EUROPEES PARLEMENT 1999
2004
Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid
VOORLOPIGE VERSIE 2003/2005(INI) Rev.1 23 maart 2004
ONTWERPJAARVERSLAG over de mensenrechten in de wereld in 2003 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie (2003/2005(INI)) Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid Rapporteur: Véronique De Keyser
PR\529696NL.doc
NL
PE 329.350/rev.
NL
PE 329.350/rev.
NL
2/52
PR\529696NL.doc
INHOUD Page PROCEDUREVERLOOP............................................................................................................... 4 ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT ...............................................5 TOELICHTING ............................................................................................................................ 17 BIJLAGE I - INDIVIDUAL CASES RAISED BY THE EUROPEAN PARLIAMENT............ 32 BIJLAGE II - LIST OF RESOLUTIONS.....................................................................................44 BIJLAGE III - BASIC TEXTS ..................................................................................................... 49
PR\529696NL.doc
3/52
PE 329.350/rev.
NL
PROCEDUREVERLOOP Op 16 januari 2003 deelde de Voorzitter van het Parlement mede dat de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid toestemming was verleend tot opstelling van een initiatiefverslag, overeenkomstig artikel 163 van het Reglement, over de mensenrechten in de wereld in 2003 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie. De commissie benoemde Véronique De Keyser op haar vergadering van 8 juli 2003 tot rapporteur. De commissie behandelde het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 4 november en 2 december 2003 en 27 januari, 18 februari, 8 maart, 16 maart en 5-6 april 2004. Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met ... stemmen voor en ... tegen bij ... onthouding ... haar goedkeuring aan de ontwerpresolutie. Bij de stemming waren aanwezig: ... (...), ... (...), ... (...), Véronique De Keyser (rapporteur), ..., ... (verving ...), ... (verving ... overeenkomstig artikel 153, lid 2 van het Reglement), ... en .... Het verslag werd ingediend op ....
PE 329.350/rev.
NL
4/52
PR\529696NL.doc
ONTWERPRESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT over de mensenrechten in de wereld in 2003 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie (2003/2005(INI)) Het Europees Parlement, –
gelet op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en alle relevante internationale mensenrechteninstrumenten1,
–
gezien de inwerkingtreding van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof op 1 juli 2002 en de EP-resoluties over de IGC2,
–
gelet op het Handvest van de Verenigde Naties, in het bijzonder artikel 2,
–
gezien de inwerkingtreding op 1 juli 2003 van Protocol nr. 13 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden,
–
gelet op artikel 3 van de vier Verdragen van Genève,
–
gelet op artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van de Verenigde Naties,
–
gezien de VN-verklaringen en -resoluties over de rechten van gehandicapten en de Universele Verklaring over het menselijk genoom en de Mensenrechten van de Unesco (1997),
–
gelet op artikel 12, lid 1 en artikel 16, lid 1, onder e) van het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen alsmede de algemene aanbevelingen 21 en 24 van de Commissie voor de uitbanning van discriminatie tegen vrouwen,
–
gelet op het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie3,
–
onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 september 2003 over de mededeling van de Commissie "Naar een wettelijk bindend instrument van de Verenigde Naties ter bevordering en bescherming van de rechten en de waardigheid van personen met een handicap"4,
–
gelet op de artikelen 3, 6, 11, 13 en 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 177 en 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
–
gezien de inwerkingtreding op 1 april 2003 van de op 23 juni 2000 in Cotonou ondertekende Partnerschapsovereenkomst ACS-EU 5,
–
gezien het besluit van de ministerconferentie van 2/3 december 2003 in Napels tot oprichting van de Euro-Mediterrane Vergadering en de desbetreffende resolutie van
1
N.B.: raadpleeg de bijgevoegde tabel voor alle relevante basisteksten. PB C 379 van 7.12.1998, blz. 265; PB C 262 van 18.9.2001, blz. 262; PB C 293 E van 28.11.2002, blz. 88; PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 576. 3 PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1. 4 P5_TA(2003)0370. 5 PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. 2
PR\529696NL.doc
5/52
PE 329.350/rev.
NL
20 november 20031, –
gezien het Europees Verdrag over de mensenrechten en de biogeneeskunde (1999),
–
onder verwijzing naar gezien zijn resolutie van 13 december 1996 over de rechten van mensen met een handicap2, zijn resolutie van 9 maart 2004 over bevolking en ontwikkeling3 en zijn eerdere resoluties over de mensenrechten in de wereld4,
–
onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de situatie met betrekking tot de grondrechten in de Europese Unie, met name de resolutie van 15 januari 20035,
–
onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2003 over vrede en waardigheid in het Midden-Oosten (2002/2166(INI))6,
–
onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 februari 2004 over de 60ste zitting van de VNCommissie voor de mensenrechten in Genève van 15 maart t/m 23 april 20047,
–
gezien het vijfde jaarverslag van de EU over de mensenrechten (13449/03),
–
gelet op artikel 163 van het Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, mensenrechten, gemeenschappelijke veiligheid en defensiebeleid (A5-0000/2004),
A. overwegende dat wereldwijd, vooral ook dankzij de inzet van de Europese Unie, vooruitgang is geboekt bij de instelling en versterking van democratie, mensenrechten, de rechtstaat en goed bestuur, B.
overwegende dat de situatie in veel landen echter is verslechterd, waar de mensenrechten nog steeds worden geschonden ten gevolge van armoede, oneerlijke sociale verhoudingen en handelsbetrekkingen, ongelijkheden op basis van klasse, status of geslacht, grote economische verschillen, slecht bestuur, corruptie, repressie, machtsmisbruik, zwakke instellingen en een gebrek aan verantwoordingsplicht heeft geleid,
C.
overwegende dat de mensenrechten op papier door de internationale gemeenschap sterk worden ondersteund, dat meer dan 140 landen de twee belangrijkste verdragen hebben geratificeerd en bijna alle landen de Overeenkomst inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd,
D. overwegende dat een gestaag groeiend aantal landen de doodstraf heeft afgeschaft of moratoria op executies heeft ingesteld of uitgebreid, maar dat er in andere landen sprake 1
P5_TA(2003)0518. PB C 20 van 20.1.1997, blz. 389. 3 P5_TA(2004) 154. 4 P5_TA(2003)0375 aangenomen 4.9.2003; PB C 131 E van 5.6.2003, blz. 138; PB C 65 E van 14.3.2002, blz. 336; PB C 377 van 29.12.2000, blz. 336; PB C 98 van 9.4.1999, blz. 270; PB C 20 van 20.1.1997, blz. 161; PB C 126 van 22.5.1995, blz. 15; PB C 115 van 26.4.1993, blz. 214; PB C 267 van 14.10, 1991, blz. 165; PB C 47 van 27.2.1989, blz. 61; PB C 99 van 13.4.1987, blz. 157; PB C 343 van 31.12.1985, blz. 29; PB C 172 van 2.7.1984, blz. 36; PB C 161 van 10.6.1983, blz. 58. 5 P5_TA(2003)0012. 6 P5_TA(2003)0462. 7 P5_TA(2004) 0079. 2
PE 329.350/rev.
NL
6/52
PR\529696NL.doc
schijnt te zijn van een tegengestelde tendens, met name in China; E.
overwegende dat de rol van de internationale gemeenschap in de ondersteuning van het waarheids- en verzoeningsproces in post-conflictmaatschappijen wordt erkend als een middel om verzoening, vrede, stabiliteit en ontwikkeling te bevorderen,
F.
overwegende dat in landen die de mensenrechten in acht nemen en verdedigen, pressiegroepen en een vrije pers garanties zijn voor de goede werking van de democratische staat, en dat ze onder geen enkele censuur of beperking gebukt mogen gaan,
G. er met nadruk op wijzend dat alle terroristische daden de verloochening van de mensenrechten inhouden, H. overwegende dat de Europese Unie steun verleent aan en actief samenwerkt met het ad hoccomité van de 6de Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bij zijn werkzaamheden ter voorbereiding van een ontwerp voor een Integraal Verdrag inzake internationaal terrorisme en de voorbereiding van een ontwerp voor een Internationaal Verdrag ter onderdrukking van daden van nucleair terrorisme, I.
overwegende dat een staat die het slachtoffer is van terrorisme, met andere staten in een geest van wederkerigheid, maar met inachtneming van de mensenrechten en het internationaal recht kan samenwerken,
J.
overwegende dat uitlevering dient te worden geweigerd als er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de persoon van wie de uitlevering wordt verzocht, in de verzoekende staat zal worden onderworpen aan een behandeling die niet met het internationaal recht strookt,
K. overwegende dat in bepaalde landen op vermoedelijke terroristen een militaire procedure zonder recht van beroep of controle wordt toegepast, behalve als ze de nationaliteit van de beschuldigende staat hebben, L.
overwegende dat de democratische staten, als ze de daders van zulke feiten willen opsporen of gerechtelijk vervolgen, het voorbeeld moeten geven en hun alle rechten en garanties bieden die een land dat de mensenrechten in acht neemt, elke beschuldigde moet geven,
M. overwegende dat sommige staten extraterritoriale gebieden hebben gecreëerd en/of ingesteld die aan elke notie van elementair recht en aan elke controle ontsnappen, en dat in weerwil van alle internationale overeenkomsten of verdragen; N. overwegende dat het beginsel dat het genot van de hoogst bereikbare gezondheidsnorm een van de fundamentele rechten is van ieder menselijk wezen, zonder onderscheid naar ras, godsdienst, politieke overtuiging, economische of sociale situatie en volledig aan de WHObeginselen beantwoordt; is bijzonder bezorgd over de situatie inzake het recht tot toegang tot gezondheidszorg, daar dit recht nauw verbonden is met de economische, sociale en politieke situatie van elk individueel land, O. overwegende dat uit onderzoeken gebleken is dat er een direct verband bestaat tussen de toegang tot informatie en hoge normen inzake alle aspecten van de gezondheid, met inbegrip van lagere niveaus van HIV/aids en andere overdraagbare infecties, het risico van ongewenste zwangerschappen en daaruit resulterende abortussen, het risico van doodgeboren kinderen en moeder- en zuigelingensterfte, PR\529696NL.doc
7/52
PE 329.350/rev.
NL
P.
bezorgd over de sterke afname van de beschikbare middelen sedert het van kracht worden van het Mexico City Policy,
Q. overwegende dat 2003 het Europese Jaar van de gehandicapten was, R.
overwegende dat de VN raamt dat meer dan een half miljard mensen in de wereld gehandicapt zijn als gevolg van mentale, fysieke of zintuiglijke gebreken,
S.
overwegende dat in veel landen nog te vaak onaanvaardbare hinderpalen voor de integratie van gehandicapten bestaan, welke verhinderen dat gehandicapten een volledig sociaal, familiair, emotioneel en seksueel leven genieten,
T.
er nadrukkelijk op wijzend dat de specifieke behoeften van gehandicapten onverkort van toepassing zijn op gehandicapten die beschuldigd zijn of verdacht worden van misdrijven en/of gevangengenomen zijn of zouden kunnen worden of in voorlopige hechtenis zitten,
1.
geeft uitdrukking aan zijn tevredenheid dat de 5de zittingsperiode een aantal grote innovaties heeft gebracht op het gebied van het EU-beleid met betrekking tot de mensenrechten, waaronder de instelling of verdere ontwikkeling van belangrijke instrumenten, die in grote lijnen met zijn eigen initiatieven overeenstemmen;
2.
merkt op dat het een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de versterking van de mensenrechtendimensie en het op de Europese agenda plaatsen van mensenrechtenkwesties;
3.
geeft uitdrukking aan zijn verbondenheid aan de verdere ondersteuning van de inachtneming van de mensenrechten en de bevordering van democratie wereldwijd, en in het bijzonder het nastreven van zijn initiatieven voor de afschaffing van doodstraf en foltering, de bestrijding van straffeloosheid, de uitroeiing van racisme, xenofobie en discriminatie en de bescherming van vrouwen- en kinderrechten (met inbegrip van de problemen van de kindsoldaten en de kinderarbeid), de bescherming en begeleiding van verdedigers van de mensrechten, de bescherming van de sociale rechten en de rechten van de werknemers, de bescherming van de vluchtelingen (met inbegrip van ontheemden), de verdediging van de belangen van inheemse bevolkingsgroepen en minderheden, de vrijheid van de pers en van andere vormen van meningsuiting, bestrijding van discriminatie jegens homoseksuelen, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en alle andere rechten;
4.
herhaalt dat grotere inspanningen nodig zijn om tot een gecoördineerde benadering te komen om de mensenrechten in zijn activiteiten op het gebied van buitenlandse betrekkingen te mainstreamen, de activiteiten van de toekomstige subcommissie voor mensenrechten, de belangrijkste bevoegde commissies en de interparlementaire delegaties te koppelen en een consistente opvolging van de resoluties van het Parlement door de Commissie, de Raad en de betrokken derde landen te garanderen; herhaalt zijn pleidooi om de financiële en personele middelen voor activiteiten inzake de mensenrechten aanzienlijk uit te breiden;
5.
onderstreept de behoefte om zijn inspanningen voort te zetten om in de dialoog met de Raad over het mensenrechtenbeleid van de EU grote vooruitgang te boeken en verzoekt de Raad een structuur goed te keuren die systematische en tijdige reacties op EP-resoluties mogelijk maakt; herinnert in deze context aan zijn voorstellen op grond van de conclusies van de Raad van december 2002;
PE 329.350/rev.
NL
8/52
PR\529696NL.doc
6.
betuigt zijn krachtige steun aan het voornemen van de Raad om een effectiever en beter zichtbaar beleid van de EU op het punt van mensenrechten en democratisering tot stand te brengen door meer coherentie en consistentie te brengen in het optreden van de Gemeenschap en het GBVB, integratie der gelijke kansen, een grotere openheid en een regelmatige vaststelling en herziening van de prioritaire acties;
7.
staat erop dat zorgwekkende situaties met betrekking tot de mensenrechten openlijker en regelmatiger ter sprake worden gebracht op associatie- en samenwerkingsraden en op EUtopconferenties met derde landen, en dat dit gespreksonderwerp ook duidelijk tot uitdrukking komt in de conclusies van die ontmoetingen;
8.
is verheugd over het feit dat het operationele jaarprogramma van de Raad voor 2003 het eerste was dat door het Griekse en het Italiaanse Raadsvoorzitterschap gezamenlijk was opgesteld; is echter van mening dat de in de werkprogramma's van de Commissie en de Raad geschetste voornaamste politieke prioriteiten en acties op het gebied van de externe betrekkingen een explicieter mensenrechtenperspectief zouden moeten hebben;
9.
is verheugd over het feit dat leden van het Parlement op uitnodiging van het voorzitterschap van het EU op 8/9 oktober 2003 aan de 3e ronde van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Iran deelgenomen hebben en is van mening dat leden van het Europees Parlement op de een of andere manier betrokken zouden moeten worden bij de dialogen die met derde landen worden gevoerd over mensenrechtenkwesties; verzoekt het voorzitterschap zo spoedig mogelijk zijn diepgaande evaluatie van de dialoog met China mee te delen en een soortgelijke evaluatie van de dialoog met Iran voor te bereiden;
10. betreurt het feit dat de derde rondetafelconferentie van de mensenrechtendialoog EU-Iran een zeer abstract academisch karakter had en vindt dat komende rondetafelbesprekingen een sterkere politieke dimensie moeten hebben en dat daarbij een werkelijke dialoog moet plaatsvinden; 11. is verheugd over de oprichting in 2003 van een Subgroep bestuur en mensenrechten in het kader van de samenwerkingsovereenkomst met Bangladesh en doet een beroep op de Raad en de Commissie om soortgelijke subgroepen ook in het kader van de andere samenwerkingsovereenkomsten op te richten; 12. is verheugd over de inspanningen om ook met andere derde landen tot soortgelijke structuren te komen en ziet hoopvol uit naar de aanvang van de werkzaamheden met Vietnam en Marokko; 13. is er ten diepste van overtuigd dat mensenrechtendialogen niet als excuus mogen worden gebruikt om de kwestie van de mensenrechten te marginaliseren in vergelijking met de prioriteiten op veiligheids-, economisch en politiek gebied; herinnert aan zijn verzoek aan de Raad om concrete doelstellingen en maatstaven te formuleren voor de mensenrechtendialogen en te waarborgen dat de resultaten ervan regelmatig aan een evaluatie worden onderworpen; 14. herhaalt zijn verzoek om meer openheid en transparantie bij de EU-instellingen en met name bij de Raad; handhaaft zijn kritiek dat de zittingen van de Raad voor Mensenrechten nog steeds gesloten zijn voor deelneming en participatie door het Parlement en dat er stelselmatig geen gehoor wordt gegeven aan paragrafen in resoluties waarin er bij de Raad op wordt aangedrongen om verslag uit te brengen over de resultaten die ten aanzien van PR\529696NL.doc
9/52
PE 329.350/rev.
NL
bepaalde mensenrechtenkwesties zijn bereikt, vooral wanneer deze in internationale organisaties aan de orde worden gesteld; staat erop dat het Parlement steeds volledige uitleg krijgt wanneer zijn aanbevelingen op het terrein van de mensenrechten door Raad en Commissie worden genegeerd; 15. neemt kennis van het feit dat de structuur van het EU-Jaarverslag over de mensenrechten 2003 is verbeterd, maar betreurt dat het verslag nog steeds te weinig bijzondere aandacht schenkt noch follow-up biedt aan individuele gevallen, waaronder gevallen die in parlementaire resoluties naar voren zijn gebracht, en geen respons geeft op in zijn eigen jaarverslag betreffende de mensenrechten in de wereld goedgekeurde voorstellen; 16. verzoekt de Raad in dit verband de dialoog met de maatschappelijke organisaties te intensiveren, waartoe in de toekomst onder meer de desbetreffende NGO's nauwer betrokken zullen moeten worden bij zijn initiatieven, alsook bij de opstelling van zijn jaarlijkse mensenrechtenverslag en de opzet van het jaarlijkse Mensenrechtenforum; 17. besluit een passend formaat te creëren voor de jaarverslagen over de mensenrechten in de wereld, waarin adequaat het in de betrokken periode door de Raad, de Commissie en het Europees Parlement gevoerde beleid op het gebied van de mensenrechten geëvalueerd wordt; is van oordeel dat de rapporteur verder ook speciale thema's kan kiezen die van bijzonder belang zijn voor het verslag; 18. is van oordeel dat het jaarverslag van het EP elk jaar op een vast tijdstip zou moeten worden uitgebracht en tevens een analyse en een evaluatie van het jaarverslag van de Raad van hetzelfde jaar zou moeten bevatten; 19. besluit nauwere contacten te leggen met de voormalige laureaten van de Sacharov-prijs, om deze prijs hiermee een beschermde rol te laten spelen en bij te dragen aan een betere naleving van de mensenrechten in de betrokken landen; dringt met name aan op voortzetting en intensivering van de steun aan voormalige laureaten van de Sacharov-prijs die in hun eigen land nog steeds aan onderdrukking bloot staan, zoals Leyla Zana en Aung San Suu Kyi; 20. benadrukt dat er in een groot aantal landen ernstige mensenrechtencrises bestaan, vaak in het kader van een gewelddadig conflict, waarop de internationale gemeenschap geen beslissende invloed weet uit te oefenen; merkt op dat het bestaande potentieel van de EU tegen enkele van de ernstigste mensenrechtenschenders in de wereld niet op efficiënte wijze is aangewend en betreurt het dat in zulke situaties de mensenrechten altijd een sluitpost op het externe beleid van de EU vormen; is de overtuiging toegedaan dat naleving van de mensenrechten niet kan worden bereikt met plechtige verklaringen, wanneer deze niet door krachtig optreden worden ondersteund; 21. is ervan overtuigd dat de nieuwe Europese veiligheidsstrategie een belangrijk conceptueel kader vormt met betrekking tot gewapende conflicten en het vinden van oplossingen voor conflicten en dringt erop aan dat er een passende mensenrechtendimensie wordt ontwikkeld, gebaseerd op het concept van preventie; 22. betreurt met name dat de verzoeken van het Parlement om een serieuze en niet-selectieve toepassing van de zogenaamde "mensenrechten-clausules" geen zichtbaar effect hebben gehad op het mensenrechtenbeleid van de Raad, de EU-lidstaten en de Commissie; PE 329.350/rev.
NL
10/52
PR\529696NL.doc
23. onderstreept eveneens dat het mensenrechtenbeleid van de EU bij diverse gelegenheden werd ondermijnd door niet-naleving van door de EU afgekondigde wapenembargo's, alsook door aandrang tot voortijdige opheffing van wapenembargo's en door het feit dat sommige lidstaten stelselmatig geen restrictieve toepassing geven aan de EU-gedragscode voor wapenexporten; benadrukt dat krachtig politiek optreden tegen de proliferatie van ieder type wapens, zowel conventionele wapens als massavernietigingswapens, van essentiële betekenis is voor het welslagen van alle EU-campagnes ten gunste van de mensenrechten; 24. is verheugd over de mededeling van de Commissie "Een nieuwe impuls voor EUmaatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners" die ten doel heeft tot een gestructureerde benadering te komen om de regelmatige naleving door staten te beoordelen van hun verplichtingen met betrekking tot de mensenrechten; ondersteunt, in overeenstemming met zijn eigen voorstellen, in het bijzonder een systematisch debat over mensenrechtenkwesties in de vergaderingen van de Associatieraad en is verheugd over het feit dat de idee van de instelling van werkgroepen over mensenrechten met partnerlanden terrein wint; is met name ingenomen met de tien concrete aanbevelingen om kennis en expertise te verhogen, de dialoog te verbeteren tussen de EU en haar mediterrane partners alsmede om de samenwerking inzake mensenrechtenkwesties te versterken, onder meer door de ontwikkeling van nationale actieplannen inzake de mensenrechten en de democratie met die partners die bereid zijn om daaraan mee te werken. 25. is verheugd over de projecten die de Commissie heeft geïnitieerd om in het kader van het Europees Initiatief voor de democratie en de mensenrechten de vrijheid van meningsuiting te bevorderen, en verzoekt de Commissie om dergelijke projecten met name ook uit te breiden tot gewetens- en godsdienstvrijheid; 26. herhaalt zijn oproep aan de Raad en de Commissie om aan de spoedige identificatie van gevallen van misbruik van godsdienst voor politieke doeleinden in het mensenrechtenbeleid van de EU prioriteit te verlenen, en dringt aan op opvoering van de inspanningen van de EU om gewelddadig religieus extremisme, dat een bedreiging voor de mensenrechten vormt, te voorkomen; 27. herinnert aan het op de Euro-Mediterrane Ministerconferentie van Valencia genomen besluit tot oprichting van een EuroMed Stichting, om een structuur aan de dialoog tussen culturen en godsdiensten te verschaffen, die zowel met als tussen de landen en samenlevingen aan de zuidkust van de Middellandse Zee moet worden gevoerd; dringt er bij alle betrokken regeringen op aan om voldoende geld beschikbaar te stellen om het mogelijk te maken dat deze stichting op de voorgenomen datum van 1 juli 2004 wordt opgericht; 28. betreurt in dit verband dat het de Euro-Mediterrane associatieovereenkomsten ontbreekt aan duidelijk gedefinieerde procedures voor de tenuitvoerlegging van de mensenrechtenclausule; 29. onderstreept de noodzaak van een halftijdse herziening van artikel 2 van alle associatieovereenkomsten, om te kunnen evalueren of er volledige uitvoering wordt gegeven aan de mensenrechtenclausules, met name waar het de rechten van de vrouwen en de democratische beginselen betreft, en dringt aan op de invoering van specifieke mechanismen om een daadwerkelijke en doelmatige toepassing van de mensenrechtenclausule te vergemakkelijken; 30. roept de Commissie op een coherente EU-strategie voor mensenrechten te formuleren, die PR\529696NL.doc
11/52
PE 329.350/rev.
NL
alle relevante elementen, zoals de mensenrechtenclausule, dialoog, financiële steun en de versterking van internationale normen omvat en die op dezelfde wijze wordt geformuleerd als de bestaande strategieën voor de mediterrane partners en andere landen en regio's; 31. is verheugd over de inwerkingtreding van de nieuwe ACS-EU-partnerschapsovereenkomst (Cotonou) op 1 april 2003; meent dat de mensenrechtenclausule in de overeenkomst een duidelijk uitvoeringsmechanisme heeft, dat voorziet in procedures voor verplichte behandeling, opschorting als laatste hulpmiddel en de totstandbrenging van een dialoog tussen regering en maatschappelijk organisaties, en dat op grond daarvan met derde landen over andere overeenkomsten kan worden onderhandeld; 32. onderstreept echter dat een opvoering of hervatting van de economische, financiële en technische steun van de EU aan de ontwikkelingslanden, en vooral van de ACS-landen, slechts mogelijk is wanneer de autoriteiten van deze landen als tegenprestatie toezeggingen doen om op controleerbare en duurzame wijze een einde te maken aan de mensenrechtenschendingen die bij hen nog voorkomen; 33. ondersteunt, in het kader van de uitvoering van het "Uitgebreide Europa"-beleid, de Commissie bij haar inzet om erop toe te zien dat kwesties betreffende mensenrechten en democratisering ten volle mee zullen tellen in het politieke hoofdstuk van de "Actieplannen voor een Uitgebreid Europa", waarover met de oostelijke en zuidelijke buurlanden van de EU zal worden onderhandeld; 34. roept alle landen op in de geest van de VN-Millenniumverklaring hun verbintenis om de mensenrechten en fundamentele vrijheden in acht te nemen, in praktijk te brengen en zich volledig te wijden aan de volledige en werkelijke verwezenlijking van internationale mensenrechtenverdragen waaraan zij deelnemen; dit impliceert dat deze binnenlandse wetten (b.v. de shariah), elke keer dat zij in strijd zijn met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en met de internationale verdragen, moeten worden herzien en in overeenstemming gebracht met deze ondertekende toezeggingen; 35. is verheugd over de richtsnoeren van de VN-subcommissie voor mensenrechten betreffende de multinationale ondernemingen (18 augustus 2003), welke een belangrijke etappe vormen op weg naar een bindende wereldwijde gedragscode; 36. zijn oproep aan alle staten die dat niet hebben gedaan om een moratorium op terechtstellingen in te stellen, als een eerste stap in de richting van de algemene afschaffing van de doodstraf, hetgeen geen enkel land zou mogen weigeren; verzoekt de EU om een dialoog te starten over het aanwenden van de mensenrechtenclausule tegen landen die doorgaan met het voltrekken van de doodstraf aan minderjarigen en gehandicapten; 37. verzoekt de Commissie om aan het Parlement te rapporteren over de staat van voorbereiding van het mechanisme voor de implementatie van de mensenrechtenclausule, ten einde duidelijke druk te kunnen blijven uitoefenen op het realiseren van significante verbeteringen van de mensenrechtensituatie in de betrokken landen en om een aanmoediging te geven aan maatschappelijke groepen die zich inzetten voor de bevordering van democratie en naleving van de mensenrechten; 38. herhaalt zijn verzoek aan de Raad, de Commissie en de lidstaten om daadwerkelijke uitvoering te geven aan alle EU-beleidsinstrumenten, met in begrip van sancties, om de mensenrechten te bevorderen en ervoor te zorgen dat er geen maatregelen worden genomen PE 329.350/rev.
NL
12/52
PR\529696NL.doc
waarmee een dergelijk beleid doelbewust wordt ondermijnd; 39. dringt nogmaals aan op een periodieke herziening van het sanctiebeleid, ten einde de doelmatigheid ervan te evalueren en te verbeteren; 40. betuigt zijn volledige steun aan de richtsnoeren van de Raad van 8 december inzake kinderen en gewapende conflicten en ziet met verwachting uit naar het overzicht van de Commissie over de door de Gemeenschap op dit gebied geleverde steun, bij wijze van eerste bijdrage aan de tenuitvoerlegging van deze richtsnoeren; 41. is van mening dat ontmoetingen met parlementariërs en maatschappelijke organisaties van derde landen die de mensenrechtenclausule hebben ondertekend, waardevol zijn voor het door het Parlement uitgeoefende toezicht op de concrete tenuitvoerlegging van de mensenrechtenclausule, maar is van oordeel dat de doelmatigheid van dit instrument zou kunnen worden verbeterd; 42. is verheugd over de invoering van een website van de Commissie over mensenrechten, waarop analyses, rapporten en onderzoek over belangrijke kwesties te vinden zijn, daar aldus beter informatie kan worden verstrekt aan de NGO's en het maatschappelijk middenveld in zijn totaliteit; 43. erkent de vooruitgang die geboekt is bij de vereffening van de nog open staande betalingsverplichtingen en het bespoedigen van het tempo van de betalingen in het kader van het Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten, binnen het kader van de algemene betalingstermijn van 60 dagen, en neemt kennis van het uitvoeringsplan voor elk begrotingsitem en de richtsnoeren van de Raad, die voor complementariteit en consistentie tussen de Gemeenschap en de lidstaten moeten zorgen bij de externe beleidsmaatregelen van de EU; 44. is verheugd over de Verklaring van Londen over Colombia (10 juli 2003) en bevestigt nogmaals haar mening dat alle partijen in het Colombiaanse conflict zonder verdere voorwaarden te stellen gevolg moeten geven aan de aanbevelingen van het VN-Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten in Colombia; 45. verzoekt de Raad te waarborgen dat verantwoordelijkheid voor mensenrechtenkwesties een onderdeel wordt van het crisisbeheer en van het langetermijnbeheer van conflicten; 46. betreurt dat leden van het VN-personeel in Irak het leven hebben verloren, hetgeen symbolisch is voor het lot van veel verdedigers van de mensenrechten over de gehele wereld, en juicht het initiatief van het Ierse Raadsvoorzitterschap toe om richtsnoeren vast te stellen voor de bescherming van mensen die opkomen voor de mensenrechten; 47. uit zijn ernstige bezorgdheid over het voortdurende Israëlisch-Palestijnse conflict, dat geleid heeft tot een schijnbaar eindeloze spiraal van haat en geweld en tot een vergroting van het lijden voor zowel Israëli als Palestijnen; veroordeelt met klem alle daden van geweld, met inbegrip van buitengerechtelijke moorden, willekeurige terroristische aanslagen waarbij burgers gedood en verwond worden, alsmede de voortdurende Israëlische kolonisatieactiviteiten, met inbegrip van de illegale vestiging van kolonisten in de bezette gebieden en daarmee verband houdende activiteiten; is ontzet over de moorden op en het verwonden van kinderen aan beide zijden, alsmede over de gevolgen voor mensenlevens, persoonlijke ontwikkeling en welzijn van degenen die van dit geweld de dupe worden; PR\529696NL.doc
13/52
PE 329.350/rev.
NL
48. deelt de diepe bezorgdheid van de Raad over de voortzetting van de illegale nederzettingen en de onteigening van landerijen voor de bouw van de zogenoemde veiligheidsmuur, die leidt tot schending van een aantal fundamentele mensenrechten, zoals de vrijheid van verkeer en de rechten inzake gezinsleven, werk, gezondheid, een adequate levensstandaard, met inbegrip van adequate voedingsmiddelen, kleding en huisvesting, en onderwijs; het verbod op discriminatie, vervat in veel internationale verdragen, wordt duidelijk geschonden in de afgesloten zone waarvoor Palestijnen een vergunning moeten hebben, maar Israëli niet; 49. is verheugd over de aankondiging door de EU van communautaire richtsnoeren voor verdedigers van de mensenrechten; dringt aan op ontwikkeling van een energiek beleid tot ondersteuning van allen die campagne voeren voor de naleving van de mensenrechten; 50. is verheugd over de krachtige campagne van de EU tegen alle vormen van foltering en vernederende behandeling; betreurt het feit dat in december 2003 nog slechts zes EUlidstaten het Facultatieve Protocol bij het door de VN in 2002 goedgekeurde Verdrag tegen foltering hadden ondertekend (terwijl nog geen enkele lidstaat het heeft geratificeerd); dringt erop aan de mensenrechtenclausule in te zetten tegen alle economische en politieke partners van de EU die toelaten dat hun rechterlijke macht en politie folterpraktijken blijven toepassen tegen hun burgers; herhaalt zijn bezorgdheid over de mogelijkheid dat de financiering door de EU-Commissie van folterpreventieprojecten ten koste zou kunnen gaan van die van projecten voor de rehabilitatie van slachtoffers van folter; dringt aan op een verbod op de productie, verkoop en export van folterapparatuur; 51. herhaalt zijn eis dat de EU (en de Commissie in het bijzonder) haar volledige steun verleent aan de zaak van de inheemse volkeren, met name door alle mogelijke steun te verlenen aan het Permanente VN-Forum voor Inheemse Volkeren en de VN-Werkgroep voor Inheemse Volkeren; 52. herinnert aan zijn prioriteiten voor de 60ste zitting van de Mensenrechtencommissie van de VN, zoals die worden uiteengezet in zijn resolutie van 10 februari 2004; 53. bevestigt het belang van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties als werelds hoogste instantie voor de bescherming van de mensenrechten, die borg moet staan voor een publiek toezicht op situaties van grove en voortdurende schendingen van de mensenrechten; 54. onderstreept dat, wil het wereldwijde mensenrechtenbeleid van de Europese Unie werkelijk effect ressorteren, er geen sprake mag zijn van "dubbele normen" en dat mensenrechtenschendingen in de uitgebreide Europese Unie passend en exemplarisch moeten worden aangepakt; 55. is verheugd over de steun die de Europese Unie heeft gegeven aan de oprichting van een Internationaal Strafhof, maar benadrukt dat de EU en haar huidige en toekomstige lidstaten een krachtiger en eendrachtiger standpunt moeten innemen tegen de druk van andere staten die zich niet bij dat Hof willen aansluiten (de VS en Israël bijvoorbeeld, maar ook andere staten) en die het werkterrein en de doelmatigheid van dit gerecht willen beperken; 56. onderstreept dat geen enkele immuniteit, zoals erkend onder artikel 41, lid 2 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, ooit de mogelijkheid van straffeloosheid mag bieden aan personen die beschuldigd worden van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid of genocide, en maakt zich bezorgd over het PE 329.350/rev.
NL
14/52
PR\529696NL.doc
feit dat enkele regio's van de wereld zwaar ondervertegenwoordigd zijn binnen de groep van landen die het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof hebben ondertekend; 57. verzoekt de Raad en de Commissie de politieke invloed van de EU aan te wenden uit hoofde van haar samenwerkingsakkoorden om te zorgen voor ondertekening en ratificering van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof door een zo groot mogelijk aantal staten; 58. betreurt dat de VN-Veiligheidsraad nog geen ad hoc Internationaal Strafhof heeft aangeduid als het meest doelmatige middel voor de behandeling van de zaken van de gevangenen van Guantánamo; 59. verzoekt de autoriteiten van de VS onmiddellijk een eind te maken aan de huidige rechtsonzekerheid waarin de gevangenen van Guantánamo sinds hun aankomst daar verkeren en te waarborgen dat zij onmiddellijk toegang krijgen tot de rechter teneinde de status van elke individuele gevangene te bepalen, hetzij door hen aan te klagen in het kader van de bepalingen van het Derde en Vierde Verdrag van Genève en het Internationaal Convenant inzake civiele en politieke rechten (met name de artikelen 9 en 14), dan wel door hen onmiddellijk vrij te laten, en te waarborgen dat degenen die beschuldigd worden van oorlogsmisdaden, een eerlijk proces krijgen in overeenstemming met het internationaal humanitair recht en met volledige inachtneming van de internationale verdragen inzake de mensenrechten; 60. herhaalt zijn oproep aan de Raad, de Commissie en de lidstaten om de vrijheid van godsdienst uit te roepen tot een actieprioriteit van de Europese Unie in haar betrekkingen met derde landen; 61. verzoekt de Commissie de dialoog met niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van religieuze en niet-religieuze organisaties, te verdiepen teneinde de vreedzame coëxistentie tussen de diverse religieuze en culturele gemeenschappen te bevorderen; is van oordeel dat zo'n dialoog in eerste instantie zou moeten plaatsvinden in het kader van de tenuitvoerlegging van haar Mededeling "Een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners" (COM(2003) 294); 62. onderstreept nogmaals dat door de toegang tot de moderne communicatietechnologieën en taalcursussen de interculturele uitwisseling, tolerantie en begrip voor andere culturen en godsdiensten binnen en buiten de Europese Unie kunnen worden bevorderd en is daarom verheugd over de vele initiatieven die de Commissie in dit verband heeft genomen, zoals het Euromed Jeugdprogramma, de programma's Asialink en eSchola, en ziet met verwachting uit naar de jaarlijkse evaluaties van deze programma's; 63. benadrukt het belang van concrete steunverlening aan landen of NGO's die werken in mijnopruimingsgebieden en aan de bestrijding van antipersoneelmijnen en alle daarmee verband houdende activiteiten; verzoekt de Commissie regelmatig voortgangsverslagen te publiceren om bekend te maken in hoeverre de lidstaten van de uitgebreide EU hun verplichtingen in het kader van het Verdrag van Ottawa nakomen (een wereldwijd verbod op anti-personeelmijnen) en in hoeverre deze staten de wens van het Parlement nakomen om niet langer gebruik te maken van fragmentatiemunitie; 64. is van mening dat terrorisme een van de ernstigste algemene uitdagingen vormt waarmee de internationale gemeenschap zich geconfronteerd ziet; veroordeelt alle daden van terrorisme PR\529696NL.doc
15/52
PE 329.350/rev.
NL
als misdadig en niet te rechtvaardigen, ongeacht de motieven ervoor, de vormen waarin en de wijze waarop deze zich manifesteren; onderstreept dat de strijd tegen het terrorisme voor de EU de hoogste prioriteit dient te behouden; 65. onderstreept dat de strijd tegen het terrorisme ingebed dient te worden in het kader van het internationaal recht en verzoekt de Raad en de lidstaten actief mee te werken aan de voorbereiding aan het ontwerp voor het Internationaal Verdrag ter onderdrukking van daden van nucleair terrorisme en het Integraal Verdrag inzake internationaal terrorisme, met inbegrip van een internationaal erkende status voor slachtoffers van terroristische daden, als middel voor de verdere ontwikkeling van een alomvattend juridisch kader van verdragen inzake het terrorisme, en het Parlement regelmatig op de hoogte te houden van belangrijke ontwikkelingen op dit terrein; 66. beklemtoont dat de Raad en de lidstaten energieker moeten optreden tegen de omvangrijke HIV/AIDS-epidemie, die voor de wereldwijde veiligheid een zeer grote bedreiging vormt, met een jaarlijks dodental van 3 miljoen mensen; onderstreept dat de strijd tegen HIV/aids onder meer doeltreffende volksgezondheidsprogramma's inzake onderwijs, preventie, behandeling, zorg en steunverlening, dient te omvatten; 67. verzoekt de Commissie het verlies van middelen tengevolge van de "Mexico City Policy", en in het bijzonder het gebrek aan middelen voor UNFPA en andere op het gebied van de volksgezondheid actieve NGO's, te compenseren; 68. is ingenomen met de verklaring van de Raad in het EU-Jaarverslag inzake de mensenrechten 2003 over de situatie van de gehandicapten en de maatregelen die in de internationale arena genomen zijn ter verbetering van de positie van de gehandicapten; is evenwel van mening dat, hoewel er belangrijke vooruitgang is geboekt, gehandicapten nog steeds niet volledig de mensenrechten op basis van gelijkheid genieten; 69. veroordeelt de vernederende behandeling van personen met een handicap, de vele gevallen van uitbuiting van een mentale, fysieke en zintuiglijke handicap via georganiseerde bedelarij, gedwongen sterilisatie in derde landen, waaronder kandidaat-landen, en verzoekt de Commissie een specifiek verslag over dit onderwerp voor te leggen; 70. verzoekt de Commissie in het horizontale programma IEDH acties op te nemen voor de bewustmaking van het beeld van personen met een handicap bij verschillende actoren en besluitvormers van het sociale en politieke leven in de partnerlanden, naar het voorbeeld van wat op het gebied van de culturele dialoog gebeurt, en in de strategische programma's voor diverse landen doelstellingen op te nemen inzake de toegankelijkheid voor gehandicapten tot de gezondheidszorg, onderwijs en openbare gebouwen in dat land; 71. verzoekt de lidstaten en de Raad steun te blijven geven aan pleidooien voor een internationaal verdrag ter waarborging van het volledige genot van de rechten van de mens voor personen met een handicap; 72. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de kandidaat-landen, de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de OVSE, de regeringen van de in deze resolutie vermelde landen en de bureaus van de belangrijkste op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde NGO's inzake de verdediging van de mensenrechten. PE 329.350/rev.
NL
16/52
PR\529696NL.doc
TOELICHTING
Inleiding De aanslag van 11 september 2001 heeft de wereld in een onstabiel evenwicht gestort. Naast de gewapende conflicten die reeds lange tijd op bepaalde regio's wegen, hebben het terrorisme en de soms vreselijke reacties erop op de internationale schaakbord een nieuwe situatie geschapen. Twee jaar na het drama kunnen wij ons de vraag stellen of de reacties doeltreffend zijn geweest. Waar wij echter zeker van zijn, is dat ze achteruitgang op het gebied van de individuele en/of gemeenschappelijke mensenrechten hebben gebracht, politieke allianties met soms machtige, maar weinig met de mensenrechten begane regimes, en een verlies van vertrouwen in het vermogen van het internationaal recht om op onze planeet orde te doen heersen. Het terrorisme verliest geen terrein, maar blijft blindelings toeslaan en steeds meer slachtoffers maken. Bovendien woeden de traditioneel te noemen conflicten nog steeds. Uw rapporteur heeft dit verslag over de mensenrechten in de wereld (2003) willen wijden aan drie soorten problemen: 1) De ontsporingen van de bestrijding van terrorisme op internationale schaal, 2) De gevolgen van de internationale situatie voor de als fundamenteel recht beschouwde reproductieve gezondheid, 3) De rechten van personen met een handicap, in het bijzonder in conflictsituaties en in extreem arme of ontwikkelingslanden. Uw rapporteur heeft zo willen wijzen op de verborgen kosten van de instabiliteit van de wereld, die, naast de rechtstreekse slachtoffers van conflicten, op verraderlijke wijze de meest kwetsbaren treft. Deze aantastingen van de mensenrechten zijn niet noodzakelijk zichtbaar of voldoende aan het licht gebracht.
Overzicht van EP-actie op het gebied van de mensenrechten en democratie tijdens de 5de zittingsperiode (1999-2004) In de 5e zittingsperiode werd met de jaarverslagen van het Parlement over mensenrechten in de wereld en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie de traditie voortgezet van de toespitsing op een belangrijk aspect van schendingen van de mensenrechten: vrouwenrechten (1999/2000), het recht op vrijheid van meningsuiting en de situatie van de media (2000/2001), terrorisme en mensenrechten, mensenhandel (2001/2002), vrijheid van godsdienst, geweten en gedachten (2002/2003). Bovendien heeft het Parlement traditioneel een aantal voorstellen over de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van EU-mensenrechtenbeleid in het jaarverslag opgenomen. (zie mededeling aan de leden 25/2003 (PE 329.361)) In de 5de zittingsperiode werd een aantal verzoeken van het Parlement gerealiseerd. Het Parlement is terecht trots op zijn succes bij de versterking van de mensenrechtendimensie en het op de Europese agenda plaatsen van mensenrechtenkwesties. Dit is één van onze belangrijkste prestaties. De vooruitgang waartoe dit, in afwezigheid van specifieke bepalingen in het Verdrag die het Parlement een besluitvormende rol in het GBVB geven, heeft geleid, getuigt van zijn rol als morele, eerder dan juridische autoriteit. Het debat over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld is een grote, jaarlijkse, aan de mensenrechtensituatie in derde landen gewijde gebeurtenis. Het jaarverslag wordt in één PR\529696NL.doc
17/52
PE 329.350/rev.
NL
vergaderperiode gezamenlijk besproken met het jaarverslag over de fundamentele rechten in de Unie (dat onder de opdracht valt van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken), en met het oog op de voorbereiding van deze verslagen worden hoorzittingen georganiseerd, waaraan niet-gouvernementele organisaties deelnemen. Het Parlement bleef in zijn resoluties en mondelinge vragen aan de Raad en de Commissie uitdrukking geven aan bezorgdheid over schendingen van de mensenrechten, de democratie en de rechtstaat en besteedde bijzondere aandacht aan individuen (zie voorbeelden van individuele gevallen en een lijst van goedgekeurde resoluties in bijlage) die worden bedreigd, in de gevangenis zitten of ter dood zijn veroordeeld: voorstanders van de mensenrechten, journalisten, wetenschappers, politieke tegenstanders en mensen die op grond van hun religieuze overtuigingen of seksuele voorkeur worden vervolgd of gearresteerd. Uit de reacties van regeringen blijkt dat er een zeer duidelijke gevoeligheid bestaat voor de kritiek van het EP, en dat geen enkele land wil dat zijn tekortkomingen met betrekking tot de mensenrechten worden belicht. Bovendien heeft het EP resoluties goedgekeurd met betrekking tot specifieke beleidskwesties, die in het volgende hoofdstuk worden geschetst. De werkgroep mensenrechten van de Commissie buitenlandse zaken organiseerde hoorzittingen met vertegenwoordigers van de maatschappelijke organisaties, in het bijzonder met het oog op de procedure van het EP voor de goedkeuring van de sluiting van de Euro-Mediterrane overeenkomsten met Egypte, Algerije en Libanon. Bovendien zond het Parlement een delegatie naar Algerije voor politiek overleg en vergaderingen met vertegenwoordigers van de burgermaatschappij en de media. Het bezoek was gepland ten tijde van de parlementsverkiezing en was zeer symbolisch voor het belang dat het Parlement aan de situatie op het gebied van de mensenrechten in Algerije hecht. In het geval van Syrië was er een hoorzitting met vertegenwoordigers van de burgermaatschappij met betrekking tot politieke gevangenen, in het bijzonder Riad Al Türk, die kort na de hoorzitting werd vrijgelaten. Om specifieke situaties met betrekking tot de mensenrechten te helpen verbeteren of individuen te ondersteunen, bleef het Parlement ad hoc delegaties naar derde landen zoals Turkije, voor waarneming bij het nieuwe proces van Leyla Zana (2002/2003) en onderzoek van de omstandigheden in gevangenissen van het nieuwe type (2001), China en Tibet (2002), Iran (2002) en Tsjetsjenië (2003) zenden. Delegaties van leden van het Parlement namen actief deel aan belangrijke internationale gebeurtenissen, zoals het eerste Wereldcongres tegen de doodstraf (2001, Straatsburg), de Wereldconferentie tegen racisme (2001, Durban), de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (2002, Johannesburg) en het Permanent VN/ECOSOC–Forum van de inheemse volkeren (2003, New York). Bovendien speelden leden van het Parlement een zeer belangrijke rol op door de Europese Commissie georganiseerde conferenties over mensenrechten en democratie en op het jaarlijkse EU-discussieforum over de mensenrechten. Het belangrijkste politieke forum voor dialoog tussen het EP en parlementsleden uit Afrikaanse, Caraïbische en Pacifische landen, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, bleef halfjaarlijks vergaderen. Inachtneming van de mensenrechten, versterking van het democratische proces, inachtneming van de rechtstaat, goede governance, gendergelijkheid, armoedebeperking en conflictpreventie liggen alle aan de basis van de dialoog. De na de definitieve besluiten van de Ministerconferentie in Napels op 2-3 december 2003 in te stellen Euro-Mediterrane Vergadering zal de rol van het Parlement in het proces van Barcelona versterken en nieuwe mogelijkheden voor een gestructureerde dialoog met de PE 329.350/rev.
NL
18/52
PR\529696NL.doc
mediterrane landen over mensenrechten en democratisering bieden. Een belangrijke gebeurtenis voor het Parlement was eens te meer de jaarlijkse vergadering van de VN-Commissie voor de mensenrechten in Genève, waar leden van het Europees Parlement met de hoge commissaris van de VN, het voorzitterschap van de EU, ambassadeurs van lidstaten en niet-gouvernementele organisaties vergaderen. De goedkeuring van een krachtige resolutie over de door de EU te stellen prioriteiten voor actie in de VN-Commissie maakt deel uit van de traditionele inbreng van het Europees Parlement, en het parlement dringt er terecht op aan dat met zijn standpunten door de Raad en de Commissie voldoende rekening wordt gehouden. Wij merkten een grotere mate op van overeenstemming tussen de door het EP in zijn resoluties uitgedrukte prioriteiten en de actie van de EU op de VN-vergaderingen. Een belangrijke bijdrage van het Parlement aan de ondersteuning van de democratie in de wereld bleef de waarneming van verkiezingen in een groot aantal landen. In het kader van een nieuwe, door de Commissie en de Raad voor waarnemingsmissies van de EU naar verkiezingen ontwikkelde strategie1 onderging de rol van het Parlement op het gebied van verkiezingswaarneming radicale wijzigingen. Reeds in 1997 creëerde het Parlement begrotingsfinanciering voor de ondersteuning van verkiezingen, en nam het initiatief tot de vergroting van de zichtbaarheid en de versterking van de rol van zijn eigen missies in de coördinatie met de andere betrokken EU-instellingen en internationale organisaties. In 2002 creëerde het de "Verkiezingscoördinatiegroep", die voorstellen voor waarnemingsmissies van het EP naar verkiezingen als integrerend deel van de EU-waarnemingsmissie of onder de bescherming van andere organiserende instellingen, zoals de OVSE en de Raad van Europa doet. De belangrijkste prestatie van het Parlement, waaruit zijn grotere en erkende rol hierin blijkt, is de aanstelling van een lid van het EP als hoofdwaarnemer voor de meeste EOM's. Een zeer belangrijke, door het Parlement sedert 1988 gevierde jaarlijkse gebeurtenis is de toewijzing van de Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken. Tussen 1999 en 2003 werd de prijs wegens hun uitstekende bijdragen aan de bevordering van de mensenrechten en vrijheden in hun respectieve landen aan de volgende mensen toegewezen: José Alexandre "Xanana" Gusmao, president van Oost-Timor (1999), Basta Ya uit Baskenland (2000), Nurit Peled-Elhanan uit Israël, Izzat Ghazzawi uit Palestina, Don Zacarias Kamuenho uit Angola (2001) en Oswaldo José Payá Sardinas uit Cuba, initiatiefnemer van het Varela-project (2002). In 2003 zal de prijs in nagedachtenis van Sergio Vieria de Mello, hoog commissaris van de VN voor de mensenrechten en bijzonder vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN in Irak2, aan het personeel van de Verenigde Naties en zijn secretaris-generaal, Kofi Annan, worden toegewezen. Het Parlement heeft zich ertoe verbonden de contacten met voormalige winnaars te versterken om het beschermende effect van de Prijs te garanderen.
Initiatieven van het Europees Parlement met betrekking tot specifieke beleidskwesties Het Europees Parlement is er trots op een aantal specifieke initiatieven, bijvoorbeeld met betrekking tot het Internationaal Strafhof, de afschaffing van de doodstraf, de preventie van foltering, de bestrijding van racisme en xenofobie, de bescherming van minderheden, conflictpreventie, de bevordering van de rechten van vrouwen en kinderen, beschermers van 1
PB C 343, 5.12.2001, blz. 270; Conclusies van de Raad van 31.5.2001; EU-richtlijnen met betrekking tot waarneming bij verkiezingen, 1998. 2 Sacharov-Prijs-brochures, toespraken van de ceremonie en het statuut van de Sacharov-Prijs kunnen worden gevonden op http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/sakharov/default_en.htm.
PR\529696NL.doc
19/52
PE 329.350/rev.
NL
mensenrechten, inheemse volkeren en personen met een handicap te hebben genomen, om de inachtneming van de mensenrechten te bevorderen. Sedert het begin van het proces is het Europees Parlement sterk verbonden tot de instelling van een Internationaal Strafhof, het eerste permanente rechtsorgaan dat bevoegd is om individuen te berechten voor volkenmoord, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, dat op 11 maart 2003 in Den Haag werd geïnstalleerd. Het Parlement riep op tot de zo breed mogelijke internationale ratificatie van het Statuut, en volgde deze verplichting op door daartoe een fonds van 5 miljoen euro in de EU-begroting goed te keuren. Een deel van de financiering werd gebruikt om de werkzaamheden van de bestaande ad hoc Internationale Strafrechtelijke Tribunalen voor het voormalige Joegoslavië en Rwanda te ondersteunen. In totaal heeft de EU sedert 1995 via het EIDHR meer dan 13 miljoen euro voor internationale justitie verstrekt. Het beleid van de VS-regering om regeringen te ontmoedigen om het Statuut van Rome te ratificeren en staten onder druk te zetten om tot "bilaterale immuniteitsverdragen" toe te treden en de bekrachtiging van de "American Service-Members' Protection Act", die bepalingen bevat die landen dreigen te straffen die ervoor hebben gekozen het Hof te ondersteunen, waren grote tegenslagen die tot scherpe kritiek van het Parlement hebben geleid. Het Parlement verzocht alle regeringen dringend geen overeenkomsten met de Verenigde Staten te sluiten, omdat die in strijd zijn met het Statuut van Rome en met het standpunt van het EU onverenigbaar zijn. Het Parlement riep alle landen in het bijzonder op niet mee te werken aan het plan om de strijd tegen het terrorisme als voorwendsel voor het sluiten van dergelijke overeenkomsten te gebruiken1. Wat de algemene kwestie van de bestrijding van straffeloosheid voor ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht betreft, was het Parlement een groot voorstander van de instelling van een speciaal tribunaal in Sierra Leone, een internationale onderzoekscommissie in de context van het conflict in de Democratische Republiek Congo en een ad hoc tribunaal over Oost-Timor, en spoorde het alle landen en partijen in de Westelijke Balkan aan volledig met het Internationaal Strafrechtelijk Tribunaal voor het voormalige Joegoslavië mee te werken. Het Parlement bleef zich inzetten voor de wereldwijde afschaffing van de doodstraf. Het verdedigde krachtig zijn standpunt dat geen enkel land dat de doodstraf niet heeft afgeschaft, tot de EU mag toetreden. Ondertussen hebben alle kandidaat-landen, waaronder Turkije, de doodstraf afgeschaft. Een grote stap voorwaarts was de goedkeuring van Protocol nr. 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden inzake de afschaffing van de doodstraf onder alle omstandigheden, dat op 1 juli 2003van kracht werd. Het Parlement verzocht het voorzitterschap van de EU te garanderen dat op de Algemene Vergadering van de VN in 2003 een algemeen moratorium op terechtstellingen werd goedgekeurd, met het oog op de volledige afschaffing van de doodstraf2. Tegen november 2003 hadden 112 landen de doodstraf in rechte of in praktijk afgeschaft. 83 landen handhaven de doodstraf en voeren ze nog uit3. In de loop der jaren heeft het Parlement derde landen 1
P5_TA(2003)0375, goedgekeurd op 4.9.2003, paragrafen 180 + 182 (EP-Jaarverslag 2002); zie ook Conclusies van de Raad van de EU en de leidende beginselen van 30.9.2002, Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 11.6.2001, 16.6.2003; Conclusies van de Raad van 21.7.2003, 17.6.2002. 2 P5_TA-PROV(2003)0461, goedgekeurd op 23.10.2003. 3 Webinfo van Amnesty International, laatste update van 13.11.2003: 76 landen hebben de doodstraf voor alle misdaden afgeschaft; 16 landen hebben ze voor alle behalve uitzonderlijke, zoals oorlogsmisdaden afgeschaft; 20 landen hebben ze in praktijk afgeschaft: d.w.z. hebben de voorbije 10 jaar geen terechtstellingen uitgevoerd. In 2002
PE 329.350/rev.
NL
20/52
PR\529696NL.doc
uitdrukkelijk verzocht doodstraffen om te zetten en aan alle vormen van vernederende en wrede lijfstraffen, zoals openbare terechtstellingen en steniging (in het kader van de Sharia) onmiddellijk een einde te maken. In dit opzicht heeft het EP zich regelmatig gericht tot landen zoals China, Iran, de VS, Saudi-Arabië, Nigeria en Soedan (zie hoofdstuk over individuele gevallen). Het EP heeft tot nu toe met voldoening het de facto moratorium op steniging in Iran sedert het einde van 2002 opgemerkt1. De goedkeuring van het facultatief protocol bij het Verdrag tegen foltering2 – dat nationale en internationale toezichtmechanismen voor gevangenissen instelt – kreeg van het EP en de EU in het algemeen veel steun. Het EP was verheugd over de richtsnoeren voor een EU-beleid ten aanzien van derde landen inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, een zeer belangrijke stap in de richting van het tot een hoofddoelstelling van het mensenrechtenbeleid maken van de uitroeiing van foltering3. Het Europees Parlement is trots op zijn rol in het scheppen van financiering voor de preventie van foltering en de rehabilitatie van slachtoffers van foltering. Een andere grote zorg van het Parlement betreft de ongecontroleerde verspreiding en het misbruik van handvuurwapens, die voor schendingen van de mensenrechten in de gehele wereld in grote mate verantwoordelijk zijn. Het Parlement riep op tot een strikt EU-beleid met betrekking tot wapenuitvoer dat de overdracht van wapens naar schenders van de mensenrechten voorkomt, en spoorde de lidstaten ertoe aan op de Internationale Conferentie van de Verenigde Naties van juli 2001 over alle aspecten van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens de goedkeuring te bepleiten van een veelomvattend en doeltreffend actieprogramma, het eerste wereldwijde initiatief om deze humanitaire uitdaging aan te pakken. Een andere belangrijke oproep van het Parlement betreft de beperking van de productie van, de handel in en het gebruik van uitrusting voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen, waarop de Commissie op 30 december 2002 een voorstel indiende voor een verordening van de Raad als follow-up van de VN-Conferentie. Het Parlement heeft actief het concept bevorderd van conflictpreventie, waarvan mensenrechten en democratie een integrerend deel moeten zijn. Reeds in 1995 nam het Parlement het initiatief tot de instelling van een EU-crisispreventienetwerk, dat informatie verzamelt en verspreidt over situaties die zich tot een open conflict kunnen ontwikkelen. Het Parlement is voorstander van de verstrekking van de onmiddellijke financiering voor niet met gevechten samenhangende (civiele) activiteiten en ondersteunde daarom de instelling van het snellereactiemechanisme4, dat in financiering voor mensenrechtenprojecten voorziet5. Een belangrijke prestatie op het gebied van conflictpreventie is het Kimberley-proces, dat een certificeringsysteem voor de internationale handel in ruwe diamant instelt. Het Kimberley-proces werd ingesteld in het begin van 2003 als een multilateraal initiatief dat regeringen, de diamantindustrie en NGO's samenbrengt met het oog op de uitroeiing van de handel in conflictdiamanten, die aan de talloze doden en ernstige schendingen van de mensenrechten in een aantal Afrikaanse landen heeft
vond 81% van alle bekende terechtstellingen plaats in China (officieel 1.060), Iran (minstens 113) en de VS (71). 1 Zie ook de EU-verklaring van 30.9.2002 over steniging. 2 Goedgekeurd op de vergadering van de 3e Commissie van de UNGA in 2002; zie ook de EU-verklaring van 20.12.2002. 3 Richtlijnen goedgekeurd op 9.4.2001; zie ook het werkdocument van de Raad over de tenuitvoerlegging van de richtlijnen, dec. 2002. 4 Verordening van de Raad, goedgekeurd op 26/27.2.2001. 5 PB C 343, 5.12.2001, blz. 261; zie ook de verklaring van Commissaris Patten over "huidige en toekomstige trends van de mensenrechtenagenda" op het speciaal NGO-seminar op 14.7.2003.
PR\529696NL.doc
21/52
PE 329.350/rev.
NL
bijgedragen1. De nasleep van 11 september heeft voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten nieuwe uitdagingen gebracht. Het Europees Parlement is ervan overtuigd dat de handhaving van de inachtneming van de mensenrechten in de bestrijding van terrorisme een voorwaarde moet zijn. In nieuwe EU-overeenkomsten wordt nu een antiterrorismeclausule opgenomen, en aan landen wordt technische bijstand voor de bestrijding van illegale wapenhandel en grensbeheer verleend. Het Parlement heeft verschillende initiatieven genomen met betrekking tot de situatie van de gevangen in Guantánamo, de Amerikaanse basis in Cuba, met bijzondere aandacht voor hun recht op een eerlijk proces2. De bestrijding van racisme en xenofobie is één van de grootste zorgen van het Parlement op EU-niveau, in de kandidaat-landen en in derde landen. In de 5e zittingsperiode werden verschillende belangrijke resoluties over die kwestie3 en de deelname van het EP aan de Wereldconferentie tegen racisme (Durban, 2001) goedgekeurd. Het Parlement heeft de lidstaten ertoe aangespoord actieve maatregelen te nemen om xenofobie en racisme tegen vluchtelingen, asielzoekers, migranten en kastediscriminatie te bestrijden, waaronder de ratificatie zonder voorbehoud van de Overeenkomst over de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Actie ter bestrijding van racisme wordt in het kader van de politieke dialoog besproken, en het is één van de vier prioriteiten van de financiering via de EIDHR-begroting. In 2002 werd in 20 landen 21 miljoen euro aan betrokken projecten besteed. Wat de bescherming van minderhedenrechten in de kandidaat-landen betreft, omvatten de politieke criteria van Kopenhagen eerbiediging van minderheden als specifieke voorwaarde voor toetreding tot de EU. Het Europees Parlement heeft de bescherming van minderheden via PHARE-programmafinanciering en de beoordeling van vooruitgang in de betrokken landen in de context van zijn jaarlijkse resoluties over de vooruitgangsverslagen van de Commissie actief ondersteund. De parlementaire conferentie in het kader van het Stabiliteitspact (gecreëerd in 1999) biedt het Parlement een platform om aan vrede, democratie, mensenrechten en verzoening tussen etnische groepen in de Zuidoost-Europese landen bij te dragen. Wat de bescherming van de rechten van het kind betreft, werden in deze 5e zittingsperiode belangrijke initiatieven tegen het gebruik van kindsoldaten en kinderarbeid genomen. Het Parlement veroordeelde de gewelddadige en systematische ontvoering van kinderen, die door rebellengroepen worden gedwongen als soldaten te dienen, ondubbelzinnig als een gruwelijke misdaad die de dringende aandacht van de internationale gemeenschap verdient. Het EP was daarom verheugd over de vankrachtwording van het facultatief protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind over kinderen in gewapende conflicten (12 februari 2002), dat de leeftijdsgrens voor de rekrutering van kinderen als leden van strijdkrachten op 18 jaar vaststelt, en riep alle EU-lidstaten op het Protocol zonder voorbehoud te ratificeren. Het Parlement riep ook op tot vaststelling van EU-richtlijnen inzake kinderen in gewapende conflicten, die door de Raad werden goedgekeurd in december 2003. Toezicht, rapportage en analyse dienen de basis zijn voor doeltreffende maatregelen teneinde derde landen en nietgouvernementele actoren te beïnvloeden, feitelijke bescherming aan kinderen te bieden tegen de 1
Verordening van de Raad (EG) nr. 254/2003 van 11.2.2003. zie resolutie P5_TA(2002)0066, goedgekeurd op 7.2.2002; hoorzitting georganiseerd door de Commissie vrijheden van de burger, oktober 2003. 3 PB C 377, 29.12.2000, blz. 366 (de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat in de Europese Unie), PB C 377, 29.12.2000, blz. 376 (de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme in de kandidaat-lidstaten), PB C 87 E, 11.4.2002, blz. 149 (Wereldconferentie tegen racisme). 2
PE 329.350/rev.
NL
22/52
PR\529696NL.doc
gevolgen van gewapende conflicten, het gebruik van kindsoldaten te stoppen en een eind te maken aan de straffeloosheid. Wat actie tegen kinderarbeid betreft, zijn de ILO-conventie van 1999 over de ergste vormen van kinderarbeid en de ILO-conventie over de minimumleeftijd zeer belangrijke instrumenten voor de toepassing van arbeidsnormen. Sedert 2001 heeft het Parlement zich voorstander getoond van een coherent beleid op het gebied van sociale verantwoordelijkheid van ondernemingen, door eerlijke sociale normen in te stellen om het probleem in de gehele wereld te bestrijden. In overeenstemming met de eisen van het Parlement heeft de Commissie een geïntegreerde strategie voorgesteld met inbegrip van vrijwillige initiatieven, basisarbeidsnormen in overeenkomsten met derde landen en capaciteitsopbouw voor landen om basisarbeidsnormen in praktijk te brengen en in acht te nemen1. Op basis van het herzien stelsel van algemene preferenties (december 2001) kent het systeem voor sociale stimuli bijkomende preferenties toe aan landen die basisarbeidsnormen in acht nemen. Op dezelfde grondslag werd de tijdelijke opschorting van de algemene preferenties naar ernstige schendingen van alle ILO-basisverdragen uitgebreid, bijvoorbeeld in het geval van Birma/Myanmar. In het kader van de EIDHR wordt financiering toegekend voor projecten die de kwesties van kinderarbeid en slavernij aanpakken2. Geweld tegen vrouwen, zoals genitale verminking, verkrachting in oorlogstijd en vrouwenhandel met het oog op seksuele uitbuiting zijn zeer belangrijke kwesties. Hoewel 53 staten aan het VN-Verdrag tot uitbanning van discriminatie van de vrouw deelnemen (vanaf 2 november 2003), is uit debatten op de 59e vergadering van het UNCHR en op de 47e vergadering van de Commission on the Status of Women gebleken dat de tendens nog steeds bestaat de schending van vrouwenrechten – in het bijzonder genitale verminking en misdaden om redenen van eer – op grond van godsdienst, gewoonten en tradities te rechtvaardigen. De relevante aanbevelingen van het platform van Peking worden dus ernstig op de proef gesteld3. In een aantal resoluties heeft het Parlement ertoe opgeroepen genitale verminking volledig als een schending van de mensenrechten te erkennen. Het onderstreepte de behoefte in behandeling voor de slachtoffers te voorzien en riep op tot de passende bescherming van zulke vrouwen waar ze asiel aanvragen4. Het Parlement ondersteunde in Afrikaanse, Arabische en EU-landen actief het project "Stop FGM: an International Campaign to eradicate Female Mutilation", dat een EIDHR-subsidie kreeg van bijna 1 miljoen euro. Het Parlement heeft verschillende aanbevelingen gedaan met betrekking tot het verzet tegen schendingen van vrouwenrechten in de buitenlandse betrekkingen van de EU en onder meer de opname naast de algemene mensenrechtenclausule van speciale clausules in externe overeenkomsten voorgesteld, samen met stimulerende en in geval van niet-inachtneming bestraffende maatregelen 5. De bestrijding van vrouwen- en kinderhandel is in overeenstemming met het verzoek van het EP een integrerend deel van de politieke dialoog met de betrokken landen geworden. TACIS en CARDS financieren antimensenhandelprojecten in Oost- en Zuidoost-Europa. De Commissie heeft bevestigd dat in de context van de dialoog tussen de EU en Afrika een actieplan werd uitgewerkt. Wat de bescherming van slachtoffers op EU-niveau betreft, heeft de Raad justitie en binnenlandse zaken een overeenkomst over verblijfsvergunningen voor burgers van derde landen 1
Mededelingen over de rol van de EU bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen, COM (2001) 252 van 8.5.2001, en de mededeling over de bevordering van funcdamentele arbeidsnormen en verbetering van de sociale governance in de context van de globalisering, COM(2001) 416 van 18.7. 2001. 2 In het kader van de begroting 2001 werd € 1.252.375 toegewezen aan de bevordering van kinderrechten en de bestrijding van kinderhandel, moderne vormen van slavernij en de uitbuiting van minderjarigen in Gabon, Benin, Togo en Nigeria. Die steun vult de steun aan die via landspecifieke wordt verstrekt. 3 Zie EU-jaarverslag 2003, pagina 83. 4 PB C 77 E, 28.3.2002, blz. 126. 5 P5_TA-PROV (2003)0497 goedgekeurd op 19.11.2003.
PR\529696NL.doc
23/52
PE 329.350/rev.
NL
die slachtoffer werden van mensenhandel bereikt 1. Het Parlement heeft aandacht voor de situatie van verdedigers van de mensenrechten. Verdedigers van de mensenrechten werden bedreigd nadat zij voor het Europees Parlement over de kritieke situatie in hun land hadden getuigd (zie de zaak-ACAT in het hoofdstuk over individuele gevallen). Gevallen van ontvoering van en zelfs moord op hulpverleners zijn welbekend. De situatie van de mensenrechtenactivisten die zelf doelwit worden van schendingen van de mensenrechten, pesterijen vanwege staatsautoriteiten, intimidatie, willekeurige arrestatie en foltering, is na 11 september verslechterd. Antiterrorismemaatregelen van regeringen beperken vaak de vrijheid van meningsuiting en van verkeer van mensenrechtenactivisten in vergelijking met hun legitieme werk in onevenredige mate. De Commissie, die de bezorgdheid van het Parlement deelt, heeft in contracten met uitvoerende partners van humanitaire steun van de EG specifieke veiligheidsclausules ingevoerd. Het Parlement drukt zijn bezorgdheid uit over de kwetsbare positie van inheemse volkeren in de gehele wereld. In overeenstemming met zijn verzoek bevestigde de Commissie dat overeenkomstig de conclusies van de Raad van 18 november 2002 in de overeenkomsten van de Gemeenschap met betrekking tot Centraal-Amerika en de Andesgemeenschap2 waarover wordt onderhandeld, specifieke verwijzingen naar inheemse volkeren zijn opgenomen. In de context van politieke dialogen zal ook veel aandacht aan de behoeften van inheemse volkeren worden besteed. Het Parlement zelf is voorstander van de instelling van een permanente delegatie tussen het Europees Parlement en het VN-Forum over inheemse volkeren.
De interne structuur van het Europees Parlement met betrekking tot kwesties op het gebied van mensenrechten en democratie In het begin van de 5e zittingsperiode werd de subcommissie mensenrechten afgeschaft, die tussen 1984 en 1999 in het kader van de Commissie buitenlandse zaken heeft bestaan. De fracties konden het niet eens over worden over de instelling van een volledige, voor de mensenrechten in en buiten de Europese Unie bevoegde commissie mensenrechten of de herinstelling van de subcommissie. De autoriteiten van het Parlement kozen voor de oplossing van de versterking van mensenrechtenkwesties in het kader van de belangrijkste bevoegde commissie. Een uit leden uit alle fracties van het Europees Parlement bestaande werkgroep mensenrechten werd ingesteld en vergaderde in het kader van de vergaderingen van de Commissie buitenlandse zaken vooral over de mensenrechtensituatie in een specifiek land. In het kader van de Commissie ontwikkelingssamenwerking werd een werkgroep ingesteld die zich met mensenrechten, specifiek met betrekking tot ACS-landen, bezighield. De Interparlementaire delegaties, Paritaire parlementaire commissies en Parlementaire samenwerkingscommissies bespraken mensenrechtenkwesties op hun vergaderingen met parlementsleden van partnerlanden. De verantwoordelijkheid voor de fundamentele rechten in de Europese Unie ligt bij de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken. De regelingen die moesten leiden tot meer aandacht voor mensenrechtenkwesties waren, vooral wegens logistieke beperkingen, echter niet bevredigend. Het Parlement heeft zich gehouden aan zijn verplichting tot een herziening van zijn eigen structuren, en de werkmethodes van zijn voor mensenrechten bevoegde organen staan hoog op de agenda. Het meest recent werd besloten in het begin van de volgende zittingsperiode opnieuw een subcommissie mensenrechten in te stellen. Er dient een manier te worden gevonden om te 1 2
Raad justitie en binnenlandse zaken 6.11.2003. zie ook het verslag van de Commissie over de vooruitgang van het werken met inheemse volkeren, 11.6.2002.
PE 329.350/rev.
NL
24/52
PR\529696NL.doc
garanderen dat de aanwezigheid van de leden toeneemt en om de bevoegdheden van de nieuwe subcommissie te versterken om zijn werkzaamheden zichtbaarder en resultaatgerichter te maken. In overeenstemming met de verzoeken van het Parlement sedert 2000, en in het bijzonder het jaarverslag van vorig jaar, dient een gecoördineerde benadering te worden gevonden om de mensenrechten in de activiteiten met betrekking tot buitenlandse betrekkingen - GBVB, ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse handel – te mainstreamen en de activiteiten van de toekomstige subcommissie, de belangrijkste bevoegde commissies en de interparlementaire delegaties te koppelen. Een consistente follow-up van de resoluties van het Parlement door de Commissie, de Raad en de betrokken derde landen, met bijzondere aandacht voor individuele gevallen, dient te worden gegarandeerd.
De ontsporingen in de bestrijding van terrorisme De bestrijding van terrorisme gaat regelmatig met een grote aantasting van de rechten en vrijheden van de burger gepaard. Dat is in veel staten het geval; het gaat om staten die geen specifieke definitie van terrorisme hebben bepaald, en weigeren terrorisme als een typisch en autonoom strafbaar feit te definiëren; het gaat ook om staten die het fenomeen terrorist juridisch hebben vastgelegd via bijkomende wetgeving; er zijn ook staten met een specifieke definitie van het strafbaar feit terrorisme. De bestrijding van terrorisme op juridisch gebied is minder een kwestie van definitie in het strafrecht dan van strafrechtelijke procedure: in alle staten zijn aan de verschillende instellingen op het gebied van politie, vervolging en rechtspraak grotere bevoegdheden toegekend om het terrorisme te bestrijden. Deze als onontbeerlijk voor een doeltreffende bestrijding van het terrorisme voorgestelde aantasting van de rechten en vrijheden van de burgers is ook in de context van de internationale samenwerking van politie en justitie bevestigd. Onderzoek van de in de verschillende wetgevingen goedgekeurde procedurele mechanismen om het onderzoek, de vaststelling, de vervolging, de veroordeling en de bestraffing van terroristische daden te garanderen stelt ons in staat juridische oplossingen te beklemtonen die zeer vaak van de traditionele regels van de verschillende nationale strafprocedures afwijken. Sommige goedgekeurde oplossingen zijn voor een jurist die voor de bescherming van de individuele rechten gevoelig is, werkelijk met de algemeen aanvaarde normen in strijd; ze moeten daarom met de onontbeerlijke en even legitieme verdediging van de democratische orde in evenwicht worden gebracht: het geven van voorrang aan het ene leidt onvermijdelijk tot een relatief gevaar voor de belangen van het andere voorschrift. De bestrijding van terrorisme houdt niet alleen een gevaar in voor de individuele vrijheden. Hoewel het belangrijk is de nadruk te leggen op de nodige voorzichtigheid die de actoren in het kader van de preventie van individuele terroristische acties en het zoeken naar de daders van zulke acties in acht dienen te nemen, hetgeen een van de elementen van de definitie van een rechtstaat is, mogen de collectieve aspecten van een verbeten strijd tegen het fenomeen niet worden vergeten. Emotie, angst, een gevoel van woede, frustratie en wraak kunnen leiden tot de goedkeuring door een staat van maatregelen met betrekking tot de bestrijding van misdaden, die de fundamentele rechten van individuen sterk wijzigen. Ondanks de verloochening van de methoden en doelstellingen van terroristen, bestaat het gevaar dat aanvechtbare maatregelen niet alleen op verdachte individuen, maar ook op een heel deel van de bevolking worden toegepast, op grond van hun nationaliteit, godsdienst, etniciteit of politieke overtuiging. Een gezamenlijke reactie is gevaarlijk verleidelijk voor wie niet de terroristen, maar het terrorisme wil straffen, tenminste dat terrorisme waarvan hij slachtoffer is geweest, en daarbij niet alleen de daders uit de weg wil PR\529696NL.doc
25/52
PE 329.350/rev.
NL
ruimen, maar ook diegenen die er de van oorzaak zijn. Deze gezamenlijke bestraffing kan verschillende vormen aannemen. Racisme is de eerste, georganiseerde discriminatie een andere. De bestrijding van de activiteiten van een terroristische groep houdt een bedreiging in, niet alleen van veralgemening, maar van wantrouwen tegenover elke persoon die tot de nationaliteit van de geïdentificeerde groep behoort, en daarna bij uitbreiding tegenover alle vreemdelingen. De volgende stap is het massale gebruik van strijdkrachten tegen een staat. De slachtoffer-staat komt dan in de verleiding een land met zijn strijdkrachten unilateraal aan te vallen, onder het voorwendsel dat ze terroristen herbergen. Bovendien is het statuut van strijders in geval van oorlog tegen terrorisme dubbelzinnig, en de bron van veel schendingen van het internationaal humanitair recht. De militairen kennen hun niet het statuut van krijgsgevangenen toe, omdat ze van afschuwelijke misdaden worden verdacht, maar hun lot, zowel wat de omstandigheden van hun opsluiting als die opsluiting zelf betreft, is in handen van de strijdkrachten, zonder enige openbaarheid of controle van humanitaire organisaties. Een andere zware maatregel is gedwongen segregatie. In deze optiek wordt de terrorist geïdentificeerd aan de hand van de bevolking waartoe hij behoort. De oplossing bestaat er dan in deze bevolking ervan te weerhouden zich onder de slachtoffer-bevolking te mengen. De geografie van de natuurlijke hulpbronnen is dan niet altijd met de politieke wil in overeenstemming. Dat heeft dus tot gevolg dat een bevolking wordt afgesneden van delen van haar grondgebied of van natuurlijke hulpbronnen waarover ze vroeger beschikte. De toegangspunten tot het slachtoffer-territorium worden gebieden met zeer grote bescherming en zeer groot risico, met alle gevolgen van dien wat betreft fouilleren, chantage, vernedering en corruptie. Ook de tolerantie voor tekortkomingen ten opzichte van de mensenrechten houdt, paradoxaal, een schending van de mensenrechten in. De druk op bepaalde staten om aan zware schendingen van de mensenrechten een einde te maken, vervaagt als het erom gaat hun samenwerking in het kader van de terrorismebestrijding te verwerven. Veel misbruik tegenover de bevolking wordt trouwens door de strijd tegen terrorisme gerechtvaardigd. Dat misbruik wordt door de internationale gemeenschap niet veroordeeld, maar getolereerd, wegens de noodzaak met sommige van die landen in de wereldwijde oorlog tegen terrorisme samen te werken. Overigens vinden andere vormen van reacties, zoals buitengerechtelijke terechtstellingen, die vaak tot "bijkomende schade" leiden, vaak plaats in algemene onverschilligheid, zelfs als ze met de soevereiniteit van een ter vergelding aangevallen staat in strijd zijn. Afsluitend wijzen wij nog op de schendingen waarvan journalistes slachtoffer worden bij hun inspanningen om de bevolking te informeren. Het is duidelijk dat een onderzoek vereist dat geen informatie wordt verspreid die terroristen over het tegen hen gevoerde onderzoek kan inlichten. Deze onontbeerlijke discretie leidt in sommige gevallen in naam van de bestrijding van terrorisme echter tot systematische censuur van de pers en het gebruik ervan voor propaganda en desinformatie. Het zijn dus niet alleen de journalisten die slachtoffer zijn van misbruik, maar de gehele bevolking, voor wie wezenlijke informatie verborgen wordt gehouden en die wordt gemanipuleerd om haar steun te verkrijgen voor een actie die, zonder desinformatie, zelfs door de slachtoffer-bevolking zou worden afgekeurd. De censuur van de pers kan in bepaald landen vergezeld gaan van bedreigingen en fysieke intimidatie tegenover journalisten die informatie willen vergaren of geen desinformatie willen verspreiden. Het gaat er hier niet om de mensenrechten tot kader te maken van een laks beleid dat terrorisme PE 329.350/rev.
NL
26/52
PR\529696NL.doc
gunstig gezind is. Het gaat om acties die in hun doelstellingen en methoden de fundamentele rechten zelf verloochenen. Het gebruik van dezelfde methodes, "het doel heiligt de middelen", verstrekt diegenen die de daden stellen die moeten worden bestreden, echter argumenten. De oplossing is geen verbeten strijd ten koste van grote bijkomende schade, maar de bevordering van de absolute inachtneming van de mensenrechten, opdat de dood van onschuldigen, wat ook de oorzaak of de doelstelling is van de daad, niet meer als aanvaardbaar kan worden beschouwd, en opdat de daders van terroristische acties geen steun meer krijgen, zelfs niet van de bevolking die ze zeggen te verdedigen.
Reproductieve gezondheid "Iedereen heeft het recht de hoogst mogelijke norm van lichamelijke en geestelijke gezondheid te genieten. Alle staten moeten geschikte maatregelen nemen om, op grond van gelijkheid van mannen en vrouwen, universele toegang tot gezondheidszorg, waaronder reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van gezinsplanning en seksuele gezondheid te garanderen. Reproductieve gezondheidszorgprogramma's moeten zonder enige vorm van dwang in het ruimste aanbod van diensten voorzien. Alle koppels en individuen hebben het fundamenteel recht vrij en verantwoordelijk te beslissen over het aantal en de spreiding van kinderen en over de informatie, het onderwijs en de middelen om dat te doen te beschikken." ICPD Programme of Action went further: Hoofdstuk 2, principe 8. Toegang tot reproductieve gezondheidszorg omvat alle vormen van diensten die betrekking hebben op de seksuele en reproductieve cyclus, waaronder medische diensten en diensten met betrekking tot onderwijs, voeding, raadpleging en geïnformeerde toestemming. Bewezen is dat, als één van de componenten ontbreekt, dit voor de kwaliteit van het leven en de levensverwachting ín het betrokken land rechtstreekse gevolgen heeft. Als het mensenrecht op toegang tot reproductieve gezondheid wordt geweigerd, zijn dit de gevolgen: Elke minuut sterft één vrouw door een met zwangerschap verband houdende oorzaak en treden bij 13 andere zware complicaties op. Ongeveer 200.000 gevallen van moedersterfte per jaar tengevolge van het gebrek aan of het falen van contraceptieve diensten. (minstens 75 miljoen van de 175 miljoen zwangerschappen elk jaar zijn ongewenst, wat leidt tot 45 miljoen abortussen en 30 miljoen levende geboortes). Er zijn ongeveer 100 abortussen per minuut, waarvan er 40 worden uitgevoerd in onveilige omstandigheden door mensen die niet medisch zijn opgeleid. Elk jaar sterven 70.000 vrouwen tengevolge van onveilige abortus. Bijna de helft van alle bevallingen in ontwikkelingslanden vindt plaats zonder de aanwezigheid van een opgeleid medisch begeleider. Meer dan 350 miljoen koppels hebben geen toegang tot een aantal gezinsplanningsdiensten. Ongeveer 126 miljoen vrouwen ter wereld zou onmiddellijk van zulke diensten gebruik maken als ze beschikbaar en betaalbaar waren. Elk jaar sterven 1 miljoen vrouwen tengevolge van infecties van het voortplantingsstelsel, waaronder andere seksueel overdraagbare infecties dan HIV/aids. PR\529696NL.doc
27/52
PE 329.350/rev.
NL
Per minuut worden tien mensen met HIV besmet; de helft daarvan is 24 jaar of jonger. Verkrachting en andere vormen van seksueel geweld nemen toe, ook in Europa. Huiselijk geweld is één van de grootste oorzaken van zelfmoord bij jonge vrouwen. Meer dan 100 miljoen vrouwen die anders in leven zouden zijn, zijn dat niet, ten gevolge van abortus op grond van geslacht, kindermoord en verwaarlozing. Elk jaar worden 2 miljoen meisjes tussen 5 en 15 jaar op de commerciële seksmarkt gebracht, waarvan velen tegen hun wil, in een situatie van virtuele slavernij. Ongeveer 130 miljoen vrouwen werden slachtoffer van genitale verminking, en elk jaar lopen twee miljoen vrouwen dat risico. Ongeveer 2 miljoen vrouwen leven met obstetrische fistula, een vreselijke aandoening die het gevolg is van probleemzwangerschappen en in de eerste plaats jonge vrouwen treft wier geboortekanaal onderontwikkeld is en die geen toegang hebben tot obstetrische noodhulpverlening. De baby kan niet door het geboortekanaal en wordt vaak dood geboren. Na een dagenlange bevalling hebben de vrouwen een gescheurde blaas of darm, of beide, waardoor ze hun lichaamsfuncties niet kunnen controleren. Ze zijn vaak sociale verschoppelingen, verstoten door hun familie, die moeten bedelen om te overleven. Ter vergelijking: in de Verenigde Staten sloot het laatste fistula-hospitaal in 1886. Toegang tot reproductieve gezondheid is niet alleen een vrouwenkwestie, en ook geen kwestie van ontwikkelingslanden. HIV/aids treft beide geslachten, en de afwezigheid van preventie, gebrek aan bevoorrading en het falen in behandeling te voorzien treffen zowel mannen als vrouwen. De dood of invaliditeit van een gezinslid, of het moeder is of vader, heeft zware sociale gevolgen voor het gehele gezin. De aids-epidemie in Oost-Europa en Centraal-Azië wordt steeds zorgwekkender. In 2003 werden ongeveer 230.000 mensen met HIV besmet, waardoor het totale aantal mensen met het virus in die regio tot 1,5 miljoen stijgt. Aids heeft vorig jaar aan ongeveer 30.000 mensen het leven gekost. In de Russische Federatie bijvoorbeeld steeg het aantal nieuwe HIV-infecties in 2002 met 33%, tegenover 24% een jaar eerder. (vergelijkbare cijfers betreffen Oekraïne, Moldavië, Wit-Rusland en Centraal-Aziatische landen). De belangrijkste factor van overdracht blijft de toename van het druggebruik, maar er is ook een sterke stijging van de overdracht van het virus van moeder op kind. De cijfers wijzen op het begin van een nieuwe fase van de epidemie in delen van die landen, waar de seksuele verspreiding van het virus belangrijker wordt. Omdat de meeste spuitende druggebruikers jong en seksueel actief zijn, gebeurt een groot deel van de nieuwe besmettingen via seksuele overdracht. Anderzijds zijn er voorbeelden van goede praktijk, die bewijzen dat een actief regeringsbeleid aan de beperking van het aantal nieuwe HIV/aidsbesmettingen en bovendien aan de verbetering van andere cijfers met betrekking tot reproductieve gezondheid, zoals moedersterfte, andere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's), genitale verminking van vrouwen en alle sociale factoren met betrekking tot deze kwesties een grote bijdrage kan leveren (bijvoorbeeld Oeganda, Senegal en de Filippijnen). Een zeer groot probleem blijft de toegang tot reproductieve gezondheidszorg voor vluchtelingen en in noodsituaties. Vluchtelingen, en in het bijzonder vrouwen, zijn immers zeer kwetsbaar, wat leidt tot grotere moedersterfte en -ziekte, grotere (vaak onveilige) seksuele activiteit met een PE 329.350/rev.
NL
28/52
PR\529696NL.doc
groter risico op SOA's en grotere vruchtbaarheid. Toegang tot reproductieve gezondheid kan alleen worden gegarandeerd als de internationale gemeenschap de in het Caïro-programma gestelde doelstellingen bereikt. De millenniumontwikkelingsdoelstellingen vermelden reproductieve gezondheid niet specifiek, maar betreffen drie belangrijke kwesties: kindersterfte, verbetering van de gezondheid van moeders en bestrijding en preventie van HIV/aids. Om de door 179 landen in het Actieprogramma ondersteunde doelstellingen om tegen 2015 te voorzien in algemene toegang tot reproductieve gezondheid te bereiken, moet volledige internationale betrokkenheid gegarandeerd zijn. De ontwikkelingslanden droegen 76% van hun deel bij, de donorlanden slechts 45% of minder, en de bijdragen van VN-organisaties beliepen net 17,6% van de ICPD-doelstelling voor 2000. Al bij al gaat het om 45,6% van de ICPD-doelstelling voor 2000. De situatie is nog slechter tengevolge van het VS-beleid sedert de regering-Bush. De VS-overheid onthield het UNFPA fondsen in 2002 and 2003, en zal dat in 2004 waarschijnlijk opnieuw doen. De overheid onthield het UNFPA 34 miljoen dollar in 2002 alleen, en zet dit beleid in 2003 voort. De steun voor elke buitenlandse niet-gouvernementele organisaties die advies geeft over abortus of abortus voorstaat, is geschrapt. Bovendien werd dit beleid in 2003 uitgebreid naar alle steun voor vrijwillige bevolkingsplanning voor noodhulp en vluchtelingensteun, bijvoorbeeld de IPPF. Terwijl de EU voor dit verlies tracht te compenseren, moeten veel meer financiële middelen aan het bereiken van deze doelstellingen worden besteed.
De rechten van personen met een handicap Volgens de Verenigde Naties is wereldwijd één persoon op twintig gehandicapt. Drie kwart van de personen met een handicap leven in ontwikkelingslanden, en de kloof tussen rijke en arme landen en landen in vrede en landen in oorlog is duidelijk. Veel oorzaken van arbeidsongeschiktheid, handicaps en handicaps veroorzakende situaties zijn echter te vermijden. Als ze na een infectie of trauma optreden (geweld, gewapende conflicten, verkeersongevallen) kunnen ze, met voldoende middelen, worden voorkomen en/of behandeld. In ontwikkelde landen kunnen echter zelfs aangeboren handicaps worden verlicht. In ontwikkelingslanden is dat niet zo. Armoede, conflicten en invaliditeit versterken elkaar, en vormen een vicieuze cirkel. Door oorlogen verminkte, ontheemde, psychologisch getraumatiseerde, mentaal in de war zijnde, ver van elk rehabilitatie- of zorgcentrum verwijderde bevolkingen zijn de verborgen slachtoffers, die vaak aan de statistieken met betrekking tot gewapende conflicten ontsnappen. Een aantal van die slachtoffers wordt gewoon als bijkomende schade beschouwd. In de Europese Unie blijft de strijd voor de rechten van personen met een handicap en hun volledige integratie zonder discriminatie (bewust of onbewust, al dan niet vrijwillig) als actief individu een dagelijkse strijd. Daarvan getuigt het Forum, dat het Europees Jaar van personen met een handicap in 2003 heeft afgesloten. Wat kunnen wij dus verwachten dat er gebeurt in de wereld als nationale middelen, wetgeving, nationale prioriteiten noch plaatselijke solidariteit er in slagen het probleem aan te pakken? In landen met een laag inkomen beperken onvermogen en handicaps de toegang tot onderwijs en werk, en soms zelfs tot elementaire rechten, of maken die onmogelijk. Ze leiden tot sociale en economische uitsluiting en veroorzaken een armoede die de levensverwachting nog meer beperkt. Het recht op seksualiteit en verantwoordelijk ouderschap waarop de Europese verenigingen aanspraak maken, lijken daar misplaatste luxe. Mentale handicaps worden soms genegeerd of niet onderkend, maar kunnen ook tot vernederende huisvesting of opsluiting, en soms tot gedwongen sterilisatie leiden. Het gebeurt dat een fysieke en/of sensoriële handicap een PR\529696NL.doc
29/52
PE 329.350/rev.
NL
bron is van uitbuiting (gedwongen en georganiseerde bedelarij). Dat gebeurt zelfs in de landen die tot de Unie willen toetreden. De werkzaamheden van de niet-gouvernementele organisaties op dit gebied zijn opmerkelijk en van zeer groot belang. Veel van die organisaties stellen zich niet tevreden met de behandeling van handicap of gebrek en de rehabilitatie van de personen die er slachtoffer van zijn, maar streven ook de erkenning na van hun fundamentele rechten als personen en burgers in hun eigen land. Ze bestrijden ook de oorzaken van handicaps en gebreken, in welke vorm ook. Bijzondere steun dient te worden verleend aan niet-gouvernementele organisaties die in de bestrijding van antipersoonsmijnen actief zijn. In huidige of voormalige conflictgebieden kosten antipersoonsmijnen elk jaar aan ongeveer 26.000 mensen het leven. De verschillende, aan elke situatie aangepaste ontmijningsprogramma's betreffen niet alleen de rehabilitatie van slachtoffers, onder wie veel kinderen, maar proberen ook de oorlogvoerenden, of dat nu al dan niet staten zijn, van het gebruik van deze moorddadige tuigen te doen afzien. Het Observatorium voor mijnen (ICBL, Nobelprijswinnaar 1997) toont aan dat het aantal producerende landen in enkele jaren tijd van 54 tot 16 is gedaald, en dat door een vijftigtal landen 22 miljoen mijnen werden vernietigd. Veel landen, en niet de minste ( Verenigde Staten, Rusland, China, India, Pakistan…), hebben het Verdrag van Ottawa echter nog niet ondertekend, en lijken niet voornemens dat te doen. Andere landen eerbiedigen hun ondertekening niet.
PE 329.350/rev.
NL
30/52
PR\529696NL.doc
ANNEX I - INDIVIDUAL CASES RAISED BY THE EUROPEAN PARLIAMENT (see list ANNEX II - LIST OF RESOLUTIONS) PEOPLE SENTENCED TO DEATH Famous examples of individual cases were: - Amina Lawal, Safiya Hussaini and Hafsatu Abukabar, three women who were accused of adultery and sentenced to death by stoning in the northern states of Nigeria under Sharia law. Sharia law has been introduced in a dozen largely Muslim northern states during the last three years. The code does not apply to Christians. The fate of these women received a lot of international attention. Particularly important were the roles played by civil society and human rights and non-governmental organisations. The European Union followed the proceedings closely and issued statements on various occasions. Between 2001 and 2003, Parliament adopted several resolutions1 calling on the Nigerian Supreme Court to deliver a judgment bringing regional legislation into line with the international law that Nigeria has signed up to, in particular the International Covenant on Civil and Political Rights, the Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women and the African Charter on Human and Peoples' Rights. The Sharia Court of Appeal of Sokoto State upheld the appeals of Hafsatu Abubakar and Safiya Hussaini in January and March 2002 respectively, and acquitted them. In the case of Amina Lawal, who was sentenced to death on 22 March 2002 after she confessed to having had a child while divorced, the Funtua Upper Sharia Court in Katsina State dismissed the appeal against her conviction on 19 August 2002. The Court further ruled that, in line with an earlier decision by the lower court, Lawal would not be executed until the child was weaned - a period set to end in January 2004. Amina Lawal was given the opportunity for appeal at federal level in the context of the Sharia System. In view of the hearing, the European Parliament called on the Upper Sharia Court of Appeal of Katsina to uphold its commitment to all the international agreements entered into by Nigeria in the human rights field. The Appeal was postponed several times and took place on 27 August 2003. A month later, on 25 September 2003, the court issued its judgment. Amina Lawal was acquitted and set free. The appeals panel overturned the original conviction, largely on the basis of irregularities. - Another case that attracted a lot of attention was that of Dr Hashem Aghajari, the head of the history department at Tarbiat Modaress University in Teheran. Dr Aghajari, a prominent member of the reformist movement, which supports President Mohamad Khatami, was sentenced to death for apostasy by a local court in the town of Hamedan after giving a speech entitled "Islamic Protestantism", reportedly calling for a "religious renewal of Shiite Islam" in which Muslims should not "blindly follow religious leaders". The sentence had triggered several days of strikes amongst university students in Iran and provoked widespread criticism in Iran and abroad. Parliament urgently called for the death sentence against the Professor to be suspended immediately or commuted on appeal in line with the International Covenant on Civil and Political Rights.2 On 14 February 2003, Amnesty International reported that according to 1
OJ C 140 E, 13.6.2002, p.583, OJ C 127 E, 29.5.2003, p. 686, OJ C 272 E, 13.11.2003, p.486, P5_TA(2003)0105 adopted 13.3.2003. 2 P5_TA (2002)0573 adopted 21.11.2002.
PR\529696NL.doc
31/52
PE 329.350/rev.
NL
the London- based Kahyan newspaper, the death sentence against Dr Aghajari had been repealed. Without confirmation by the Judiciary however, the case has to be monitored. - In line with its firm opposition to the use of the death penalty, the European Parliament called on the Turkish authorities not to carry out the death sentence imposed on Mr Öcalan, particularly as Turkey had observed a de facto moratorium on capital punishment since 1984 and had announced its abolition. 1 - Parliament adopted several resolutions on the death penalty in the US calling for sentences to be commuted, for example those of Derek Rocco Barnabei, sentenced to death in the State of Virginia, and of Juan Garza, prisoner under US federal law. 2 Both men were executed; Barnabei in April 2000, and Garza in June 2001. - The European Parliament continued to express its concerns on the extensive use of the death penalty in China. Executions sometimes occur within hours of sentencing. On 2 December 2002, the Intermediate People's Court of Ganzi Tibetan Autonomous Prefecture made its judgment of first instance and sentenced Tenzin Delek Rinpoche, an influential Buddhist lama, to death, suspended for two years, and sentenced his attendant, Lobsang Dhondup, to death for immediate execution. It was the first reported case for many years of death sentences being passed on Tibetans for alleged political offences, "action against the security of the State". The European Parliament urged the Chinese Government to commute the death sentences handed down to both men3 in vain. Lobsang Dhondup was executed on 30 January 2003, immediately after the Higher People's Court rejected the appeal of the two defendants and affirmed the original judgment. The EU reiterated its concerns on the conditions under which the trial was conducted and the lack of certainty as to whether due process and other safeguards for a fair trial were respected, and considered this a serious violation of the rights of the two defendants. The EU, therefore, urged the Chinese authorities to review the case against Tenzin Delek Rinpoche and expressed its expectation that his death sentence would not be upheld.4 Tenzin Delek Rinpoche was executed as well. HUMAN RIGHTS DEFENDERS - The case of Riad Al Turk in Syria has been subject to a resolution of the European Parliament; the case was also treated at a hearing of the Human Rights Working Group on 4 June 2002.5 Riad al-Turk, a leading member of the National Democratic Alliance, a coalition of various Syrian opposition groups, and the First Secretary of the unauthorised Syrian Communist Party, had been detained as a prisoner of conscience without charge or trial and mostly incommunicado from 1980 to 1998. Riad al-Turk was re-arrested by the security forces on 1 September 2001 during a wider crackdown on government critics. He was sentenced to two and a half years in prison by the Supreme State Security Court on charges including "attempting to change the 1
OJ C 301, 18.10.1999, p. 32. OJ C 40, 7.2.2001, p. 424, OJ C 121, 24.4.2001, p. 404. 3 P5_TA(2002)0632 adopted 19.12.2002. 4 Declaration by the EU, 5.2.2003. 5 OJ C 261 E, 30.10.2003, p. 595. 2
PE 329.350/rev.
NL
32/52
PR\529696NL.doc
constitution by illegal means" on 26 June 2002. The European Parliament urged the Syrian authorities to take serious account of the concerns expressed regarding the health of Riad al-Turk and called for his immediate release. Parliament pointed out the current process of an intense dialogue with the Syrian authorities with a view to concluding an association agreement and therefore called on the Council and the Commission to make representations to the Syrian authorities in an effort to secure the release of Riad al-Turk. Following a personal presidential amnesty he was released on 16 November 2002. - Human rights defenders in Egypt, already subjected to repression in the past, have been made even more vulnerable since the promulgation of a new law on associations in June 2002. A prominent case was Mr Saad Eddin Ibrahim, Director of the Khaldoun Centre for Development Studies who had been sentenced, along with his 27 co-defendants, for the first time in May 2001 to seven years' imprisonment on charges of accepting EU funds without prior official authorisation. He was also charged with forgery of electoral cards, misappropriation of funds, and disseminating false information abroad contrary to the interests of Egypt. The judgment had been confirmed in a second trial by the Egyptian Supreme State Security Court on 29 July 2002. The situation raised grave concerns amongst national and international human rights organisations, and was denounced by all the actors of the international community, including the European Parliament that has followed the case closely.1 The European Union clarified that the Ibn Khaldoun Centre and the Hoda Association had - on the basis of duly signed contracts received project funds worth a total of EUR 315 000 from the European Commission. Independent audits gave no evidence of the alleged falsification of documents. The EU reiterated its full support of the defendants and expressed its opinion that the verdict against Dr. Ibrahim and his co-defendants has done serious damage to Egypt's image abroad.2 Mr Eddin Ibrahim was finally released upon a second decision of the Court of Appeal on 3 December 2002, pending for the final and definitive verdict pronounced on 18 March 2003. Further examples of Parliament's attention to the situation of human rights activists who came under threat from the authorities of their countries were: - Mr Yannick Bigah, Chairman of ACAT (Action by Christians for the Abolition of Torture) from Togo who suffered harassment because of the contribution made by ACAT at a hearing organised by the European Parliament on the human rights situation in his country. Mr Bigah was forced to flee the country and other members of ACAT have been obliged to go underground. Parliament called on the Togolese authorities to publish a statement in which they guarantee the safety of the members of ACAT – Togo and to ensure that they may freely pursue their activities in defence of human rights. Mr Bigah was granted political asylum in Belgium in January 2004.3 - Mr Akin Birdal, President of the Human Rights Association of Turkey (IHD), sentenced in 1998 on the grounds that his speech during the World Day of Peace constituted an incitement to hatred, and seriously wounded in an assassination attempt in 1998. After having been released on 25 September 1999 on health grounds, the Turkish courts decided on 30 March 2000 that he 1
OJ C 272 E, 13.11.2003, p. 485, OJ C 053 E, 28.02.2002, p. 406. Declaration by the Presidency on behalf of the EU 30.07.2002 (11415/02 Presse 225). 3 P5_TA-PROV(2003)0131 adopted 8.4.2003. 2
PR\529696NL.doc
33/52
PE 329.350/rev.
NL
must serve the rest of this sentence in prison. The European Parliament condemned his reimprisonment and insisted that the Turkish authorities release him immediately, particularly in view of the strict application of the Copenhagen political criteria in the applicant countries.1 Akin Birdal was finally released in September 2000. - Flora Brovina, the Albanian doctor and human rights campaigner, who was sentenced to twelve years' imprisonment in February 2000 by a court in the Serbian city of Nis. The European Parliament appealed to the Serbian government to immediately release Mrs Brovina, who was in poor health. In addition, it called on the Council to take a decisive initiative with a view to exerting strong pressure on the Belgrade authorities and obtaining the release of Albanian Kosovar political prisoners. On the orders of the newly elected President Kostunica she was released on 1 November 2000. Three weeks later the European Parliament's Delegation for Relations with South-Eastern Europe held a meeting with Mrs Brovina in Brussels. 2 - Mr Nazar and Mr Kautsa, internationally recognised Acehnese human rights activists, were sentenced on the grounds of spreading hatred against the government following their participation in peaceful pro-independence meetings. Parliament called on the Indonesian Government for their immediate release and for protection of human rights defenders and to allow the UN Special Representative on Human Rights Defenders to visit the province of Aceh.3 On 1 July 2002, a five-year prison term was handed down to Mr Nazar, who is still in prison. Mr Kautsa was acquitted of all charges and released in November 2001, after he had spent four months in detention. - Arjan Erkel, the head of the Médecins Sans Frontiers mission in Dagestan, who was abducted on 12 August 2002. Parliament called on the Russian authorities to step up their efforts to find and free Mr Erkel.4 President Cox wrote to the Russian Ambassador to the EU about the case and met with representatives of Médecins Sans Frontières. JOURNALISTS AND SCIENTISTS Cases of journalists, mainly from independent media, or cases of scientists who have been detained and questioned concerning alleged defamation and/or crimes against the security of the state were brought up by Parliament in its resolutions on various countries. Parliament takes the view that the EU must be vigilant on behalf of citizens persecuted or imprisoned for their scientific, environmental or humanitarian commitments or positions, in the same way as political prisoners.5 Some of the most striking cases which have been raised by Parliament are listed below. - The case of Grigory Pasko was highly symbolic of restrictions on the right to freedom of speech in Russia. Grigory Pasko, a military reporter, was convicted of treason on 25 December 2001 and sentenced to four years' imprisonment in a work camp in Vladivostok for bringing to light the brewing nuclear disaster represented by the Russian Navy's ageing Pacific fleet and its negligent waste disposal practices. In its resolution on his verdict, the EP urged the Russian authorities to release Grigory Pasko immediately, halting further judicial proceedings, and 1
OJ C 40, 7.2.2001, p. 422. OJ C 339, 29.11.2000, p. 273, OJ C 067, 1.3.2001, p. 291, OJ C 232, 17.8.2001, p. 352. 3 P5_TA(2003)0271 adopted 5.6.2003. 4 P5_TA(2003)0335 adopted 3.7.2003. 5 P5_TA-PROV(2003)0375, para 47, adopted 4.9.2003. 2
PE 329.350/rev.
NL
34/52
PR\529696NL.doc
expressed its hope to see positive steps by President Putin. Parliament called on the Council to express the EU's Deepest concern and its sympathy with the imprisoned journalist and to put the subject of freedom of the media at the top of the agenda for the next EU-Russia meetings. 1 On 1 January 2003, amendments of the Russian Criminal Procedure Code entered into force, allowing consideration of cases by the Presidium based on the fact that a supervisory appeal is submitted. These amendments have opened the gates to the Presidium for Grigory Pasko who was granted a parole release on 23 January 2003. The European Court of Human Rights in Strasbourg has taken on Pasko's case and is expected to reach a decision by the end of 2003. Among these rights spelled out by the European Convention on Human Rights that were violated in the Pasko case are the right to the determination of criminal charges within a reasonable time, the right to a fair trial, defence against being tried retroactively and under too extensive an interpretation of existing legislation, and the right to freedom of expression. - Alexander Nikitin, a Russian engineer, was charged in 1996 with high treason and divulging state secrets for co-authoring a report for the Norwegian-based Bellona Foundation that documented the environmental dangers posed by the abandoned nuclear submarines of the Russian Northern Fleet in the Kola Peninsula. Parliament asked the Russian authorities to guarantee Nikitin an impartial and public trial and to dismiss the charges against him based on secret retroactive decrees, the application of which was contrary to the Russian Constitution.2 The St. Petersburg City Court acquitted Alexander Nikitin in December 1999. But only after the Supreme Court had dismissed the appeal of the Prosecutor-General on this decision in September 2000 was the criminal case against Nikitin brought to a close after five long years. - Andrei Babitsky, the Radio Liberty Reporter, was another case of a journalist who came under threat in Russia. The journalist had been covering the war in Chechnya before he was detained at a Russian checkpoint on 16 January 2000 and was then supposedly handed over by the Russian authorities to Chechen commanders in exchange for two Russian prisoners of war. Mr Babitsky, alleged to have been involved with armed groups, faced a prison sentence of up to five years if found guilty. Parliament called on the Russian authorities to ensure that Russian and international journalists can work in Chechnya without constraints and asked to provide a full account of the journalist's disappearance. 3 - Professor Yuri Bandazhevsky, the Belarusian scientist, has been sentenced on 18 June 2001 to 8 years' hard labour (with a ban on reading and writing) for denouncing the health situation in Belarus after the explosion of the Chernobyl nuclear power plant. The European Parliament considers that scientists such as Professor Bandazhevsky who are critical of officialdom should not be prosecuted under criminal law for their publications and sentenced to disproportionately lengthy terms of imprisonment. The European Parliament called on President Loukachenko to ensure that his case was reviewed by an independent commission and refers, in this connection, to the fact that the published results of the professor's work received international acknowledgement.4 1
OJ C 271 E, 12.11.2003, p. 611, OJ C 284 E, 21.11.2002, p. 354. OJ C 189, 7.7.2000, p. 237. 3 OJ C 339, 29.11.2000, p. 277, OJ C 377, 29.12.2000, p. 358. 4 OJ C 271 E, 12.11.2003, p. 614, OJ C .65 E, 14.3.2002, p.373. 2
PR\529696NL.doc
35/52
PE 329.350/rev.
NL
- The case of Sergei Duvanov, a leading independent journalist and editor of a human rights bulletin in Kazakhstan has attracted major attention. Sergei Duvanov was arrested on 28 October 2002 on charges relating to sexual offences with a minor which were based on dubious evidence. He has been sentenced to three and a half years imprisonment despite many irregularities in the investigation and a lack of adequate legal defence during his trial. Parliament expressed its great concern over the investigation, trial and sentencing of Sergei Duvanov and called for his immediate release as well as for an independent investigation into the case. 1 The EU had followed the course of the events leading up to the trial of Mr Duvanov over several months, including through the attendance of an EU observer throughout the proceedings. The EU declared that the trial could not be considered fair according to OSCE standards. All the shortcomings raise concerns over the guilty verdict passed on Sergei Duvanov, and must also pose wider questions about the rule of law in Kazakhstan. The EU welcomed the offer by Kazakhstan to provide access to case materials concerning Mr Duvanov to professional jurists sent by the OSCE and will follow this up as soon as possible. 2 - Mr Olivier Dupuis, Member of the European Parliament, together with four other members of the Transnational Radical Party, was arrested in Laos on 26 October 2001 and imprisoned for 14 days in particularly harsh conditions, with no contact with diplomatic representatives of their respective countries. The MEP and his four companions were detained on the grounds of a non-violent demonstration in favour of democracy and reconciliation in Laos organised on the occasion of the second anniversary of the '26 October 1999 Movement', whose principal leaders have disappeared and of whom no news has been forthcoming since that date. Olivier Dupuis and the other four European activists were released after a two-year suspended sentence had been handed down by the Vientiane court to the detainees for propaganda against the Lao People's Democratic Republic. 3 - Parliament again passed a strong resolution on a case of two other European citizens arrested in Laos on 4 June 2003.4 The Belgian journalist, Mr Thierry Falise, and Mr Vincent Reynaud, a French cameraman, were arrested together with their Laotian escorts while producing a report on the Hmong, who were allied to the US during the Vietnam war and have a long history of resistance and aspirations to independence vis-à-vis the Laotian government. After having been sentenced to 15 years in prison on charges of 'obstructing an official in the performance of his duties', in a trial which failed to respect the defendants' rights, the two Europeans and their Laotian interpreter were released on 9 July 2003. The three other Laotians still remain in prison. - Shahbaz Huduoglu, editor-in-chief and founder of the Milletin Sesi (People's Voice) newspaper in Azerbaijan, was sentenced to six months in jail by a Baku court on 17 September 2001 for having criticised Ramiz Mehdiyev, Head of the Presidential Office, in an article. The European Parliament called for his release without delay and the rights of the citizens in Azerbaijan, and the rights of journalists in particular, to be ensured. 5 On 17 October 2001, the day when the Court of Appeals was scheduled to hear Mr Huduoglu's case, President Aliyev signed a pardon to release him in honour of the 10th anniversary of Azerbaijan's independence. 1
P5_TA(2003)0064 adopted 13.2.2003, P5_TA(2003)0467 adopted 23.10.2003. Declaration by the Presidency on behalf of the European Union, 14 February 2003 6375/03 (Presse 45) P 18/03. 3 OJ C 140 E, 13.6.2003, p. 577. 4 P5_TA(2003)0340 adopted 3.7.2003. 5 OJ C 087 E, 11.4.2002, p. 261. 2
PE 329.350/rev.
NL
36/52
PR\529696NL.doc
POLITICAL PRISONERS - PRISONERS OF CONSCIENCE A major concern of the European Parliament is the repression of political opposition in a large number of countries. The European Parliament has called for the release of all political prisoners: - in Kazakhstan, Kyrgyztan, and particularly in Turkmenistan, which is one of the Central Asian states where the human rights situation has deteriorated dramatically recently; cases of unfair trials, torture and ill-treatment of political opponents, including death in custody, were subjects of strong resolutions of the European Parliament1; - in Eritrea, following the arrest of representatives of the Eritrean opposition, including 11 former members of the Government, the ban on an independent press and the arrest of several journalists since September 2001 as well as the government crack-down on students in August 2001; 2 - in Equatorial Guinea, where the sentencing of 68 opposition leaders to jail terms ranging from 6 to 20 years was a result of political trials that were internationally considered as unfair and in total disregard of the most fundamental rights of defence;3 - in Ethiopia, where 110 opposition politicians had been arrested, together with hundreds of students, and being kept in solitary confinement, among them Lidetu Ayalew, Secretary-General of the Ethiopian Democratic Party, the journalist Seifu Mekonen, and Professor Mesfin Woldemariam, founder and former President of the Ethiopia Human Rights Council, the country's first independent human rights organisation, and Dr Berhanu Nega, President of the non-governmental Ethiopian Economic Association, an eminent human rights activist; 4 - in Mauritania, where the leader of the Mauritanian Popular Front, Mr Chbih Ould Cheikh Malainine, a former minister, as well as two other members of the MPF, had been sentenced in June 2001 to five years' imprisonment on charges of 'conspiracy against the state' following widespread repression of political activities of the opposition, the press and human rights organisations5. After three years' imprisonment under very harsh conditions, Mr Malainine was released on 24 August 2003; - in Togo, where Mr Yawovi Agboyibo, chairman of the Action Committee for Renewal, one of the main opposition groups, was sentenced to imprisonment for six months, on 3 August 2001, for attacking the honour of the Prime Minister, Parliament called on President Eyadema not to wait until Yawovi Agboyibo applies for a pardon before having him released, so as to demonstrate that the presidential alliance will allow the Togolese opposition to express itself fully and freely during the elections on 1 June 20036; Yawovi Agboyibo was set free on 14 March 2002; - in Zimbabwe, where the post-election period in 2000 was characterised by violence and persecution of political opponents, in particular the Movement for Democratic Change and its President, Morgan Tsvangirai, the MDC Secretary-General, Welshman Ncube, and Renson 1
P5_TA(2003)0467 adopted 23.10.2003, OJ C 47 E, 27.2.2003, p. 611. OJ C 284 E, 21.11.2002, p. 359. 3 OJ C 261 E, 30.10.2003, p. 592. 4 OJ C 72 E, 21.3.2002, p. 343. 5 OJ C 34 E, 7.2.2002, p. 378. 6 OJ C 72 E, 21.3.2002, p. 344, OJ C 177 E, 25.7.2002, p. 316. 2
PR\529696NL.doc
37/52
PE 329.350/rev.
NL
Gasela, another senior member of MDC; Parliament condemned the sustained campaign of murder, violence, intimidation and harassment by President Mugabe and the ruling Zanu-PF Party against political opponents and insisted that the spurious and unsubstantiated charges against Mogan Tsvangirai, Welshman Ncube and Renson Gasela should be dropped and that the systematic violence and intimidation against opponents of the Mugabe regime must cease 1; on 11 August 2003, the Zimbabwean High Court ruled that opposition leader Morgan Tsvangirai should be tried for treason, because state lawyers demonstrated that Tsvangirai may have plotted to kill President Mugabe in 2001; the court dismissed similar charges against Welshman Ncube and Renson Gasela; - in Moldova, where opposition leaders have disappeared under alarming circumstances, among them Vlad Cubreacov, Member of the Moldovan Parliament and of the Moldovan delegation to the Parliamentary Assembly of the Council of Europe and one of the leading figures of the parliamentary opposition movement in Moldova2; Vlad Cubreacov stood as a candidate in the municipal elections in Moldova in May 2003; - in Tunisia, where Hamma Hammami, leader of the outlawed Communist Workers' Party, as well as Abdeljabar Madouri and Samir Taamallah, appeared before the Court of First Instance in Tunis on 2 February 2002 for a retrial after years of living in hiding; the European Parliament urged the Tunisian authorities to ensure that the current trial is conducted in full compliance with international legal standards and that the accused are afforded specific treatment to guarantee their safety, health and right of defence, which may entail their provisional release3; the Court of First Instance confirmed their initial sentence of nine years' imprisonment; the Appeal Court however reduced the length of imprisonment substantially; the proceedings of both courts were observed by international observers who considered that the trial did not conform to international standards. On 4 September 2002, Mr Hammami was released from prison. His wife, Ms Radhia Nasraoui, went on hunger strike some weeks prior to his release; - in Pakistan, where in March 2001 the largest wave of arrests by the military authorities was directed against the political parties since the military took power in 1999 and where many civil rights activists were arrested, among them Nawadzada Nasrullah Khan, head of the Pakistan Democratic Party and chief of the Alliance for Restoration of Democracy 4; Nasrullah Khan died on 27 September 2003 of a heart attack at the age of 85; - in Malaysia, where the International Security Act (ISA) which allows for indefinite detention without charge or trial of any person suspected of acting in a manner prejudicial to national security, is increasingly used by the Malaysian Government in the name of fighting terrorism. The European Parliament urged the Malaysian Government to abolish the ISA and to release immediately and unconditionally all prisoners of conscience detained under the ISA for exercising their right to legitimate political organisation and dissent, or to officially charge them and ensure that they are tried promptly and fairly5.
1
OJ C 343, 5.12.2001, p. 304, OJ C 180 E, 31.7.2003, p. 535, P5_TA(2003)0066 adopted 13.2.2003. OJ C 127 E, 29.5.2003, p. 679. 3 OJ C 47 E, 27.2.2003, p. 612. 4 OJ C 21 E, 24.1.2002, p. 354. 5 OJ C 53 E, 28.2.2002, p. 406, OJ C 261 E, 30.10.2003, p. 596. 2
PE 329.350/rev.
NL
38/52
PR\529696NL.doc
INDIVIDUALS PERSECUTED ON THE GROUNDS OF THEIR RELIGIOUS BELIEF - Turkmenistan is an appalling case of a country where the principle of religious freedom is not respected, where only Islam and the Russian Orthodox Church are accepted by the State, and other religious communities face discrimination and often persecution. The European Parliament passed a resolution on the case of several people arrested for their religious beliefs, among them Shageldi Atakov, a Baptist minister, sentenced to four years in prison.1 He was released from prison on 8 January 2002 after serving more than three years of his sentence in extremely harsh conditions. - Freedom of expression and religion in Vietnam is a constant concern of the European Parliament. Over a number of years it has adopted many resolutions in particular on restrictions on and withholding official recognition from certain religious bodies. Parliament strongly condemns the repression of the Unified Buddhist Church of Vietnam, the Christian Montanards and the Hoa Hao Buddhist Church. Parliament is particularly concerned about the isolation of the Patriarch of the UBCV, the Venerable Thich Huyen Quang, who has been living under conditions resembling house arrest since 1982, and of the Venerable Thich Quang Do, the UBCV's second-ranking leader, who has been confined to his living quarters under guard since June 2001, for having launched an appeal for democracy in Vietnam, as well as of the imprisonment of Father Nguyen Van Ly since May 2001 for having expressed his religious faith peacefully. Parliament called on the Vietnamese government to release all prisoners of conscience and to guarantee them their full political and civil rights2. PEOPLE DISCRIMINATED AGAINST ON THE GROUNDS OF THEIR SEXUAL ORIENTATION The detention of 50 defendants suspected of homosexuality in Egypt, in the so-called Queen Boat case, was declared arbitrary by the UN Working Group on Arbitrary Detention. The European Parliament recalled the human rights clause of the Association Agreement and urged the Egyptian authorities to stop all prosecution and discrimination of citizens on grounds of sexual orientation.3 Following the retrial and a ruling of the Court of Cassation on 4 June 2003, 21 persons were sentenced to one to three years' imprisonment, while 29 were acquitted. The Egyptian Parliament reacted on the adoption of the resolution by accusing the European Parliament of intransigence. The Egyptian Parliament reproaches the MEPs of 'simplifying thorny issues to the extreme' and making 'arbitrary judgments'. 'Nobody has the right to preach to others' it asserts in the letter.4 SAKHAROV PRIZE LAUREATES The European Parliament paid major attention to the situation of former Sakharov Prize laureates, Leyla Zana in Turkey, Aung San Suu Kyi in Burma and Oswaldo Payá Sardiñas 1
OJ C 343, 5.12.2001, p. 310. P5_TA(2003)0526 adopted 20.11.2003, P5_TA(2003)0225 adopted 15.5.2003, OJ C 065 E, 14.3.2002, p. 369, OJ C 87 E, 11.4.2002, p. 255. 3 P5_TA-PROV(2003)0192 adopted 10.4.2003, OJ C 271 E, 12.11.2003, p. 612. 4 23/04/2003 (Agence Europe) - open letter to President Cox released by MENA news agency. 2
PR\529696NL.doc
39/52
PE 329.350/rev.
NL
in Cuba. In December 1994, Leyla Zana, former Kurdish MP and Sakharov Prize laureate in 1995, was sentenced to fifteen years in prison for supporting the PKK (Kurdish Workers' Party). Since her imprisonment, the European Parliament considered Leyla Zana a prisoner of conscience who has been prosecuted for expressing her peaceful beliefs. It has called on the Turkish authorities to release Leyla Zana and other political prisoners, notably Selim Sadak, Hatip Dicle and Orhan Dogan, the three other former Turkish MPs of Kurdish origin sentenced along with Leyla Zana. The European Parliament has urged Turkey to abrogate the 'anti-terror legislation' which is the basis for massive human rights violations and to thoroughly reform the Turkish penal code by bringing it in line with the European Convention on Human Rights which has been ratified by Turkey. 1 In its decision of 17 July 2001, the European Court of Human Rights unanimously concluded that the legal procedure of the trial against Leyla Zana had not respected her fundamental right to a fair trial, as provided in the European Convention on Human Rights. A second trial was organised following this decision and started on 28 March 2003. The chairman of the EP Delegation to the EU-Turkey Joint Parliamentary Committee, Mr Jan Joost Lagendijk (NL, Greens), called on President Cox to allow an ad hoc delegation to be present at all the hearings of the new trial, up until the verdict. Mr Lagendijk, who headed the European Parliament Delegation, said that they had been a little over-optimistic, following recent reforms passed by the Turkish government. He said that nothing has changed since the 1994 trial; the delegation had seen that the defence had been unable to properly defend its client at this trial. On 23 September 2003, the Committee on Foreign Affairs, Human Rights, Common Security and Defence Policy of the European Parliament organised a meeting with the lawyer of Leyla Zana, Mr Yusuf Alatas. The lawyer concluded: 'The retrial of L. Zana, O. Doga, H. Dicle and S. Sadak is being conducted in a manner which violates both the principle of fair trial and the points determined in the decision of the European Human Rights Court. Until now, the practices of the Court have been far from being objective.' Mr Alatas has informed the MEPs that the request made by the defendants for their release, after nine years of imprisonment, was rejected by the Court without any justification. On these grounds, Leyla Zana and her colleagues have lodged a complaint at the European Court of Human Rights. The European Parliament passed several resolutions on the situation of human rights and democracy in Burma/Myanmar and in particular on the situation of Aung San Suu Kyi, Nobel Prize Winner and Sakharov Prize laureate of 1990. Parliament considers Aung San Suu Kyi a prisoner of conscience who is being prosecuted for expressing her peaceful beliefs and continues to call for her immediate release and for the full exercise of her rights to be guaranteed. After a long period under house arrest, Aung San Suu Kyi was released for almost a year until she was arrested again on 31 May 2003. Parliament considers Aung San Suu Kyi, the winner of the 1990 Burmese elections, the only legitimate elected leader of the Burmese people and insists that the military regime restore democracy and bring about national reconciliation by initiating a broad political dialogue and rapidly releasing all political prisoners.2
1
OJ C 177 E, 25.7.2002, p. 317. P5_TA(2003)0385 adopted 4.9.2003, P5_TA(2003)0272 adopted 5.6.2003, OJ C 177 E, 25.7.2002, p. 317, OJ C 127 E, 29.5.2003, p. 681, P5_TA(2003)0104 adopted 13.3.2003, see also EU declaration of 30.5.2003 and Common position of 16.6.2003. 2
PE 329.350/rev.
NL
40/52
PR\529696NL.doc
In 2002, Parliament awarded the Sakharov Prize for Freedom of Thought to Mr Oswaldo José Payá Sardiñas from Cuba, author of the Manifesto 'Todos Unidos' which is the origin of the Varela Project calling for a referendum on open elections, freedom of speech, freedom for political prisoners and free enterprise. Mr Payá was able to receive the prize personally, after joint efforts by President Cox, an EP delegation on mission in Cuba and diplomatic representatives. Since the situation in Cuba deteriorated in March 2003 after the new wave of arrests of dissidents and the execution of three Cubans who were found guilty of a ferryboat highjack, the Foreign Affairs Committee tried twice, in September and December 2003, to invite Mr Payá in order to demonstrate solidarity with the Sakharov Prize laureate. The invitation followed debates in the EP about the human rights situation in Cuba1 and particularly the 'Sakharov Initiative', which has been supported by many MEPs. Parliament expressed its commitment to strengthen and systematise contacts with former Sakharov Prize laureates with a view to guaranteeing the protective effect of the prize for laureates and monitoring the situation of human rights and fundamental freedoms in the respective countries2. In spite of many efforts made through different channels, Mr Payá was not authorised to leave the country. Instead he sent a message to the European Parliament in which he expressed his thankfulness for the support he receives from Parliament for the Varela Project and for the attention paid to the development of the human rights situation in his country. Parliament had condemned the numerous arrests, after which over 70 human rights activists, members of the political opposition, intellectuals, independent journalists, Varela Project promoters and members of other groups supporting democracy in Cuba, and trade unionists had been imprisoned and called on the Cuban authorities to release those arrested immediately.3 The further deterioration in the human rights situation in Cuba affected the EU's relationship with Cuba. On 16 May 2003, Cuba withdrew its application for membership of the Cotonou Agreement, after the Commission decided to suspend the accession negotiations with Cuba. In his letter, Mr Payá informed Parliament that in spite of the repression of March 2003, the political campaign for the Varela Project continued and thousands of citizens had added their signature in support of the Referendum. He confirmed that the Cuban government has not shown any willingness to bring about a change in the human rights situation of Cuban people, in particular towards more openness, which the majority of Cubans desire.
1
P5_TA(2003)0374 adopted 4.9.2003, P5_TA(2003)0191 adopted 10.4.2003. P5_TA-PROV(2003)0375, para 95, adopted 4.9.2003. 3 P5_TA(2003)0191 adopted 10.4.2003, see also Council conclusions of 14 April 2003. 2
PR\529696NL.doc
41/52
PE 329.350/rev.
NL
ANNEX II - LIST OF RESOLUTIONS List of resolutions adopted by the European Parliament (Rule 50) between July 1999 and February 2004, and relating directly or indirectly to human rights violations in the world: Country
Date of adoption of resolution
AFRICA ALGERIA ANGOLA BURUNDI CAMEROON CENTRAL AFRICAN REPUBLIC CHAD COTE D'IVOIRE DEMOCRATIC REPUBLIC OF CONGO DJIBOUTI EQUATORIAL GUINEA ERITREA ETHIOPIA GUINEA LIBERIA MADAGASCAR MAURITANIA MOZAMBIQUE NAMIBIA NIGERIA RWANDA SIERRA LEONE SOMALIA SOUTH AFRICA SUDAN TANZANIA (refugees from Burundi) TOGO TUNISIA PE 329.350/rev.
NL
18.01.2001 / 17.05.2001 17.02.2000 / 15.03.2001 / /14.06.2001 / 06.09.2001 / 11.04.2002 / 04.07.2002 18.11.1999 / 17.02.2000 (UNCHR) / 07.09.2000 / 23.10.2003 / 15.01.2004 20.01.2000 / 17.05.2001 14.06.2001 20.01.2000 / 14.06.2001 20.01.2000 / 16.11.2000 / 14.12.2000 / 10.10.2002 17.02.2000 (UNCHR)/ 18.01.2001 (UNCHR) / 15.02.2001 / 13.12.2001 / 07.02.2002 / 13.06.2002 / 15.05.2003 16.12.1999 18.05.2000 / 13.06.2002 / 16.01.2003 07.02.2002 17.05.2001 15.02.2001 04.09.2003 07.02.2002 / 16.05.2002 06.09.2001 14.12.2000 05.04.2001 15.02.2001 / 15.11.2001 / 07.02.2002 (UNCHR) / 11.04.2002 / 05.09.2002 / 13.03.2003 / 05.06.2003 18.11.1999 / 17.02.2000 (UNCHR) 16.12.1999 / 17.02.2000 (UNCHR) / 18.05.2000 / 07.09.2000 / 18.01.2001 (UNCHR) 05.04.2001 / 04.07.2002 05.07.2001 17.02.2000 (UNCHR) / 21.11.2002 05.07.2001 16.09.1999 / 06.09.2001 / 13.12.2001 / 08.04.2003 15.06.2000 / 14.12.2000 / 14.03.2002
42/52
PR\529696NL.doc
UGANDA WESTERN SAHARA ZIMBABWE
17.02.2000 (UNCHR) / 06.07.2000 / 03.07.2003 16.03.2000 13.04.2000 / 18.05.2000 / 06.07.2000 / 15.03.2001 / 06.09.2001 / 13.12.2001 / 14.03.2002 / 16.05.2002 / 04.07.2002 / 05.09.2002 / 13.02.2003 / 05.06.2003 15.01.2004
ASIA BANGLADESH CAMBODIA CHINA
BEIJING'S APPLICATION TO HOST THE 2008 OLYMPIC GAMES EAST TIMOR FIJI GEORGIA HONGKONG INDIA INDONESIA
21.11.2002 17.12.2000 / 18.01.2001 / 06.09.2001 / 07.02.2002 / 11.04.2002 / 13.03.2003 / 03.07.2003 / 12.02.2004 20.01.2000 / 17.02.2000 (UNCHR) / 15.02.2001 / 18.01.2001 (UNCHR) / 05.04.2001 (UNCHR) 05.07.2001 16.09.1999 / 18.11.1999 / 17.02.2000 (UNCHR)/ 18.01.2001 (UNCHR) / 04.10.2001 06.07.2000 18.12.2003 19.12.2002 16.03.2000 / 07.02.2002 / 16.05.2002 16.12.1999 / 13.12.2001 / 16.05.2002 / 05.06.2003 / 20.11.2003
KALIMANTAN
15.03.2001
MOLUCCAN ISLANDS KASHMIR KAZAKHSTAN KYRGYZSTAN LAOS MALAYSIA MYANMAR (BURMA)
07.10.1999 / 20.01.2000 / 06.07.2000 16.03.2000 13.02.2003 / 23.10.2003 14.03.2002 / 23.10.2003 15.02.2001 / 15.11.2001 / 03.07.2003 14.06.2001 / 13.06.2002 16.09.1999 / 18.05.2000 / 07.09.2000 / 16.11.2000 / 18.01.2001 (UNCHR) / 04.10.2001 / 13.12.2001 / 11.04.2002 / 13.03.2003 / 05.06.2003 / 04.09.2003 07.09.2000 / 14.06.2001 / 13.12.2001 / 13.06.2002 / 24.10.2002 / 23.10.2003 16.01.2003 18.11.1999 / 15.02.2001 / 05.04.2001 12.02.2004
NEPAL NORTHERN KOREA PAKISTAN
PR\529696NL.doc
43/52
PE 329.350/rev.
NL
PHILIPPINES SOLOMON ISLANDS SOUTHERN CAUCASUS SRI LANKA TAIWAN TAJIKISTAN TIBET TURKMENISTAN and CENTRAL ASIA UZBEKISTAN VIETNAM
18.05.2000 / 18.12.2003 06.07.2000 04.10.2001 18.05.2000 / 14.03.2002 / 20.11.2003 13.04.2000 / 15.05.2003 23.10.2003 13.04.2000 / 06.07.2000 / 19.12.2002 23.10.2003 04.10.2001 / 23.10.2003 16.11.2000 / 05.07.2001 / 04.10.2001 / 11.04.2002 / 15.05.2003 / 20.11.2003
AUSTRALIA AFGHAN REFUGEES / ASYLUM
06.09.2001
EUROPE BELARUS BOSNIA-HERZEGOVINA (Banja Luca) CYPRUS FYROM IRELAND (Immigration) KOSOVO
MOLDOVA RUSSIA RUSSIAN REPUBLIC OF CHECHNYA
RUSSIAN REPUBLIC OF DAGESTAN SOUTHERN CAUCASUS (Armenia, Azerbaijan and Georgia ) FEDERAL REPUBLIC OF YUGOSLAVIA TURKEY TURKMENISTAN
07.10.1999 / 05.07.2001 / 13.06.2002 / 04.07.2002 17.05.2001 05.04.2001 05.10.2000 13.12.2001 22.07.1999 / 16.09.1999 / 07.10.1999 / 18.11.1999 / 17.02.2000 (UNCHR) / 17.02.2000 / 15.06.2000 / 15.02.2001 14.03.2002 / 11.04.2002 / 18.12.2003 18.11.1999 / 18.01.2001 / 07.02.2002 / 04.07.2002 07.10.1999 / 18.11.1999 / 20.1.2000 / 17.02.2000 / 17.02.2000 (UNCHR) / 16.03.2000 / 13.04.2000 / 18.01.2001 (UNCHR) 15.02.2001 / 16.01.2003 / 03.07.2003 16.09.1999 04.10.2001 17.02.2000 (UNCHR) / 16.03.2000 / 15.06.2000 / 14.12.2000 22.07.1999 / 13.04.2000 / 07.09.2000 / 18.01.2001 / 13.12.2001 / 15.05.2003 15.03.2001
AMERICA ARGENTINA BOLIVIA CENTRAL AMERICA PE 329.350/rev.
NL
04.07.2002 23.10.2003 16.11.2000 44/52
PR\529696NL.doc
CHILE COLOMBIA
14.12.2000 07.09.2000 / 18.01.2001 (UNCHR) 04.10.2001 / 14.03.2002 10.04.2003 / 04.09.2003 18.05.2000 / 14.06.2001 / 11.04.2002 / 10.04.2003 15.01.2004 05.04.2001 16.12.1999 15.06.2000 16.03.2000 / 15.06.2000 / 05.10.2000 17.02.2000 / 13.04.2000 / 06.07.2000 13.02.2003
CUBA GUATEMALA HAITI MEXICO NICARAGUA PARAGUAY PERU UNITED STATES VENEZUELA
MIDDLE EAST AFGHANISTAN
16.12.1999 / 17.02.2000 (UNCHR)/ 05.10.2000 / 18.01.2001 (UNCHR) / 14.06.2001 / 13.12.2001 / 05.09.2002 12.02.2004 20.01.2000 / 14.06.2001 / 04.07.2002 / 05.09.2002 / 10.04.2003 16.09.1999 / 17.02.2000 (UNCHR) / 13.04.2000 / 18.05.2000 / 07.02.2002 (UNCHR) / 24.10.2002 / 21.11.2002 / 12.02.2004 20.01.2000 / 13.04.2000 / 06.07.2000 19.12.2002 16.12.1999 17.02.2000 (UNCHR)/ 18.01.2001 (UNCHR) / 07.02.2002 (UNCHR) 13.06.2002
EGYPT IRAN
IRAQ ISRAEL KUWAIT SAUDI ARABIA SYRIA
MISCELLANEOUS EU's rights, priorities and recommendations 17.02.2000 (56th) / 18.01.2001 (57th)/ for the session of the UN Commission on 07.02.2002 (58th)/ 30.01.2003 (59th) Human Rights in Geneva Death Penalty in the World 07.10.1999 / 18.11.1999 / 16.12.1999 / 13.04.2000 / 06.07.2000 / 26.10.2000 / 05.07.2001 Abolition of Death Penalty in Japan, South Korea and Taiwan International Criminal Court Aung San Suu Kyi and Leyla Zana (Sakharov Prize Laureates) Trafficking in Children and Child Soldiers PR\529696NL.doc
13.06.2002 16.12.1999 / 18.01.2001 / 28.02.2002 / 04.07.2002 / 26.09.2002 / 24.10.2002 13.12.2001 03.07.2003
45/52
PE 329.350/rev.
NL
Forced Child Labour (Africa)
17.05.2001
Child Labour in the Production of Sports Equipment EU Position for the Session of the UN GA on the Rights of Child
13.06.2002
UN GA Special Session on the Rights of Child
05.07.2001
European Parliament resolution on the 10th Anniversary of the UN Convention on the Rights of the Child Children kidnapped by their parents Racism and Xenophobia
18.11.1999
Press Freedom throughout the World Combatting Terrorism Detainees in Guantanamo Bay Cluster Bombs Refugees - Channel Tunnel Female Genital Mutilation Harassment at the Workplace Violence towards Catholic Nuns UN World Food Summit UN World Day to Overcome Extreme Poverty UN Conference on Least Developed Countries
PE 329.350/rev.
NL
11.04.2002
15.03.2001 17.02.2000 / 16.03.2000 (European Union) / 16.03.2000 (Candidate Countries) / 06.07.2000 03.10.2001 (World Conference against Racism) 17.05.2001 24.10.2002 07.02.2002 13.12.2001 11.04.2002 20.09.2001 20.09.2001 05.04.2001 16.05.2002 04.10.2001 05.04.2001
46/52
PR\529696NL.doc
PR\529696NL.doc
UNITED NATIONS Universal Declaration on Human Rights International Covenant on Civil and Political Rights Optional Protocol to the International Covenant on Civil and Political Rights Second Optional Protocol to the International Covenant on Civil and Political Rights, aiming at the abolition of the death penalty International Covenant on Economic, Social and Cultural Rights International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women Optional Protocol to the Convention on the Elimination of Discrimination against Women Convention on the Rights of the Child Optional Protocol to the Convention on the Rights of the Child on the involvement of children in armed conflicts http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/a_opt2.htm http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/a_cescr.htm http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/d_icerd.htm http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/e1cedaw.htm http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/opt_cedaw.htm
15 December 1989 16 December 1966 21 December 1965 18 December 1979 6 October 1999
47/52
PE 329.350/rev.
http://www.unhchr.ch/html/menu2/6/crc/treaties/crc.htm http://www.unhchr.ch/html/menu2/6/crc/treaties/opac.htm
http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/a_opt.htm
16 December 1966
20 November 1989 25 May 2000
http://www.unhchr.ch/udhr/index.htm http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/a_ccpr.htm
SOURCE
10 December 1948 16 December 1966
DATE OF ADOPTION INTERNATIONAL HUMAN RIGHTS INSTRUMENTS
TITLE
ANNEX III - BASIC TEXTS
NL
NL
PE 329.350/rev.
Convention to eliminate the Worst Forms of Child Labour UNITED NATIONS CONFERENCES World Conference on Human Rights (Vienna) Declaration and Programme of Action 25 June 1993
17 June 1999
Optional Protocol to the Convention on the 25 May 2000 Rights of the Child on the sale of children, child prostitution and child pornography Convention against Torture and Other Cruel, 10 December 1984 Inhuman or Degrading Treatment or Punishment Optional Protocol to the Convention against 18 December 2002 Torture and Other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment UN Declaration on the Elimination of All Forms 25 November 1981 of Intolerance and Discrimination Based on Religion or Belief UN Declaration on the Right and Responsibility 9 December 1998 of Individuals, Groups and Organs of Society to Promote and Protect Universally Recognised Human Rights and Fundamental Freedoms UN Declaration on Human Rights Defenders 9 December 1998 United Nations Millennium Declaration 8 September 2000 INTERNATIONAL LABOUR ORGANISATION Minimum Age Convention 26 June 1973 Convention on Indigenous and Tribal Peoples 27 June 1989
48/52
http://www.unhchr.ch/html/menu5/wchr.htm
PR\529696NL.doc
http://ilolex.ilo.ch:1567/cgi-lex/convde.pl?C138 http://ilolex.ilo.ch:1567/cgilex/convde.pl?query=C169&query0=C169&submit=Display http://ilolex.ilo.ch:1567/cgilex/convde.pl?query=C182&query0=C182&submit=Display
http://www.un.org/millennium/declaration/ares552e.htm
http://www.unhchr.ch/huridocda/huridoca.nsf/(Symbol)/A.RE S.53.144.En?OpenDocument
http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/d_intole.htm
http://www.bayefsky.com/treaties/cat_opt.php
http://www.unhchr.ch/html/menu3/b/h_cat39.htm
http://www.unhchr.ch/html/menu2/6/crc/treaties/opsc.htm
PR\529696NL.doc
Resolutions on the EU's rights, priorities and recommendations for the sessions of the UN Commission on Human Rights Resolution on the communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the European Union's role in promoting human rights and democratisation in third countries (COM (2001) 252)
Resolutions related to the International Criminal Court
EUROPEAN PARLIAMENT Annual Human Rights Reports
World Conference on Women and Development (Beijing) Declaration and Platform for Action World Conference against Racism, Racial Discrimination, Xenophobia and Related Intolerance (Durban) Declaration and Programme of Action
19 November 1998 16 December 1999 18 January 2001 28 February 2002 4 July 2002 26 September 2002 24 October 2002 18 January 2001 7 February 2002 30 January 2003 25 April 2002
49/52
PE 329.350/rev.
http://www.europarl.ep.ec/comparl/afet/droi/other_reports.htm
http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/other_reports.ht m#resolutions
http://www.europarl.ep.ec/comparl/afet/droi/annual_reports.ht m http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/other_reports.ht m#resolutions
http://www.unhchr.ch/html/racism/Durban.htm
8 September 2001
1983 - 2002
http://www.un.org/womenwatch/daw/beijing/platform/
September 1995
NL
NL
PE 329.350/rev.
Resolution on the Commission communication on EU election assistance and observation (COM (2000) 191 - C5-0259/2000) Resolution on countering racism and xenophobia in the European Union, on the Commission communication: "Countering racism, xenophobia and anti-Semitism in the candidate countries" (COM (1999) 256 – C5-0094/1999), and on the World Conference against Racism Resolution on the communication from the Commission to the Council and the European Parliament on “The European Union and the external dimension of human rights policy: from Rome to Maastricht and beyond” (COM (1995) 567 – C4-0568/1995) Resolution on the report from the Commission on the implementation of measures intended to promote observance of human rights and democratic principles (for 1995) (COM (1996) 672 - C4-0095/1997) Resolution on setting up a single co-ordinating structure within the Commission, responsible for human rights and democratisation Resolution on the communication from the Commission on the inclusion of respect for democratic principles and human rights in agreements between the Community and third countries (COM (1995) 216 – C4-0197/1995) http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm
http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm
http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm
17 December 1998
19 December 1997
19 December 1997 20 September 1996
PR\529696NL.doc
http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm
16 March 2000
50/52
http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm
15 March 2001
PR\529696NL.doc
Guidelines for EU policy towards third countries on the death penalty of 29 June 1998 Guidelines for EU policy towards third countries on torture and other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment Regulations (EC) No 975/1999 and (EC) No 976/1999 on the development and consolidation of democracy and the rule of law and respect for human rights and fundamental freedoms Common Position amending Common Position of 22 January 2001 on the International Criminal Court Action Plan to follow-up on the Common Position of 22 January 2001 on the International Criminal Court Conclusions on human rights and democratisation in third countries, together with practical measures endorsed for the implementation of the Council's conclusions of 25 June 2001 Conclusions on the communication from the Commission to the Council and the European Parliament on the European Union's role in promoting human rights and democratisation in third countries (COM (2001) 252)
COUNCIL EU guidelines on Human rights dialogues
http://ue.eu.int/pesc/icc/doclist.asp?lang=en&doctype=1
27 May 2002
25 June 2001
51/52
http://ue.eu.int/pesc/icc/doclist.asp?lang=en&doctype=1
20 June 2002
10 December 2002
Official Journal L 120 , 08/05/1999 P. 0001 - 0014
PE 329.350/rev.
http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/do c/ghd12_01.htm http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/ad p/guide_en.htm http://europa.eu.int/scadplus/leg/en/lvb/r10109.htm
29 April 1999
9 April 2001
29 June 1998
13 December 2001
NL
NL
4 November 1950
June 2001
Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms OTHERS
Appeal of the First World Congress against the Death Penalty in Strasbourg
PE 329.350/rev.
20 December 2001
31 May 2001
Programming Document for the European Initiative for Democracy and Human Rights (2002-2004) COUNCIL OF EUROPE
Conclusions on the Commission communication on EU election assistance and observation (COM (2000) 191 - C5-0259/2000) COMMISSION
52/52
PR\529696NL.doc
http://www.coe.int/T/E/Communication_and_Research/Press/ Theme_Files/Death_penalty/e_IndexCongres.asp
http://conventions.coe.int/treaty/EN/WhatYouWant.asp?NT=0 05
http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/do c/eidhr02_04.htm
New .eu Domain Changed Web and E-Mail Addresses The introduction of the .eu domain also required the web and e-mail addresses of the European institutions to be adapted. Below please find a list of addresses found in the document at hand which have been changed after the document was created. The list shows the old and new address, a reference to the page where the address was found and the type of address: http: and https: for web addresses, mailto: for e-mail addresses etc.
Page: 19 Type: http:
Old: http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/sakharov/default_en.htm. New: http://www.europarl.europa.eu/comparl/afet/droi/sakharov/default_en.htm.
Page: 49 Type: http:
Old: http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/other_reports.ht New: http://www.europarl.europa.eu/comparl/afet/droi/other_reports.ht
Page: 50 Type: http:
Old: http://www.europarl.eu.int/comparl/afet/droi/default.htm New: http://www.europarl.europa.eu/comparl/afet/droi/default.htm
Page: 51 Type: http:
Old: http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/do New: http://europa.eu/comm/external_relations/human_rights/do
Page: 51 Type: http:
Old: http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/ad New: http://europa.eu/comm/external_relations/human_rights/ad
Page: 51 Type: http:
Old: http://europa.eu.int/scadplus/leg/en/lvb/r10109.htm New: http://europa.eu/scadplus/leg/en/lvb/r10109.htm
Page: 52 Type: http:
Old: http://europa.eu.int/comm/external_relations/human_rights/do New: http://europa.eu/comm/external_relations/human_rights/do
Addendum: 1