© Copyright 2011 Uitgeverij Lambo bv Arnhem Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, digitaal door fotokopieën of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Postimpressionisme
In
de
ogen
van
veel
jonge
kunstenaars
aan
het
eind
van
de
negentiende
eeuw,
waren
de
impressionisten
te
veel
bezig
geweest
met
het
weergeven
van
vluchtige
indrukken
uit
de
natuur.
Het
impressionisme
had
geleid
tot
vormeloosheid,
schetsmatigheid
en
het
ontbreken
van
enige
verhevenheid
of
een
diepere
betekenis.
Gauguin,
Van
Gogh,
Cézanne
en
Seurat
zijn
de
namen
van
de
bekendste
kunstenaars
die
een
andere
weg
ko‐ zen,
weg
van
het
impressionisme.
In
hun
ogen
was
er
te
weinig
plaats
voor
fantasie
en
de
innerlijke
wereld
van
het
eigen
ik.
Kleur
moest
meer
zijn
dan
enkel
weergave
van
de
uiterlijke
verschijningsvorm
van
de
wereld
om
ons
heen.
Delacroix
en
de
romantische
schilders
hadden
al
eerder
laten
zien
dat
kleur
een
expressieve
lading
kon
heb‐ ben.
Soortgelijke
mogelijkheden
zagen
de
jonge
symbolisten
nu
ook
in
lijn
en
vorm.
Symbolisme
De
poëzie
vormde
een
voorbode
door
het
‘Symbolistisch
Manifest’
(1886)
van
Jean
Moréas,
die
het
natura‐ lisme
afzwoer
en
daar
een
zintuiglijk
waarneembare
vorm
tegenoverstelde.
In
de
ogen
van
de
kunstenaars
maakte
de
zichtbare
wereld
plaats
voor
de
onzichtbare,
die
van
het
innerlijk,
waarbij
gevoelens
en
ideeën
het
uitgangspunt
gingen
vormen
voor
kunstwerken.
Volgens
de
schilder
Emile
Bernard
(1868‐1941)
pasten
impressionisme
en
neo‐impressionisme
niet
in
dat
beeld
en
wees
hij
ze
zeer
bewust
af.
Tot
1886
had
hij
in
de
neo‐impressionistische
stijl
gewerkt,
maar
daar
kwam
in
1886
plots
een
eind
aan
na
een
bezoek
aan
het
atelier
van
Seurat.
Hij
vernietigde
al
zijn
neo‐ impressionistische
schilderijen
en
vertrok
naar
Bretagne
omdat
hij
daar
kon
werken
in
een
omgeving
die
nog
archaïsch
en
boers
overkwam.
Hij
experimenteerde
met
forse
contouren
en
vlakke
kleuren.
Zo
inspireerde
hij
onder
meer
Gauguin
die
eveneens
in
Bretagne
woonde,
en
legde
de
grondslag
voor
het
symbolisme.
Emile
Bernard:
Pont‐Aven,
1898
Gauguin
Paul
Gauguin
(1848‐1903)
begon
aanvankelijk
als
impressionist,
maar
raakte
geïnspireerd
door
het
werk
van
Bernard.
Hij
zwoer
het
impressionisme
uiteindelijk
ook
af
om
schilderijen
te
kunnen
gaan
maken,
waarin
de
droom
en
herinnering
de
belangrijkste
plaats
innemen.
“Kunst
is
een
abstractie,
destilleer
haar
uit
de
natuur,
droom
erover,
en
denk
meer
aan
de
artistieke
schep‐ ping
die
eruit
ontstaat
dan
aan
de
natuur”,
schreef
hij
in
1888.
Paul
Gauguin:
Visioen
na
een
preek
Aan
de
vrouwen
herken
je
de
Bretonse
klederdracht.
In
Bretagne
heeft
Gauguin
ongetwijfeld
dorpsfeesten
gezien
met
worstelwedstrijden.
Je
bent
geneigd
te
denken
dat
hij
dit
tafereel
ook
daadwerkelijk
heeft
gezien,
maar
bij
nader
inzien
kijken
de
vrouwen
naar
een
worsteling
van
Jacob
met
de
engel.
Deze
verwijst
naar
de
preek
die
de
boerenvrouwen
zojuist
hebben
gehoord.
In
feite
gaat
het
hier
dus
om
een
mengeling
van
een
zichtbare
werkelijkheid
met
de
onzichtbare,
innerlijke
werkelijkheid,
verbeeld
in
een
visioen
welke
de
kracht
van
het
geloof
weergeeft.
Modellering
en
perspectief
hebben
plaats
gemaakt
voor
vlakke
vereenvoudigde
vormen,
scherp
omlijnd
met
donkere
contouren,
terwijl
de
kleuren
onnatuurlijk
zijn.
Gauguins
speuren
naar
het
onbedorven
leven
leidde
hem
uiteindelijk
naar
Tahiti,
war
hij
wilde
leren
van
de
inheemse
bevolking
in
het
gebied
van
de
Stille
Zuidzee.
Vincent
van
Gogh
Vincent
van
Gogh
(1853‐1890),
de
eerste
grote
Nederlandse
schilder
sinds
de
zeventiende
eeuw,
was
van
mening
dat
impressionisme
te
weinig
mogelijkheden
bood
om
emoties
uit
te
drukken.
Hij
wijdde
zich
pas
na
1880
uitsluitend
aan
de
schilderkunst
en
heeft
dus
een
kortstondige,
maar
heftige
loopbaan
gehad.
Hij
inte‐ resseerde
zich
aanvankelijk
voor
literatuur
en
religie
en
was
wars
van
de
waarde
van
de
geïndustrialiseerde
maatschappij.
Als
lekenpredikant
bewoog
hij
zich
een
tijd
lang
tussen
de
arme
mijnwerkers
van
de
Borinage.
In
zijn
vroege
werk
vormt
dat
ook
zijn
thematiek,
zoals
te
zien
is
in
De
Aardappeleters
(1885).
Dit
schilderij
laat
nog
niet
de
fameuze
kleuren
van
zijn
later
werk
zien,
maar
een
jaar
later
kwam
hij
in
parijs
in
contact
met
Degas,
Seurat
en
andere
kunstenaars.
Vanaf
dat
moment
schildert
hij
in
felle
kleuren.
Ook
hij
vertrekt
naar
een
warmere
omgeving,
zij
het
wel
in
eigen
land,
namelijk
Arles
in
Zuid‐
Frankrijk.
In
Arles
zijn
het
de
land‐ schappen
met
gele
korenvelden
en
paarse
lavendel
die
hem
haast
als
een
bezetene
inspireren
voor
het
ma‐ ken
van
het
ene
doek
na
het
andere.
Tarwevelden
vlammen
als
een
woeste
zee,
heuvels
en
wolken
deinen
mee.
Zijn
unieke
penseelvoering
met
krachtige
korte
strepen
zijn
niet
enkel
kleurvlekken,
maar
zorgen
voor
een
enorme
dynamiek.
Voor
van
Gogh
was
het
echter
de
kleur
en
niet
de
vorm
waadoor
de
doeken
een
ex‐
pressieve
waarde
krijgen.
De
vele
brieven
van
Vincent
aan
zijn
broer
zijn
prachtige
gedreven
stukjes
proza,
waarbij
de
tinten
lyrisch
worden
beschreven
en
voorzien
van
een
emotionele
waarde.
Vergeleken
met
ander
schilders
zoals
Monet,
is
zijn
koloriet
(kleurgebruik)
krachtiger
en
simpeler,
maar
nooit
echt
onnatuurlijk.
Van
Gogh’s
Japonisme
Van
Gogh,
naar
Hiroshige
'Kijk,
is
dat
niet
bijna
een
ware
religie
die
ons
wordt
geleerd
door
de
zo
eenvoudige
Japanners,
die
in
de
na‐ tuur
leven
alsof
ze
zelf
bloemen
waren.
En
je
kunt
volgens
mij
de
Japanse
kunst
niet
bestuderen
zonder
vrolij‐ ker
en
gelukkiger
te
worden
en
die
ons
doet
te‐
rugkeren
naar
de
natuur,
ondanks
onze
opvoeding
en
ons
werk
in
een
wereld
vol
conventies.'
(brief
van
Vincent
aan
Theo,
september
1888)
Het
is
niet
bekend
wanneer
en
hoe
van
Gogh
met
de
Japanse
kunst
in
aanraking
is
gekomen.
Waarschijnlijk
heeft
hij
in
zijn
jeugd
al
boeken
gelezen
waarin
de
prentkunst
werd
beschreven.
Actief
gaat
hij
er
pas
mee
aan
de
gang
nadat
hij
in
Antwerpen
prenten
kocht.
Hij
was
vooral
gecharmeerd
door
het
exotische
karakter
van
de
voorstellingen
en
gebruikte
ze
als
decoratie
in
zijn
atelier.
Tijdens
zijn
verblijf
in
parijs
met
zijn
broer
Theo
tussen
1886
en
1888
verzamelde
hij
een
groot
aantal
prenten,
welke
tegenwoordig
te
zien
zijn
in
het
van
Gogh
museum.
Van
Gogh
beperkte
zich
echter
niet
tot
het
aanleggen
van
verzamelingen,
maar
spoorde
andere
kunstenaars
als
Emile
Bernard
aan
om
de
prenten
te
bestuderen,
verwerkte
Japanse
prenten
in
de
achtergronden
van
zijn
schilderijen
en
liet
zich
qua
stijl
sterk
beïnvloeden.
Dit
zien
we
vooral
terug
in
het
heldere
kleurgebruik,
de
keuze
van
onverwachte
uitsneden
(vergelijk
met
de
invloed
van
de
fotografie
op
het
impressionisme)
en
de
beperkte
toepassing
van
het
perspectief.
Vincent
geloofde
op
mystieke
wijze
in
een
scheppende
kracht
die
zich
in
alle
levensvormen
laat
zien.
Helaas
bracht
een
geestesziekte
hem
steeds
meer
in
psychische
moeilijkheden.
In
zekere
zin
was
hij
zijn
tijd
vooruit
en
was
het
publiek
nog
niet
rijp
voor
zijn
vrije
manier
van
denken
en
wer‐ ken,
getuige
het
feit
dat
hij
slechts
één
doek
heeft
verkocht.
Omdat
hij
aan
herstel
wanhoopte,
pleegde
hij
in
1890
zelfmoord.
Voor
hem
had
een
leven
zonder
kunst
geen
enkele
waarde
meer.
Paul
Cezanne
(1839‐1906)
Hij
was
de
oudste
van
de
postimpressionisten,
een
man
met
een
enorm
emotioneel
temperament,
bewonde‐ raar
van
de
schilders
van
de
romantiek.
Geen
schilder
heeft
beter
dan
hij
de
beperkingen
van
het
impressio‐ nisme
begrepen.
Hij
zou
hebben
gezegd:
“nadenken
moeten
we,
het
oog
is
niet
voldoende,
bezinning
is
noodzakelijk”.
In
zijn
schilderijen
gaat
hij
op
zoek
naar
een
harmonie
van
vorm
en
kleur,
iedere
toets
is
een
bouwsteen,
die
een
plaats
krijgt
in
de
picturale
architectuur.
Hoewel
hij
veel
landschappen
schilderde
voelde
Cezanne
zich
altijd
sterk
aangetrokken
tot
het
stilleven.
Hij
stelde
dat
in
zijn
atelier
op
en
kon
er
eindeloos
naar
kijken
voor
hij
begon
met
schilderen.
Hij
ging
volledig
op
in
wat
hij
voor
ogen
had
en
herschikte
het
beeld
in
zijn
hoofd
tot
hij
zijn
onderwerp
“correct”
zag.
De
vormen
van
het
schilderij
hiernaast
worden
opzettelijk
vereenvoudigd
en
met
donkere
contouren
omlijnd.
Het
perspectief
klopt
niet
bij
de
fruitschaal.
Het
schilderij
komt
net
als
al
zijn
werk
verwrongen
over.
Waarom
zou
hij
dat
doen?
Cezanne
wil
hiermee
het
permanente
dat
achter
de
toevallige
uiterlijke
vorm
schuilgaat,
naar
voren
halen.
Volgens
hem
zijn
alle
vormen
in
de
natuur
gebaseerd
op
de
kegel,
de
bol
en
de
cilinder.
Deze
orde
die
aan
de
zichtbare
wereld
ten
grondslag
licht,
zien
we
in
al
zijn
werken
terug.
Pointillisme
Het
pointillisme
kan
ook
gezien
worden
als
een
van
de
reacties
op
het
impressionisme.
Deze
beweging
be‐ stond
in
Frankrijk
na
ongeveer
1886.
Seurat
kan
worden
gezien
als
de
belangrijkste
vertegenwoordiger
van
deze
stroming.
Baders
in
Asnières
Georges
Seurat
schildert
in
1883‐1884
zijn
Baders
in
de
Asnieres
(afbeelding)
Je
ziet
een
aantal
mensen
die
in
de
buurt
van
Parijs
lekker
aan
het
baden
zijn
aan
een
rivieroever.
Ze
hebben
plezier
en
genieten
van
de
zon.
Enerzijds
komt
het
qua
thematiek
overeen
met
het
impressionisme,
want
het
is
een
uit
het
leven
gegrepen
onderwerp,
maar
tegelijkertijd
heeft
het
werk
wat
formeels
en
academisch.
De
spontaniteit
van
de
impressionisten
lijkt
te
zijn
verdwenen.
Door
deze
manier
van
weergeven
heeft
het
iets
tijdloos
gekregen.
Seurat
heeft
ter
plekke
meerdere
schetsen
gemaakt,
maar
tenslotte
het
doek
in
zijn
atelier
uitgewerkt.
Hij
ontwikkelde
een
nieuwe
techniek,
waarbij
hij
trachtte
logica
en
systeem
aan
te
brengen
in
de
door
de
impressionisten
ontdekte
werking
van
het
licht
op
kleur.
Deze
techniek
noemde
hij
“chromoluminarisme”
,
maar
kennen
we
tegenwoordig
onder
de
naam
“pointillisme”
of
“divisionisme”.
In
feite
zou
je
het
kunnen
vergelijken
met
de
opbouw
van
een
kleu‐ renfoto
of
een
beeldscherm,
waarbij
de
kleuren
opgebouwd
zijn
uit
talloze
kleine
vlakjes
met
uiteenlopende
kleuren
naast
elkaar.
Ons
oog
zorgt
ervoor
dat
op
een
zekere
afstand
de
kleuren
gaan
mengen.
Wij
noemen
dat
“optisch
mengen”.
In
het
schilderij
is
de
afstand
tussen
de
streepjes
overal
gelijk,
hebben
geen
richting
en
missen
daar‐ door
een
persoonlijke
toets
van
de
schilder.
In
latere
werken
maken
de
streepjes
plaats
voor
stippen
van
zuivere
kleuren,
waardoor
de
techniek
nog
meer
aan
persoonlijkheid
inlevert.
Het
is
dan
ook
niet
verwonderlijk
dat
meerder
schilders
van
het
pointillisme
puur
uit
verveling
een
aantal
schilderijen
niet
heeft
afgemaakt
omdat
bij
deze
manier
van
werken
de
persoonlijke
inbreng
van
de
schilder
tot
bijna
niets
wordt
gereduceerd.
Seurat
hoopte
dat
met
deze
techniek
een
lichtin‐ tensiteit
ontstaat,
vooral
als
de
aan
elkaar
gren‐
zende
kleuren
complementair
waren
(rood‐groen,
geel‐paars,
oranje‐blauw
enz.
)
Kijk
ook
eens
naar
hoe
de
figuren
een
hard
contour
hebben,
hoe
zij
geordend
zijn
volgens
parallelle
diagona‐ len
en
hoe
alle
figuren
dezelfde
kant
op
kijken,
waardoor
een
overwegend
horizontale
richting
in
het
schilde‐ rij
ontstaat.
Deze
hechte
structuur
verschilt
wezenlijk
van
het
open,
impulsieve
karakter
van
het
impressio‐ nisme,
waarin
de
vergankelijkheid
meer
benadrukt
wordt.
Paul
Signac
:
Vrouwen
bij
de
put,
1892
Toch
is
het
niet
zo
dat
alle
pointillisten
een
artistieke
oppervlakkigheid
verweten
mag
worden.
Een
van
Seu‐ rat’s
navolgers,
Paul
Signac
(1863‐1935)
was
een
actieve
aanhanger
van
de
socialistisch‐anarchistische
bewe‐ ging
in
Frankrijk.
Zijn
visie
op
het
stadsleven
verschilt
wezenlijk
van
de
impressionisten,
die
zelf
vaak
uit
hoge‐ re
kringen
stamden.
Signac’s
werk
getuigt
van
proletarische
onderwerpen,
zoals
de
sociale
strijd
tussen
ar‐ beiders
en
het
kapitalisme.