Eindrapportage project Beveiliger Inleiding In de periode januari t/m juni 2008 is projectmatig gewerkt aan de ontwikkeling van een competentiegericht opleidingsprogramma voor de opleiding Beveiliger niveau 2. Een projectgroep met vertegenwoordigers van 23 deelnemende ROC’s heeft onder leiding van bureau Ruisendaal Kwaliteits- en Kennismanagement een projectplan uitgevoerd, dat op 8 januari ’08 door de stuurgroep Beveiliger is vastgesteld. De beoogde resultaten van het project waren: 1. Een competentiegericht opleidingsprogramma voor de opleiding Beveiliger niveau 2, dat is gebaseerd op het kwalificatieprofiel Beveiliger 2. 2. Binnenschoolse beroepsopdrachten, die aansluiten bij de opdrachten uit het praktijkwerkboek Beveiliger dat op dit moment door ECABO en de branche wordt uitgewerkt. 3. Een Onderwijs en Examenreglement (OER), dat recht doet aan het gegeven dat de SVPB de examinering verzorgt en dat als basis dient voor de ROC gebonden OER’s. 4. Kwaliteitscriteria voor het te ontwikkelen lesmateriaal. 5. Een voorstel voor de implementatie van het nieuwe opleidingsprogramma binnen de betrokken ROC’s en de beveiligingsbranche. 6. Een advies voor de inrichting van de fysieke ruimten op school.
Binnenschoolse beroepsopdrachten Het project startte met de ontwikkeling van de binnenschoolde beroepsopdrachten. Nadat op basis van de kerntaken en werkprocessen de beroepssituaties van een beveiliger waren gedefinieerd, zijn beroepsbeoefenaars in kleine groepen geïnterviewd door Ruisendaal. Deze interviews waren bijzonder intensief en leidden tot activiteitenschema’s waar per stap de beroepshandelingen van een beveiliger zijn weergegeven. De activiteitenschema’s werden vervolgens definitief vastgesteld door de projectgroep in een vergadering waarin ook een groot gedeelte van de geïnterviewde beroepsbeoefenaars aanwezig was. De activiteitenschema’s zijn als basis gebruikt voor het ontwikkelen van de 21 beroepsopdrachten. Beroepsopdrachten moeten gezien worden als oefenopdrachten die gebruikt kunnen worden in de binnenschoolse praktijk, als hulpmiddel in het beveiligingsbedrijf van de school, als voorbereiding op de BPV, of als mogelijkheid om te oefenen met situaties die in de BPV weinig voorkomen of door cursisten als lastig worden ervaren. Bij iedere beroepsopdracht zijn de exameneisen van de SVPB vermeld. Als tussen de beroepsopdracht en de exameneis een directe relatie bestaat, is de eis vet afgedrukt. De concept-beroepsopdrachten zijn positief beoordeeld door de Examencommissie van de SVPB.
1
In samenwerking met ECABO is aan iedere beroepsopdracht een zogenaamde waarderingshulp toegevoegd. Deze waarderingshulpen zijn grotendeels gelijk aan de waarderingshulpen die in het nieuwe praktijkwerkboek Beveiliger 2 worden opgenomen. Zo worden cursisten op school en in de BPV op dezelfde wijze beoordeeld. Ook kent iedere beroepsopdracht het formulier “Nadenken over leren”. Dit formulier is een hulpmiddel bij het reflecteren op de uitgevoerde opdracht. Naast de 21 beroepsopdrachten is een handleiding voor de docent gemaakt en zijn suggesties gedaan voor het inrichten van een fysieke leeromgeving. Een competentiegericht opleidingsprogramma Nadat de beroepsopdrachten waren afgerond, is met de projectgroep uitvoerig van gedachten gewisseld over de manier waarop deze in het onderwijs kunnen worden gebruikt. Diverse keren is aan de orde gekomen dat de cursisten van de opleiding Beveiliger 2 over het algemeen leren vanuit de concrete ervaring. Met andere woorden: het leerproces start door de taak zelf uit te voeren of door hem gedemonstreerd te krijgen. De andere stappen uit de leercirkel mogen niet worden overgeslagen, dus is reflecteren op de uitgevoerde taak, koppelen aan de theorie en actief experimenteren eveneens van belang. Op dit punt werd duidelijk dat de projectgroep balanceerde tussen de wens een compleet en afgerond product te leveren en de beperkingen die het projectprogramma stelt. Zo wilden de projectgroepleden de beroepsopdrachten dóór ontwikkelen tot het niveau van taken en opdrachten. Omdat dan in feite lesmateriaal ontwikkeld zou worden en het projectplan vermeldt dat dit buiten de projectopdracht valt, moest hiervan worden afgezien. Ten aanzien van het opleidingsprogramma is vastgesteld dat gedurende de opleiding enkele fasen onderscheiden kunnen worden. Zo kent iedere school een oriëntatieperiode van twee tot tien weken, gevolgd door één of twee fasen waarin de lesstof wordt aangeboden. Als de beroepsopdrachten als basis voor het onderwijs worden genomen, wat de wens is van de projectgroep, is het wenselijk de opleiding af te sluiten met een examentraining van ongeveer twee weken. Rode draden in huidige programma oriëntatieperiode: De oriëntatieperiode wordt gebruikt om kennis te maken met elkaar, de onderwijsinstelling en de manier van leren. De oriëntatie is ondermeer bedoeld om je als cursist te oriënteren op je eigen beelden en verwachtingen t.a.v. het toekomstige beroep. Cursisten worden zo snel mogelijk in contact gebracht met de dagelijkse praktijk van de beveiliger, het zij door oefenen in een PEC, hetzij door op te treden als verkeerregelaar bij een evenement. Hierbij hoort ook het dragen van een uniform, het oefenen met de portofoon, het leren werken volgens werkinstructies, het volgen van een BHV-cursus. Cursisten wordt op school zo veel mogelijk een levensechte leeromgeving aangeboden (de beroepsomgeving van de beveiliger) en op de daarbij benodigde competenties aangesproken, ofwel: op school wordt hetzelfde gedrag gevraagd als in de werkelijke beroepspraktijk van de beveiliger. Er wordt regelmatig een ‘kamp’ georganiseerd waarin de cursisten aan groepsvorming doen en tevens ervaringsgericht oefenen in het ontwikkelen van de benodigde competenties (discipline, verantwoordelijkheid en samenwerken) 2
Soms wordt er aan het einde van de oriëntatieperiode een ouderavond georganiseerd, waarin de opgedane ervaringen terug komen en de cursisten kunnen laten zien dat zij verantwoordelijkheid voor zichzelf en anderen nemen. De lesgroep wordt bij trainingssituaties vaak opgedeeld in groepen van maximaal 15 cursisten. De oriëntatieperiode wordt gebruikt om basisvaardigheden te oefenen, zoals luisteren vraagvaardigheden, feedback geven en ontvangen, en mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid.
Na de oriëntatieperiode volgen twee of drie fasen waarin geoefend wordt met de beroepsopdrachten en “flankerende lesstof” wordt gegeven. Met flankerende lesstof bedoelen we onder andere theoretische kennis en het oefenen van vaardigheden in deelopdrachten. De leden van de projectgroep waren het unaniem eens dat de beroepsopdrachten van laagcomplex naar hoogcomplex moeten worden aangeboden. Daarvoor zijn twee modellen uitgewerkt. De modellen hoeven niet letterlijk gevolgd te worden zolang het uitgangspunt (eerst makkelijk, dan steeds moeilijker) maar gevolgd wordt. Iedere beroepsopdracht bevat een rapportageopdracht die op de computer moet worden uitgewerkt. Iedere beroepsopdracht kan ook in het Engels geoefend worden. Kennis van de Nederlandse taal wat betreft spelling en zinsbouw, computerkennis en Engelse idioom en zinsbouw zijn een voorwaarde voor het goed uitvoeren van alle aspecten van de beroepsopdracht. De projectgroep gaf aan dat de meeste scholen Nederlands, Engels en Computervaardigheden als apart vak inroosteren maar sprak tevens uit dit niet passend te vinden binnen competentiegericht onderwijs. Men is voorstander van een model waarbij deze vakken begeleid individueel worden aangeboden, bijvoorbeeld in een Open Leer Centrum met behulp van een zelfstudieprogramma op de computer en actieve ondersteuning en begeleiding van een docent. Tenslotte moet worden opgemerkt dat sommige scholen voorafgaand aan de inschrijving een intake doen met de toekomstige cursisten. De intake is in de eerste plaats bedoeld om de cursisten een realistisch beeld te geven van de beveiligingswerkzaamheden. Daarnaast is de intake bedoeld om te beoordelen of de cursisten voldoende ‘uitstraling’ hebben en over minimale communicatieve vaardigheden beschikken om de opleiding succesvol te kunnen doorlopen. De bevindingen worden teruggekoppeld in de vorm van een advies aan de cursist. Kwaliteitscriteria lesmateriaal De leden van de projectgroep maakten in de loop van het project een ontwikkeling door. Bij de start van het project en kort na het ontwikkelen van de beroepsopdrachten, waren zij nog van mening de komende jaren niet veel wijzigingen aan te zullen brengen in hun manier van lesgeven. Zij zagen de beroepsopdrachten in eerste instantie als een aanvulling op het bestaande lesmateriaal, een instrument om extra oefenmomenten in een verder overwegend theoretische opleiding aan te bieden. Gaandeweg raakten ze er echter van overtuigd dat het juist de beroepsopdrachten zijn die het uitgangspunt van hun onderwijs moeten vormen. Vastgesteld werd dat de beroepsopdrachten weliswaar gebruikt kunnen worden in combinatie met het huidige (theoretische) lesmateriaal, maar dat het omslachtig en lastig is, 3
en het risico in zich houdt dat de opdrachten niet optimaal gebruikt zullen worden. Ook is men van mening dat het ontbreken van levensechte instructievideo’s een gemis is. De projectgroep heeft criteria opgesteld waaraan toekomstig lesmateriaal zou moeten voldoen. De stuurgroep heeft vervolgens besloten tot eind 2008 low profile door te gaan. Die periode kan door de scholen gebruikt worden om ervaring op te doen met het tot nu toe ontwikkelde materiaal. Al werkend zal duidelijk worden of aangepast lesmateriaal ontwikkeld moet worden. Ook de daaraan te stellen kwaliteitscriteria zijn eind 2008 wellicht meer uitgekristalliseerd. Afgesproken is dat Ruisendaal op 28 oktober en op 11 december informatiebijeenkomsten organiseert voor de deelnemende scholen. Tijdens iedere bijeenkomst geven 2 scholen een presentatie. De stuurgroep besluit na de laatste bijeenkomst of en hoe de ontwikkeling verder gaat. Ruisendaal dient een offerte in (die als bijlage aan deze rapportage is toegevoegd) voor het voorbereiden en begeleiden van beide bijeenkomsten en 2 stuurgroepvergaderingen. De kosten kunnen nog betaald worden vanuit de lopende begroting met als voorwaarde dat alle scholen de factuur betalen. Invoegen LLB competenties Tijdens de allereerste stuugroepvergadering is afgesproken dat het ontwikkelen van lesmateriaal en een OER voor de LLB-competenties buiten het project vallen. De projectgroep heeft wel het bestaande koppelingsdocument van ECABO doorgenomen en sluit zich aan bij de conclusies, namelijk dat de meeste kerntaken LLB enigszins terug te vinden zijn in de beroepsgerichte kerntaken. ECABO start deze zomer met het opstellen van een nieuw koppelingsdocument dat wellicht tot nieuwe inzichten leidt. Een Onderwijs- en Examenregeling(OER) Er is een voorbeeld contract beschikbaar, waarin een ROC kan verklaren dat zij de organisatie en uitvoering van de examens aan de SVPB overdraagt (zie bijlage). In de Nieuwsbrief van de SVPB (editie 3) van 25 juni 2008 staat vermeld dat de overeenkomsten voor het komend schooljaar verzonden zijn naar de contactpersonen van de opleidingsinstituten. Beheer van de producten De bedoeling is dat alle producten uiteindelijk beheerd en beheerst worden door de Stichting Praktijkleren. Totdat bekend is hoe dat precies gebeurt ligt het beheer bij Ruisendaal en wel als volgt. De producten worden geplaatst op de site van Ruisendaal Kwaliteits- en kennismanagement. De scholen die de projectfactuur voldaan hebben, ontvangen van Ruisendaal in juli/augustus 2008 een brief met daarin een inlogcode en een wachtwoord. Met behulp hiervan kunnen alle producten van de site gehaald worden. De volgende producten zijn beschikbaar: Overzicht kerntaken, werkprocessen en beroepsopdrachten. Docentenhandleiding. Suggesties voor het inrichten van een fysieke leeromgeving. Voorbeelden van opleidingsprogrammering (2). Criteria lesmateriaal. Implementatievoorstel. Beroepsopdrachten per kerntaak: 4
Implementatievoorstel Iets nieuws invoeren gaat niet vanzelf. In het project Beveiliger 2 zijn 21 producten ontwikkeld die vragen om een nieuwe (competentiegerichte) aanpak van het onderwijs voor beveiligers. Bij het ontwikkelen van deze producten is de beroepspraktijk als uitgangspunt genomen en heeft de dominante leerstijl van de beveiligers-in-opleiding steeds op de voorgrond gestaan. Om optimaal van de producten gebruik te maken zijn een aantal veranderingen noodzakelijk. Die veranderingen betreffen de onderwijsomgeving en de organisatie van het leren. Daarnaast vraagt het andere kwaliteiten van de docenten. De indruk bestaat dat dit nog niet op alle scholen goed geregeld is. Kenniscentrum ECABO kan scholen ondersteunen bij het vormgeven van alle veranderingen om zo een optimale uitvoering van het onderwijs te waarborgen. De afdeling Training, Coaching en Advies heeft een aantal standaardcursussen in het aanbod, maar ook maatwerk is mogelijk (
[email protected] voor meer informatie). Het programma wordt in dat geval samengesteld op basis van de wensen van de onderwijsinstelling en na een uitvoerige intake. Omdat bij Beveiliger 2 een concreet product als uitgangspunt dient, lijkt een maatwerktraject hier het meest voor de hand liggend. Voor ondersteuningstrajecten is het mogelijk Impulsgelden in te zetten. Resultaten De beoogde resultaten van het project zijn bereikt: 1. Er is een competentiegericht opleidingsprogramma beschikbaar, waarin de volgorde staat beschreven waarin de beroepsopdrachten logisch samenhangend aan bod komen en de inhoud van het de oriëntatieperiode is beschreven. 2. Er zijn binnenschoolse beroepsopdrachten beschikbaar die aansluiten bij de opdrachten uit het nieuwe praktijkwerkboek Beveiliger en de examens van de SVPB. 3. Er is een voorbeeld contract beschikbaar, waarin een ROC kan verklaren dat zij de organisatie en uitvoering van de examens aan de SVPB overdraagt. 4. Er zijn criteria vastgesteld waaraan het toekomstige lesmateriaal moet voldoen. 5. Er is een voorstel beschikbaar voor de implementatie van het nieuwe opleidingsprogramma binnen de betrokken ROC’s. 6. Er zijn richtlijnen geformuleerd voor de inrichting van de fysieke ruimten op school. Aanvullende resultaat is: 7. Een voorstel voor het beheer van de resultaten. Haarlem, 2 juli 2008 Geert Froma en Carla Kleinpaste
5