10
ELEKTRISCHE COMPONENTEN IN EEN EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVING
ATEX
Pagina
Introductie
02
ATEX Richtlijn 94/9/EG
03
Gevaarlijke omgevingen
04-05
Identificatie
06
Beveiligingsmethoden
07
Apparatuurgroepen / Temperatuurklassen
08
Beveiligingsmethoden "d" en "m"
09
Beveiligingsmethoden "i" en "e"
10
Standaardisatie organisaties
11
Certificatie
12
Normalisatie instituten
13
CENELEC - CEN normen
14
Internationale normen
15
Beschikbare certificaten en producten
16
V1005-NL-R6b
10
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving INTRODUCTIE INLEIDING Een toevallige ontbranding in een ruimte waarin zich grote hoeveelheden gas, dampen of nevels en/of stof bevinden, kan een ontploffing veroorzaken. Daarom zijn er op internationaal niveau maatregelen genomen om materiële schade en verlies van mensenlevens te voorkomen. Deze maatregelen hebben hoofdzakelijk betrekking op de chemische en petrochemische industrie waar een gevaarlijke omgeving kan ontstaan bij de productie, verwerking, transport of opslag van brandbare producten. Zij zijn eveneens van toepassing op installaties waar ontvlambare stof wordt geproduceerd of bij verwerking van vpoeders, graanproducten of granulaat (slijpen en zeven).
ENKELE DEFINITIES • Wat is een explosiegevaarlijke omgeving?
B
Een ontploffing kan zich voordoen wanneer 3 factoren aanwezig zijn: A
De zuurstof in de lucht = altijd aanwezig
B
De brandstof (stofdeeltjes, dampen of gasnevels, stof)
C
Een ontbrandingsbron: Elektrische apparaten/installaties of een willekeurige warmtebron
Een vonk of een vlam is niet de enige oorzaak voor een ontploffing. Een verhoging van de oppervlaktetemperatuur van een apparaat kan al een ontploffing veroorzaken wanneer het de ontbrandingstemperatuur van het omgevende gas of een mengsel van substanties overschrijdt.
A
Eén van de 3 factoren wegnemen = elk risico uitsluiten
C
Wat is een explosiegevaarlijke omgeving? Dit is een omgeving die explosief kan worden (het gevaar is potentieel aanwezig) als gevolg van lokale of operationele condities in een installatie zoals b.v. lekkage, breuk in een leidingwerk, temperatuurvariaties, enz. Wat is een gas- en stofexplosiegevaarlijke omgeving? Dit is een omgeving die bestaat uit een mengsel van lucht, onder atmosferische condities, en brandbare bestanddelen in de vorm van gas, dampen, nevels of stofdeeltjes waarin de verbranding zich na ontbranding voortplant over het gehele mengsel (definitie volgens Richtlijn 1999/92/EG).
Wat is het fundamentele verschil tussen een gas- en een stofexplosiegevaarlijke omgeving? Het is de dichtheid. De dichtheid van gassen en dampen is ca. 1.000 maal kleiner dan die van stof. Gas wordt in de lucht verspreid als gevolg van convectie en diffusie, waardoor een homogene atmosfeer wordt gecreëerd. Daar stof zwaarder is dan lucht, heeft deze de neiging sneller op de bodem neer te komen. Wat zijn de karakteristieke kenmerken van een explosieve atmosfeer veroorzaakt door stof? Een stoffige atmosfeer kan explosief worden als aan de volgende vier voorwaarden wordt voldaan: - De stof dient ontvlambaar te zijn (stofdeeltjes zijn in het algemeen < 0,3 mm). - De atmosfeer dient een oxydatiemiddel te bevatten (in het algemeen zuurstof, zelfs in een zeer kleine hoeveelheid). - De stof dient in beweging te zijn (de explosie zal worden veroorzaakt door de extreem snelle ontbranding van de stof door zuurstof in de lucht) - De stofconcentratie dient binnen het explosieve bereik te vallen (in de regel, is de minimum grens voor een explosie ca. 50 g/m³.)
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-2
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving ATEX RICHTLIJN 94/9/EG DOELSTELLINGEN VAN DE ATEX RICHTLIJN 94/9/EG (“ATmosphères EXplosibles”) Om een vrije distributie van de producten waarop deze van toepassing is, te garanderen binnen de Europese Unie. Om handelsbarrieres te verwijderen via de nieuwe benadering door een definitie van de essentiële vereisten van de veiligheid en gezondheid waardoor een hoog niveau van bescherming wordt gegarandeerd (Bijlage II van Richtlijn 94/9/EG). Onder één richtlijn zowel mijn- als oppervlakte-apparatuur te laten vallen. Om het werkingsgebied in vergelijking tot nationale verordeningen te vergroten door voor de eerst maal essentiële eisen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid te verstrekken voor: - niet-elektrische apparatuur geschikt voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen [EN 13463-1 (2001)]; - apparatuur bestemd voor gebruik in stoffige omgevingen alsmede in beveiligingssystemen; - apparaten bestemd voor gebruik buiten explosiegevaarlijke atmosferen die noodzakelijk zijn of bijdragen aan het veilige functioneren van apparatuur of veiligheidssystemen
WELKE VERPLICHTINGEN HEEFT DE FABRIKANT VOLGENS DEZE RICHTLIJN? De fabrikant heeft de enige en uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de overeenstemming van zijn product aan de van toepassing zijnde richtlijnen. Hij draagt verantwoordelijkheid voor: - het verzekeren van de overeenstemming van zijn producten aan de richtlijn (verstrekken van certificaat van overeenstemming); - het ontwerpen en het construeren van zijn producten overeenkomstig de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen; - het opvolgen van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming van het product.
INGANGSDATUM Vanaf 1 juli 2003, dienden alle producten die in de EG op de markt wrrden gebracht te voldoen aan richtlijn 94/9/EG. Reeds geïnstalleerde apparatuur diende, echter, niet vervangen te worden door nieuwe apparatuur die voldoet aan de ATEX richtlijn.
WAT GEBEURT ER MET PRODUCTEN IN DE OVERGANGSPERIODE? Alle producten gemarkeerd overeenkomstig de ATEX richtlijn kunnen onmiddellijk op de markt worden gebracht.
Tot 30 juni 2003, mocht de oude benadering nog steeds worden toegepast. De oude benadering echter: - bevat geen gevaarlijke omgevingen (alleen gedefinieerd door IEC specificaties); - vereist geen CE markering; - houdt geen rekening met stoffige omgevingen; - is alleen van toepassing op elektrische apparatuur volgens de EN 50014 tot 50039 normen.
Na 30 juni 2003, is men verplicht te voldoen aan de ATEX richtlijn om vrije uitwisseling van de producten in de Europese Unie mogelijk te maken. Alleen de nieuwe benadering is geldig. Deze omvat: - Gevaarlijke omgevingen (zie pagina's 4 en 5); - CE markering (zie pagina 6); - Stoffige omgevingen; - De geharmoniseerde 3de edities van de CENELEC EN 50014 serie normen (zie pagina 13).
10
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-3
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving GEVAARLIJKE OMGEVINGEN ENIGE GESCHIEDENIS De indeling van gevaarlijke omgevingen in zones is gebruikt om het vereiste veiligheidsniveau te bepalen voor elektrische apparatuur die geïnstalleerd is in omgevingen die in potentie explosiegevaarlijk zijn als gevolg van ontvlambare gassen of dampen [EN60079-10, IEC 60079-10 (1995)]. Daar deze benadering succesvol bleek, is deze eveneens toegepast voor stof. Normen EN 1127-1 en IEC 61241-3 uit 1997 definiëren een indeling in drie zones.
DEFINITIE VAN EEN ZONE WAAR EEN EXPLOSIEGEVAARLIJKE ATMOSFEER KAN ONTSTAAN De indeling van een installatie in een bepaalde gevarenzone heeft twee doelstellingen (volgens ATEX 1999/92/EC): - Om de categorieën apparatuur te definiëren die in de aangegeven zones gebruikt wordt, mits deze geschikt zijn voor gassen, dampen, nevels en/of stof. - Om gevaarlijke plaatsen in te delen in zones om ontstekingsbronnen te voorkomen en om de juiste overeenkomstige elektrische en niet-elektrische aparatuur te selecteren. Deze zonering is gebaseerd op de waarschijnlijkheid van de aanwezigheid van een explosief mengsel.
Groep I : Apparatuur bestemd voor gebruik in mijnbouw. Groep II : Apparatuur bestemd voor gebruik bovengronds. Zone
Categorie
Aanwezigheid van een explosieve atmosfeer
Groep II apparatuur: (voor definitie van groepen zie pag. 8) Zone 0 Zone 20
Categorie 1 G (G voor Gas) Categorie 1 D (D voor Stof)
Permanent, frequent of gedurende lange periodes
Zone 1
Categorie 2 G (of Categorie 1 G, indien nodig)
Tijdelijk
Zone 21
Categorie 2 D (of Categorie 1 D, indien nodig)
bij normaal gebruik (waarschijnlijk)
Zone 2 Zone 22
Categorie 3 G (of Categoriëen 1 G of 2 G, indien nodig) Categorie 3 D (of Categoriëen 1 D of 2 D, indien nodig)
Bij gelegenheid aanwezig of korte periode (nooit bij normaal gebruik)
Groep I apparatuur: (mijnbouw) Categorie M1
Aanwezigheid (methaan, stof)
Categorie M2
Kans op aanwezigheid (methaan, stof)
De classificering van de installatie is de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Hij dient iedere installatie individueel te evalueren om de onderlinge verschillen te bepalen. Afzonderlijke inschattingen dienen te worden gemaakt voor plaatsen met een explosiegevaarlijke atmosfeer veroorzaakt door gassen, dampen, nevels en veroorzaakt door stof.
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-4
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving GEVAARLIJKE OMGEVINGEN
A
Zone 0
Zone 1
Zone 2
Zone 22
B
Zone 21
Filterzak
10
Zone 20 Stof afscheider
VOORBEELDEN VAN ZONERING Tekening A
voor een explosiegevaarlijke omgeving veroorzaakt door gas:
Zone 0
Zone 1
Zone 2
Tekening B
voor een explosiegevaarlijke omgeving veroorzaakt door stof:
Zone 20
Zone 21
Zone 22
Bovenstaande tekeningen A en B zijn slechts ter illustratie en mogen in geen geval als model of leidraad worden gebruikt voor het ontwerp van een reële installatie ; hiervoor is de ontwerper aansprakelijk.
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-5
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving IDENTIFICATIE
Specifiek symbool voor explosiegevaarlijk: - Elektrische apparatuur (EN 50014) overeenkomstig een beschermingsgraad volgens de Europese normen EN 50015 tot EN 50028 (zie pags 9 en 10). - Niet-elektrische apparatuur (EN 13463-1) en beschermingsgraad Pr EN 13463-2, 3, 4, 6 en 7, EN 13463-5 (12/2003), EN 13463-8 (2003).
Epsilon x markering voor apparatuur voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen.
Identificatienummer van de keurinstantie (NoBo) dat het EG-Typecertificaat uitgeeft. (Voorbeeld: 0081 = LCIE)
Vvolgens de Europese richtlijnen, CE markering.
HOE WORDEN ATEX GECERTIFICEERDE COMPONENTEN VOOR EXPLOSIEGEVAARLIJKE RUIMTEN GEIDENTIFICEERD? "d" "e" "i" "m" "n" "o" "p" "q"
"c"
: : : : : : : : :
Drukvaste behuizing Verhoogde veiligheid intrinsieke veiligheid "ia""ib" Ingegoten Niet vonkend Onderdompeling in olie Interne onderdrukking Poedervulling Constructieve veiligheid
WIJZE VAN BESCHERMING
II 2 G EEx d II 2 GD c
0081
II 2 D
I: Mijnen II: Bovengrondse industrie (zie pagina 8)
Apparatuur categorie (G = gas...; D = stof) M1 M2 1 G of 1 D 2 G of 2 D 3 G of 3 D
APPARATUUR GROEPEN
TEMPERATUURKLASSEN
(zie pagina 8)
(zie pagina 8)
(zie pagina 7)
0081 0081
IIC IIB
T4 T85°C T6
IP 65
T 135°C
Beschermingsgraad voor magneetkoppen (EN 60529) bij een gespecificeerde temperatuurklasse
Maximum oppervlaktetemperatuur (Beperking door aanwezigheid van stofwolken)
Stoffige omgevingen
Markering volgens ATEX 94/9/EG Additionele markering voor elektrische apparatuur volgens EN 50014 Additionele markering voor niet-elektrische (mechanische) apparatuur volgens EN 13463-5
MARKERINGSVOORBEELD Tamb.
R
BP17 28111 LUCE FRANCE
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-6
(EN 50018) (EN 50019) (EN 50020) (EN 50028) (EN 50021) (EN 50015) (EN 50016) (EN 50017) (EN 13463-5)
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving BESCHERMINGSMETHODEN WELKE BESCHERMINGSMETHODEN KENNEN WE ? Een beschermingsmethode is het totaal van de beschermende maatregelen die toegepast worden op elektrische componenten ter voorkoming van ontbranding van de explosiegevaarlijke omgeving.
Beschermingstype
Zones
0
"d"
●
2 ●
De delen die de explosiegevaarlijke atmosfeer kunnen doen ontbranden zitten in een behuizing die bestand is tegen de druk die wordt ontwikkeld bij een interne explosie van een explosiegevaarlijk mengsel en die voortzetting van de explosie naar de explosiegevaarlijke omgeving voorkomt.
●
●
Verwijst naar elektrisch materiaal met een hoge veiligheidscoëfficient. Dit materiaal is vrij van extreem hoge temperaturen en kan geen elektrische vonken aan de binnen- en buitenzijde ontwikkelen bij gebruik onder normale omstandigheden
●
●
●
●
●
"e"
"ia"
1
"i" "ib" "m"
●
"n"
●
●
Circuit waarin een vonk of thermisch effect voortgebracht onder de door de norm voorgeschreven voorwaarden (normale werking en storing) geen ontsteking van een gas/lucht mengsel kan veroorzaken.
●
Beschermingswijze waarbij het elektrisch materiaal in olie gedompeld is
"p"
●
●
Beschermingswijze waarbij een inert gas/lucht onder een hogere druk dan de omgevingsdruk in de behuizing wordt aangebracht.
"q"
●
●
Beschermingswijze waarbij de behuizing gevuld is met een poedermateriaal.
●
Beschermingswijze waarbij constructieve maatregelen worden getroffen om beveiliging te waarborgen tegen een mogelijke ontsteking door bewegende delen, warm geworden oppervlakken, vonken en adiabatische compressie (koppelingen, remmen, lagers, veren...).
●
U
L
C
Beschermingswijze voor elektrische apparatuur die is ontworpen zodat het niet de explosiegevaarlijke omgeving zal ontsteken onder normale bedrijfsomstandigheden en onder zekere fout voorwaarden zoals aangegeven in de norm. Er zijn 5 categorieën materieel: nA (niet-vonkend), nC (hermetisch afgesloten), nR (beperkt ademend), nL (beperkte energie) en nP (onder druk).
●
●
R
Beschermingswijze waarbij de onderdelen van elektrische apparatuur, die door vonken of verwarming tot ontsteking zouden kunnen leiden, zodanig in een compound zijn ingegoten dat deze in een explosiegevaarlijke omgeving niet kunnen ontsteken.
"o"
"c"
Symbolische voorstelling
Omschrijving
ASCO/JOUCOMATIC biedt: - een breed pakket gecertificeerde magneetventielen met beschermingswijze"d", "m", "em", "n" of "i". - gecertificeerde magneetventielen, schuifventielen, cilinders en persluchtverzorgingsapparatuur met type "c" bescherming Zie onze productselectie op: www.ascojoucomatic.nl
10
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-7
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving APPARATUURGROEPEN / TEMPERATUURKLASSEN CLASSIFICATIE VAN GASSEN INGEDEELD NAAR GASGROEPEN Groep I : Elektrische apparatuur voor gebruik in ondergrondse mijnen, en die gedeeltes van oppervlakte installaties van deze mijnen, die kans maken om te worden blootgesteld aan vuurdampen en/of ontbrandbare stoffen
Group II : Elektrische apparatuur voor gebruik in andere plaatsen die kans maken om te worden blootgesteld aan explosieve omgevingen (oppervlakte industrie). Voor de types bescherming "d" en "i", is groep II onderverdeeld in IIA, IIB, IIC. Bijvoorbeeld de "d" en "i" types bescherming zijn resp. onderverdeeld volgens de Maximum Experimental Safe Gap (MESG) en de Minimum Igniting Current (MIC). Elektrische apparatuur IIB kan worden gecertificeerd voor gebruik met een gas van groep IIC. In dat geval wordt de indentificatie gevolgd door de chemische formule of de naam van het gas (voorbeeld: EEx d IIB + H2). De onderstaande tabel geeft een aantal gasmengsels die tot deze 2 groepen behoren:
Groep
Gas
I
(°C)
T1
aceton azijnzuur ammoniak ethaan methyleenchloride methaan (CH4) koolmonoxide propaan
540 485 630 515 556 595 605 470
● ● ● ● ● ● ● ●
n-butaan n-butyl
365 370
zwavel-hexafluoride n-hexaan
270 240
acetaldehyde ethyl ether
140 170
ethylnitrite
90
Temperatuurklassen T2 T3 T4 T5 T6
methaan (mijngas)
A II
Ontstekingstemperatuur (1)
(2)
B C
ethyleen ethyloxide waterstofsulfide acetyleen (C2H2) zwavelkoolstof (CS2) waterstof (H2)
● ● ● ● ● ● ●
425 429-440 270
● ●
305 102 560
●
● ●
●
(1) Temperatuur van een warm oppervlak welke de ontsteking van een gasmengsel kan veroorzaken. De ontstekingstemperatuur van het gasmengsel moet hoger zijn dan de maximum oppervlaktempetatuur. In praktijk, wordt een veiligheidsmarge van 10 tot 20% genomen tussen de ontstekingstemperatuur en de markeringstemperatuur. De ontstekingstemperatuur van een stofwolk ligt in het algemeen tussen de 300 en 700°C. Bij 150 tot 350°C, is de ontstekingstemperatuur van een laag stof aanzienlijk lager dan die van een stofwolk. Een brandende stoflaag kan een stofexplosie initiëren wanneer deze in contact komt met een ontvlambare stofwolk, dientengevolge dient met deze waarden rekening te worden gehouden om het risico te beperken.
TEMPERATUURKLASSE De temperatuurclassificatie is gebaseerd op de maximum oppervlaktetemperatuur van de apparatuur. D.w.z. de hoogste temperatuur die een deel van of het gehele oppervlak van een elektrisch apparaat kan bereiken onder de meest ongunstige bedrijfsomstandigheden die ertoe kunnen leiden dat een explosiegevaarlijke atmosfeer wordt ontstoken. Groep I : Temperatuur ≤ 150°C of ≤ 450°C volgens ophoping van koolstofdeeltjes op de apparatuur Groep II : Apparatuur dient te worden geclassificeerd en overeenkomstig te worden gemarkeerd: - bij voorkeur met de temperatuurklasse (T classificatie) - gedefinieerd door de oppervlaktetemperatuur of, - beperkt tot de gespecificeerde ontvlambare gassen of stoffen waarvoor ze zijn goedgekeurd, indien nodig (en overeenkomstig gemarkeerd). Temperatuurklasse
Maximum oppervlaktetemperatuur (2) (°C)
T1 T2 T3 T4 T5 T6
450 300 200 135 100 85
Ontstekingstemperatuur (1) (°C) > > > > > >
450 300 200 135 100 85
(2) De maximum oppervlaktetemperatuur dient te worden vastgesteld en geschikt te zijn voor het aanwezige type stof (apparatuur gemarkeerd voor zone 21). Om ontsteking van stoffige omgevingen te voorkomen dient de maximum oppervlaktetemperatuur beperkt te worden. Overschrijd in geen geval: - 2/3 van de auto-ontstekingstemperatuur van de gespecificeerde stofwolk, - de auto-ontstekingstemperatuur van een 5 mm laag stof minus 75°C.
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-8
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving BEVEILIGINGSMETHODEN WELKE BEVEILIGINGSMETHODEN VOLGENS EN 50014 HEBBEN BETREKKING OP ASCO/JOUCOMATIC? ASCO/JOUCOMATIC heeft de volgende 3 beveiligingsmethoden toegepast:
Voornaamste karakteristieken
Definities DRUKVASTE BEHUIZING Dit is de meest gebruikte beveiligingsmethode. Standaard componenten worden omsloten door een stevige behuizing die speciaal is ontworpen voor gebruik in explosiegevaarlijke omgevingen.
CONSTRUCTIE De EN 50018 norm omschrijft 2 hoofdkarakteristieken voor de constructie van de behuizing "d" om de voortschrijding van een interne ontsteking naar buiten onmogelijk te maken. Voor behuizing "d" zijn twee afmetingen gespecificeerd. - de lengte van de explosieveilige afdichting "L" (in mm) - de "maximum expermimental safe gap (MSEG)" "i" (in mm). vlakke cilindervormige ineengrijpende afdichting afdichting afdichting 1
2
3
c
i
d L=c+d L
Bijzondere kenmerken:
"d"
- Houdt een interne explosie binnen een stabiele behuizing;
L
De genoemde afmetingen hangen af van de afdichting en het volume van de behuizing en van de gasgroepen. Voorbeeld: bij een afdichtingslengte L = 12,5 mm en een volume in de behuizing van ≤ 100 cm3. De "MSEG" zal bedragen: I : 0,5 mm met afdichtingen 1 IIB : 0,2 mm met afdichtingen 2 1 2 IIA : 0,3 mm met afdichtingen 1 IIC : 0,15 mm met afdichtingen 3 2
- Waarborgt dat de ontsteking zich niet kan voortplanten naar de omgeving;
AANSLUITING via gecertificeerde wartel - Houdt de buitentemperatuur van de behuizing onder de ontstekingstemperatuur van de omgevende gassen of dampen
4
4
5 6
IINGEGOTEN Dit is de recentste beveiligingsmethode die door CENELEC wordt erkend. Eenvoudig te installeren op talrijke producten.
behuizing wartel ring
6
5
7 8
EEx d
7
8
deksel kabelklem (op verzoek)
CONSTRUCTIE De EN 50028 norm bepaalt dat deze beveiligingsmethode gebruikt moet worden in geval van te hoge spanning of stroomsterkte bij elektrische storingen zoals: - kortsluiting van een intern onderdeel; - blokkering magneetafsluiter bij open stroomkring. De aanwezigheid van een zekering bij AC is nodig. De maximale oppervlaktetemperatuur mag de gecertificeerde temperatuurklasse niet overschrijden. De spoel en de elektrische onderdelen moeten worden ingekapseld (voorbeeld: epoxyhars).
"m"
10 Bijzondere kenmerken: - Omsluit in een compound de delen die de explosieve omgeving kunnen doen ontsteken; - Voorkomt ontsteking van de explosiegevaarlijke atmosfeer
AANSLUITING Met kabel met 3 geleiders, verzonken in de compound en zorgend voor een perfecte afdichting van de explosiegevaarlijke omgeving.
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-9
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving BEVEILIGINGSMETHODEN Definities
Karakteristieken
INTRINSIEKE VEILIGHEID Deze methode van beveiliging houdt rekening met de minimale ontstekingsenergie benodigd om een explosieve omgeving tot ontsteking te brengen. Elk circuit is zo ontworpen dat deze energie nooit aanwezig is, niet bij normale werking, niet bij bepaalde storingen.
Hoe? - Door beperking van de maximale stroom en van de nulspanning; - Door beperking van de thermische of elektrische energieophoping. In tegenstelling tot de andere beveiligingsmethoden die van toepassing zijn op afzonderlijke delen, geldt deze voor het gehele circuit. Voorbeeld van intrinsiek veilig circuit: ExplosiegevaarOngevaarlijke zone lijke zone
"i"
WAAROP IS EN 50 020 GEBASEERD? Explosiegroepen: Identiek aan type "d", IIA-IIB-IIC. Energie accumulatoren: De inductanties of capacitanties kunnen bij het openen/sluiten van het circuit een deel van deze energie vrijgeven die zich voegt bij het reeds beschikbare ontstekingsvermogen. Er wordt dan een veiligheidscoëfficiënt toegepast. En de onderdelen? Er wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsiekveilige apparatuur en de daarmee geassocieerde componenten waarbij deze afzonderlijk wel of niet intrinsiek veilig kunnen zijn.
APPARATUUR VOOR ELEKTRISCHE VOEDING barrière Beperkt het in een cicuit beschikbare vermogen tot welomschreven waarden. De spanning wordt beperkt door zenerdioden, terwijl de intensiteit wordt beperkt door weerstanden (standaard barrières) of door elektronische systemen (bijzondere barrières). Zorgt voor scheiding tussen een intrinsiek en niet -intrinsiek circuit, zonder galvanische scheiding. Om de barrière correct te doen werken, moet ze worden verbonden aan een referentiepotentiaal nul (equipotentiale aarde). Dit is een voordeel ten opzichte van de interfaces (zie hieronder), waarvoor een gemeenschappelijke massa noodzakelijk is. 1
Versterker Regelaar
Rv D1
D2
EEx i
2
Ontvanger of opnemer
1 2
U1
+ -
3
zekering Zener diodes nulpotentiaal (equipotentiale aarde of mazenaarde)
3
En de zones? Sommige onderdelen kunnen fouten vertonen (betrouwbaarheid). De intrinsiek veilige onderdelen worden ingedeeld in "ia" en "ib" volgens het aantal toegestane fouten en de plaatsing in de overeenkomstige gevaarlijke zones: "ia" (zones 0, 1 en 2) : 2 storingen = intrinsiekveilig "ib" (zones 1 en 2)
: 1 storing = intrinsiekveilig
VERHOOGDE VEILIGHEID Voorkomt de aanwezigheid van elke toevallige ontstekingsbron: vlamboog of vonken.
Hoe?
“e”
- Gebruik van kwalitatief hoogwaardige isolatiematerialen; - Min. IP54 bescherming; - Speciale behuizing met aansluitingen die niet los kunnen gaan zitten; - Rekening houdend met specifieke temperatuurklassen; - Conformiteit van kabelwartels en naamplaten.
Galvanische scheiding (interface) Er bestaan andere intrinsiekveilige apparaten met galvanische scheiding die geschikt zijn voor uiteenlopende toepassingen: - Voedingszenders voor 2-draads convertoren; - Zenders; - Convertoren: temperatuur, elektropneumatisch I/P of P/I; - Versterkingsrelais; - Voedingsblokken met galvanische scheiding. De spanning U2 die aan de ingang van een interface moet worden aangebracht is lager dan U1 van de barrière (U2 < U1). 1 gelijkrichter 1 2 4 5 3 + 2 filter U2 - 3 besturingslogica 6 4 galvanische scheiding (transformator) 5 regeling van uitgangsspanning 6 galvanische scheiding (opto-couplers)
WAAROP IS EN 50019 GEBASEERD? Explosiegroep: I of II; Groep II bevat subdivisies IIA-IIB-IIC. Temperatuurklasse: De temperatuur waarmee rekening moet worden gehouden is die van het warmste punt van de apparatuur in zijn geheel en niet die van de externe temperatuur zoals het geval is bij drukvaste behuizingen. De temperatuuurclassificatie is identiek aan beveiligingsmethode “d”.
AANSLUITING Zorgvuldig verbonden gecertificeerde kabelwartel die altijd op het product gemonteerd geleverd wordt.
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-10
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving NORMALISATIE INSTITUTEN SAMENWERKING IEC/CENELEC De hoofdnorm van CENELEC EN 50014 (Algemene regels) voor Elektrische Componenten in explosiegevaarliijke ruimten verscheen in 1977. Het ging om een uittreksel uit de Publikaties 79 van de IEC. Sindsdien zijn deze 2 instellingen steeds hechter gaan samenwerken. De bilaterale akkoorden van september 1996 hebben als voornaamste doel de uitwerking en publicatie van de normen te versnellen door een beter gebruik van interne hulpmiddelen en lopende werkzaamheden.
WIE ZIJN DEZE 2 INSTELLINGEN? IEC De Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC), opgericht in 1906, heeft zijn hoofdkantoor in Genève; deze commissie is momenteel samengesteld uit 43 nationale comités. De commissie heeft tot doel "de internationale samenwerking voor alle normalisatie-aangelegenheden en alle aanverwante aangelegenheden zoals de certificering op het gebied van elektriciteit en elektronica te sturen om zo de internationale uitwisselingen te bevorderen". De IEC werkt onder meer samen met de Internationale Normalisatie-organisatie (ISO) sinds 1976. CENELEC Het Europees Elektrotechnisch Normalisatiecomité (CENELEC) is een in Brussel gevestigde technische organisatie, die bestaat uit de nationale Elektrotechnische Comités van 28 Europese landen (Estland, Letland, Polen en Slovenië werden in januari 2004 lid, Cyprus is sinds 1 februari 2004 lid) en 7 aangesloten landen. Dit comité heeft tot doel de normen van deze landen te harmoniëren tot een enkele Europese Norm "EN". De normalisatie-activiteiten zijn in 1958 van start gegaan waarbij de naam CENELEC is aangenomen in 1973, bij de uitbreiding van de Europese Gemeenschap. Binnen CENELEC is het Technisch Comité 31 belast met de voorbereiding van de normen van elektrisch materiaal voor explosiegevaarlijke omgevingen.
IEC Commission of the European communities
European Free Trade Association
CENELEC
National committees
Full participation of all interested parties
ELECTROTECHNICAL STANDARDS for EUROPE
WHAT IS CEN? Het CEN (European Committee for Standardisation) werkt nauw samen met CENELEC. CEN is een “Europees forum” voor normalisatie, met de uitzondering van elektrotechniek, die koestert en organiseert relaties tussen regeringen, overheidsinstanties, fabrikanten, gebruikers, consumenten, vakbonden etc. Dit wordt met name bereikt door: - harmonisering van gepubliceerde nationale normen en de promotie van ISO normen; - uitwerken van nieuwe EN normen, ontwikkelen van procedures voor de gezamenlijke erkenning van testresultaten etc. (voorbeeld: Normen EN 13463-1 tot 8 voor niet-elektrische apparatuur).
WAT ZIJN DE ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN STANDAARDISATIE IN EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVINGEN? Het ontwikkelen van nieuwe richtlijnen ter ondersteuning van de harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten van de Europese Unie is toevertrouwd aan CENELEC en CEN. Belangrijke data om te onthouden: - 23 maart 1994: Verwezenlijking van richtlijn 94/9/EG (ook genoemd ATEX of ATEX 100A) ter vervanging van richtlijn 76/117/EEG, 79/196/EEG, 82/130/EEG. Deze richtlijn vormt de basis van de huidige regelgeving met betrekking tot elektrische en niet-elektrische apparatuur voor explosiegevaarlijke omgevingen. - Vanaf 1996: Omzetting van de richtlijn in de lidstaten van de Europese Unie. Start van de overgangsperiode waardoor een progressieve aanpassing van de te produceren producten aan de eisen van de richtlijn kan worden gerealiseerd.
10
- 30 juni 2003, einde van de overgangsperiode: Alle producten die vanaf 1 juli 2003 op de markt worden gebracht in de Europese Unie dienen te voldoen aan de regels voor de veiligheid en gezondheid zoals vastgelegd in de richtlijn 94/9/EG (zie pagina 3).
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-11
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving CERTIFICATIE WIE GEEFT HET CONFORMITEITSCERTIFICAAT UIT? Enkele erkende instellingen of testhuizen volgens EN 45001, zoals hieronder aangeduid. De door deze instellingen uitgereikte conformiteitscertificaten worden erkend door alle lidstaten van de Europese Unie.
Land
Testhuis
Oostenrijk
TÜV-A
België
AIB
Tsjechische rep.
FTZU
Denemarken
DEMKO
Finland
VTT INERIS
Frankrijk
LCIE
N°
Technischer Überwachungs-Verein - Österreich - Wien
408 26
Vinçotte International S.A. - Bruxelles Fyzikalne Technicky Zkusebni Ustav S.P. - Radvanice
1026
Danmarks Elektriske Materielkontrol - Herlev
539
VTT Industrial Systems (VTT Tuotteet ja Tuotanto) - VTT
537
Institut National de l’Environnement Industriel et des Risques - Verneuil-en-Halatte Laboratoire Central des Industries Electriques - Fontenay-aux-Roses Institut Scientifique des Services Publics - Colfontaine
Duitsland
80 81 492
TÜV
Technischer Überwachungs-Verein Nord CERT - Hannover
32
TÜV
TÜV Anlagentechnik Unternehmensgruppe TÜV Rheinland/Berlin-Brandenburg - Köln
35
PTB
Physikalisch-Technische Bundesanstalt - Braunschweig
102
TÜV
Technischer Überwachungs-Verein Product Service - München
123
DMT
Deutsche Montan Technologie - Essen
158
Deutsche Gesellschaft zur Zertifizierung von Managementsystemen - Frankfurt
297
Forschungsgesellschaft für Angewandte Systemsicherheit und Arbeitsmedizin - Mannheim
588
Bundesanstalt für Materialforschung und Prüfung - Berlin
589
Institut für Sicherheitstechnik - Institut an der Technischen Universität - Bergakademie - Freiberg
637
Prüf-und Zertifizierungsstelle - Braunschweig
820
Centro Eletrotecnico Sperimentale Italiano - Milano
722
BAM IBEXU ZELM EX Italië
CESI
Luxemburg
SNCH
Société Nationale de Certification et d’Homologation - Sandweiler
499
Nederland
KEMA
KEMA Quality B.V. - Arnhem
344
NEMKO AS - Oslo
470
DET Norske Veritas AS - Hovik
575
Testing and Certification LTD - Leatherhead
359
SIRA
Certification Service Sira Test & Certification Limited - Kent
518
Verenigd
EECS
Electrical Equipment Certification Servicehealth and Safety Executive - Buxton
600
Koninkrijk
TRL
Compliance Services LTD - Up Holland
891
Noorwegen
NEMKO DET ITS
BASEEFA 2001 Spanje
LOM
Zweden
SP
Zwitserland
SEV
British Approval Service for Electrical Equipment in Flammable Atmospheres - Buxton
163
Swedish National Testing and Research Institute LTD - Boras
402
Swiss Electrotechnical Association - Fehraltorf
Welke verplichtingen houdt dit voor de installateur in? - Hij moet gecertificeerde producten selecteren voor explosiegevaarlijke omgevingen onder specifieke voorwaarden. -
1258 (2003)
Wat betekent dit voor de fabrikant?
- Hij moet ze installeren conform elke door de gebruiker omschreven zone.
En voor de gebruiker? - Hij is verantwoordelijk voor het gebruik van gecertificeerde componenten in gevaarlijke zones. - Hij moet instaan voor alle normale onderhoudsverrichtingen, en voor de veiligheid van installatie en personeel.
Bestaan er nog andere nationale beschermingswijzen die niet door CENELEC worden erkend? -
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-12
1180
Laboratorio Oficial Jose Maria de Madariaga - Madrid
Volgens EN 50014 "Algemene Regels", verkrijging van het certificaat (EG typegoedkeuringscertificaat uitgegeven door een erkend testhuis): - bewijst de conformiteit van het materiaal met de norm/richtlijn; - machtigt de fabrikant een kopie van het Certificaat af te leveren; - verleent het testhuis dat het certificaat uitreikt, de toegang tot de productie-eenheden van de fabrikant. De markering van een gecertificeerd product moet het volgende omvatten: - Naam van de constructeur of van zijn gedeponeerd handelsmerk; - Omschrijving van het door deze constructeur geleverde product; - Identificatie van de markeringscode (vb.: EEx d IIC T4); - Naam of logo van het testhuis; - Referentie naar het Certificaat.
Logo
hermetische beschermingswijze "H" erkend in Nederland; beschermingswijze met beperkte aanzuiging "R" erkend in Nederland speciale beschermingswijze "S" erkend in Nederland en Duitsland Norm ICS-6 ANSI/NEMA 7, 9 (USA).
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving NORMEN DE EUROPESE NORMEN De oude norm voor elektrische apparatuur (EN 50014) werden vastgesteld aanvang 1997. Een tweede herziene versie is gepubliceerd in 1993. Om deze normen te kunnen gebruiken heeft de Europese Commissie een Richtlijn 97/53/EG uitgegeven waardoor het mogelijk is het conformiteitscertificaat volgens de Richtlijn 94/9/EG uit te geven. De tweede uitgave van de normen vormt de basis voor de derde uitgave. Geen fundamentele technische wijzigingen zijn nodig om conformiteit te verzekeren met de essentiële veiligheidseisen zoals neergelegd in de richtlijn. Voorbeelden van derde uitgaven van de EN 50014 serie gepubliceerd of onder publicatie: (3) (4) - EN 50014 “Algemene eisen” (1997) + wijzigingen (1999) / EN 50018 (2000) / EN 50019 (2000) / EN 50020 (2002) / EN 50021 (1999) Andere normen: EN 50281-1-1/2 en EN 50281-2-1 (1998) (CENELEC, stoffen); EN 13463-1 tot 8 (niet-elektrische apparatuur, CEN). Tijdens het continue standaardisatieproces voor elektrische apparatuur, zullen IEC normen progressief worden overgenomen als CENELEC normen. Deze normen kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van de nummering (serie 60000 b.v. EN 60079-10, classificatie van gevaarlijke gasomgevingen volgens ATEX).
VERGELIJKINGSTABEL TUSSEN NATIONALE NORMEN EN CENELEC NORMEN EN 50014 (Algemene eisen) (1)
Lidstaten
Nationale normen
Oostenrijk België Cyprus Tjechische Rep. Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije IJsland Ierland Italië Letland Litouwen Luxemburg Malta Nederland Noorwegen
Lidstaten
Nationale normen
Polen Portugal Slowakije Slovenië Spanje Zweden Zwitserland Verenigd Koninkrijk
ÖVE EN 50014 : 1996 NBN-EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 CSN EN 50014 : 1998 / A1-A2 DS/EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 EVS-EN 50014 : 2001 SFS-EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 NF EN 50014 : 1999 DIN EN 50014 (VDE 0170/0171 Teil 1) : 2000 ELOT EN 50014 1999 / A1-A2 : 2000 MSZ EN 50014 : 2001 IST EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 I.S. EN 50014 : 1998 / A1-A2 : 1999 IEC EN 50014 : 1998 / A1-A2 : 1999 LVS EN 50014 : 2002 + A1 + A2 LST EN 50014 + A1 + A2 + AC : 2000 EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 MSA EN 50014 : 2001 / A1-A2 : 2002 NEN-EN 50 014 : 1997 / A1-A2 : 1999 NEK EN 50 014 : 1997 / A1-A2 : 1999
PN-EN 50014 : 2002 EN 50014 : 1997 / A2 : 1999 STN EN 50014 / A1-A2 : 2000 SIST EN 50014 : 2000 / A1-A2 : 2000 UNE EN 50014 : 1999 SS EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 SN EN 50014 : 1997 / A1-A2 : 1999 BS EN 50014 : 1998 / A1-A2 : 1999
Aangesloten landen (2) Bulgarije Croatië Roemenië (1)
(2)
BESCHERMINGSTYPES
Nationale normen BDS EN 50014 : 2002 / A1-A2 : 2002 HRN EN 50014 : 1997 SR EN 50014 : 2003 / A1-A2 : 2002
: Norm is niet van toepassing op elektrische apparaten ontworpen voor medisch gebruik, testapparatuur en ontstekingscircuits van springstoffen. : Aangesloten landen (origine: Cenelec 2004): Albanië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Croatië, Roemenië, Turkije, Oekraïne.
Type
"d"
"e"
"i"
"m"
CENELEC normen
EN 50018
EN 50019
EN 50020
EN 50028
ÖVE/ÖNORM EN 50018 / A1 NBN-EN 50018: 2000 CSN EN 50018 ED. 3: 2001/A1: 2002 DS EN 50018: 2000 / A1: 2002 EVS EN 50018: 2001 / A1: 2002 SFS-EN 50018: 2000 / A1: 2002 NF EN 50018: 1996 DIN EN 50018 (VDE 0170/0171 Teill 5/A1): 2001 ELOT EN 50018: 2001 / A1: 2002 IST EN 50018: 2000 / A1: 2002 MSZ EN 50018: 2001 / A1: 2003 I.S. EN 50018: 2001 / A1: 2002 IEC EN 50018: 1995 / A1: 2003 LST EN 50018: 2001 / A1: 2002 LVS EN 50018: 2002 + A1 EN 50018: 2000 MSA EN 50018: 2001 / A1: 2002 NEN-EN 50018: 2000 / A1: 2002 NEK-EN 50018: 2000 / A1: 2002 PK-EN 50018: 2002 EN 50018: 1994 SIST EN 50018 : 2001/ A1: 2003 STN EN 50018 : 2001/ A1: 2003 UNE EN 50018: 2001 SS EN 50018: 2000/ A1: 2002 SN EN 50018: 2000/ A1: 2002 BS EN 50018: 2000/ A1: 2002
ÖVE/ÖNORM EN 50019: 2001 NBN EN 50019: 2000 CSN EN 50019 ED. 3: 2001/OPR.1: 2003 DS EN 50019: 2000 EVS EN 50019 : 2001 SFS-EN 50019: 2000 NF C 23-519 DIN EN 50019 (VDE 0170/0171 Teil 6/A1): 2001 ELOT EN 50019: 2001 IST EN 50019: 2000 MSZ EN 50019: 2000 I.S. EN 50019: 2001 IEC EN 50019: 1998 LST EN 50019: 2001 LVS EN 50019: 2002 EN 50019: 2000 MSA EN 50019: 2001 NEN-EN 50019: 2000 NEK-EN 50019: 2000 PK-EN 50019: 2002 EN 50019: 1994 SIST EN 50019: 2000 STN EN 50019: 2001 UNE EN 50019: 2002 SS EN 50019: 2000 SN EN 50019: 2000 BS EN 50019: 2000
Lidstaten Oostenrijk België Tsjechische Rep. Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland IJsland Hongarije Ierland Italië Litouwen Letland Luxemburg Malta Nederland Noorwegen Polen Portugal Slovenië Slowakije Spanje Zweden Zwitserland Verenigd Koninkrijk
Nationale normen ÖVE EN 50020: 1996 NBN EN 50020 (E3): 1995 CSN EN 50020: 1996 DS EN 50020: 1998 SFS EN 50020: 1995 NF EN 50020: 1995 DIN EN 50020: 1996 ELOT EN 50020: 1995 IST EN 50020: 1994 MSZ EN 50020: 2003 I.S./ EN 50020: 1994 IEC EN 50020: 1998 LST EN 50020 + AC: 2000 LVS EN 50020: 2002 EN 50020: 1994 MSA EN 50020: 2001 NEN-EN 50020: 1995 NEK-EN 50020: 1994 PK-EN 50020: 2000 EN 50020: 1994 SIST EN 50020 : 1999 UNE EN 50020: 1997 SS EN 50020: 1994 SN EN 50020: 1994 BS EN 50020: 1995
ÖVE-EX / EN 50028:1988 NBN C 23-108 (E1): 1988 CSN EN 50028: 1994 DS EN 50028: 1995 SFS 4094: 1990 NF C 23-528: 1987 DIN VDE 0170/0171 Teil 9: 1988 ELOT EN 50028: 1991 IST L 107: 1991 MSZ EN 50028: 1992 I.S./ EN 50028: 1989 IEC 31-13: 1989 LVS EN 50029: 2002 EN 50028: 1987 MSA EN 50028: 2001 NEN-EN 50028: 1995 NEK-EN 50028: 1987 EN 50028: 1987 SIST EN 50028 : 1999 UNE EN 50028: 1996 SS EN 50028: 1989 SEV-AVE 1099: 1988 BS 5501, Part 8: 1988
HRN EN 50020 : 1997 TS EN 50020 : 1996
HRN EN 50028 : 1999 SR EN 50028 : 1995 TS EN 50028 : 1996
10
Aangesloten landen (2) Bulgarie BDS EN 50018 : 2002 BDS EN 50019 : 2002 Croatië Roemenië Turkije (3) : Norm EN 50018 wordt vervangen door EN 60079-7 (2003) vanaf 1/7/2006. (4) : Norm EN 50021 wordt vervangen door norm EN 60079-1 (2003) vanaf 1/7/2006.
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-13
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving CENELEC NORMEN - CEN NORMEN VERGELIJKINGSTABEL TUSSEN CENELEC EN NATIONALE NORMEN WIJZEN
Beschermingstype "n"
CENELEC normen
EN 50021 (1)
ontvlambare stoffen constructie en testen EN 50281-1-1
ÖVE/ÖNORM EN 50021 : 1999 NBN EN 50021 : 2002 CSN EN 50021 : 2000 DS EN 50021 : 1999 / Corr.: 2000 EVS EN 50021 : 2001 SFS-EN 50021 : 1999 NF EN 50021 : 2000 DIN EN 50021 (VDE 0170/0171 Teil 16) :2000 ELOT EN 50021 : 2000 MSZ EN 50021 : 1999 I.S. EN 50021 : 2001 IST EN 50021 : 1999 CEI EN 50021 : 2000 LST EN 50021 + AC : 2000 LVS EN 50021 : 2002 EN 50021 : 1999 MSA EN 50021 : 2001 NEN-EN 50021 : 1999 NEK-EN 50021 : 1999 PN-EN 50021 : 2002 EN 50021 : 1999 STN EN 50021 : 2002 SIST EN 50021 : 2000 UNE EN 50021 : 2000 SS EN 50021 : 1999 SN EN 50021 : 1999 BS EN 50021 : 1999
ÖVE/ÖNORM EN 50281-1-1/1: 2002 NBN EN 50281-1-1/1: 2002 CSN EN 50281-1-1 / A1:2002 DS EN 50281-1-1/A1: 2002 EVS EN 50281-1-1: 2001/A1: 2003 SFS-EN 50281-1-1: 1998/A1: 2003 NF EN 50281-1-1/A1: 2003 DIN EN 50281-1-1/A1: 2002 ELOT EN 50281-1-1/A1: 2002 MSZ EN 50281-1-1 : 2000 I.S. EN 500281-1-1/A1: 2002 IST EN 50281-1-1: 1998/A1: 2002 CEI EN 50281-1-1/A1: 2002 LST EN 50281-1-1+AC:2000/A1: 2002 LVS EN 50281-1-1: 2002 + A1 EN 50281-1-1: 1998 MSA EN 50281-1-1: 1998/A1: 2002 NEN-EN 50281-1-1: 1998/A1: 2002 NEK-EN 50281-1-1: 1998/A1: 2002 PN-EN 50281-1-1: 2002 EN 50281-1-1 : 1998 STN EN 50281-1-1/A1: 2003 SIST EN 50281-1-1: 2000/A1: 2002 UNE EN 50281-1-1/A1: 2002 SS EN 50281-1-1/A1: 2002 SN EN 50281-1-1: 1998 / A1:2002 BS EN 50281-1-1: 1999/AMD:2002
ÖVE/ÖNORM EN 50281-1-2: 1998 NBN EN 50281-1-2 : 1998 CSN EN 50281-1-2 DS EN 50281-1-2: 1998 / Corr.: Dec EVS EN 50281-1-2 : 2001 SFS EN 50281-1-2 : 1999 NF EN 50281-1-2 : 2000 DIN EN 50281-1-2 (VDE 0165 Teil 2): 1999 ELOT EN 50281-1-2 : 1999 MSZ EN 50281-1-2 : 2003 I.S./ EN 50281-1-2 : 1999 IST EN 50281-1-2 : 1998 CEI EN 50281-1-2 : 1999 LST EN 50281-1-2 + AC : 2000 LVS EN 50281-1-2: 2002 + A1 EN 50281-1-2 : 1998 MSA EN 50281-1-2 : 2001 NEN-EN 50281-1-2 : 1998 NEK-EN 50281-1-2 : 1998 PN-EN 50281-1-2 : 2002 EN 50281-1-2 : 1998 STN EN 50281-1-2 : 2002 SIST EN 50281-1-2 : 2000 UNE EN 50281-1-2 : 1999 SS EN 50281-1-2 : 1999 SN EN 50281-1-2 : 1998 BS EN 50281-1-2 : 1999
ÖVE-EX / EN 50028 :1988 CSN EN 50281-3 : 2002 DS EN 50281-3 : 2002 EVS EN 50281-3 : 2003 SFS EN 50281-3 : 2002 NF EN 50281-3 DIN EN 50281-3 (VDE 0165 Teil 102) ELOT EN 50281-3 : 2002 MSZ EN 50281-3 : 2003 I.S./ EN 50281-3 : 2002 IST EN 50281-3 : 2002 LVS EN 50281-3 : 2002 MSA EN 50281-3 : 2002 NEN-EN 50281-3 : 2002 NEK-EN 50281-3 : 2002 STN EN 50281-3 : 2003 SIST EN 50281-3 : 2003 SS EN 50281-3 : 2002 SN EN 50281-3 : 2002 -
BDS EN 50281-1-1 : 2002 HRN EN 50281-1-1 : 2000 SR EN 50281-1-1 : 2003 -
BDS EN 50281-1-2 : 2002 HRN EN 50281-1-2 : 2000 SR EN 50281-1-2 : 2003 -
-
Lidstaten Oostenrijk België Tsjech. Rep. Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije Ierland IJsland Italië Litouwen Letland Luxembourg Malta Nederland Noorwegen Polen Portugal Slowakije Slovenië Spanje Zweden Zwitserland Verenigd Konkinkrijk
ontvlambare stoffen installatie en onderhoud EN 50281-1-2
ontvlambare stoffen classificatie van atmosferen EN 50281-3
Nationale normen
Aangesloten landen Bulgarije Croatië Roemenië Turkije (1)
BDS EN 50021 : 2002 HRN EN 50021 : 2000 -
: Norm EN 50018 wordt vervangen door norm EN 60079-1 (2003) per 1/7/2006.
VERGELIJKINGSTABEL TUSSEN CEN EN NATIONALE NORMEN
CEN normen
niet-elektrische apparatuur basis methode en eisen
niet-elektrische apparatuur bescherming door constructionele veiigheid, "c"
EN 13463-1
EN 13463-5 (2003/12/03)
Nationale normen
Lidstaten Oostenrijk België Tsjech Rep. Denemarken Estland Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije IJsland Irerland Italië Litouwen Luxembourg Malta Nederland Noorwegen Polen Portugal Slowakije Slovenië Spanje Zweden Zwitserland Verenigd Koninkrijk
ÖVE ÖNORM EN 13463-1 NBN-EN 13463-1 CSN EN 13463-1 DS / EN 13463-1 EVS- EN 13463-1 : 2001 SFS-EN 13463-1 NF EN 13463-1 DIN EN 13463-1 ELOT EN 13463-1 MSZ EN 13463-1 : 2002 IST EN 13463-1 : 2001 I.S. EN 13463-1, Part 1 : 2002 UNI EN 13463-1 LST EN 13463-1 : 2002 EN 13463-1 : 2001 MSA EN 13463-1 : 2002 NEN-EN 13463-1 NEK-EN 13463-1 PN EN 13463-1 : 2002 EN 13463-1 STN EN 13463-1 SIST EN 13463-1 : 2002 UNE-EN 13463-1 SS EN 13463-1 SN EN 13463-1 : 2001 BS EN 13463-1 : 2001
Aangesloten landen Bulgarije BDS 13463-1 : 2002 Croatië HRN EN 50021 : 2000
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-14
ÖVE ÖNORM EN 13463-5 UNI EN 13463-5 SS EN 13463-5 BS EN 13463-5 -
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving INTERNATIONALE NORMEN INTERNATIONALE CLASSIFICATIE VAN ZONES Normen
Explosiegevaarlijke omgevingen
IEC CENELEC
Zone 0 (gassen, dampen of 20 (stoffen) permanent, frequent of gedurende langere periode
Zone 1 (gassen, dampen) of 21 (stoffen) intermittent bij normaal bedrijf (waarschijnlijk)
Zone 2 (gassen, dampen) of 22 (stoffen) soms of voor korte periode (nooit bij normaal bedrijf)
Zone 0
Zone 1
Zone 2
NEC 505
US NEC 500
Divisie 1
Divisie 2
INTERNATIONALE BESCHERMINGSWIJZEN Zone
Certificering
Type bescherming UL
FM
CSA
IEC
CENELEC
0
Intrinsiekveilig "ia" Klasse I, Div. 1
UL 2279, Pt.11 ANSI/UL 913
__ FM 3610
CSA-E79-11 CSA-157
IEC 79-11 __
EN 50020 __
1
Ingegoten "m" Drukvaste behuizing "d" Verhoogde veiligheid "e" Intrinsiekveilig, "ib" Onderdompeling in olie "o" Poedervulling "q" Inwendige overdrukbeveiliging "p"
UL 2279, Pt.18 UL 2279, Pt.1 UL 2279, Pt.7 UL 2279, Pt.11 UL 2279, Pt.6 UL 2279, Pt.5 UL 2279, Pt.2
FM 3614 FM 3618 FM 3619 FM 3610 FM 3621 FM 3622 FM 3620
CSA-E79-18 CSA-E79-1 CSA-E79-7 CSA-E79-11 CSA-E79-6 CSA-E79-5 CSA-E79-2
IEC 79-18 IEC 79-1 IEC 79-7 IEC 79-11 IEC 79-6 IEC 79-5 IEC 79-2
EN 50028 EN 50018 EN 50019 EN 50020 EN 50015 EN 50017 EN 50016
2
Niet vonkend "nI" Vonkenvrij "nA" Walmveilig omhulsel "nR" Hermetisch gesloten "nC"
UL 2279, Pt.15 UL 2279, Pt.15 UL 2279, Pt.15 UL 2279, Pt.15
FM 3611 __ __ __
CSA-E79-15 CSA-E79-15 CSA-E79-15 CSA-E79-15
IEC IEC IEC IEC
EN 50021 EN 50021 EN 50021 EN 50021
79-15 79-15 79-15 79-15
10
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-15
Elektrische componenten in een explosiegevaarlijke omgeving CERTIFICATEN EN PRODUCTEN ONZE TYPE-ONDERZOEKCERTIFICATEN ZIJN BESCHIKBAAR OP: "www.ascojoucomatic.nl"
ONZE SELECTIE PRODUCTEN IS BESCHIKBAAR OP: "www.ascojoucomatic.nl"
Alle catalogusbladen zijn beschikbaar op: www.ascojoucomatic.nl V1005-16