DIENST BELEIDSCOÖRDINATIE Brussel, 7 februari 2011 VSKO/DB/11.02
Elektrische installaties op school contact
1
: Armand Onkelinx,
[email protected], 0473 83 17 09 Jaak Palmans,
[email protected], 02 507 06 42
Inleiding
In deze mededeling lichten we de regelgeving toe die voortvloeit uit twee nauw met elkaar verweven koninklijke besluiten, met name: •
Minimale voorschriften inzake oude elektrische installaties 1). Het schoolbestuur is verplicht de aanwezige risico’s in oude elektrische installaties op te sporen en preventiemaatregelen te nemen om deze risico’s te elimineren of te beperken. Voorts dient het schoolbestuur zijn personeelsleden te beschermen tegen restrisico’s, zijn elektrische installaties aan een aantal controles te onderwerpen en een dossier van deze installaties samen te stellen.
•
Bevoegdheid van het personeel inzake werkzaamheden aan elektrische installaties 2). Het schoolbestuur dient alle personeelsleden die werkzaamheden uitvoeren aan elektrische installaties, daartoe vooraf bevoegd te verklaren. Dit geldt ook voor leraren en leerlingen tijdens praktijklessen op elektrische oefeninstallaties 3).
In hoofdstuk 10 vindt u twee concrete stappenplannen die u kunnen begeleiden bij de implementatie van deze vrij technische regelgeving: •
stappenplan inzake de elektrische installaties die deel uitmaken van de infrastructuur van de school (hoofdstuk 10.1).
•
stappenplan inzake de elektrische oefeninstallaties die gebruikt worden in het kader van praktijklessen (hoofdstuk 10.2).
Afhankelijk van de expertise die in de school aanwezig is (preventieadviseur, installatieverantwoordelijke, TAC, klusjesman, …), laat de school zich bij de uitvoering van deze stappenplannen in meerdere of in mindere mate bijstaan door externe deskundigen, zoals de firma die de elektrische installatie aangelegd heeft en/of de firma die doorgaans voor herstellingen of onderhoud aangesproken wordt. Voor de toepassing van het KB Oude elektrische installaties is in een overgangsperiode van vijf jaar voorzien. Dit betekent dat de schoolbesturen vóór 29 juni 2013 hun oude elektrische installaties moeten onderzoeken, zo nodig laten aanpassen, en vervolgens laten keuren. 1)
Koninklijk besluit van 2 juni 2008 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van bepaalde oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen, Belgisch Staatsblad, 19 juni 2008, hierna KB Oude elektrische installaties genoemd.
2)
Koninklijk besluit van 25 april 2004 tot wijziging van de artikelen 28, 47, 192, 196 en 266 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, Belgisch Staatsblad, 26 mei 2004.
3)
Onze afzonderlijke mededeling M-VVKSO-2006-053 inzake de wettelijke voorschriften betreffende elektrische installaties d.d. 14 april 2006 is volledig in onderhavige mededeling geïntegreerd en wordt derhalve opgeheven.
2 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
In wat volgt beperken we ons strikt tot toepassingen die op school kunnen voorkomen.
2
Inhoud
1
Inleiding ...................................................................................................................................... 1
2
Inhoud ......................................................................................................................................... 2
3 3.1 3.2 3.3 3.4
Definities en toepassingsgebied .............................................................................................. 3 Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) ................................................. 3 Vakbekwaamheid van de gebruikers van een elektrische installatie – BA1 tot BA5................... 3 Nieuwe elektrische installaties ..................................................................................................... 5 Oude elektrische installaties ........................................................................................................ 6
4 4.1 4.2
Risicobeoordeling...................................................................................................................... 6 Risicoanalyse............................................................................................................................... 6 Risico-evaluatie............................................................................................................................ 7
5 5.1 5.2
Preventiemaatregelen................................................................................................................ 8 Algemene preventiemaatregelen................................................................................................. 8 Minimaal vereiste preventiemaatregelen ..................................................................................... 8
6 6.1 6.2
Werkzaamheden aan de elektrische installaties..................................................................... 9 Alle werkzaamheden.................................................................................................................... 9 Werkzaamheden door een aannemer van buitenaf .................................................................. 10
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Verplichtingen inzake de personeelsleden ........................................................................... 10 Aanwijzen van een installatieverantwoordelijke......................................................................... 10 Werkzaamheden aan de elektrische installaties van de school ................................................ 10 Instructies voor en opleiding van alle personeelsleden ............................................................. 11 Werkzaamheden van leraren aan elektrische oefeninstallaties ................................................ 11 Werkzaamheden van leerlingen aan elektrische oefeninstallaties ............................................ 12 Hoe wordt een personeelslid of een leerling BA4 of BA5 verklaard? ........................................ 13
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Controle van de elektrische installaties ................................................................................ 14 Eerste controle........................................................................................................................... 14 Periodieke controles .................................................................................................................. 14 Opvolging van de controles ....................................................................................................... 15 Erkende organismen.................................................................................................................. 15
9
Documentatie van de elektrische installaties ....................................................................... 15
10 Wat staat de school concreet te doen? ................................................................................. 16 10.1 Stappenplan inzake de elektrische installaties die deel uitmaken van de schoolinfrastructuur 16 10.2 Stappenplan inzake de elektrische oefeninstallaties ................................................................. 17
3 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
3
Definities en toepassingsgebied
3.1
Het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI)
De belangrijkste algemene wettelijke voorschriften inzake de elektrische installaties zijn terug te vinden in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI)4). Het AREI telt ongeveer 280 artikelen die handelen over beschermingsmaatregelen tegen de effecten van elektriciteit en over voorschriften met betrekking tot de keuze en de aanwending van elektrische leidingen, machines en apparaten.
3.2
Vakbekwaamheid van de gebruikers van een elektrische installatie – BA1 tot BA5
Het AREI deelt alle gebruikers van een elektrische installatie, wat hun vakbekwaamheid betreft, op in vijf categorieën, gaande van gewone gebruikers (BA1) tot vakbekwame gebruikers (BA5) 5). Vakbekwaamheid moet hier gelezen worden in de betekenis van bevoegdheid. Zo verwerft bijvoorbeeld een elektrotechnicus bekwaamheid door zijn opleiding, maar is hij niet automatisch vakbekwaam (= bevoegd) om werken aan een bepaalde elektrische installatie uit te voeren. 3.2.1
BA1 – Gewone gebruikers
Het laagste niveau van vakbekwaamheid is dat van de gewone gebruiker (code BA1). Alle gebruikers van de elektrische installatie die niet één van de hierna vermelde codes BA2 tot en met BA5 dragen, zijn “automatisch” gewone gebruikers met code BA1. In de praktijk draagt de overgrote meerderheid van de personeelsleden, de leerlingen en de bezoekers van een school dus de code BA1. Gewone gebruikers mogen uitsluitend handelingen stellen die tot het gewone gebruik van de elektrische installatie gerekend kunnen worden, bijvoorbeeld: •
Een elektrische schakelaar bedienen.
•
De stekker van een elektrisch apparaat in een stopcontact steken of er uit trekken.
•
Een apparaat door middel van een verlengkabel op het elektrisch net aansluiten.
De volgende handelingen mogen NIET door een gewone gebruiker (BA1) uitgevoerd worden: •
Een (defecte) gloeilamp of een TL-lamp vervangen.
•
Een (defecte) zekering vervangen.
•
Meten of een stopcontact onder spanning staat.
•
Tijdens de les elektrische experimenten uitvoeren.
•
Tijdens de les toezien op leerlingen die elektrische experimenten uitvoeren.
•
Het afdekplaatje van een elektrische schakelaar of van een wandcontactdoos verwijderen als een muur behangen of geverfd moet worden.
•
De deur van de kast van een verdeelbord openen of sluiten.
•
Een elektrische installatie onder spanning zetten of spanningsloos zetten.
•
Een differentieelschakelaar testen.
•
Delen van een elektrische installatie onderhouden, uitbreiden of aanpassen.
4)
Koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de elektrische installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard, Belgisch Staatsblad, 29 april 1981.
5)
AREI, artikel 47.
4 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
•
Een hoogspanningscabine benaderen of betreden.
•
…
Het is belangrijk dat elk personeelslid op school weet dat zijn bevoegdheid als gewone gebruiker (BA1) niet verder reikt dan het loutere gebruik van de elektrische installatie. Het schoolbestuur dient daartoe de nodige informatie te verstrekken (zie punt 7.3). 3.2.2
BA2 en BA3 – Gewone gebruikers met beperkingen
Voor sommige categorieën van gebruikers kan het noodzakelijk zijn om in de lokalen die specifiek voor hen bestemd zijn, bijzondere beschermingsmaatregelen te treffen wat de elektrische installatie betreft. Het gaat met name om •
kinderen (code BA2), bijvoorbeeld in kinderbewaarplaatsen, kinderkribben, kleuterklassen e.d.;
•
personen die niet over al hun fysische en/of geestelijke vermogens beschikken (code BA3), bijvoorbeeld fysiek of mentaal gehandicapten in scholen voor buitengewoon onderwijs of MPI’s, en ouderlingen in rusthuizen.
3.2.3
BA4 – Gewaarschuwde gebruikers
Gewaarschuwde gebruikers (code BA4) zijn personen die •
ofwel voldoende onderricht werden aangaande de elektrische risico’s die verbonden zijn aan de werkzaamheden die hen toevertrouwd werden,
•
ofwel tijdens de hen toevertrouwde werkzaamheden permanent worden bewaakt door een vakbekwaam persoon zodat de elektrische risico's tot een minimum herleid worden.
Elk personeelslid dat werkzaamheden zal uitvoeren die het gewone gebruik van de elektrische installatie overstijgen, moet dus door het schoolbestuur op voorhand ten minste BA4 verklaard worden. Het zelfde geldt voor elke individuele leerling die zelf tijdens praktijklessen werkzaamheden aan elektrische installaties zal uitvoeren. Hoe een personeelslid of een leerling BA4 verklaard wordt, komt aan bod in hoofdstuk 7.6. 3.2.4
BA5 – Vakbekwame gebruikers
Vakbekwame gebruikers (code BA5) zijn personen die voldoende kennis verworven hebben om de gevaren verbonden aan elektrische werkzaamheden zelf te kunnen inschatten en zelf de maatregelen te kunnen bepalen om de risico's te elimineren of tot een minimum te beperken. Deze kennis hebben ze verworven door hun opleiding of door hun ervaring. Typische voorbeelden van personeelsleden waarvoor een code BA5 vereist is, zijn ingenieurs en technici die belast zijn met de uitbating van elektrische installaties. Elk personeelslid dat belast is met het beheer van de elektrische installatie van de school moet door het schoolbestuur op voorhand BA5 verklaard zijn. Hetzelfde geldt voor elk personeelslid dat in het kader van het leerprogramma elektrische experimenten uitvoert op een oefeninstallatie, of toeziet op leerlingen die zulke elektrische experimenten uitvoeren. Hoe een personeelslid BA5 verklaard wordt, komt aan bod in hoofdstuk 7.6.
5 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
3.2.5
Overzicht
Hieronder geven we het overzicht van de vijf codes zoals ze in het AREI opgenomen zijn: Code
Omschrijving
Voorwaarden
Voorbeelden
BA1
Gewone gebruiker
Niet hieronder geclassificeerde personen.
Lokalen voor huishoudelijk of analoog gebruik, lokalen gewoonlijk toegankelijk voor het publiek, ...
BA2
Kinderen
Kinderen die zich bevinden in de voor hen bestemde lokalen.
Kinderbewaarplaatsen en kinderkribben, ...
BA3
Gehandicapten
Personen die niet over al hun fysische of geestelijke vermogens beschikken.
Rusthuizen voor invaliden, ouderlingen of mentaal gehandicapten, ...
BA4
Gewaarschuwden
Personen die: - ofwel voldoende onderricht werden aangaande de elektrische risico's verbonden aan de hen toevertrouwde werkzaamheden, - ofwel permanent worden bewaakt door een vakbekwaam persoon tijdens de hen toevertrouwde werkzaamheden teneinde de aan elektriciteit verbonden risico's tot een minimum te herleiden.
Uitbatings- of onderhoudspersoneel van elektrische installaties, ...
BA5
Vakbekwamen
Personen die via kennis, verkregen door opleiding of ervaring, de gevaren verbonden aan de uit te voeren werkzaamheden zelf kunnen inschatten en de maatregelen kunnen bepalen om de daaruit voortvloeiende specifieke risico's te elimineren of tot een minimum te beperken.
Ingenieurs en technici belast met de uitbating van elektrische installaties, ...
3.3
Nieuwe elektrische installaties
Het AREI is van toepassing op nieuwe elektrische installaties6) en op belangrijke uitbreidingen van oude elektrische installaties. Onder nieuwe elektrische installaties verstaan we elektrische installaties: •
in schoolgebouwen of op schoolterreinen waar personeel tewerkgesteld wordt,
•
die gebouwd zijn
6)
–
ofwel na 1 oktober 1981, indien het schoolbestuur niet over een bevoegde elektriciteitsdienst beschikt;
–
ofwel na 1 oktober 1983, indien het schoolbestuur wel over een bevoegde elektriciteitsdienst beschikt.
Koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de elektrische installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, Belgisch Staatsblad, 30 september 1981, hierna KB Nieuwe elektrische installaties genoemd.
6 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
Nieuwe elektrische installaties worden in deze mededeling niet behandeld, omdat de toepasselijke regelgeving al vele jaren niet meer ten gronde gewijzigd is.
3.4
Oude elektrische installaties
Onder oude elektrische installaties verstaan we elektrische installaties •
in schoolgebouwen of op schoolterreinen,
•
die bestemd zijn voor productie, omvorming, transport, verdeling of gebruik van elektrische energie,
•
die gebouwd zijn –
ofwel vóór 1 oktober 1981, indien het schoolbestuur niet zelf over een elektriciteitsdienst beschikt met personeel van categorie BA4 of BA5 (zie hoofdstuk 3.2),
–
ofwel vóór 1 januari 1983, in de andere gevallen,
en waarvan de nominale frequentie7) van de stroom niet groter is dan 10 000 Hz.
•
Ook de uitbreidingen en de wijzigingen van dergelijke oude elektrische installaties vallen onder het toepassingsgebied, voor zover ze niet reeds vallen onder de bepalingen van het AREI. In hoofdstuk 4 en volgende behandelen we de nieuwe voorschriften voor de oude elektrische installaties.
4
Risicobeoordeling
Vooreerst dient het schoolbestuur al zijn oude elektrische installaties te onderzoeken, de aanwezige risico’s op te sporen en het belang van deze risico’s in te schatten. Voor uitleg over de technische aspecten van de risicobeoordeling en de preventiemaatregelen inzake elektrische installaties zullen we geregeld verwijzen naar de webpublicatie SOBANE-strategie voor het beheer van beroepsrisico’s – Elektriciteit 8) van de Federale Overheidsdienst voor Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Deze Sobane-strategie kan een zeer waardevol hulpmiddel bij de risicoanalyse zijn.
4.1
Risicoanalyse
Het schoolbestuur moet er naar streven zoveel mogelijk aanwezige risico’s op te sporen. Wettelijk zijn dat minstens de volgende risico’s: •
de risico’s op elektrische schokken door rechtstreekse aanraking, bijvoorbeeld omdat actieve geleiders deels bloot liggen;
•
de risico’s op elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking, bijvoorbeeld omdat de metalen behuizing van een apparaat onder spanning staat ten gevolge van een isolatiefout;
•
de risico’s te wijten aan ontladingen en lichtbogen, bijvoorbeeld omdat in een hoogspanningscabine een scheidingsschakelaar verkeerd geschakeld wordt;
•
de risico’s te wijten aan potentiaalspreiding, bijvoorbeeld omdat ten gevolge van een isolatiefout niet alle geleidende componenten op dezelfde elektrische potentiaal9) staan;
7)
De nominale frequentie van het elektriciteitsnet in België bedraagt 50 Hz.
8)
Surf naar http://www.sobane.be/nl/elektriciteit.html voor een gedetailleerde beschrijving van deze methode. Surf naar http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf voor de volledige fiches.
9)
Zie Sobane, Elektriciteit, fiche 10, punt 9 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
7 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
•
de risico’s te wijten aan ophoping van energie, bijvoorbeeld in condensatoren die elektrische energie kunnen vasthouden ook nadat de spanning uitgeschakeld is;
•
de risico’s te wijten aan overspanningen, bijvoorbeeld ten gevolge van fouten tussen actieve delen van kringen op verschillende spanning, ten gevolge van atmosferische ontladingen, of ten gevolge van het schakelen;
•
de risico’s op oververhitting, brandwonden, brand en ontploffing, veroorzaakt door de elektrische uitrusting, bijvoorbeeld in spuitcabines of opslagplaatsen voor gassen;
•
de risico’s te wijten aan overstromen, zoals kortsluiting, overbelasting of lekstroom ten gevolge van een isolatiefout;
•
de risico’s te wijten aan een spanningsdaling en het terug opkomen van de spanning, waardoor bijvoorbeeld een machine stilvalt en dan onverwacht opnieuw start;
•
de risico’s inherent aan het gebruik van elektrische energie en de werkzaamheden aan elektrische installaties, bijvoorbeeld onderhoud, herstellingen en vervangingen van onderdelen van de elektrische installaties;
•
de niet-elektrische risico’s die te wijten kunnen zijn aan een fout of een slecht functioneren van een elektrische uitrustingscomponent, zoals stuurorganen of stuurstroombanen, waardoor bijvoorbeeld een noodstop onverwachte gevolgen heeft of een installatie niet meer uitgeschakeld kan worden.
4.2
Risico-evaluatie
Vervolgens dient het schoolbestuur de opgespoorde risico’s te evalueren: hoe ernstig zijn de mogelijke gevolgen (schade, gewonden, doden..), welke kans is er dat er schadelijke gevolgen zijn, in welke mate worden personeelsleden aan deze risico’s blootgesteld? Het schoolbestuur moet ernaar streven bij de evaluatie van de risico’s met zoveel mogelijk parameters rekening te houden. Wettelijk moeten ten minste de volgende parameters in acht genomen worden: •
de spanningsgebieden10), bijvoorbeeld hoogspanning, laagspanning, zeer lage veiligheidsspanning (ZLVS) voor didactische toepassingen11);
•
de absolute conventionele grensspanning en de relatieve conventionele grensspanning; deze grensspanningen verschillen naargelang het om wisselspanning, gelijkspanning met of gelijkspanning zonder rimpel gaat, en ook naar gelang van de toestand van de huid van de gebruiker (zie verder);
•
het systeem van de aardverbindingen12); deze worden bepaald door het netsysteem (TT, TN of IT) dat in de school en/of in de elektrische laboratoria geïnstalleerd is; het is van wezenlijk belang dat het schoolbestuur weet welke netsystemen in haar schoolgebouwen geïnstalleerd zijn;
•
de uitwendige invloeden, met name13): –
de invloed van het milieu, zoals temperatuursomstandigheden (bijvoorbeeld in diepvriesruimten), de aanwezigheid van water, de aanwezigheid van bijtende producten…
–
de aard van het gebruik, bijvoorbeeld de aanwezigheid van kinderen, de toestand van de huid van de gebruiker (droge huid, natte huid, in water ondergedompelde huid), de aard van de opgeslagen goederen (verhoogd brandgevaar of explosiegevaar)…
–
de constructie van het gebouw, bijvoorbeeld gelijkvloers of hoogbouw.
10)
Zie tabel bij Sobane, Elektriciteit, fiche 10, punt 3 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
11)
Zie tabel bij Sobane, Elektriciteit, fiche 10, punt 4 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
12)
Zie Sobane, Elektriciteit, fiche 10, punt 11 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
13)
Zie Sobane, Elektriciteit, fiche 10, punt 5 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
8 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
•
de eventueel aanwezige andere factoren die de ernst van de risico’s kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld de aanwezigheid van andere elektrische of niet-elektrische installaties en van vreemde geleidende delen.
5
Preventiemaatregelen
5.1
Algemene preventiemaatregelen
Op grond van de analyse van de aanwezige risico’s en rekening houdend met de evaluatie van deze risico’s, treft het schoolbestuur alle preventiemaatregelen die nodig zijn om zijn personeelsleden tegen deze risico’s te beschermen. Hiertoe toont het schoolbestuur aan dat de elektrische installatie zodanig is uitgevoerd, zodanig wordt uitgebaat en in stand gehouden dat de personeelsleden doeltreffend beschermd zijn tegen de risico’s verbonden aan elektriciteit. De preventiemaatregelen die door het schoolbestuur getroffen worden, dienen ten minste te voldoen aan de hierna volgende bepalingen (zie hoofdstuk 5.2). Daarbovenop dient het schoolbestuur alle preventiemaatregelen te nemen die het nodig acht.
5.2
Minimaal vereiste preventiemaatregelen
5.2.1
Bescherming van de personeelsleden
De elektrische installatie is zodanig uitgevoerd dat de personeelsleden beschermd zijn tegen •
de risico’s van rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking,
•
de gevolgen van overspanningen te wijten aan isolatiefouten, schakelingen en atmosferische invloeden,
•
brandwonden en andere gezondheidsrisico’s,
•
niet-elektrische risico’s te wijten aan het gebruik van elektriciteit, zoals bijvoorbeeld een machine die onverwacht start na een tijdelijke stroomuitval.
Deze preventiemaatregelen worden gerealiseerd in overeenstemming met de bekende preventiehiërarchie. Dit wil zeggen dat indien het niet mogelijk blijkt om de risico’s uit te schakelen door collectieve beschermingsmaatregelen of door maatregelen inzake het ontwerp van de installatie, de toegang tot deze installatie beperkt dient te worden tot de personeelsleden die BA4 of BA5 verklaard zijn (zie hoofdstuk 10.1). 5.2.2
Te vermijden verschijnselen
De elektrische installatie is zodanig uitgevoerd dat gevaarlijke lichtbogen, gevaarlijke oppervlaktetemperaturen, oververhitting, brand en ontploffing worden vermeden. 5.2.3
Beschermingsinrichtingen van de stroombanen
Elke stroombaan dient beschermd14) te worden15) •
door minstens één beschermingsinrichting, die een overbelastingsstroom onderbreekt vooraleer een opwarming kan ontstaan die schadelijk is voor de isolatie, de verbindingen, de geleiders of de omgeving,
14) 15)
Zie Sobane, Elektriciteit, fiche 2 en fiche 8 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
Het is toegelaten bepaalde stroombanen niet te beschermen tegen overstroom, mits de voorwaarden en nadere regels bepaald in de artikelen 119, 123 en 126 van het AREI nageleefd worden.
9 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
•
door een beschermingsinrichting die een kortsluitstroom onderbreekt vooraleer gevaarlijke effecten ontstaan.
5.2.4
Besturing van de elektrische installatie
De scheiding van de elektrische installatie of van individuele stroombanen moet op een veilige en betrouwbare wijze uitgevoerd kunnen worden, zodat de elektrische installatie met het oog op werkzaamheden voor onderhoud, herstelling, aanpassing, uitbreiding en dergelijke op een veilige en betrouwbare manier geheel of gedeeltelijk buiten spanning gesteld kan worden. De functionele besturing gebeurt op een veilige en betrouwbare wijze. De gevolgen van spanningsdalingen of van het wegvallen van de spanning en het terug opkomen ervan mag de personeelsleden niet in gevaar brengen. 5.2.5
Het gebruikte elektrisch materieel
Het elektrisch materieel is, ofwel door zijn constructie ofwel door een bijkomende bescherming, aangepast aan de aanwezige en redelijkerwijze te verwachten uitwendige invloeden en gebruiksomstandigheden. Het elektrisch materieel wordt correct geïnstalleerd, correct onderhouden, en correct gebruikt volgens zijn bestemming, zodat het de veiligheid van personen niet in gevaar brengt. In voorkomend geval voldoet het materieel aan de CE-richtlijnen. Er wordt rekening gehouden met de eventuele instructies van de fabrikant, met betrekking tot de installatie, het onderhoud en het veilig gebruik van dit materieel. Waar dit door het AREI opgelegd wordt, voorziet het schoolbestuur de elektrische installatie van de nodige veiligheids- en gezondheidssignalering.
6
Werkzaamheden aan de elektrische installaties
6.1
Alle werkzaamheden
Alle werkzaamheden aan de elektrische installaties – ook in eigen beheer – dienen voorafgegaan worden door een risicobeoordeling die toelaat te bepalen hoe de werkzaamheden voorbereid en uitgevoerd moeten worden om de veiligheid te garanderen. In functie van de risicobeoordeling worden gepaste maatregelen genomen ter voorkoming van ongevallen en wordt, indien nodig, de werkzone of de toegang tot de werkzone afgebakend en wordt een schriftelijke voorbereiding van de werkzaamheden opgemaakt. Voor regelmatig weerkerende exploitatiewerkzaamheden, die steeds onder dezelfde omstandigheden worden uitgevoerd, kunnen procedures uitgeschreven worden die gebaseerd zijn op een eenmalig uitgevoerde risicoanalyse. Voorts moeten de werkzaamheden strikt voldoen aan de bepalingen van het AREI. Het zou ons te ver voeren deze verplichtingen16) in extenso te behandelen. We willen hier enkel wijzen op de zeer belangrijke algemene bepalingen inzake het werken buiten spanning (art. 266) 17). Om zich er van te verzekeren dat de elektrische installatie in de werkzone buiten spanning is én blijft gedurende de duur van de werkzaamheden, moeten de volgende maatregelen (de zogenaamde “Gouden acht”) worden toegepast: •
werkzaamheden voorbereiden,
16)
De voorzorgsmaatregelen bij werken in de nabijheid van luchtlijnen of ondergrondse kabels (art. 192), de kennisgeving van de uitvoering van een werk (art. 193), de uitvoeringswijzen (art. 194), de controle (art. 195), de tijdelijke voorzorgen (art. 196), de kennisgevingen in geval van ongeval (art. 197) en de algemene bepalingen inzake werken buiten spanning en werken onder spanning (art. 266).
17)
Zie Sobane, Elektriciteit, fiche 10, punt 12 (http://www.sobane.be/nl/elektriciteit/pdf/fiches_elk.pdf).
10 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
•
elektrische installatie scheiden (vrijschakelen),
•
herinschakeling van de elektrische installatie voorkomen (vergrendelen),
•
spanningsafwezigheid controleren (meten),
•
aarden, ontladen en kortsluiten,
•
elektrische installatie (werkzone) afbakenen en/of afschermen,
•
elektrische installatie vrijgeven, [werkzaamheden uitvoeren]
•
elektrische installatie terug onder spanning brengen.
6.2
Werkzaamheden door een aannemer van buitenaf
Indien een aannemer van buitenaf werkzaamheden aan de elektrische installaties komt uitvoeren, dan moet deze aannemer door het schoolbestuur bevoegd (BA5) verklaard worden voor deze werkzaamheden. Bovendien moet het schoolbestuur deze aannemer er op wijzen dat sommige delen van de elektrische installatie niet aan het AREI voldoen, indien dat het geval is. Typische afwijkingen in zeer oude installaties zijn het afwijkend gebruik van kleurencodes18), stopcontacten zonder aarding19), een verdeelbord dat niet gepast beschermd20) is, een te laag onderbrekingsvermogen van de beveiligingen. Het schoolbestuur is verplicht de aannemer over dergelijke risico’s te informeren en desgevallend over de preventiemaatregelen die genomen moeten worden om de veiligheid te verzekeren.
7
Verplichtingen inzake de personeelsleden
7.1
Aanwijzen van een installatieverantwoordelijke
Binnen de eigen organisatie wordt een installatieverantwoordelijke aangesteld die door opleiding of ervaring vertrouwd is met elektriciteit en die de volledige eindverantwoordelijkheid draagt over de installatie. Alle werken aan de elektrische installatie van de school worden onder het gezag van en in onderling overleg met de installatieverantwoordelijke voorbereid en uitgevoerd. De installatieverantwoordelijke wordt gevormd aangaande de regelgeving en de risico’s verbonden aan elektriciteit. Hij moet overeenkomstig zijn opdracht door het schoolbestuur bevoegd verklaard worden. Indien hij zelf geen werkzaamheden uitvoert, hoeft hij niet BA4 of BA5 verklaard te worden.
7.2
Werkzaamheden aan de elektrische installaties van de school
Het schoolbestuur moet er op toezien dat uitsluitend personeelsleden die daartoe bevoegd verklaard zijn (BA4 of BA5, zie hoofdstuk 3.2), werkzaamheden aan de elektrische installatie van de school uitvoeren. ‘Gewone’ personeelsleden (BA1) mogen geen werkzaamheden aan de elektrische installatie uitvoeren.
18)
Bijvoorbeeld voor de aardingsgeleider zijn niet systematisch geelgroene draden gebruikt.
19)
Bij gebruik van elektrische apparaten van Klasse I.
20)
Beschermingsgraad IP00.
11 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
De toekenning van de code BA4 of BA5 aan een personeelslid wordt door het schoolbestuur vastgelegd in een document dat duidelijk bepaalt voor welke werkzaamheden en voor welke elektrische installaties de bekwaamheid geldt, met de eventuele beperkingen ervan, de geldigheidsduur en de eventuele voorwaarden voor het behouden van de bekwaamheid. De geldigheidsduur van deze bevoegdheidsverklaring kan bijvoorbeeld 5 jaar zijn. De procedure om een personeelslid BA4 of BA5 te verklaren, wordt in detail toegelicht in hoofdstuk 7.6. Ook nadat personeelsleden een attest BA4 of BA5 verworven hebben, moet het schoolbestuur er blijven op toezien dat: •
deze personeelsleden aangepaste vorming en training (blijven) krijgen betreffende de installaties en de werkzaamheden waarvoor ze bevoegd verklaard zijn;
•
met de bekwaamheid van de betrokken personeelsleden op het vlak van veiligheid en gezondheid rekening gehouden wordt als hen werkzaamheden aan elektrische installaties opgedragen worden;
•
het werk zodanig verdeeld wordt dat werkzaamheden aan of in de nabijheid van een elektrische installatie, worden uitgevoerd door personen met de vereiste vakbekwaamheid.
Overigens moet ook een aannemer van buitenaf die werkzaamheden aan de elektrische installaties van de school komt uitvoeren, door het schoolbestuur bevoegd (BA5) verklaard worden voor deze werkzaamheden (zie punt 6.2).
7.3
Instructies voor en opleiding van alle personeelsleden
Het schoolbestuur zorgt voor de nodige opleiding van alle personeelsleden en verstrekt hen de nodige instructies. Dit moet er toe leiden dat gewone gebruikers (BA1) en bevoegd verklaarde personeelsleden (BA4 en BA5) geen risico’s lopen, respectievelijk bij het gebruik van de elektrische installatie of bij werkzaamheden eraan. Bijzondere aandacht moet daarbij uitgaan naar de risico’s die zich kunnen voordoen bij elektrische installaties die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het AREI (zie hoofdstuk Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). Het schoolbestuur dient zich ervan te vergewissen dat alle personeelsleden de toepasselijke reglementering en instructies kennen, en dat de leden van de hiërarchische lijn deze reglementering en deze instructies naleven en doen naleven. Het schoolbestuur hangt op oordeelkundig gekozen plaatsen een instructie uit met betrekking tot de eerste zorgen die toegediend moeten worden als zich een ongeval met elektrische oorsprong voordoet.
7.4
Werkzaamheden van leraren aan elektrische oefeninstallaties
Leraren die zelf tijdens de les werkzaamheden aan elektrische oefeninstallaties uitvoeren, of die toezicht houden op leerlingen die zulke werkzaamheden uitvoeren, moeten overeenkomstig hun lesopdracht bevoegd (BA5) verklaard worden door het schoolbestuur. Dit geldt voor alle leraren, ongeacht het studiegebied, de studierichting of het vak (elektriciteit-elektronica, hout, bouw, mechanica, fysica, techniek…). De procedure om een personeelslid BA5 te verklaren, wordt toegelicht in hoofdstuk 7.6. De geldigheidsduur van deze bevoegdheidsverklaring kan bijvoorbeeld 5 jaar zijn. Uiteraard geldt deze bevoegdheid enkel voor de elektrische installaties in de bedoelde praktijklokalen of laboratoria. Deze code BA5 geeft de betrokken leraren dus geen enkele bevoegdheid inzake werkzaamheden aan de elektrische installatie die tot de schoolinfrastructuur behoort. Uiteraard is het van groot belang dat leraren, aan wiens toezicht de leerlingen bij het uitvoeren van hun praktijkoefeningen worden toevertrouwd, terdege opgeleid worden omtrent de specifieke gevaren verbonden aan elektriciteit en omtrent de wetgeving ter zake.
12 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
De bevoegde leerkracht hoort het praktijklokaal met de elektrische oefeninstallatie niet te verlaten als daar leerlingen aanwezig zijn. Indien hij dat hoogst uitzonderlijk toch doet, dan moet hij in elk geval de elektrische installatie volledig spanningsloos zetten én vergrendelen op een wijze die het onmogelijk maakt deze tijdens zijn afwezigheid opnieuw in te schakelen.
7.5
Werkzaamheden van leerlingen aan elektrische oefeninstallaties
7.5.1
Attitudevorming inzake preventie en bescherming
In principe voeren de leerlingen tijdens de les alle werkzaamheden met betrekking tot elektrische installaties spanningsloos uit, ook indien het gaat om werkzaamheden op zeer lage veiligheidsspanning (ZLVS, 25 V wisselspanning). Deze maatregel maakt deel uit van de gouden acht (zie punt 6.1). Het naleven ervan draagt bij tot de onontbeerlijke attitudevorming op het vlak van de veiligheid bij elektrische installaties. In de leerplannen van de eerste graad zijn alle verwijzingen naar het meten en werken met netspanning (230 V) geschrapt en vervangen door ‘zeer lage veiligheidsspanning, 24 V’. Het is leerlingen van de eerste graad niet toegestaan om te werken met spanningen boven 24 V. Ook metingen op huishoudapparaten zijn niet meer in de leerplannen van de eerste graad opgenomen. Verder spreekt het voor zich dat de leerlingen kennis en attitudes dienen te verwerven rond •
de gevaren van elektriciteit,
•
de procedures voor het inschakelen en werken op de betrokken installaties,
•
de specifieke gevaren verbonden aan de betrokken installatie,
•
de wetgeving ter zake.
7.5.2
Risicoanalyse en preventiemaatregelen
Een leerling die in het kader van het leerprogramma werkzaamheden verricht aan een elektrische oefeninstallatie, verricht een vorm van arbeid en moet beschouwd worden als een gelijkgestelde werknemer. Dit houdt in dat de regelgeving van de wet welzijn op het werk, de Codex en het ARAB op hem van toepassing zijn. De diverse oefeninstallaties – dat kan de volledige installatie van een praktijklokaal of vaklokaal zijn – moeten in kaart gebracht en nauwkeurig gedocumenteerd worden. Op basis van die documentatie wordt in functie van de specifieke werkzaamheden (klaspraktijk, didactische werkvormen, … ) een risicoanalyse uitgevoerd en worden er gepaste preventiemaatregelen genomen ter voorkoming van ongevallen. De risicoanalyse en de preventiemaatregelen worden in overleg met de installatieverantwoordelijke, de preventieadviseur en de betrokken leerkrachten rigoureus uitgewerkt. 7.5.3
Leerlingen voor de lessen elektriciteit BA4 verklaren?
Indien de leerlingen tijdens de les uitsluitend met zeer lage veiligheidsspanning (ZLVS) in een droge omgeving werken, dan spelen er weinig argumenten inzake elektrische veiligheid. Zodra er boven ZLVS gewerkt wordt (bijvoorbeeld netspanning, 230 V), zijn er bindende voorwaarden van toepassing. Voor het schakelen van de elektrische installatie dient men vakbekwaam (BA5) te zijn. Voor de vakleerkracht zal dit steeds het geval zijn (zie punt 7.3). De leerlingen die onder toezicht van een vakbekwame leraar aan elektrische installaties werken, dienen bevoegd (BA4) verklaard te worden. Dit geldt voor alle leerlingen die op school werkzaamheden op elektrische installaties verrichten, niet alleen in het kader van de lessen elektriciteit, maar ook indien die werkzaamheden voorkomen binnen vakken zoals techniek, (toegepaste) fysica, (natuur)wetenschappen, techniek, technische activiteiten… Op die manier worden de leerlingen bovendien vertrouwd met deze procedure.
13 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
Een leerling die in het kader van zijn stage of in het kader van werkplekleren werkzaamheden verricht aan elektrische installaties, moet door de stagegever of door de inrichter van de werkplek (niet door het schoolbestuur) bevoegd (BA4) verklaard worden voor de werkzaamheden die door zijn stageplan voorgeschreven worden. Dit geldt niet alleen voor de stages van het studiegebied Elektriciteit-elektronica, maar voor alle stages waarbij werkzaamheden aan elektrische installaties aan de orde zijn. Een typisch voorbeeld zijn leerlingen bso Schilderwerk en decoratie, buso Schilder-decorateur of bso Ruwbouw die tijdens hun werkzaamheden met delen van elektrische installaties (schakelaars, stopcontacten, zekeringen, aardingen, werfkast…) geconfronteerd worden. In principe werken leerlingen op school uitsluitend aan oefeninstallaties. Indien het schoolbestuur deze leerlingen toch uitbreidingen en/of onderhoudswerkzaamheden aan de vaste elektrische installatie van de school laat doorvoeren, dan moet elk van deze leerlingen vooraf bevoegd (BA4) verklaard worden voor die werkzaamheden op die elektrische installatie. De bevoegdheidsverklaring voor de oefeninstallatie is hier immers niet van toepassing. Uiteraard werken deze leerlingen dan uitsluitend onder toezicht van een vakbekwaam persoon (BA5). Deze heeft vooraf, in overleg met de installatieverantwoordelijke, alle maatregelen genomen voor het veilig verloop van de werken. De procedure om een leerling BA4 te verklaren, wordt toegelicht in hoofdstuk 7.6. Voor leerlingen wordt de geldigheidsduur van de bevoegdheidsverklaring best beperkt tot één schooljaar.
7.6
Hoe wordt een personeelslid of een leerling BA4 of BA5 verklaard?
De bevoegdheidscode BA4 of BA5 is steeds gekoppeld aan een dubbele beperking: •
Enerzijds wat de installatie betreft. Zo kan een personeelslid bijvoorbeeld bevoegd verklaard worden voor de labo’s elektriciteit. Dat betekent dat dit personeelslid zich niet mag inlaten met elektrische installaties die deel uitmaken van de infrastructuur van het schoolgebouw.
•
Anderzijds wat de aard van de werkzaamheden betreft. Zo kan een personeelslid bijvoorbeeld bevoegd verklaard worden voor onderhoudswerkzaamheden. Dit personeelslid mag lampen en zekeringen vervangen, maar mag zich niet inlaten met belangrijke wijzigingen aan de elektrische installatie.
De toekenning van de code BA4 of BA5 aan personeelsleden of leerlingen kan door niemand anders gebeuren dan door het schoolbestuur zelf, aangezien uitsluitend het schoolbestuur voldoende kennis heeft van de vereiste werkzaamheden en de bedoelde installatie. Zo kan bijvoorbeeld een externe aanbieder van een opleiding BA4 of BA5 aan zijn cursisten wel een nascholingsattest uitreiken, maar beslist geen bevoegdheidsattest BA4 of BA5. Dat moet het schoolbestuur zelf doen voor zijn eigen personeelsleden. Bij het uitreiken van een bevoegdheidsattest aan een personeelslid of een leerling moet het schoolbestuur rekening houden met de volgende factoren: •
De kennis van het betrokken personeelslid. Het personeelslid dat een code BA5 verwerft, moet zelf kennis hebben van de risico’s verbonden aan de elektrische installatie, bijvoorbeeld door opleiding of door ervaring. Het personeelslid of de leerling die een code BA4 verwerft, moet over deze risico’s in kennis gesteld zijn.
•
De aard en de verscheidenheid van de elektrische installaties waarvoor het attest uitgereikt wordt, zoals bijvoorbeeld hoog- of laagspanning, netstelsels, aard van het toegepaste elektrisch materieel (bijvoorbeeld klassiek elektrisch materieel, ontploffingsveilig materieel).
•
De aard en de verscheidenheid van de activiteiten waarvoor het attest uitgereikt wordt, zoals bijvoorbeeld werken onder spanning, in de nabijheid van onder spanning staande delen, werken buiten spanning, schakelwerkzaamheden, controle-, inspectie- en meetwerkzaamheden.
Zo kan het schoolbestuur oordelen dat een leerkracht elektriciteit, gezien zijn vooropleiding, voldoende kennis heeft van de specifieke gevaren verbonden aan elektrische installaties. Toch moet het schoolbestuur zich er dan nog van vergewissen dat dit personeelslid voldoende kennis heeft van de specifieke elektrische installatie waarvoor de bevoegdheidsverklaring zal gelden.
14 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
Zo ook kan het schoolbestuur oordelen dat de klusjesman van de school, gezien zijn lange ervaring, voldoende kennis heeft van de specifieke gevaren van de elektrische installatie die op school aanwezig is. Toch moet het schoolbestuur zich er dan nog van vergewissen dat dit personeelslid voldoende kennis heeft van de werkzaamheden waarvoor het attest uitgereikt wordt. Het is belangrijk dat alle elementen waarop de uitreiking van het attest BA4 of BA5 gestoeld is, traceerbaar zijn. Elke verklaring in het attest van vakbekwaamheid moet dus aantoonbaar zijn, bijvoorbeeld door een verwijzing naar bestaande procedures en/of documenten: diploma, opsomming van de gevolgde opleidingen, risicobeoordeling, elektrische schema’s van de installatie (eendraadschema’s). Als bijlage 1 bij deze mededeling vindt u een model van attest van bevoegdheidsverklaring BA4 of BA5.
8
Controle van de elektrische installaties
Het schoolbestuur dient al zijn oude elektrische installaties vóór 29 juni 2013 te onderwerpen aan een eerste controle (zie punt 8.1) en aan periodieke controles (zie punt 8.2). Enkel de installaties op zeer lage gelijkspanning die uitsluitend gevoed worden door batterijen, accumulatoren, accumulatorenbatterijen21), fotovoltaïsche cellen of andere gelijkaardige bronnen zijn niet aan deze controles onderworpen. Ook de elektrische oefeninstallaties in praktijklokalen zijn niet aan deze controles onderworpen, aangezien zij niet als een elektrische installatie beschouwd worden, maar wel als een arbeidsmiddel. Meer uitgebreide overzichten van elektrische controles vindt u op het internet22).
8.1
Eerste controle
De eerste controle van een oude elektrische installatie dient plaats te vinden voor het verstrijken van de overgangsperiode van vijf jaar, dit wil zeggen vóór 29 juni 2013. Het doel van deze eerste controle is na te gaan of de elektrische installatie overeenstemt met de bepalingen opgelegd door het KB Oude elektrische installaties. Na de eerste controle wordt een controleverslag opgesteld. Mocht het schoolbestuur reeds beschikken over een controleverslag van een erkend keuringsorganisme, waarin de overeenstemming van zijn elektrische installatie vastgesteld wordt, dan vervalt de eerste controle.
8.2
Periodieke controles
Na de eerste controle dient een periodieke controle uitgevoerd te worden •
om de vijf jaar voor de laagspanningsinstallaties,
•
jaarlijks voor de hoogspanningsinstallaties,
•
jaarlijks voor installaties in ruimten waarin gevaar kan bestaan voor explosie van een mengsel van lucht met gas, damp, nevel of stof (bijvoorbeeld benzinedampen of houtstof);
•
jaarlijks voor tijdelijke of mobiele installaties zoals bepaald in artikel 270 van het AREI.
Het doel van deze periodieke controles is erover te waken dat de elektrische installatie in overeenstemming blijft met de wettelijke bepalingen inzake oude elektrische installaties. Na elke periodieke controle wordt een controleverslag opgesteld. 21) 22)
Voor zover ze niet onder het toepassingsgebied van artikel 63 van het AREI vallen.
Zie bijvoorbeeld http://www.vincotte.be > Professionelen > Publicaties > Overzichtslijst Technische controles in België – Editie december 2010.
15 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
8.3
Opvolging van de controles
Indien uit het controleverslag blijkt dat de elektrische installatie niet voldoet aan de bepalingen van het KB Oude elektrische installaties, dan moet het schoolbestuur de installatie zo snel mogelijk in overeenstemming brengen met deze bepalingen. Als de elektrische installatie ondertussen in dienst gehouden wordt, dan moet het schoolbestuur doeltreffende maatregelen treffen om de veiligheid van de personeelsleden te verzekeren. Deze maatregelen worden vastgesteld op basis van een risicoanalyse.
8.4
Erkende organismen
De controles van de elektrische installaties mogen enkel uitgevoerd worden door organismen die daartoe in overeenstemming met art. 275 van het AREI door de overheid erkend zijn. De lijst van de erkende organismen23) voor het jaar 2011 vindt u als bijlage 2 bij deze mededeling. Op de website van de FOD Economie24) vindt u de contactgegevens van deze organismen.
9
Documentatie van de elektrische installaties
Het schoolbestuur moet een dossier van zijn elektrische installaties samenstellen. Dit dossier mag op papier staan, maar het mag ook volledig digitaal opgebouwd zijn. Alleszins moet het op elk ogenblik ter beschikking staan van de personen die deze documenten nodig hebben bij hun werk. Dit dossier moet ten minste de volgende stukken bevatten: •
de schema’s (eendraadschema’s) en de plannen van de elektrische installatie;
•
het verslag van het eerste, het voorlaatste en het laatste controlebezoek van de elektrische installatie (zie hoofdstuk 8);
•
de instructies waarvan sprake in hoofdstuk 7.3;
•
de lijst van de personeelsleden die BA4 of BA5 verklaard zijn (zie hoofdstuk 7) met vermelding van: –
de reikwijdte van hun bevoegdheid, zoals onder meer de aard van de werkzaamheden, het spanningsbereik (hoogspanning, laagspanning…) en de delen van de elektrische installatie die tot de bevoegdheid van het betrokken personeelslid gerekend worden,
–
de evaluatie die geleid heeft tot het toekennen van deze bekwaamheid.
Indien sommige delen van de elektrische installatie niet voldoen aan de voorschriften van het AREI, dan moet dit dossier bovendien de nauwkeurige identificatie van deze delen bevatten. Bovendien moeten dan de conclusies toegevoegd worden van de risico-evaluatie met betrekking tot deze delen, evenals de verantwoording van de maatregelen die genomen zijn om de personeelsleden te beschermen op een gelijkwaardige wijze als voorgeschreven in het AREI. Indien men berekeningsnota’s of de andere documenten nodig heeft om te kunnen beoordelen of alle verplichtingen inzake de preventiemaatregelen (zie hoofdstuk 5) nageleefd zijn, dan moeten deze stukken eveneens toegevoegd worden. Belangrijk is ook dat elke wijziging aan de vaste elektrische installatie in deze documentatie opgenomen moet worden.
23)
Ministerieel besluit van 24 december 2010 tot erkenning van organismen voor de controle van de elektrische installaties – E2 U/AGR/ORGA/2010, Belgisch Staatsblad, 13 januari 2011.
24)
Http://statbel.fgov.be/nl/ > Publicaties > Downloadbare bestanden. Selecteer vervolgens “Veiligheid” bij “Soort publicatie” en klik door naar “Elektrische installaties: lijst van erkende organismen voor het uitvoeren van controles”. De rechtstreekse link naar de lijst is: http://statbel.fgov.be/nl/binaries/Lijst%20erkende%20controleorganismen.Elektr.installaties_tcm325-30534.pdf.
16 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
10
Wat staat de school concreet te doen?
In dit hoofdstuk beschrijven we hoe de school stap voor stap te werk kan gaan om de beschreven verplichtingen na te leven, enerzijds wat de elektrische installaties betreft die tot de infrastructuur van de school behoren, anderzijds wat de elektrische oefeninstallaties betreft die gebruikt worden voor praktijklessen.
10.1
Stappenplan inzake de elektrische installaties die deel uitmaken van de schoolinfrastructuur
Actiepunt
Zie
Installatieverantwoordelijke aanstellen.
7.1
Personeelsleden die werkzaamheden aan elektrische installaties zullen uitvoeren, zo nodig opleiding verstrekken. Deze personeelsleden BA4 of BA5 verklaren voor die werkzaamheden op die installaties.
7.2, 7.6
In voorkomend geval de externe aannemer die werkzaamheden aan de elektrische installaties komt uitvoeren, BA5 verklaren voor die werkzaamheden op die installatie.
6.2, 7.2, 7.6
In voorkomend geval leerlingen die op school werkzaamheden aan elektrische installaties van de schoolinfrastructuur zullen uitvoeren (wat af te raden is), BA4 verklaren voor die werkzaamheden op die installaties.
7.5.3, 7.6
Alle elektrische leidingen identificeren. De volledige elektrische installatie in kaart brengen, met bijzondere aandacht voor de afbakening van de oefeninstallaties. Plannen, elektrische schema’s (eendraadschema’s) e.d. verzamelen en zo nodig opstellen, vervolledigen of aanvullen. Type van het netsysteem vaststellen. Van elke installatie vaststellen tot welke categorie ze behoort: oude, nieuwe of “andere” elektrische installatie.
—
Zo nodig de afwijkingen van het AREI die in de elektrische installaties voorkomen, inventariseren en documenteren.
6.2, 9
Risicoanalyse van de oude elektrische installaties uitvoeren, eventueel in samenwerking met externe deskundigen.
4.1
Risico-evaluatie van de oude elektrische installaties uitvoeren, eventueel in samenwerking met externe deskundigen.
4.2
Preventiemaatregelen opstellen, eventueel in samenwerking met externe deskundigen. Preventiemaatregelen opnemen in het JAP (jaarlijks actieplan) en uitvoeren.
5.1, 5.2
De noodzakelijk gebleken aanpassingen aan de oude elektrische installaties uitvoeren en documenteren.
5.1, 5.2, 9
Procedures opstellen voor regelmatig weerkerende werkzaamheden.
6.1
Volledige documentatie samenstellen over de oude elektrische installaties, met inbegrip van de aangebrachte wijzigingen.
9
Alle personeelsleden informeren. Instructies inzake eerste hulp opstellen en uithangen.
7.3
Verplichte eerste keuring van de oude elektrische installaties aanvragen en laten uitvoeren vóór 29 juni 2013.
8.1
17 VSKO/DB/11.02 2011-02-07
Actiepunt
Zie
In voorkomend geval de vereiste aanpassingen die voortvloeien uit de eerste keuring, uitvoeren en documenteren.
8.3, 9
Waken over de permanente vorming van de installatieverantwoordelijke en de personeelsleden die BA4 of BA5 verklaard zijn.
7.1, 7.2
Waken over de verplichte jaarlijkse of vijfjaarlijkse keuringen van de elektrische installaties.
8.2
De vereiste aanpassingen die voortvloeien uit de jaarlijkse of vijfjaarlijkse keuringen, uitvoeren en documenteren.
8.3, 9
10.2
Stappenplan inzake de elektrische oefeninstallaties
Actiepunt
Zie
Personeelsleden die werkzaamheden aan elektrische oefeninstallaties zullen uitvoeren, BA5 verklaren voor die werkzaamheden op die oefeninstallaties.
7.4, 7.6
De elektrische oefeninstallaties in kaart brengen en op de schema’s duidelijk afbakenen ten opzichte van de elektrische installaties van de schoolinfrastructuur.
7.5.2
Een risicoanalyse van alle oefenlokalen doorvoeren. Preventiemaatregelen opstellen.
7.5.2
De vereiste aanpassingen doorvoeren. Aanpassingen aan de oefenlokalen documenteren.
7.5.2, 9
Indien van toepassing, in de eerste graad alle werkzaamheden aan elektrische apparaten of elektrische installaties waarbij netspanning gebruikt wordt, uit het leerprogramma schrappen.
7.5.1
Er over waken dat alle leerlingen die geconfronteerd worden met elektrische installaties, de nodige kennis en attitudes verwerven.
7.5.1
Leerlingen die werkzaamheden aan elektrische oefeninstallaties zullen uitvoeren, BA4 verklaren voor die werkzaamheden op die oefeninstallaties.
7.5.3, 7.6
Waken over de permanente vorming van leraren die BA5 verklaard zijn.
7.3
Bijlagen •
M-VVKSO-2011-008-B01: Bevoegdheidsverklaring BA4 / BA5 1) voor werken aan elektrische installatie Scholen en nieuwe media: ontwerp van Mededeling (word)
•
M-VVKSO-2011-008-B02: Erkende keuringsorganismen voor elektrische installaties (2011) (pdf)