ESF – Beleidskader van de Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid (SAS)
1. Inleiding SAS is een stichting die actief is in de Railinfrastructuur en daarin de belangen behartigt van zowel werkgevers als werknemers. In Nederland is het spoorwegnet het grootste railsysteem. Daarnaast zijn er onder andere tramwegen, metrosystemen, private bedrijfsspoorsystemen (b.v. Chorus, Dow, DSM). In de toekomst zullen naast nieuwe spoorverbindingen met name ook light rail systemen worden ontwikkeld en aangelegd. Deze zullen in het bezit zijn van bijvoorbeeld (regionale) openbaar vervoer aanbieders of de overheid waardoor het aantal opdrachtgevers zal toenemen. Door de relatief grote omvang van het spoorwegnet spreekt het voor zich dat ProRail als beheerder de grootste opdrachtgever is binnen de branche. In de branche zijn er daarnaast een beperkt aantal grote opdrachtnemers (werkgevers) met daarnaast een groot scala aan kleine (eventueel toeleverende/ondersteunende) bedrijven. Genoemde opdrachtnemers variëren van spooraannemers, ingenieursbureaus, schildersbedrijven, kabelleggers, schoonmaakbedrijven, GWW- aannemers, installatiebedrijven, etc. Een substantieel deel van deze omzet wordt gerealiseerd bij het onderhouden, vernieuwen en bouwen van railinfra en de eventueel daarvoor benodigde kunstwerken. In de branche zijn ca 8000 mensen actief waarvan ca 3500 direct ingezet zijn bij het uitvoeren van werken/contracten. Door de specifieke kenmerken van de railinfrasystemen in Nederland zijn opleidingen vrijwel altijd gericht op een combinatie van het onderwijzen van algemeen toepasbare en voor Nederland (en in veel gevallen ook Europa) unieke kennis en vaardigheden. Daarom wordt binnen de branche gebruik gemaakt van enkele opleidingsinstituten (waarvan Railinfra Opleidingen de belangrijkste is), die door hun unieke opleidingen gezien kunnen worden als branche opleiders. De unieke positie van deze opleidingsinstituten wordt onderstreept door de opleidingsmiddelen die zij tot hun beschikking hebben (practica waar veel onderdelen van de railinfra systemen op ware grootte aanwezig zijn ten behoeve van trainingsactiviteiten). Andere opleidingsinstituten hebben deze middelen niet en kunnen daarom geen kwalitatief vergelijkbare opleidingen aanbieden voor vergelijkbare prijzen. Vanuit deze opleidingsinstituten is daarom ook geen interesse in het aanbieden van deze opleidingen. Naast deze brancheopleidingen zijn er opleidingen die een algemener karakter hebben en waarvoor diverse instituten een leergang aanbieden. Door de aard van de branche en de eisen van de opdrachtgever zijn kwalificatie eisen voor personeel bij diverse bedrijven vergelijkbaar (of identiek). Door het op peil houden van de kwalificaties (persoonscertificering) wordt de inzetbaarheid van personeel (en daarmee het civiele effect (employability)) vergroot of gewaarborgd.
2. Rol SAS SAS is door de minister in het beleidskader ESF 3 aangewezen als representatief sectoraal samenwerkingsverband voor de sector Railinfrastructuur en kan als zodanig een ESF bijdrage aanvragen voor werkgelegenheids- en scholingsprojecten.
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 1/8
SAS faciliteert bedrijven vanuit de sector maar zal zelf geen projecten uitvoeren of hiervoor initiatieven ontplooien. SAS is alleen in deze zin de Aanvrager van ESF projecten. Voordat aanvragen van bedrijven in behandeling worden genomen wordt er een samenwerkingsovereenkomst tussen SAS en bedrijf gesloten waarin o.a. afspraken en verantwoordelijkheden worden vastgelegd. SAS maakt centrale afspraken met de subsidiegever over de administratieve organisatie en interne controle structuur van de projecten. Hierbij richt SAS haar aandacht voornamelijk op de volgende punten: v De wijze waarop de kosten van het branche opleidingsinstituut subsidiabel kunnen worden verantwoord v De wijze waarop het civiel effect en het niveau van de in de projecten op te nemen scholing kan worden aangetoond (branche erkenning). v De wijze waarop marktconformiteit van diverse dienstverlening wordt aangetoond. v De wijze waarop centraal te leveren diensten worden verdeeld over de projecten. De AO/IC van de projecten berust bij de bedrijven (“Uitvoerders”). Centraal (door of vanwege SAS) te maken kosten worden belast aan de projecten. De Uitvoerders worden geacht (een evenredig deel van) deze kosten op te nemen in hun projectadministratie. SAS beoordeelt initiatieven die als ESF project worden voorgedragen alvorens deze in te dienen bij het agentschap. Mocht SAS tot de conclusie komen dat een voorgesteld project elementen omvat die niet op voldoende draagvlak binnen de sector kunnen rekenen (niet sectoraal, niet subsidiabele activiteiten, enz.) dan volgt overleg tussen SAS en de initiatiefnemer. Uiteindelijk is het bestuur van SAS beslissingsbevoegd inzake het in behandeling nemen van een aanvraag. SAS weegt bij de beoordeling van projecten (indien van toepassing) de aspecten persoonlijke ontwikkeling en loopbaanbegeleiding, gericht op enerzijds verbreding van de inzetbaarheid en anderzijds op het voorkomen van uitval ten gevolge van fysieke of mentale redenen, mee. SAS zal bij het toetsen van aanvragen de ESF kaders hanteren. Verder zal SAS de volgende toetsingscriteria hanteren: • •
•
• •
•
De Uitvoerder moet als bedrijf primair actief zijn binnen de Railinfrabranche. Hierbij geldt als criterium dat minimaal 80 % van de omzet van het bedrijf in de Railinfrabranche moet worden gerealiseerd. In verband met mogelijke financiële aansprakelijkheid neemt SAS uitsluitend aanvragen in behandeling van Uitvoerders die middels het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met SAS de genoemde aansprakelijkheid afdoende afdekken (e.e.a. ter beoordeling van het SAS bestuur). De Uitvoerder moet, voordat een projectvoorstel in behandeling wordt genomen, een samenwerkingsovereenkomst met de daaruit voortvloeiende verplichtingen en verantwoordelijkheden (incl. financiële afdracht aan SAS) hebben geaccepteerd en ondertekend. Een ingediend project (aanvraag) moet specifiek gericht zijn op het opleiden van personeel voor de Railinfra branche. Een ingediend project richt zich op een of meer van de volgende aspecten: • a. Cursorische scholingsactiviteiten • b. Loopbaanbeleid • c. Elders verworven competenties • d. Lesstofontwikkeling & methodiekontwikkeling • e. Instructie en scholing voor leidinggevenden en P&O medewerkers Het resultaat van de opleiding moet vallen binnen de categorieën 1 t/m 5 van de WEB structuur. Een ingediende aanvraag voldoet aan het format zoals voorgeschreven door SAS/ESF
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 2/8
• •
•
Een bij SAS ingediende aanvraag moet volledig zijn. De Uitvoerder heeft SAS gevrijwaard voor financiële gevolgen. Voorschotten worden slechts doorbetaald indien afdoende is aangetoond dat de gerapporteerde kosten in lijn liggen met de voortgang van het project (en binnen de afgegeven beschikking vallen). Ingediende projecten moeten passen binnen (door de SAS) reeds erkende opleidingen.
Onderstaand wordt in paragraaf 3 en 4 in korte lijnen aangegeven wat de ESF kaders zijn:
3.
Subsidiabele Kosten ESF 3 Subsidiabele kosten (voor directe en indirecte activiteiten) moeten worden gescheiden van nietsubsidiabele kosten. Overigens is het raadzaam alle subsidiabele projectkosten in de projectadministratie vast te leggen, ook als deze het begrote bedrag overschrijden. Niet alle kosten komen voor ESF-subsidie in aanmerking. In deze paragraaf worden de belangrijkste kostenposten behandeld die subsidiabel zijn. In beginsel geldt het volgende: Algemeen • Alleen kosten die betrekking hebben op daadwerkelijk verrichte uitgaven kunnen voor subsidie in aanmerking komen. • Voor alle kosten geldt dat zij eenduidig toegerekend moeten kunnen worden aan het project en de daarin vermelde activiteiten • Kosten voor de projectuitvoering die vallen binnen de periode, zoals genoemd in de beschikking mogen worden opgevoerd. • Daarnaast kunnen voorbereidingskosten en kosten na afloop worden opgevoerd. • De kosten moeten op het moment van het indienen van de einddeclaratie zijn betaald. • In alle gevallen dient rekening gehouden te worden met de werkelijk bestede uren. • Er kunnen alleen kosten worden opgevoerd in evenredigheid met de voor het project uitgevoerde activiteiten (personen en/of materiaal) ten behoeve van het project. • Voor de berekening van het (kostprijs)uurtarief van het interne personeel dient uitgegaan te worden van het bruto jaarsalaris (inclusief sociale lasten en pensioenen) en het normaal aantal werkbare uren per jaar voor de betreffende persoon en uitdrukkelijk niet van tarieven die worden gebruikt in geval van opdrachten bij derden. • Het normaal aantal werkbare uren per jaar dient als volgt te worden bepaald: 52 weken * gebruikelijke werkweek -/- vakantiedagen -/- ATV/ADV -/- feestdagen (geen aftrek van ziekteverzuim). Indien het Agentschap SZW de opgevoerde kosten en/of tarieven niet redelijk c.q. niet noodzakelijk acht, kan zij deze geheel of gedeeltelijk als niet subsidiabel aanmerken. Het feit dat het Agentschap SZW een beschikking subsidieverlening heeft afgegeven, betekent slechts dat de ingediende begroting als zodanig acceptabel is. De subsidie wordt op basis van de verantwoording van de gerealiseerde uitkomsten bij de einddeclaratie vastgesteld.
Voorbereidingskosten Het gaat hier veelal om kosten van ontwikkeling en aanbesteding. Deze kosten zijn subsidiabel tot maximaal 12 maanden voor de datum, waarop de aanvraag bij het Agentschap is ontvangen en tevens maximaal 12 maanden voor de aanvang van het project. In dit verband wordt opgemerkt dat een Aanvrager er verstandig aan doet om zo snel mogelijk een projectaanvraag in te dienen. Aanbevolen wordt de aanvraag, waar mogelijk, in te dienen voordat het project in uitvoering wordt genomen. Als de aanvraag wordt ingediend op een tijdstip waarop het project reeds voor een belangrijk deel is uitgevoerd, loopt de Aanvrager immers het risico dat de aanvraag - na toetsing - niet voor subsidieverlening in aanmerking komt, waardoor de Aanvrager de reeds gemaakte projectkosten volledig zelf zou moeten (blijven) dragen. Kosten tijdens de projectperiode Hierbij dienen de kosten te worden gesplitst in kosten voor directe en indirecte activiteiten. Enkele kostensoorten kunnen in beide categorieën voorkomen.
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 3/8
Kosten na afloop Het gaat hier veelal om administratiekosten en accountantskosten. Deze kosten zijn subsidiabel tot maximaal 3 maanden na afloop van de projectperiode, zoals deze is vermeld in de laatst geldende beschikking subsidieverlening. Op dat moment moeten de eindrapportage en de einddeclaratie zijn ingediend. Kostensoorten Kosten instructiepersoneel De werkelijke kosten van het instructiepersoneel dienen berekend te worden op basis van het aantal gerealiseerde uren tegen een individueel berekend uurtarief. Voor de berekening van het uurtarief van het interne personeel dient uitgegaan te worden van het bruto jaarsalaris (inclusief sociale lasten en pensioenen) en het normale aantal werkbare uren per jaar voor de betreffende persoon. Het is uitdrukkelijk niet toegestaan om tarieven te hanteren, die worden gebruikt in geval van opdrachten bij derden. De gerealiseerde uren dienen onderbouwd te worden met een deugdelijke urenregistratie geautoriseerd door de direct leidinggevende. Hierbij moet worden aangegeven hoeveel uren voor daadwerkelijke instructie en hoeveel uren er voor methodiekontwikkeling zijn. In beginsel wordt hierbij uitgegaan van een integrale urenregistratie, maar in veel gevallen kan met een sluitende urenregistratie worden volstaan. Hiervan kan slechts met voorafgaande goedkeuring van het Agentschap worden afgeweken. In dat geval dienen de te honoreren uren op een andere onweerlegbare wijze te worden onderbouwd. Ondersteunend voor de verantwoording kunnen onder meer zijn: lesroosters, goedgekeurde notulen (voor zover gerelateerd met het betreffende ESF-project). Als instructiekosten kunnen - mits aan het project gerelateerd - ook de volgende kosten worden verantwoord: • de reiskosten van/naar het project; • kosten opleiding van de instructeurs voor dit specifieke project; • Kosten van ingekochte opleidingen voor cursisten op basis van: • Facturen indien inkoop op basis van aanbesteding (minimaal 3 offertes) en anders • Werkelijke kosten, uren maal kostprijstarief
Exploitatiekosten Onder de exploitatiekosten vallen: • Huur van kantoorruimtes, leslokalen en praktijkruimtes • Inkoop lesmaterialen zoals boeken • niet-afschrijfbare verbruiksgoederen (grondstoffen zoals metaal, hout e.d.) • huur en leasetermijnen voor apparatuur en instrumenten • aanpassingen aan lokalen voor gehandicapten • Afschrijving van duurzame middelen volgens de hieronder genoemde termijnen, waarbij rekening dient te worden gehouden met de periode van gebruik en de relatie met de inzet ten behoeve van het ESF-project. • Software: 2 jaar • Computerapparatuur: 3 jaar • Machines/apparatuur: 5 jaar • meubilair/stoffering: 10 jaar • onroerend goed 30 jaar Kosten studiemateriaal Kosten voor benodigde boeken, syllabi en kleding (indien voorgeschreven) zijn subsidiabel. Ook kosten voor noodzakelijke instrumenten, indien deze geheel worden verbruikt, komen in aanmerking. De afschrijving op instrumenten, die niet volledig worden verbruikt gedurende de looptijd van het project, moet bij exploitatiekosten worden opgevoerd. Inkomen deelnemers • De brutoloonkosten inclusief het werkgeversdeel sociale lasten en pensioenpremies voor zover de opleiding is gevolgd tijdens werktijd (Indien de deelnemers geen loon of vergoeding ontvangen kan deze post niet worden opgevoerd). Reiskosten deelnemers Subsidiabel zijn de reiskosten van de deelnemers voorzover dit naar het oordeel van het Agentschap SZW noodzakelijke kosten zijn en kunnen worden aangetoond. Bij de berekening kan worden uitgegaan van de kosten voor openbaar vervoer (2e klasse). Kinderopvang De kosten voor kinderopvang zijn uitsluitend subsidiabel voor de kinderen van de deelnemers tijdens de cursus uren
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 4/8
Overheadkosten Als subsidiabele overheadkosten komen ondermeer in aanmerking: • Bruto loonkosten (incl. het werkgeversdeel sociale lasten en pensioenpremies) van administrateurs, projectmanagers en/of coördinatoren uit de eigen organisatie die zich daadwerkelijk met de uitvoering en de voortgang van het project bezighouden. • De loonkosten moeten per persoon worden onderbouwd door middel van een opgave per dag van het aantal uren en een omschrijving van de verrichte werkzaamheden. • Kosten van derden die de administratie, management of coördinatie op zich nemen voor zover de eigen organisatie hiervoor geen personeel heeft vrijgemaakt, uitgesplitst per functie. • indirecte kosten, bijv. publiciteit, voor zover betrekking hebbend op het project • vervoerskosten van overheadpersoneel Van de overheadkosten dient duidelijk te zijn, dat zij ten behoeve van het project zijn gemaakt en op een verantwoorde wijze aan het project zijn toegerekend. Voor zover de overheadkosten zijn gebaseerd op gerealiseerde uren, geldt voor de urenverantwoording hetzelfde als hetgeen is vermeld onder instructiekosten. Kosten van ingeschakelde intermediairs zijn slechts subsidiabel, indien hun activiteiten redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een project en hieraan een wezenlijke bijdrage leveren. Voorbeelden van niet subsidiabele kosten Op basis van Verordening EG 1685/2000 gewijzigd bij Verordening EG 1145/2003 en de regeling zijn de volgende kosten niet subsidiabel: De opsomming van niet-subsidiabele kosten is niet limitatief. Algemeen • kosten die niet door de begunstigde daadwerkelijk zijn gemaakt, of betaald, of niet op verzoek van de begunstigde zijn gemaakt; • kosten die geen betrekking hebben op een ESF-project, maar toe te rekenen zijn aan andere projecten, andere deelnemers of andere activiteiten; • kosten die het gevolg zijn van overcapaciteit; • kosten van inkomensvervangende betalingen of uitkeringen aan deelnemers, niet zijnde loonbetalingen; • loonkosten van werkervaringsplaatsen en dienstbetrekkingen die zijn aangegaan of bekostigd in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in - of doorstroombanen. Onderaanneming • kosten voor onderaanneming die de totale kosten voor de uitvoering van het project verhogen zonder dat een daarmee evenredige meerwaarde aan het project wordt toegevoegd; • kosten van adviseurs, Uitvoerders en onderUitvoerders die zijn bepaald als percentage van de totale kosten van het project, of als percentage van de te ontvangen subsidie. Onroerend goed en materiaal • kosten die verband houden met afschrijvingen op onroerend goed en materiaal, indien de aankoop is gefinancierd met middelen uit nationale of Europese subsidies; • Kosten die verband houden met de aankoop van tweedehands materiaal indien niet aan de navolgende voorwaarden is voldaan: • verklaring van de herkomst van het materieel van de verkoper met de bevestiging dat het materieel in de afgelopen 7 jaar in geen geval is aangeschaft met middelen uit nationale of Europese subsidies; • de prijs van het materiaal ligt niet hoger dan de marktwaarde en lager dan de kostprijs van soortgelijk nieuw materiaal; • de technische eigenschappen moeten in overeenstemming zijn met de eisen van de activiteiten die worden uitgevoerd en met de geldende normen. Indirecte kosten (overheadkosten) • indirecte kosten als deze niet gebaseerd zijn op werkelijke kosten die verband houden met de uitvoering van de activiteiten in het kader van de regeling en zij “niet naar evenredigheid volgens een naar behoren gemotiveerde faire en billijke methode” zijn toegerekend. Financieringskosten en andere kosten • debetrente, kosten voor financiële transacties, wisselprovisies, wisselkoersverliezen, boetes, financiële sancties en proceskosten plus andere zuivere financieringskosten; • kosten van juridisch advies, notariskosten, kosten voor technische of financiële expertise als deze niet rechtstreeks op de activiteit betrekking hebben en niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering; • bankgaranties als deze niet vereist zijn op basis van de Regeling ESF-3. • Andere kosten i.v.m. het verkrijgen van projectfinanciering
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 5/8
Belastingen BTW, voor zover deze kan worden teruggevorderd.Andere heffingen, directe belastingen en sociale zekerheidsbijdragen op lonen en salarissen, behalve als deze daadwerkelijk door de begunstigde zijn gedragen. Ziekteverzuim en loonkosten • Zodra er geen bijdrage aan het project wordt geleverd (bijvoorbeeld: als geen scholing- of reïntegratietraject wordt gevolgd) is het niet mogelijk kosten te verantwoorden voor gederfde lonen of andersoortig verzuim. • Ziekteverzuim van instructeurs en ander personeel is niet subsidiabel. Overige kosten • Lunchkosten, catering e.d.(voor zover deze niet integraal deel uitmaken van de cursuskosten) • Verblijfkosten (voor zover deze niet integraal deel uitmaken van de cursuskosten) • 4.
Reiskosten (voor zover niet vallend onder eerder benoemde posten)
Administratieve voorschriften inzake een ESF3-aanvraag
Loonkosten deelnemers Om de loonkosten van de deelnemers te kunnen bepalen dient men te beschikken over: a Een deelnemersregistratie; b Een deelnemersurenregistratie. Ad a Deelnemersregistratie De volgende gegevens moeten per afzonderlijke deelnemer worden geregistreerd: • Identificerend kenmerk project • Identificerende kenmerken van de deelnemer (N.A.W. gegevens); • Persoonsgegevens deelnemers (geb.datum, geslacht, woonachtig in doelst.2 gebied?); • Afkomst deelnemers (Nederlands, Turks, Marokkaans, Surinaams, Antilliaans/Arubaans, overig niet-Westers, overig); • Bedrijfstak (2-cijferige SBI-codering); • Omvang van bedrijf; • Gevolgde opleidingen per deelnemer; • Opleidingsniveau voor en na de scholing (kwalificatieniveau’s moeten worden opgegeven door de opleidingsinstituten); • Ondertekening door HR-manager. Ad b Deelnemersurenregistratie Er dient een onderbouwing te worden gegeven van de werkelijk gemaakte scholingsuren en de hieruit voortvloeiende loonkosten. Hiertoe dient een presentielijst te worden bijgehouden. Let op: Verantwoording van uren op basis van afwezigheid wordt niet geaccepteerd! De presentielijst verstrekt de volgende informatie: • Naam opleiding, opleidingsinstituut en docent; • Naam van de deelnemer; • De datum en tijd waarop instructie heeft plaatsgevonden; • Paraaf deelnemer en handtekening door docent. Het aanwezig zijn van presentielijsten met deze informatie is essentieel voor het project. Indien de presentielijsten niet voldoen aan de genoemde kenmerken vervalt het recht op subsidie. De volgende gegevens dienen te worden verantwoord: • Naam van de cursus; • Naam van de deelnemer • Uren per cursus per deelnemer (het moet hier gaan om betaalde uren!); • Aangeven of het een interne cursus (met interne instructeur) danwel een externe cursus (met factuur cursusinstituut) betreft. Interne instructeurs De verantwoording van de kosten van interne instructeurs kan op twee wijzen plaatsvinden: a Volgens een sluitende uren verantwoording; b Volgens een presentielijst.
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 6/8
Ad a Sluitende uren verantwoording De sluitende urenverantwoording dient te worden gehanteerd indien naast de ‘lesuren’ (let op dat deze aansluiten op de presentielijst) ook kosten in verband met de voorbereiding en de ontwikkeling van opleidingen worden opgevoerd. Ad b Urenverantwoording op basis van presentielijst Indien uitsluitend ‘lesuren’ worden opgevoerd , kan worden volstaan met het invullen van de presentielijst. De volgende gegevens dienen per cursus te worden verantwoord: • Naam van de interne instructeur(s); • Referentienummer van de interne instructeur(s); • Totaal aantal uren per instructeur per cursus; • Naam en referentienummer van de deelnemer; • Totaal uren verdelen over het aantal deelnemers.
Externe opleidingen Extra punt van aandacht betreft de kosten in verband met opleidingen die extern zijn ingekocht. Om aan te tonen dat de opleidingskosten marktconform zijn, dienen deze op één van onderstaande manieren te worden aangetoond: • Door het inkopen van opleidingen middels een Europese aanbesteding. • Door het overleggen van drie offertes; • Op basis van werkelijke kosten: De externe partij declareert op basis van ‘uren maal tarief’. Hierbij dient de kostprijs als uitgangspunt voor het uurtarief te worden genomen. Voor ESF3-aanvragen die worden ingediend zal marktconformiteit aangetoond moeten zijn. Omdat de facturen als basis dienen voor de verantwoording, dienen deze in de administratie aanwezig zijn. De volgende gegevens dienen per factuur te worden verantwoord: • Referentienummer en naam van de deelnemer(s); • Intern (SAP) document nummer; • Totale factuurkosten excl. BTW verdelen over het aantal werkelijke deelnemers volgens de presentielijst; • Apart specificeren indien er sprake is van reis-, verblijf of ander niet subsidiabele kosten op een factuur; • Naam van de cursus (corresponderend met de presentielijst en de deelnemersurenregistratie);
Overheadkosten Om een ESF-project en de bijbehorende administratie in goede banen te kunnen leiden, zullen hiervoor werknemers (voor een deel) moeten worden vrijgemaakt. Denk hierbij aan administrateurs, projectmanagers, coördinatoren uit eigen organisatie die daadwerkelijk betrokken zijn bij de uitvoering en voortgang van het project. Deze kosten zijn subsidiabel onder de noemer “overheadkosten”. Omdat deze – subsidiabele - tijdsbesteding naar verwachting substantieel zal zijn, is een sluitende tijdsregistratie noodzakelijk.
Belangrijke algemene punten van aandacht •
• •
Te allen tijde kan er controle plaatsvinden door diverse instanties (accountant van het opleidingsfonds, agentschap SZW, Algemene Rekenkamer, Europese Commissie en/of Europese Rekenkamer). Zorg derhalve dat de administratie tijdig, inzichtelijk, betrouwbaar en volledig is op enig moment tijdens de uitvoering van het project; Voor de administratie geldt een bewaarplicht van 14 jaar. Links met regelingen -informatie : www.agentschapszw.nl
Kopieën van gegevens De volgende gegevens dienen per afzonderlijke cursus te worden bewaard: • Presentielijst; • Factuur; • Kopie van het betalingsbewijs/bankafschrift; • 3 offertes dan wel inzicht in werkelijke kostprijs; • Cursusinformatie
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 7/8
5. Indiening en verwerking aanvragen van Uitvoerders SAS zal uitvoerende partijen twee maal per jaar de mogelijkheid bieden een aanvraag bij haar ter behandeling aan te bieden. De hiervoor vastgestelde data zijn15 februari en 1 september. Indien een project is ingediend, zijn de binnen de projectduur vallende inleverdata tevens momenten waarop projectbijstellingen/aanpassingen kunnen worden aangemeld (voor zover deze binnen de grenzen van de afgegeven verlening (beschikking) blijven). Voor nadere details wordt verwezen naar de SAS procesbeschrijving “Aanvragen ESF projectsubsidie” (document nr. SAS/ESF/04002).
Versie 1.1 d.d. 19 mei 2005
blad 8/8