Broeders/Fraters Maristen West‐ En Midden‐Europa 2000 ‐ 2010
Keramisch kruis van br./fr. Bernward Gerlitzki bij gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de provincie West- en MiddenEuropa De symboliek van het keramische kruis: Qua vorm lijkt het op de kruizen uit de Ottoonse kunst, in de periode rond 900-1000 na Christus. Het heeft vier even lange kruisarmen in klaverbladvorm, zoals bij het Griekse kruis. Met deze vorm wordt uitgedrukt dat Christus de heerser van de wereld is. („De hele wereld is uw parochie.“ Champagnat) Het diepe rood van het glazuur staat voor de kracht van dit teken. De gouden rand eromheen verwijst naar de “loutering door vuur”, en goud is ook de kleur van het goddelijke. Over de halfedelstenen in het keramische kruis: In het midden van het kruis ligt een ovale mosagaat, die met zijn vorm de hele kosmos symboliseert. Deze steen staat in de mineralogie voor innerlijke bevrijding: hij bevrijdt van zware druk en belasting, maakt bewust, stimuleert communicatie en het verstand. Hij reinigt het weefsel, de lymfe en luchtwegen, en helpt bij verkoudheid en hardnekkige ontstekingen. In de kruisarmen bevinden zich vier groene stenen, de zogenaamde aventurien. Deze steen helpt tegen nervositeit en stress, neemt zorgen en onrustige gedachten weg; hij zou ook tegen hartinfarcten helpen. Br./Fr. Bernward, op het feest van de Hl. Drie-eenheid
JUBILARISSEN 70 Br./Fr. Emile Minnen 60 Br./Fr. Edouard Blondeel Br./Fr. Marc Ligon Br./Fr. Antoon Delva Br./Fr. Charles Thelen Br./Fr. Benedict McGranahan Br./Fr. Mel Kenny Br./Fr. John Phillips Br./Fr. Franziskus Karbe 50 Br./Fr. Charles Gay Br./Fr. André Rousseaux
INHOUD Van De Redactie Brief Van Br,Fr. Brendan Met Elkaar in Gesprek Jacques Scholte 10 Jarig Jubileum Edouard Blondeel De Toekomst Maurice Taildemann Tien Jaar Maristenprovincie West-En Midden-Europa….Theo van Dreissche Een Terugblik John Phillips Kathleen Murphy In Hert Voetspoor Van Broeder Francois Deel2 Augustine Hendlemeier Verslag Van De Spiritualiteitcommissie Maristen Zonder Genzen Augustine Hendlmeier Verslag Van De Erfgoedcommissie RIP Nevermore….Terry Mannion
1 2 4 5 5 6 7 8 8 8 10 13 14 14
Van de redactie Beste broeders/fraters en vrienden, Omdat we dit jaar ons 10-jarig bestaan als Provincie vieren, dachten we dat het leuk zo zijn om dit te vieren met enkele artikelen die volledig nieuw zijn voor ons en ook om ons te buiten te gaan aan enige nostalgie. Daarnaast dachten we dat het toepasselijk zou zijn om deze editie te publiceren op de dag van onze stichter. Als we aan Marcellinus' gezwoeg denken door ruw terrein en vreselijk weer om in contact te blijven met zijn kleine broeders en zijn parochianen, is het interessant om te speculeren hoe gemakkelijk het voor ons is om bij het minste of geringste te communiceren. Waar hij en br./fr. François onverstoorbaar voortschreden van plaats naar plaats, door regen, hagel of sneeuw, vechtend tegen de eeuwige bureaucratie, leven wij in een tijd van continue communicatie, van 'bestanden delen' via het internet, mobiele telefoons... We moeten onszelf afvragen of we deze moderne wonderen wel gebruiken ter begunstiging van onze minder bedeelde broeders/fraters en kinderen. Dit is geen negatieve vraag. Zoveel goede dingen zijn gedaan dankzij verbeterde communicatiemiddelen. We hoeven alleen maar te denken aan de vergaderingen in Brazilië, de gezamenlijke retraites door de jaren heen die ons helpen onze gedachten en ambities te delen ter begunstiging van onze misdeelde kinderen en jongeren, ons bijna onmiddellijke contact met onze broeders/fraters en vrienden in elk deel van de wereld. Mogen we onze moderne technologie ook goed gebruiken, zoals pater Champagnat ongetwijfeld zou hebben gedaan. God zegen u, de leden van de communicatie commissie
1
Brief van Br./Fr. Brendan Beste broeders/fraters en Maristenvrienden, Het is mij een waar genoegen om de inleiding voor het Bulletin te schrijven op de 10e verjaardag van onze provincie. Aan de hand van de artikelen in deze editie herinneren we ons momenten uit de voorbije jaren die we met elkaar delen, momenten van broederlijk contact. Zo is er een herinnering aan de ongeplande gesprekken op het vliegveld van Brussel die tot het voorstel leidden om onze vier toenmalige provincies samen te voegen tot één nieuwe geherstructureerde provincie. Jubilea en speciale gedenkdagen zijn goede momenten om terug te kijken, om na te denken over onze gezamenlijke reis en om onze dankbaarheid te uiten voor wat er allemaal is bereikt. In die geest ook vieren we de komende maanden op verschillende plekken in de provincie de jubilea van medebroeders/confraters en gaan we er eens goed voor zitten om de inventaris op te maken en te bekijken waar we ons op dit punt in onze reis bevinden. Toen de vier voormalige provincies bij elkaar kwamen, woonde ik in de Verenigde Staten, dus ik heb de vergaderingen en bijeenkomsten van toen niet direct kunnen meemaken. Terugkijkend lijkt het proces van herstructurering mij een combinatie van praktisch denken en geloof. Onze vier provincies bevonden zich in een vergelijkbare situatie: weinig roepingen, een dalend aantal broeders/fraters, vergrijzing, het verdwijnen uit scholen en een kleiner aantal broeders/fraters die een leiderschapsfunctie konden uitoefenen. In dat opzicht leek het zeker zinvol om zich samen te voegen. Anders bekeken was herstructureren iets wat we vanuit geloof deden: door onze middelen met elkaar te delen, door ervoor te kiezen onze handen over de grenzen van onze landen en provincies heen naar elkaar uit te strekken, door andere talen te leren spreken en andere culturen te leren begrijpen, creëerden we voor onszelf wellicht een betere toekomst dan we afzonderlijk zouden kunnen doen. In dit proces, zo heeft iemand mij gezegd, ontdekten we een Maristentaal die boven onze verschillen uitsteeg. Ik denk dat dat een gedachte is om eens uitgebreid bij stil te staan. Br./Fr. Seán Sammon sprak over een “herstructureringsmentaliteit”; hij vroeg ons verder te kijken dan alleen naar het reorganiseren en open te staan voor een werkelijk nieuwe geest van openheid, samenwerking, ruimhartigheid en multicultureel samenleven. Als ik denk aan de reis die we hier in West- en Midden-Europa hebben ondernomen, zie ik dat we in staat zijn gebleken een band tussen de verschillende delen van onze provincie te creëren, een band van genegenheid en vertrouwen. We hebben nu een gezamenlijke geschiedenis van tien jaar, waardoor we deel kunnen zijn van een grotere realiteit dan die er voor 1999 bestond. In zijn bijdrage in dit Bulletin schrijft br./fr. Maurice Taildeman: “ja, we hebben minder eigen middelen, maar een groter vertrouwen in de mogelijkheden van een religieus leven.” Sinds de start van onze provincie zijn tachtig medebroeders/confraters gestorven en zijn we allemaal tien jaar ouder geworden. Maar als ik denk aan de vele activiteiten in de provincie, onze deelname aan bijeenkomsten op instituutsniveau, onze pogingen om een echt partnerschap met leken-Maristen te creëren, onze vindingrijke antwoorden op de problemen die met vergrijzing samenhangen, en onze openheid bij het verwelkomen van nieuwe leden, dan zie ik leven, geen moedeloosheid. Een van de meest ingrijpende dingen die wij in ons leven hebben zien gebeuren is het woeden van het aids-virus. Deze ziekte heeft ons gedwongen om bepaalde reële aspecten van de menselijke seksualiteit onder ogen te zien en ook om met de dood van vele jonge mensen om te gaan. Ik weet nog goed dat ik voor het eerst iemand hoorde zeggen: “Ik heb aids.” Tot dan toe betekende het hebben van aids dat je doodging en te maken kreeg met de schaamte en veroordeling die met de ziekte samenhingen. Mensen die het virus hadden opgelopen, kozen echter voor een andere benadering en zeiden: “We kunnen niets veranderen aan het feit dat we het hebben, maar we kunnen er wel voor kiezen te leven in plaats van te gaan zitten wachten op de dood.” Misschien is dit een wat dramatische vergelijking (die sommigen wellicht storend vinden), maar zoals ik het zie is er vanuit demografisch en sociologisch oogpunt weinig hoopgevends voor ons als provincie in termen van nieuwe leden of extra mankracht. Maar we kunnen er wel voor kiezen met die realiteit te léven in plaats van moedeloos 2
te worden en maar op de dood te gaan zitten wachten. Ik zeg dit niet als een uitdaging, eerder als een gedachte over de realiteit die ik om me heen zie in onze provincie. Ik weet nog dat br./fr. Joe een paar jaar geleden een e-mail kreeg van br./fr. Peter Rodney, toenmalig Algemeen Raadslid, die de notulen van de vergadering van onze Provinciale Raad kort daarvoor had gelezen. Het bericht kwam hierop neer: “Er gebeurt van alles in West- en Midden-Europa!” Gisteren heb ik zitten werken aan een nieuwsbrief aan de provincie. Degenen onder u die hem al hebben gelezen, weten dat hij beslist niet kort is! Er gebeurt inderdaad van alles in onze provincie, en we zien dit leven bijvoorbeeld terug in de beide verslagen van de Spiritualiteits- en Erfgoedcommissie verderop in dit Bulletin. We kunnen geen van allen de toekomst voorspellen, al is het wel zeker dat we alsmaar ouder worden en er steeds meer van ons wegvallen. Toch kunnen we met mensen blijven werken in onze apostolaatsprojecten, de “zending” waar mogelijk steunen in de provincie, en ons leven in communiteitsverband vorm geven met zorg en respect voor hen met wie we ons leven delen. We kunnen ons, zoals altijd al, laten inspireren door de droom van onze stichter en ons openstellen voor de visie van Maristenleven die het Algemene Kapittel ons heeft voorgelegd. We kunnen nog altijd kaarsen aansteken en ervoor kiezen om geen energie te verspillen aan het vloeken op het duister waar we dat tegenkomen. Ik schrijf deze inleiding niet lang na het versturen van een brief samen met br./fr. Ben Consigli, de Provinciaal Overste van de Verenigde Staten, over ons gezamenlijke vormingsinitiatief voor Philip McGee uit Schotland, die ons om toelating tot het noviciaat heeft gevraagd. Door de samenwerking van onze twee provincies hopen we hem een zo goed mogelijke ervaring te bieden. Uiteraard is het bemoedigend om iemand de keuze te zien maken om zich op dit moment bij onze provincie aan te sluiten, en ik hoop dat meer mannen tot diezelfde keuze zullen komen. Ik twijfel er niet aan dat er behoefte is aan Broeders/Fraters Maristen in onze provincie. Ik ben ook van mening dat onze levenswijze – ondanks onze fouten en beperkingen – aantrekkelijk kan zijn voor mensen die een leven willen leiden waarin ze zich voor anderen inzetten en waarin ze hun trouw aan het Evangelie samen met anderen op een specifieke wijze vorm en invulling geven – een Maristenwijze. Aan het einde van deze inleiding graag een woord van dank aan iedereen die er tijd en energie in heeft gestoken om onze provincie te maken tot wat ze vandaag is. In het bijzonder zijn dat de brs/frs Jacques Scholte en Joe McKee, de eerste twee Provincialen. Ook noem ik graag degenen die een leiderschapsfunctie hebben uitgeoefend, als lid van een Provinciaal Kapittel, een Provinciale Raad, als communiteitsoverste, als lid van een commissie. Verder zouden we geen provincie kunnen zijn zonder het werk van de Communicatiecommissie en de gewillige medewerking van onze vertalers. Bijeenkomsten, retraites en andere vormen van samen-zijn zijn het levenssap van een groep en ik wil iedereen bedanken die de moeite heeft genomen om naar andere landen te reizen om deel te nemen aan provinciebijeenkomsten die de afgelopen tien jaar hebben plaatsgevonden. Door de jaren heen hebben we elkaar beter leren kennen en zijn we ons meer op ons gemak gaan voelen bij elkaar. Dat is een teken van het werken van de Geest. Mogen we de komende jaren op dezelfde manier doorgaan. Nu ik deze brief afsluit, denk ik aan Maria met Pinksteren. Zij was met een groep angstige, verwarde, onzekere mannen in afwachting en zag toen hoe zij een gedaanteverwisseling ondergingen: ze werden enthousiaste, energieke discipelen wier visie het aanzien van de wereld heeft veranderd. Sommigen dachten dat ze gek of misschien dronken waren. Maar als we, net zoals Marcellinus, van een betere, overvloedige en leven-gevende toekomst willen dromen, hebben we wellicht allemaal een beetje gekkigheid nodig om ons aan op te trekken als we ons ontmoedigd voelen door “het onder ogen zien van de werkelijkheid”. Met een hartelijke groet, Br./Fr. Brendan Geary Provinciaal Overste
3
verscheidenheid in bele-ving van Maristenleven zijn geen handicaps ge-weest. In bijeenkomsten, in werkgroepen, in de provinciale raad was “met elkaar in gesprek gaan” het middel om samen provincie te worden.
MET ELKAAR IN GESPREK In mijn beleving is onze provincie begonnen op het vliegveld van Zaventem (Brussel). Het is vermoedelijk in 1997 of 1998 geweest dat P.J., Ronnie, Edouard en ik wachtten op Manfred om samen naar Lissabon te gaan. We gingen naar een van de laatste vergaderingen voor de herstruc-turering van de Europese provincies.
In ontmoetingen werden ontdekkingen gedaan dat in de jaren voorafgaand aan de oprichting van de provincie al veel contacten tussen broeders/fraters uit de vijf landen bestonden. Contacten omdat men elkaar hielp bij bijvoorbeeld de vorming van jonge broeders/fraters. Ook de contacten die in het verle-den bijvoorbeeld tussen twee landen gevoeliger lagen mochten ter sprake komen.
In ons gesprek ging het natuurlijk over mogelijke combinaties van provincies. Heel spontaan kwam toen het idee om serieus te onderzoeken of de toenmalige vier provincies die we vertegenwoor-digden, en de vijf landen daarvan, bij elkaar zouden passen.
We hebben geleerd dat naar elkaar luisteren, met elkaar in gesprek gaan, elkaar opzoeken tot gebeurtenissen kunnen leiden die we eerst niet voor mogelijk hielden. We hebben elkaar krachtiger ge-maakt. In de beginjaren werd een nieuwe dynamiek voelbaar. Dat heeft medebroeders/confraters goed gedaan. Het werk van Marcellinus werd in “Aandachtige Aanwezigheid” in gesprek, zoekend en tastend, soms in nieuwe vormen, voortgezet.
Tegen de tijd dat Manfred aankwam, besloten we hem te zeggen dat de eerste nieuwe provincie gevormd was en dat Duitsland daar deel van uitmaakte. Iedereen kan zich de reactie van Manfred voorstellen! En toch… We hebben serieus met elkaar gepraat en inderdaad, de volgende dag hebben we onszelf in de vergadering gepresenteerd als mogelijke com-binatie.
Iedereen die deel uitmaakt van een groep of gemeenschap weet dat een structuur nodig is om het leven goed te laten verlopen. Het is ons gelukt om het document dat de vier provinciaals op 1 oktober 1999 in Furth tekenden te beperken tot niet meer dan twee bladzijden. De korte tekst was een teken van vertrouwen in elkaar. We hadden niet meer nodig om vast te leggen dat we met elkaar in zee gingen.
Voor de andere deelnemers aan de vergadering was onze presentatie een beetje een overval. Heel begrijpelijk. We hebben ons voorstel staande ge-houden en zoals iedereen weet is onze provincie er gekomen. Het was de tweede voltooide herstruc-turering in de congregatie.
Vertrouwen is een sleutelwoord geworden in het vinden van elkaar. Ook bij gevoelige onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de bestedingen van en het om-gaan met geld, is gebleken dat vertrouwen in elkaar het mogelijk maakt om met eenvoudige en korte teksten te werken. Het leven zoals het zich aandient krijgt dan prioriteit.
De rest van de tijd in Lissabon hebben we gesprek-ken gevoerd en elkaar gevonden op uitgangspunten om het proces van voorbereiding voor het samen-gaan van de vier provincies in gang te zetten. Op het einde van de bijeenkomst was één geschreven bladzijde genoeg om het avontuur van samengaan te beginnen. Twee punten die in dit korte stukje geschiedenis naar voren komen, zijn typerend gebleken voor de eerste jaren van onze provincie: in gesprek met elkaar en vastleggen wat echt nodig is.
Br./Fr. Jacques Scholte
De vijf (of eigenlijk meer) culturen in onze provincie, de vier verschillende talen, de zo uiteen-lopende wetgevingen, de
--------------------------oOo------------------------4
17 JULI 2000: passage uit een brief aan br./fr. Benito, Algemeen Overste, de leden van de Algemene Raad en de broeder/frater Secretaris Generaal – getekend 17 juli 2000 “Ik ben erg gelukkig met het ontstaan van de nieuwe provincie West- en Midden-Europa. Ik moet toegeven dat ik er tijdens het hele proces geen moment droevig om ben geweest. Mijn vreugde was groot toen ik zag dat het proces vooruitging en werkelijkheid werd voor ons Maristen. Alleen toen ik de brief met het besluit van de Algemene Raad ontving, voelde ik heel even een steek in mijn hart, niet langer dan een seconde. Ik ben u dankbaar omdat u steeds zeer welwillend bent geweest bij elke stap die wij hebben mogen zetten.”
10-JARIG JUBILEUM Ik wil op deze pagina graag vertellen over drie onvergetelijke herinneringen die samenhangen met het ontstaan van onze provincie West- en Midden-Europa. HET JAAR 1999 – 1-2 oktober Het eerste weekend van oktober 1999 zijn we in Furth met velen bijeen: Duitsers, Belgen, Schotten, Engelsen, Ieren en Nederlanders, allemaal samen-gekomen voor een voorbereidende bijeenkomst in het kader van de herstructurering van vier provin-cies. Al bij aankomst, op 1 oktober ’s avonds, ontstaat er een sterk gevoel van verbroedering. De volgende dag, 2 oktober, is er een vol programma met serieuze gesprekken die tegelijk ook door eenvoud worden gekenmerkt. Zowel in de kleinere groepen als tijdens de plenaire momenten heerst er een typische Maristensfeer. Die avond zijn alle deelnemers tijdens een feestelijke Eucharistie-viering getuige van een symbolische handeling: de vier Provincialen ondertekenen op het altaar de overeenkomst voor de toekomstige herstructurering tot één provincie. Een gevoel van hoop en vreugde maakt zich meester van de aanwezigen, in gebed met elkaar verbonden. Ter afsluiting van die onvergetelijke 2e oktober volgt er een ontspannen en inspirerende avond, en in ons hart raken we bemoedigd voor de dag van morgen.
MAGNIFICAT! Graag tot nog eens, als God het geeft – bij een volgend jubileum misschien! Br./Fr. Edouard Blondeel --------------------------oOo-------------------------
DE TOEKOMST Peter ziet zijn moeder huilen bij het uien snijden en vraagt haar waarom ze huilt. Ze zegt dat het normaal is dat je gaat huilen als je zulke groente snijdt. Waarop Peter vraagt: “Maar waarom snij je dan geen groente die je aan het lachen maakt?” Voor veel mensen is een jubileum een aanleiding om herinneringen op te halen. Waar denken u en ik aan terug?
HET JAAR 2000 – 15-16 april In mijn dagboek lees ik het volgende: Om 9.00 uur opening van het Kapittel met een gebed, dat met een sterk gevoel van onderlinge ver-bondenheid wordt beleefd. Br./Fr. Jacques Scholte, Provinciaal Overste, is voorzitter van deze zitting. Br./Fr. Ronnie McEwan is gespreksleider. De och-tend gaat snel voorbij en eindigt met een Eucha-ristieviering. Werkelijk alles was goed vanmorgen, HEEL GOED, zoals in het scheppingsverhaal geschreven staat. We hervatten de kapittelzitting om 14.30 uur. Ik ben gespreksleider. We moeten de overeenkomst tussen de vier provincies goed-keuren. De voorgestelde tekst wordt unaniem aangenomen. Ik heb het gemakkelijk als gespreksleider. Het is voltooid, de nieuwe provincie is een feit! Zondag de 16e, Palmzondag, is br./fr. Benito Arbués, Algemeen Overste, bij ons. Het Kapittel stemt en geeft de provincie de naam “West- en Midden-Europa”.
In het jaar 2000 hoorden we zeggen: “We moeten vooruitkijken naar de situatie over vijf jaar. Hoeveel broeders/fraters zijn er dan nog? In welke projecten hebben we dan nog een betrokkenheid?” Sommigen zeiden dat het misschien beter zou zijn om maar gewoon vredig te sterven. In 2005 waren we een stuk nederiger in onze ideeën voor de “lange termijn”. We waren benieuwd wat er de volgende drie jaren allemaal zou gaan gebeuren. En nu is hier het tienjarig bestaan van onze provincie. Tien jaar oud. Voor een mens is dat een leeftijd om nog veel te leren. Voor een goede wijn is het een geschikt moment om ontkurkt te worden. En voor onze provincie? Wat we allemaal hebben weten te bereiken, 5
vormen die ervoor zorgt dat de hoeksteen stevig op zijn plaats ligt.
gezien onze beschikbare man-kracht, is zeer bemoedigend. We zijn in balans: ja, we hebben minder eigen middelen, maar een groter vertrouwen in de mogelijkheden van een religieus leven.
Beste medebroeders/confraters, durven wij, in tegenstelling tot Sara, voor God toe te geven dat we hebben gelachen om de oprichting van deze provincie? Durven wij, naar Abrahams voorbeeld, met God te marchanderen over de komende drie, zes, tien jaar? En durven we te geloven dat onze nakome-lingen zo talrijk zullen zijn als de sterren aan de hemel en de zandkorrels op aarde?
De broeders/fraters zijn blijven reageren op de behoeften die zij in hun omgeving zien. Ze hebben elkaar beter leren kennen, zijn meer gaan samen-werken en accepteren elkaar in hun verscheiden-heid. Enkele nieuwe, toch wel vreemde elementen zijn telkens weer bij ons komen aankloppen. Ze manifesteerden zich in de vorm van leken die zich door Marcellinus’ spiritualiteit geraakt weten. Niet de gemakkelijksten, die mensen. Ze aarzelen niet om de boel overhoop te gooien en erop aan te dringen de dingen met meer diepgang te bekijken. De Geest blijft verrassen.
Br./Fr. Maurice Taildeman --------------------------oOo-------------------------
TIEN JAAR MARISTENPROVINCIE WEST- EN MIDDEN-EUROPA
De afgelopen maanden heeft een man die naar onze maatstaven niet al te jong meer is, uitgesproken dat hij zich aangetrokken voelt tot onze levenswijze. Hij gaat hierin zijn eigen weg. Na hem duchtig aan de tand te hebben gevoeld, geven we hem nu de middelen ter beschikking om alles te leren over onze plek in de Kerk. Dit is opnieuw een voorbeeld van het feit dat het Jezus Christus is die roept. Waarom na tien jaar, vraag ik u.
Dankbaarheid, vreugde, hoop: het zijn de woorden om de afgelopen tien jaar van onze Maristen-provincie mee samen te vatten. God heeft ondanks onze zwakheden grootse dingen gedaan. Magnificat! In deze tien jaar zijn de broeders/fraters en onze leken-Maristen in Duitsland, België, Ierland, Nederland en Groot-Brittannië dichter naar elkaar toegegroeid en hebben zij in een goede onderlinge verstandhouding en echte Maristengeest samenge-werkt, wat een goed voorteken is voor onze toekomst, ondanks dat we ook zwak zijn.
Tien jaar en twee Algemene Kapittels. Twee Algemene Kapittels en tientallen projecten. Tien jaar en vier Provinciale Kapittels. Vier Provinciale Kapittels en enkele min of meer realistische besluiten (sommigen zouden ze misschien “uit de lucht gegrepen” noemen). Broeders/Fraters en leken hebben zichzelf ervan overtuigd dat het mogelijk was deze gekke ideeën te realiseren. Dat ligt in de lijn van het Evangelie.
De provincie West- en Midden-Europa is een vast-staand feit. Ja, God zij geprezen voor wat Hij doet voor ons, Kleine Broeders van Zijn Moeder, die altijd aandachtig aanwezig is bij ons. De weg die we de voorbije tien jaar zijn gegaan, is geen dood spoor gebleken maar ligt wijdopen voor ons. We weten ons uitgenodigd om vol vertrouwen, moedig en creatief naast de jongeren van vandaag te lopen en met “nieuwe harten voor een nieuwe wereld” te werk te gaan.
Tien jaar en vele medebroeders/confraters die gestorven zijn. Het lezen van hun biografieën laat vele facetten zien. Het is een ongebruikelijke mengeling van alles waaruit het leven van een maatschappij bestaat. De trouw van deze mannen van God is een oproep om de uitdaging aan te gaan van een toekomst waarin leven en dood samen de sterke specie
Laten we trots zijn op dit verleden van onze jonge provincie, die nog springlevend is. Laten we dankbaar zijn en de toekomst met vertrouwen tegemoet zien.
6
gang van zaken overhoop gooide. Een dergelijke bereidheid tot samenwerking ten goede van onze geherstructureerde provincie zou ik daarna op nog veel meer gebieden ervaren: mensen die artikelen instuurden, vertalers, technici op alle niveaus, en natuurlijk de Provinciaal Overste zelf, Jacques Scholte, die altijd met steun en bemoediging klaarstond, net zoals zijn opvolger, Joe McKee.
Laten we nieuwe Maristen zijn, die samen met Maria op weg gaan naar een “nieuwe wereld”. Heilige Marcellinus Champagnat, blijf dicht bij uw Kleine Broeders. Wat zal onze toekomst zijn? Laten we haar vol vertrouwen in Maria’s Hart leggen, want “zij heeft alles bij ons gedaan”, zoals Marcellinus ons zegt.
Daarnaast vond ik het erg leuk om kennis te maken met onze communiteiten in België, Nederland en Duitsland (die in GrootBrittannië en Ierland kende ik al), zodat ik ook vandaag nog het juiste gezicht voor me zie bij de namen in ons adressenboekje – en aan velen van hen bewaar ik een leuke anekdote of herinnering.
“Dit werk is niet het onze maar het uwe, Goede Moeder. Dank u wel!” Br./Fr. Theo Van Driessche --------------------------oOo-------------------------
EEN TERUGBLIK Herinneringen aan mijn tijd in “communicatie” Tien jaar geleden, in 2000, had ik me ingesteld op een leven als semi-gepensioneerde in Wolver-hampton (Engeland). Na vele dienstjaren in Afrika en vervolgens Rome vond ik het prima om vanaf de zijlijn toe te kijken hoe de nieuwe provincie West- en MiddenEuropa vorm ging krijgen. Maar toen kwam er een brief van de Provinciaal Overste, Jacques Scholte, die mij vroeg coördinator voor “communicatie” in de provincie te worden. De rest is verleden tijd, zoals men zegt, en ik heb de “communicatie” inmiddels al lang overgedragen aan mensen die er beter in zijn dan ik.
Hoewel er zo veel mensen zijn, wil ik verrassend ge-noeg in het bijzonder iets zeggen over br./fr. Floribert Ngelema uit de communiteit Marie Médiatrice in Genval, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo. Al jarenlang is Floribert volledig verlamd aan zijn benen, en om hem gezelschap te houden bood ik aan hem elke dag Engelse les te geven, voor zover dat mogelijk was. Al gauw begon ik uit te kijken naar zijn hartelijke, stralende lach en raakte ik diep onder de indruk van de kalme, moedige wijze waarop hij zijn zware kruis aanvaardde. We hebben contact gehouden en hij is nog altijd een inspiratie voor mij, vooral als ik zelf een moeilijke periode doormaak.
Toch zijn er nog altijd de herinneringen aan die actieve jaren in het leven van de nieuwe provincie, en ik besef dat het werk mij meer heeft gebracht dan wat ik er zelf aan heb gegeven. Bovenal heeft het me de kans gegeven om op nog meer vlakken onze Maristengeest in actie te zien. Zo was ik van het begin af aan zeer onder de indruk van de hartelijke houding van de communiteit Oeuvre Missionnaire in Genval. Zij waren graag bereid offers te brengen zodat deze buitenlander zich bij hen op zijn gemak zou voelen, hoewel ik toch vrij plotseling op hun stoep stond en hun leven en dagelijkse
Nu we onze tiende verjaardag vieren, ben ik persoonlijk dankbaar voor alles wat ik heb mogen ontvangen door mijn betrokkenheid bij wat er zich in het hart van de provincie Westen Midden-Europa afspeelde. Een bijzondere groet aan br./fr. Floribert, die altijd in mijn gebeden is en met wie ik in gedachten 7
verbonden ben als hij de vijftigste verjaardag van de onafhankelijkheid van zijn geliefde geboorteland viert.
IN HET VOETSPOOR VAN BROEDER FRANÇOIS, PELGRIM IN ROME, 1858 (deel II)
Br./Fr. John Phillips Een artikel voor iedereen die geïnteresseerd is in Rome en in broeder François
--------------------------oOo-------------------------
KATHLEEN M MURPHY In 2006 had ik het voorrecht om in Dublin een bezinningsdag voor de “Maristenfamilie” te leiden, op uitnodiging van de brs/frs Colin Chalmers, Robert Thunus en wijlen Finian O’Byrne. Het thema van die dag was: de vrouwen van het passieverhaal – de titel van mijn eerste boek. Het werd een inspirerende dag met een open, gastvrije en gezellige sfeer onder de aanwezige Maristen: broeders/fraters, zusters, paters en leken.
De enige reden waarom broe-der François een half jaar lang in Rome verbleef, was dat hij de erkenning van het instituut en de regels wilde verkrijgen. Daarom kijken we in dit tweede deel van de samenvatting van zijn dagboek naar wat hij zelf heeft genoteerd over zijn activiteiten op dit vlak. Ten eerste moest hij contact weten te leggen met hoge functionarissen van de Kerk, degenen die het moeizame proces rond de erkenning vooruit konden helpen en tot een succesvol einde brengen door bij de paus hun invloed aan te wenden. Dankzij pater Nicolet van de Paters Maristen kwam al snel een belangrijk contact tot stand met de sleutelfiguur in het proces van de officiële goedkeuring: kardinaal Barnabo, de prefect van de Propaganda Fide, bleek een heel open iemand die de onderneming graag wilde steunen. Tijdens twaalf gesprekken met hem wist broeder François telkens weer nieuwe plannen te
Het was voelbaar dat dit een “familie” was, een die diep geworteld is in Maria en de Schrift en veel waarde hecht aan haar erfgoed. De deelnemers wilden graag meer diepgang geven aan hun spiritualiteit en waren enthousiast over hun apostolaatswerk. Ze waren zich duidelijk bewust van de vele nieuwe behoeften die er bestaan in een Kerk die nog altijd geworteld is in een cultuur van het verleden en wanhopig behoefte heeft aan een nieuwe visie om aansluiting te vinden bij de nieuwe, uitdagende cultuur van de postchristelijke westerse maatschappij van vandaag. Ik ging naar de bijeenkomst met het voornemen om uitdagingen te bieden, om de resultaten van mijn onderzoek en mijn ervaringen van eerdere bezinnings- en gebedsdagen met groepen in Enge-land en Schotland te delen met de deelnemers. Toen ik weer naar huis ging, merkte ik dat ik er frisse kracht en inspiratie had gekregen. Sinds die prachtige, leven-gevende dag in Dublin zijn mijn bewondering, respect en genegenheid voor de Maristenfamilie alleen maar gegroeid. Zij zijn een inspiratie voor zowel religieuzen als leken. Mogen zij gezegend blijven in hun werk in de naam van Maria en in hun reis met Jezus op weg naar God.
Kardinaal Barnabo
bedenken en informeerde hij naar de vorderingen. Hij had ook individuele gesprekken met vier andere kardinalen, onder wie Della Genga, die als prefect van de Romeinse Curie veel invloed had. En hij zocht andere gewichtige mensen op, zoals secre-tarissen en
Dr Kathleen M. Murphy, RSM --------------------------oOo-------------------------
8
begroeting van de paus mocht hij uitgebreid toelichten hoe zijn gesprekken met de kardinalen waren gegaan. De reactie van de paus was diplo-matisch en hoffelijk: “In zulke aangelegenheden verloopt alles zeer langzaam.” Daarna wenste hij hem een behouden thuiskomst. Interessant tot slot is de beschrijving van een speciaal ceremonieel bij het afscheid, namelijk het kussen van het kruis op de schoenen van de paus. De algemene indruk die de paus op hem achterliet beschrijft hij kort en treffend: “Ik voelde me zeer op mijn gemak bij hem.”
de kamerheer van de paus, bisschop Talbot. Met de apostolisch vicaris van Glasgow sprak hij onder andere over de vestiging van de broeders in Schotland in hetzelfde jaar.
De hoogtepunten in dit alles waren uiteraard de drie privéaudiënties bij paus Pius IX. Voor elk daarvan moest hij een referentie voorleggen van de Franse ambassa-deur, de Duc de Gramont. De eerste ontmoetingen met de paus waren een soort beleefdheidsbezoeken om kennis te maken. Tijdens de eerste audiëntie, op 1 maart, bood broeder François hem een memorandum aan dat ook was overhandigd aan alle bisschoppen in wier bisdom de broeders werkzaam waren. Ook gaf hij de paus aanbevelingsbrieven van deze bisschoppen en een rapport over de congregatie. Vervolgens vroeg hij om de apostolische zegen voor alle broeders. In zijn dagboek schrijft hij over deze audiëntie: “O, hoezeer vertegenwoordigt Zijne Heiligheid toch onze Heer!”
Was zijn bezoek aan Rome een succes? We weten dat de erkenning van het Vaticaan er pas in 1863 kwam. Waarom het zo lang duurde? Een groot obstakel wordt door broeder François zelf genoemd: in die tijd werden er in Frankrijk vele congregaties gesticht, die allemaal op officiële goedkeuring wachtten. Voor hem persoonlijk was zijn lange verblijf in Rome een enorme verrijking. Tijdens zijn laatste gesprek met kardinaal Barnabo zegt hij: “Ik ga terug naar Frankrijk met een groot gevoel van geluk om alles wat ik in Rome heb gezien, en ik zal de tijd die ik er heb doorgebracht altijd beschouwen als een van de mooiste periodes van mijn leven.” (wordt vervolgd) Br./Fr. Augustin Erfgoedcommissie
Pius IX
Tijdens de tweede audiëntie, op 15 april, vroeg hij allereerst om het verlenen van 100 dagen aflaat bij het bidden van het officie en om de apostolische zegen voor alle broeders, die van dat moment en de toekomstige. De paus, die hem opnieuw zeer vriendelijk bejegende, hield hem enigszins aan het lijntje door te zeggen dat men op een belangrijke brief uit Parijs wachtte. Ook merkte hij op, als teken van zijn welwillendheid, dat tot dan toe nog geen enkele andere congregatie met zo veel aanbevelingsbrieven van bisschoppen bij hem had gepleit.
Hendlmeier,
--------------------------oOo-------------------------
VERSLAG VAN DE SPIRITUALITEITSCOMMISSIE De Spiritualiteitscommissie is in september 2007 ingesteld met het doel broeders/fraters en leken te helpen bij de beleving van het Spiritualiteitsjaar in het instituut. Tijdens de eerste vergadering werden de volgende doelstellingen voor het Spiritualiteits-jaar vastgelegd: ¾ Elke broeder/frater helpen zijn geestelijke leven te verdiepen; ¾ De broeders/fraters bevestigen in hoe zij Maristenspiritualiteit beleven. Deze doelstellingen golden op twee niveaus, namelijk dat van het individu en dat van de communiteit.
De derde audiëntie, waar hij alleen naartoe ging, omdat broeder Louis-Marie inmiddels naar huis was teruggekeerd, vond plaats op 9 augustus en had het karakter van een afscheidsbezoek. In zijn dagboek gaat broeder François lang in op het ceremonieel voorafgaand aan de audiëntie, dat grote indruk op hem gemaakt moet hebben. Na de 9
De commissie stelde vervolgens een plan op waarin tijd werd voorzien om samen als communiteit het document Water uit de rots te lezen, erover na te denken en te praten. De commissie maakte voor elke communiteitsbijeenkomst een eenvoudige structuur aan de hand waarvan de broeders/fraters intensiever met het document bezig konden zijn. Ook werd er voor elke bijeenkomst een viering voorbereid. Het was de bedoeling dat het Spiritualiteitsjaar in elk land van de provincie werd afgesloten met een gezamenlijke bijeenkomst en viering. Na het Spiritualiteitsjaar werd de commissie gevraagd de communiteiten en leken te helpen bij de voorbereiding op het 21e Algemene Kapittel en op de provinciepelgrimage naar l’Hermitage in 2010.
zoals het Spiritualiteitsjaar en het Algemene Kapit-tel. De commissie is van mening dat er ook mogelijkheden zijn voor verdere activi-teiten om broeders/fraters en leken handreikingen te geven voor het verdiepen van onze Maristenspiritualiteit. Als de volgende Provinciale Raad in zijn plannen een Spiritualiteitscommissie voor-ziet, zou het goed zijn om er een of meer leken in op te nemen.
De leden van de commissie waren de brs./frs. Albert André, Georg Bock, Colin Chalmers en Nicholas Smith. --------------------------oOo-------------------------
Voor de verschillende fases in de voorbereiding op het Algemene Kapittel werd een plan gemaakt, waarbij vieringen werden voorzien voor de maanden februari t/m juni 2009. Daarnaast werd er elke maand een poster m.b.t. het thema van die maand naar de communiteiten gestuurd met het verzoek die in de kapel of een andere plek voor gebed op te hangen. Ook werden er vieringen voor de opening en sluiting van het Kapittel gemaakt en aan de communiteiten gegeven.
MARISTEN ZONDER GENZEN Terug naar het verleden… en de 10e verjaardag van onze provincie West- en Midden Europa. Dit jaar vieren we de 10e verjaardag van onze provincie. Een mooie gelegenheid om daarbij stil te staan en terug te kijken naar de ontstaans-geschiedenis van de provincie in de loop van de voorbije jaren. Vragen we ons tegelijk af of de herstructurering de broeders/fraters ten goede is gekomen en voor welke problemen wij ons nu geplaatst zien. Een andere kwestie die zich aan ons opdringt is na te gaan of, ondanks het complexe takenpakket, men erin geslaagd is een zeker gevoel van eenheid van/in de provincie te creëren, niet zomaar een façade, maar het gevoel dat men werkelijk, in hart en geest, tot een eenheid behoort ? Het lijkt mij toe dat er nog een lange weg te gaan is… maar we zijn in ieder geval op de goede weg !
Onlangs heeft de commissie de laatste hand gelegd aan een animatieplan voor de communiteiten en lekengroepen ter voorbereiding op de provinciepel-grimage naar l’Hermitage in augustus 2010. Dit plan wordt de komende maanden verstuurd, beginnende met de start van de pelgrimage na het Provinciale Kapittel in februari 2010. Evaluatie: De bijdrage van de commissie aan het gebedsleven van de communiteiten is door de oversten tijdens hun verschillende bijeenkomsten als positief beoordeeld. Ondanks de verschillende talen binnen de commissie konden de leden efficiënt werken. Uitdagingen: Het taalprobleem vormde een uitdaging, vooral voor wat betreft het vertalen van vieringen. Toekomst: Het werk van de huidige commissie was gericht op bepaalde evenementen
Bij een allereerste terugblik naar het verleden van de provincie valt dat gevoel van saamhorigheid wel op. Dat komt allicht door het feit dat, hoewel erg verschillend van elkaar, wij geografisch en ook historisch als het ware bij elkaar horen. Zoals het menselijk lichaam samengesteld is uit een romp en ledematen, bestaat onze provincie uit drie landen die centraal zijn gelegen in Europa en twee landen helemaal in het westen ervan. Voor die twee landen (Ierland en Groot-Brittannië), zijn de contacten met andere delen van de provincie minder talrijk en is het gevoel van
10
België vrij ver terug en waren succesvol. Het verdient aanbe-veling die contacten in ere te herstellen want ze vormen een mooi voorbeeld voor onze provincie en hebben, zonder het eigenlijk te weten, het terrein voorbereid op de vorming van de huidige provincie.
saamhorigheid dan ook minder sterk en de contacten minder gemakkelijk. Landen als België, Nederland en Duitsland voelen zich historisch en geografisch dichter bij elkaar in tegenstelling tot Ierland en GrootBrittannië. Dat komt vooral door het feit dat de oorsprong van onze vroegere provincies dezelfde was. Het zou ons te ver brengen om daar nu dieper op in te gaan. Toch dient hier vermeld dat van uit Beaucamps, vooral in de 19e eeuw, enkele broeders/fraters naar GrootBrittannië zijn gegaan. Laten we ons maar beperken tot een korte samenvatting van onze gemeenschap-pelijke Maristen-geschiedenis. Enkele opvallende feiten.
Aan de hand van de Annalen van Recklinghausen kunnen we ons een idee vormen van wat die wederzijdse contacten eigenlijk betekenden voor de communiteit van Recklinghausen, voor de fraters van Azelo en Nijmegen en voor de Belgische broeders, met name die van Aarlen. Lange tijd heeft men geprobeerd die contacten te onderhouden. Het was niet alleen een vriendschappelijke kennismaking, maar ook een waardevolle bijdrage tot een daadwerkelijk saamhorigheidsgevoel van/als Maris-ten over grenzen heen. Die wederzijdse bezoeken werden in de loop der jaren uitgebreid en kregen een soort van regelmaat. Er werd zelfs een soort “bezoekrooster” gepland.
De vroegere Belgische provincie en ook de Duitse provincie zijn voortgekomen uit de provincie Beaucamps. Van daar uit ontstond de eerste vesti-ging in België en in 1914, vanuit Aarlen, ook die in Duitsland. De nauwe betrekkingen tussen de Belgische en de Duitse broeders/fraters zijn dus zeker niet van recente datum. Dat komt natuurlijk door het feit dat heel wat Duitse novicen in Aarlen hun opleiding En de contacten van de Nederlandse Maristen met die van Duitsland zijn ook niet van recente datum, want de Duitse fraters, weggejaagd door het naziregime, stichtten in 1937 een eerste huis in Almelo. Daar ga ik niet verder op in, want de Ne-derlandse fraters zijn van plan een eigen geschie-denisoverzicht te maken.
Een beknopt overzicht van die Annalen : De eerste melding van een bezoek van de fraters van Azelo gaat terug tot 30 mei 1955. Letterlijk staat er: “Bezoek van de fraters van Azelo. Het was een prettige ontmoeting.”
Het zal dan ook duidelijk zijn dat die historische en geografische contacten tussen die drie landen een nauwere samenwerking tussen de communiteiten in de hand hebben gewerkt en aan de basis liggen van de nieuwe provincie. Die situatie was anders in de andere landen. Was er destijds al een gevoel een soort eenheids-gevoel? Is het besef dat men tot één en dezelfde Maristenfamilie behoort toegenomen als een gevolg van talrijke wederzijdse visites?
Er gingen drie jaar voorbij tot de volgende ontmoeting. Ook op 30 mei maar dan in 1958. Dat was het eerste bezoek van de fraters van Nijmegen. En vanaf 1959 volgt een hele serie van die wederzijdse bezoeken. Eerst die van de huisoverste van Azelo en kort daarna, in maart 1959, het bezoek van de communiteit van Recklinghausen aan Nijmegen. Ook waren er bijeenkomsten met het duidelijk doel de band te versterken tussen de Maristen van de drie landen.
Enkele opvallende details kunnen ongetwijfeld het gevoel van “samen-leven” in onze provincie versterken.
04-04-1961: Onze confraters uit Nijmegen (11) en van Azelo (6) zijn vandaag onze gasten.
Zo gaan de contacten tussen de broeders/fraters van Recklinghausen en die van Nederland en 11
contacten die wij hadden met medebroeders/confraters uit andere landen. Helaas, vanaf 1970 … zijn er in de Annalen geen sporen meer te vinden van die zogenaamde “driehoeksverhouding” (de afstand tussen de drie huizen onderling bedraagt immers ongeveer 120 km).
23-09-1961: Excursie van ons lerarenkorps aan Azelo en kennismaking met onze Nederlandse collega’s. De Nederlandse fraters hebben zich uit-gesloofd om ons, tot ieders tevredenheid, zo goed mogelijk te ontvangen. 25-11-1961: De leraren van Azelo zijn op hun beurt bij ons te gast. Ze krijgen de gelegenheid om bij ons een paar lessen mee te maken. Daarna, bezoek aan de kapel, gezellig samenzijn en middageten. Onze Nederlandse collega’s hebben dat bezoek zozeer gewaardeerd dat ze tot 20.00 uur gebleven zijn.
Een kort overzicht van onze relatie met Belgische broeders toont aan dat de communiteit van Recklinghausen een soort voorbeeldfunctie heeft vervuld voor wat die internationale contacten betreft. Daarbij was Aarlen de meest voorkomende bestemming.
12-06-1962: Ontmoeting van de drie communiteiten, Recklinghausen, Azelo en Nijmegen in Nijmegen. Eveneens een prettige bijeenkomst die de onderlinge band tussen ons versterkt.
Enkele concrete voorbeelden : 18-08-1960: Twintig scholastieken uit Aarlen zijn bij ons te gast (Bezoek aan Dortmund). 18/19-08-1961: Vijf medebroeders uit MontSaint-Guibert logeren bij ons.
14-07-1962: Bijeenkomst van de fraters en de docenten van Nijmegen in Recklinghausen. Even-eens een prettige bijeenkomst; onze gasten waren zeer tevreden.
29-09-1962: Twaalf Vlaamse broeders die in Nijmegen een cursus volgen bezoeken ons. 01-04-1964 : De hele communiteit van Aarlen komt op bezoek. Vanuit Aarlen vertrokken de eerste broeders naar Recklinghausen. Het was een mooie familiereünie bij gelegenheid van de 50e verjaardag van de stichting en van het ontstaan van de Duitse provincie. 16/18-05-1964: Wederzijds bezoek van onze com-muniteit aan die van Aarlen.
29-09-1962: Excursie van ons lerarenkorps aan Nijmegen en hernieuwde contacten met de collega’s van Azelo. De ontvangst was erg goed. Die ontmoetingen tussen docenten zijn niet alleen harte-lijk, maar zijn ook zeer leerzaam.
26-08-1964: Acht medebroeders uit Brussel bij ons op bezoek. 20-07-1965: Bezoek van negen broeders/fraters uit België en uit Nederland.
14-04-1963: Onze fraters gaan naar Azelo, waar ze ook die van Nijmegen treffen.
14-07-1966: Tien Belgische broeders bij ons op bezoek.
07-06-1965: Zestien Nederlandse fraters komen op bezoek. Acht ervan gaan de kolenmijn van Walsum bezoeken.
28-03-1968: Op de dinsdag na Pasen bezoeken ons 40 medebroeders uit Beaucamps en uit andere hui-zen van Noord-Frankrijk.
1968: De voorbije maanden hebben we diverse Belgische, Nederlandse, en ook Ierse en Brazili-aanse broeders/fraters op bezoek gehad. De meeste studeren in Leuven.
Hier laat ik het bij. Die vele voorbeelden tonen duidelijk aan dat onze provincie in het verleden een voorbeeldfunctie heeft vervuld op het gebied van het leggen en uitbouwen van wederzijdse contacten. Laten we dat niet vergeten. Tevens is het een aanmoediging om
Zoals eerder vermeld, het zijn alleen maar enkele voorbeelden van nauwe en talrijke
12
Nieuwsbrief en het Bulletin van de provincie te plaatsen; het standaar-diseren van procedures bij het overlijden van een broeder/frater; en het maken van een pro forma “persoonlijk profiel” dat de communiteitsoversten ter beschikking werd gesteld en door de broeders/ fraters ingevuld moest worden. Ook ging de commissie met de langetermijnprojecten aan de slag.
onze onderlinge geestelijke verwantschap in herinnering te brengen. Bij het vieren van de 10e verjaardag van onze provincie zou ik de wens willen uiten dat voorafgaande gedachte-gang een aansporing moge zijn voor al onze broeders/ fraters, ook voor degenen die “het verst” wonen, opdat zij zich op hun manier dichter bij ons kunnen voelen.
− Immers, over de grenzen heen, maken wij allen deel uit van dezelfde grote familie. Onze voorgangers hebben een mooi voorbeeld gegeven van dat gevoel van saamhorigheid. Laten we dat niet vergeten, en laten we trots zijn op wat zij gerealiseerd hebben. Broeders/fraters, laten we naar elkaar toegaan ! Br./Fr. Augustin Hendlmeier − voor de erfgoedcommissie
−
--------------------------oOo------------------------−
VERSLAG VAN DE ERFGOEDCOMMISSIE VOOR HET PROVINCIALE KAPITTEL
−
Deze commissie werd in 2008 ingesteld om zich bezig te houden met de historische en geestelijke nalatenschap van de provincie en congregatie. De vijf leden ervan waren de brs/frs Finian O’Byrne (Ierland), Augustin Hendlmeier (Duitsland), Jean Coumans (België), John Parker en Colin Chalmers (beiden uit Groot-Brittannië). Finian werd tot voor-zitter benoemd. Zijn plotselinge overlijden in sep-tember 2009 was een groot verlies voor de commis-sie en de provincie.
Tijdens de laatste vergadering in oktober 2009 hebben de commissieleden aanbevelingen op-gesteld voor de nieuwe provincieleiding. De belangrijkste aanbeveling was om opnieuw een Erfgoedcommissie met een geschikte voorzitter te benoemen, om verder te werken aan de langetermijnprojecten. De taken van de nieuwe commissie zouden o.a. zijn:Het bewaren en be-schikbaar maken van materiaal m.b.t. de geschiedenis van de provincie. Dit houdt in: het inrichten en bijhouden van archieven in elk land en het interviewen van oudere mede-broeders/confraters. Het schrijven en publiceren van een geschie-denis van de provincie. Het maken van een korte geschiedenis van elk huis in de provincie, inclusief de huizen die gesloten zijn. Het maken van een overzicht van de verschil-lende soorten apostolaatswerk in de geschie-denis van de provincie. Het samenstellen van lijsten van gestorven medebroeders/confraters om in de kapel van de communiteit te bewaren ter herinnering aan de overledenen.
− Ook heeft de commissie de nieuwe Provinciale Raad aanbevolen om in elk land van de provincie een huis aan te wijzen waar de plaatselijke archieven worden ondergebracht en bijgehouden.
Tijdens een van de eerste vergaderingen deelde de commissie haar werk in twee categorieën in: korte- en langetermijnprojecten. De kortetermijnprojecten, die grotendeels al afgewerkt of nog gaande zijn, waren o.a. het opstellen van biografieën van alle broeders/fraters die sinds 2000 zijn overleden in de provincie; het informeren over het werk van de commissie door artikelen in de
Br./Fr. Colin Chalmers Erfgoedcommissie
13
REQUIESCANT IN PACE 2000 -2010 Julien DeCruyenare Henri Vinckier Gerbert Bringmans John Daly Paul Delnatte Robert Nicolas Robert Sosson Hilarion Raulf Henri Poncin Kevin McGarry Gandolf Hengeler Alois Schwind Gallus Wehrli Léon Weber Thomas Doheny Nicolas Heinen Michel Sulmon Otmar Grehl André Verplancke Henri Castelain Finian O'Byrne
Dominic Dickins Pierre Hooghe Dominiek Houben Roger Vande Velde Richard Féchir Bernard McGroarty Albert Vandecasteele Korbinian Giftthaler Donald Anthony MacNeil Pat Sheils Johannes Schubert Robert Schmitt André Leconte Rafael Maria Maierbeck Philip McCormack Eugène De Wergifosse Olaf Piper Frank McGovern Damiaan Declerck Mark Cunningham Lucas McKeating
Antoine Maraite Maurice Bosmans Anton Geißler Jean Marie François Thomas Francis McCann Roger Leenesonne Meinrad Zerhoch Joseph Gavin Theophile Hilbert Brian O'Halloran André Chalon René Mathay Ignace Mertes Jozef Bossaert Willy De Kée Remi Descamps Martin Palmer Hilaire Pfeiffer Michel Vandaele George Boyle Felim McCrann
Bruno Graf Gilles Verbeure Thomas Jackson Alphons Moors Richard Bruno Kick Thomas Keady Dietfried Fink Johann Klein Etienne Serneels Leo Bauer Peter Felten Christopher Ferrie Pierre Dewerchin Jean-Marie Duvivier Camille Auwerx Jean Biren Manfred Gschrey Herman Haarhuis Roger Stirn Andries Devos Willy Klein
Nevermore (een gedicht van de moeder van wijlen br./fr. Chris Mannion, Algemeen Raadslid)
No thrush’s song in early morn, When from wakeful night the day is born No sunlight on a tranquil sea No moon, no star, no melody No waterfall or butterfly No blossomed tree or cloudless sky No flower scent or rainbow bright Can evermore be my delight. No loving words can ease the pain When only memories remain, And when in sunset’s golden hue I say a prayer and think of you, Sure as a circle has no end My broken heart will never mend.
Niet het zingen van een lijster ’s morgens heel vroeg, als uit een slapeloze nacht de dag geboren wordt… Niet het licht van de zon boven een kalme zee, niet de maan of een ster of een melodie… Niet een waterval of een vlinder, niet de bloesem in een boom of een wolkeloze hemel… Niet de geur van een bloem of een heldere regenboog zal mij ooit nog echte vreugde brengen. Geen liefdevolle woorden kunnen de pijn verlichten, als nog slechts herinneringen overblijven. En als ik in het gouden licht van de avondzon een gebed uitspreek en aan jou denk, dan weet ik, zoals ik weet dat een cirkel geen einde heeft, dat mijn gebroken hart nooit meer heel zal zijn.
Terry Mannion 1994
14