1
Veiligheid op elektrische installaties in een onderwijsomgeving
I. Wettelijke basis -
Algemeen Reglement voor de Arbeidsveiligheid (ARAB) Welzijnswet op het Werk (1) Codex over het Welzijn op het Werk Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI)
II. Toepassingsgebied Onderwijsinstellingen vallen onder de wetgeving op de arbeidsbescherming.(2) De Welzijnswet op het Werk van 1996 bevestigt dit. Behoudens deze ‘technische regelgeving’ mogen we ook niet de consequenties vergeten van de toepassing in de scholen van de artikelen 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (3) en de artikelen 418 e.v. van het Strafwetboek (4). Naast de toezichtsverplichting van de werkgever en hiërarchische lijn is er in het onderwijs nog de specifieke toezichtsverantwoordelijkheid (art. 1384 Burgerlijk Wetboek). Beide artikelen worden hier samen genoemd omdat het duidelijk moet zijn dat bvb de veiligheid in de lessen scheikunde of de lessen elektriciteit niet alleen afhangt van het gedrag van de leraar maar ook van de wijze waarop de schoolleiding omgaat met de organisatie van scheikunde en/of elektriciteit in de school. Praktijklokalen zijn een onderdeel van de infrastructuur van het secundair onderwijs en in het bijzonder van de nijverheidsscholen. Anderzijds zal het aspect elektrische veiligheid in alle onderwijsinstellingen, dus ook in basisscholen, deel uitmaken van het te voeren veiligheidsbeleid, vermits al deze instellingen beschikken over een gebouwgebonden elektrische installatie. Voormelde regelgeving inzake Welzijn op het Werk (waarvoor de FOD WASO bevoegd is) is niet alleen uitermate belangrijk voor de toepassing in scholen, maar is tevens een zeer leerzaam onderwerp dat kan omgezet worden in pedagogische en didactische principes: de toepassing van de regelgeving van veilig werken op elektrische installaties kan tevens verruimd worden naar een implementatie van veiligheid in een leersituatie. Vooral voor de nijverheidsscholen beoogt dit een dubbel doel: de leerlingen worden vertrouwd met algemene veiligheidsaspecten, die zij nadien in hun beroepsactiviteiten zullen toepassen en hopelijk doorgeven aan anderen. Het betreft niet alleen de veiligheidszorg, maar ook de veiligheidsopvoeding. De voorbeeldfunctie van de school als onderwijsinstelling en van elke medewerker afzonderlijk moet benadrukt worden wanneer het erom gaat leerlingen een algemene veiligheidsopvoeding te geven en om hen de regels van goed vakmanschap bij te brengen.
(1) Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (2) artikel 28 van de Wet van 6 augustus 1996 ter omzetting van de kaderrichtlijn. (3) art. 1382, de zgn. “onrechtmatige daad” (4) art. 418 : het veroorzaken van letsel of de dood door onvoorzichtigheid of door gebrek aan voorzorgen is strafbaar, de zgn. “onvrijwillige slagen en verwondingen”.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
2 Wij verwijzen naar de praktijk van “de goede huisvader”, cfr. de praktijk van de goede leraar, de goede directeur, en de praktijk van het goed vakmanschap, dat later verwacht wordt van de afgestudeerde.
III. Taken van de hiërarchische lijn (5) Een goede veiligheidsopvoeding behelst het aanleren van de regels van goed vakmanschap. Dit kan op school enkel gebeuren indien een goede infrastructuur aanwezig is en indien er goede veiligheidsroutines bestaan. De directeur moet taken (lesopdrachten) toewijzen op basis van veiligheidskennis en dient desgevallend bij aanwerving te zorgen voor bijscholing en in alle gevallen voor navorming. De rol van leraar is zeer belangrijk maar komt niet op de eerste plaats. Het is immers de schoolleiding die met medewerking van de dienst(en) voor Preventie en Bescherming op het Werk en de vakverantwoordelijken voor een veilige werk- en lesomgeving zorgt. De hiërarchische lijn in de school zijn alle personen die bevoegd zijn om opdrachten te geven, dus al wie verantwoordelijkheid draagt voor andere werknemers en andere personen: inrichtende macht, directie, huismeester, technisch adviseur-coördinator, technisch adviseur, leerkracht, praktijkverantwoordelijke (vakleerkracht), hulpopvoedend personeel. Taken van de hiërarchische lijn: 1. Voorstellen en adviezen formuleren aan de directie in het kader van het dynamisch risicobeheersingssysteem. 2. Ongevallen en incidenten die zich op school hebben voorgedaan onderzoeken en maatregelen voorstellen om deze in de toekomst te voorkomen 3. Een effectieve controle uitoefenen op de arbeidsmiddelen, de collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen en de gebruikte stoffen en preparaten teneinde onregelmatigheden vast te stellen en de nodige maatregelen te nemen 4. Tijdig het advies inwinnen van de Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk en van het Medisch Schooltoezicht 5. Controleren of de taakverdeling op een zodanige wijze geschiedt dat deze worden uitgevoerd door personen (leerlingen en leerkrachten) die daartoe de vereiste bekwaamheid hebben en de vereiste opleiding en instructies hebben gekregen 6. Waken over de naleving van de instructies 7. Zich ervan vergewissen dat de inlichtingen die betrokkenen (leerlingen en leerkrachten) gekregen hebben goed begrepen zijn en in praktijk worden gebracht 8. In de leerplannen komt de hiërarchie van preventiemaatregelen voor. De leerkrachten zorgen ervoor dat de leerlingen deze kennen en toepassen.
(5) cfr. art. 13 van het KB van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
3
IV. Aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid Aansprakelijkheid heeft te maken met tenlastelegging van de schadevergoeding, verantwoordelijkheid met het aanduiden van de “schuldige”. In haast alle gevallen is de werkgever aansprakelijk, verantwoordelijk in strafrechtelijke zin is steeds een fysisch persoon. De aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid van de leerkracht kan gevolgen hebben indien deze een fout maakt, gevolgen op disciplinair of strafrechtelijk vlak. De financiële gevolgen van een ongeval bij een leerling zijn haast nooit voor de leraar, ook de betaling van de boete niet. De IM is immers als werkgever aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een personeelslid. De werkgeversaansprakelijkheid en de verzekeringspolis van de school omvat de specifieke “onderwijzers”aansprakelijkheid van de leraar. De burgerlijke gevolgen van de aansprakelijkheid komen ten laste van de verzekeraar van de burgerlijke aansprakelijkheid van de school. Daarom is het belangrijk dat de betrokken leraar voor een goed eigen verslag kan aantonen dat hij preventief risicobeheersing toepast in zijn lesvoorbereidingen: kennis van procedures, instructies aan leerlingen, opvolgen van instructies: toezicht,… De leerkracht dient tenslotte bij het geven van opdrachten rekening te houden met de bekwaamheid van de betrokken leerling op gebied van veiligheid en hun vorderingsniveau.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
4 V. Beschikbare documenten, gegevens … Er is de basisverantwoordelijkheid van het schoolbestuur of inrichtende macht, de verantwoordelijkheid van de directie en de opdracht van de preventieadviseur en de arbeidsgeneeskunde. -
risico-inventaris en evaluatie -
leidt tot preventiemaatregelen; genotuleerd in globaal preventieplan en jaarlijks actieplan
-
globaal preventieplan
-
jaarlijks actieplan Deze items maken deel uit van het dynamisch risiscobeheersingssysteem (6): opdracht van de werkgever in overleg met de leden van de hiërarchische lijn en de Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk.
-
jaarverslagen van de Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk
-
adviezen van het Comité Bescherming en Preventie
-
brandweerverslag
-
asbestinventaris
-
veiligheidsregister
-
inventaris van alle producten met gevaarlijke eigenschappen
-
het intern noodplan -
procedures van het intern noodplan: recent evacuatiescenario (art. 52 van het ARAB, overleg preventieadviseur en brandweer,…) alarmprocedures en waarschuwingsprocedures verzamelzones Evacuatieoefeningen (frequentie,…) Interne brandinterventiedienst vanaf 50 werknemers
-
signalisatie (pictogrammen, …)
-
(vergunning eetwareninspectie)
-
…
-
(gebouwgebonden) elektrische installatie
-
-
risicobeoordeling
-
elektrisch schema (eendraadschema)
-
uitwendige invloeden (verslag)
-
keuringsverslag van een erkend organisme
(eventueel) elektrische oefeninstallatie praktijkklas Wie is bevoegd ? attesten van vakbekwaamheid (BA4/BA5): art. 47 AREI Werkprocedures (exploitatiewerkzaamheden, …): art. 266 AREI
(6) art. 5, §1 van de Welzijnswet.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
5
VI. Thematische benadering: Elektrische installaties in een onderwijsomgeving Het schoolbestuur geeft aan de leden van de hiërarchische lijn en aan de werknemers alle informatie in verband met de risico’s en de preventiemaatregelen die van toepassing zijn op het niveau van de organisatie in zijn geheel, op het niveau van elke groep van werkposten of functies en op de individuele werkpost of functie die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun taak of die zij nodig hebben voor de bescherming van hun veiligheid en deze van andere werknemers. Deze problematiek moet ook verruimd worden naar de leerlingen. Preventiemaatregelen inzake elektrische risico’s in een onderwijsomgeving kunnen een ambigu karakter ontwikkelen: enerzijds alomtegenwoordig wat de gebouwenaccommodatie betreft, anderzijds mogelijk een onderdeel van het pedagogisch project. We maken dus een onderscheid tussen 1. De gebouwgebonden elektrische installatie van een school 2. De elektrische oefeninstallaties van een labo of praktijkklas Een onderscheid van beide is noodzakelijk. De oefeninstallatie wordt immers als arbeidsmiddel beschouwd. 1. De gebouwgebonden elektrische installatie van een school Het dynamisch risicobeheersingssysteem, m.n. de risico-inventaris en evaluatie, leidt tot preventiemaatregelen. In concreto voor de elektrische uitrusting: -
afgesloten schakelkasten (= inrichting van de arbeidsplaats) procedures (= organisatie van de onderneming) signalisatie juiste keuze van de arbeidsmiddelen: productaansprakelijkheid bevoegdheden: wat de elektrische installaties betreft, verplicht de wetgever de attesten van vakbekwaamheid (BA4/BA5) voor het uitvoeren van werkzaamheden of handelingen; zie verder.
De periodieke herkeuring door een erkend organisme -
Herkeuring om de 5 jaar: installaties onder toepassing van het AREI (7)
-
Een elektrische (laagspannings)installatie (op arbeidsplaatsen) daterend van vóór de toepassingsdatum van het AREI viel aanvankelijk buiten de verplichte herkeuring. Maar ingevolge het KB van 2 juni 2008 (8) wordt deze vijfjaarlijkse
(7) Indien er geen BA4/BA5 aanwezig is, wordt de gebouwgebonden (vaste) elektrische installatie als huishoudelijke installatie beschouwd en is het AREI vanaf 1 oktober 1981 van toepassing. Indien wel een BA4/BA5 aanwezig is, is de vaste elektrische installatie als industriële installatie beschouwd en werd het AREI op 1 januari 1983 van kracht. Indien een hoogspanningsinstallatie aanwezig is, is een jaarlijkse herkeuring aan de orde. (8) Koninklijk besluit van 2 juni 2008 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van bepaalde oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen, BS 19 juni 2008.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
6 herkeuring toch verplicht: de “oude” elektrische installaties vallen weliswaar niet onder het toepassingsgebied van het AREI, maar moeten voortaan eenzelfde veiligheidsniveau halen dan indien het AREI was toegepast, en dit ingevolge de gevoerde risicobeoordeling. Opgelet: de Algemene Directie Toezicht Welzijn op het Werk van de FOD Werkgelegenheid, arbeid en Sociaal Overleg kan steeds een keuring eisen. (9) Ongeacht de ouderdom van de installatie, is er immers (sinds 1998) een risicoanalyse gemaakt, in uitvoering en evaluatie van het dynamisch risicobeheersingssysteem. Dit is een verantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn: de werkgever (IM), directeur én zijn ondergeschikten. Teamwork, waaronder de medewerking van de preventieadviseur. Wie tekent ? - De directeur - De preventieadviseur - Eventueel de bevoegde expert (bvb de titularis BA5) Deze risicoanalyse leidt vervolgens tot preventiemaatregelen. *
Praktisch voorbeeld, een probleemstelling: Een school met een oude elektrische installatie (van vóór 1981) overweegt de aankoop van een toestel van klasse I (bvb overheadprojector, wasmachine, elektrisch verwarmingstoestel). Dergelijk toestel moet geaard worden. Indien dit onmogelijk is op de oude elektrische installatie, moet deze aangepast worden. Dit zal de conclusie zijn na de risicoanalyse, met voorgestelde preventiemaatregelen. Dit vinden we terug in het indienstellingsverslag. Hoe kan men praktisch voldoen ? Volstaat een gedeeltelijke aanpassing van de elektrische installatie (bvb van het betrokken lokaal) ? Concreet ? Door het plaatsen van - Alleen een beschermingsgeleider ? - Alleen een verliesstroomschakelaar ? - beschermingsgeleider én verliesstroomschakelaar ? Besluit: Voornoemde toestellen van klasse I moeten tegelijk: - geaard zijn; - beschermd zijn tegen gevaren van een onrechtstreekse aanraking; bij TT-net, door de installatie van een verliesstroomschakelaar. Een gedeeltelijke aanpassing voor de bedoelde lokalen kan volstaan. Maar meteen moet men voor deze aanpassingswerken alle technische specificaties van het AREI in rekening brengen: bvb rekening houden met een kleinere sectie op de beschikbare kring; deze moet geschikt zijn voor de (9) art. 3 van de Wet op de Arbeidsinspectie.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
7 voorziene uitbreiding van vermogen;… een risicoanalyse moet vervolgens uitwijzen dat er geen gevaar is. Daarenboven zal men moeten beseffen dat op alle andere (niet aangepaste) kringen van de school slechts toestellen van klasse II mogen gebruikt worden. De vraag blijft open of voornoemde beperkte aanpassing van de installatie opportuun is en of in het kader van een algemeen veiligheidsbeleid, de totale aanpassing of vernieuwing van de elektrische installatie niet aan de orde is. Tenslotte is er de indienststelling: de nieuwe toestellen (arbeidsmiddelen) aangesloten op de aangepaste elektrische installatie, zullen aanleiding geven tot een indienststellingsverslag opgemaakt door de preventieadviseur en door hem ondertekend. Dit hoeft niet ondertekend door de directeur, maar de ganse hiërarchische lijn blijft verantwoordelijk voor het uit te voeren veiligheidsbeleid. Dergelijk indienststellingsverslag staat dus los van een keuringsverslag (van een erkend organisme). Maar de preventieadviseur zal toch een keuring door een erkend organisme kunnen aanvragen. Let op: de preventieadviseur kan een keuring aanbevelen en laten uitvoeren die in principe niet nodig was. Een keuring kan m.a.w. een vals beeld geven van de veiligheid van een elektrische installatie. Het is uiteindelijk de risicoanalyse met de daaruit vloeiende preventiemaatregelen die de essentie van het veiligheidsbeleid uitmaken. Moeten deze aanpassingswerken naderhand gekeurd worden door een erkend organisme ? Een kleine aanpassing van de elektrische installatie hoeft niet gekeurd. Alleszins dient het elektrisch schema te worden aangepast, voor zover er een bestaat van de oude elektrische installatie. Indien niet beschikbaar, zal de werkgever met de verplicht uit te voeren risicoanalyse hoe dan ook een elektrisch schema nodig hebben. Dit kan dan het voorwerp zijn van een uit te voeren maatregel in het kader van het jaarlijks actieplan… Beschikbaar zijn van het elektrisch schema De realiteit is nu eenmaal zo dat er soms werkzaamheden dienen uitgevoerd te worden aan een elektrische installatie waarvan er (nog) geen plannen ter beschikking zijn, of waarvan het beschikbare elektrisch schema niet meer strookt met de actualiteit. Een bevoegdheidsverklaring (zie verder: attesten BA4/BA5) kan opgesteld worden rekening houdend met dit specifiek element, waarbij ervaring, zelfredzaamheid en inzicht belangrijke onderdelen zijn bij de beoordeling om de bevoegdheidsverklaring te kunnen bewijzen. En, het dient herhaald, er moeten acties ondernomen worden om het elektrisch schema op te stellen (of aan te passen).
Pilootproject onderwijs – okt 2008
8
2. De elektrische oefeninstallaties van een labo of praktijkklas De werkgever draagt productaansprakelijkheid, zowel voor integrale aankoop als voor zelfgemaakte installaties. De preventieadviseur participeert bij de aankoopprocedure. De elektrische oefeninstallatie (= arbeidsmiddel) vereist -
een risicoanalyse & indienststellingsverslag
-
verslag uitwendige invloeden
-
het elektrisch schema
Géén keuringsverslag Voor de elektrische oefeninstallaties stellen zich enige stringente vragen. Deze zullen al dan niet aanleiding geven tot het nemen van bijkomende preventiemaatregelen. Bijzondere aandacht is vereist voor de organisatie (werkprocedures) van de praktijklessen. Elementen van een behoorlijk toezicht: aandachtspunten voor een praktijkklas elektriciteit: -
Hoe is de configuratie van het praktijklokaal, de didactische apparaten, de oefeninstallatie van het praktijklokaal elektriciteit.
-
Onder welke spanning functioneert de oefeninstallatie, welk soort elektrisch net wordt gebruikt voor de oefeninstallatie.
-
Zijn er instructies. Zijn ze gekend én toegepast.
-
Begrijpen de leerlingen effectief de inhoud van de veiligheidsvoorschriften ? Het evalueren van de vorderingsgraad bij leerlingen is belangrijk.
-
Wie mag netspanning schakelen: bevoegdheden (attesten BA4/BA5); onderscheid tussen vaste (gebouwgebonden) elektrische installatie en de oefeninstallatie.
-
Mogen werkzaamheden onder spanning worden uitgevoerd ?
-
Kan de leerling een attest van vakbekwaamheid bekomen ?
-
Mag de vakleerkracht het praktijklokaal verlaten ?
-
Zijn er mogelijkheid om hulp in te roepen ?
-
Heeft de vakleerkracht kennis en vaardigheden om hulp te bieden ?
In nijverheidsscholen kan een opsplitsing van bevoegdheden (houders van een attest van vakbekwaamheid BA4/BA5) van enerzijds de gebouwgebonden installatie en anderzijds de oefeninstallatie opportuun zijn, in het kader van een rationeel veiligheidsbeleid. De school heeft toezichtsplicht op haar studenten/leerlingen. Kan de vakleerkracht het praktijklokaal even verlaten en/of is het toegelaten dat de studenten alleen in het labo werken ?
Pilootproject onderwijs – okt 2008
9 Voor mechanica en chemie zullen juristen zeggen: dit is een feitenkwestie. Spelen hierin een rol: - De veiligheidsopvoeding van de student - De doelstelling van de opleiding - De fase van de opleiding Voor een praktijkklas elektriciteit is dit duidelijker af te bakenen: wordt er gewerkt op een zeer lage veiligheidsspanning (24 volt in droge omgevingsfactoren), dan spelen er weinig argumenten inzake elektrische veiligheid. Zodra er boven deze veiligheidsspanning wordt gewerkt (bvb netspanning) zullen er bindende voorwaarden van toepassing zijn (o.a. art. 47 en 266 van het AREI). Voor het schakelen dient men bevoegd verklaard te zijn en houder van een attest van vakbekwaamheid. Tevens zijn stringente werkprocedures van toepassing (bvb de “gouden regels”, cfr. art. 266 van het AREI). De vakleerkracht zal dergelijk attest bezitten. Wat kan en mag de leerling op dergelijke installatie ? Zie verder: toepasbaarheid op leerlingen. Zolang bepaalde delen van de oefeninstallatie onder (net)spanning staan, zal senso stricto de toezichthoudende vakleerkracht het lokaal niet kunnen verlaten. Men dient er rekening mee te houden dat in bepaalde omstandigheden de leerkracht zelf verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn afwezigheid en dat in andere omstandigheden de directie verantwoordelijk is voor de afwezigheid van de leerkracht. De leerkracht is bijvoorbeeld verantwoordelijk indien er schade veroorzaakt wordt wanneer hijzelf het labo verlaten heeft in omstandigheden die zijn afwezigheid niet wettigen. Indien een leraar toezicht heeft over twee of meer labo’s en dus altijd ergens afwezig is, dan engageert dit de verantwoordelijkheid van de directie die het werk van de leerkracht zo georganiseerd heeft. Let wel dat het probleem van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid enkel aan de orde komt indien er klacht neergelegd wordt of indien het parket autonoom een onderzoek start (steeds het geval bij een dodelijk ongeval).
3. Het attest van vakbekwaamheid BA4/BA5 (art. 47 van het AREI) Procedures voor veilig werken; de “Vitale Vijf” (art. 266 van het AREI) Voor de uitvoering van werkzaamheden aan en in de omgeving van elektrische installaties was er vaak onduidelijkheid omtrent de bekwaamheden BA4 en BA5 en de te volgen preventiemaatregelen. Recente wijzigingen aan het AREI, in het bijzonder de artikelen 47 en 266, beoogden hieraan te voldoen. Toch stellen we vast dat in scholen deze regelgeving onvoldoende gekend is of onbewust fout wordt toegepast. De verantwoordelijkheid van de werkgever situeert zich niet alleen op de wijze van toekenning van attesten van vakbekwaamheid (BA4/BA5) maar ook de preventieadviseurs en hiërarchische lijn verlenen hun bijdrage in de ontwikkeling van werkprocedures en de organisatie van de werkzaamheden. Er dient duidelijke informatieuitwisseling te gebeuren tussen de installatieverantwoordelijke en werkverantwoordelijke, in het bijzonder indien werkzaamheden door derden worden uitgevoerd.
Pilootproject onderwijs – okt 2008
10
3.1 Het attest van vakbekwaamheid BA4 - BA5 Gewaarschuwden – vakbekwamen • Wie stelt aan ? De werkgever • Inhoud van het attest: vermelding van vereiste kennis: vaktechnische basiskennis risico’s op de elektrische installatie: cfr. risicoinventaris; risicoanalyse noodzakelijke opleidingen (ngl de opleidingsbehoefte); bvb: AREI Welzijnswet op het Werk Codex over het Welzijn op het Werk Werkprocedures Aard van de elektrische installatie Aard van de toegelaten werkzaamheden: duidelijk te omschrijven • Traceerbaarheid van de vermelde gegevens • Geldigheidsduur: te bepalen door de werkgever … • Medische geschiktheid van de titularis ? Uit voorgaande blijkt dat het uitbesteden van een opleiding BA4/BA5 niet evident is. Naargelang de opleidingsbehoefte kan een extern instituut tot op zekere hoogte voldoening geven, doch minstens in 3 van de voornoemde criteria zal de werkgever moeten voorzien: het informeren van de risico’s eigen aan zijn elektrische installatie informatie over de werkprocedures het in kennis stellen van de aard van de elektrische installatie: type elektrisch net; schema’s, …
Pilootproject onderwijs – okt 2008
11 3.2 Procedures voor veilig werken - verantwoordelijken Artikel 266 van het AREI werd in 2004 in belangrijke mate uitgebreid, met een omschrijving van de aard van de werkzaamheden en procedures voor veilig werken. Wat zijn: • Elektrische werkzaamheden • Niet-elektrische werkzaamheden • Exploitatiewerkzaamheden • Werkzaamheden onder spanning • Werkzaamheden buiten spanning: de 8 “Gouden Regels”; de “Vitale Vijf” 1. Werkvoorbereiding 2. Het vrijschakelen 3. Vergrendelen 4. Meten 5. Aarden en kortsluiten 6. Afbakenen van de werkzone 7. De vrijgave … 8. het terug onder spanning brengen •
Werkzaamheden in de nabijheid van delen onder spanning
•
Indeling in zones
•
De werkverantwoordelijke
•
De installatieverantwoordelijke
Titularissen met een attest BA4/BA5 zullen globaal gezien slechts werkzaamheden mogen uitvoeren buiten spanning. Werkzaamheden onder spanning worden slechts uitzonderlijk toegelaten, waarbij een dwingend karakter speelt. Let wel: op een elektrische oefeninstallatie in een school dient een onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheden buiten spanning (het ombouwen, wijzigen van de installatie) en het uitvoeren van metingen hierop (onder spanning), die algemeen als “werken met” de installatie kan worden omschreven. Ook hier gelden procedures voor veilig werken. Een voorbeeld van een elektrisch risico bij niet-elektrische werkzaamheden is te situeren bij de schilders/behanger, die de afschermplaatjes van de contactdozen verwijdert om degelijk werk te kunnen leveren. Een denkoefening voor de preventieadviseur: veronderstel dat de schilder/behanger een externe werknemer is…
Pilootproject onderwijs – okt 2008
12
4. Aandacht: “werken met derden” (10) Voorbeeld van werken met derden: een externe onderneming voert werkzaamheden uit aan een elektrische installatie van een schoolgebouw. De elektricien van de externe onderneming is niet in het bezit van een bevoegdheidsverklaring voor dergelijke ‘vreemde’ installatie. Vergelijk de analogie: de vakleerkracht elektriciteit bezit een attest BA5 voor de elektrische oefeninstallatie (opleidingen) en gaat werkzaamheden uitvoeren op de vaste elektrische installatie van de school, waarvoor hij niet bevoegd verklaard is. We verwijzen tevens naar artikel 266 van installatieverantwoordelijke en werkverantwoordelijke.
het
AREI:
terminologie
Er dient inzake verantwoordelijkheden communicatie te zijn tussen enerzijds de werkverantwoordelijke van de uitvoerder der werken en anderzijds de installatieverantwoordelijke van de opdrachtgever (de school): cfr. art. 266 van het AREI. Werkverantwoordelijke extern bedrijf
Installatieverantwoordelijke school
Het betreft een organisatieprobleem dat beide partijen dienen in te vullen. Als algemene regel zou men in dergelijke situatie van werkzaamheden voor derden moeten stellen dat STEEDS SPANNINGSLOOS wordt gewerkt. We refereren terug naar De Welzijnswet: de opdrachtgever/werkgever is mede verantwoordelijk voor de veiligheid van de andere externe werknemers (van een externe onderneming) die bij hem werkzaamheden uitvoert. De opdrachtgever (werkgever 1, school) dient aan de uitvoerder (werkgever 2, externe ondernemer) verplicht alle informatie te geven m.b.t. de risico’s van zijn installatie; bvb de aanwezigheid van asbest in bepaalde muren, waardoor niet mag worden geboord. Werkgever 2 dient vervolgens deze informatie over te maken aan zijn werknemers. Omgekeerd, moet werkgever 2 aan werkgever 1 alle risico’s meedelen die hij binnen brengt op de werkvloer van werkgever 1: bvb gebruik maken van lasapparatuur, het gebruik van bepaalde gevaarlijke solventen, … Werkgever 1 moet dan deze informatie doorgeven aan zijn werknemers, met de te nemen maatregelen. Deze communicatie is niet verplicht traceerbaar, maar het is aan te raden deze communicatieoverdracht te notuleren. Daarenboven moet de werkgever/opdrachtgever (werkgever 1) zich vergewissen dat de andere (externe) werknemers zijn informatie -
gekregen hebben begrepen hebben in de praktijk brengen
(10) Welzijnswet, hoofdstuk 4
Pilootproject onderwijs – okt 2008
13 De bedinging van de veiligheid moet in het contract staan van de uit te voeren werkzaamheden (uitgevoerd door werkgever 2 bij werkgever 1): -
de externe werkgever (werkgever 2: uitvoerder) verbindt er zich toe de vigerende regelgeving inzake veilig werken toe te passen;
-
inbegrepen een closule van maatregelen (‘sancties’) bij niet uitvoering van deze veiligheidsmaatregelen (zgn. ingebrekestelling en zelf uitvoeren van de noodzakelijke maatregelen op zijn kosten).
Tenslotte moet de opdrachtgever derden, waarvan hij kan weten dat ze onveilig werken, weren voor uitvoering van de werkzaamheden; m.a.w. personen die niet in aanmerking komen voor de uitvoering ervan. De opdrachtgever kan bvb het VCA-attest opvragen van de externe werknemers, meer zelfs, de risico-analyse van de werksituatie (is een verantwoordelijkheid van de externe werkgever). We vermelden terloops dat de risicoanalyse van de locatie van de werkzaamheden een zaak is van de opdrachtgever (heeft hij voorafgaand overgemaakt aan de uitvoerder, werkgever 2, die bijkomend de eigen werkrisico’s heeft geïmplementeerd in de oplijsting afkomstig van de opdrachtgever). Opdrachtgever (werkgever 1)
Informatiestroom van de risico’s van de werklocatie en de preventiemaatregelen
Uitvoerder (werkgever 2)
Werknemers (van werkgever 2) Opdrachtgever (werkgever 1)
Informatiestroom van de “ingevoerde” risico’s en de preventiemaatregelen
Uitvoerder (werkgever 2)
We herinneren eraan dat voor wat de elektrische risico’s betreft, de informatieuitwisseling hier een zaak is tussen de installatieverantwoordelijke van de opdrachtgever en de werkverantwoordelijke van de uitvoerder. Toepasbaarheid op leerlingen ? Als algemene regel geldt ook hier dat steeds spanningsloos wordt gewerkt. Opgelet: werkzaamheden uitvoeren op een elektrische installatie en het testen (meten) van de installatie zijn twee verschillende begrippen. Het kan in de bedoeling liggen een “bevoegdheidsverklaring” voor de leerling te introduceren, die hem toelaat (na voorafgaande opleiding en evaluatie) zelf zijn opleidingsmodule onder netspanning te schakelen, mits akkoord en toezicht van de plaatselijke (bevoegde) vakleerkracht. Er kan tevens een procedure ontwikkeld worden, toepasbaar op de oefeninstallaties, waarbij de leerling een beperkte bevoegdheid krijgt om bepaalde handelingen zelf uit te voeren, onder de verantwoordelijkheid en toezicht van de vakleerkracht. De leerling wordt als dusdanig geïnterpreteerd als zijnde werkverantwoordelijke van zijn Pilootproject onderwijs – okt 2008
14 oefeninstallatie. Hij dient voor al zijn (exploitatie)handelingen steeds te communiceren met de vakleerkracht, die in de context van het leeratelier als installatieverantwoordelijke functioneert. De leerling kan, na opleiding en evaluatie, eventueel een “gepersonaliseerde bevoegdheid” bekomen voor zijn opleidingsmodule. Deze omvat een duidelijke omschrijving van de toegelaten handelingen: bvb zelf mogen schakelen, doch steeds na toelating van zijn instructeur “installatieverantwoordelijke” (in het bezit van een BA5 bevoegdheid). De leerling zal nooit werkzaamheden onder spanning uitvoeren. We merken op dat het uitvoeringen van metingen uiteraard gebeurd op een installatie onder spanning. Dit zijn dan geen werkzaamheden in de zin van het uitvoeren van aanpassingen. Het meten vereist tevens bijzondere werkinstructies en aangepaste instrumenten. Dit concept biedt uiteindelijke een meerwaarde in het pedagogisch project van de school: de leerling wordt vertrouwd gemaakt met de randvoorwaarden van attesten BA4/BA5 en oefent een goede attitude voor veilig werken die hij later als werknemer in een reële werksituatie zal moeten in praktijk brengen.
* *
Pilootproject onderwijs – okt 2008
*