Ethisch investeren in België: Een vergelijkende studie van de criteria en de in-house screening David Jacobs Lieven De Moor Luc Van Liedekerke
HUB RESEARCH PAPERS 2011/20 ECONOMICS & MANAGEMENT NOVEMBER 2011
Ethisch investeren in België: Een vergelijkende studie van de criteria en de in-house screening
David Jacobs - HUB Lieven De Moor - HUB Luc Van Liedekerke - KULeuven
Abstract Via kwalitatief onderzoek van vier verschillende aanbieders van ethische producten in België, KBC, Fortis, Dexia en Triodos Bank, vergelijken we de toegepaste methodologieën met elkaar op gebied van strengheid en transparantie. Ook de totstandkoming van de criteria wordt besproken. Zo kan de ethische investeerder een keuze maken die volledig voldoet aan zijn voorwaarden. De positieve criteria zijn bij alle leveranciers goed ontwikkeld. KBC AM en Dexia AM lopen voor op andere aanbieders. Een betere transparantie van de gebruikte criteria van Fortis Investments en Triodos Bank is aangewezen. Dit zou de mogelijkheid tot vergelijking verbeteren. Op gebied van ethische uitsluitingsvoorwaarden ontwikkelde Triodos een voorsprong op de concurrentie. Uit het onderzoek blijkt dat zij de strengste voorwaarden koppelt aan al haar ethische producten. KBC AM en Fortis volgen haar op de voet en scoren nog steeds hoog. Dexia blijft achterop. De in-house screening methodologie is vergelijkbaar bij Dexia AM, Fortis Investments en Triodos Bank. Een externe adviesraad bij deze banken adviseert het proces, maar heeft geen beslissingsmacht. Gespecialiseerde teams ontwikkelen de criteria op basis van discussies met de raden. De comités beïnvloeden de beslissingen, vooral op gebied van uitsluitingscriteria zien we dit terugkomen bij Fortis en Triodos. Enkel bij KBC AM heeft de adviesraad absolute controle over alle criteria. Ze bepalen de criteria zelfstandig. Verder is inmenging van portefeuillebeheerders nihil bij de besproken banken. Keywords: SRI; Criteria; In-house screening; Ethisch investeren
1 Introductie Ethisch beleggen kende de voorbije jaren een enorme groei in België en de rest van Europa. Belsif definieert Maatschappelijk Verantwoord Investeren als “een beleid voeren dat bij de formulering en de uitvoering ervan bewust rekening houdt met de economische, sociale, ecologische of culturele effecten van het investeringsproces, op korte en lange termijn, en hierover in dialoog treden met de relevante maatschappelijke belanghebbenden". We stellen vast dat de definitie in lijn ligt met de triple bottom line: “People, Planet, Profit” filosofie van Elkington (1999). In deze paper zal er geen onderscheid gemaakt worden tussen de begrippen ethisch en duurzaam. Het begrip ‘ethisch’ heeft een meer negatieve bijklank, terwijl er helemaal geen juridisch kader bestaat voor dit verschil in connotatie.
1.1 Geschiedenis Maatschappelijk verantwoord beleggen (in Engelse literatuur aangeduid als Socially Responsible Investment (SRI)) kende zijn ontstaan tijdens de gouden beursjaren in Amerika na de Eerste Wereldoorlog. In twee recente studies (Jacobs, 2001; Sheperd, 2000) wordt de geschiedenis besproken. De economie bloeide open en spectaculair stijgende aandelenkoersen lokten opportunisten naar The States. Religieuze instellingen constateerden ook een verloedering van de maatschappij. Alcohol, geweld en prostitutie vierden hoogtij. Uit dit besef werden de eerste ethische beleggingsvormen gecreëerd door zogenaamde Quakers. Ze beseften dat investeringen niet tegenstrijdig aan hun gedachten mochten zijn, en sloten ‘sin stocks’ uit het beleggingsuniversum. (Kinder en Domini, 1997) Ze worden beschouwd als de eerste maatschappelijk verantwoorde fondsen die niet puur op religie gebaseerd waren. Het duurde nog lang voordat deze niche populair werd bij het grote publiek. Het eerste erkende fonds in Amerika was het in 1971 gelanceerde Pax World Fund. Dit fonds investeerde in bedrijven die geen baat hadden bij de Vietnam oorlog. In de jaren tachtig braken deze fondsen ook door in het Verenigd Koninkrijk en de rest van Europa. Het was geen toeval dat SRI een sterke groei kende in deze periode. Historische gebeurtenissen zoals de kernramp in Tsjernobyl, het apartheidsregime in Zuid-Afrika, het vrouwenrechtenactivisme, olierampen,… hebben in sterke mate bijgedragen tot het ontwikkelen van een collectief sociaal besef. In 1982 werd in België Netwerk Vlaanderen opgericht. Deze vzw gebruikte een door ASLK (nu Fortis Bank) uitbetaalde commissie. ASLK lanceerde in de jaren tachtig het krekelsparen. Dit spaarboekje bezorgde de belegger hetzelfde rendement als een 2
klassiek spaarboekje maar onderscheidde zich door een deel (0,50 tot 1%) van het ingezamelde geld af te staan aan Netwerk Vlaanderen die het aanwendde voor de financiering van groene en sociale projecten. Aan het geld van de spaarder werd echter niet geraakt. De vergoeding viel volledig ten laste van de bank. Deze techniek past het nog steeds toe. In de jaren negentig ontwikkelde enkele banken ethische fondsen met uitsluitende criteria. Zo werd wapenproductie en –handel geweerd, alsook kernenergie tabak en andere ‘ongezonde’ producten. Enkele voorbeelden van deze producten zijn het KB Eco Fund en VMS Luxinter Ethifond. Ze werden de fondsen van de eerste generatie genoemd. De fondsen van de tweede generatie werkten niet met negatieve criteria. Enkel positieve aspecten van het bedrijf werden in acht genomen. Dit leidde tot de toelating van bvb. tabak producerende bedrijven in een ethisch fonds. Het bedrijf kon namelijk perfect een hoge score behalen op arbeidsvoorwaarden, waardoor het accepteerbaar was in een ethisch fonds. Fondsen van de derde generatie speelden in op dit aspect en boden enkel ondernemingen aan die een sociaal, ecologisch én ethisch beleid voerden. Een verdere evolutie leidt tot de vierde generatie van duurzame fondsen. Deze houden ook rekening met de stakeholders van de bedrijven. In het bijzonder wordt de communicatie naar de belangengroepen gecontroleerd. De definitie van Belsif (supra) komt overeen met de laatste generatie ethische fondsen, die nu nog steeds gebruikt worden. Uit een rapport van Avanzi SRI research in 2006 blijkt dat sinds 1999 het aantal ethische fondsen in Europa gestegen is van 159 tot 388 in 2006. Uit het rapport blijkt ook dat België samen met het Verenigd Koninkrijk en Zweden meer dan 63% van het totaal aantal fondsen uitgeven. Niet alleen het aantal fondsen nam toe, ook het geïnvesteerde bedrag steeg naar 34 miljard euro, een toename met 40% sinds 2005. België heeft met 3,7 miljard euro belegd kapitaal een significant aandeel in het totaal belegde vermogen. Het moet enkel Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk met respectievelijk 9,4 en 6,5 miljard euro belegd kapitaal, voor zich dulden. Spanje hinkt achterop met 165 miljoen euro aan ethische investeringen. Dit blijkt ook uit het artikel van Munoz-Torres et al. in 2004. Vergeleken met het totale UCIT's, beleggen Belgen 3,7% in sociaal verantwoorde fondsen, het meeste in Europa. In heel Europa bedragen SRI fondsen slechts 0,62% van het totaal belegde kapitaal.
2 Socially Responsible Investing (SRI) Onze studie focust zich op de sociaal verantwoorde beleggingsfondsen in België, een markt van 23,4 miljard euro (EUROSIF, 2008, p.22). Ethische fondsen zijn al jaren onderwerp van discussie en er bestaan enkele mythes over SRI. Sommigen terecht, andere vragen verdere nuancering. Beleggers, zowel privé als institutioneel, streven nog steeds naar een maximale rate of return terwijl ze een portfolio samenstellen. Hierbij zijn liquiditeit en risico de beperkingen op de activiteiten. Dit geldt voor zowel gewone als ethische beleggingsfondsen. 3
Duurzame fondsen zouden minder financieel rendement leveren dan gewone beleggingsfondsen. Verscheidene studies zoals Bauer, Koedijk en Otten (2005) en Koedijk en Derwall (2005) hebben aangetoond dat dit niet het geval is. Een tweede belangrijke conclusie van Bauer et al. (2002) is dat SRI minder marktgevoelig is dan een niet SRI fonds. Al in 1972 vroeg Moskowitz zich af of het mogelijk was dat een sociaal fonds even goed of zelfs beter zou presteren dan een niet gescreend fonds. Er zijn ook andere studies die aantonen dat sociaal beleggen minder rendement opleveren. Geczy, Stambaugh en Levin (2005) besluiten dat wanneer een groot deel van het portfolio bestaat uit ethische fondsen er een verlies op rendement kan ontstaan, afhankelijk van welk waarderingsmodel gebruikt wordt. In een rapport van de UNEP Finance Initiative en Mercer (2007) staan twintig studies opgesomd die het financieel rendement van een ethisch fonds proberen te verklaren. Zo zijn er slechts 3 studies (waarvan Geczy et al. er één van is) die aantonen dat er een negatief verband is tussen ethiek en rendement. De andere 17 concluderen een neutraal of positief verband. Een particuliere belegger kiest voor ethische fondsen omdat deze, naast een financieel rendement, een maatschappelijke bijdrage leveren. De fondsmanager zal zijn of haar portfolio dan ook samenstellen met ecologische en socio-economische doelen en strategieën in het achterhoofd (Schaltegger en Figge, 2001). Cruciaal punt zijn de voorwaarden die verbonden zijn aan dit soort van beleggingen. Solomon en Solomon (2004, p.60) sommen enkele criteria op die belangrijk zijn voor de sociaal verantwoorde belegger. Ook Kinder en Domini (1997, p. 13-15) beschrijven typische kwalitatieve en uitsluitende voorwaarden die gekoppeld worden aan ethische fondsen. Het implementeren van ethische doelstellingen zou ook te veel kosten en weinig opbrengsten met zich meebrengen. Vooraanstaande economen Porter en Kramer (2006) houden er echter een andere visie op na. Zij beweren dat filantropie en competitive advantage hand in hand gaan, maar enkel indien er een duidelijke langetermijnvisie op het gebied van Corporate Social Responsibility (CSR) wordt opgebouwd. Wanneer een onderneming willekeurig investeert in duurzame projecten kan er geen sprake zijn van een wederzijds voordeel. Er bestaat geen twijfel over, ethische fondsen zijn een hot topic in de wetenschappelijke literatuur. Ondanks dit alles bestaan er geen universele criteria waaraan een ethisch fonds en een bedrijf dat zich ethisch wil profileren, moeten voldoen (Nijs, 2006; Vansteenkiste, 2008). Dit leidt tot een wildgroei van sociaal verantwoordelijke fondsen die bij elke aanbieder een andere invulling krijgen. Er is wel een duidelijke indeling naar generatie (supra), maar binnen elke generatie zijn er grote verschillen in de toegepaste criteria. Een duidelijk overzicht van de positieve en negatieve criteria, zowel als een kritische analyse van de in-house screening van in België actieve banken, zijn de uiteindelijke doelstellingen van deze thesis. Dit moet leiden tot een betere transparantie van de gebruikte methodologie en bijgevolg volgende onderzoeksvraag: “Hoe streng zijn de ethische criteria en wie bepaalt de voorwaarden tot opname in een duurzaam universum?”. In eerste instantie is het de bedoeling van deze paper om een duidelijk overzicht te geven van de ethische strengheid per aanbieder. Onderzochte instellingen zijn KBC, 4
Fortis, Dexia en Triodos Bank1. Een particuliere belegger heeft nauwelijks de kans om de strengheid van de aanbieders met elkaar te vergelijken. Indien de investeerder over deze informatie beschikt, kan hij een beslissing maken die beter bij zijn sociale en ethische voorkeur past. Ook Jeucken (2001, p.91) en Kahlenborn (2001) zijn het eens dat er een grotere nood is aan transparantie met betrekking tot ecologische en sociale prestaties. Een tweede onderdeel bestaat uit kwalitatief onderzoek naar de in-house screening van de hiervoor genoemde instellingen. Werkt deze voldoende onafhankelijk en door wie worden de criteria uit het eerste deel van de paper bepaald? Na dit onderzoek hopen wij belangenvermenging binnen de organisatie uit te kunnen sluiten. In een laatste stadium wordt onderzocht in hoe verre asset managers invloed op het ethische universum uitoefenen om tot een goede marktkapitalisatie te komen. Dit kan belangrijke gevolgen hebben voor (i) de winstgevendheid en de spreidingsmogelijkheden van je portefeuille en (ii) het ethische gehalte van het belegde kapitaal. Het vervolg van de paper ziet er als volgt uit: Een vergelijking van de screeningcriteria per aanbieder, inclusief een conclusie in verband met de strengheid en transparantie van de criteria. Per aanbieder, een analyse van de in-house screening, waar een link moet zijn met het vorige topic. Een voorlopig besluit betreffende marktkapitalisaties en de invloed van de asset managers op het ethisch universum. De basisassumpties voor deze paper zijn duidelijk: onderlinge interactie is noodzakelijk bij een ethisch fonds. Wanneer een stuk van de schakel niet werkt zoals vooropgesteld, stort het ethische systeem in elkaar. Indien uit het onderzoek blijkt dat bij één van de aanbieders een irregulariteit voorkomt, tast dit haar ethische betrouwbaarheid enorm aan. Eerst zochten we orde te scheppen in de gebruikte criteria. Wetenschappelijke literatuur over ethische criteria en informatie van de aanbieders zelf waren de voornaamste bronnen. Transparantie van de aanbieders bleek cruciaal voor het bepalen van de strengheid. Wegens de complexiteit van het ethisch proces bleken interviews met verantwoordelijken van het selectieproces aangewezen. Zo kan de in-house screening methodologie in detail besproken worden. Een kritische analyse van de resultaten is hierbij noodzakelijk om de ethische kwaliteit te garanderen.
In deze thesis wordt geen onderscheid gemaakt tussen Dexia, Dexia AM, Dexia Bank; Fortis Holding, Fortis Bank, Fortis Investments; KBC en KBC AM. Wanneer we spreken over Dexia gaat het steeds over Dexia Asset Management. Hetzelfde geldt voor de andere aanbieders (KBC AM en Fortis Investments).
1
5
3 Strengheid van Ethische Criteria
Figuur 1: Drivers en resultaten voor duurzaamheid in het asset allocatie proces. (Koellner et al., 2005, p.56)
In het bovenstaand framework zien we dat de keuze voor asset allocatie zowel van operationele als strategische aard zijn. Belangrijke factoren waar de fondsmanager dient rekening mee te houden zijn de doelen die hij vooropstelt, gekoppeld aan het te voeren onderzoek en de bedrijfsprocessen. Uit dit proces komen enkele bedrijven naar voor die voldoen aan bepaalde doelstellingen, elk met eigen financiële en ethische score. We zien dat de prestatie van het fonds afhangt van alle aandelen opgenomen in dat fonds, zowel op economisch, ethisch als sociaal vlak. Wanneer de doelen en methoden van een ethisch fonds strenger worden, heeft dit een onmiddellijk effect op de prestatie van de portfolio. Er is dus een sterk verband tussen de asset allocatie en de prestatie van het fonds (Koellner, Weber, Fenchel en Scholz, 2005). Uit verschillende studies is echter al gebleken dat de economische prestatie van een ethisch fonds niet moet onder doen voor een ‘normaal beheerd’ fonds (supra). Het 6
verschil zit vooral in het ecologische en sociale gehalte. Hier mag aangenomen worden dat deze sterk hoger liggen dan bij een ander fonds.
In dit hoofdstuk gaan we de te bespreken instellingen met elkaar vergelijken op gebied van strengheid. We gaan de bedrijfsprocessen en het te voeren onderzoek, die sterk bepalend zijn voor de prestatie van het fonds, van naderbij bekijken. Hiervoor maken we gebruik van de informatie die de aanbieders aanbieden op het internet en hetgeen wordt vrijgegeven na een telefonisch en/of persoonlijk contact. Een belangrijk aspect van ethisch beleggen is de transparantie van de aanbieders. In het laatste deel van dit hoofdstuk gaan we hier dieper op in. Om tot een overzichtelijk vergelijking te komen, werken we als volgt. We stellen enkele tabellen op, elk met een specifieke inhoud. De eerste tabel zal een overzicht geven van de gebruikte positieve methodes2, de tweede geeft een indicatie weer van de gebruikte uitsluitingscriteria. Volgens EUROSIF (2008, p.22-23) zijn de besproken positieve en negatieve screens de meest courant gebruikte vormen in België. Ook ethisch sparen zal besproken worden bij de positieve criteria. Een derde tabel zal de transparantie van de verschillende onderzochte aanbieders vaststellen.
3.1 Positieve Criteria
Een ethisch fonds wordt samengesteld volgens een aantal criteria waar de aandelen aan moeten voldoen. Deze aanpak leidt tot een best-in-class classificatie. Bedrijven binnen een specifieke sector die het best aan de criteria voldoen zullen worden opgenomen. De filosofie achter deze methodiek is dat goede evoluties van bepaalde bedrijven binnen een sector moeten worden beloond en zo andere bedrijven aanzetten tot een meer ethische aanpak. De ethische aandelenfondsen met een thematische aanpak kunnen we hier ook onder klasseren. Deze bevatten namelijk enkel aandelen en/of obligaties waarvan wordt aangenomen dat ze een sterke sociale bijdrage aan de toekomst kunnen leveren. We bespreken ook kort de ethische spaarmogelijkheden die al dan niet worden aangeboden. Tabel 1 bevat de resultaten van over de strengheid van de ethische positieve criteria. Bij de beoordeling van de aanbieders werd rekening gehouden met de gebruikte positieve criteria en de transparantie van de aanbieders. Beide dienen aanwezig te zijn om tot een maximale score te komen. Gedetailleerde beschrijving van de besproken criteria bevindt zich onder de tabel.
2
Zijnde Best-in-Class, Thematic en Engagement.
7
Best-in-class Engagement Thematisch Ethisch sparen
KBC
Dexia
Fortis
Triodos Bank
++ + ++ -
++ +/+ -
+ ++ +/++
+ ++ + ++
Tabel 1: Strengheid en beschikbaarheid van positieve criteria. Toelichting:
++ : De toegepaste criteria zijn duidelijk afgebakend en algemeen beschikbaar. Bovendien zijn de voorwaarden streng en uitgebreid te noemen. + : De toegepaste criteria zijn duidelijk afgebakend maar weinig beschikbaar. De criteria zijn streng maar niet in detail gedefinieerd. +/- : Er is wel een indeling volgens de positieve criteria maar de beschikbaarheid van data ontbreekt en afbakening zijn niet helemaal duidelijk. De beschikbare criteria zijn breed. - , nvt: De criteria zijn niet aanwezig of niet van toepassing.
KBC AM De eerste stap die KBC neemt is het creëren van een duurzaamheidsuniversum. Het kiest de landen en ondernemingen uit die de hoogste score behalen op ecologisch, sociaal en ethisch vlak. Het resultaat hiervan is een bepaald percentage per bedrijf en land. Nadien gaat het via de maatschappelijk betwiste praktijken en technologieën de score van bedrijven verlagen of de onderneming volledig uitsluiten. Beginpunt is de landenscreening (KBC AM, n.d.). KBC start met alle OESO-landen, uitgebreid met de nieuwe en kandidaat-EUlidstaten en alle Scandinavische landen. Nadien dient het land aan verschillende voorwaarden te voldoen. De ontwikkeling van alle landen moet tot op zekere hoogte met elkaar vergelijkbaar zijn Figuur 2: Het wachtkamerprincipe
KBC gaat er van uit dat landen die op hetzelfde economische niveau liggen, evenveel belang hebben bij een ethisch beleid. Daarbovenop moet het land aan vijf criteria, die vastgelegd worden door de Externe Adviesraad Duurzaamheidsanalyse (EAD), voldoen. Bijlage 1 geeft een gedetailleerd overzicht van de gebruikte criteria. De hoofdcriteria staan elk in voor twintig procent, met daarin een aantal criteria die evenredig verdeeld zijn3. Nadat alle landen gerangschikt zijn, worden de vijftig procent beste opgenomen.
3
Hoe deze criteria tot stand komen, komt in hoofdstuk 4 aan bod.
8
Een land dient zich twee opeenvolgende jaren in het bovenste deel van de tabel te bevinden. Dan pas kan het worden opgenomen in het duurzaam universum. In het voorbeeld zal Frankrijk niet worden opgenomen in Y+1, maar indien het zich nog steeds boven de lat bevindt in Y+2, zal het duurzaam universum veranderen. Portugal zal in Y+1 niet langer opgenomen worden in het duurzaamheidsuniversum4. Bedrijven die zich in een controversieel land bevinden worden niet onmiddellijk uitgesloten uit het ethisch beleggingsuniversum voor bedrijven (infra). Bijlage 2 toont de ethische score van België. KBC AM heeft in samenwerking met de EAD een beoordelingsmatrix voor controversiële landen gecreëerd (infra). Voor bedrijven die actief zijn in deze landen wordt aan de hand van de matrix gecontroleerd of ze kunnen worden opgenomen in een ethisch universum of niet. Deze matrix heeft niets te maken met bovenstaande landenscreening, het past in de negatieve benadering van de best-in-class aanpak. De bedrijvenscreening begint met het bepalen van een universum (KBC AM, n.d.). Dit wordt gebaseerd op het Ethical Investment Research Services (EIRiS), specialist in screening van bedrijven. KBC AM breidt daarna het studiegebied uit naar België. Hoe ze dit doen bespreken we in hoofdstuk 4. Nadat het beleggingsuniversum is bepaald, screent KBC AM de ondernemingen op zes criteria: economisch beleid en maatschappelijke rol, bedrijfsethiek en deugdelijk bestuur, milieu, intern sociaal beleid, mensenrechten en maatschappelijk betwiste praktijken en technologieën (MBPT). De eerste vijf krijgen elk een weging van twintig procent en zijn elk verder onderverdeeld in topics met een eigen gewicht. Via een herberekening en volgens de gewichten bekomt KBC een eindscore voor elk bedrijf. Onderstaande tabel geeft de eerste vijf criteria weer met haar onderverdelingen en percentages. Hoofdcriteria (20%)
Subcriteria
Economisch Beleid
Economische prestaties Klanten/leveranciersbeleid Gemeenschapsbetrokkenheid
25% 38% 38%
Deugdelijk bestuur en bedrijfsethiek
Ethische code Problemen met wettelijk kader Samenstelling en werking van het bestuur Betrokkenheid van de stakeholders
33% 11% 11% 22%
Milieu
Milieubeleid Milieumanagement Milieurapportering Biodiversiteit Milieuprestaties
Intern sociaal beleid
Gelijke kansenbeleid Vakbonds- en werknemersvertegenwoordiging
4
Gewicht
7,5% 12,5% 5% 10% 65% 42% 17%
Veronderstellende dat het zich in jaar Y reeds twee jaar of langer in de bovenste helft bevond.
9
Mensenrechten
Werkcreatie en -zekerheid Training Participatie van werknemers Veiligheid en gezondheid
17% 17% 8% 17%
Verantwoordelijkheid voor mensenrechten Ketenverantwoordelijkheid Omkoping en corruptie Aanwezigheid in controversiële landen/gebieden
42% 28% 15% 15%
Tabel 3: Positieve criteria KBC en onderverdelingen. (Eigen afleiding van KBC AM, 2008a)
Alle bedrijven worden gerangschikt volgens percentage en per sector. De veertig procent best scorende bedrijven worden opgenomen in het duurzaam universum. Voor de sectoren energie en mijnbouw worden enkel de twintig procent beste bedrijven opgenomen. Nadien worden de overgebleven bedrijven terug gerangschikt per criterium (economisch beleid, deugdelijk beleid en bedrijfsethiek, milieu, intern sociaal beleid, mensenrechten) om zo de tien procent slechts scorende per categorie uit te sluiten. Voordat KBC de bedrijven gaat rangschikken op ethisch gehalte, worden ze afgestraft (ze krijgen een minscore op de totaalscore) wanneer ze zondigen tegen de voorwaarden van de MBPT. Bedrijven kunnen ook op basis van MBPT volledig uit het ethisch beleggingsuniversum geweerd worden. Hoofdstuk 3.2 gaat dieper in op deze percentages en uitsluitingscriteria. In bijlage 2 en 3 bevinden zich voorbeelden van een landen- (België) en bedrijvenscreening. Belangrijk om weten is dat bedrijven met hoofdzetel in slechtscorende landen (zowel op de landenscreening (supra) als de landenmatrix (infra)) niet onmiddellijk worden uitgesloten. De onderneming kan een erg goed ethisch beleid hebben. Dit bedrijf uitsluiten is volgens KBC niet bevorderend voor het socialer worden van dat land. KBC AM werkt met vier topics voor de thematische beleggingsfondsen. Water, klimaatverandering, alternatieve energie en landbouw zijn de besproken onderwerpen 5. Deze markt heeft een totaal netto actief van om en bij de 854 miljoen euro (KBC Eco Fund, 2008, p.12). Bedrijven in een focusfonds bieden producten of diensten aan die een bijdrage leveren aan een duurzame oplossing voor actuele ecologische problemen. Het is het onafhankelijk milieuadviescomité (MAC) dat samen met KBC Asset Management sectoren afbakent die deel kunnen uitmaken van de themafondsen. Daarna gaat KBC AM zelf op zoek naar bedrijven binnen de aanbevolen sectoren die in het fonds passen. Deze ondernemingen worden voorgelegd aan het MAC. Wanneer het bedrijf vijftig procent van haar totale omzet haalt uit het vooropgestelde thema kan het worden opgenomen in het fonds. Ook wanneer slechts tien procent van haar omzet voortkomt uit het ecologisch thema, maar het bedrijf wel marktleider is, kan het worden opgenomen. Daarbovenop zijn ook bepaalde uitsluitingscriteria van toepassing. Controverse omtrent één of meerdere criteria in verband met duurzaam ondernemen is de belangrijkste
Respectievelijk KBC Eco Fund Water, KBC Eco Fund Climate Change, KBC Eco Fund Alternative Energy, KBC AM Institutional Fund Eco Agri Fund. 5
10
reden tot onmiddellijke uitsluiting. Hoofdstuk 3.2 geeft een beter zicht op de andere aanwezige uitsluitingscriteria. Voor een verdere bespreking van het MAC verwijzen we door naar het volgende hoofdstuk. Het engagement van KBC bestaat uit dialoog met de betrokken bedrijven om de informatie te toetsen en bijkomende gegevens te vragen van de aard en de omvang van de activiteiten in het gecontesteerde land. Het doet dit enkel voor bedrijven aanwezig in gecontesteerde landen, vandaar de + score en niet ++. Het verplicht haar consumenten ook niet tot het leveren van een bijdrage aan een sociaal verantwoord bedrijf. De investeerder heeft de vrijheid zelf te bepalen wat hij met zijn intrest doet. KBC communiceert haar criteria aan de bedrijven, maar gaat zelf geen voorstellen doen tot verbetering. Dit is de verantwoordelijkheid van de onderneming. Dexia AM De best-in-class aanpak van Dexia AM is gebaseerd op een macro- en micro analyse van door Dexia bepaalde sectoren: technologie, hardware en halfgeleiders, transport, distributie van voedsel en grondstoffen, telecommunicatie, bouwmaterialen, papier- en bosproducten, textiel en luxeproducten (Dexia AM, n.d.). De macro analyse bestaat er in de bovenstaande sectoren te screenen op Key Sustainability Challenges (KSC’s). Onderstaande tabel geeft de zes KSC’s weer en waar ze voor staan. KSC’s Klimaatverandering
Macro analyse Aanbieders van hernieuwbare energie moeten kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar het product.
Grondstoffenverbruik
Bedrijven moeten helpen om het waterprobleem aan te pakken door bvb. zelf minder water te verbruiken.
Gezondheid & Wellness Bedrijven die gezonde voeding produceren werken mee aan een meer welvarende staat. Vergrijzing
Servicebedrijven voor de oudere bevolking zullen kunnen profiteren van toenemende vraag.
Communicatie
Bedrijven die meewerken aan connectiviteit door bvb. videotechnologie faciliteren interconnectiviteit.
Groeiende bevolking
Bedrijven die infrastructuur aanbieden aan groeilanden zullen profiteren van een stijgende vraag.
Tabel 4: Macro analyse van Dexia AM. (Eigen afleiding uit Dexia AM, n.d.)
DAM ziet bovenstaande items als lange termijn trends. Bedrijven die nu al inspelen op deze evoluties zullen de toekomstige markten vormen. Deze ondernemingen kunnen de referentie worden in de toekomst, wanneer de vraag naar oplossingen voor één of meer van deze trends hoognodig blijkt.
11
Een tweede stap in het bereiken van een beleggingsuniversum is de micro analyse van de bedrijven in de negen sectoren. Dexia zal per sector de aandacht van de bedrijven voor de stakeholders controleren. De zes gecontroleerde stakeholders zijn werknemers, consumenten, investeerders, milieu, leveranciers en de samenleving. Dexia vindt een goede samenwerking tussen het bedrijf en haar belanghebbenden belangrijk voor de lange termijn waarde van de onderneming. Deze bevinding komt terug in een studie van Dillenburg, Greene en Erekson (2003, p.172-173). Zij stellen een nieuwe ethische aanpak voor die rekening houdt met bovenstaande zes stakeholders en concurrenten als zevende. Zo kan de Total Social Impact gemeten worden van een bedrijf. Elk van deze stakeholders krijgt een gewicht dat verschillend is per sector. Onderstaande tabel geeft deze verdeling weer. Deze gewichten zijn gecreëerd door Dexia AM. Stakeholders (gemiddelde) Sector
Gewicht
Werknemers (18,14%)
Technologie, hardware en halfgeleiders Transport Distributie van grondstoffen en voeding Telecom Bouwmaterialen Papier- en bosproducten Textiel – en luxegoederen Software, internet en IT services Energiesector
17% 14% 15% 22% 16% 13% 19,30% 33% 14%
Samenleving (12,9%)
Technologie, hardware en halfgeleiders Transport Distributie van grondstoffen en voeding Telecom Bouwmaterialen Papier- en bosproducten Textiel – en luxegoederen Software, internet en IT services Energiesector
10% 14% 6% 11% 16% 15% 7,20% 8% 29%
Consumenten (17,48%)
Technologie, hardware en halfgeleiders Transport Distributie van grondstoffen en voeding Telecom Bouwmaterialen Papier- en bosproducten Textiel – en luxegoederen Software, internet en IT services Energiesector
20% 16% 19,50% 26% 12% 13% 16,80% 30% 4%
Investeerders (23,33%)
Technologie, hardware en halfgeleiders Transport Distributie van grondstoffen en voeding Telecom Bouwmaterialen
23% 29% 27% 30% 27%
12
Papier- en bosproducten Textiel – en luxegoederen Software, internet en IT services Energiesector
27% 23% 20% 20%
Milieu (17%)
Technologie, hardware en halfgeleiders Transport Distributie van grondstoffen en voeding Telecom Bouwmaterialen Papier- en bosproducten Textiel – en luxegoederen Software, internet en IT services Energiesector
22% 17% 13% 11% 25% 20% 12% 7% 26%
Leveranciers (9,24%)
Technologie, hardware en halfgeleiders Transport Distributie van grondstoffen en voeding Telecom Bouwmaterialen Papier- en bosproducten Textiel – en luxegoederen Software, internet en IT services Energiesector
8% 10% 19,50% 0% 4% 11% 21,70% 2% 7%
Tabel 5: Micro analyse van Dexia AM. (Eigen afleiding uit Dexia AM, n.d.)
Voorgaande tabel geeft de fluctuaties weer in de percentages per sector. Wanneer we deze naderbij bekijken zien we dat ze een logische structuur vormen. De belangen van de investeerders worden binnen elke sector benadrukt met een gemiddelde van 23,33%. Consumenten, milieu en werknemers volgen rond 17% en de minst belangrijke stakeholders volgens Dexia zijn de leveranciers en de samenleving, met gemiddeld zo’n 11%. Er zijn echter grote verschillen mogelijk binnen elke sector. Zo zien we bijvoorbeeld dat de leveranciers bij distributie van grondstoffen en voeding voor 19,50% tellen en bij textiel en luxegoederen dit aandeel zelfs 21,70% bedraagt, terwijl het bij de telecomsector helemaal niet van belang is. Telecom bedrijven hebben vaak een beperkt aantal leveranciers, terwijl producenten van luxegoederen baat hebben bij een goede samenwerking met de leveranciers. Andere belangrijke afwijkingen van het gemiddelde zijn de milieucriteria voor bouwmaterialen; consumenten en werknemers in de telecomsector. Milieu is van ondergeschikt belang in de IT sector; en consumenten in de energiesector. Terwijl binnen de laatste de samenleving erg belangrijk blijkt. De percentages in de tabel zijn onderverdeeld in subcategorieën, elk met specifieke eigenschappen en gewichten. Ze worden dynamisch toegepast per relevantie voor de sector. De verschillende percentages worden weergegeven in bijlage 4.
13
Dexia AM gaat erg ver in het bepalen van haar duurzaam beleggingsuniversum. De 35% beste uit de twee voorgaande stappen worden opgenomen in het universum. Ook voor het opnemen van obligaties past Dexia bovenstaande methode toe. De 50% beste kunnen worden geselecteerd in een fonds. Bovendien worden alle bedrijven gescreend op enkele norm-based minimumcriteria betreffende mensenrechten, arbeidersvoorwaarden, milieu en corruptie. Deze worden verder besproken in hoofdstuk 3.2. De thematische fondsen worden minder streng aangepakt. Dexia AM gaat enkel rekening houden met de KSC’s (supra). Meer specifiek pakt het Dexia Equities L Sustainable Green Planet fonds de klimaatverandering en het grondstoffenverbruik aan. Ze zoekt bedrijven die hier sterk toekomstgericht aan werken en er wordt minder rekening gehouden met de stakeholders (= micro-onderzoek) van onderzochte bedrijven. Een SRI adviesraad moet controleren of de methodologie relevant is en of de criteria consequent worden toegepast. Het geeft ook raad in verband met nieuwe duurzame uitdagingen. De raad komt vier keer per jaar samen. Dexia AM werkt mee aan engagement door in conversatie te treden met nog te onderzoeken bedrijven. Het maakt ook gebruik van proxy voting om een bedrijf aan te moedigen meer ethisch verantwoord te werken. Fortis Investments Fortis biedt twee ethische beleggingswijzen aan. Beleggers hebben de mogelijkheid om duurzaam en maatschappelijk verantwoord te investeren en/of solidair te beleggen. (Fortis, 2008) Via solidaire beleggingen kan de investeerder een deel of het geheel van de uitgekeerde dividenden afstaan voor een goed doel of een maatschappelijk relevant project. Daartoe wordt vaak samengewerkt met erkende en gezaghebbende nietgouvernementele organisaties (ngo's) zoals het Rode Kruis, Netwerk Vlaanderen, Alterfin, Réseau Financement Alternatif (RFA), enz. (Fortis, 2009). Ook een percentage van de instap- en andere kosten worden toegekend aan een begunstigde instelling, wat de ++ op gebied van engagement verklaart. De consument heeft ook de keuze om in een ethisch fonds te stappen dat voldoet aan drie voorwaarden. (i) Het bedrijf moet actief zijn op een duurzame manier, gemeten met objectieve criteria. (ii) De onderneming dient toekomstgericht te werken aan oplossingen die mens en milieu in toenemende mate bedreigen en extra beleggingstroeven bieden. (iii) De bedrijven moeten toonaangevend zijn binnen de sector en de hele sector moet inspelen op de grote problemen van de toekomst. Een tweede screening op bepaalde maatschappelijk betwistbare praktijken6 gebeurt enkel bij de AlterVision en Evangelion7 beleggingsfondsen. Deze fondsen combineren dit met het
6 7
Hoofdstuk 3.2 gaat hier dieper op in. Verwijzing naar de kerkelijke invloed en de ‘Sin Stocks’.
14
solidariteitsprincipe. Een percentage van de instap- en andere kosten worden uitgekeerd ten voordele van bijvoorbeeld Het Rode Kruis. Om haar beleggingsuniversum te bepalen steunt Fortis op haar Sustainability Radar. Hiervoor gebruikt het de drie eerder besproken criteria. Het gaat bedrijven selecteren die op sociaal en milieuvlak een deugdelijk bestuur voeren (Ecology, Socially, Governance (ESG)). Ook houden ze rekening met de financiële kant en worden enkel bedrijven gekozen die voldoen aan de eisen die Fortis ook stelt aan de aandelen en obligaties die het opneemt in haar andere fondsen. De bedrijven die hier goed uitkomen worden aanzien als ‘toonaangevend in de sector’. Verder moet deze sector op het vlak van research en productie lange termijn oplossingen bieden voor maatschappelijke problemen van de toekomst. Het gaat hier over thema’s zoals vervuiling, hernieuwbare energie en afvalbeheer. Fortis combineert beide om haar universum te bepalen. Groot vraagteken zijn echter de ‘objectieve criteria’ waar een bedrijf dient aan te voldoen. Fortis geeft deze voorwaarden niet vrij. De korte bovenstaande beschrijving geeft wel een algemeen idee en duidt op de mogelijkheid tot strenge screening. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper in op de Sustainability Radar en haar methodologie, die wel duidelijker wordt na een gesprek met Fortis. Het gebrek aan transparantie maakt de investeerder volledig afhankelijk van het Internationaal Adviescomité (IAC-F). Dit comité adviseert het beleggingsproces en de onderzoeksmethodologie van het SRI-team. Zie verder in hoofdstuk 4. Via dhr. De Maeyer, verantwoordelijke voor het uitbouwen van een SRI strategie voor België, hebben wij twee exemplaren verkregen van een bedrijven- en landenscreening. Naar inhoud toe, is het niet mogelijk deze te gebruiken. Wel hebben wij aan de hand hiervan een duidelijker beeld gekregen van de screeningswijze en is het mogelijk om de positieve criteria breder te bespreken. Dhr. De Maeyer verzekerde ons ervan dat deze werkwijzen systematisch toegepast worden. Er zijn twee hoofdblokken waar een bedrijf op gecontroleerd wordt: sociaal cultureel en milieu. Het eerste is verder onderverdeeld in sociale en governance topics, met telkens andere gewichten per bedrijf. Milieu zal belangrijker worden in de energie sector, terwijl voor een verzekeraar beide hoofdblokken hetzelfde gewicht krijgen. Bovendien worden de subcategorieën van Sociaal-Cultureel dynamisch toegepast. Het SRI team creëert voor elk bedrijf (mogelijk voor elke sector) verschillende onderverdelingen en gewichten. De milieucriteria zijn dezelfde voor beide bedrijven, de gewichten kunnen verschillen. Tabel 6 verduidelijkt dit. Bedrijf Sociaal – Cultureel Verzekeraar Sociaal – cultureel 50%SC – 50%M management Arbeidersrelaties Externe stakeholders Energie Werknemers en 40%SC – 60%M leveranciers
Gewicht Milieu 40% Milieumanagement 40% 20% 40%
15
Producten en diensten Eco-efficiëntie Milieumanagement
Gewicht 17,50% 65% 17,50% 20%
Sociale en productverantwoordelijkheid Corporate governance en bedrijfsethiek
40%
Producten en diensten
60%
20%
Eco-efficiëntie
20%
Tabel 6: ESG criteria van Fortis Investments. (Eigen afleiding uit OEKOM reports)
Alle bovenstaande subcategorieën krijgen een verdere onderverdeling. Omdat deze reeds te ver in detail gaan, is het niet mogelijk om ze uitgebreid te bespreken. Alle subcriteria van Sociaal – Cultureel en Milieu krijgen een eigen invulling. Dit kunnen kleine verschillen zijn in de beschrijving van de criteria en/of een ander aandeel in de totaalscore. Het SRI team gaat een rating van A+ tot D- toekennen voor elk van de bovenstaande criteria, op basis van de specifieke subcriteria van elk onderdeel. Rekening houdend met de gewichten, kent het team investeringsstatus (Prime of Not Prime) en een totaalcijfer (A+ tot D-) op. Verder controleert het SRI team de bedrijven op enkele uitsluitingscriteria. Deze liggen in lijn met de criteria besproken in hoofdstuk 3.2. De landenscreening hanteert dezelfde hoofdblokken. Een consistentere toepassing van de criteria, met gelijke verdeling van de hoofdvoorwaarden en eenzelfde invulling van subcriteria, worden gehanteerd. Een sociale rating (A+ tot D-) hangt af van drie subcriteria: Institutionele capaciteit en politiek (40%), mensen- en sociale rechten (40%) en infrastructuur (20%). Ze zijn onderverdeeld in tientallen subcriteria, inclusief korte beschrijving en bronvermelding8. Een land krijgt nadien een beoordeling wat zal leiden tot opname of uitsluiting. Fortis heeft een pioneerfonds dat investeert in duurzaamheid voor het milieu. De bedrijven die het opneemt zijn volgens Fortis belangrijke voorlopers op gebied van milieu. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper in op de methodologie. Krekelsparen, aangeboden door Fortis en partnerinstelling Netwerk Vlaanderen, was de eerste ethische spaarrekening in België. Het geeft spaarders de kans om op een ethisch verantwoorde manier veilig te sparen. Het belegde geld9 wordt geïnvesteerd in projecten die beantwoorden aan de criteria vooropgesteld door Fortis, Netwerk Vlaanderen en Réseau Financement Alternatif. De belegger kan zelf een keuze maken uit de aangeboden bedrijven, zo weet hij/zij met 100% zekerheid waarin zijn belegde geld wordt geïnvesteerd. Voor het overige werkt dit spaarboekje op een normale wijze. Zo wordt er een basisintrest, vermeerderd met aangroei- en/of getrouwheidspremie, aangeboden. De spaarrekening biedt ook een extra ethische dimensie doordat Fortis jaarlijks een forfaitaire vergoeding geeft aan haar partnerinstellingen Netwerk Vlaanderen en Réseau Financement Alternatif. De investeerder zelf merkt niets van deze extra dimensie, aangezien Fortis dit volledig voor haar rekening neemt. Ethibel heeft in 2007 een certificaat uitgegeven dat het ethische gehalte van Krekelsparen controleert en heeft goedgekeurd.
8 9
Er wordt rekening gehouden met verscheidene ngo’s en supranationale organisaties. In het boekjaar 2007 was Krekelsparen goed voor een totaal belegd bedrag van 162 miljoen euro.
16
Triodos Bank De absolute marktleider in ethische spaarrekeningen, is Triodos Bank. Zij biedt zowel een klassieke spaarrekening als een termijnrekening aan haar klanten aan. Het spaargeld van de belegger wordt op duurzame wijze geïnvesteerd. Het houdt daarbij rekening met factoren zoals: natuur en milieu, sociale economie, cultuur en welzijn, noord-zuid, wonen en energie. Uitsluitingscriteria, zowel absolute als omzetgerelateerde, worden toegepast door de bank. De toegepaste criteria en methodologie zijn veelal dezelfde als voor haar beleggingsfondsen (infra). Triodos biedt tevens ethische beleggingsfondsen aan. Het heeft een in-house screening team, Triodos Fonds Management, dat samen met Sustainalitics een beleggingsuniversum ontwikkelt. Het doet dit in drie stappen. Eerst zullen beursgenoteerde bedrijven gescreend worden op duurzame activiteiten (Triodos Bank, 2009). Wanneer een onderneming (i) een bijdrage levert aan een schone aarde en duurzame oplossingen voor milieuvervuiling, (ii) een positieve contributie heeft bij de bestrijding van klimaatverandering of (iii) een inspanning doet voor een gezond leven voor iedereen, dan kan het opgenomen worden in het duurzaamheidsuniversum van Triodos, zonder dat het wordt onderworpen aan stap twee (infra). Het dient wel meer dan vijftig procent van haar omzet te halen uit minstens één van bovenstaande voorwaarden. Triodos geeft zichzelf ook de mogelijkheid in haar Triodos Values Pioneer Fund om bedrijven op te nemen die beschouwd worden als absolute koploper in ethisch ondernemen. Het gaat dan vooral om small – en mid caps. Omdat niet alle bedrijven pioneers kunnen zijn, heeft Triodos een tweede stap in haar screening ontwikkeld. Het gaat hierbij om een best-in-class aanpak. Ze worden onderworpen aan een sectorstudie met zeven te onderzoeken criteria: milieu, samenleving, medewerkers, toeleveranciers, klanten, corporate governance en bedrijfsethiek. De vijftig procent beste per sector kunnen worden opgenomen in het duurzaamheidsuniversum. Ook de tien procent best scorende komen in aanmerking wanneer blijkt dat ze tevens marktleider zijn. Volgende tabel geeft een overzicht wat van het bedrijf verwacht wordt per criteria. Stakeholders Milieu
Stap 2: Vergelijkend Onderzoek. Dit thema omvat een analyse van de inrichting van het bedrijfsproces en de aard van de geleverde producten. Bij een inefficiënte bedrijfsvoering of de levering van verouderde of verspillende producten dragen ondernemingen onnodig bij aan de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en vervuiling. Om bestaansrecht op lange termijn te rechtvaardigen is het noodzakelijk dat ondernemingen zich inspannen om een negatieve invloed op de natuurlijke omgeving te minimaliseren.
17
Samenleving
Binnen dit thema wordt onderzocht op welke wijze het bedrijf zijn maatschappelijke rol vervult. Ondernemingen vervullen zowel een rol in de lokale gemeenschappen waarin zij opereren, als in de samenleving als geheel.
Werknemers
Dit thema omvat de analyse van arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en de mate waarin een brede inzetbaarheid van werknemers bevorderd wordt. Een goede omvang met werknemers is een belangrijke voorwaarde voor het lange termijn succes van een onderneming.
Leveranciers
Binnen dit thema wordt onderzocht of ondernemingen invloed uitoefenen door eisen te stellen ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen van de leveranciers en dit waar mogelijk te stimuleren. Door de toegenomen tendens om (een deel van de) productie uit te besteden neemt het belang van dit thema toe.
Klanten en Dit thema omvat een analyse van klanttevredenheid en kwaliteit en veiligheid Concurrenten van de geleverde producten van de onderneming evenals het respecteren van vrije concurrentie en een verantwoorde marketing van producten en diensten. Al deze elementen dragen bij aan een duurzame omgang met klanten en concurrenten. Corporate Dit thema omvat een analyse van de ondernemingsstructuur waarbij wordt Governance gekeken naar de onafhankelijkheid van bestuurders en de beloningsstructuur. Een deugdelijk en transparant bestuur is een randvoorwaarde voor de continuïteit van een onderneming. Bedrijfsethiek
Dit thema omvat een analyse van de integriteit van het bedrijf. Een integere bedrijfsvoering is een voorwaarde voor een duurzame relatie tussen een onderneming en haar belanghebbenden.
Tabel 7: Tweede stap van ethische screening van Triodos Bank. (Eigen afleiding uit Triodos, 2009)
Triodos koppelt hier een aantal percentages aan vast. Deze zijn echter niet publiek beschikbaar. Enkel investeerders en bedrijven kunnen ze opvragen. Zo worden deze criteria als dynamisch beschouwd en kunnen ze altijd worden herzien door een internationaal adviescomité (IAC-T). Een nadere toelichting van wat Triodos verstaat onder deze criteria en de werking van het IAC-T komen in hoofdstuk 4 aan bod. Na voorgaande screening worden alle bedrijven die via stap één en twee in aanmerking komen voor opname in het beleggingsuniversum, gescreend op een aantal minimumcriteria. Deze voorwaarden worden besproken in hoofdstuk 3.2.
3.1.1 Conclusie De methodologie gebruikt door KBC is erg duidelijk. De consument kan elke stap in het beleggingsproces volgen. De positieve criteria zijn algemeen beschikbaar en het kan op een transparante manier tot een beleggingsuniversum komen. Bovendien maakt KBC niet enkel gebruik van positieve criteria voor haar best-in-class fondsen, maar wordt er ook uitgebreid rekening gehouden met uitsluitingsvoorwaarden. Hierover meer in 18
hoofdstuk 3.2. De EAD bepaalt en waakt over de criteria van deze fondsen en komt meermaals per jaar samen om deze te bespreken. Het heeft ook de macht om bedrijven uit te sluiten via een procedure ‘al te gortig’. Voor meer informatie betreffende de EAD verwijzen wij door naar hoofdstuk 4. KBC heeft een duidelijke afbakening tussen de best-in-class en de pioneer fondsen. We zien duidelijk twee verschillende methodologieën en strengheid. Terwijl de criteria voor haar best-in-class fondsen erg strikt worden toegepast, zijn de pioneer fondsen meer flexibel. Het MAC ziet toe op de toegepaste criteria en methodologie (infra). We kunnen besluiten voor KBC dat haar gebruikte criteria erg streng zijn en ook op systematische manier toegepast worden op al haar ethische fondsen. Een belangrijk voordeel is haar uitgebreide landenscreening en de matrix voor controversiële landen, die bij haar naaste concurrenten onbestaande is. Nadeel zijn de minder strenge uitsluitingscriteria waar we later op terugkomen. KBC AM heeft geen mogelijkheid tot ethisch sparen. Het geeft zelf aan dat hier in de toekomst verder aan kan gewerkt worden. Dexia heeft een erg uitgebreide best-in-class benadering. De ondernomen stappen zijn duidelijk beschikbaar en de criteria zijn erg gedetailleerd onderverdeeld. De gebruikte criteria zijn streng te noemen. De consument heeft ook de mogelijkheid om elke stap te volgen en in de sectorstudies staat welke scores de bedrijven halen per criteria. Hier staat wel tegenover dat de wisselende percentages voor verwarring kunnen zorgen bij de investeerder. Een consequentere aanpak kan hier verbetering in brengen. Thematische fondsen zijn voor Dexia geen prioriteit. Ze worden aangeboden aan de hand van de KSC’s, maar we stellen vast dat alle andere fondsen hier ook aan onderworpen worden. Enig verschil is dat het thematische fonds van Dexia niet onderhevig is aan micro criteria. Ethische spaarmogelijkheden worden niet aangeboden en uit de onderzochte informatie blijkt dat engagement ook geen prioriteit is voor Dexia. We zien dat Fortis een best-in-class aanpak heeft, maar helemaal geen transparantie over de door haar gebruikte criteria en het gevolgde screeningsproces. Dit tast de geloofwaardigheid van de bank ernstig aan. Het heeft wel een eigen adviescomité met een adviserende functie dat enkele malen per jaar samen komt om het ethische gehalte van de aangeboden fondsen te bepalen. De drie vooropgestelde criteria (ESG) zijn erg breed te noemen, en kunnen dus op verscheidene manieren geïnterpreteerd worden. Wat ook wil zeggen dat er enorm veel potentieel zit in de ethische fondsen van Fortis. Dit blijkt ook uit de kort besproken voorbeelden, waar een gedetailleerde screening op werd toegepast. Wegens de erg vage beschrijving van de door Fortis toegepaste criteria, moeten we momenteel besluiten dat er niet genoeg informatie beschikbaar is om haar strengheid nauwkeurig te bepalen. We bespreken de methodologie en het controleorgaan van Fortis uitgebreid in hoofdstuk 4.
19
De kort besproken voorbeelden geven een indicatie van de strengheid waarmee Fortis de bedrijven mee screent. Omdat deze informatie niet publiek beschikbaar is, hebben we niet de mogelijkheid om hier dieper op in te gaan. Fortis scoort echter beter op haar ethische spaarformule dan de andere grootbanken. Simpelweg omdat de andere grootbanken deze beleggingswijze niet aanbieden. Haar samenwerking met Netwerk Vlaanderen is op dit vlak erg duurzaam te noemen en gaat terug tot 1982. Het kan echter nog leren van de Triodos Bank, die naast een gewone spaarrekening ook een ethische termijnrekening aanbiedt. Triodos scoort hoog op gebied van strengheid. Nadat het bedrijf wordt gescreend op zeven hoofdcriteria worden ze nog onderworpen aan strenge uitsluitingscriteria (infra). Het bedrijf krijgt echter geen ++ op het gebied van strengheid van de positieve criteria. De gebruikte categorieën zijn beter besproken dan bij Fortis, maar minder gedefinieerd in vergelijking met KBC en Dexia. We zien terug een enorm potentieel van de ethische strengheid, maar een gedetailleerder overzicht van de “meer dan tweehonderd” gebruikte criteria zou leiden tot een ++ evaluatie. Triodos heeft echter een stevige reputatie op het gebied van ethisch gehalte en een ++ evaluatie behoort zeker tot de mogelijkheden, mits enkele aanpassingen. We zien dat de bevindingen van Chatterji en Levine (2006, p. 16) met betrekking tot het metingsproces van de criteria kloppen. Ze stellen vast dat er geen eenduidige screeningswijze bestaan en duiden op de noodzaak van transparantie en een minimum aantal voorwaarden waar een ethisch fonds aan moet voldoen. Dit leidt tot betere vergelijkbaarheid tussen de aanbieders en bijgevolg ook tot een sterkere meetbaarheid.
3.1.1.1 Nuancering
Een recente studie van Van Den Bossche, Rogge, Devooght en Van Puyenbroeck (2009) heeft aangetoond dat een verschil in gebruikte percentages per hoofdcriteria, niet veel invloed heeft op het beleggingsuniversum. De auteurs hebben combinaties gemaakt met stappen van vijf, die liggen tussen 10% en 30%. Ze controleerden wat de uitkomst zou zijn wanneer ze de vooropgestelde percentages zouden wijzigen. En dit voor elk van de vijf positieve criteria van KBC (supra) tot samen 100% bereikt werd (386 mogelijke combinaties). Bovendien lieten de onderzoekers één van de vijf blokken weg uit de analyse10. Via normalisatie (drie verschillende methoden) werden de data van EIRiS herleid tot een score. Dit leidde tot 694811 mogelijke combinaties van percentages. Ze pasten dit onderzoek toe op ongeveer 120 bedrijven uit een sector. 30 bedrijven uit die sector bleven altijd bij de bovenste De minscores voor maatschappelijk betwistbare praktijken werden mee in rekening gebracht, maar werden niet gewijzigd. 11 386 mogelijkheden x 3 normalisatietechnieken x 6 combinaties (één keer alle vijf hoofdcriteria inclusief, 5 keer met uitsluiting van één hoofdcriteria) = 6948. 10
20
40%, ondanks de 6948 mogelijke combinaties. 48 bedrijven vielen altijd onder de lat. Er waren ook bedrijven die soms onder, soms boven de lat vielen naargelang de toegepaste percentages. Uit die tussenklasse is het nodig om diegene te kiezen die er het minst eronder vallen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Belangrijk is wel om te onthouden dat de 40% beste moeten worden opgenomen, dus moeten we de beste uit de restklasse kiezen. Uit dit onderzoek blijkt dat KBC twee bedrijven zou moeten opnemen uit de onderzochte sector die het nu niet opneemt. De onderzoekers besluiten dat het een verrijking kan zijn om te kijken naar de kans dat een bedrijf onder de lat valt, anderzijds stellen ze vast dat de methode die KBC toepast systematisch leidt tot de opname van de juiste bedrijven. De discussie over toe te passen gewichten krijgt in dit licht een minder significante betekenis voor de strengheid van een ethisch fonds. Het is wel zo dat een bedrijf moet voldoen aan een aantal criteria zoals milieu etc., maar dat het gewicht toegekend aan die criteria niet van cruciaal belang is voor het ethische gehalte van een fonds. Dit zou echter moeten gestaafd worden met een studie van de toegepaste subcriteria. Er bestaat een kans dat wijzigingen in de percentages van de subcriteria van de vijf grote blokken wel leidt tot een volledig ander ethisch universum. Een ander besluit dat kan getrokken worden uit deze studie is dat een aantal bedrijven steeds opgenomen kunnen worden omdat ze, ondanks het toegekende gewicht, op elk criterium goed scoren. Een bedrijf met een goed sociaal beleid zal waarschijnlijk ook een sterk milieubeleid hebben. Wat niet wegneemt dat een bedrijf op alle ethische vlakken moet gecontroleerd worden, om uitzonderingen te ontdekken.
3.2 Uitsluitingscriteria
Uitsluitingscriteria vormden de absolute basis van het moderne SRI. Ze kunnen worden getraceerd tot bij de kerk, die bepaalde industrieën beoordeelde als ‘zondig’. Bedrijven die zich inlaten met bepaalde activiteiten worden onmiddellijk uitgesloten van deze fondsen. Dit soort screenings domineerde de ethische fondsen in de afgelopen zeventig jaar (H. Brill, J.A. Brill, & Feigenbaum, 1999, 79-100).12 Enkele voorbeelden van uitsluitingscriteria zijn alcohol, tabak, wapens, kernenergie, etc. De belegger krijgt een duidelijk beeld van waar het fonds absoluut niet in investeert. De drastische verkleining van het beleggingsuniversum is een logisch gevolg. Dit impliceert dat de investeringsmogelijkheden van de asset manager kleiner worden en bijgevolg ook de mogelijkheid om opbrengsten te genereren. Voor verdere informatie betreffende ethisch investeren en marktkapitalisatie verwijzen we naar hoofdstuk vijf. De besproken criteria zijn tevens de meest voorkomende volgens Avanzi (2002, p.4).
12
Uit hoofdstuk 3.1 blijkt dat dit aan het veranderen is.
21
Tabel 8 geeft de gebruikte uitsluitingscriteria en strengheid weer per onderzochte aanbieder. Voor omzetgerelateerde topics maken we gebruik van 5% als ethische grens. Verder werd de kwalitatieve inhoud van de topics in rekening gebracht. Wanneer de voorwaarden tot uitsluiting niet strikt bepaald zijn, kennen we een negatieve score toe.
Uitsluitingscriteria
KBC
Dexia
Fortis
Triodos Bank
Nucleaire Energie Dictatoriale Regimes Wapens Alcohol Tabak Kansspelen Mensenrechten Arbeidsrechten Dierenrechten Gentechnologie Milieuschendingen Controversiële aandelen Pornografie
+ ++ ++ +/++ ++ ++ ++ +/+/++ -
+ ++ ++ ++ ++ -
+ ++ + ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ +
++ ++ + ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
Tabel 8: Strengheid van de onderzochte uitsluitingscriteria. Toelichting :
++ : De criteria zijn beschikbaar en duidelijk afgebakend. Ze zijn streng. + : Duidelijke criteria en afgebakend. De criteria tot uitsluiting zijn minder streng. +/- : Duidelijke criteria en afgebakend. Ze leiden echter niet tot uitsluiting. - : Een erg korte of helemaal geen bespreking van de criteria. Ze leiden niet altijd tot uitsluiting.
Uitsluiting van bedrijven die te maken hebben met de productie van kernenergie is een belangrijke kwestie in de ethische wereld. Alle aanbieders zijn het erover eens dat kernenergie niet de oplossing is voor de toekomst. De gebruikte exclusiecriteria verschillen echter per aanbieder. KBC vindt kernenergie “… één van de [korte termijn] oplossingen om de overgang naar een nieuw energietijdperk te bewerkstelligen.” (KBC AM, 2008c, p.3) Bedrijven met een nucleaire centrale in beheer of eigendom moeten voldoen aan twee voorwaarden. De eerste voorwaarde is vierledig, niet cumulatief en reden tot uitsluiting, indien voldaan. Meer dan 50% van de energieproductie is afkomstig van nucleaire energie; of het bedrijf geen energie produceert uit hernieuwbare bronnen; of de onderneming niet voldoende transparant is over zijn nucleaire activiteiten; of het bedrijf werd geconfronteerd met nucleaire incidenten. Tweede voorwaarde nodig voor opname in een ethisch universum is dat “… het aandeel nucleaire energie in de totale energiemix daalt ten voordele van een stijging van het aandeel energie geproduceerd via milieuvriendelijke technieken.”. (KBC AM, 2008c, p.3) Er moet aan beide voorwaarden voldaan worden voordat het bedrijf met een nucleaire centrale in eigendom of in beheer kan worden opgenomen in het duurzaam universum. Dexia heeft geen officieel standpunt betreffende nucleaire energie, maar in de eerste stap van de best-in-class 22
aanpak komt hernieuwbare energie naar voor als bron voor de toekomst (supra). Fortis werkt met de omzetcijfers van de gescreende bedrijven. Alle producten die meer dan tien procent van de verkoop halen uit kernenergie, het ontginnen van uranium of het vervaardigen van onderdelen voor kerncentrales worden uitgesloten (Fortis Investments, 2006, p.2). Zoals alle andere aanbieders van ethische fondsen is Triodos Bank erg streng met betrekking tot kernenergie. Ze vinden dat “… ondanks haar relatief lage koolstof uitstoot het een onmiskenbaar gevaarlijke technologie is, dat nog steeds moet oplossen hoe het veilig het door haar gecreëerde afval moet beheren” (Triodos Bank, s.d., p.1). Alle ondernemingen die kernenergie, kernenergiecentrales of specifieke onderdelen voor het opwekken van kernenergie produceren, verkopen of distribueren worden uitgesloten, evenals vervoers- en opslagondernemingen van kernafval. Indirecte betrokkenheid via deelnemingen in andere bedrijven voor meer dan honderd miljoen euro of één procent van eigen participaties leidt tot uitsluiting. Zoals eerder aangekaart, besluit KBC om bedrijven die actief zijn in controversiële landen (Darfoer,…) niet onmiddellijk uit te sluiten. Het heeft daarvoor volgende matrix opgesteld.
Figuur 2: Controversiële landenmatrix van KBC. (KBC, 2008c, p.6)
Bedrijven actief in categorie A landen, worden ofwel uitgesloten wanneer het energie of mijnbouw bedrijven betreft, ofwel onderworpen aan bijkomende criteria, bovenop de normale bedrijvenscreening (supra). Via engagement (supra) bepaalt de EAD voor elk bedrijf afzonderlijk of het uitgesloten wordt of niet. Voor categorie B landen zijn bijkomende criteria nodig bij de energie- en mijnbouwsector en andere strategische activiteiten. Bedrijven die actief zijn in niet-strategische activiteiten kunnen worden opgenomen in het duurzaamheidsuniversum, zonder te moeten voldoen aan extra criteria. Openbare aanbestedingen en andere overheidsprojecten worden aanzien als andere strategische activiteiten. Alle andere projecten van bedrijven in controversiële landen worden aanzien als niet-strategische activiteiten. Energie en mijnbouw worden harder aangepakt dan andere sectoren omdat bedrijven vaak via joint-ventures rechtstreeks gaan samenwerken met de overheid en zo het regime mee in stand houden. Dexia gaat enkel een landenscreening uitvoeren voor haar ethische obligatiefondsen. Het baseert zich op internationale verdragen betreffende mensen- en arbeidsrechten, milieu en corruptie. Het gebruikt indicatoren van FreedomHouse om een land te beoordelen. In hoofdstuk vier komen deze verder aan bod. Alle aanbieders sluiten wapens uit voor het beleggingsuniversum. Al zijn er wel verschillen te bemerken. KBC AM (2008c) sluit alle nucleaire wapensystemen uit. Verder 23
wordt onderscheid gemaakt tussen volledige wapensystemen en onderdelen van strategische en niet-strategische aard. Wanneer het bedrijf meer dan vijf procent van zijn omzet haalt via volledige wapensystemen en strategische onderdelen wordt het tevens uitgesloten, behaalt het echter minder dan vijf procent omzet op deze types van onderdelen, dan trekt KBC zes procent af van zijn totaalscore. Het produceren of verkopen van niet-strategische onderdelen voor civiele doeleinden zoals kleding, etc., bestraft het niet wanneer de omzet van deze producten minder dan vijf procent bedraagt. Een penalisering van drie procent wordt toegekend wanneer het bedrijf meer dan vijf procent van haar omzet haalt uit niet-strategische onderdelen. Producenten van clusterbommen, landmijnen, biologische wapens en andere controversiële wapens worden geweerd uit de themafondsen van KBC. Dexia weigert te investeren in bedrijven die anti-persoonsmijnen, clusterbommen, verrijkt uranium en/of chemische -, nucleaire - en biologische wapens produceert of verkoopt (Dexia Sustainable, 2006, p. 18). Hierboven komen alle bedrijven die meer dan drie procent omzet verhalen op de verkoop of productie van conventionele wapens. Fortis sluit alle verkopers en producenten van wapens en zijactiviteiten uit (Fortis Investments, 2006, p.2). Er is een zerotolerantie. Ook bij Triodos Bank geldt absolute uitsluiting voor bedrijven die wapens, zowel conventionele als niet-conventionele, produceren en distribueren. Deelnemingen in dit soort bedrijven tot honderd miljoen euro worden ook uitgesloten. (Triodos Bank, 2009) Alcoholproductie is geen topprioriteit bij de aanbieders van ethische producten. We zien dat KBC AM (2008c) vier, drie of één procent aftrekt van de totaalscore wanneer het bedrijf respectievelijk meer dan drieëndertig, tussen de tien en drieëndertig of minder dan tien procent omzet haalt uit de verkoop of productie van alcoholische producten. Bij Fortis sluit men het bedrijf pas uit wanneer meer dan tien procent van zijn omzet gehaald wordt uit de productie of verkoop alcoholische producten (Fortis Investments, 2006, p.1). Dexia gaat eerst de relevatie van de alcoholproductie testen voor het bedrijf en besluit dan objectief over in- of exclusie (Dexia Sustainable, 2006, p.17). Ook Triodos zal niet onmiddellijk overgaan tot uitsluiting. Het past het voorzorgsprincipe toe. Wanneer een bedrijf een proactief beleid voert om controverses te voorkomen, kan het getolereerd worden. (Triodos, 2009) Tabaksproductie leidt in vele gevallen tot uitsluiting. KBC AM (2008c) investeert niet in de tabaksindustrie en bestraft bedrijven die niet tot de tabaksindustrie behoren maar wel een omzet halen tussen vijf en tien procent of meer dan tien procent uit verkoop of productie van tabaksproducten met respectievelijk twee en vier procent. Fortis sluit alle producenten uit die meer dan vijf procent van de omzet halen uit de verkoop van tabaksproducten of meer dan tien procent uit accessoires die met tabak te maken hebben. Ook verdelers die meer dan tien procent van de omzet halen uit de verkoop van accessoires en/of het eindproduct worden uitgesloten (Fortis Investments, 2006, p.2). Dexia gaat eerst na hoe het bedrijf te maken heeft met de tabaksindustrie om daarna te beslissen over uitsluiting of niet. Triodos sluit bedrijven uit die tabakswaren produceren of verkopen onder eigen naam. (Triodos, 2009, p.3)
24
Ook kansspelen worden bij alle grote leveranciers behalve bij Dexia besproken. KBC AM (2008c) sluit bedrijven uit die enkel actief zijn in de gokindustrie 13 en het straft bedrijven af die meer dan nul procent omzet halen uit de gokindustrie met één procent. Producenten van gokautomaten worden onmiddellijk uitgesloten, evenals bedrijven die meer dan vijf procent omzet halen uit controversiële gokspelen en bedrijven die meer dan twintig procent van de verkoop realiseren via gokspelen. KBC zou deze bedrijven slechts een minscore van één procent geven op de totaalscore, terwijl Fortis besluit om alle bedrijven actief in de gokindustrie uit te sluiten (Fortis Investments, 2006, p.1). Triodos is nog strenger en sluit alle bedrijven uit die kansspelen ontwerpen, produceren of verkopen én alle ondernemingen die financiële diensten leveren aan deze industrie. (Triodos, 2009, p.3) Mensenrechten zijn een topprioriteit voor de aanbieders van ethische fondsen. Allen krijgen ze ++. Dit betekent dat de bedrijven uitgesloten worden wanneer ze conventies voor de rechten van de mens schenden. Ze baseren zich op de VN resolutie betreffende de Universele Verklaring van de Mensenrechten. Hetzelfde geldt voor de arbeidsrechten. Benchmark zijn de verdragen afgesloten door de Internationale Arbeidsorganisatie, ILO. KBC AM (2008c) geeft een negatieve score van vier procent voor bedrijven die te maken hebben met testen op dieren en voor bedrijven die ingrediënten gebruiken die eerst getest worden op dieren. Volledige uitsluiting van deze bedrijven is niet voorzien. Fortis sluit alle bedrijven uit die consumptiegoederen testen op dieren, zonder dat deze bij wet geregeld zijn en blijvende schade veroorzaken. Bedrijven die op dieren testen voor medische doeleinden (wanneer verplicht door de wetgeving) of zonder gevaarlijke gevolgen worden wel toegelaten. Dexia onderzoekt hoe het bedrijf gekoppeld is aan dierenrechtenschendingen en gaat dan al dan niet over tot uitsluiting. Triodos bestraft bedrijven die te maken hebben met de bontindustrie. Deze worden uitgesloten, evenals ondernemingen die testen op dieren uitvoeren voor niet-medische doeleinden. Medisch gerelateerde testen worden wel toegelaten, indien geen enkel alternatief mogelijk is en het dierenleed beperkt wordt. Triodos gaat ook bedrijven bestraffen die te maken hebben met de intensieve veehouderij. Zowel op gebied van productie, verwerking, verkoop of vervoer kan het bedrijf worden uitgesloten. (Triodos Bank, 2009, p.3) KBC (KBC AM, 2008c) straft de bedrijven af die gewassen of dieren genetisch manipuleren of zij die organismen genetisch manipuleren voor niet-medische doeleinden in een gecontroleerde omgeving. Deze organisaties krijgen een vermindering van vier procent op de totaalscore. Fortis sluit elk bedrijf uit dat meer dan vijf procent van zijn omzet haalt uit genetisch gemanipuleerde organismen. Dit gaat zowel over de producten, gebruikers en verdelers van GGO’s. Dexia bekijkt dit onderwerp van sector tot sector en gaat de relevantie na om te besluiten over uitsluiting. Triodos is samen met Fortis het sterkst gekant tegen GGO’s. Enkel producenten die een meerwaarde bieden en onder strikte voorwaarden worden geproduceerd kunnen worden opgenomen. Indien
De gokindustrie wordt gedefinieerd als het verstrekken van gokactiviteiten onder de vorm van gokwinkels, paarden- en hondenrennen, bingo’s, casino’s, gaming en gokken via het internet. De productie van gokautomaten is ook inbegrepen. 13
25
de onderneming enkel deze producten aanbiedt, zal het ook uitgesloten worden. (Triodos Bank, 2009, p.3) Fortis sluit bedrijven, leveranciers, onderaannemers en financiers van bouwwerken die het milieu schade toebrengen uit. Zo sluit het projecten uit die te maken hebben met pijpleidingen, mijnen en dammen (Fortis Investments, 2006, p.3). Triodos Bank (2009, p.4) zal bedrijven niet opnemen wanneer ze milieugevaarlijke stoffen maken of verkopen. Ook indirecte betrokkenheid van meer dan honderd miljoen euro of één procent van eigen participaties zal bestraft worden. Bedrijven die enige milieu- of ecosysteemschade aanbrengen worden ook uitgesloten. Aandacht voor het milieu is voor Dexia ook één van haar minimumvoorwaarden. KBC heeft milieu wel opgenomen in haar positieve criteria, het telt namelijk voor 20% mee in de totaalscore (KBC AM, 2008a, p.2), maar het heeft geen specifieke uitsluitingscriteria opgesteld betreffende dit topic. Pornografie is enkel voor Triodos en Fortis reden tot uitsluiting. Triodos (2009, p.3) sluit alle producenten en distributeurs uit. Ook het uitzenden van pornografische producten wordt bestraft. Wanneer een producent of verdeler 14 meer dan 10% van haar omzet haalt uit de verkoop van materiaal dat aanleiding geeft tot vernederende voorstelling van individuen of seksuele daden, sluit Fortis het bedrijf uit (Fortis Investments, 2006, p.2).
3.2.1 Conclusie
Zoals hierboven reeds aangegeven, werkt KBC met (positieve) percentages dat het toekent aan het onderzochte bedrijf. Tevens wordt ditzelfde bedrijf onderzocht op enkele uitsluitingscriteria. Wanneer het bedrijf aan enkele criteria voldoet, zal het ofwel worden uitgesloten uit het universum, ofwel een negatieve score krijgen die afgetrokken zal worden van de eerder bereikte totaalscore. Dit heeft tot gevolg dat het KBC ethische beleggingsuniversum een groter potentieel aan bedrijven kan inhouden. Er worden namelijk niet zo snel als bij andere aanbieders bedrijven volledig uitgesloten. Dit heeft echter tot nadeel dat een bedrijf heel erg goed kan scoren op de positieve criteria, maar nog steeds actief is in bijvoorbeeld het testen op dieren en gentechnologie en andere criteria die beoordeeld zijn aan +/-. We zien wel dat sinds 2004 er een sterkere bewustwording van de MBPT is gekomen. Daarvoor maakten ze slechts voor 1,1 procent deel uit van de totale eindscore. Ze behoorden tot de categorie Bedrijfsethiek en Deugdelijk Bestuur. We zien dus een duidelijk positieve evolutie binnen de door KBC gevolgde weg. Groot minpunt is dat het thema ‘milieu’ enkel positief kan beoordeeld worden, er zijn geen vastgestelde uitsluitingscriteria met betrekking tot milieu. Fortis sluit meer bedrijven uit, wat leidt tot een groter aantal + en ++ dan de andere grootbanken. Er dient echter een belangrijke nuance gemaakt te worden. De
14
Ook organisatoren van sextoerisme vallen hieronder.
26
criteria die Fortis vooropstelt om tot uitsluiting te komen zijn in enkele gevallen lager dan de andere aanbieders. Gentechnologie, alcohol en dierenrechten worden pas uitgesloten wanneer ze meer dan 10% van de totale omzet bepalen, terwijl dit bij andere aanbieders sneller leidt tot exclusie of bestraffing. Wanneer het bedrijf echter te actief is (meer dan 10% van de omzet) in bepaalde sectoren, wordt het zonder enige twijfel uitgesloten door Fortis, wat het beleggingsuniversum sterk kan verkleinen. Maar er bestaat de mogelijkheid dat bedrijven die net onder de iets minder strenge criteria blijven, opgenomen worden in het beleggingsuniversum. KBC zal bij overschrijding slechts een negatieve score geven en bestaat de kans dat ze opgenomen worden in het ethische beleggingsuniversum. Een andere belangrijke beperking van Fortis is dat de uitsluitingscriteria slechts gelden voor twee van haar fondsen, namelijk de AlterVision en Evangelion fondsen. De andere ethische fondsen worden niet onderworpen aan deze criteria. De bank vertrouwt dus volledig op haar best-in-class criteria, die niet erg duidelijk bepaald worden (supra). Twee voorbeelden van ethische screens door Fortis, die niet publiek beschikbaar zijn, duiden op algemene toepassing van de uitsluitingscriteria voor haar best-in-class criteria. Dit wordt echter niet gegarandeerd. Het is aan het SRI team dat om voor elk bedrijf (of sector) afzonderlijk te bepalen welke uitsluitingscriteria van toepassing zijn. De manier waarop is niet bekend. Over Dexia kunnen we kort zijn. Het houdt rekening met de besproken uitsluitingcriteria maar het bepaalt zelf de inhoud van de criteria naargelang de bedrijfsomstandigheden. We besluiten dat de uitsluitingscriteria van Dexia het minst streng zijn. Enkel onder bepaalde omstandigheden kunnen bedrijven worden uitgesloten. De bank heeft wel sterke norm-based minimumvoorwaarden. Deze zijn echter aanwezig bij alle besproken aanbieders. Daartegenover staat wel dat Dexia een enorm uitgebreide best-in-class benadering heeft en zo al veel bedrijven en sectoren op voorhand uitsluit. Er is slechts in beperkte mate sprake van uitsluitingscriteria voor landen. Absolute koploper op het gebied van uitsluitingscriteria is de Triodos Bank. Haar beleid geldt vaak zowel voor het bedrijf in kwestie als haar toeleveranciers en de criteria zijn erg streng te noemen. Ze passen wel een omzetgerelateerd percentage toe van vijf procent voor de productgerelateerde criteria. Dit heeft slechts een kleine invloed op de strengheid. Bovendien geldt naast de besproken onderwerpen het voorzorgsprincipe. Bedrijven met een duurzaamheidsrisico zullen worden uitgesloten, behalve als zij een proactief beleid voeren om zo controverse te voorkomen. Het gaat dan om sectoren als mijnbouw en energie. Ook alcohol valt onder dit beleid. Bedrijven in deze risicosectoren zullen getoetst worden op verschillende internationale conventies en codes. Er is echter geen sprake van een landenscreening, zodat het beleid met betrekking tot overheidsobligaties niet duidelijk is.
3.3 Transparantie
27
Transparantie is erg belangrijk voor een ethisch fonds. Nog steeds weten niet alle ethische beleggers waar het belegde geld juist voor wordt gebruikt. Luc Van Liedekerke (2004, p. 469-470) somt enkele mogelijke mankementen van de FTSE4Good op: Van een bedrijf wordt verwacht dat milieumanagement volgens een zestal normen gevoerd wordt. Maar om geselecteerd te worden volstaat het dat een beperkt deel van de activiteiten (20%) volgens die normen gevoerd wordt. Wat met de overige 80%? Wanneer een bedrijf minder dan 20% aandelen bezit in een ander bedrijf, dan worden de activiteiten van dit dochterbedrijf niet doorgelicht. Bij de vorming van het oordeel wordt vooral gelet op de formele kant van de bedrijfsvoering (de managementsystemen) en in mindere mate op de reële resultaten. Belangrijker dan de feitelijke handelingen van het bedrijf is de vooruitgang die het bedrijf maakt (in eerste instantie zijn managementsystemen). Het is de trend die beslissend is voor uiteindelijke selectie. Van Liedekerke (2004, p.470) besluit dat dergelijke methodologische zwaktes een ernstige bedreiging vormen. De consument (zijnde de ethische investeerder) is zich hier momenteel nog niet van bewust en aanbieders kunnen producten verkopen zonder al te veel inzage te moeten geven in de gehanteerde methodologie. Volgend hoofdstuk breidt hierop verder, met een onderzoek naar de gebruikte methodologie van al besproken aanbieders. Onderstaande tabel geeft weer hoe transparant de aanbieders zijn, met daaronder een bespreking van de resultaten. Transparantie Methodologie Positieve criteria - openbaar - na aanvraag Uitsluitingscriteria Beleggingsuniversum Brochures en extra’s In-house screening**
KBC
Dexia
Fortis
Triodos Bank
++ ++ ++ ++ ++ ++ ++ ++
++ ++ ++ +/++ ++ +/-
+/++* ++ + +/+
++ + + ++ ++ + ++ ++
Tabel 9: Transparantie per aanbieder. Toelichting:
++ : Volledig beschikbare informatie, erg uitgebreid. + : Informatie beschikbaar, niet uitgebreid. +/- : Slechts matige beschikbaarheid, niet uitgebreid. - : Informatie niet beschikbaar. * : De gevraagde informatie was erg transparant, maar niet publiek beschikbaar. ** : Zie hoofdstuk 4 voor meer informatie.
28
De methodologie betreffende best-in-class aanpak en uitsluitingscriteria van alle aanbieders zijn algemeen beschikbaar. Enkel bij Fortis zien we dat de methodologie beperkt beschikbaar is. In het volgende hoofdstuk gaan we hier dieper op in. De gebruikte criteria (supra) zijn veelal terug te vinden op de websites van de aanbieders. Enig opzoekingswerk is echter vereist. Lokale bankkantoren weten vaak niet hoe de ethische beleggingsproducten in elkaar zitten en proberen consumenten te overtuigen via de naam die het ethische beleggingsproduct meekrijgt van het hoofdkantoor. Toch bestaat er de mogelijkheid om via gerichte mailing en opzoekingen een degelijk antwoord te krijgen op het ethische gehalte van de aangeboden producten. Een verstokte morele belegger zal de moed niet opgeven en blijven zoeken tot hij het juiste product heeft gevonden, terwijl een ‘toevallige’ geïnteresseerde er sneller de brui aan zal geven en kiezen wat hem wordt voorgeschoteld. Op het gebied van positieve criteria zien we dat KBC en Dexia de meest transparante van de onderzochte instellingen zijn, gevolgd door de Triodos Bank. Het verschil wordt bepaald door de beschikbaarheid van de subcriteria. Ze bieden allemaal een uitgebreid basispakket aan voorwaarden aan, maar KBC en Dexia gaan erg ver in het beschikbaar stellen van de subcriteria. Dexia heeft verscheidene sectorstudies waar gedetailleerd uitgelegd staat welke bedrijven gekozen werden en waarom, terwijl KBC de details van elk van de door haar gescreende bedrijven weergeeft in een Excel file15. Triodos gaat wel haar criteria duidelijk afbakenen maar geeft de door haar toegepaste subcriteria niet weer. Dexia bood geen extra informatie betreffende de screeningswijze aan. Voldoende informatie over de methodologie bevindt zich op de website, maar het ontbreekt hen aan gegevens over hoe deze tot stand komt. Achterblijver op gebied van transparantie is Fortis. De methodologie is wel beschikbaar, maar dit staat in contrast met het aanbod van de toegepaste positieve criteria. Verder dan een korte beschrijving van de ESG criteria komen ze niet, wat haar eigen duurzaamheid enorm schaadt. Volgens Fortis is deze geheimhouding nodig om haar concurrentievoordeel te behouden (infra). De besproken voorbeelden geven een indicatie van de strengheid, maar verdere transparantie ontbreekt. De transparantie van de uitsluitingscriteria van Fortis, KBC en Triodos Bank zijn met elkaar te vergelijken. Ze bieden een uitgebreide beschrijving aan van de door hen toegepaste criteria. Dexia is hier de achterblijver. Ze beschrijven enkel de norm-based voorwaarden in detail. Andere topics worden wel aangeraakt maar ze bieden niet de mogelijkheid om te bepalen wat wel of wat niet tot uitsluiting leidt. Voor Fortis geldt een verdere nuancering. De uitsluitingscriteria zijn erg transparant voor haar AlterVision fondsen. De andere duurzame fondsen worden onderworpen aan een best-in-class screening. Het is niet duidelijk of minimumvoorwaarden gelden bij deze aanpak. Een SRI team bepaalt dit voor elk fonds afzonderlijk.
15
Voorbeelden hiervan bevinden zich in bijlage 2 en 3.
29
KBC stelt haar volledige beleggingsuniversum open. Iedereen kan onderzoeken op welke voorwaarden een bedrijf wordt uitgesloten of opgenomen. Fortis geeft een lijst weer met bedrijven die kunnen worden opgenomen in haar AlterVision fondsen, maar niet voor andere fondsen. De mogelijkheid om het universum te controleren ontbreekt. Ook Triodos Bank publiceert een lijst met door haar geselecteerde bedrijven. Een verdere verfijning is niet beschikbaar. Dexia geeft in haar sectorstudies wel de bedrijven vrij waarin zij geïnvesteerd hebben. Een korte beschrijving van de criteria waaraan ze voldoen is ook beschikbaar in de sectorstudies. Monitor Duurzaam Beleggen, enkele brochures en het volledige duurzaam universum zijn beschikbaar op de site. Ze zorgen voor extra duiding. De belegger heeft de mogelijkheid om extra beschrijvende informatie op te vragen zowel als gedetailleerde screenings van bedrijven. Dexia stelt haar sectorstudies deels open. Een bespreking van de geselecteerde topics is terug te vinden in de Looking Ahead brochures. Bijkomende info over SRI is ook beschikbaar op de site. Triodos geeft weer wat er met het belegde geld gebeurt, zowel wat in de pers verschenen is als in welke bedrijven het onlangs geïnvesteerd heeft. Een kort ethisch universum is beschikbaar en een bespreking van de criteria en werkwijze. Fortis stelt het duurzaam universum voor AlterVision beschikbaar. Ook enkele persberichten16 worden vermeld op de site. Verder heeft Fortis enkele brochures, echter niet zo uitgebreid als de concurrentie. Extra informatie vinden is op die manier moeilijk.
3.4 Minimumcriteria
BEAMA, de Belgische Vereniging van Asset Managers, heeft voor ethische sicav’s enkele minimumvoorwaarden gekoppeld. Zo moet het aandelen- en obligatiegedeelte van de portefeuille integraal gescreend worden op extra financiële criteria van sociale, ecologische, maatschappelijke en ethische aard en mogen niet gescreende activa slechts tien procent van de portefeuille uitmaken. Transparantie van de aanbieders is ook geboden, evenals een jaarlijkse controle door een onafhankelijke derde 17. Enkel wanneer de fondsen aan deze voorwaarden voldoen, kunnen ze volgens BEAMA als sociaal verantwoord worden beschouwd. Een lijst met volgens BEAMA te vertrouwen fondsen is terug te vinden op haar site. Een verdere studie naar minimumcriteria is aangewezen naar de toekomst toe. Het bovenstaande onderzoek kan een beginpunt betekenen voor een verdere veralgemening van ethische criteria. Triodos heeft wel een uitdrukkelijke vraag naar minimumcriteria, maar beseft dat dit erg moeilijk te bereiken is door een verschil in visie en nadruk tussen de verscheidene overheden en ngo’s die de minimumcriteria zouden opstellen. Ook dhr. Heuninck (KBC) stelt dat overheidsregulering niet aan de orde is. Hij vindt dat de
Het laatste dateert van 25/10/2007. Dit kan een revisor zijn, een onafhankelijke raad van toezicht, een adviesorgaan van onafhankelijke experts, enz. 16 17
30
beslissing niet politiek mag beïnvloed worden. Kredietverstrekkers durven hogere eisen opleggen dan politici, die vaak de belangen van de bedrijven behartigen. Ook Bouma et al. (2001) gaan dieper in op de rol die bankiers kunnen spelen bij de ethische ontwikkeling van bedrijven. Ze bekijken de wetgeving en wat de banken zelf kunnen realiseren via de People, Planet, Profit filosie van Elkington (1999). Ze besluiten dat banken proactief bedrijven moeten uitsluiten wanneer er een vermoeden is van onethisch gedrag. Tijdens een persoonlijk interview met medewerkers van Fortis, KBC en Triodos Bank, is tevens gebleken dat de vraag naar een overkoepelende organisatie voor ethische data onbestaande is. Ten eerste zou het moeilijk zijn om alle commerciële belangen met elkaar te verenigen en sommige aanbieders hebben angst om een commercieel voordeel te verliezen.
4 In-house screening De reeds besproken criteria worden bepaald door een groep mensen binnen elke bank. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de werking van deze in-house screening. Voor KBC, Dexia en Triodos Bank is dit reeds aangeraakt en wordt hier verder uitgewerkt. De werkwijze van Fortis wordt hier duidelijker uitgelegd dan in het vorige hoofdstuk. Gebruikte bronnen zijn interviews met prof. dr. Kurt Devooght, lid van de EAD van KBC, Geert Heuninck, hoofd SRI van KBC AM; Eric De Maeyer van Fortis en Pieter Vanderick van Triodos Bank.18 Een persoonlijk interview met een verantwoordelijke van Dexia was niet mogelijk. Wel hebben wij directe mailing gehad met Bart De Saeger van Dexia AM, die ons een beperkte hoeveelheid data heeft bezorgd. Via Ton Rennen hebben wij extra informatie bekomen over de methodologie van Triodos Research.
4.1 KBC AM
De methodologie van KBC is reeds uitvoerig besproken in vorig hoofdstuk. Bedoeling hier is niet om de gebruikte criteria te gaan bespreken maar wel om te bepalen hoe ze worden vastgelegd en welke discussies hier aan vooraf gaan. De in-house screening van KBC AM ontwikkelde zich sterk in de laatste jaren. Voordien vertrouwde ze op Ethibel, dat een volledige out-house screening verrichtte. Wegens problemen met transparantie is KBC AM hier onlangs van afgestapt. Binnen KBC zijn er verscheidene afdelingen die zich bezighouden met de SRI screening. Een team duurzaamheidsanalisten gaan de verkregen data verwerken op basis van de door de EAD vastgelegde criteria. Het is aan de fondsmanager om aan de hand van het beschikbare beleggingsuniversum aandelenfondsen te maken. De EAD gaat
18
Zie bijlage 5, 6, 7 en 8.
31
nadien de ethische fondsen controleren via steekproeven. Bovendien heeft KBC voor haar focusfondsen een Milieu Adviescomité (MAC), die volgens een ander principe werkt. De EAD is samengesteld uit tien experts op verschillende ethische gebieden. Hoofdbedoeling was om de raad zo internationaal mogelijk te houden. Dit is beperkt gebleven tot één Nederlander19. Verder werden experts van verschillende Vlaamse universiteiten samengebracht. Het is niet de intentie van KBC AM om zoveel mogelijk economen samen te brengen. Alle leden hebben verschillende opleidingen genoten en zijn expert op een ander vakgebied. Door deze mensen samen te brengen hoopt KBC een onafhankelijke inbreng te krijgen voor haar ethische fondsen. De vijf blokken waar de ethische screening op is gebaseerd, economisch beleid, deugdelijk bestuur, milieu, intern sociaal beleid en mensenrechten, zijn bepaald door de EAD. Niet toevallig zijn deze vijf criteria de belangrijkste gebieden waar de leden van de EAD in actief zijn. De categorieën zijn zo verdeeld dat ze voor evenveel meetellen in de eindafrekening. Ze vinden dat je hier over kan discussiëren maar dat ze door deze techniek toe te passen inspelen op de vraag van verscheidene pressiegroepen. De subcriteria worden na onderling overleg bepaald. Waar ze wel rekening mee houden is de beschikbaarheid van data. Het is mogelijk om de gekozen criteria te verkrijgen via EIRiS. Relevantie is ook erg belangrijk. Zo kunnen ze via EIRiS te weten komen hoeveel douches er aanwezig zijn voor de werknemers, maar de EAD vindt niet dat ze een score kunnen toekennen voor dit soort zaken. Het is aan de analisten van KBC AM om deze data om te vormen tot een score op de ethische criteria. De EAD voorziet de methodologie en controle maar gaat zelf geen bedrijven screenen. De gecontroleerde ondernemingen worden ingedeeld volgens sector en de 40% best scorende worden opgenomen. Er wordt eerst rekening gehouden met uitsluitingsfactoren en minscores. Medewerkers van KBC AM breiden de database van EIRiS uit met Belgische bedrijven. Alle beursgenoteerde ondernemingen komen in aanmerking voor deze screening. Via enquêtes en publiek beschikbare informatie selecteert het team Belgische instellingen voor opname in haar duurzame universum. De gehanteerde criteria veranderen niet. Een belangrijke taak van de EAD is het bepalen van de uitsluitingscriteria en minscores. Zo zijn wapens een onderwerp van discussie. Voor een deel van haar leden hoeven niet onmiddellijk alle wapens uitgesloten te worden. Ze zorgen mee voor vrede doordat ze de mens beschermen en bijvoorbeeld wilde dieren op afstand kunnen houden. Anderzijds zijn clustermunitie en anti-persoonsmijnen redenen voor uitsluiting. Hiervoor raadplegen ze internationale conventies die bepalen dat een bom pas kan beschouwd worden als clusterbom wanneer het in meer dan tien stukken uiteenvalt. De leden van de EAD gaan hier met elkaar discussiëren over wat van toepassing is op haar beleggingsuniversum. Anderzijds houden ze zich wel aan de vooropgestelde voorwaarden. Een energiebedrijf dat nog steeds kerncentrales in bezit heeft en hier meer dan het toegelaten percentage van haar energie mee produceert, wordt niet
19
Er zijn plannen om de raad meer internationaal te maken.
32
opgenomen ondanks eventuele inspanningen betreffende groene energie. Volgens prof. dr. Devooght niet steeds tot algemene blijdschap, maar een consequente toepassing van de criteria is wel noodzakelijk. De EAD komt uiteindelijk tot een tiental praktijken die kunnen leiden tot uitsluiting of afstraffing (supra). De EAD kiest om bedrijven niet onmiddellijk uit te sluiten voor alle MBPT’s. Topics zoals gokken vinden ze niet zwaar genoeg om onmiddellijk over te gaan tot uitsluiting, de mens kiest zelf om hiertegen te ‘zondigen’. Een afstraffing van deze praktijken vinden ze meer gepast. Bijgevolg worden bedrijven die goed scoren op positieve criteria, maar zondigen tegen veel van de criteria waar een minscore aan verbonden zit, niet uitgesloten. De EAD past consequent haar methode toe en neemt de nadelen erbij. Voor enkele van haar beslissingen gaat de EAD te rade bij gespecialiseerde ngo’s en andere instellingen. Zo zal, wanneer iets niet duidelijk is, raad gevraagd worden aan de Koninklijke Militaire School over wapens en hetzelfde past het toe voor andere topics. Het zijn niet de leden van de EAD persoonlijk, maar werknemers van KBC AM die daarna verslag uitbrengen aan de EAD. Tijdens een jaarlijkse ontmoeting komt de EAD samen met Netwerk Vlaanderen, Broederlijk Delen, 11-11-11 en andere ngo’s. De EAD stelt een methodologie voor aan de ngo’s en krijgen de kans om commentaar te geven. Sommige van die ngo’s worden beschouwd als radicaal, maar de EAD gaat de confrontatie niet uit de weg. De gebruikte criteria zijn ook dynamisch te noemen, zo is het criterium gokken slechts onlangs toegevoegd aan de MBPT’s. Indien blijkt dat een bedrijf plots een ernstige fout maakt op ethisch gebied, dan heeft de EAD de mogelijkheid om dit bedrijf uit te sluiten via de procedure ‘al te gortig’. De adviesraad gaat dan ad-hoc een beslissing nemen tot uitsluiting van het bedrijf. De EAD vindt dit nodig omdat ze slechts eenmaal per jaar data krijgen van EIRiS, indien ze enkel hierop zouden vertrouwen dan hebben ze geen mogelijkheid tot inspelen op recente ontwikkelingen. Prof. dr. Devooght duidt wel op de gevaren van deze methode. Bedrijven die we goed kennen en waar veel informatie en media-aandacht voor is, kunnen uitgesloten worden wanneer er een probleem opduikt. Andere ondernemingen, bijvoorbeeld uit Japan, kunnen we niet controleren omdat de website of andere bronnen niet raadpleegbaar zijn. Zij zouden door de mazen van het net glippen. De EAD selecteert veertig landen die in aanmerking komen voor opname in het duurzaamheidsuniversum. Economische factoren zoals BBP worden in rekening gebracht om dit startuniversum te bepalen. Landen die op een gelijkbare hoogte ontwikkeld zijn hebben gelijkaardige interesses in ethiek. Daarna worden ze vergeleken op enkele ethische factoren. Een voorbeeld van de landenscreening bevindt zich in bijlage 1. De 50% beste worden gekozen. Verder ontwikkelde ze het wachtkamerprincipe (supra). Staatsobligaties zijn minder liquide dan aandelen, daarom neemt de EAD pas na twee jaar een beslissing tot opname of uitsluiting. De EAD bepalen de voorwaarden, ze liggen in lijn met de bedrijvenscreening en de kennisgebieden van haar ingezetenen. De data worden via supranationale instellingen en internationale ngo’s verkregen. KBC AM ontwikkelde een beoordelingsmatrix voor controversiële landen (supra). Voor de indeling van landen in categorie A of B gebruikt ze twee indicatoren: de corruption index en de civil liberties index van FreedomHouse. De eerste krijgt 80% 33
gewicht in de totaalscore en de tweede 20%. Landen die een totaalscore hebben van minder dan 15% rangschikken we in categorie A, andere landen met een score tot 20% rangschikken we in categorie B. Het resultaat zijn 18 landen waar verhoogde controle geldt. De bijkomende criteria die gelden voor strategische en niet-strategische activiteiten zijn voorwaarden betreffende corruptie en omkoping. Wanneer een bedrijf actief is in één van de 18 landen, zal KBC een duidelijk beleid vragen inzake deze topics20. Zo beperkt het de mogelijkheid dat bedrijven meewerken aan het in stand houden van het regime. Activiteiten in de energie- en mijnbouwsector houden het regime in stand en leveren minimale voordelen voor de bevolking. Daarom worden bedrijven actief in categorie A landen en in deze sectoren onmiddellijk uitgesloten. De fondsmanagers die het ethische fonds opmaken hebben weinig inspraak op het ethische gehalte van de criteria. Ze gaan het aangeboden bedrijvenpakket analyseren op financiële criteria. Klanten van ethische fondsen zijn nog steeds geïnteresseerd in rendement en winst, hoewel ethiek primeert. Er is wel een vraag naar meer bedrijven in het ethische beleggingsuniversum (momenteel zo’n 900). Hoe meer bedrijven door de screening raken, hoe meer spreiding- en andere mogelijkheden de fondsmanager heeft. De EAD wil echter niet raken aan haar ethische criteria en heeft daarom bij KBC AM aangedrongen tot aankoop van een tweede dataprovider21. Dit zal de beschikbare data verhogen, en mogelijk ook de strengheid, maar bovendien kan het beleggingsuniversum uitgebreid worden, wat meer mogelijkheden biedt voor de fondsmanager en de belegger. Eerder hebben wij de verdere internationalisering van de EAD aangehaald. Dhr. Heuninck geeft aan dat dit niet prioritair is. Absenteïsme is momenteel erg laag en de gevoerde discussies zijn to the point en hoog van kwaliteit. Eventuele uitbreiding en internationalisering zouden mogelijkheden bieden op gebied van marketing, maar de goede werking kunnen verstoren. Op gebied van engagement is KBC niet actief. De EAD vindt dat beleggers zelf de mogelijkheid moeten hebben om te besluiten wat hij doet met zijn winst. De ethische criteria van KBC AM worden gecommuniceerd naar de bedrijven toe, maar het gaat zelf geen advies verlenen over te ondernemen stappen om te kunnen opgenomen worden. De bank biedt momenteel ook geen ethische spaarrekening aan. Prof. dr. Devooght gaf aan dat dit in de toekomst kan worden gewijzigd, maar KBC zal haar beslissing vooral baseren op commerciële belangen. Het MAC heeft een eigen methodologie ontwikkeld voor haar thematische fondsen. Het baseert zich niet op EIRiS, maar gaat actief bedrijven zoeken die aan hun voorwaarden voldoen. Bedrijven worden beoordeeld op hun inmenging in de besproken thema’s en op enkele SRI criteria. Deze zijn niet zo streng als de voorwaarden verbonden aan de best-in-class aanpak. Screening op controversiële activiteiten is het belangrijkst. Volgens dhr. Heuninck is het mogelijk dat bedrijven die net onder de grens
20 21
Ze komen bovenop de ‘normale’ ethische voorwaarden waar een bedrijf aan moet voldoen. De aankoop van een tweede dataset is recent goedgekeurd. Momenteel zijn er enkele kandidaten die zich aanbieden bij de EAD.
34
vallen toch kunnen worden opgenomen. Het systeem is minder mechanistisch als de best-in-class aanpak en uitzonderingen kunnen gemaakt worden. Er zal dan wel een discussie tussen de leden van het MAC aan vooraf gaan. De MAC heeft de bevoegdheid om de criteria op te stellen. Het gaat ook de definiëring van de themafondsen voor zich nemen.
4.2 Dexia AM
Enkele documenten over de werkwijze van Dexia AM werden opgestuurd na contact met Bart De Saeger, lid van de commissie voor proxy voting en medewerker van Dexia AM. Verder persoonlijk contact behoorde niet tot de mogelijkheid. Hierdoor is het moeilijk de rol van de adviesraad en de wijze waarop de criteria tot stand komen te bekijken. Voor een bespreking van de gebruikte criteria verwijzen we naar hoofdstuk 3.1. Onderstaande beschrijving is een eigen afleiding Dexia Sustainable (2006), te bekomen na aanvraag. In 2006 internaliseerde DAM alle ethische screening. Voordien werd het uitbesteed aan Ethibel. Een SRI team definieert de gebruikte criteria in samenwerking met een adviesraad, die toekijkt op het ethisch gehalte. De macro analyse is gebaseerd op lange termijn trends, de KSC’s, aangebracht door de adviesraad, bedrijven, ngo’s en denktanks. Ook hier past Dexia een relevantie per sector toe. De criteria voor micro analyse zijn dynamisch per sector. Het gewicht wordt bepaald door de economische activiteit en de interactie met de stakeholders. De criteria worden elke 18 maanden bekeken door de het team en de adviesraad. De norm-based criteria worden constant gecontroleerd. Het SRI team controleert de opgenomen bedrijven maandelijks op wanpraktijken en heeft de mogelijkheid om een bedrijf binnen de 3 maanden uit het universum te gooien. Voor obligaties geldt een termijn van 6 maanden. Wegens het ontbreken van verdere informatie is het onmogelijk om dieper in te gaan op de werking van de in-house screening. Uit voorgaande hoofdstuk blijkt dat de criteria verschillen per sector. De dynamiek achter deze beslissing is niet gekend. Zoals vermeld gaat de interne adviesraad controleren op de relevantie en gebruik van de criteria. Het komt elk kwartaal samen. Het kan niet zelf de criteria bepalen of bedrijven uitsluiten maar heeft wel de mogelijkheid om dit aan te kaarten bij het SRI team. Verder wordt DAM gecontroleerd door Deloitte, die de inhoud van de fondsen en interne werkwijze beoordeelt op haar ethische gehalte. DAM werkt samen met verscheidene dataproviders waaronder Vigeo, Innovest en Ethix. Contacten met bedrijven, ngo’s en andere experts behoren ook tot de mogelijkheden.
35
De ethische kwaliteit van een land bepaalt DAM aan de hand van de Freedom House Index, een ngo die landen beoordeelt op gebied van democratie. Verder controleert Dexia de landen op enkele norm-based principes zoals mensenrechten, arbeidsrechten, anti-persoonsmijnen, biodiversiteit en gebruik van chemicaliën. Enkel obligaties van landen die goed scoren op al de criteria komen in aanmerking voor opname in het ethisch universum.
4.3 Fortis Investments
Fortis stelt de door haar gebruikte positieve criteria niet beschikbaar. Tijdens een gesprek met Eric De Maeyer, Global Project Manager van Fortis Bank België en verantwoordelijk voor het uitbouwen van een SRI strategie in België, werd de methodologie duidelijk. De Sustainability Radar en het IAC-F zal verder besproken worden. Fortis heeft na een marktonderzoek vier categorieën van ethische beleggers gevonden: (i) visionairen, (ii) beleggers met burgerzin, (iii) de belegger die een bijdrage wil leveren voor een betere wereld en (iiii) hij die zekerheid wil dat hij absoluut niet bijdraagt tot een slechtere wereld. Tot de eerste categorie behoren de pioneerfondsen, de Fortis L Funds horen bij de tweede, terwijl de derde en vierde categorie terug te vinden zijn in de AlterVision fondsen. Om te komen tot een beleggingsuniversum gebruikt Fortis de Sustainability Radar. Het detecteert opportuniteiten voor haar ethische fondsen. Basis zijn de Key Sustainability Issues (KSI) in drie domeinen: milieu, sociaal en governance (ESG). De bedoeling is om de KSI te koppelen aan drie fases: (i) emerging, (ii) momentum en (iii) established. Volgens Fortis bevinden de mogelijkheden zich in de momentum fase. Ze vinden het belangrijk dat er al goed wetenschappelijk werk beschikbaar is en er een roep ontstaat naar meer regulering. Onderwerpen in de emerging fase kunnen nog fout beoordeeld worden terwijl er in de established fase minder investeringsmogelijkheden zijn. Overheidssteun en -subsidies duiden vaak op een topic in de momentum fase (bvb. zonne-energie). Wanneer de overheid straffen gaat opleggen, zal het zich vaak in de established fase bevinden (bvb. asbest). Een voorbeeld van een technologie dat zich in de eerste fase bevindt is de nanotechnologie. Verdere studie is aangewezen om de effecten op lange termijn te kennen. Nadien worden de bedrijven die voldoen aan deze criteria gerangschikt volgens sector, waar de 20% beste uitgekozen worden. Een tweede zaak die de Sustainability Radar onderzoekt, is de vooruitstrevendheid van een bedrijf op productgebied. Ook hier onderscheiden ze drie groepen: (i) slechte praktijken, (ii) goede praktijken en (iii) strategische producten. Bedrijven in de eerste klasse volgen de wet, ze doen niets extra. De tweede groep verandert volop. Vaak zijn dit big cap ondernemingen. De derde groep noemen zij de innovators. Ze zijn de wetgeving ver voor en bieden proactief producten aan die inspelen op de ESG topics. De laatste 36
categorie zijn bedrijven die, volgens Fortis, de referentie voor de toekomst worden, terwijl de tweede groep mee de drivers kunnen zijn voor verandering. De eerste groep bedrijven wordt niet opgenomen in het ethische universum. Voor deze screenings gebruikt Fortis drie verschillende dataleveranciers: Asset4, Governance Metrics International en Trucost. Samen zijn ze gespecialiseerd in de ESG criteria die Fortis vooropstelt. Om geselecteerd te kunnen worden is het nodig dat bedrijven bij de top 20% horen voor het eerste criteria en bovendien hoog scoren op productgebied. Belangrijk is, dat ook grote bedrijven die veranderingsprocessen hebben opgestart de kans krijgen om opgenomen te worden. Fortis ziet geen probleem om bijvoorbeeld GDF-Suez op te nemen wanneer zou blijken dat zij hoog scoren op alle gebieden, maar nog steeds kerncentrales in bezit hebben. Voor haar pioneerfonds telt enkel de tweede stap. Bedrijven worden enkel gescreend op de vooruitstrevendheid van hun producten. Wanneer ze voldoen aan de criteria kunnen ze worden opgenomen. Het gaat dan over producten en diensten die inspelen op waste management, alternatieve energie en waterproblemen. Fortis onderwerpt de bedrijven in de AlterVision fondsen aan bovenstaande methodologie. Bovendien houden ze rekening met een tiental uitsluitingscriteria. Deze worden in onderling overleg bepaald met Netwerk Vlaanderen en het RFA. Dit is de reden waarom de voorwaarden tot uitsluiting streng zijn (infra). Uit de vertrouwelijke documenten verkregen via dhr. De Maeyer, zien we dat de minimumvoorwaarden terugkomen in de best-in-class fondsen van Fortis. Het is echter niet duidelijk hoe de criteria worden toegepast en welke strengheid geldt. De landenscreening wordt op dezelfde manier aangepakt. Landen worden gescreend op ESG criteria. Het SRI team stelt deze op en hanteert verscheidene lijsten die door ngo’s en supranationale organisaties worden gemaakt. De staatsobligaties zijn nodig om te kunnen voldoen aan het beleggingsprofiel van de klant. Volgens dhr. De Maeyer is het moeilijk om te investeren in landen die niet ethisch zijn. Dergelijke staatsobligaties worden niet verhandeld op de internationale markt, er is geen vraag naar. Wel gaat het bedrijven uitsluiten die actief zijn in enkele controversiële landen zoals Birma en Nigeria. In het hoofdstuk 3 werden de criteria kort besproken. Het IAC-F blijft bij deze procedure op de achtergrond. Ze hebben elk kwartaal een ontmoeting met het SRI team. Op deze vergadering gaat de raad de gebruikte methodologie onderzoeken en hebben ze de mogelijkheid om deze al dan niet goed te keuren. Het comité schrijft een jaarlijks rapport met bevindingen en aanbevelingen. Het IAC-F gaat niet ad-hoc bedrijven screenen en het heeft ook niet de bevoegdheid om de methodologie op te stellen. Het biedt enkel een onafhankelijke visie op de gebruikte werkwijze. Tijdens de vergaderingen hebben ze wel de mogelijkheid om dubieuze bedrijven in opspraak te brengen of nieuwe trends aan te kaarten. Het is aan het SRI team om verdere stappen te ondernemen. Omgekeerd kan ook, maar het IAC-F heeft dan een puur adviserende rol.
37
Met financiële criteria houdt het SRI team geen rekening. Ten hoogste 20% van de bedrijven in een ethisch fonds mogen een kapitalisatie hebben van minder dan 5 miljoen euro. De voorkeur ligt dus duidelijk op bedrijven met een hoge marktkapitalisatie. De link met de methodologie van Fortis is snel gelegd. Het is mogelijk om in het ethisch universum bedrijven op te nemen die aan het veranderen zijn. Dit kan leiden tot opname van grotere bedrijven. Verder mag de fondsmanager enkel bedrijven selecteren die voldoen aan de criteria opgesteld door het SRI team. Deze hebben geen invloed op elkaar. De AlterVision fondsen bieden ook de mogelijkheid tot engagement van de belegger22. Hij krijgt de mogelijkheid om een deel of het geheel van dividenden af te staan aan een project. Het Rode Kruis en Netwerk Vlaanderen zijn vaak de begunstigde ngo’s. Proxy Voting is een belangrijk onderwerp. Vanaf dat Fortis meer dan 5% van de aandelen bezit, kunnen ze topics op de dagindeling van de algemene vergadering zetten. Volgens Fortis biedt praten vaak een betere uitweg dan onmiddellijke uitsluiting.
4.4 Triodos Bank Triodos heeft een erg sterke reputatie op gebied van ethisch beleggen. Het is de enige bank die gespecialiseerd is in dit soort aandelenfondsen en spaarformules. Pieter Vanderick, Private Banking Advisor bij Triodos Bank, heeft de methodologie van de bank verduidelijkt. Voor topics waar hij geen antwoord op kon geven verwees hij ons door naar de hoofdzetel in Nederland. Christa Florschütz, Senior Sustainability Analist, kon de resterende vragen beantwoorden. Onderstaande bespreking is gebaseerd op informatie van beide personen. De research afdeling van de bank behoort tot het internationale departement. Ze houden zich bezig met het bepalen van de minimumcriteria en de methodologie. Verder doen ze de research op basis van de MSCI World Index. Alle opgenomen ondernemingen worden onderzocht door het team en getoetst aan de vooropgestelde criteria. De adviesraad speelt een adviserende rol voor het bepalen van de voorwaarden. Het research team gaat in drie stappen te werk. Ze stellen de duurzame activiteiten vast, bepalen het best-in-class universum en een toetsing aan de minimumvoorwaarden. Bedrijven die goed scoren op de drie duurzame activiteiten, kunnen opgenomen worden na toetsing van de minimumcriteria. Large caps, die niet specifiek inspelen op een specifiek topic, worden onderworpen aan sectorstudies om de best-in-class bedrijven te bepalen. Een tweede toetsing aan de uitsluitingscriteria wordt ook toegepast. Hoofdstuk drie geeft de voorwaarden waar een bedrijf aan moet voldoen weer. Sustainalytics bezorgt de data waar het research team mee aan de slag gaat. Het team gaat de verkregen ruwe data verwerken tot percentages voor haar best-in-class aanpak. Elk hebben ze een specifiek gewicht dat wordt toegekend door het team. De
22
Dit is ook het geval voor het ethische spaarproduct.
38
toegepaste gewichten per sector zijn dynamisch, maar niet publiek beschikbaar. De 50% beste van de totaalscore kunnen worden opgenomen in een ethisch fonds. De minimumvoorwaarden worden ingedeeld in drie klassen: geen bewijs van schending, beperkte schendingen en zware overtredingen. Per sector wordt bepaald welke schendingen uitsluiting tot gevolg hebben. In bijlage 9 en 10 bevinden zich de gegevens van Ford en General Motors. De eerste werd uitgesloten op basis van de best-in-class criteria. GM behoorde wel tot de 50% beste, maar beging zware overtredingen op vlak van mensenrechten. De rapporten zijn het resultaat van verwerking van de ruwe data verkregen door Sustainalytics. Deze studies worden elke drie jaar uitgevoerd. We zien dat de rapporten consistent zijn met de werkwijze (supra). Triodos heeft een internationale adviesraad die de toegepaste methodologie van het SRI team controleert en mee discussieert over de toe te passen minimumcriteria. De adviesraad komt vier maal per jaar samen om wijzigingen op beide domeinen te bespreken. De raad is internationaal en bestaat uit negen experts. Zowel professoren, vakbondsafgevaardigden als pressiegroepen zetelen in de raad. Ze hebben geen beslissingsmacht maar adviseren het ethische proces, opgesteld door het research team. Triodos Bank heeft een procedure ontwikkeld om bedrijven die in opspraak komen te kunnen uitsluiten. Bedrijven worden ‘on hold’ geplaatst wanneer er vermoeden is van een grove schending. De fondsbeheerders mogen gedurende deze periode geen aandelen van het bedrijf meer bijkopen. Het is aan het directiecomité van de Meerwaardefondsen om de uiteindelijke beslissing tot volledige uitsluiting te nemen. De fondsmanagers hebben na het besluit drie maanden de tijd om alle aandelen van het betrokken bedrijf te verkopen. Voor haar pioneerfondsen stelt Triodos een ander duurzaam universum op. Het toetst hiervoor enkel de eerste stap en haar minimumvoorwaarden. Het gaat vooral om small en mid caps, die de bank via haar research team, andere banken en haar investeerders leert kennen en onderzoekt. De drie topics 23 moeten aan bod komen in alle pioneerfondsen. Een vierde categorie met de beste best-in-class bedrijven komen ook in aanmerking voor opname in deze fondsen. De bank vindt een landenscreening overbodig. Ze voelen zich niet geroepen tot het beoordelen van een land. Technische en financiële redenen verplichten hen om overheidsobligaties aan te bieden. Ze beperken zich daarom tot Europa, VS, Canada en enkele andere landen. Niet ethisch bestuurde landen geven vaak geen obligaties uit of worden niet verhandeld op de wereldmarkt.
4.5 Conclusie
23
Schone aarde, klimaatverandering en gezond leven.
39
We zien dat de methodologieën en visies sterk verschillen. Wel zijn ze allemaal gericht op de samenstelling van een zo goed mogelijk ethisch universum. De werkwijze en rol van de adviescomités verschilt per aanbieder. De EAD en het MAC van KBC AM hebben een duidelijke invloed op de bepaling van de ethische criteria. Volledige vrijheid en transparantie zijn de gevolgde waarden. Bovendien hebben ze een controlerende functie en kunnen ze zelf overgaan tot uitsluiting. We stellen vast dat de criteria op een logische en structurele manier zijn bepaald. Momenteel ontbreekt het beide comités aan internationale leden. Hier zou snel verandering in moeten komen. Bovendien maakt KBC slechts gebruik van één dataprovider. Extra beschikbaarheid van gegevens kunnen een verdere internationalisering en uitbreiding van criteria ten goede komen. We besluiten dat beide adviesraden voldoende onafhankelijk werken. Het IAC-F adviseert en controleert enkel de methodologie toegepast door het SRI team van Fortis. De bepaling van criteria hoort niet tot haar bevoegdheid. Een SRI team creëert deze volledig zelfstandig op basis van ESG. De gehanteerde criteria zijn moeilijk om te achterhalen voor de belegger. Hij kan zich enkel een algemeen beeld vormen van de methodologie en vertrouwt op de controle van het IAC-F. Deze raad is internationaal en krijgt regelmatig de mogelijkheid om de gevolgde strategie te controleren en eventueel aan te passen. We stellen vast dat het SRI team beschikt over drie dataproviders, wat de beschikbaarheid van data aanzienlijk verhoogt. Een duidelijker beeld van de gebruikte criteria zijn de werkpunten voor de toekomst. De IAC-F heeft een beperkte invloed op de werking van het in-house screening proces. Wel kunnen haar leden op een onafhankelijke manier de methodologie controleren en bespreken. Pressiegroepen bepalen de ethische criteria voor de AlterVision fondsen. We zien dan ook een sterk verschil in transparantie en duurzaam gehalte, een duidelijke invloed van de ngo’s. De toepassing van uitsluitingscriteria vereist meer transparantie voor de best-inclass aanpak. De belegger moet bijvoorbeeld geïnformeerd worden indien productie van kernenergie niet leidt tot uitsluiting voor energieproducten. Bovendien zouden de percentages voor de best-in-class aanpak bekend moeten worden gemaakt. Dexia is erg transparant op gebied van criteria en haar toepassing. De in-house screening wordt niet duidelijk uitgelegd. Ook was verder persoonlijk contact niet mogelijk. We zien dat een SRI team de criteria bepaalt en dat een adviesraad ze gaat controleren. Dit gebeurt door een onafhankelijk team van experts. Verdere invloed van de adviesraad is niet bekend. De wijze waarop het team de criteria bepaalt en gewichten toekent is niet duidelijk. De toepassing van verschillende percentages per sector kan leiden tot verwarring voor de consument. Verdere studie over het nut van dynamisch toegepaste subcriteria is nodig om de relevantie te bepalen. De internationale adviesraad van Triodos Bank adviseert de methodologie en de criteria. In samenspraak met het research team komen de criteria tot stand. Er is weinig transparantie over hoe de criteria tot stand komen, maar de toegepaste voorwaarden zijn publiek beschikbaar. Een verdere uitbreiding van welke percentages voor welke sector gebruikt worden is aan de orde. Door de samenstelling van de adviesraad wordt de kritische totstandkoming van de criteria wel gegarandeerd. Sustainalytics is de enige 40
dataprovider, wat een groot verschil is ten opzichte van andere aanbieders. Verdere uitbreiding van dataleveranciers zou extra vergelijkbaarheid in de hand werken. Dat de adviesraad een duidelijke invloed heeft komt terug in de uitsluitingscriteria, die erg streng zijn (supra). Chatterji en Levine (2006, p.17) stellen vast dat de gewichten arbitrair worden bepaald. Bovenstaande studie bevestigt dit grotendeels. Wel zien we een duidelijke structuur en filosofie achter de criteria van KBC AM. Enkel de pioneerfondsen zijn minder duidelijk afgelijnd. Dexia AM bepaalt de gewichten voor haar hoofdvoorwaarden, subcriteria en KSC’s niet volledig arbitrair, ze komen tot stand na discussies over de relevantie per sector. Een recente studie van Dillenburg, Greene en Erekson (2003, p.172-173) verdedigt het gebruik van de door Dexia toegepaste voorwaarden. Het is niet exact geweten via welk proces de subcriteria van Dexia gekozen worden. Fortis komt niet verder dan enkele cryptische omschrijvingen van de methodologie. Er wordt nauwelijks melding gemaakt van gebruikte criteria (behalve ESG). Enkel de totstandkoming van de uitsluitingscriteria voor de AlterVision fondsen wordt verduidelijkt. Triodos heeft een duidelijke visie over haar ethische fondsen. Uit de sectorstudies blijkt dat een grondige analyse per bedrijf aan de orde is. De criteria zijn bepaald in samenspraak met een adviesraad en worden dynamisch toegepast. Een soepelere aanpak voor de pioneerfondsen wordt toegepast, maar nog steeds passen deze in de filosofie van Triodos.
5 Marktkapitalisatie Uit de interviews gevoerd met prof. dr. Kurt Devooght, lid van de EAD van KBC, Geert Heuninck van KBC AM; Eric De Maeyer van Fortis en Pieter Vanderick van Triodos Bank blijkt dat enige inmenging van de fondsmanagers onbestaande is. Triodos Bank biedt zelf geen ethische fondsen aan. Het laat dit over aan andere banken, die kunnen kiezen uit een beleggingsuniversum voor hun ethische fondsen. Zij hebben geen invloed op de beslissingen die Triodos neemt. Large caps worden gebruikt voor de aandelen-, obligatie- en mixfondsen, terwijl mid en small caps vooral gebruikt worden voor de pioneerfondsen. Bij het samenstellen van de fondsen wordt hier rekening mee gehouden, niet bij de bepaling van het universum. Het is ook mogelijk dat de beste large caps opgenomen worden in de pioneerfondsen. Dit tast het ethische gehalte niet aan, maar zorgt voor extra spreidingsmogelijkheden. KBC AM heeft twee onafhankelijke adviesorganen die de criteria bepalen. De personen in deze raden vertegenwoordigen enkel zichzelf en niet de instelling waarvoor ze werken. Het zijn elk experts op een ethisch gebied en bepalen de criteria via discussie. Enige invloed van de fondsmanager of andere financiële criteria is ver te zoeken. KBC AM speelt in op de vraag van fondsmanagers naar extra spreidingsmogelijkheden. De EAD wenst haar criteria niet aan te passen om te komen tot een groter universum, zodat KBC AM verplicht is om extra dataproviders in dienst te nemen. Aan ethische criteria wordt niet geraakt. 41
Fortis stelt enkele voorwaarden aan haar fondsmanagers. Ten hoogste 20% van de bedrijven in een ethisch fonds mogen een kapitalisatie hebben van minder dan 5 miljoen euro. De nadruk ligt dus vooral op grote bedrijven. Wel verzekert Fortis ons dat de fondsmanagers geen invloed hebben op de ethische criteria en dat bovenstaande voorwaarde enkel dient om een beter rendement te creëren. Dexia heeft geen voorwaarden betreffende marktkapitalisatie. Ze garanderen volledige onafhankelijkheid van het SRI team. We zien dat de thematische fondsen bedrijven bevatten met vooral een kleine marktkapitalisatie. De belegger wordt gewaarschuwd aan de hand van risicoprofielen. De best-in-class fondsen bevatten vaak grotere bedrijven die een goed ethisch beleid voeren. Er is wel vraag naar meer spreidingsmogelijkheden, maar dit gaat niet ten koste van het ethische gehalte. Verder onderzoek naar de invloed van grote bedrijven op een ethisch universum biedt zich aan. Een eerste blik op de adviescomités geeft onafhankelijkheid aan. Enkele banken passen de ethische criteria aan voor institutionele beleggers. Deze producten zijn niet beschikbaar voor de private investeerder, maar duiden wel op flexibiliteit van de ethische producten. We stellen vast dat de fondsbeheerders geen invloed uitoefenen op het ethische gehalte van het duurzaam universum. Hoe ze de prestatie van een ethisch fonds beïnvloeden dient nog onderzocht. Timing en selectie zijn belangrijke factoren waar rekening mee moet gehouden worden. Verdere studie is aangewezen.
6 Algemene conclusie We zien een belangrijk verschil in transparantie tussen de positieve en negatieve criteria. Alle aanbieders bieden een overzichtelijk aanbod van uitsluitingscriteria, terwijl de transparantie van de positieve criteria een lagere prioriteit geniet. Een verdere ontwikkeling en duidelijkere communicatie tussen de bank en haar (potentiële) klanten kunnen zorgen voor meer duurzaam belegd geld. We zien het omgekeerde bij Dexia AM. Zij hebben erg sterk gedefinieerde positieve criteria, maar passen de uitsluitingsvoorwaarden ontransparant toe. KBC AM is een voorloper en heeft de beste transparantie op alle gebieden. De transparantie van uitsluitingscriteria is geschiedkundig gegroeid. De eerste ethische fondsen werkten volgens deze voorwaarden en de aanbieders hadden er alle baat bij om ze bekend te maken. Beleggers waren tevreden met enkel te weten waar niet in geïnvesteerd werd, hier lijkt nu verandering in te komen. Banken zullen in de toekomst meer en meer moeten kunnen verantwoorden in welke bedrijven ze beleggen en waarom. De financiële crisis zal dit proces enkel nog versnellen. Banken met een sterke best-in-class aanpak zoals KBC en Dexia hebben op dit gebied een strategische voorsprong, terwijl Triodos Bank een erg sterke reputatie ontwikkelde op gebied van 42
ethisch bankieren. Voorlopig is Fortis de enige van de onderzochte banken die achterblijft op gebied van positieve criteria. Bovendien weten we niet altijd welke uitsluitingscriteria worden toegepast. Dexia heeft een probleem met betrekking tot haar minimumvoorwaarden. Bij Fortis en Triodos Bank is er sprake van een duidelijke visie op de best-in-class fondsen. Een grotere transparantie van de gevolgde methodologie en subcriteria zijn echter aan te raden voor beide banken. Dexia dient de transparantie van haar uitsluitingscritiera te verhogen om zo op hetzelfde niveau als KBC AM te komen. Fortis heeft voor haar AlterVision fondsen wel duidelijke negatieve criteria, maar voor andere fondsen ontbreekt het aan transparante voorwaarden. Triodos Bank beschikt over de strengste uitsluitingscriteria, door de invloed van een goed samengestelde adviesraad. De onderzochte aanbieders hebben een onafhankelijk en vaak internationaal controleorgaan. De voornaamste verschillen zijn de bevoegdheden die de comités hebben. De EAD en het MAC van KBC AM hebben de grootste invloed op het ethische aanbod van de bank. Ze bepalen volledig zelfstandig de criteria. Een ander team screent bedrijven volgens die voorwaarden en maakt het ethisch universum op. Verder controleren ze via steekproeven regelmatig de aangeboden fondsen. De comités van de andere aanbieders spelen een adviserende rol. Ze hebben niet het recht om criteria te bepalen, enkel om ze te beoordelen. De SRI verantwoordelijken van deze banken moeten verantwoording afleggen over de gebruikte methodologie. De comités kunnen dan voorstellen doen tot wijziging van de gevolgde tactiek. De implementatie hangt af van het SRI team. Vaak worden de ethische fondsen ook nog gecontroleerd door een buitenstaand bedrijf zoals Deloitte. Wat sterk benadrukt werd door alle aanbieders is de onafhankelijkheid van de wijze waarop de criteria tot stand komen. Allen stellen ze dat enige invloed van de fondsmanagers, die de ethische fondsen opstellen aan de hand van het beschikbare universum, nihil is. Bij Triodos wordt dit erg duidelijk. Ze bieden zelf geen ethische fondsen aan, enkel een ethisch universum waaruit andere banken (Bvb. Delta Lloyd) kiezen. KBC AM verzekert dat fondsmanagers enkel kunnen kiezen uit aangeboden bedrijven en hier helemaal geen inspraak hebben. Om het ethisch universum te vergroten gaat KBC nieuwe dataproviders in dienst nemen. Onafhankelijkheid van het SRI team van Dexia wordt gegarandeerd in de documenten die kunnen verkregen worden na aanvraag. De fondsmanagers van Fortis hebben geen inspraak op de ethische criteria maar zijn wel onderworpen aan enkele beperkingen betreffende marktkapitalisatie per fonds. Verder zien we geen duidelijke invloed van de asset managers op het ethisch universum. De toekomst van ethische fondsen ziet er rooskleurig uit. De voorbije jaren kenden ze een enorme groei en werden de criteria steeds meer afgelijnd en duidelijker voor de consument. De Morgan FunShares, een aandelenfonds dat enkel ‘zondige’ aandelen bevatte, werd in 1994 opgericht door Burt Morgan die vond dat bedrijven het recht hadden om producten te verkopen en produceren die mogelijk slecht waren voor lichaam en geest van de mens. (Schwartz, 2003) Samen met zijn dood verdween het fonds datzelfde jaar nog van de markt, wat weergeeft dat ethisch investeren en -meer specifiek- de wil om niet onethisch te investeren, zeker leeft bij de belegger. In december 43
2008, niet onmiddellijk de beste beursmaand in de geschiedenis, waren 70% van de verkochte fondsen van KBC SRI fondsen. De huidige financiële crisis kan een nieuwe start betekenen voor ethische fondsen en de belegger die meer verantwoording eist.
44
Literatuurlijst Avanzi SRI Resaerch (2002). The SRI Compass Funds’ Feature. Geraadpleegd op 3 maart 2009, www.avanzi-sri.org. Avanzi SRI Resaerch (2006). Green, Social and Ethical Funds in Europe. 2006 review. Geraadpleegd op 18 december 2008, www.avanzi-sri.org. Bauer, R., Koedijk, K., & Otten, R. (2005). International evidence on ethical mutual fund performance and investment style. Journal of Banking & Finance, 29, 17511767. Geraadpleegd op 10 december, 2008. doi: 10.1016/j.jbankfin.2004.06.035 Belgisch Forum voor Duurzaam en Maatschappelijk Verantwoord Investeren. Geraadpleegd op 5 december 2008, www.belsif.be. Bouma, J.J., Jeucken, M., & Klinkers, L.(eds), & Deloitte & Touche (2001). Sustainable Banking: The Greening of Finance. Sheffield: Greenleaf Publishing. Brill, H., Brill, J.A., & Feigenbaum, C. (1999). Avoidance Screening: A tour of the Issues. In Brill, H., Brill, J.A., & Feigenbaum, C. Investing with Your Values: Making money and making a difference (pp. 79-100). Princeton: Bloomberg Press. Chatterji, A., & Levine, D. (2006). Breaking Down the Wall of Codes: Evaluating NonFinancial Performance Measurement. California Management Review, 48 (2), 123. Geraadpleegd via Ebscohost databank.
45
Dexia AM (2006a). Sector Study: Technology Hardware & Semiconductors. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2006b). Sector Study: Transport Operators. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2006c). Sector Study: Food and staples retailing. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2007a). Sector Study: Telecommunications. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2007b). Sector Study: Construction materials. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2007c). Sector Study: Paper and Forest Products. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2007d). Sector Study: Textile & Luxery Goods. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2008a). Sector Study: Software, Internet & IT Services. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2008b). Sector Study: Energy Sector. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia AM (2009). Sector Study: Automobile Sector. Geraadpleegd op 12 april 2009, www.dexia-am.com.
46
Dexia AM (n.d.). What is SRI for Dexia Asset Management?. Geraadpleegd op 2 april 2009, www.dexia-am.com. Dexia Sustainable (2006). Dexia Sustainable, Bevek naar Belgisch Recht. Geraadpleegd op 8 april 2009, via Bart De Saegher. Dillenburg, S., Greene, T., & Erekson H. (2003). Approaching Socially Responsible Investment with a Comprehensive Ratings Scheme: Total Social Impact. Journal Of Business Ethics, 43 (3), p. 167-177. Geraadpleegd via Springerlink. Ethibel (2003). Fourth Generation on the Socially Responsible Investment Market. Geraadpleegd op 16 oktober 2008, www.ethibel.org. Elkington, J. (1999). Canibals with forks, the triple bottem line of 21 st century business. Oxford: Oxford publishing. Eurosif, (2008). European SRI Study 2008. Geraadpleegd op 20 december 2008, , www.eurosif.org. Fortis (2008). Beleggen met het hoofd. En het hart. Geraadpleegd op 16 maart 2009, http://www3.fortisbank.be/info/duurzaambeleggen/. Fortis Investments (2006). AlterVision Uitlsuitingscriteria. Geraadpleegd op 20 maart 2009, http://www3.fortisbank.be/info/duurzaambeleggen/. Geczy, C.C., Stambaugh, R.F., & Levin, D. (2005). Investing in Socially Responsible Mutual Funds. doi: 10.2139/ssrn.416380. Jacobs, J. (2001). Gids voor ethisch sparen en beleggen. Antwerpen: Houtekiet.
47
Jeucken, M. (2001). Sustainable Finance and Banking. The Financial Sector and the Future of the Planet, London: Earthscan. Kahlenborn, W. (2001). Transparency and the green investment market, In Bouma J.J., Jeucken M., Klinkers L. (eds), Sustainable Banking, The greening of finance (173-186). Sheffield: Greenfield. KBC AM (2008a). Duurzaamheidsanalyse bedrijven, screeningscriteria. Geraadpleegd op 1 maart 2009, www.kbcam.be. KBC AM (2008b). Duurzaamheidsanalyse landen, screeningscriteria. Geraadpleegd op 26 februari 2009, www.kbcam.be. KBC AM (2008c). Duurzaamheidsanalyse bedrijven, Maatschappelijk betwiste praktijken en technologieën. Geraadpleegd op 15 maart 2009, www.kbcam.be. KBC AM (n.d.). Duurzaamheid in de brede zin. Geraadpleegd op 10 februari 2009, www.kbcam.be. KBC Eco Fund (2008). Geraadpleegd op 20 februari 2009, www.kbc-am.com. Kinder, P.D., & Domini, A.L. (1997). Social Screening: Paradigms Old and New. Journal of Investing, 6 (4), p. 12-19. Koellner, T., Weber, O., & Fenchel, M., & Scholz R. (2005). Principles for Sustainable Rating of Investment Funds. Business Strategy and the Environment, 14, p. 5470. doi: 10.1002/bse.423. Moskowitz, M. (1972). Choosing Socially Responsible Stocks, Business and Society.
48
Munoz-Torres, M.J., Fernandez-Izquierdo, M.A., & Balaguer-Franch, M.R. (2004). The social responsibility performance of ethical and solidarity funds: an approach to the case of Spain. Business Ethics: A European Review, 13 (2/3), p. 200-218. Geraadpleegd via Ebscohost databank. Nijs, T. (2006). Ethisch beleggen in de praktijk: vergelijkende studie bij verschillende Belgische asset managers, Ehsal, eindwerk, 85p. Porter, M. E., & Kramer, M. R. (2006). Strategy & Society. Harvard Business Review, 84 (12), p.1-15. Geraadpleegd via Ebscohost. Schaltegger, S., & Figge, F. (2001). Sustainable Development Funds: progress since the 1970s. In Bouma J.J., Jeucken M., Klinkers L. (eds), Sustainable Banking, The greening of finance (203-210). Sheffield: Greenfield. Schwartz, M. S. (2003). The “Ethics” of Ethical Investment. Journal of Business Ethics, 43 (3), p.195-213. Geraadpleegd via Springerlink. Shepard, P. (2000). A history of ethical investment. UKSIF Article. Geraadpleegd op 18 oktober, www.uksif.org. Solomon, J., & Solomon, A. (2004). Corporate Governance and Accountability. West Sussex: John Wiley & Sons. Triodos Bank (2009). Triodos Bank Investment criteria. Geraadpleegd op 4 april 2009, www.triodos.be. Triodos Bank (s.d.). Why Triodos Bank is not financing nuclear power. Geraadpleegd op 5 april 2009, www.triodos.com.
49
UNEP Finance Initiative and Mercer (2007). Demystifying Responsible Investment Performance, A review of key academic and broker research on ESG factors. www.unepfi.org, Geraadpleegd op 15 december, 2008. Van Den Bossche, F., Rogge, N., Devooght, K., & Van Puyenbroeck T. (2009). Robust CSR Investment Screening, HUB Research Paper. Van Liedekerke, L. (2004). Ethisch investeren: aarzelend tussen groei en kwaliteit. Tijdschrift voor Economie en Management, XLIX (3), p. 457-479. Vansteenkiste, S. (2008). Duurzaamheidsscreening van bedrijven binnen de Europese banksector, Ehsal, eindwerk, 87p.
50