;. 4e. De voortdurendt: woningnood is dus geen onoplosbaar probleem, een welvaartsverschijnsel of een JLHionale ramp. Het is een kwestie van een politiek beleid, dat wel of nit:t gericht is op de belangen van de arbeidnskL1sse en andere werkende groepen.
486
Verandering van het huidi,~e regeringsbeleid en ht:t inslaan van wegen zoals hierboven geschetst, druisen uiteL1ard in tegen de enorme kapitaalsbelangen van hypotheeklx111ken en hui/.eneigenaars als verzekerings- en exploitatiemaatschappijen. Indien grote aantallen woningen gebouwd /.ouden worden tegen huren, die op één-derde van de huidige kostprijshuur uitkomen, dan zou de kapitaals- en beleggerswereld op 1.ijn achterste poten staan. Kapitalen, geïnvesteerd in de oudhouw, brengen nu ;unzicnlijk meer op dan 8 procent. Toch is het mogelijk een nieuwe koers af te dwingen door de vereniging van alk krachten, van huurdersverenigingen tot woningbouwverenigingen, die een gezond bouwbeleid ter harte gaat. Het aaneensmeden van de krachten kan al plaatsvinden door eensgezind stelling te nemen tegen Udinks pbnnen tot huurharmonisatie. Deze huurharmonisatie, waarbij de huren van de oude woningen zullen worden vcrgeleken met de hoge huren van de nieuwste nieuwbouw en dienovereenkomstig moeten worden opgetrokken, moet de nieuwe vette hap voor het hui1.cnkapitaal worden. Het zal ertoe kunnen leiden, dat zelfs de belangstelling om nieuwbouw te financieren Z;~] afnemen, omdat uit het oude huizenbcstand een toenemend winstpercentage te persen zal zijn. Udink maakt haast met zijn huurharmonisatie en wenst woningbouwverenigingen en gcmcenten voor het blok te /.ctten. Weer met het schijnargumcnt, dat het bcbng van de woningbouw het zou vereisen. Onze berekeningen wij1.en echter op het tegendeel. Het doelbewust hoog houden en vcrder ornhoog brengen van de kosten huurprijzen, met name vooral van de volkswoningbouw, heeft niets te maken met leni!!inv van de woningnood, maar is geheel in het belang van die 'particuliere kapita;ls- en investeringsmaatschappijen, die een maximale huur en rente uit de huurder willen persen. Het uiteenrafelen van de kostprijs en de huurcijfers, /.o:t!s in de voorbeelden in dit artikel is gebeurd, heeft ook nog een andere betekenis. Het weerlegt namdij~· het formeel door Udink gehanteerde argument voor huurharmonisatie. Udink zegt immers, dat de vcrschillen in huur tussen de oudere en nieuwste woningen moeten worden verkleind en hij wil dat
doen door de huren van de oudere woningen te ga:1n optrekken. Uit de in dit artikel gebrachte cijfns blijkt echter, dat de kostprijshuur van de nieuwbouw tot é·én-dcrdc Jun worden tcru:.',gcbracht en als dat werkelijk J.ou gebeuren, d;1n ;ou ook het vcrschil in huur tussen oude en nieuwe woningen worden terug"ebracht /.onder huurvcrho•>inu h h h voor de oude woninucn. h Huurvcrhoging was en is in alle op1.ichtcn ona:1nvaardbaar, omdat zij de kosten van het levensonderhoud vcrgroot en de inflatie bevordert. Het door minister Udink w graag g~h:1n tcerdc argument als zou huurharmonisatie inflatie tegcnga:1n, is hem hiermee uit handen geslagen. De huurders en woningzoekenden zullen de komende maanden zeker van zich laten horen en zich tegen de huurplannen van Udink verzetten. Zij vcrlangen betaalbare huren en bespoediging- door energieke :1anpak - van de woningbouw.
W. VAN HET SCHIP
487
Afbraakpolitiek en studentenbeweging
488
In de plannen van de regering-Biesheuvel om te be;"uinigen op het onderwijs nemen de universiteiten een bijzondere plaats in. In de onderwijsbegroting kondigde minister De Brauw aan, dat de in vestcrinl'en ten behoeve van de univcrsite i ten sterk zullen worden afge~~md; het in vcsteringspbfond werd met 50 miljoen gulden verlaagd. Voor de Amsterdamse universiteiten betekent dit, dat het voor investeringen bestemde bedrag in 1972 bijna twintig procent lager zal zijn dan dit jaar. Ook de stijging van 11et aantal pcrsoneelspbatsen wordt aanzienlijk beperkt. ln het Algemene Financieringsschema voor de universiteiten was aanvankelijk voorzien in een stijging in 1972 van 1625 personcelsplaatsen. Volgens de begroting mogen echter slechts 573 nieuwe personeelsleden aangetrokken worden. Verder wil de regering beperkingen doorvoeren bij de uitga ven voor het wetenschappelijke onderzoek. Met behulp van een aantal wetswij;.igingen moet voor een aantal studierichtingen een studentenstop ,nogelijk worden gemaakt. En als klap op de vuurpijl /.uilen de studenten meer moeten betalen aan collegegelden, terwijl de studiebeurzen relatief gezien dalen. Deze maatregelen op het financiële terrein gaan gepaard aan pogingen om het uni vcrsitaire onderwijs te degraderen. De opleiding wil men volledig stroomlijnen naar de behoeften van de monopolies, die de universiteiten beschouwen als een toeleveringsbedrijf van goedgeschoolde hogere en middenkaders. Op die manier wil de regering het wetenschappelijke onderwijs maken tot een beroepsopleiding. In de toelichting op de onderwijsbegroting wordt dit dan omschreven als "een ontwikkelingsproces, dienstbaar aan de maatschappij" ... De uitvoering van de plannen van prof. Posthumus moet leiden tot een kortere studieduur en tot een daarmee samenhangende specialisatie. De wet-Vcringa heeft reeds het bestuurlijke kader geschapen voor de ccntra::tl bcheerde universiteit, waar de besluiten worden genomen door een kleine topgroep die direct onder de minister staat. Voor het soepel laten draaien van deze onderwijsmachine moet nu een "planning" /orgen, die uitgewerkt is volgens de opzet van het Amerikaanse organisatiebureau McKinsey. De planningsprocedure, die door dit bureau is ontworpen en die de regering in een nota aan de Tweede Kamer heeft voorgelegd, betekent een volledig ondergeschikt maken van de universiteiten aan het ministerie van ondcrwiis en wetenschappen. Door middel van een "Stuurgroep Post-secundair Onderwijs" (SPO), die - zoals reeds te voorzien is - zal worden vergeven van vcrtegenwoordigers van de grote ondernemingen, zal aan het wetenschappelijke onderwijs worden voorgeschreven hoc en w,1arvoor de ter beschikking staande gelden mogen worden gebruikt. Dit moet dan op de volgende wijze gebeuren: De SPO i'.al een
'·
lang termijnplan voor het wetenschappelijke onderwijs liltwerken, waarbij wordt vastgesteld welke middelen er per onderwijsgebied (per discipline) beschikbaar /.uilen 1ijn. De wetenschappelijke instellingen moeten dan binnen de 1ldus gcstelde grenzen een planning op middenbnge termijn nukcn. Samengevat in een landelijk plan worden de1c door de SPO aan dl: minister voorgelc~~d, die dan per ja;H v,1ststelt hoc1·cel geld er per instelling beschikbaar /.al 1.ijn. /.o wu alle nucht over het wetenschappelijke onderwijs in handen kumen v,111 de minister, die 1.ich Lut ;1dviseren door de vertegenwm,rdigers van de monopolies in Je SPO. Het is een inmiddels al bekend feit, dat dit soort plannen niet uniek is voor Nederland. Ook in ;mdere Westeuropese bnden kent men de technocratische herstructurering v,111 de uni,·ersiteiten. Via hun internation,1le \Trbindingen weten de concern:; dergelijke uniforme regelingen ,un de universiteiten in \VestEuropa op te leggen. Dit geschiedt via de organen van de EEC en v,111 de OLSO (de organisatie voor "economische samenwerking e11 llntwiklü·ling", waarin Iowcl de kapitalistische hnden van LuropJ ,1ls Je Verenigde Staten en Canada vertegenwoordigd ;ijn). l )c OESO heeft in 1968 een speciale ,1fdeling opgencht ,oor onderwijsondcr1.ock en -vemieuwing (CER !), tL1. met behulp van giften van Ford en de Shell. CFR l is bc;ig met dL· uitwerking van nieuwe bestuursvormen voor universiteitL''1 en voert ook experimenten uit. Dit laatste is bijnlorbceld in Nijmegen gebeurd. De resultaten van de experimenten ;ijn besproken op een conferentie in Parijs in het begin v,111 JHl\ cmbcr, waarbij ook een grote delegatic uit Nedcrbml ;Uil\I'L'Iig was. Via de CER! kwam indertijd minister Vcringa in cont.1L't met het McKinsey-bureau, dat opdracht kreeg om een volgens Amerikaanse methodes opge1.ctte planning voor de uni \'L'rsiteiten in Nederland uit te dokteren. Ook in de l·.EC-org.1nen wordt geknutseld aan het academische onderwijs. Lr is' ;elf:. reeds besloten tot de vorming van een Europees Universiuir Instituut, dat in Florence ;.al worden ~evestigd en 11·,ur on"L'veer 200 afgestudeerden 1.ich met e~n aan~al nu,nschapt~ij wetenschappen Iullcn bo.ighouden. Du.e bij1ondere bebn~ stelling van de EEG voor ~cschiedenis, rechten, socio]o"ie en econo1;1ie hangt samen met de behoefte om de1e wetemch~ppen te gebruiken voor eigen doeleinden en om strijd te ll'lcrcn tegen de progressieve opvattingen, die onder de beoefenaars van de1e wetenschappen steeds meer veld winlll'll. De Nederlandse regering 1.al aan de1e universiteiten in J·lorcnce enkek homlcrddui;enden guldens ter beschikking stellen. Omvorming van universiteiten
De om vorming van de uni vcrsiteiten, i'.o,1ls De Br.w w den· voorstaat, zal vèrstrekkende gevolgen hebben. Een '.111 de consequenties is een steeds vcrder doorge1ocrdl' scheiding rw,scn hoger onderwijs en wetenschappelijk onder1ock. Een van de pleiters hiervoor is prof. Belinfantc. Hij 1erkb.udL·
489
490
m ZIJn afscheidsrede in de Senaat van de Amsterdamse universiteit, dat elke pretentic dat onderwijs en onder/"oek onverbrekelijk met elkaar vcrbonden zijn, moet worden losgelaten. Hij verbond daaraan de volgende conclusie: "Daarom ligt het voor de hand, dat over middelen voor een wetenschappelijk onderzoek niet meer wordt beslist door universitaire organen, maar bijvoorbeeld centraal door het instituut voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek." De ex-rector magnificus vond onmiddellijk het Handelshladl N RC aan zijn zijde, dat hem onomwonden bijviel: "Dat is de harde realiteit. Net zo goed als het harde realiteit is, dat de universiteiten grotendeels niet veel meer dan duurdere beroepsopleidingen zijn, die door hun wetenschappelijke pretentie~; en met hun te grote aantallen studenten rechtstreeks op de chaos aansturen." Men moet wel lef hebben om zo even tussen neus en lippen door de schuld voor het wanbeleid, dat ten aanzien van het hoger onderwijs gevoerd is en nog gevoerd wordt en dat geleid heeft tot ernstige tekorten aan middelen, personeel en ruimte, op de schouders van de universiteiten en de studenten te lcl;gen. Het blad vcrbindt daaraan de conclusie, dat wc "net als in Amerika" gradaties in kwaliteit tussen de vcrschillende instellingen van wetenschappelijk onderwijs moeten tocst:tan. Nu hocven De Brauw en zijn medestanders in en buiten DS'70 er niet op te rekenen, dat zij hun plannen voor het opdoeken van het wetenschappelijke onderzoek op de universiteiten zonder slag of stoot zullen kunnen doorvoeren. Dat zal allereerst niet kunnen door het verzet van de studenten, die al sinds het begin van de dcmocratiscringsacties de eis "eenheid van onderwijs en onderzoek" hebben gesteld en reeds in verscheidene gedemocratiseerde instituten en faculteiten inhoud geven aan deze eis. Aan de andere kant laten ook de stafleden zich niet willoos tot lesautomaten maken, tot mensen die zich niet meer met wetenschappelijk onderzoek zouden kunnen en mogen bezighouden. Op de rede van Belinfante is inmiddels reeds gereageerd door vcrschillende faculteiten. Als eerste kwam de faculteit der wiskunde en die der natuurwetenschappen met een protest. Zij noemde het in een brief aan de senaat grievend, "dat de rector, in een tijd waarin het wetenschappelijk onderzoek door allerlei financiële beperkingen dreigt te worden getroffen, zo denigrerend over de wetenschappelijke verrichti11gen aan onze universiteit heeft gesproken". Een andere reactie kwam van prof. Brouwer, die er eveiKens op wees, "dat de plaats van het onderzoek in de universiteit wordt bedreigd, enerzijds door de beperking van de studieduur (zoals het wetsontwerp-Posthumus beoogt- S.), andco"ijds door de aanslag op de autonomie van de universiteit. En het is in die politieke constellatie, dat de gedachten van Belinfante een nieuwe dreiging oproepen, waartegen on/"c universiteit ""ich van hoog tot laag zou dienen te verzetten". Het gaat dus niet alleen om het wetenschappelijke onderzoek op de universiteiten, maar ook om de zeggenschap over dit
ondeo.oek. De regering, als uitvoerster van de politiek van de grote concerns, wil dit ond~.:u.oek onder haar dir~.:cte controle brengen; /.ij streeft ernaar om het zoveel mogelijk centr.1:tl te iaten beheren, bijvoorbeeld door instellingen als ZWO, Belinfante kwam er niet voor niets mee aan;.etten. Een anLicre methode die de regering wil toepassen, is de oprichting \~1n speciale elite-universiteiten, waar - weer naar het \'Oürbceld van Amerika - uitgezochte academici een jaar of langer aan een bepaald onderzoek kunnen besteden, ongestoord door onderwijsbesognes en ver weg v.1n de vcrvelende studenten, die voortdurend medebeslissingsrecht eisen over de inhoud en toepassing van hun studie. In Wassen~ur is kort geleden een Instituut voor Voortgezet Wetenscluppelijk Ondeoock \ an Mens- en Maatschappijwetenschappen van start geg.un, 'V.1,H ieder jaar een veertigtal wetenschapsmensen een bcp.uld Oi!dcr/Oek kunnen verrichten; in 1972 zal op dit instituut de urg.1nisatie-wetenschap worden behandeld. Bij dit proces om het on~1fhankelijke wetenschappelijke ondcrl.oek van de universiteiten te verdringen, m~ukt de reg•:ring gebruik van haar be;.uinigingspolitiek. De regering \VL·i,~ert eenvoudigweg de middelen te \·erschaffen en m~ukt 1.0 de omstandigheden gunstig om de door de nHllwpolie' /tl \'l'clvuldig gepropageerde contractresearch in te vocre11. Alweer is het Het Handelsblad, dat er geen doekjes om windt: "!\u lw/Uinigingcn op wetenschappelijk onderwijs en ondeooek in lll't centrum van de belangstelling komen, rijst de \'f,1ag in hocverre het onderzoek geheel door de overheid beu.cld moeL blijven, of dat het ondcooek ;ich;elf gedeeltelijk ;ou ku!lllcn betalen door de resultaten te vcrkopen of door opdLcCllten \ ,1n de industrie en de overheid te aanvaarden". Het blad be\'LT!t dit recept nog extra aan door te verw=j/en n.ur "het buitenland" ('t zal Amerika wel weer we1.en), w.ur de wetenschap reeds lang gccommcrcial iscerd is. Zo'n ontwikkeling zou echter t 1e beoefening v.1n het fumbmcntelc omkr;oek, waarvan geen 0!11l1il:dl·llijk profijt te 'erwachten is, ernstige schade berokkenen. Vooral omd.n de grote ondernemingen, met het oog op de ontwikkeling \an de economische conjunctuur, steeds minder belangstJling hebben \Oor dit deel van het wetenc;chappelij>· ondcr;.ock en hun uiq.;.l\'l'n daarvoor aan het beperken 1ijn. Uit onlangs gepublicL'l'flk cijfers over de research blijkt, dat \'OOLll in Nederland en in Engeland de uitgaven hiervoor worden teruggedrongen. Opmerkelijk is <-harbij, dat de Shcll m1 opeens \\eer heeft .ungcdrongen op het vcrrichten van een deel \'all hun fumbmc!Helc ondcr/.oek door de universiteiten, met 1nme noemt hc·t concnn het toxicologische onder;.oek, dat ,·crgiftigings\·erschijnsclcn nagaat. Zo'n ondcr1.oek, dat met het oog op de Inilieuh\'giëne van belang is, wil het concern niet /elf \'errichten, omd~n het /.eer grote kosten met 1.ich meebrengt.
Collegegeld Minister De Brauw wil n1et ~1llecn de collegegl·ldcn 'er hogen,
491
492
evenals trouwens de inschrijvings- en examengelden, maar tezclfdertijd het huidige stelsel van stuJictoclagcn vcrvangen door een systeem van studieleningen. Voordat een student met zijn studie kan beginnen, moet hij dan reeds een schuldbekentenis van ettelijke duizenden guldens tekenen. Dit past geheel in de plannen voor omvorming van de universiteit tot een instituut voor hogere beroepsopleiding en de centralistiscLc planning van McKinscy. In de memorie van toelichting op de onderwijsbegroting ;egt De Brauw dit duidelijk. Hij noemt de invoering van een nieuw studicfinancicringsstclscl een "complement van de herstructurering, die immers z~1l moeten leiden tot een zorgvuldiger gebruik van onderwijs- en studentenvoor;"ieningen". De mi;1ister voegt daaraan toe, dat "door een hogere eigen bijdrage van de onderwijsvragenden in de eerste plaats een rechtvaardiger vcrdeling van lasten wordt bereikt, terwijl bovendien de hieruit voortv lociende beperking van de rijksuitgaven het entameren van nieuwe taken mogelijk maakt". De redenering is te schijnheilig om niet onmiddellijk te worden doorzien. Uit de onderwijsbegroting blijkt zonneklaar, dat er in het geheel geen nieuwe taken worden aangepakt en de lastenverzwaring voor de studenten heeft meer te maken met het plan om het aantal studenten af te remmen dan een of ander principe van rechtvaardigheid te dienen. Op de stroom van protesten die de minister op ;"ijn bureau kreeg, reageerde hij dan ook niet met verhalen over het recht. Hij zei in een interview: "Maar wat propageren wij: alleen een iets grotere bijdrage aan het onderwijs door de student. Over een integrale betaling spreken wij niet. Als het collegegeld op f 1000,- komt, wat is dat dan nog!" Ja, het liefst zou hij de studenten nog veel meer laten betalen; graag zou hij de collegegelden zo opvoeren en ook zo verschillend maken, dat bepaalde studierichtingen uitsluitend het domein zouden worden van de bezittende klasse, waaruit hij ze] f voortkomt. Volgens De Brauw kan de meerderheid van de studenten best een hoger collegegeld betalen. Geruststellend voegde hij daaraan toe, dat het percentage van de studenten met een rijksstudietoelage verhoogd zal worden tot 40 procent. Op het ogenblik is dit echter slechts 28 procent. Afgezien van het feit, dat de uitgaven voor de rijksstudietoelagen wel zeer aanzienlijk moeten stijgen om dit verschil te overbruggen - en dit blijkt niet uit de cijfers voor 1972 - moet er op gewe;en worden, dat tot dusverre juist een daling van het percentage heeft plaatsgevonden. De positie van de studenten, met name van degenen die uit de groepen met middeninkomens voortkomen, is daardoor voortdurend slechter geworden. Bovendien is het maximum van de studietoelage (die trouwens slechts aan vijf procent van de studenten wordt uitgekeerd) altijd ten achter gebleven bij de prijsstijgingen, waardoor de studenten in een steeds moeilijker materiële positie komen te verkeren. Het is niet te verwonderen, dat bij een vorig jaar gehouden enquête bleek, dat meer dan een derde deel van de studenten
,un de universiteit van Amsterdam naast hun studie een gedeeltelijke of volledi~e werkkri11~ had. Dc;c st~lsclmati~e buuinigingen in de rijksstudiL·tuL·lagL"\1 \,111 de afgelopen jaren heeft een afschuivin~ v,111 een deel \;111 de studiekosten op de student of 1.ijn ouders ten gevol~;L" gehad. Door de toepassing van het "profijrbe~inscl" wil de regerin~ deze afschuiving nog versterken. Wat De Brauw 10 fraai omschrijft als "grotere eigen bijdrage \';1n de onderwijsnagende", is in feite een weigering van de regering om de kosten v,111 het onderwijs voor haar rekening te nemen. De verhoging van de collegegelden betekent een (1oveelstc) drempel voor de democr<;.tiscring van het hogere onderwijs. De instelling van studentenstoppen bij vcrschillende Llcultcitcn 1 ecft hetzelfde effect. Indien minister De Brauw de kans krijgt om 1.ijn plan tot \'L'rvan~~ing van de rijksstudictocbgenrcgcling door een stelsel ,.,1n studieleningen door t~ l.etten, wordt de democratisering nog meer in gevaar gebracht. De regering /.ou LLurdoor een soort eiucn risicore"elin" invoeren ' die velen kan ;1fstotcn om te ~J h h ~',aan studeren.
Strijdkracht en organisatie
Tegen dc1.e pbnnen van de rcgcrin~; 1.ijn ,le studenten de af.!~elopcn maanden steeds massaler in veu.ct gekomen. De studentenorganisaties (de ;2,rondraden) hcbl1cn dele ;1cties i-!,t:ori-!,aniseerd en een vorm van ov~rlcg ~',cvonden om /e bndelijk te coördineren. Dc1.e coördinatie vindt plaats in het LOC (Landelijk Overleg Crondraden), waar vertegenwoordigers L1n de orgamsaties uit de universiteitssteden regelmatig o\erleg plegen. Dit heeft tot resultaat gehad dat de grondradcn, die eerst afzonderlijk opereerden, nu al vcrschillende keren gc1amenlijkc oproepen tot collegestakingen en :111dere vormen \',1n :1ct1e hebben gedaan. Zo werd ook voor de universiteiten de ~':istc november tot een landelijke acticda;:,, w,ur:un vele duinndcn studenten hebben deelgenomen. DCI.e actie toonde aan, dat de studentenbcweging O\'l"r een tijdelijke in1inking heen is en over een grote strijdkr:1cht lwschikt. Al diegenen, die met krokodillentranen in de ooen de dood van de studentenbcweging verkondigden, hebben o~gelijk gekregen. Zij 1agen maar al te gr:ug een periode v:1n interne discussies als het definitieve en rocmlo1.c einde ,·an dc1.c bewegmg. In deze periode van betrekkelijke stilsund hetrekkelijk omdat de afgelopen acht jaar sinds de Studentenv,1kbe\\cging op het toncel verscheen, de studentenbcweging met grote 'nclhcid tot een politieke factor van betekenis is geworden, moest een vaak felle discussic worden gevoerd. Bij deze woordenstrijd kwam een reeks schadelijke op\·:ntim.;cn aan de orde, waarmee de studenten moesten ,Ltrckcnen. Eén daarvan was de "theorie" van de geprivilegeerde positie van
493
de student, die inhield dat de studenten op kosten van de arbeiders en werkende jon~eren werden bevoorrecht en daarom niet \'Oor hun ei~en !x· langen mochten opkomen. I )c pscudn linkse ,~rocpjes, die dcz,e "theorie" verkondigden, schreven daarmee de studentenstrijd geheel aL Tn feite zijn dit, hoe links de woordvoerders van deze theorie z,ich ook noemden, rechtse opvattingen, die haar oorspron~ vinden bij de rechtse sociaal-democratie. Met name bij leidende functionarissen van de vakbcwegin~ bestond jarenlang de opvatting, dat de universiteiten en d,e studenten bevoorrecht zijn. Zij ~aan ervan uit, dat niet het hele onderwijs die gelden behoort te krijgen die noochakclijk zijn, maar dat er een soort concurrentie moet bestaan tussen de verschillende sectoren van het onderwijs bij de verdeling van een door de regering bepaald bedrag. De regering-Bicsheuvel tracht van deze opvatting gebruik te maken om verdeeldheid te zaaien binnen de sectoren van het onderwijs en in uitlatingen van ministers wordt voortdurend - ten onrechte - de indruk gewekt, alsof bezuinigingen op het hoger onderwijs ten goede komen aan werkende jongeren. Het is thans duidelijk van welk een grote betekenis het is !~ewccst die opvattingen te bestrijden. In de praktijk konden
/.c immers slechts leiden tot actieloosheid en het opgeven van de ci~cn studentenorganisaties. Het besef, dat het juist nodig is de eigen or~anisatics te vcrsterken, is in de meeste en belangrijkste universiteitssteden door!'edron!!en. De scheurmakers, die de studenten allerlei onnutte di;;_c~ssics wilden opdringen, stuitten op een toenemende afWIJZ111g.
494
In de acties van de 25ste september en vooral die van de 29stc november, waarin zo een grote eenheid van het gehele onderwiis werd gedemonstreerd, zijn deze pseudo-linksen helemaal 'ceïsoleerd komen te staan. De crvariw?,en hebben geleerd, dat studenten en intellectuelen '!een aparte positie innemen en zich die ook niet laten opdringen, maar dat zij in hun strijd tegen de regeringspolitiek gezamenlijk moeten optrekken met alle sectoren van het onderwijs en de gehele bevolking. Nu de resultaten daarvan zich beginnen af te tekenen en de 'tudcntenacties tot ontplooiin~ komen, voelen sommigen zich plotseling geroepen om nieU\ve aflcidi:1gsnunoeuvres uit te voeren en quasi gewichtig als "ideologen" aan studenten en intellectuelen voor te schrijven hoc z.ij moeten optreden. In een dubbelnummer van Tc !:"lfdcr Ure probeert C. Harmscn van een discussie, waannee de studenten zelf reeds ;tfgcrekcnd hebben, gebruik te maken om een nieuwe discussic te introduceren over de organisatiemogelijkheden van studenten en intellectuelen. Met zijn voorliefde voor ;.:edetaillecrde r
grove begripsverwarring te wekken ten aanZien van dit begrip autonomie van de student en de intellectueel L'n hun [.!;eorganiseerd Iijn en doet een aanL1l schimmi",e uitspr.1ken ll\cr de oq.;anisatie van de .nbeiders\, lasse. De belangenorganisaties van studenten en intellectuelen 1.ijn uiteraard autonoom en géén buitenstaander heeft het recht 1.ich m:?t haar interne organisatorische aangelegenheden te bemoeien of voor te schrijven, welke standpunten Iij moeten innemen. Zulke organisaties staan echter niet in een gL11.en kooi, Iij werken in een kapitalistische maatschappij en dat wil 1cggen, dat zij zich politiek niet in een vacuüm kunnen opstellen. ln de strijd voor hun bclant!,Cn en in hun confronutie met de regering-Bicsheuvel nemen de studentenorganisaties dan ook politiek stelling en vinden hierbij de arbeidersklasse, die de leidende klasse is in de maatschappij, ~un hun 1ijde. I-let georeer van H~umscn over de studentenbcweging en de revolutionaire intellectuelen komt erop neer, dat hij hen (en zichzelf) als een elite bcschouwc hij valt door de m.1nd, .1\s hij hen wil aanpraten, dat er in de CPN geen pLut~ ïou zijn voor intellectuelen, omdat dit hen ma~n in ... hun thl'llricvorming zou beperken. ( !) Door de Sun, die opt•ccdt als uit~~L"/Cr van Tc Ufdcr Ure en i•1 de afgelopen jaren ~1llcrlei pseudo-linkse geschriften heeft geproduceerd, is Harmscn gepresenteerd als iemand, die de studentenbeweging Lan beoordelen in haar relatie met de arbeidersbeweging, omdat hij daar.un "actief heeft declgenoincn ". \Vat dit laatste betreft: in een periode van lidmaatschap v.1n de CPN werd zijn optreden bij de scholin~2,, w~ur hij een scheiding tussen theoretische kennis en praktische strijd trachtte <~an te brengen, snel doou.ien en scherp afgcwu.en. lh:H1L1 hin"' Harmscn wat rond in een steeds meer degenererende PSP. Zijn pogingen om de Sun naar voren te se hui ven en doe een "politiek-theoretische en beperkt-organisatorische tuk" toe te kennen, i'.ijn des te twijfelachtiger, als men weet we\l;e rol Clc Sun heeft gespeeld in de discussies in de studentenbewcgin,_". Dit blad heeft alle mogelijke moeite gedaan om studenten te desoriënteren en haar uitgavenbcleid is op dit ogenblik niet \ei·andcrd. Oorspronkelijk opgaet met onder andere gelden v:1'' de USN (Unie van Studenten te Nijmegen) heeft 1.e ;ich hiervan los"'cmaakt, waardoor er geen controle van deï.c studentenorg.1nisatie op het uitgavenbcleid mogelijk is. Frontvorming
De studentenbcweging heeft zonder twijfel behoefte :un goede publikaties die een positieve rol kunnen spelen l'ij de discussies. Van doorslaggevende betekenis is echter de ervaring in de praktische strijd. Bezien wc de situatie in de diverse universiteitssteden, dan ;ijn er 1.eker nog vcrschillen op te merkl'n.
495
De studentenorg~nis~tie in Nijmegen bijvoorbeeld, w;ur de Sun vooral opereert, is in ;"ijn ontplooiing geremd door de invloed van pseudo-linkse o~wattingcn, die J;ur lange tijd leer ,~root zijn geweest. De studentenbcweging in Nijmegen hat da;lrOilJ nog niet die opleving 1"ien, die thans bijvoorbeeld in Amsterdam en Groningen plaats vindt. fn de hoofdstad heeft de ASV A zich voortdurend op het standpunt gesteld van de zogcmamdc "politieke vakbondslijn". Dit houdt in, dat opgetreden wordt voor de verdediging v~n de belangen van de studenten op uiteenlopend gebied. Het omvat de actie voor verhoging van de rijksstudietoelage I.Owcl als verdediging van de gedemocratiseerde instituten en strijd tegen de bezuinigingswoede van Bicsheuvel c.s. H~t feit, dat de ASV A nadruk is blijven leggen op dit aspect van de belangenbehartiging had tot gevolg, dat 1"ij het contact met de studenten ook in de periode van relatieve stilstand, heeft kunnen bewaren. Dit is de basis geweest van de heropleving, die thans gaande is. Het is een les om dit principe te blijven verdedigen. Ook in andere steden, waar men aan deze gedachte heeft vastgehouden, zijn de grondraden in staat geweest de studenten te act i veren voor hun belangen en bewust te m:tkcn van de gevaren van de huidige regeringskoers. Het is uiteraard geen toeval, dat het overwinnen van de foutieve opvattingen over de gcprivilegcerde positie van de student het eerst geschiedde in plaatsen, waar de arbeidersklasse het hechtst georganiseerd is. Zij heeft immers zei f in de loop van een hardnekkige en taaie strijd allerlei verdeeldheid zaaiende theorieën afgewezen. Er is alle reden voor een gezamenlijke frontvorming van studenten en arbeiders; in de afgelopen acties is opnieuw gebleken, dat de studentenbcweging een belangrijke politieke factor vormt, die 1"ich ten volle Jun doen gcldl.'n door een juiste vcrbinding met de strijd van de arbeidersklasse als geheel. SYLVIA SC:HRFUDFRS
496
Het belang van de literatuur en de marxistische literatuurwetenschap Begin november staakten in Nijmq.;L·n de stuLkllten 1.111 hL·t [)c actie 11 ~1s L'en gL·,·ulg \.ln het feit, dat een deel van de wetenscl·uppelijke sul en de lwogleraren :t.ich veo.etten tegen een beslissin,;, diL· de bL·noenlingscommisie van het instituut genomen h.HL Voor hn eerst in dL· geschiedenis van de Nijmeegse uniH·rsiteit, van Lk Nnkrbndse universiteiten in het :1lgcmecn, /Ou er een pl.uts 11orde;1 ingeruimd voor een docent "nnteri.1listische liter.nuurtlieurie", iets wat bij het grootste deel v~111 de sul e11 bij de hougkr.HL'n, die vasthielden aan hest:undL· tr.1ditics, niet 111 goL·Llc .l.HLk 1 iL·I. Het Nijmeq;se vcrlangen !Ll~:r t'l'll Ill.HLTi.1!i:,tisc·he IItLT.Huurtheorie maakt deel uit 1·~1n een veel groter ongentlq~en tllldL'l studenten, die de studie van t.Lll en litn.ltuur tot hun 1 .1kgebied geko1.en hebben. Het is L'en ui tin'~ 1 .1n t'eil Uiltil 1kkeling, die nu reeds enkele j.nen binnen de literatuur\\ L'tL'IJ:;c:up pl.l.ll:. vindt, in Nederland 1.owel .1ls in andere WcsteuropeSL' l.lnLkn, een ontwikkeling die samenhangt met de gmeielllk hel.1ngstelling voor het marxisme in universir.1irL' knng. Om de:t.e interesse goed te kunnen LlL'grijpen 1ou hL·t Illllld:t.1kclijk :t.ijn enig in:t.icht te geven in het lcit, ll'.l.Honl Lk hurgnlijkL· literatuurwetenschap :t.ich slechts in L'L'll gL-ringc lwl.1ngstL·Iling kan verheugen, iets w.n het onderwnp v.ln dit .utikel 1 LT ;ou overschrijden. Cestdd k:1n worden d.n dL· hroodm.1gLTL' n·sultaten van de burgerlijke wetensclup een 1 .lil Lk redeilL'll 1 urmen v:1n de stijgende bcbngstclling voor hL·t 11 L'lL'IJ:-.ch.lpl)elijkl' ouci al isme onder i ntd lectuelen. Het kan natuurlijk niet de bedoeling 1.ijn ll!cr uit1 onig in tL' gaan op de ontwikkeling die :t.ich de Lutstc j.ll'l'll hinlll·n L:L. literatuurwetenschap voltrokken heeft, /.e!Cs niet in ll'l'lke m.nc het marxisme van invloed is geweest op die ont11 ikkL·Iing. 'II.L'I kan het nuttig :t.ijn :1an te geven w,lt hn hel.1ng is 1 .ln Lk discussic die binnen de:t.e wetensclup ge1 oerd 11 ordt.
1nstituut voor Neerbmlistiek.
De functie van de literatuur Vanouds is de bestudcring l':ln de gL'.'>L·hil'lknis dom Lk .uhL'Jdersbeweging als een nood;.~uk goicn. /ondn L'en juJ,tL· .lil.lln·_ van het vcrleden en lwt heden :tou een juiste koer.'> in de toL'komst voor een groot deel va11 het toev.1l .1!Îunkelijk ;:j:1. lhuelfdc geldt uitenani ook l'llt'r Lk litcr:nuurgL'.'>chiedL·ni.'>. Wie uitgaat van de opvatting Lbt de ont11 ikkcli11g 1 .lll Lk werkelijkheid niet door toevalligheden belwerst 11 ordt, /L'c~t d.urmec meteen ook dat de geschiedenis van d,· litL-r.Huur ;ijn wetmatigheden heeft die ondcoocht L'll begrqwn kuiJilL'll \\Orden. l )oonht de ontwikkclingsll'ettcn 1.111 Lk hu1digL· nl.l.ltschappij bekend :t.ijn, /.ouden ook de llllll\ ikkclings11ettL·n '1n de literatuur blootgclq~d LL:nnen 11 onk11. Fnkck ~rtll L' lijllL'Ii
497
zijn nu wel bekend, maar de literatuur is veel minder op l'.ijn maatschappelijke bepaaldheid onder:r.ocht dan andere gebieden van ons denken. De noodzaak van een marxi:;tisc!Je kunstthewie is duidelijk. Niet alleen dat zij een uitgangspunt kan bicden voor het verklaren van de burgerlijke literatuur, maar vooral omdat zij deze literatuur kritisch zou kunnen waarderen, de waardevolle elementen zou kunnen scheiden van de waardelol'.c, is zij van het grootste belang. Een dergelijke methode /.ou kunnen aangeven op welke elementen van de bestaande literatuur moet worden voortgebouwd en welke als onvruchtbaar moeten worden afgewezen voor de verdere ontwikkeling ervan. In dit kader moet ook het belang van de literatuur /.elf worden gezien. De literatuur speelt als een bepaalde vorm van denken een rol in de ontwikkeling van de samenleving, een rol die zowel positief als negatief kan l'.ijn. Zij behelst in de vorm van duizenden romans, toncelstukken en gedichten een groot deel van het geestelijke leven, van de ideeën die er omtrent de werkelijkheid bestaan. In die /.in kan literatuur inzicht verschaffen in de maatschappelijke vcrhoudingen of die verhoudingen versluieren, ze ben iets duidelijk maken on~ trcnt de situatie waarin wij leven, of de lezer de mogelijkheid geven Je werkelijkheid te ontvluchten, :-J 1u~u gelang de aard van de roman, het toneelstuk of gedicht. Een juiste waardering van literatuur kan daarom een bijdrage l'.ijn bij het verwerven van een juister inzicht in de bestaande werkelijkheid.
De plaats van de literatuur in de maatschappij
498
Vanaf het ontstaan van het wctcnschaprclijkc socialisme is de literatuur beschouwd als een vcrschijnsel van de bovenbouw, als een bepaalde vorm van denken, als iets dat in laatste instantie voor wat betreft zijn aard en zijn functie bepaald is door de basis, dus door de produktiekrachten op een bepaalde trap van ontwikkeling en de organisatie die dc1.e produktiekrachten in een bepaalde historische periode ontwikkeld hebben. De literatuur is altijd beschouwd als een van de geledingen van die bovenbouw, net zoals alle andere vormen van denken als godsdienst, moraal, recht, politiek, enz. Het hoeft geen betoog, dat al die verschillend(; vorml:n waarin het menselijke denken zich uit niet los van elkaar staan en dat /.l:, al worden Zl: dan uiteindelijk ook alle bepaald door de manil:r waarop dl: mens in Cl:n bepaaldl: historischl: periodl: in /.ijn ll:vcnsondcrhoud voorzil:t, ook invlol:d op l:lkaar uitol:fl:ncn. De abortuswetgeving i' l:Cn actul:d voorbeeld, waarvan het duidelijk is dat ze in ovcrl:enstemming moet worden gl:bracht met de eisen van deze tijd en dat een wet met een legale mogelijkheid tot abortus in de middelecuwen een onbestaanbaar iets zou zijn geweest. Ze kan echter niet alleen beschouwd worden als een produkt van de historische omstandighl:den, maar maakt als onderdeel van de rechtspraak deel uit van de bovenbouw l:n heeft zijn invlol:d op andnc gcbil:den van
het denken, ;.oals de godsdienst en de mor.ul, en op de politiek niet in het minst. Op de/:e!fde manier hangt de literatuur C\Tnccns samen met andere sectoren van ons denken en bij kur vcrklaring v.1nuit de sociaaleconomische omstandigheden dient dus ook rekening te worden gehouden met de rol, die ons hele denken bij de totstandkoming ervan heeft gespeeld. De vraag nu naar de vcrhouding tussen de litcr.uuur L'\1 de omstandigheden waarvan ;c een produkt is, JLUr de rol die ze speelt in het maatschappelijke proces, is de \'LUf', die de marxistische literatuurwetenschap bl'lighoudt. De vr.ug is op verschillende manieren beantwoord c·n in de .1fgelopen halve eeuw is de nadruk dan eens op het ene, d.1n weer op een .1nder heet van de literatuur gelegd om tot een enigs;ins sluitende theorie te komen. Zeker is, dat de marxistische literatuurbeschouwing p.1s hc;.ig is aan haar kinderschoenen te ontgroeien en dat het \ ~1n lll't ).;l'Ootste óel~1ng 1s d~u 1c 1.icb VéTdcr omwikkelt, om ook over hedendaagse culturl'lc \crschijnsckn uitspr.1kcn tL' kunnen doen. De verworvenheden v.1n het vcrleden mogen daarbij echter niet u i t het oog worden \er luren. Fen korte schets van de standpunten /.oals die in het \·crlcdcn \crdcdigd 1.ijn, standpunten, die tot op de d.1g v~1n \ .1mL.1g Lk discussic bepalen, kan misschien enig in;.icht \'L"rsch.11-fcn in de geschiedenis van de problcm.nick. Het debat over het expressionisme De discussic over cc11 nLuxistisL·hc litL'LHuurbcn.ldcring k\\ .1n1 pas tussen de bei de w ere Idoor logen goed op g~1n g. Voor.1 I in Duitsland, waar de discussic in het teken stond van de oppositie tegen het fascisme, liep het debat over de eisen die .1~1n de literatuur gesteld moesten worden, hoog op. In d.u deb~n speclden twee theoretici van de marxistische litcratuurbL·,clwuwing een belangrijke rol: lkrtokl Brecht en Ccorg Luk.1cs. Brecht was als toncelschrijver c11 rc~i;scur 11.1ll\\ betrokken bij dv toneclgc!.clschappen van arbeiders, Ltd·.~1cs lud men i\1\ locd onder de intcllectuclcn. Bij de beoordeling van het expressionisme, de tllL'lltl'rtijd hL·crscndc stroming in de literatuur, ontst.Lat er tussen Bn·cln L'n Luk~1cs een discussic die 1.ich voolï1.1111Clijk in een rijdschrift \.111 de schrijversbond afspeelde en die de geschiedenis i., ingeg,un onder de naam "ex pression ismc-dcb.1 t". De polemiek gaat ver boven het nivcHJ \',ln thL·orctisL·he lu.1rkloverijcn over literatuur uit en dat is \\ ~urschijnlijk dL· belangrijkste reden, waarom de standpunten 1o,1ls die toen \ crkondigd werden, ook in de huidi~c discussies nog een lwL1ngrijkc rol spelen. Naast het belang dat de discussic n,1melijk had voor het naar voren luien van die elementen uit het L'xprL''sionismc die van belang konden i'.ijn voor de .1ntif.1sciqische strijd, ook op cultureel gebied, kw.1men hiLT \oor her L'LTSt alle Wl'/.enlijke problemen van de marxistische litcr.nuurben.1dcring aan de orde.
499
De kernvraag van het debat kan als volgt worJen weergegeven: met welke literaire methode, met welke techniek is de antifascistische literatuur het meest gebaat, met andere woorden met welke literaire methode die de strijd tegen het fascisme als zijn belangrijkste doel ziet bereik je zoveel mogehjk mensen. Lukàcs en zijn medestanders waren van mening, dat de progressieve schrijver zich zou moeten bedienen van de traditionele negentiende-eeuwse vcrteltechniek, zoals we die bij mensen als Van Letmep en iets later ook bij Couperus aantreffen. Hij stelt dus de burgerlijke roman uit de negentiende eeuw als voorbeeld voor de socialistische kunst. Met name het realisme van Balzac en Tolstoi werd door Lukàcs als het beste uitgangspunt voor een verdere ontwikkeling van de kunst gc1.ien. Brecht en de zijnen waren het daar niet mee eens. Hun opvattingen gaan ervan uit, dat revolutionaire kunst niet alleen revolutionair is vanwege haar inhoud, maar dat er pas van een revolutionair kunstwerk sprake kan zijn, als die inhoud ook door een revolutionaire techniek wordt uitgedrukt. Of met de woorden die Brecht gebruikt: de onderdrukkers werken niet te allen tijde op dezelfde manier. De onderdrukking kan dan ook niet te allen tijde op dezelfde manier worden uitgebeeld. Het zoeken naar nieuwe middelen, het experiment, is voor Brecht een fundamentele voorwaarde voor het scheppen van een werkelijk nieu wc kunst, die de massa aanspreekt en een bijdrage kan zijn in haar strijd. Brecht is bovendien bang dat, wanneer de cllcmlc van de wereld met verouderde middelen wordt wecrgq~evcn, deze ellende als literair consumptiemiddel vcrkoopbaar gemaakt 1.ou worden. Deze angst bleek niet ongegrond. De nationaal-socialisten wisten heel wat kunstwerken met een in feite vooruitstrevend karakter voor hun reactionaire doeleinden te misbruiken. Brecht vcrwijt Luk'tcs dan ook een terugwijken voor de problemen, een uit de weg gaan van de strijd, als hij allccn maar teruggrijpt naar wat de negentiende eeuw te bieden heeft. "Het capituleren, het terugwijken, het utopische en idealistische dat nog altijd in de essays van Luk~\cs 1.it, iets dat hij 1.ekcr 1.al overwinnen, is het wat 1.ijn werk, waarin /.oveel voorkomt wat de moeite waard is, zo onbevredigend maakt en je de indruk geeft dat het hem alleen om het kunstgenot gaat, niet om de strijd, om de vlucht, niet om de aanval". 1)
Lukàcs en de negentiende-eeuwse traditie
Het terugwijken voor de problemen waarvoor de kunst 1.ich in onze eeuw gesteld ziet heeft ook tot gevolg gehad, dat Lukàcs zich nauwelijks heeft beziggehouden met de liter;1tuur van deze tijd. Steeds meer verdiepte hij zich in de negentiende
500
I) Bcrtold Brccht: Ubcr Rc<1lisrnus, Edition Suhrkamp. h.1nkfun am f\hin. 1971, pagina 45.
e2uw en hield hij de schrijyers \an ;ijn tijd het bur~erlijkL' realisme n1or als het en i~ mo~elijke ;unknopin~spunt 'uor L'c 11 sucialistische literatuur. Onbe~rip \Oor de uitdrukkin;~smiddc lcn, die de literatuur in de twinti~stc eeuw ~in;~ h;1ntcren, he-.+t bij Lub\cs 1eker een belangrijk erol gespeeld. Het \er ketteren van nieuwe vormen als decadent heeft meer te nukcn met ;_ijn literaire smaak dan met wetenschap. J:ijn sundpunten kunnen zelfs beschouwd worden als een theoretische rechtY,urdi~ing van zijn voorliefde voor de nc~entiendc-eeuwse litcr.nuur. . Lukàcs baseert zijn voorkeur op het feit, d,n het burgcriijL realisme de werkelijkheid 1.0 ~ctrouw 1ou wecr~evcn. Hij ziet het denken als een passieve wecrspicgelin~ \·an de werkelijkheiL1 en ruimt dus geen plaats in voor een actieYe rol Yan het individu. Dat betekent voor de schrijver, dat hij ,,]s een soort medium de objectieve om stand i~heden wccr~eeft, ;onLler 1 i in eigen subjectieve ervaringen bij de weer~.ne een rol t:: bren spelen. In het geval van BaL/_ac voert hij d,u ;e]fs /O\'l'r dtlor, Jat hii de menin~~ verkondigt, tht Ih1/~1l' bij hcc schrijH·n nier bepaald 1.ou 1.ijn door zijn khssepositie, m~ur door het feit dat hij de werkelijkheid wilde weergeven, lhl/ac sh~1"dL' er dus volgens Lukàcs in bij het schrijven een vi-;ie op de werkeliikheid te ontwikkelen die los stond van het bewusr;iin L1n 1.ijn klasse. Het nut van een der~clijke literatuur ;ou \ olgcns Luk,\cs ebaruit bestaan, dat de lc1.cr in het werk dL· m.1.Hschappcliike vcrhoudingen weerspiegeld 1.ict. Uiteraard is een dergelijke opvatting over de vcrhouding tussen het menselijke denken en cle werkelijkheid buiten hem onjuist. De mens- en dus ook de schrijver- is niet ~1lken een produkt van de omstandigheden W
!,choudcn met de vraag, in hocverre de kunst door ~1ctief in te !~rijpen in !~·ct maatschappelijke gebeuren een positinc rol 1.ou kunnen spelen bij de verandering v~111 de nu:1tsch~1ppij. Hii gaat alleen na wat de i11vlocd is \';111 de m~1~1t,ch~1pPii-;tructL,ur OD het denken, de invloed van het denken, dus ook v.1n de literatuur, op de maatschappij, komt bij Luk~\cs niet ter spr.1ke. De standpunten van Goldmann Na de oorlog ;,ijn de theorieën van Luk:\cs HTLlcr uit~e\\ er kt door de l;ransnun Coldmann. Vol~cns hem moet de literatuur-
501
502
wetenschap uitt?,aan van het ~e~even, dat in de kapitalistische samenleving alk waarden ondergeschikt worden gemaakt aan het streven naar meerwaarde, dat het gebaseerd zijn op winst.·· bcj~lg van de huidige maatsch~lppijvorm alic \'erhoudingc'l tussen de mensen dreigt te gaan bepalen. De gevolgen daarvan probeert hij na te gaan in de literatuur. Een enkel voorbeeld kan zijn werk wij:t.e misschien verd uidelijken. De roman "De boeken der kleine zielen" van Louis Couperus wordt bcheerst door het streven van Constance, telg uit een gcslacht van Haagse kolonialen, om de relaties met haar familie weer te herstellen. Door haar gedwongen huwelijk met Van der Welckc is er een verwijdering ontstaan tussen Constance en haar familie, een verwijdering, die te wijten is aan het feit, dat de familie meent een stand te moeten ophouden die de omgang met zulke "onfatsoenlijke" kinderen als Constance niet toelaat. Dit stand ophouden, het streven naar "positie", het verlangen naar fortuin, het zijn de elementen die het bock maken tot wat het is en die het conflict met Constance in feite veroorzaken. Goldmann gaat er van uit, dat in elke bur~erlijke roman een personage voorkomt, dat niet instemt met de visie op de werkelijkheid zoals die in zijn onmiddellijke omgeving - in ons geval het Haagse milieu - wordt uitgedra~en. Dit pcrsona~c is volgens hem "problematisch" door zijn zoeken naar meer "al~emecn-menselijkc waarden" als liefde, gemeensclups~cvoel, trouw, enz., waarden die echter niet verwezenlijkt kunnen worden omdat ze in strijd zijn met het maatschappelijke bewustzijn, dat zowel produkt van de bestaande maatschappijstructuur als voorwaarde voor het voortbestaan ervan is. Dat betekent dus, dat de "problematische held" of zoals in het e,eval van Constance, heldin, een van de kenmerken is van de burgerlijke roman, dat de held van de roman steeds worstelt met een hem vijandig gezinde wereld. Er /.ijn gen oe~ voorbeelden uit de literatuur aan te halen om deze hypothese waarschijnlijk te maken. De taak van de literatuurwetenschap bestaat er nu - volgens Goldmann - uit, steeds concreet het vcrband aan te tonen tussen de wijze waarop dit gegeven in een roman is uitgewerkt en de stand van de kapitalistische produktie. Uit het voorbeeld dat hier gegeven is wordt ook duidelijk wat in het algemeen het wezenlijke is van de burgerlijke roman. Kenmerkend is niet, dat er burgerlijke mensen temidden Vcln burgerlijke situaties in voorkomen, maar dat de werkeliikheid wordt weergegeven vanuit een burgerlijk bcwustziin. Het is Goldmann niet te doen om de analyse van aparte gebeurtenissen of gedachten in de literatuur, maar om de interpretatie van de visie op de werkelijkheid die de aard van het werk bepaalt, om daarna de maatschappelijke bepaaldheid van die visie aan te tonen. Maar al te vaak wordt aangenomen, dat de marxistische litcratuurbcschouwin~ zich uitsluitend zou bezighouden met literatuur die direct maatschappelijke problemen behandelt, of "iets met pol itick te maken heeft".
Literatuur is echter altijd tijdsbepaald en een dieren\erhaal of een sprookje ademt eveni'.eer de geest Yan de tijd w~urin het c;eschre\·en is ~1ls een werk, dat een meer op de m,1,ltscluppij gericht thema behandelt. De Ma~ J-Ll\'ebar is net i'O bep,1.1ld door de maatschappelijke omstandigheden \.111 het 1'\edcrbnd van omstreeks 1860 als een sprookje \',1n i\nderscn, d~H bijnllJrbeeld is door de Deense omstandigheden \an die tijd, al is dat bij het eerste werk gemakkelijker aan te tonen. Dat sprookiL'S "van alle tijden" zouden l'ijn is Iclf een tijdsbep~1.1ld sprookje: wie de nu bestaande vcrgelijkt met de vorm w~1.1rin i'l' in her vcrleden werden verteld, /.iet hoc de ~1ccenten \ crlcgd l'ijn, htlL' elke tijd ze na~H zijn eigen bchoeften heeft \'LT\'Ormtl.
De Nouveau Roman als bewijs
Een groot gebrek van Coldmanns opvattingen is d.H IC te schematisch 1.ijn. Met de ontwikkeling \~1n het k.1piulismc ziet hij bovendien alleen de macht van de bourgeoisie en d,urmec de invloed van de burgerlijke ideologie toenemen. D.uruit concludeert hij bijvoorbeeld dat de vervreemding in de literatuur een steeds belangrijker pb~lts zou ga~1n innemen. l )oe stelling i'.~1t; hij bewaarheid in de l'louve,tu Rom.1n in h.1nlu ijk, een stroming in de literatuur, die bewust is ~1fgcst:1pt Y,1n de beschrijving van het individu en ;ijn gedachten. In pl.uts \',ln deze beschrijving komt nu een weerg.1ve van genwiens L'n 0 ~e dachtcn van personen aan de hand van lcvcnlon: \'Ollnvcrpcn. Rob be-Cri !let, een van de meest uitgesproken vcrtegen woord igers van deze stroming, meent dat de nq',cnticnde-ceuwsc roman een roman is w~urin de dingen een belangrijke rol spelen, maar waarin del'.e slechts bestaan danlc,ij hun rcbtic tot de individuen. Volgens Robbe-Crillet en Coldnunn nu spe~·lt het individu, naarmate het kapitalisme i'.iL·h VL'rder ontwikkelt, een steeds ondergeschikter rol. Was tijdens het negentiende-eeuwse libcLllc k.1pit.1lisme het individu nog van belang, en kon het ah "problematische individu" de hele roman beheersen, onder de omstandigheden Lln het monopoliekapitalisme ~peelt het bewustzijn \',1n het individu nauwelijks een rol, is het individu /elf een ding geworden. Bij Robbc-Crillet worden de personen van 1ijn roman dan ool;. niet zelf ten tonele gevoerd, hun aanweligheid blijkt Yoor de lezer uit de dingen waarvan zij zich bedienen, de stoel w~urup /.ij zitten, het glas waaruit 1ij drinken. [)c ronnnwereld \'.lil Robbe-Crillct is in de eerste pbats een wereld \',ln dingen. De geschiedenis heeft Coldmann echter in het ongelijk gesteld. De Nouveau Roman in Frankrijk, waarin de \·ervreemdinc; een belangrijke rol speelde, werd gevolgd door een romanproduktie waarin dat veel minder of /.elfs in het geheel niet het gl'\·,11 was, het werk van Etcherclli en Modiano gJat heel andere wegen. Bovendien is het vanuit Coldmanns' stellingen onlwgrijpelijk waarom in landen waarin het moderne kapitalisme verder ontwikkeld is als in hankrijk, wals in Nedeïbnd, de vervreemding een onbeduidende rol speelt in de literatuur.
503
Algemene schema's die geen rekening houden met de krachts,·erhoudingen in een Lwd, die bO\'C!1dien yoorbij gcun .un de t:i;;en ~urd v.111 elk Lwd en 1.ijn specifieke culturele ontwikkclin·' kunnen uitera~ud nooit een bijdraFe vorn1en voor l:C Ji1~~1yse van de per definitie nationale !'i,tcratuur. Laat suan voor her yerkbren van ahonderlijke liteL1ire werken.
De werkelijkheid is veranderbaar
Bij Brecht is - ;oals reeds gezegd - de schrijver e:·n strijder, niet et:n medium waardoor de objectieve wetten van de maatschappelijke ontwikkeling ;_ich voltrd,ken, ma.H iemand die clc bewegingswetten van het kapitalisme begrijpt en er op zijn ei,~en, subjectieve wij;.e uitdrukking aan geeft. Hij geeft dus niet alleen zo getrouw mo)~elijk de besLunde situ:nie weer, maar stelt deze tegelijkertijd als vcranderbaar voor. Hij h.n de L)('slissing over de werkelijkheid niet over .un de goedwillendheid van de le;er of de toeschouwer in de /.aal, maar stelt ha,Lr zo voor dat bij gedwongen wordt stelling te nemen, gedwongen wordt in te zien dat hij partij mo::t kiezen en dat ;iin ingrijpen ~n de maatschappelijke ontwikkeling van beslissende betekenis IS.
504
13rechts standpunt houdt dus automatisch in dat de techniek, dat de wijze waarop het kunstwerk de Yerbceldc we~kelijkheid overbrent~t, een belangrijke plaats gaat innemen bij het tot stand komen van het kunstwerk en bij de uitwcrk;n)~ die het heeft op het publiek. Zijn artistieke activiteit wordt beheerst door het experimenteren, door het zoeken naar een vorm voor zijn opvattingen, die een groot publick voor 1.ijn standpunten kan winnen. Deze oriëntatie op een breed publiek heeft tot gevolg dat Brecht het standpunt als zou een werkelijk progressieve liter;nuur zich moeten baseren op het negentiende-eeuwse realisme afwijst. Hij ontkent weliswaar niet dat ook deze literatuur bruikbare elementen kan opleveren, maar hecht toch een veel groter belang aan de rol die de volkscultuur /.Ou kunnen spelen als fundament voor de opbouw van een kunst, die de arbeidc·rsklasse zou kunnen inspireren in de strijd tegen het kapitalisme. Het door Brecht nogal naar voren geschoven be~rip volkscultuur of volkskunst, staat voor culturele uitin~en die het produkt zouden zijn van het volk, 1.oals volksliederen, de volksdans, enz. Deze cultuur bestond naast die van de heersende klasse. Zij vormde het erf goed van de plattelandsbevolking en werd vooral mondeling doon~egeven. J n die lande11 waar het kapitalisme bat tot ontwikkeling kwam en waar dus het platteland lange rijd bleef overheersen, kon dit soort volkscultuur levend blijven. fn Duitsland had een dergelijke ontwikkeling plaatsgevonden en Brecht kon dus teruggrijpen OD overblijfselen van deze cultuur, die volgens hem nog niet besmet was met de buq~erlijkc ideologie. Nederland daaremcgen is een v~1n de eerste handelsnaties en het 1.~11 duidelijk 1.ijn dat uitingen v:1n de volkscultuur zcld-
1.aam liJn. Een enkel lied is bew.urd gcblnen, mee:;L1l omd.n h~·t deel uitnuakte v.111 een meer ll11W~Htellll 1 olks~ehruik, /o-
,11s het reest \~111 Sint ~iLurtc'll. [:,.n brun \ .:n in: J'i,:.l,;. lul\!ll' 1 : de1.e :;chaarse resten voor l'L'\1 hcdend~1.1hs kunstcn.1.H in Ncdnbnd moeilijk 1.ijn.
De harste j~ucn is de discussic tlHT dl'!L' prl\bkmen ook Of' Lil' universiteiten wen op hanh he komen. I meress.1nte puhlik.uie, heeft dat tot nu toe L'igenlijk niet opgck\Trd. [)c beh·mlstc· 1.ijn die van J 1:. YogeLur in het tijdschrift N.<~,lcr; Ie' hlij1 c·n echteï steken in een exegese v.1n JTL'ds he'>t.1.1ndl' op1 .1\tin:~c'll met een daar;1an vcrbonden kritiek. \\'.u in ieder -~~l'l .1l wel duidelijk wordt uit de1.e artikele-n is, d.u ".1nnecr ,k di•:cu>siL· 1.ich buiten de arbeidersbeweging Uiltil ikkc·lt, het h;i druo~ /Wcmmen blijft. Het pr.Hl'n o1·er "prokt:ui•;chl· kuwr" L'n hc·t :·cl•eppen van een nieuwe kun::tvonn "in c·c·n prJktiL"iL' 'iolid.1riteit met de massaas" helpt d.ur niets .un. (îtlllf'~'·ltl't b]:j, '-''1 op dc1.c manier de werkelijke problemen, de tr.Hlitin ".1.Ht>:1 een kunst van en voor de .Hheiderskbsse ;ich /llll tllllL'tl':l b.1scre11 en de manier waarop die tr.Hlities in cl,·;,· tiid 1 ru,·!nbaar ~;emaak t /ouden nwetcn worden. Om :1an te geven hoc' groot dc;e prohlc·men liJn k.111 de· sr:·n·kronun als voorbeeld dienen. Dele' rom:111 lwh~1mlclt ,-,uk 11 nkelijke problemen van ,;cwone mensen en ebt is n ":1.H'>chiiJllijk d,: oor1.aak van, dat streckrom.1ns een groot lonspubli:k hebben. Dat betekent echter nog niet d.u dit ge11rL· in 1ijn ~~cheel een progres~;icvc uitwerking hc·c·tt op het he'\\ ustJijn 1 .1n het Nederlandse volle Ik ::trcekrom:1n nT11ordt, door de· commcrcialiserin>~ w:uc~:1!1 h;j in bloutge~;tc·ld, tllt e,·n i-olkll) risering van het pl.nteland, tot een n·rhecrlijking 1 .:n ,.,_." landelijke L'l'nvoud die nooit heeft best.1.111. l11 'llmmi'~'· gn·.1llcn l··ceft hij, doordat hij een rom~1ntische vluc·ht in tk JUtuur b,._ lichaamt, eerder een re.1ction~1ir d.111 c'l'll nHlruitc;trl'\ c·nd lurak ter. Het slecht:; bten /.Je\1 v:111 de buitc·nk.111t '- .111 , .._.n hmkliik,. en het ;ich bcpc-rkc·n tot liL'•. pitton·,kc· L'r• .'11. h::bben dit genre gedeeltelijk gl'm.1.1kt tllt een soort litcr.'ruur die we\!voert, niet alleen 1·.1n de kkim· Jon~c·n 1.111 .1lkd.1::, maar o~1k van grotere problemen, c·n a], ;od,1;1i,_: hcAr h,·r ;ii-Jl functie binnen het luder v.111 dl' bur:~crlijkt· Jtlc-olo\~i,·. ~~emeensch:lp
Het blijft een feit. d:n vooruitstrl'\Tllde schnjnT'< uirstekc·mL· streekrom.1ns hebben geschrc\Tn. Ook d.u ttHlnt .1.111 tl.lt c'L'J11.clfde gegeven door de wij;c v~111 belumkling tot lcT'
burgerlijke kunst slechts een kwijnend bestaan toestaat, een aculturele politiek voert door via het intrekken van subsidies elke culturele ontwikkeling onmogelijk te maken, op /.o'n moment is het nodig culturele verworvenheden te vndedigen en uit te breiden. Een juiste waardering van de bestaande cultuur is daarvoor een noodzaak.
A. WOUTERS
Mededeling aan de lezers Met ingang van januari 1972 zal de prijs van Politiek en Cultuur worden verhoogd. Deze prijsstijging is noodzakelijk geworden door de verhoging van de papier- en drukkosten. De prijs wordt met ingang van januari 1972: Jaarabonnement f 9,50 (studentenab. Halfjaar-abonnement f 5,Losse nummers f 1,05
f 4,75)
Wij verzoeken U vriendelijk uw abonnementsgeld met gebruikmaking van de bij dit nummer gevoegde acceptgirokaart te willen overmaken. Adm. 'Politiek en Cultuur' Leidsestraat 25 Amsterdam 506
Picasso en zijn tijd Onl<~ngs ·
In de hele wereld viert men de negentigste verj.1.ud.1g van Pablo Picasso, de grootste schilder v.1n de;e L'euw. De grootste is hier niet te veel ge;egd. John Russel nLlL'I11de hem in 1966 in de Surulay Times: "the perpc'tu.1! president of modern art", en John Berger spr:1k v.1n: "dl' keizer van de moderne kunst". Andn'· Fré·minger is in ï.ijn bock "Picasso" van mening lbt: ";ijn ge;icht l'n ;ijn naam over de gehele wereld /onder twijfel meer bekendheid genieten dan ooit voor een kumten.1.1r het gl'\ .1! is geweest in het verleden, of ooit in de toekomst het gl'\~11 zal zijn". De tentoonstelling die in 19(,6 n.ur ~unlciding v~1n ï.ijn 85stc vcrjaanhg werd georg~1niscerd in hl't Crand Palais en het Petit P.1bis te P.trijs trok meer d.1n 800.000 bezoekers. In de loop \',1n de l.utste j.uen lwbhl·n andere overzichtstentoonstellingen en e~posities in 1\oml', Londen, New York, Tokio, ZLirich, B.ucelon.1 l'n Los Angeles tezamen enige miljoenl·n lx·;oekers getrukkL'11. Niet alleen de naam van Pic1sso, 111.ur ook ;ijn \\·crk heeft de massa weten te bereiken, ombnks de /l'l'r uiteenlopende waarderingen. Het is een onderdeel gcwonkn van de internationale cultuur, een deel v.1n dl· ontwikkeling en de kennis op het gebied v~1n heeldemie kunsten. Over geen enkele schilder of kunstl'JL1.H is /m'l'cl geschreven, en ondanks dat vcrschijnen cr nog \'Llortdun·nd nieuwe boeken.
liet mt negenti.~j,ni;<,c "my.,tatc f>ic<~sm" f,fiilt intrigerend voor de kunsthitici die /ich ë'erdil'/'Cit in de betekenis van /iin lc·VCII en iè'cd'clt. Vijfem.esti~ jaar na het begin v~1n de kubistische rn·olutÎl' werden achtcrecnvol~cns drie tcntoonstl'!lingcn gehm'dcn: in 1969 347 gravures bij l.eiris, in 1970 te 1hignLli1 de 165 grote olieverven, en in I 971 de tekeningen te Ar les. Elk ondcrstreeptc JHJgm.1als dl' blijH·ndheid \.111
507
zijn werk. Tevens toonden zij aan, dat de bijna ncgcntigjari,.;e schilder zijn la~nste woordje nog lang niet heeft gezegd, en dat hij zeker niet - z.oals sommigen z.ouden wensen- "tot het vcrleden is gaan behoren". Zou alles dan z.o langzamerhand gezegd z.ijn over de legendarische kracht en glorie van Picasso? Zou de 90stc verjaardag zoals deze in de hele wereld wordt gevierd dan niet meer zijn dan de triomf van een goedige "Jupiter van de Schone Kunsten", gezeten op zijn Olympus, vanwaar hij uiu.ict over het voorgebergte van de Alpen, de Estérel, en de zee? Niets is minder juist dan een dergelijk beeld. Het nu negentigjarige "mysterie Picasso" blijft intrigerend voor de kunstkritici die z.ich vcrdiepen in de betekenis van zijn leven en werken. En dan wil ik nog maar niet spreken over hen die vinden dat het behng van z.ijn werk worch overdreven. In december 1966 schreefteen kriticus van de Times dat: "na 1914 de moderne kunst bestaan z.ou hebben, met of zonder Picasso". Dit moet men even serieus opvatten als wanneer iemand na 1900 /.Ou durven beweren dat de Curies niets te maken hadden met de ontdekking van het radium of dat met of zonder Einsrein juist zeven j~,_ar na de publikatie van zijn stellingen de relativiteitstheorie wel had bestaan. John Berger staat er anders tegenover: Picasso zou alleen werken om zichzelf te bewijzen dat hij bestaat. En dan het blad Elle: dit is van mening dat alleen de invloed van de vrouw een uitleg kan zijn voor het werk van Picasso. Laten we ons beperken tot deze drie vcrschillende zienswijzen! Voor dit soort "Picassologen" is het spel des te gemakkelijker, omdat - in tegenstelling tot vele andere kunstenaars - Picasso zelf nooit veel heeft gcz.cgd over z.ijn werk. Hoewel hij privé graag met zijn vrienden, vooral schilders, discussieert, heeft hij nooit geantwoord op wat anderen zoal schreven, /.clfs over het kubisme. Hij liet het aan zijn geestvcrwanten zoals Sabates en Kahnwciler over om de zaken weer recht te zetten.
Voor je met een schi!Jn·ij hegint moet je het begrijpen, het eerst aan jezelf uit kunnen leggen. Terwijl je met het doek bezig bent denk je ook aan de uitleg aan anderen. lJat is niet gemakke-
f,ïk. 508
Op een dag, ik weet niet hoc LLlt z.o uitkwam, stond ik
voor het nog onafgemaakte 1.\v~ut-wit portret d,n later
"de zittende vrouw" /.ou worden. Dat was in de periode waarin de schilder door het vele gebruik \',111 bep.1.1lde paletmessen tot kubistische vormen k w~1111. Ik tr.1chttc l'.o'n beetje duidelijk te maken dat het op mij een heel bij1.ondere indruk maakte van totaal evL'nwicht. HL·t w,1s al ongewoon dat Picasso iemand toeliet in 1ijn .Helier met onvoltooide doeken. Maar het was 110~ buitcJl~l'\\O ner dat hij 1.0 diep in~ing op 1.ijn wLTk. In die tijd leek 1.ijn antwoord mL' 1.0 bebngrijk d~n ik hL·t dezelfde avond opschreef. Pic1sso 1.ei: W:1nneer iL·m:1nd van een schilderij houdt 1.egt hij meL'St.11 d,n het mooi is. Men meent dat de schilderkunst mooi moL't l'ijn. M.1,1r dat is niet juist. Dat klopt volstrekt niet. Voor jL· met een schilderij begint moet je het begrijpen, lwt eerst .1.111 je1.elf uit kunnen leggen. Terwijl je met hL·t doek boi~ bent denk je ook aan de uitleg ,un anderen. lht is nin gemakkelijk. Jarenlang heeft men, ook in de partij, v,1n mijn doeken gezegd dat een kind hetl.elfde /.ou kunnen. TL·geJl\\·oordi~ legt men dat minder. Men begint tl' lx·~rijpL'll d,n je LT eerst hard aan moet werken, dat je moet omleuoeken. 1\l vijftig J. zestig jaar lang heb ik het ~evoel d,n ik nen ver ben. Een enkele keer geloor ik d.n er tuL·h \n·l iL·t;, meer is. Maar één enkele streek kan een hele d.1~ werken teniet doen, Ionder dat er iets over blijft. En als nu degene die kijkt d:n .1llcm:ul be~rijpt, d.111 Î\ dat voor mij een beloning. M:ur direct als een schilderij af is be~int alles opnieuw. Er is telkens een nieu\\ probleem. Zoals de tijd waarin we leven, die \:111 Lk niL'Ll\\L' technieken. Bijvoorbeeld het evenwicht. Je /OU kunnen denken dat dat niet is veranderd. M:ur toL'll men de Eiffeltoren bouwde moest men do.c op \ iLT koloss.1k poten zetten, aan de basis ver uit elk.ur, om hL·t n L'llwicht te krijgen. En kijk nu eens JLur die hijskr.un hin tegenover! Hij is tien verdiepin~en hou~, \TrpLutst L'L'll enorm gewicht, en toch rust hij maar op é-l·n e\ell\\ iLhtspunt. De eerste keer dat men een dergelijke \eel kiL·im'l'L' hijskraan in Parijs kon 1.ien kw.1111 Mmli~li.111i me in .1lkrijl ophalen. Hij vond ook d:H het begrip "l'\L'Il\\ icht" '' ,1., veranderd.
Sc/}()urtheid is mei nd!mulsell, het is vormen en se he p pc11. De architectuur is in de eerste ph:ns een ;,1.1k '.111 dl· 111gemeurs geworden: het gaat om het tocp.1sscn v:111 nu-
509
terialcn en technieken van deze tijd. Daarom is een stuwdam mooier dan de Opéra van Garni er. Bij het bouwen van de Opéra heeft Garnier gebruik gemaakt van verouderde technieken. Bij de constructie van het Partbcnon pasten de Grieken de bouw toe van hout op steen. Het Parthenon is natuurlijk wel mooi. Maar kijk om je heen: er staan er talloze in de Midi. Pas toen de boogvorm ontdekt werd ontstonden er technieken eigen aan de tijd van het steen. Schoonheid is niet nabootsen, het is vormen en scheppen. Picabia placht de volgende droom te vertellen: ik was net dood en ik kwam voor de poort van het Paradijs. Pctrus vraagt me voor hij open doet, wat ik op aarde deed. Ik antwoord: schilderen. - Dan is er geen plaats voor u, /,egt Petrus, wij nemen geen schilders. - En ik zag net Jean Cabricl Domergue langs g~un, dringt Picabia nog aan. Waarop Petrus het volgende ~lilt woord geeft: - ja, maar dat is geen schilder. Dat is natuurlijk een grapje. Maar er zit wel iets in. Want wat deed Domergue? Hij nam een mooi meisje en maakte er een slecht schilderij van, helemaal niet mooi. Neem nu Rembrandt. Die nam 1.ijn oude moeder en maakte er een schitterend portret van. Waarom? Omdat je schoonheid niet na kunt schilderen, die moet je scheppen. En wanneer wij een klassick schilderij maken is dat niet hetzelfde als toen Rembrandt dat deed. Ons begrip van evenwicht is immers ook veranderd. En dan moet je dat nieuwe evenwicht zien te vinden, dat van onze tijd. Als men het schilderij dan nog mooi vindt ook, dan is dat een beloning.
510
Naar aanleiding van een W
Ehrenburg kennen. Dat vind ik net /.o'n geval als met de schilderkunst: die gedichten dateren uit een .1ndere tijd, die van 1917. Daarna kwam Maiakowski." En dan 1.ijn wc toch wel ver van de 1.clfgenocg;.~1amhcid /.oals .John Berger en anderen die 10 graag in hem ;ien. De sleutel tot ;ijn werk heeft Picasso /.elf aangcgCYen, tot een werk dat als enige een revolutie in de schilderkunst van 011/C tijd betekende: die van 1907. Behalve van zijn werk heeft hij een duidelijke uitleg gegeven van het dialectische verb.1nd tussen de schilder en ;,ijn tijd. Maar bovendien heeft hij dit vcrb.1nd een 1 crandcring doen ondergaan, door de verre erfenis v.1n de Renaissance af te wij;.cn. Zo baande hij een weg n.ur .1llc onderzoekingen van de moderne kunst en n,ur een nieuwe wijze om de werkelijkheid weer te geven. TegcnonT een vorm van nihilisme, die in zijn jeugd werd vcrsterkt door een Catalaanse anarchistische stroming, wist hij ~1ls rCYolutionaire schilder ook een voorbeeld te ge1 en hóe men op kritische wijze de cultuur van vroq;crc perioden k~1n vcrwerken. Als hij later thema's van onder meer Cr.111.1ch, Delacroix, Vélasqucz of Manct weer gebruikt, is d.H geen terugkeer naar het verleden, maar een confrunLHie 1 .1n twee tijdperken: het is een andere m.wier 0111 de rLlHiL· schepping/tijd te laten 1.ien. Door de kracht van 1.ijn werk, door 1.ijn sramh·.1stighL·1d en door zijn expressieve vrijheid heeft Pic1sso een onmiskenbare bijdrage geleverd aan de ge1.~1111enlijke uitwerking van de resolutie van het Centr.1al Comité van de CPI:, waarin de vcrhouding partij-kunsten~ur werd \'.1stgelegd. De vcrjaardag van geen enkele schilder is ooit nî in de hele wereld gevierd. Noch in de geschiedenis 1 .1n de schilderkunst, noch in de algemene geschiedenis 1 indt men enige schilder die, niet alleen voor ;ijn kunst, nu.u ook voor zijn tijd, 1.0 van belang is geweest.
511
Het neokolonialisme van Bonn
512
Hec Westduitse imperialisme legt de afgclo~1cn j;ucn steeds grotere nadruk op het vcrovcrcn van eigen grondstoffenbronnen in de tropische landen en heeft uitgewerkte plannen voor het doorzetten van een politiek van ncokoloniale expansie. In het blad f)WJ-Berichte (uitgave van het instituut voor internationale politiek en cconolilic in Oost-Berlijn) heeft E. C'!..1va een aantal aspecten van de ncokoloniale politiek van Bonn belicht. Voor internationale concerns betekent het bu.it van grondstoffenbronnen in twcci!rlci op;icht een voordeel: ;ij beschik-ken over de winst behaald op de grondstoffen en ;ij beschikken tegelijkertijd over de materiële produkten. De Westduitse staat heeft, aldus de schrijver, belang bij een /.ovecl mogelijk gew;1arborgde en /.olang mogeliJk '~clundhaafdc grondstoffenvoorziening in de Bondsrepubliek. De belangen van Je staat en de monopolies vallen samen, omdat het monopoliekapitaal uit winsthonger beheersing van de buitenlandse grondstoffenbronnen wenst. Het parallel lopen van de vcrJangcm van het scutsmonopolistischc kapitalisme en de staat leidt tot een politiek, lhe 1.ich fundamentcel richt tegen de nationale belangen van de landen, waarin het Westduitse monopolitick:1piraal met behulp van de staat zijn streven door/ct. De schrijver merkt op, dat het Duitse imperialisme op het gebied van de grondstoffeneconomie steeds ten op1ichte van de andere leidende imperialistische machten achter heeft gelegen. Hocwel het zijn industrie in vredestijd via de "vrije" wereldmarkt voldoende kon voorzien, was het nooit bereid met de rol van "koper" genoegen te nemen. Eén van de voornaamste militaire doelstellingen van het Duitse monopolickapitaal, zo schrijft Czaya, was in beide wereldoorlogen ook het veroveren van hegemonieposities in de inter-· na ti on al c grondstoHencconom ie. Zijn nederlagen leidden echter juist tot de vcrsterking v;1n het grondstoffenmonopolie van de concurrerende machten. De na-oorlogse periode begon voor de Duitse monopolies opnieuw zonder eigen grondstoffenbronnen in het buitenland. De enorme vlucht die hun binnenlandse industriële produktie heeft genomen was n.mwclijks mogelijk geweest, als 1.ij moeilijkheden met de import van grondstoffen Iudden gehad. Toch doen '!.ij steeds meer moeite om de beschikking over c1gen grondstoffen in het bui ten bn d te vcr::ri jgen. Hcllmut L.:y, president van de ;l,;Jcta!lgesellschu.}L (bond \
·'
·'
m1ssen 1s het bu.it v.1n vindpbatsen en da;Hmcc een gclijkw;cardigc rentabiliteitspositie tegeJWHT de geÏiltegrL'l'rdc ondnncmingen" (hoogoven- e11 1crwcrkingsbedr:jn·n met ei~·L'll grondstoHenbasis, schr.) ... En samenvattend vcr,·ol;;dc hij: "De winsten komen uit dL· mijnhouw ."
Nieuwe greep van Duits monopoliekapitaal De nieuwe ~~reep v:1n het Duitse monopoliek,lpit.ul n.ur Lk grondstoffenbronnen van dat deel van de wereld lbt 1·uor het imperialisme nog toegankelijk is, begon splll'dig JL1 Lk t\1 L':de wereldoorlog. Toen in het begin van de vijftiger j;cren de /uid.,irik.vnse regenng vooroorlogse Duitse beleggingen, die .1ls 1 ij.1ndelijL kapitaal door haar geliquideerd w;1rL'll, teru;~beculLk 1 loeidc•1 de/.e bij voorkeur naar de mijnondcrnemin~·.cn \',111 luid- en Zuidwest-Afrika. En al in het begin \';1n de j.ucn 1 ijftig ,:in,.',L'11 hoogovenbedrijven van de Bondsrepubliek s.1!llc'll om L'en è~L' mcenschappelijke ertsbasis in Liberia te verkrijgen. Toonaangevende politieke economen lcgLkn ouk concL·ptiL'' voor een expansie op grotere schaal voor. C1.aya schrijft, dat sinds het einde 1.111 de /e ...rigcr j.l!"L'll de monopolistische vcrwerving \';1n buitenhmhc ~rtlmlswtlL'Il bronnen geworden is tot een v;1n de doelstL·Ilim:L'll 1.111 Lk Westduitse cxpans1estrategie, die llll't 1·oorL1n~ beh.1mlcld wordt. Steeds vaker hoorde men, dat Westduits k.1pir.ul llll'LT leidinc:,t~evend moest deelnemen ;1an bcsU;1ndc ondelïlL'Illinc:_L·n, o~' eigen rekening in het buitenland n.ur grondstotten nWL'St lmrL'I' en reeds belu~nde vindplaatsen via dochtLTOnLkrncmin~~cn 1 ;cëist, dat "de staat" een ~rundstofi'enpolitJL'k ''P l.lm'L' termijn zou ontwikkelen en aankondigen. FL·n p.1.1r wekL·n l.ncr gaf Hcrnunn Josef Abs, voooittn 1 ;1n de /Jctt/sc!Jc 8c~11~', het op1.icnbarende interview van progL11lllll;Hi,clll' hetL·kc·nis, '' .urin eigen grondstoffenbronnen in het buitenl.1nd .1\s lwod;.lkL·lijkc "waarborg voor de toekomst" wndcn 1 oon.>;L'StL'ld. Terwijl in vroegere cxpansiepnioLkn \',1n hL·t I )uitse impni,llisme ook de drang naar pbnta~ebo.it L'n land voor de \'L'stiging van Duitse koloniale emigranten 1 oorup stond, speL·lt dit motief in de ncokolonialistische cxp;1nsie JLlU\\l'lijks nog een rol. De opvallende teruggang 1·,1n de beL1ngstL·lling 1oor hL·-
513
leggingen in de agrarische sector is, zo betoogt Czaya, vooral een gevolg van de wetenschappelijke en technische ontwikkeling; talrijke plantaardige grondstoffen (rubber, k,1toen, sis;ll - bij de laatste was vroeger het Duitse koloniale kapitaal leidinggevend) /.ijn teruggedrongen door de synthetische vervan gingsm i ddclen. Verbeterde produktieprocédés hebben ook bij de voedingsmiddelen, waarvan de aan voer vroeger tenminste ten dele door Duits buitenlands bezit verzekerd was (koffie, cacao, bananen) tot overproduktie en prijsdaling geleid. Bovendien is het bezit van plantages en vcstigingsgebicd overzee vanwege de tendens t?t. onteigeningen door landhervormingen een !!_root politiek ns1co geworpen. Het Westduitse kapitaal vindt het daarom voordeliger dat economische risico aan :tndcren over te laten. Om genoemde redenen ook zien noch de Bondsrepubliek, noch de internationale monopolies de noodzaak, zich voor het vcrkrijgen van nieuwe agrarische grondstoffen aaneen te sluite11 tot machtige kapitaalsgrocpen en hierbij hun staten te mobiliseren voor bijzondere eiscnprograms. Geheel anders ligt het bij de voor de imperialistische expansie<;trate~óe belangrijke industriële grondstoffen, die door eigendom van de producerende bedrijven en kartels internJ.tionaal in ho~e mate zijn ~remonopoliseerd, vooral bij ertsen, meralen en brandstoffen. Alle belangrijke partindiere en staatsuit";wcn tot het verkriigen van e;rondstoffcnbronnen in het buitcnh11d hebben betrekking op dit soort bedrijven. De door de Westduitse monopolies dringend \!:ewcnste deelname aan de buitenlandse mijnbouw is niet zonder grote inn· en bepaalde risico's te verwezenlijken, want: de meest begeerde gebieden zijn al met concessies belcvd; het samengaan van buitenlandse bezitters van concessies i·; daarom duur; het voorafgaand terreinonderzoek kost veel tiid en !•cld ·. zelfs als er iets in de \!:rond is gevonden dat het <1elvcn waard is, i~aan gewoonlijk jaren voorbij voor de produktie kan beginnen. Staatshulp voor concern~
514
De poging in de huidige wereld een grondstoffenbasis te bemachtigen wordt met omvangrijke staatshulp ondernomen. In de Bondsrepubliek bestaan er op twee gebieden van dr' ~rondstoffen voorziening staatsprograms: één betreffende de ~rondstoffenvoorzicning in het "crisisgeval", waarop nic~ nader_ wordt ingegaan en één voor de voorziening met atoomenergie. Andere kapitalistische industriestaten, in het bijzonder jap;1n, maar ook Frankrijk, de Verenigde Staten en Engeland, hebben eerder en in het algemeen verdergaande stimulerende staatsmaatregelen ter bevordering van de buitenlandse expansie van hun grondstoffenconcerns getroffen.
De genoemde factoren - en niet in de l.utste ph.H' de int--'< nationale concurrentiestrijd - s·oerc11 echter ook in ,Je. Bond· republiek tut l'en snelle ;;roei s .111 het st.L1lSJ1hlJ1llj1<1ii· ti·.,·IJ i11 strumcnt,uium voor hl·t :-:.tr.111lkrcn s .111 huite11L1ml,,. :~ruml stoffen bronnen: De al bestaande .1lgemene hel.1stingL1cilir,·itl'l1 ter ondnsteuning van buitenlandse investeringen (onns ikkelingshulpbelastingwet, de belastingwij;igingswet Jl)(/), st.1.H•:garanties ter dekking van politiek risico, en;.) ;ijn op her hier behandelde gebied :1! belangrijk uitgebreid. Steeds grotere staatssommen s· loeien n.1:1r de conc,·rns in de vorm van kredieten en subsidies, om hen te ontl.1sten Lln het risico van bo,kmonder;oek l'n de a.1nlooppniod,·. 1),. staat neemt vooral een groot deel s·oor ;ijn rckenim; \',ln de kosten, als de onden.oekingen \':1n de p.Htindine C;t,l,H plus de "technische hulp" a:1n regeringen s .1n ont\\ i!: Lc·lin~''· landen hij het uitbn,iden van de infr.1strul'ttllll' onmi,1d,·l!iik verbonden met de importbebm:en en de opbou\\ s'Jil kapitaalsteunpunten van p:Hticulivrc \X'e>,tduitse UlnC'''ïl\. Terwiil teL?,enwoordig in vele andere k.1pit:1listiSL·h,· l.tnden dl' staat bii het verkrijgen van buitenlandse Prt1Jtd-;rot'knhro'tnc" ook ;.elf actief als ondernemer g:ut optreden, h.n d,· Bl)IHJ,_ republiek het bezit van concessies en produktin ,_. O!HL:r'lL'n,ingen in be~~insel aan partindiere m:utschappijcn oscr, .1ldw ,Ir· schrijver van het artikel. Fr wordt daarin vervolgens gewezen op ,1c ru-,ics ',ln de »rUt<' monopolies en concerns, die ~en lllwcliiknutic>, k.1r.1ktL''' heh\wn. maar onmi<>kePba:u st,:cds sneller pl:uts,·indell. Dit speciale conceJltraticDroC(''i is on het !!cbied '.111 d,· ii/L'ren staalindustrie al in de 1·iiftiger j.HL'n op n.uriudin J1lO!l()nolistisch niveau op gan!~ !,ekomcn. Toentertijd sloten vcrscheidene Wc~tduirsc hoo!'O\Tnhcdriis L'll 1.ich aaneen tot een exploraticnt:1.1t;ch.1ppij s oor ,k "l"lll'l'llschapneliike uitbuiting . van I.ibcri:1:1nsl: iill'HTtsmiiJ'''n. I kt vcrkrijgen van ei~~en. en het deelncl1lL'n .1.111 :1ndl'l'L' ii;crl'rt'miinen leverden grote resultaten op. Bii de olie-industrie doen zich bepulde bii;ontkn· nmst.lJHli"hcden voor, omdat hier niet alleen sprake is s-,1\l L'<'l' csn.1n'i1' van Westduitse concerns, m.ur omlbt \V(·stdJJit•e \wdrii\'l''' door het buitenlandse kapita.11 worden o~wl'kocht. De schrijver constateert. dat tl'\'Cnwoordig d,· w,·sr,1uitsl' <;t,l,H in het bijzonder ingrijnt bi i die grondstollL"1. die s oor ,1,. algemene strategie van her Wl";tduitse imperi:1li'lllc' s .1n ~;nHL' betekenis 1.ijn. t:ii ~ijst daarbij op het bcst:un v.1n L'en spcci.1.1l ur.1niumslHlr/. 1cn 1n gsp rog ram.
515
Uraniumvoorzieningsprogram
Tot I 'JSO ht.:dt dt.: Bondsrt.:publit.:k bt.:hodtt.: aan 2<J.OOO tot 36.000 ton uranium. Het derde atoompro~ram van dt.: re~erin~ in Bonn (1968 tot 1972) had oorspronkelijk ten doel - op grond van exploitatie in binnen- en buitenland - ongeveer twee-vijfde van de behoefte te dekken; twee-vijfde moest door levcringsvcrdragen-op-langc-termijn met de producerende landen worden betrokken en het overige vijfde deel moest op de "vrije markt" worden verkregen. Nu echter werd besloten "het voorafgaand onderzoek in het buitenland uit te breiden en meer dan 50 procent van de behoefte door onderzoek en deelnemingen te waarborgen" om de particuliere ondernemingen zoveel mogelijk tegen risico bij het ,?oe,ken naar uranium te beschermen, draagt de staat 75 procent van de kosten bij. Alleen als er uranium wordt gevonden, moeten de ondernemingen de subsidies terugbetalen, als ze het dubbele van het bedrag dat de Bondsrepubliek voorschoot, in nieuwe bodemonderzoeken investeren. Tot nu toe heeft het ministerie voor wetenschappen 30 r:1iljocn DM aan particulieren voorgeschoten voor het zoeken naar uranium. Alleen al voor voorafgaand onderzoek in Namibia werd 6 milioen bijgedragen. In 1970 stond 17 miljoen DM ter beschikking. Bij het zoeken naar uranium en het deelnemen aan bekende mijnen oefent de Bondsrepubliek weliswaar geen zichtbare druk uit om geïnteresseerde ondernemingen tot concentratic te bewegen. Maar in de praktijk hebben :t_ich toch enkele, deels verbonden, groepen gevormd: I. Uran CmbH & Co/KC, Frankfurt (Main); opgericht in 1967; kapitaal 10 miljoen DM. Vennoten: Hibernai AG, Hcrne; Klöckner & Co/KC, Duisburg; Metallgesellschaft AG, Frankfurt (Main); Steinkohlen-Elcktrizit:ü AC, Essen; elk 25 procent. "' Uranertsbergbau GmbH & Co/KC, Bonn; kapitaal: 45 miljoen DM. Vennoten: C. Dl'ilmann AC, lknthl'im; Rl1l'inischl' Braunkohlcnbergwerkl' AC, Kl'Lden; elk 50 procent. 3. El'n consorti<-tm, bestaande uit de firma's h·icd. 1\.rupp AC en Saarbcrgwerke AC.
516
Opvallend is de vervlechting van de nonfl'rro-meualindustric, dl' koll'nmijnbouw, dl' aardolie-industril' en dl' l'nngiewinning. Croepl'n, die dl' traditionele brandstoffl'n dolven l'n er hun voordcd 111l'l' dedl'n, willen ook dl' nil'uwe brandstof bl'heerSl'n. Czaya laat in zijn artikel hl't Nedl'rlands-Wl'stduits-Engdsl' project voor de verrijking van uranium in Almelo buitl'n beschouwing, hoewl'l dit toch l'l'n bl'langrijk onderdeel van het Westduitsl' uraniumprogram uitmaakt. Het gaat in Almelo weliswaar niet om l'en onderZlll'k naar de vindpbatsl'n van uraniUm, m~ur wd om het Westduitse impni~1lisme toq~ang tot
,•
Je atoomkennis te geven, die ook tot de .1annLuk '.1n Duitse atoomwapens kunnen leiden. In het artikel wordt na een beschrijving van het ur.1niumprogr.1m gewe1.en op de stimulans, die de ,urdolienlJlCcrm krijgen bij hun expansiepolitiek.
Expansie van aardolie-industrie Onder dreiging van de uit\Trkoop \.111 de miner.1lc oliesel'tur .tan de buitenlandse concurrentie besloot Bonn onmiddellijk op het concentratieproces van den· industrieLik in te wnken. Eén enkele maatschappij, 1oals de st.t.H die WL'nSL', ,·oor .1llc gebieden van de minerale oliesector, veq,;elijkb;ur lllL't dL· Ruhrkohlc kwam weliswaar niet tot st.1nd, nL1;H ,,c] een
Vijfpuntenprogram Brandt . Scheel De schrijver wijst vervolgens op stimubnsen ,·oor dL· mcrigc ertswinning en noemt het vijfpuntcnprogr.1111 '.1n juni 1970. Op 26 juni 1970 besloot de regcring-lk1ndt-SchcL·I tot dit 'ijfpuntenprogram voor de voor1.iening \';1n miner.1lc grondsruffen, dat wezenlijk vcrdergaande stimulerelllle lll.1.1trL'gL·kn '.111
517
staatswege inhoudt dan die, welke door vonge kabinetten :.~e pland waren. Buiten de stimulansen die al gegarandeerd i'.ijn bij de exploitatie van uranium- en aardolievindplaatsen in het buitenland, moeten de geïnteresseerde conc2rns nu ook bij de garantie van aanvoerbronnen van 1.0 belangrijke metalen al:, koper, lood, i'.ink en hun ertsen doelbewuster door de staat worden ondersteund. De geologische instituten van de staat moeten meer ten dienste worden gesteld van de economie, er moeten vraag- en aanbodprognoses worden opgesteld en een informatiesysteem worden opgebouwd. Kernstuk van het program i'.ijn de subsidies. De voor de doorvoering van het vijfpuntenprogram 111 november 1970 vastgcstelde richtlijnen houden in, dat aan de concerns - zonder iets af te doen aan de reeds bestaande stimulerende maatregelen bij uranium en aardolie - i'.owel voor het winnen van informatie, inclusief het verkrijgen van onderzoekrechten voor voorafgaand bodemondeo.oek en exploratie, als voor het instellen van rentabiliteitsstudies, uit het budget tot 50 procent van de kosten :1ls renteloos voorschot gegarandeerd kunnen worden. En alleen bij succes behoeft te worden terugbetaald. Bovendien zegde de regering toe, de staatsgaranties voor investeringen in ontwikkelingslanden die nu reeds worden toegepast, met het oog op speciale omstandigheden bij mijnbouwwerkzaamheden, i'.owci als de belastingtechnische behandelin:-; van zulke investeringen, te willen herzien. . Vertegenwoordigers van de concerns wij1.en er op, dat de belastingwetten van de Verenigde Staten veel gunstiger mogelijkheden bicden voor winstsubsidies door overeenkomstige afschrijv i ngsregel in gen en w instbclast i ngregels. Vooral de kringen in de metaalindustrie, aldus C1.aya, wensen verdere belastingfaciliteiten om wat 1.ij noemen "buitenlandse bcdrijfsverliczen" te kunnen compenseren met binnenlandse
·1
WinSt.
518
Door een systeem van beschermende nuatregelcn willen i'.ij zoals ook in .Japan geschiedt- halfproduktcn voortaan tolvrij kunnen importeren. De invoer van afgewerkte metalen i'.ou dan door invoerbelasting kunstmatig moeten worden verhoogd, terwijl toestemmin,~ moet worden vcrkregen hun leveringsprijs van mctaalproduk-· ten in het binnenland tot boven het wereldmarktniveau te vcrheffen. Het gaat de concerns er niet zo /.eer om "echte vcrliu.cn" in het buitenland op te vangen (want die i'.ijn er niet), maar wel om minder effectieve produktietakken toch van hogere winsten te verzekeren. Het program van Brandt-Scheel komt eigenlijk wel aan al du.c wensen tegemoet, want er staat in, dat moet worden bekeken of en 10 ja in hoeverre- in vergelijking met andere landen ~ een tena~hterstelling bestaat Vè~n de l)uitse investeerden, die aanleiding geeft tot beraad op verdere Duitse maatregelen."
-·
De politieke bestapolin volgen daarbij argwanend iedere stap in die richting. Het valt op, 10 1.egt Czaya, dat de internationale "sLHus van de Westduitse grondstoHcnconcems lk laatste tijd bclworlijk is gestegen. Tekenend is, dat tot de urie leden van de commissic die in maart 1971 de 22 in Lybië werkl,ame buitenlandse oliemonopolies vertegenwoordigde bij de onderhandelin,."cn met de Lybischc regering over de olieprij:;, het directielid \",1n de Gelsenberger AG, Enno Schubcrt, bciuJOrde. De Westduitse monopolies ;,ijn vooral geïnteresseerd in L1mkn, die het buitenlandse kapitaal ver en bereidwillig tcgcnmn komen. Geprezen wordt de door pre:;idcnt Tubman gn olgde "politiek van de open deur". Gabons a
In een studie over de grondstoHcnvoou.icning in de Bondsrepubliek -met het oog op haar militair-stratq:;ische belange11 - in vredestijd en in geval van oorlog, stelt het org,un v,1n de Gcscllschaft für Wchrkundc vast, dat op grond \,\n de \oorziening in eigen bchoeften aan grondstoffen "de levens- L'n vcrdcdigingsbclangcn van de Bondsrepubliek op m,uiticm .~c· bied we/.cnlijk groter l,ijn dan die van het Dcutschc Rcich in 1945".
519
Czaya WIJSt er op, dat in du.e studie achtereenvolgens "ter garantie van de normale grondstoHenimport" dez.e eisen worden gesteld: a) Vcrhindering van een toenemend aandeel van het P~1ct va11 Warschau in de import van grondstoffen; b) Carantie van de grondstoffenbronnen in de "Derde Wereld"; c) Carantie van het transport over zee. Uit het feit, dat de staat voor de bewapeningsindustrie beb11g heeft bij de garandering van grondstoffenbronnen en de concerns een economisch monopolie wensen, vloeit de agressieve politiek van het ~mpcrialismc in de grondstoffenlanden voort. De agressieve politiek van het Westduitse imperialisme brcnc;t de militaire leiders in de Bondsrepubliek er toe - in overeenstemming met wat wordt genoemd onder punt c) - een vcrsterkte NAVO-aanwez.igheid op belangrijke zeeën en scheepvaartroutes te steunen. De Westduitse militaire leiders stemmen in met een verwcz.enlijking van economische en militaire belangen, van de ei,_;cn Westduitse imperialistische belangen met die van andere imperialistische landen. Zij zien daarin een reële grondslag voor het gcmeenschappelijk optreden van verschillende, dikwijls Cllncurrercnde belangengroepen op economisch, politiek en militair terrein, tegenover de landen die grondstoffen leveren en de socialistische staten. Aan het slot van het artikel wijst Czaya er op, dat de grondstoffenpositie van de Westduitse Bondsrepubliek in het buitenland tegenover haar concurrenten nog relatief 1. wak is, maar dat haar positie zich toch duidelijk versterkt. Hij meent, dat dit niet alleen de verwcrkings- en concurrentiepositie ten goede zal komen aan het Duitse imperialisme, maar dat in het spel van de krachtsverhoudingen de machtspolitiek 1.al toenemen en -direct of indirect- kan leiden tot militaire betrokkenheid van de Bondsrepubliek in de grondstoffenlanden en op de wereldzeeën. Ook wat dit laatste betreft dient daarom rekening te worden gehouden, zo merkt de schrijver op, met een vergroting van de kapitaalexport en een vcrsterking van het ncokolonialisme van de kant van Bonn.
.•
520
Boekbespreking
Terdoodveroordeeld Op 6 juni 1944, de dag v;1n de invasie in Norm;1ndië, \·crwisselen éénentwintig gevangenen de dodencellen v;1n de Scheveningse barakken voor die van de bunker in het conn·ntLHickamp Vught in Noord-Brabant. Het tweede front, waarop door de Sowjet-Unie reeds lang werd aangedrongen, was eindelijk tot stand gekomen. Dit \Trvulde de gevangenen met nieuwe hoop om lcH·nd uit de klauwen van de nazi-bel'.cttcrs te komen. Gerard Maas, /.elf één van die ééncntwintig terdoodveroordeelden, beschrijft in een onlangs bij Pegasus \:crschcncn bock zijn persoonlijke belcvenissen als lid en medewerker \ .1~< dL· communistische partij. Hij vertelt, hoc hij in de dertiger jaren door de strijd tegen het opkomende fascisme naar de communistische p;Htij toegroeide en hoc dit bepalend is "ewcest voor l'ijn lot<>c\·,11\cn "edurcnde de fascistische bc/.cttin;. " " Hocwel het bock in vcrhaal vorm is gcsch rn en, w a.nbij de schrijver in Anton te herkennen is, l'ijn de gebeurtenissen en personen authentiek. De strijdmakkers v;1n M;us en ;ijn medegevangenen treden soms onder echte en in het .1lgemeL'n onder schuilnamen naar voren. Het illegale werk van de communistische partii in de /;1;111strcek, als deel van de gehele partij, komt in het hoek goed tot /.ijn recht. 1
)
Als zoon uit een sociaaldc.,1occ1tisc;1 arbciLlersgczin tnd CcT.Hd Maas in 1939 in zijn woonplaats Z.1ambm ·toe tot de C:PN. Hij had meebeleefd hoc Hitier na 1933 i'ijn nucht verdn uitbreidde over tal van andere landen en l'.ijn brute .1gressicpoliriek voerde. Slechts weinigen geloofden ec!•tcr in die dertiger i.ln'n, dat er óók een gevaar voor een Duitse bci'etting \ an Nederland bestond. De SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij) \ ocrdc toen !!,een consequente strijd tegen het Lts·.:ist,~e. Onder lu;H rechtse leiding werd /.clfs door figuren als Mever Sluvscr, tluns DS'70, een camoagnc gevoerd, die communisme en L1~;cism~ nou bene op één lijn stelde; het doel cbarvan was de eenheid van communisten en socialisten, w;carvoor de communisten optr.1dcn, in de strijd tegen de uitplunderingspolitick Y;ln de toenm;llige premier Colijn en het fascisme te verhinderen. Deze houding van de rechtse SDAP-Iciders gaf in soci,l;l]dcmocratische kringen aanleiding tot vele, \';uk fclk discussie>. De weerslag daarvan vinden wc in Maas' hoek. Hij beschrijft hoc het moedige optreden van Dimitrow, de Bulg.ursc communist, voor een nazi-rechtbank in Duitshnd, klonk ,11> een klaroenstoot en bij velen bewondering en strijdlust wekte. 1
)
Cer.Hd Mcus: Terdood veroordeeld. U it,;L'\Trij
l'e,;.~>us,
I 0, 'i:J.
521
522
De communistische p~lrtij was in die jaren de enige partiJ In ons land, die het geva:1.r van het hscisne onderkende en daartegen krachtig stelling nam. Op het partijcongres in 1935 werd ook het gevaar van een Duitse be/.etting van Ncdnbml in alle duidelijkheid gesteld. In die jaren las de schrijver op de muren dan ook de door communisten gekalkte leuze "Fascisme is moord". Door de krachtige aanpak van het bedrijfs- en vakbewcgingswerk legde de CPN in die tijd in haar praktische activiteiten de grondslag voor de vorming van een cenheidsfront. Het vcrsterken van de partij richtte Iich op het winnen van nieuwe leden in deze kring. De algemene koers van de CPN, zoals die werd aangegeven in 1935, vond zijn bevestiging op het partijcongres in I 938. De schrijver nam aan dit congres als gast deel en het was de eerste directe ontmoeting met de communistische partij, die een geheel andere wending aan Iijn leven zou geven. Op dit congres werd niet alleen opgeroepen tot versterkte waakzaamheid tegen het Duitse fascisme, maar werd in een speciale inleiding ook de situatie in het toenmalige NederlandsIndië besproken in vcrband met de dreiging van het .Japanse fascisme en de nood:;>aak van een gcmeenschappelijke strijd van Indonesische vrijheidsstrijders en de Nederlandse arbeidersklasse daartegen. Dit partijcongres, het laatste dat plaats vond voor de Duitse bezetting, liet een onuitwisbare indruk achter en was richtinggevend voor de activiteiten van de schrijver gedurende de j~Hen van de bezetting. Van betekenis is de wijze, waarop hij schetst hoe hij en mèt hem vele anderen, de weg naar de partij en de illegale strij<1 vonden; dat is zeker ook voor onze tijd van belang. De partij richtte - zoals al gezegd - haar werfkracht op het bedrijfsen vakverenigingswerk. Zij kreeg er op deze manier vele waardevolle leden bij en versterkte haar verbinding met het volle Deze nieuwe leden waren uiteraard niet meteen volledig theoretisch gewapend, zij waren vaak nog niet voldoende geschoold en zaten ideologisch veelal nog vast aan de opvattingen van hun verleden. Dat geldt ook voor Anton en hij beschrijft heel ooenlijk zijn ontwikkeling en geeft weer hoc hij op die momenten, waarin zich ""ijn groei voltrok, dacht. Dit komt onde:· meer tot uitdrukking in de theologische discussies in de ge·· vangcnis met christelijke illegalen, afkomstig van de Veluwe, die daarom overigens niet minder interessant zijn. De christelijke gevangenen toonden vaak een berusting in hun lot en zochten troost in het evangelie. Anton plaatste daar zijn fri~; vcrworven opvattingen van het communisme tegenover, verdedigde naar zijn vcrmogen de wereldbeschouwing van her communisme, maar verzucht ook (en het bock geeft dit weer): "Anton sprak niet uit, dat hij een beetje jaloers was op hun troost." Een vcrzuchting die paste bij de Anton van toen, die de communistische wereldbcschou w i ng nog on voldoende beheerste en daarin vcrder nog groeien moest.
De illegale CPN
'1
I
'.'
lklan,',riik in het boL·k is ,Ie bL·s,·hrij, i11 0~ du,lr C. M,1,1'> 1,111 d,· wij1.c, w,urup de 11,ntij in 1'140 LllllSCil.1kcldc 011 de illq~.11it,·it. I let ging om de opbouw 1.111 L'L'll guL·d h,·"_-lll'!ïllLk, illcc;.1k partij-organis,nie. BekL'nLk 111L'n'ien 11 crdcn 1 LTI .111gL'll d,1ur onbekende. onder wie vele jongeren uit de jeugdhL'IITgim>,, diL' nood,~cdwongcn ophield te best.un. Dc'!l' jong,Ten 1ormden tezamen met ervaren kaders 11L't nieuwe function.Hi'i'iL'!lkorpc;. De partij in i'.ijn geheel had uiteraard - omd,H zij noo1t 1erbode1; was geweest uit eigen onden·inding ~'l'L'n illc~~.1k crvanng. De nieuwe mensen beschikten 1;1,1k 01er !ll;1,1tsch.1ppl']i;k,· L'llntacten uit andere organisaties, 1 akbcweging, sportcluh.', 1 uurdat zij de stap naar de partij hadden ged.1;111. l ht '' .1s 1 .1n groot belang voor de illcg.1le strijd en voor de bescherming 1 .1n de enige politieke partij, die tijdens de bentring ;1!s p;utij bied. bestaan en doorwerken. De eerste opdracht die Anton dan ook ont1·ing, \\',1S L'ill L'm ,1\Hlcrl' ''cholcn van het illq.:alc partijwerk tot ;1;1n i'ijn opn.1lllL' in de districtsleiding van de /:a;1nstreek toe. De lezer krij;:r een goc,l beeld 1';1n her functiomTL'n 1.111 dl' partij aan de basis. Het werk in de l:.unstrcck, de lot;:n ,,Jicn van Anton, zijn medewerkers, 1-riendcn en collcg.1's op luntoor. worden in vcrschillende hoofdstukken goed gcpb,ltst in h,·t raam van de toestand in ons bnd en de g:·lwurteni-,,en (111 h,·r wereldtoncel van de oorlogvoering. . Hir'rdoor tullen lc-tcr-;., die dl'i'.l' tijd niet pnsuunlijk hchhcn meel!emaakt, een juistere kijk kriigen op de hciiO:'L'\1 pc-riu,L· en de rol van de communistische p;utij. l );H is trou\\'L'ns ook wat de schrijver beoogt. In het voorwoord n1l'rkt hij op: "Op1,1llcnd in niiw,·l .111,· nublikaties is de teneur, de veri'etS;1ctiYit,·itell 1 .1n de ilk·"·'k CPN te vcrzwij:~en of verdr:1aid weer te gl'IT\1. l k cummunistische partii van Nederland W;1s echter de <'ni:•l' n,utii in ons land, die haar politieke ;1ctiviteiten in de bol'tringsj HL'n overschakelde van legaliteit naar illc;_;;1]ircit." Maas beschrijft ook de /.ware perimlL:\1 in het ilkc:.1k h•·su.1n en de beproevingen. Ondanks mueilijkheden, tL"'l''l'h':L'\1, fouten en ook twiifels werd het wcrL uitgn·cHTd. Een hechte illegale p:utij-organisatie kw.1m in de /:;unstrL'L'k tot sund en bleef best:lan, ondanks het feit ebt dL' Sichcrhcit•dicmt (SD) crin sLui!de met behulp 1.1n Tnhnden (de schuilnaam voor de vcrrader Vosveldt) de p;utii hinnL'" tL' drin:'.<'n en slagen toe te brengen. De komst van Terhcvden als nieuwe koerin lud bij 1\nron door i'.ijn nieuwsgierige optreden, Lht spotte ll'~'t elke i]k;:,, k partijdiscipline, al direct een geYoel v;111 onhelu~~en L'll w,llltrouwen gewekt. Terhcyden wilde, het~L·cn ïeer ungebruikL·lijk was, een vcrgadering om de contactmensen \',1n /\nron tL' kren kennen. Om fijn fin door te drijven kr.ukte hij het 1 errichtc
523
werk af. Het was allemaal 1~1aar amateurisme[ Toen echt~r de vcrgadering van contactmensen tot stand kwam, onder de nodige voorl'.orgsmaatrcgclen, werd vcrvolgens in het bij1.ijn van anderen het werk geprezen. Anton zou later een van Tcrheydens slachtoffers worden, maar dat kon hij ondanks zijn a versie op dat moment niet vermoeden. Ook niet, dat door diezelfde Terbeyden de SD crin kon slagen in 1943 de illegale topleiding uit elkaar te slaan. Deze illegale topleiding bestond uit een driemanschap van Paul de Groot, Jan Dictcrs en Lou Janscn, respectievelijk algemeen secretaris en secretarissen van het in 1938 gekozen partijbestuur. Zij kregen in een partijbestuurszitting van 15 mei 1940 opdracht de partij illegaal te organiseren en maakten een onderlinge werkverdeling. Via koeriers kreeg ook de Zaanse districtsleiding haar richtlijnen en taken. Door verraad van Terbeyden werd dit driemanschap uit elkaar geslagen. Dierers en J1!1sen werden gearresteerd, maar de Gestapo slaagde er niet in P. de Groot te pakken te krijgen, omdat Terheydcn diens verblijfplaats niet wist. Het contact tussen het district Zaanstreek en de landelijke leiding werd echter een tijdlang verbroken. Het was de vroegere verbindingsman, Piet de bankwerker, die het slechte nieuws, met gevaar voor eigen veiligheid, aan Anton kwam mededelen. In een koffiehuis overleggen ze welke veiligheidsmaatreg<:lcn genomen moeten worden voor de Zaan en hoe de werkzaamheden /.uilen worden voortgezet tot het contact kan worden hersteld. Anton houdt zich enkele weken op de achtergrond en verlaat gedurende die periode zijn kosthuis, maar neemt later niet alleen meer de vervaardiging van De Waarheid, maar ook de redactie in de Zaan op zich. Het omstreden artikel
524
Een van de belangwekkendste episoden in het boek is het werk met de illegale Waarheid en de houding van de Zaanse districtsleiding tegenover de inhoud en de strekking van de artikelen. De koers van de illegale Waarheid was steeds een voortzcttine, van de CPN-politiek geweest: optimaal verzet tegen de fascistische bezetter. Maas beschrijft dit in zijn bock over het jaar 1941 aldus: "Op een koude januaridag tikte Anton de stencils van .de illegale Waarheid. In het hoofdartikel werd opgeroepen: 'Geen capitulatie voor de vreemde overheerser! Geen samenwerking met hen, die met hen heulen! Omringt de NSB en alle nationaal-socialisten met een muur van gloeiende haat en verachting!' In een ander artikel werd opgeroepen te protesteren tegen de brutale maatregelen tegen de joden. 'Beschermt onze joodse medeburgers tegen de fascistische terreur'. Er was ook een artikel dat een overzicht gaf van de strijd voor
I
hogere uitkeringen voor de werk'L•crschaffings.nlmdcrs, dj(· door de strenge vorst uitgevroren waren." Anton had deze artikelen met instemming en enthousiasme getikt, omdat zij de politiek van de partij en de gnoelens v,1n de mensen vertolkten. De panijgcnotcn hadden er de stijl \ .1n P. de Groot, die in het driemanschap de rcd.1ctic \·an De Waarheid voerde, in herkend. Het was ook in deze geest, dat de districtsleiding in de L1.111 in de illegaliteit De Waarheid schreef, toen Iij Iclf de tekst moest ver1.orgen. Verbazing en verontwaardiging doorgloeien dan ook Anton als hij na lange tijd voor het eerst, vi~1 een nieuwe contactman, een hoofdartikel van de nieuw opgetreden landelijke leiding ontvangt en bemerkt, dat daarin de politieke lijn van het driemanschap is gcwij7igd. In dat artikel heeft de koers van actief \l'rï.ct pLuts gcm.1.1kt voor een politiek van afwachten, van het met rust laten \ .1n de bezetter en het praten over een n~1-oorlogse toestand up een moment, dat de gehate vijand nog in ons land stond en diende te worden bestreden. De schrijver van dat artikel pleitte voor cen;.clfde nu.HsL·h:tppclijkc structuur als die van vóór de oorlog en in het bijJonder schokte het Anton ook, dat met bctrck\.;ing tot lndoncsiL; \\'L'rd gezegd, dat de betrekkingen moesten uitgroeien tot een gemenebest. "Hoc kan dat nou?, dacht hij, de cmmntmisten ;ijn .t!tijci opgetreden voor een vrij en onafhankeltjk lmioncsii;. Volgens hem bleek uit dcu beschouwing duidcli;k, dut l!tct de nieuwe leiding er ook een nieuwe ltjn was gckol/lcn. /)c~t lll
525
gedaan tot een af;,ondcrlijkt: nede te komen met de Duitsers. Dc1.c capitulatiepolitiek werd wrgvuldig geënt 111 alle illegale groepcringen en de man, die deze taak vcrrichtte in de "nieuwe top" van de CPN, was "Richard" van der Caag, Shcllcmployé, later officieel in Nederlandse diplomatieke dienst. De eerste confrontatie met de;,e capitulatiepolitiek trof Anton in het eerste het beste artikel, dat hij van de nieuwe leiding ontving en dat hem voor een zeer belangrijke beslissing plaatste. Anton riep ;,ijn naaste medewerkers bijeen en ;,ij besloten het artikel nicl in hun illegale Waarheid op te nemen. Anton schreef zelf, volgens de beproefde politieke lijn, een ander stuk en kwam in conflict met ;,ijn verbindingsman, die ook het artikel van de nieuwe leiding niet kon bewonderen, maar Anton gebrek aan discipline verweet. Anton, die erkende dat het een moeilijk geval was, wees dit vcrwijt echter van de hand, en /.ei dat er duidelijk sprake was van een principieel meningsverschil. "Met de vorige leiding hebben wc nooit enig meningsverschil gehad. Nu wel!", aldus het bock, waarbij wordt gewe;en op de bij;ondere omstandigheden van de illegaliteit. Uit principiële overwegingen hield het Zaanse district v~1st aan de op het congres in 1938 uitccnge/.cttc en door de toen gckm.cn leiding gevolgde lijn. Uit principiële overwegingen wees 1.ij <.bn ook her beroep op discipline van de nieuwe - niet gekm.en - leiding, die de politiek veranderde, af. In legale vcrhoudingen had het meningsverschil uitgepraat kunnen worden, onder illegale verhoudingen bestond die mogelijkheid niet. Er kon in die omstandigheden dan ook niet worden gcsproken over gebrek ~èan discipline, al had de kwestie van het democratisch centralisme en de partijdiscipline voor de lc1.ers van nu en de omstandigheden van nu wel een verdere uitecn/ctti ng verdiend.
Gearresteerd
526
In we<.:rwil van de pogingen rot vorming van praatclubs en ht:t daarin meegaan van de nieuwe leiding, letten de afdelingen van de partij hun ver/etsactiviteiten voort en streden met grote opofferingsgc1indheid. Het conflict in de Zaanstreek vond een oplossing, toen een nieuwe instructrice, Rie, kwam. lij had ,1l een grote vooroorlogse ervarins, sloeg aan bij de jonge Zaanse kameraden en bekeek met hen de gehele situatie. Anton en Rie besloten de werkzaamheden met meer kracht aan te pakken, R ie kwam /.elf naar de Zaan en door de go.an~1enlijkc krachtsinspanningen won het werk aan diepte <.:n omvang. Anton beleeft en beschrijft de hoop en verwachtingen van het oorlogsverloop. Op 10 juli 1943 landden Engelse en Amerikaanse troepen op Sicilië, maar dat was niet, zoals het boek abusievelijk vermeldt, het tweede front. In de dagen echter, die erop volgden, ontketenden de Sowjet-
le~ers een groot offensief en wisten bij Orel twee doorbïaken te forceren, die de Duitse le~ers uiteenscheurden. Anton nam steeds intensiever deel aan het illegale werk; hij ging daarbij nog geregeld naar :~,ijn kantoor in Amstenbm en een zekere uitputting door de spanningen en een gebrek .un voldoende voedsel deden zich gevoelen. Op 25 augustus 1943 wordt hij op aanwij1.ing van de ver~·.Hlcr Terheyden, die door het vele werk en de gebeurtenissen uit 1.ijn gedachten was geraakt, bij de aanlegsteiger v.1n de Z.1.1nse salonboot, waarmee hij tussen Amsterdam en Lund.1111 heen en weer ging, gearresteerd. Anton wordt overgebracht naar het Huis van Bewaring op het Leidseplein en vcrvolgens bij de SD in de Futerpesira.H /.waar mishandeld. Het illegale partij-app~1LUt in de Z.un kon echter 1.ijn verzetsactiviteiten voortl.cttcn. Anton stond een gruwelijke weg te w~1chten, nu~u mish.1llllcling en vernedering krijgen hem niet klein en in de 11.1-oorlogsc jaren neemt hij zijn plaats in de rijen van de communistische partij weer in.
·;
Dit bock van een communist uit de be1.cttingsjarcn heeft, 10~1\;, andere, waaronder het indertijd vci·:::.:hcncn bock v~1n Dirk v~1n der Voort, niet alleen betekenis omdat ;.ij de ervaringen L'n de strijd uit die jaren verhalen. Zij 1.ijn ook een boodsclup \oor de jeu~d om waak1.aam te Iijn tegen het fascisme, in ''elke vorm zich dat ook voordoet, en dragen ervaringen over, die tot de belangrijkste uit de geschiedenis van de communistische partij behoren. A. VAN OMMEREN-AVEIZINI\.
527
Partijdocument
Partijbestuur CPN bijeen 24ste congres op 26, 27 en 28 mei Het 24ste congres van de Communistische Partij van Nederland zal gehouden worden op 26, 27 en 28 mei 1972 in Amsterdam. Het besluit hiertoe werd genomen op de zitting van het Partijbestuur van de CPN, die op 27 en 28 november jl. in Amsterdam plaats had. Het Partijbestuur natn tevens het besluit, in 1972 een groot Waarheidfestival te organiseren. De zitting van het Partijbestuur, waaraan ook werd deelgenomen door een aantal andere partijgenoten, die een belangrijke rol in de actie en in het werk van de partij spelen, was gewijd aan een bespreking van de politieke situatie en de stand van zaken in de partij. De inleiding voor deze bespreking werd gehouden door de voorzitter van de CPN, Hcnk Hoekstra.
(De Waarheid, maandag 29 november 197/)
528
'l
ZOJUIST VERSCHENEN IPSO-PUBLIKATIE
KLASSENSTRIJD TEGEN MILIEUVERVUILING ong. 95 blz.,
f 2,80
De milieuvervuiling en de bescherming van mens en natuur tegen dit grote kwaad van onze tijd staat midden in de actualiteit. Vaak wordt deze problematiek echter op misleidende wijze aan de orde gesteld. De progressieve elementen in de arbeidersbeweging hebben zich nog nauwelijks rekenschap gegeven van de ernst van dit kwaad en de dreiging die het voor de toekomst inhoudt. In dit nieuwe IPSO·rapport worden de vraagstukken van de milieuvervuiling en de milieubescherming vanuit het standpunt van de arbeidersklasse onderzocht en in het kader van de klassenstrijd tegen het monopoliekapitaal geplaatst. Het rapport, dat begin december verschijnt is samengesteld door de chemicus J. Reiding. Er werden bijdragen geleverd door P. de Groot (oud-lid van de Tweede Kamer), J. A. Groenink (internist), M. Boshart (sociograaf) en anderen. Voor diegenen die zich ook enigszins in technisch-wetenschappelijke aspecten willen verdiepen, is een nadere toelichting opgenomen. Bestellingen te richten aan Stichting IPSO, Postbus 4381, Amsterdam, (tel. 020-2217 38) of door overmaking op postgirorekening 2 25 22 98 t.n.v. Stichting IPSO, Amsterdam. Ook verkrijgbaar in de boekhandel.
zw z w J:
u U) ~
w
>
....
U)
::l
ë5' N ALS ZE 'S OCHTENDS KOMEN
• • •
ong. 320 blz ., paperback, ong . f 11.50 Een uitgave in samenwerking met het Angela Davis Defence Committee in de Verenigde Staten. Angela Davis, die reeds maanden in de gevangenis vertoeft en binnenkort voor de rechtbank zal verschijnen, belicht de achtergronden van het proces. Zij toont de klasse- en rassenbasis van het Amerikaanse juridische systeem en het gevangeniswezen. In het werk zijn bijdragen opgenomen van vele anderen, waaronder de schrijver James Baldwin. Zij gaan in op de betekenis van Angela Davis ' optreden v'o or de bevrijdingsstrijd van de Amerikaanse negers . De opstanden in de Amerikaanse gevangenissen en de gewelddadige dood van George Jackson (een van de 'Soledad Brothers') tonen de actualiteit van dit boek. · Verkrijgbaar in de boekhandel. Na storting van het verschuldigde bedrag plus f 1.- voor porto- en verzendkosten op postgirorekening 17.31.27 van Boekhandel Pegasus, Leidsestraat 25, Amsterdam , wordt dit boek U na verschijnen per omgaande toegezonden .