EUROPEES PARLEMENT 1999
««« « « « « « « « ««
2004
Commissie juridische zaken en interne markt De voorzitter
Mevrouw Caroline F. Jackson Voorzitter Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid BRUSSEL
Betreft:
Rechtsgrondslag van het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het protocol tot wijziging van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt
Geachte mevrouw Jackson, Overeenkomstig artikel 63, lid 2 van het Reglement hebt u bij schrijven van 25 maart 2002 de Commissie juridische zaken en interne markt verzocht de geldigheid en juistheid van de rechtsgrondslag van bovengenoemd Commissievoorstel na te gaan. U hebt dit gedaan omdat de Commissie haar voorstel heeft gebaseerd op artikel 300, lid 2 en de eerste alinea van artikel 300, lid 3, terwijl u van mening was dat de tweede alinea van artikel 300, lid 3 als rechtsgrondslag moest worden gebruikt. De commissie behandelde dit punt op haar vergadering van 23 april 2002. 1.
Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren
Deze overeenkomst van de Raad van Europa is van toepassing op elk dier dat wordt gebruikt of is bestemd voor gebruik in enige experimentele of andere wetenschappelijke procedure, welke pijn, lijden, angst of blijvend letsel teweeg kan brengen1. De overeenkomst heeft in de eerste plaats tot doel het aantal experimenten en het aantal voor dit doel gebruikte dieren, te beperken. Ze moedigt de verdragsluitende partijen aan geen experimenten uit te voeren op 1
Artikel 1 van de genoemde overeenkomst.
AD\467353NL.doc
NL
PE 316.192
NL
dieren, behalve wanneer er geen alternatieve methoden zijn. Dieren waarop experimenten zullen worden uitgevoerd, moeten worden geselecteerd op basis van duidelijk vastgelegde kwantitatieve criteria. Ze moeten goed verzorgd worden en gespaard worden van onnodig lijden wanneer dat mogelijk is. Met dit doel legt de overeenkomst een aantal beginselen vast die de ondertekenende staten moeten helpen de introductie van nationale regelingen te harmoniseren, om te garanderen dat de dieren behoorlijk en humaan worden behandeld en dat wanneer procedures die pijn, lijden, angst of blijvend letsel kunnen veroorzaken, onvermijdelijk zijn, deze tot een minimum worden beperkt1. In artikel 5 van de overeenkomst wordt met name de verplichting vastgelegd al het mogelijke te doen om het welzijn van de dieren te verzekeren in de omstandigheden waarin zij moeten worden gehouden. Bij de uitvoering van deze bepaling dienen de partijen rekening te houden met de gedetailleerde richtsnoeren voor het onderkomen en de verzorging van de dieren die zijn vastgelegd in bijlage A bij de overeenkomst. Artikel 28 van de overeenkomst bepaalt dat iedere partij de secretaris-generaal van de Raad van Europa statistische gegevens moet doen toekomen omtrent: a)
het aantal en de soorten dieren gebruikt in procedures;
b)
het aantal dieren in onderscheiden categorieën gebruikt in procedures welke direct verband houden met medische doelstellingen en ten behoeve van onderwijs en opleiding;
c)
het aantal dieren in onderscheiden categorieën gebruikt in procedures voor de bescherming van de mens en van zijn milieu;
d)
het aantal dieren in onderscheiden categorieën gebruikt in bij wet voorgeschreven procedures.2
Deze gegevens moeten worden aangeboden in de vorm voorzien in bijlage B bij de overeenkomst en moet worden gepubliceerd door de secretaris-generaal van de Raad van Europa. Artikel 30 voorziet in de mogelijkheid dat de partijen op geregelde tijdstippen multilateraal overleg plegen binnen de bestaande structuren van de Raad van Europa. De partijen vonden dat de doelstellingen van de overeenkomst gemakkelijker zouden worden bereikt indien de vertegenwoordigers van de partijen de kans hadden regelmatig bijeen te komen om toe te zien op de uitvoering van de bepalingen, om de overeenkomst aan te passen aan de veranderende omstandigheden en nieuw wetenschappelijk bewijsmateriaal, of om gemeenschappelijke en gecoördineerde programma’s te ontwikkelen op het gebied waarop de overeenkomst betrekking heeft3. 1
Verklarend rapport bij de overeenkomst. Artikelen 27, lid 2 en 28 van de overeenkomst. 3 Verklarend rapport bij de overeenkomst. 2
PE 316.192
NL
2/6
AD\467353NL.doc
Artikelen 31 tot 37 betreffen onder meer ondertekening, ratificatie, aanvaarding of goedkeuring van de overeenkomst door de partijen, inwerkingtreding, toetreding, voorbehouden. Tot slot zijn bijlagen A en B aan de overeenkomst gehecht1. De overeenkomst trad in werking op 1.1.19912. Deze overeenkomst werd door de Europese Gemeenschap gesloten door middel van een besluit van de Raad3 en trad in werking op 1.11.1998 op het grondgebied van de Gemeenschap. Het besluit van de Raad is gebaseerd op artikel 95 van het EG-Verdrag (ex artikel 100 A) juncto artikel 300, lid 2 en 3, eerste alinea (ex artikel 228, lid 2 en 3, eerste alinea). Bij het sluiten van de overeenkomst maakte de Europese Gemeenschap een voorbehoud, waardoor zij zich niet gebonden acht door de in artikel 28, lid 1, van genoemde overeenkomst opgenomen verplichting statistische gegevens mee te delen4. Voordat de Europese Gemeenschap deze overeenkomst had gesloten, was de inhoud ervan al opgenomen in de Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt5. Er zij op gewezen dat internationale overeenkomsten die door de Gemeenschap worden gesloten, in het Publicatieblad moeten worden gepubliceerd. Dit is vastgelegd in het Reglement van de Raad6, niet in het EG-Verdrag. Voorts dient te worden opgemerkt dat de overeenkomst wel is gepubliceerd is in het Publicatieblad, maar niet de bijlagen A en B. Het niet publiceren van bijlage B kan worden gezien als het gevolg van het voorbehoud dat de Europese Gemeenschap heeft gemaakt over de mededeling van statistische gegevens. Datzelfde kan echter niet worden gezegd van bijlage A, welke richtsnoeren bevat voor de huisvesting en verzorging der dieren overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst. Deze laatste is opgenomen in bijlage 2 van richtlijn 86/609/EEG betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. 2. Het protocol tot wijziging van de overeenkomst De Raad van Europa heeft een protocol tot wijziging van de overeenkomst opgesteld, dat het resultaat is van de werkzaamheden die de partijen overeenkomstig artikel 30 van de overeenkomst hebben ondernomen in multilaterale consultaties om toe te zien op de uitvoering van de overeenkomst en de wenselijkheid van herziening of een verruiming van enige van haar bepalingen.
1
Zie http://conventions.coe.int. Overeenkomstig artikel 32 van de overeenkomst. 3 Besluit van de Raad 1999/575/EG van 23.3.1998 betreffende de sluiting door de Gemeenschap van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, PB L 222 van 24.8.1999, blz 29. 4 Bijlage B bij het besluit van de Raad 1999/575/EG. 5 PB L 358 van 18.12.1986. 6 Artikel 17, lid 1, sub g) van het reglement van orde van de Raad goedgekeurd bij Raadsbesluit 2000/396/EG, EGKS, Euratom van 05.06.2000, PB L 149 van 23.06.2000, blz. 21. Vroeger artikel 15, lid 1, sub g) van het reglement van orde van de Raad goedgekeurd bij Raadsbesluit 1999/385 van 31.05.1999, PB L 147 van 12.06.1999, blz. 13. 2
AD\467353NL.doc
3/6
PE 316.192
NL
Gezien de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis en de veranderende omstandigheden, zijn de partijen overeengekomen dat de bijlagen, die zuiver technisch van aard zijn, misschien frequenter moeten worden aangepast dan de andere bepalingen van de overeenkomst. Een vereenvoudigde procedure voor wijziging van de technische bijlagen zou volgens de partijen een dergelijke aanpassing vergemakkelijken. Het nieuwe artikel 30 geeft de partijen zelf de bevoegdheid om, zonder officiële goedkeuring van het Comité van Ministers, wijzigingen aan te brengen aan de bijlagen van technische aard, die mogelijk frequenter moeten worden aangepast in het licht van nieuwe wetenschappelijke ontwikkeling en verworven ervaring en die waarschijnlijk geen directe politieke gevolgen hebben voor de Raad van Europa. Volgens deze vereenvoudigde procedure worden wijzigingen van de bijlagen A en B, die door een partij of het Comité van ministers van de Raad van Europa worden voorgesteld, bezien tijdens een multilaterale consultatie, waar zij kunnen worden aangenomen door een meerderheid van twee derde van de partijen. Twaalf maanden na de aanneming van een wijziging tijdens een multilaterale consultatie treedt deze in werking tenzij een derde van de partijen bezwaren kenbaar heeft gemaakt. 3. Artikel 300 van het EG-Verdrag Artikel 300 van het EG-Verdrag legt de procedure vast die de Gemeenschap moet volgen wanneer het Verdrag voorziet in het sluiten van akkoorden tussen de Gemeenschap en een of meer staten of internationale organisaties. Deze verdragsbepaling geeft op zichzelf geen enkele bevoegdheid aan de Gemeenschap om op internationaal vlak op te treden, maar is van toepassing wanneer de Gemeenschap een overeenkomst wenst te sluiten in het kader van een bevoegdheid die expliciet of impliciet in het Verdrag is vermeld1. De vormvoorschriften zijn van toepassing op wijzigingen van overeenkomsten en op aanvullende of uitvoerende protocollen die tegelijk met de overeenkomst zelf of op basis daarvan zijn gesloten. De opzegging van een overeenkomst valt ook binnen de werkingsfeer van artikel 300 van het EG-Verdrag. Door bepaalde bevoegdheden toe te kennen aan de gemeenschapsinstellingen wil artikel 300 een evenwicht creëren tussen deze instellingen2. De algemene regel die in het EG-Verdrag is vastgelegd is dat, behalve in het geval van tarief- en handelsakkoorden3, de Raad akkoorden sluit na raadpleging van het Europees Parlement , ook wanneer het akkoord betrekking heeft op een gebied waarvoor de medebeslissings- of de samenwerkingsprocedure vereist is wat de aanneming van interne voorschriften betreft (artikel 33, lid 3, eerste alinea, eerste zin, van het EG-Verdrag). Het Europees Parlement dient ook te worden geraadpleegd wanneer geen enkele betrokkenheid van het Europees Parlement vereist is voor de aanneming van interne voorschriften. 1
2 3
Zie artikel 1333, lid 3, derde alinea; artikel 170, tweede alinea; artikel 174, lid 4, eerste alinea; artikel 181, eerste alinea, EG-Verdrag. Zaak C-327/91 Frankrijk vs. Commissie [1994] Jur. I-3641, par. 28. Overeenkomsten vermeld in artikel 133, lid 3, van het EG-Verdrag.
PE 316.192
NL
4/6
AD\467353NL.doc
Voor het sluiten van vier categorieën van akkoorden vereist het EG-Verdrag de voorafgaande instemming van het Europees Parlement (artikel 300, lid 3, tweede alinea, van het EGVerdrag). De instemmingsprocedure is van toepassing op associatieakkoorden in de zin van artikel 310 van het EG-Verdrag, andere akkoorden die een specifiek institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van samenwerkingsprocedures, akkoorden die aanzienlijke gevolgen hebben voor de Gemeenschapsbegroting en akkoorden die een wijziging behelzen van een volgens de procedure van artikel 251 EG-Verdrag aangenomen besluit. De Raad kan dus niet door middel van een internationale overeenkomst afwijken van interne wetgeving die het Europees Parlement en de Raad hebben goedgekeurd in het kader van de medebeslissingsprocedure. Zolang evenwel geen interne rechtshandelingen zijn goedgekeurd heeft de Raad het recht internationale overeenkomsten te sluiten in het gebied in kwestie na een eenvoudige raadpleging van het Europees Parlement. 4. Evaluatie Overeenkomstig artikel 63, lid 2, van het Reglement heeft het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt uitsluitend betrekking op de rechtsgrondslag van het Commissievoorstel. De overeenkomst was gesloten krachtens artikel 95 van het EG-Verdrag (vroeger artikel 100a), juncto artikel 300, lid 2 en 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag (vroeger artikel 228, lid 2 en 3, eerste alinea). Het protocol tot wijziging heeft betrekking op een overeenkomst die is gesloten krachtens artikel 95 van het EG-Verdrag. In toepassing van het algemeen rechtsbeginsel dat de bijzaak de hoofdzaak volgt (accessorium sequitur principale) en in het licht van de overwegingen genoemd in deel 3, is de juiste rechtsgrondslag voor de sluiting van het protocol tot wijzing van de overeenkomst artikel 95 en artikel 300, lid 2 en 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag. Maar ten behoeve van de duidelijkheid wordt de aandacht van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid gevestigd op het feit dat krachtens richtlijn 86/609 een permanent raadgevend comité is opgericht, dat de Commissie moet bijstaan bij de organisatie van de uitwisseling van adequate gegevens en in de andere kwesties die samenhangen met de uitvoering van deze richtlijn1. In de toelichting bij het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van het protocol tot wijziging wordt daarentegen gesteld dat, voordat de Gemeenschap het protocol kan sluiten, richtlijn 86/609/EEG moet worden gewijzigd om daarin de procedure van het regelgevend comité op te nemen. Er wordt aangekondigd dat de Commissie uitsluitend daartoe een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 86/609/EEG indient. Anders gezegd, wanneer de oprichting van een regelgevend comité wordt opgenomen in richtlijn 86/609, dan kan dat tot gevolg hebben dat alle toekomstige wijzigingen (via de vereenvoudigde procedure van het protocol) aan de bijlagen A en B bij de overeenkomst, worden onttrokken aan de medebeslissingsprocedure. Daarenboven heeft vanuit een strikt juridisch standpunt de introductie van een vereenvoudigde procedure om de bepalingen van de overeenkomst en haar bijlagen te actualiseren, tot gevolg dat Gemeenschapswetgeving wordt gewijzigd als resultaat van informeel overleg tussen de partijen bij een internationale overeenkomst en dat zodoende de verdeling van de wetgevende bevoegdheden tussen de communautaire instellingen en tussen 1
Artikel 22 van richtlijn 86/609.
AD\467353NL.doc
5/6
PE 316.192
NL
de Gemeenschap en de lidstaten wordt gewijzigd. Op zijn vergadering van 23 april 2002 heeft de Commissie juridische zaken en interne markt derhalve met algemene stemmen1 besloten dat artikel 95 en artikel 300, lid 2 en 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag, de juiste rechtsgrondslag is.
Hoogachtend,
(w.g.) Giuseppe Gargani
1
Op de vergadering van 23 april waren bij de stemming aanwezig: Willi Rothley (fungerend voorzitter), Ioannis Koukiadis, Bill Miller (ondervoorzitters), Paolo Bartolozzi, Ward Beysen, Marie-Françoise Garaud, Evelyne Gebhardt, Fiorella Ghilardotti, Malcolm Harbour, Kurt Lechner, Klaus-Heiner Lehne, Neil MacCormick, Arlene McCarthy, Manuel Medina Ortega, Rijk van Dam, Rainer Wieland, Joachim Wuermeling en Stefano Zappalà.
PE 316.192
NL
6/6
AD\467353NL.doc