Eindrapportage ‘Blauw West-Brabant’ Project P5100
Inhoudsopgave 1
Inleiding Onderwerp van het project Probleemstelling Doelstelling Samenstelling van het consortium Leeswijzer
1 1 2 2 3 3
Onderzoekshypothese
4
Beschrijving van het project en de methode Oorspronkelijk geplande aanpak Uiteindelijk gevolgde aanpak Algemene aanpak van de werkateliers De eerste atelierdag De tweede atelierdag Extra stappen: filmfestival en extra raadsconsultatie De laatste atelierdag Afronding van de ruimtelijke visie Simwaterscape
5 5 5 5 5 6 7 7 7 8
4
Resultaten van het project
9
5
Evaluatie
11
6
Conclusies en aanbevelingen
12
Bijlage 1: Projectstructuur
13
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2 3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6 3.2.7
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’
Summary For a number of years, water management is recognized as a guiding principle in Dutch spatial planning. In theory spatial planners and water managers should combine their efforts to produce an integrated and coherent spatial strategy which fits perfectly the restrictions and opportunities of the water system. In practice however, these two worlds are still more or less separated. Spatial planners develop a spatial strategy, next water managers put these strategies to the test. As many researchers concluded before; the traditional ways of spatial planning and water management still prevail. This project called “Blue West-Brabant” tries to break through the established ways of thinking. In this case, a regional spatial vision for the region of West-Brabant is made in a joint effort by 19 municipalities and the water boards in the region. In this case the water manager is no longer an outsider, but is operating at the same level as spatial planners, in a joint spatial planning project in which both spatial planners and water managers are jointly responsible for the project’s outcome. The spatial vision itself consist of three interlocking parts, which together form one coherent spatial strategy. These three themes are: ‘urban development & infrastructure’, ‘welfare’ and ‘water & nature’. The element ‘water & nature’ was fully organised by the water boards as a spatial planning project. In this project a series of workshops for all three themes have been organised. The goal of these workshops was to analyse the ongoing spatial en water management processes in the region and based on that knowledge to develop possible strategies to cope with theses processes. To improve the ‘communication’ between the different experts, not only traditional maps and charts have been used to convey the results of the workshop, but also short movies to visualize to workshop’s results. This proved a valuable tool to support the process of exchanging ideas of information between the specialised experts involved, but also between the experts and the politicians of the municipalities and water boards. In the end a shared common spatial vision has been created in which the ‘water layer’ has been fully integrated in a spatial vision and has been a guiding principle for future spatial development. This project proves that, if the process is well prepared and with an intensive cooperation, a fully integrated en shared spatial vision in which water management is a key factor for spatial development can be achieved.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’
Samenvatting Het domein “water” is al een aantal jaren als een ordenend principe in de ruimtelijk ordening erkent. Toch komt het écht medeontwerpen aan ruimtelijke visies en strategieën door waterbeheerders maar niet goed van de grond. In de praktijk blijft de betrokkenheid van waterbeheerders veelal steken op het toetsen en bijschaven van bestemmingsplannen in de watertoets. De huidige manier van werken in ruimtelijke ordeningsprocessen heeft wordt kennelijk nog steeds gedomineerd door de traditionele rolopvattingen en werkprocessen van zowel de waterbeheerders als de ruimtelijke ordening. Het project ‘Blauw West-Brabant’ tracht dit te doorbreken door het opstellen van een ruimtelijke visie voor West-Brabant door gemeenten en waterschappen samen en op bestuurlijk niveau. De waterbeheerder is niet langer toetser, maar mede-opdrachtergever en medeverantwoordelijk voor de ruimtelijke visie. Gemeenten en waterschappen denken samen na over het ruimtelijk perspectief voor de regio en de toekomstige ruimtelijke keuzen voor de regio. De visie is opgesteld via het organiseren van een serie werkateliers met extra bijeenkomsten speciaal gericht op alle betrokken besturen (gemeenteraden en algemene besturen waterschappen). In de werkateliers werden door deskundigen van gemeenten en waterschappen en externe partijen (NGO’s) inhoudelijk gekeken naar drie thema’s: stedelijke ontwikkeling & infrastructuur, welzijn en water & natuur. Het onderdeel water en natuur werd volledig door een waterschap georganiseerd en begeleid. De andere twee ateliers door de samenwerkende gemeenten. Er is ook veelvuldig gebruik gemaakt van het medium film om de ideeën uit de werkateliers via beelden over te brengen. Het project heeft geresulteerd in een gedragen visie waarin de groen-blauwe ondergrond goed aansluit op de andere lagen uit de visie en een leidend principe is geweest. De werkwijze die in dit project is toegepast, leent zich uitstekend voor toepassing elders. Het project geeft aan dat, mits het proces goed voorbereid wordt, een intensieve samenwerking tussen watershappen en gemeenten op strategisch planologisch niveau naar ieders tevredenheid heel goed mogelijk is.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’
1 Inleiding 1.1 Onderwerp van het project Algemene aanleiding: versterking van de rol van waterbeheerders in de ruimtelijke ordening Hoewel de watertoets momenteel is ingeburgerd en “water” al een aantal jaren als een ordenend principe in de ruimtelijk ordening wordt erkent, is het écht medeontwerpen aan ruimtelijke visies en strategieën door waterschappen (of beter gezegd waterbeheerders) iets dat maar niet goed van de grond wil komen. In plaats van meedenken en samen zoeken naar geschikte locaties voor nieuwe functies, blijft de watertoets in de praktijk steken op het toetsen en bijschaven van voornamelijk bestemmingsplannen op een al vastgestelde locatie. De landelijke evaluatie van de watertoets in 20061 onderstreept dit. De huidige manier van werken in ruimtelijke ordeningsprocessen heeft wordt kennelijk nog steeds gedomineerd door de traditionele rolopvattingen en werkprocessen van zowel de waterbeheerders als de ruimtelijke ordening. Specifieke aanleiding: de ambitie van de West-Brabantse gemeenten In West-Brabant hebben 19 gemeenten samen een bestuursconvenant gesloten om gezamenlijke regionale bestuurlijke samenwerking op te pakken. Dit samenwerkingsverband heet de ‘West-Brabantse Vergadering’. Een concreet resultaat van het convenant is het opstellen van een gezamenlijke Strategische Agenda voor West-Brabant. Een belangrijk onderdeel van de Strategische Agenda, is het opstellen van een nieuwe eigen regionale visie voor West-Brabant. Dat is overigens geen structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening. De aanleidingen voor een nieuwe ruimtelijke visie zijn diverse ruimtelijke ontwikkelingen zoals de Nota Ruimte, Pieken in de Delta, de komende herziening van het streekplan vanwege de nieuwe Wro en het Ontwerpatelier Brabantstad. De visie zal als onderdeel van de Strategische Agenda, de bestuurlijke agenda gaan bepalen voor de ruimtelijke ontwikkeling van West-Brabant van de komende jaren. Het doel van de visie is uiteindelijk het bevorderen van de regionale samenwerking op het gebied van ruimtelijke ordening in West-Brabant. Daarnaast was een doel aan het begin van het traject om de ruimtelijke visie ook te benutten als input van de regio voor de nog op te stellen structuurvisies van provincie en eventueel het Rijk. Hoewel het waterschap geen convenantpartner is in de West-Brabantse Vergadering is het waterschap door de gemeenten benaderd om deel te nemen aan dit visietraject. Dit sloot goed aan op de wens van het waterschap een project op het gebied van ruimtelijke ordening op te zetten om meer op strategisch niveau naar de relatie RO en watersysteembeheer te kijken. Het verzoek van de ‘West-Brabantse Vergadering’ heeft er dan ook snel toe geleid dat het waterschap heeft besloten om actief in de projectgroep te participeren als mede-opdrachtgever. Waterschap Brabantse Delta vervult deze trekkersrol ook mede namens Waterschap Rivierenland, omdat enkele deelnemende gemeenten tot dat waterschap behoren.
Figuur 1.1: Het visiegebied
1 ‘Watertoetsproces op weg naar bestemming; Landelijke Evaluatie Watertoets 2006’; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, november 2006.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 1
Vanaf de start van het project was als uitgangspunt gekozen dat de ruimtelijke visie uit 3 aspecten zou bestaan die integraal verwerven zijn tot één visie: • Rood/grijze(infrastructurele/occupatie) laag; • groen-blauwe (natuur en water) laag; • Sociaal-maatschappelijke laag.
Figuur 1.2: De lagenbenadering
Het waterschap was de opdrachtgever voor de blauw-groene laag. Dat betekent concreet dat het waterschap dat onderdeel actief getrokken heeft, als projectleider en dit ook heeft bekostigd en uitbesteed. Dat is uiteraard wel gebeurd in nauwe samenwerking en afstemming met de gemeenten zodat het een logisch onderdeel bleef van het totale project. Dit heeft echter wel geleid tot een redelijk uitgebreide en ingewikkelde projectorganisatie waarin zowel ambtelijk als bestuurlijk iedereen een passende rol heeft gekregen. In bijlage 1 is ter informatie een overzicht van de projectorganisatie opgenomen.
Koppeling met project Simwaterscape Naar aanleiding van het eerste projectvoorstel op hoofdlijnen is contact gezocht met het programma Leven met Water. Uit die contacten is een koppeling met een ander projectvoorstel (Simwaterscape) ontstaan. Het project Simwaterscape heeft tot doel een computertool te ontwikkelen in aanvulling op een reeds ontwikkelde tool (Simlandscape). Simwaterscape maakt het mogelijk om in werkateliers met gebruik van een digitale ontwerptafel, niet alleen schetsenderwijs ontwerpen te maken, maar de computer ook direct inzichtelijk te laten maken wat de gevolgen zijn voor het watersysteem en welke kansen er vanuit het watersysteem zijn.
1.2 Probleemstelling Dit project wil bij de deelnemers een verandering in gang gaan zetten. Eén van de hoofdredenen voor het invoeren van de watertoets was de lang gekoesterde en breed gedragen wens om “water” vanaf het prille begin een volwaardige plek te geven in het ruimtelijke planvormingsproces. Op die manier zou de wateropgave in plaats van een lastig inrichtingsprobleem benaderd kunnen worden als een bijzondere kans voor gebiedsontwikkeling. Tot nu toe is die ambitie niet of nauwelijks waar gemaakt. De vraag is daarom hoe wel stappen genomen kunnen worden om die ambitie wel waar te gaan maken. Voor dit project is daarom als probleemstelling geformuleerd: Op welke manier kan een leeromgeving gecreëerd worden waarin waterschappen en gemeenten op een gelijkwaardige basis samen een integrale ruimtelijke visie ontwikkelen? 1. Welke werkvorm is bij het opstellen van de ruimtelijke visie het meest geschikt om de gewenste leeromgeving te creëren? 2. Hoe kan geborgd worden dat de leerervaringen die worden opgedaan verankerd worden in de dagelijkse praktijk? De achterliggende hypothese van dit project is, dat voor een succesvolle en integrale land-waterplanning vooral innovaties zijn nodig in de samenwerking tussen de verschillende projectpartners.
1.3 Doelstelling Het doel van dit innovatieproject is om gemeenten en waterschappen gezamenlijk een blauw-groene structuur (ook wel de blauw-groene laag genoemd) te laten ontwikkelen voor West-Brabant. De groenblauwe structuur zal onderdeel worden van een bredere strategische visie voor West-Brabant die richting geeft aan economie, duurzaamheid en voorzieningen. Via dit innovatieproject willen waterschap en gemeenten een leer- en veranderproces doormaken naar een pro-actieve opstelling, scenariodenken bij het integreren water en ruimte. Het project zal moeten resulteren in: • Een set van globale ruimtelijke beelden met een toelichting die als scenario’s naast een hoge ruimtelijke kwaliteit een breed spectrum aan mogelijkheden en potenties bieden (lange termijn, tot circa 2030) • Een schetsboek met concrete ideeën en voorbeelden hoe een en ander vorm gegeven kan worden. Te denken valt aan vernieuwende combinaties van groen/blauw/rood (korte termijn). Concrete thema’s die daarbij aan bod kunnen komen zijn bijvoorbeeld Adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK), de ontwikkelingen Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 2
•
rond het Volkerak-Zoommeer, recreatie en toerisme, scheepvaart/multimodaliteit, vestigingsgebieden glastuinbouw en cultuurhistorie. Een kort en bondig advies over keuzes en prioriteiten in de ruimtelijke afweging.
Bij de aanvang van het project werd aangehouden dat de blauw-groene structuur (net als de andere 2 delen van de ruimtelijke visie) bestaat vervolgens uit 2 nog nader te bepalen scenario’s. Zoals uit de procesbeschrijving zal blijken is dat in de loop van het project bijgesteld naar slechts 1 scenario. Dit doet echter geen afbreuk aan de doelstellingen van het project.
1.4 Samenstelling van het consortium Het projectconsortium van het project ‘Blauw West-Brabant’ bestaat uit de volgende partijen: • Waterschap Brabantse Delta: penvoerder en opdrachtgever blauw-groene laag; • Programmabureau West-Brabant: uitvoeringsorgaan van de West-Brabantse Vergadering en opdrachtgever algehele ruimtelijke visie; • Waterschap Rivierenland. Daarnaast heeft Waterschap Brabantse Delta vanwege de koppeling met het project ‘Simwaterscape’ deelgenomen aan het consortium van dat project. Voor het uitvoeren van werkzaamheden is het opstellen van de ruimtelijke visie en van de blauw-groen laag uitbesteed aan externe partijen. De algehele inhoudelijke begeleiding van de ruimtelijke visie is via het Programmabureau West-Brabant uitbesteed aan bureau Rothuizen van Doorn ’t Hooft. Het ondersteunen van de blauw-groene laag is in onderling overleg door het waterschap uitbesteed aan H+N+S Landschapsarchitecten. Deze twee bureau’s maken evenwel geen onderdeel uit van het consortium.
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is kort omschreven wat de achterliggende gedachten zijn achter de hierboven omschreven doelen en aanpak van het project. Centrale vraag daarbij is: waarom zijn in dit project voor de insteek gekozen die gehanteerd is? In hoofdstuk 3 wordt stap voor stap omschreven hoe het project is doorlopen, welke afwijkingen er zijn geweest tussen planning en uitvoering en wordt de relatie met Simwaterscape geduid. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de methodebeschrijving die in de begeleidingscommissie besproken is. In hoofdstuk 4 worden de bereikte resultaten kort en bondig toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt teruggekeken op het doorlopen proces en geëvalueerd. Deze evaluatie is gebaseerd op de eindbespreking in de begeleidingscommissie. Ten slotte worden in hoofdstuk 6 op basis van de evaluatie conclusies en aanbevelingen gedaan voor andere projecten. Hoe kan men een soortgelijk proces succesvol uitvoeren om de relatie water en RO te verbeteren en het wellicht nog beter doen dan in dit project? Tevens is aangegeven op welke punten er een behoefte aan vervolgonderzoek is. De conclusies en aanbevelingen zijn eveneens gebaseerd op de besprekingen in de begeleidingscommissie.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 3
2 Onderzoekshypothese Korte historie van de relatie RO en water Het verbeteren van de relatie tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening is al sinds de jaren ’90 een punt van aandacht. De urgentie hiervan is duidelijk gebleken na de hoogwatersituaties in de jaren ’90 van de 20e eeuw. Een mijlpaal in dit verband is het verschijnen van het advies ‘Waterbeleid voor de 21e eeuw’ in 2000, waarin o.a. werd gepleit voor de introductie van een watertoets2. Met het afsluiten van de Startovereenkomst WB21, op 14 februari 2001 door het Rijk, IPO, VNG en UvW is een eerste stap gezet om hier handen en voeten aan te geven. In die startovereenkomst (de voorloper van het Nationaal Bestuursakkoord Water uit 2003) is onder andere afgesproken de watertoets per direct in te voeren en deze verder uit te werken. Die uitwerking kwam er in 2001 door middel van een Handreiking Watertoets3. In die handreiking werd benadrukt dat het niet alleen gaat om het inbrengen van de waterthema’s in de waterparagraaf van bestemmingsplannen, maar ook oog te hebben voor de processen die aan het bestemmingsplan vooraf gaan (locatiekeuze). Daarnaast werd er extra aandacht gevraagd voor de procedure die volgt nadat het waterschap het wateradvies uitgebracht heeft. De grote valkuil voor een waterbeheerder is het inbrengen van allerhande technische informatie die niet ruimtelijk relevant is. Kortom: het spreken in RO-taal bij het inbrengen van watersysteemkennis is een vereiste. Hoewel de watertoets in 2003 wettelijk verankerd werd voor bestemmingsplannen in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 duurde het nog even voordat de watertoets vroegtijdig bij planvorming betrokken te raken. Het blijkt in de praktijk een lastig te behalen doel om vanuit het domein ‘water’ daar betrokken te raken in de RO waar de randvoorwaarden voor bestemmingsplannen opgesteld worden. Diverse evaluaties, waaronder de officiële evaluatie uit 2006 van het Ministerie van V&W 4 onderstrepen dit. Samenwerking is de sleutel Er zijn diverse redenen te bedenken waarom dit zo is. De belangrijkste conclusie is echter dat het opstellen van regels en convenanten op rijksniveau wellicht goede aanjagers zijn voor verandering, maar er is meer nodig om in de dagelijkse praktijk in den lande een fundamentele verandering in de manier van werken te realiseren. De kern van de watertoets is het samenwerken van de RO en de waterbeheerder aan een goede ruimtelijke ordening, waarin het aansluiten op en het benutten van het watersysteem centraal staat. De basisgedachte is, dat de waterhuishouding een drager is voor ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent dat een andere manier van samenwerken ook door innovatie op het gebied van samenwerking tot stand moet komen. Dit is de reden waarom in dit project niet de nadruk ligt op de inhoud van de ruimtelijke visie, maar op de samenwerking tussen de gemeenten en de waterschappen in een gezamenlijk ruimtelijke planvormingstraject gericht op regionale gebiedsontwikkeling. Bestuurlijke betrokkenheid Samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening en waterbeheer speelt zich in de dagelijkse praktijk vooral ambtelijk af. Het overleg over plannen en het daarvan, gebeurd in hoge mate door ambtenaren. Bestuurders uit de domeinen RO en water spreken wel met elkaar over water en wat men van elkaar verwacht, maar samen één ruimtelijke visie opstellen met gelijkwaardige rollen om één gezamenlijke ruimtelijke kwaliteit te realiseren, komt nog niet vaak voor. Toch is dit belangrijk, omdat uiteindelijk bestuurlijke beelden en bestuurlijke (politieke) wensen bepalen hoe planvormingsprocessen plaatsvinden en leiden tot beslissingen. In dit project is daarom extra aandacht besteed aan het verkrijgen van bestuurlijk draagvlak. Bestuurlijk draagvlak is niet alleen belangrijk in de reguliere (bestemmingsplanachtige) processen, maar vooral bij de visievormende processen. Dáár worden immers richtinggevende keuzes gemaakt voor de lange termijn en daar ligt ook meerwaarde voor bestuurlijke samenwerking.
2 ‘Waterbeleid voor de 21e eeuw; Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw’: Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 31 augustus 2000. 3 ‘Handreiking Watertoets; Waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten’: Ministerie van Verkeer en Waterstaat et al, oktober 2001. 4 ‘Watertoetsproces op weg naar bestemming; Landelijke Evaluatie Watertoets 2006’; Ministerie van Verkeer en Waterstaat, november 2006.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 4
3 Beschrijving van het project en de methode 3.1 Oorspronkelijk geplande aanpak Bij aanvang van het project was de insteek om 2 scenario’s te ontwikkelen met een tijdshorizon tot 2030. Om dit op te stellen was voorzien in 2 werkateliers met daarna één integratieslag naar één integrale visie. Van deze werkwijze is in het project afweken door meer stappen te zetten en meer producten te maken dan gepland. Hieraan bleek tijdens het doorlopen van het project dringend behoefte te bestaan om zo tot een goed en ambtelijk en bestuurlijk gedragen eindproduct te kunnen komen.
3.2 Uiteindelijk gevolgde aanpak
3.2.1 Algemene aanpak van de werkateliers Organisatie van de atelierdagen In drie thema-ateliers (groen/blauw, rood/grijs en sociaal/welzijn) zijn er door deskundigen van de 19 convenantgemeenten, waterschappen, provincies en andere betrokkenen, onder leiding van bureau Rothuizen van Doorn ’t Hooft en in samenwerking met H+N+S Landschapsarchitecten, 5 scenario’s ontwikkeld die de basis vormen voor een duurzaam ruimtelijk casco voor West-Brabant. Zoals aangegeven was de oorspronkelijke intentie 3 maal 2 scenario’s. Bij het eerste atelier blauw-groen bleek echter al snel dat de 2 toekomstbeelden die ontstonden geen echte scenario’s waren, maar 2 versies van hetzelfde scenario. De wateropgave voor de toekomst bleek vrij duidelijk en relatief concreet te zijn. Daarom is daar in het vervolgtraject maar aan één scenario doorgewerkt. De ateliers zelf steeds vonden alle 3 (groen-blauw, rood-grijs en welzijn) tegelijkertijd plaats gedurende één dag. De dagen zelf waren half ambtelijk en half bestuurlijk ingestoken. Na een ontvangst en toelichting op de werkwijze van de dag, gingen de aanwezigen in 3 groepen uiteen voor de werkateliers. Het schetsen en discussiëren in de werkateliers gebeurde hoofdzakelijk ambtelijk. Voor de bestuurders waren er aparte parallelle sessies om hen bij te praten over wat er in de werkateliers besproken werd. Aan het einde van de dag werden steeds de bevindingen van de werkateliers plenair teruggekoppeld aan de bestuurders en de deelnemers van de andere werkateliers. Tijdens deze plenaire terugkoppelingen werden conclusies getrokken over de koers van de uitwerkingen voor het vervolg van het project. Deelnemers aan de werkateliers Tijdens het proces zijn verschillende participanten met uiteenlopende rollen geconsulteerd. Naast betrokken deskundigen van de 19 convenantgemeenten, de waterschappen, het Sociaal-Economisch Samenwerkingsverband, de provincies Zeeland en Noord-Brabant en de medewerkers aan de ateliers waren er afgevaardigden van verschillende departementen, de Kamer van Koophandel, de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, het Brabants Landschap en de Brabantse Milieu Federatie. Vanuit de bestuurlijk en politiek verantwoordelijken zijn de leden van stuurgroep, de gemeenteraadsleden van de 19 convenantgemeenten, het bestuur van de waterschappen en leden van Gedeputeerde Staten uitgenodigd.
3.2.2 De eerste atelierdag De eerste atelierdag stond in het teken van de vraag of de 19 gemeenten wel als één regio te beschouwen zijn, of anders gezegd, of er sprake is van een regionale identiteit. Om de identiteit van de West-Brabant te kunnen achterhalen en om de regio als geheel te kunnen beschouwen is een interactief proces nodig met vele betrokkenen. Vandaar dat ervoor gekozen is het medium film een belangrijke rol te laten spelen in het proces, om een zo breed mogelijke doelgroep te kunnen bereiken. Voorafgaand aan de eerste dag was een speciaal voor dit proces vervaardigde film gemaakt ‘De identiteit van West-Brabant’. Aan het begin van de eerste atelierdag is deze film aan alle aanwezigen getoond, om de discussie over de identiteit van de regio op gang te brengen. De film ging over de kenmerkende volksaard in de regio en over de vragen/opgaven voor de toekomst waarvoor de regio zich gesteld ziet (zoals de invloed van globalisering, klimaatsverandering, etc.).
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 5
Verdeeld in de drie groepen groen-blauw, sociaal-welzijn en rood-grijs werden de deelnemers vervolgens onder voorzitterschap van drie gerespecteerde oud-bestuurders uitgedaagd om scenario’s te ontwikkelen voor de ruimtelijke toekomst van West-Brabant. Hieruit zijn de onderstaande bevindingen naar voren gekomen. Identiteit Een breed gedragen beeld van wat kenmerkend is voor West-Brabant, is de pregnante overgang tussen hoog Nederland (het zuidelijke zanggebied) en laag Nederland (de noordelijke zeekleipolders). Deze positie, die het best omschreven kan worden al de ‘Brabantse Delta’, is uniek voor Nederland. Hier komen op een relatief kleine schaal alle Nederlandse uitdagingen op het gebied van water- en natuurbeheer samen. Overal in WestBrabant kan van hoog naar laag hetzelfde kenmerkende profiel worden getrokken: dekzandruggen met beekdalen, stedelijke ontwikkeling op de overgang tussen zand en klei en de open zeekleipolders. Intentie Het landschap vormt het basiskapitaal van West-Brabant. Hieraan ontleent de regio grotendeels haar kwalitatief hoogwaardige woonmilieu. Het is voor de regio dus van cruciaal belang om de landschappelijke identiteit van West- Brabant dus te behouden en te versterken. Uitgangspunt De lage dynamiek van de ondergrond en de onherroepelijke ontwikkelingen waar deze laag in de toekomst mee te maken krijgt laten weinig ruimte voor keuzes over. Daarom is in het atelier groen-blauw steeds gewerkt aan één samenhangend scenario. Zoals gezegd zijn er wel 2 toekomstschetsen gemaakt, dit waren feitelijk 2 versies van hetzelfde scenario. (afbeeldingen van de 2 schetsen zijn hieronder opgenomen). De wateropgave voor de toekomst blijkt vrij duidelijk en relatief concreet te zijn.
Figuur 3.1 De 2 schetsen uit het eerste werkatelier
Programma Het atelier groen-blauw gaat uit van de huidige beleidsmatig vastgelegde ruimteclaim vanuit de ecologische hoofdstructuur en de wateropgave. Het atelier voegt dus geen extra programma toe, maar beziet het huidige programma meer in zijn samenhang waardoor water- en ecologische doelen beter gehaald kunnen worden en een grotere meerwaarde opleveren voor landschap en recreatie.
3.2.3 De tweede atelierdag In het tweede werkatelier is het scenario uit werkatelier 1 verder uitgediept en verkend. Hierbij is een regionale zonering aangebracht waarin ontwikkelingen ten aanzien van de waterhuishouding en de ecologie besloten liggen. Het groen-blauwe casco geeft daarmee de ordenende principes aan, maar is geen blauwdruk voor de regio. Op lokaal niveau en in de bovenliggende lagen zijn nog keuzes mogelijk. De resultaten van de tweede atelierdag zijn vervolgens omgezet naar filmscripts, zodat ook dit weer middels een film verbeeld kan worden. De film van het atelier groen-blauw In het atelier groen-blauw wordt de nadruk gelegd op ontwikkelingen op het gebied van natuur, water, grondgebonden landbouw en ecologie. Deze laagdynamische ondergrond vormt de basis voor de ruimtelijke Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 6
visie. Processen in deze laag voltrekken zich zeer langzaam, maar zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling niet de vermijden randvoorwaarden waarop de bovenliggende lagen adequaat zullen moeten inspelen. De groenblauwe onderlegger is daarmee leidend voor de andere lagen van de ruimtelijke visie. Centraal in het atelier groen-blauw staat de invloed van klimaatverandering op het watersysteem en de koppelingen die gemaakt kunnen worden tussen ingrepen in het watersysteem en het creëren van robuuste ecologische verbindingen.
3.2.4 Extra stappen: filmfestival en extra raadsconsultatie Filmfestival In oktober 2008 zijn vijf verfilmde scenario’s uit de eerste 2 ateliersessies gepresenteerd tijdens het WestBrabants filmfestival in theater de Nobelaer te Etten-Leur (ambtelijk en bestuurlijk). Het idee is immers dat door het verbeelden in films de ideeën die men heeft beter overgebracht kunnen worden en er daardoor ook meer begrip en beter discussie mogelijk is. Op het filmfestival is daarom na de vertoning van de films, met de aanwezige ambtenaren en bestuurders gediscussieerd over de scenario’s en zijn voorkeuren en draagvlak voor keuzes in de gezamenlijke (ruimtelijke) strategie gepeild aan de hand van recensies. Direct na het filmfestival zijn de short-movies online gezet via het programmabureau West-Brabant. Raadsconsultatierondes Naar aanleiding van het veelgehoorde verzoek van raadsleden om meer betrokken te worden bij het maken van de ruimtelijke visie zijn er eveneens een viertal raadsconsultatierondes gehouden in willekeurig samengestelde sub-regios, te weten in Werkendam (Aalburg, Drimmelen, Werkendam, Woudrichem), Woensdrecht (Bergen op Zoom, Roosendaal, Steenbergen, Tholen, Woensdrecht), Moerdijk (Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Rucphen, Zundert) en Breda (Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, Geertruidenberg, Oosterhout). Tijdens deze bijeenkomsten zijn de aanleidingen, kansen en afwegingen toegelicht en is er uitvoerig gediscussieerd over inhoud en proces. De gemaakte opmerkingen zijn meegenomen bij het opstellen van een concept eindkaart, die de basis vormde voor de afsluitende atelierdag in december.
3.2.5 De laatste atelierdag Gebaseerd op de terugkoppeling van het filmfestival, de raadsconsultatierondes en verdere uitwerking door de projectgroep, is er in december een concept visiekaart gepresenteerd. Doel van deze laatste bijeenkomst was het afronden van het ruimtelijk casco, het bepalen van de ordeningsprincipes per zone, het benoemen van de gemeentelijke en regionale opgaven en het schetsen van uitwerkingsrichtingen per (deel-)gebied. Ook bij de laatste atelierdag is in drie groepen gewerkt, maar niet nadat er eerst een uitgebreide plenaire terugmelding is gegeven van de wijze waarop de concept eindkaart tot stand is gebracht. Na een korte analyse per werkatelier is vervolgens wederom plenair gediscussieerd over de concept eindvisie. De opmerkingen die uit deze discussies zijn gekomen zijn door de landschapsarchitecten verwerkt en voorgelegd aan de stuurgroep. De stuurgroep moet als opdrachtgever het product goedkeuren alvorens het de bestuurlijke procedure kan aan doorlopen. De belangrijkste adviezen voor de afronding uit de laatste atelierdag hadden betrekking op het vergroten van het abstractieniveau van de eindkaart, het in relatie brengen van de programma’s uit de ruimtelijke visie tot de andere bestuursopdrachten van de West-Brabantse Vergadering en het definiëren van opgaven die het casco versterken. Dit is allemaal het concept visiedocument opgenomen. Opvallend daarbij is dat deze discussiepunten vooral zijn ingegeven door vraagstukken als woningsprognoses. De blauw-groene laag als onderlegger stond niet ter discussie en heeft gedurende het doorlopen traject ook nauwelijks tot ‘echte’ discussie geleid.
3.2.6 Afronding van de ruimtelijke visie De uiteindelijke conceptvisie is in april 2009 aangeboden door de stuurgroep aan de besturen van de waterschappen en gemeenten om de visie bestuurlijk te onderschrijven. Indien de opmerkingen die daar bestuurlijk op volgen is wellicht nog bijstelling nodig, waarna de ruimtelijke visie kan worden vastgesteld. Aangezien het geen formele structuurvisie is in de zin van de Wro, wordt geen verdere procedure of inspraak doorlopen. Deze visie heeft immers tot doel de ruimtelijke opgaven voor de komende jaren (gezien vanuit
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 7
regionale samenwerking in West-Brabant) te agenderen. Overigens zijn maatschappelijke organisaties, in ieder geval voor wat betreft de blauw-groene laag wel betrokken geweest bij het opstellen ervan.
3.2.7 Simwaterscape Vanuit het programma Leven met Water is een koppeling tot stand gekomen met het project Simwaterscape. Omdat Simwaterscape tijdens het project nog een tool in ontwikkeling was, was er geen directe koppeling mogelijk tussen beide projecten. Er is daarom ingestoken op een koppeling waarbij enerzijds Simwaterscape informatie en inspiratie haalde uit het de ruimtelijke visie West-Brabant (zijn werkateliers bezocht) en anderzijds kennis en casusinformatie vanuit het waterschap en de ruimtelijke visie is ingebracht in het Simwaterscapeproject. Daarnaast heeft het waterschap als kennisleverancier voor praktische en hydrologische kennis gefunctioneerd. De insteek was om de ontwikkelde tool Simwaterscape te gebruiken om een deelgebied uit de ruimtelijke visie met de nieuwe tool door te lichten. Als casus gebied is daarvoor uiteindelijk het grondgebied van de gemeente Etten-Leur gekozen, vanwege de ruimtelijke opgaven daar én vanwege de diversiteit van het watersysteem in die gemeente.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 8
4 Resultaten van het project Inhoudelijk werd met het opstellen van de Ruimtelijke visie West-Brabant beoogd een eigen regionale ruimtelijke visie op te stellen die: • een door de partners in de West-Brabantse Vergadering gedragen ruimtelijke beeld van West-Brabant schets; • gebruikt kan worden als input vanuit West-Brabant voor de nieuw op te stellen provinciale structuurvisie. Aan het eerste doel is voldaan doordat er daadwerkelijk een concept ruimtelijke visie is opgesteld.
Figuur 4.1: Eindproduct van de werkateliers; de concept visiekaart
Het tweede doel is ook gerealiseerd, maar niet op de manier zoals bij aanvang gedacht. Aan het begin van het project was de gedachte zelf vanuit de regio een visie te maken en deze gereed te hebben voordat de provincie aan hun traject begonnen. In de praktijk is de provincie ook deel gaan nemen aan het project en is het opstellen van de ruimtelijke visie vertraagd, zodat het concept van de ruimtelijke visie niet meer vastgesteld is voordat de provincie start met haar traject, maar gelijktijdig. Het doel wordt niet meer gehaald door het inhoudelijke aspect van de ruimtelijke visie, maar vanwege het doorlopen proces. Doordat alle relevante partijen (waaronder dus de provincie) betrokken waren bij de ruimtelijke visie en in het bijzonder de blauw-groene laag, werden in de werkateliers voor de provinciale structuurvisie als vanzelf de blauwgroene agenda al ingebracht. Op dat moment moest de concept Ruimtelijke visie West-Brabant nog afgerond en verspreid worden, dus dit heeft alles met het doorlopen proces van doen. In dat proces zijn zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven meer stappen gezet dan in eerste instantie was gepland. Er zijn niet 2 maar 3 werkateliers gehouden, een extra bijeenkomst voor de bestuurders en een tussentijds filmfestival als tussentijdse bezinning. Simwaterscape Wat betreft de koppeling met Simwaterscape geldt dat de producten hier erg afhankelijk waren van de voortgang in het ontwikkeltraject van Simwaterscape. Nieuwe inzichten tijdens dat traject hebben geleid tot een wat andere insteek van de aanpak van Simwaterscape, wat weer geleid heeft tot een iets andere insteek van de koppeling tussen beide projecten. Uiteindelijk is een deelgebied van de ruimtelijke visie uitgelicht en Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 9
als casus voorbereid. Hoewel dit gebied niet helemaal kon worden doorgelicht met Simwaterscape, is aan de hand van de resultaten wel gereflecteerd op verdere ontwikkeling van Simwaterscape en de toegevoegde waarde van Simwaterscape voor processen zoals de ruimtelijke visie West-Brabant. De conclusie daarvan is, dat Simwaterscape weliswaar nog verder ontwikkeld moet worden, maar dat de basis goed is en dat er een toegevoegde waarde is voor dat instrument in projecten zoals de Ruimtelijke visie West-Brabant.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 10
5 Evaluatie Terugkijkend op het doorlopen proces vallen de volgende aspecten op: • Het was noodzakelijk om tijdens proces af en toe terug te grijpen op de vastgestelde bestuursopdracht om de richting en randvoorwaarden scherpt op het netvlies te houden. Hoewel het de nodige moeite vertraging heeft gekost, is het achteraf toch zeer zinvol geweest veel tijd in een goede en door alle besturen vastgestelde bestuursopdracht als basis te hebben. Het gaat er echter niet alleen om dat dit ambtelijk goed afgesproken wordt, maar met name bestuurlijk. • Er is voor de start van het proces veel meer tijd besteed aan het opzetten van een goede projectstructuur dan oorspronkelijk geraamd. Dat had twee oorzaken. De eerste oorzaak is het gegeven dat het waterschap geen convenantpartner is in de West-Brabantse Vergadering, maar wel medeopdrachtgever van de ruimtelijke visie. De opgave was dus een structuur op te zetten voor het aansturen van het project die ambtelijk en bestuurlijk recht doet aan de verschillende rollen, maar die wel werkbaar blijft. Dit bleek ondanks de goede wil van alle partijen toch lastig. De tweede oorzaak is het gegeven dat overeenstemming bereikt moet worden met 19 verschillende gemeenten over de aanpak over welke gemeenten het voortouw kunnen/mogen nemen. Het project moet immers door een klein team aangestuurd worden, want een project met 20 projectleiders is onwerkbaar. • Tijdens het doorlopen van het proces bleek het lastig om de bestuurlijke betrokkenheid van 19 gemeenten (groot versus klein en stad versus platteland) te blijven waarborgen en deze gemeenten op één lijn te houden. Iedere gemeente heeft uiteraard eigen wensen, gevoeligheden en bestuurlijke verhoudingen. Dit bleek tijdens het doorlopen van het project een grotere complicerende factor voor het proces. De betrokkenheid van het waterschap was dat niet meer, nadat dit voor de start goed was afgesproken. • De inbreng vanuit het domein ‘water’ in de werkateliers bleek eenvoudiger te verlopen dan de inbreng vanuit de bijvoorbeeld het domein ‘verkeer en vervoer’ of ‘demografie’. In de werkateliers rood-grijs en welzijn is er uitvoerig stil gestaan bij technische discussies de vraag welke uitgangspunten of prognoses als uitgangspunt zouden moeten dienen (bijvoorbeeld: uitgaan van bevolkingskrimp of –groei op de lange termijn). Bij het atelier blauw-groen was de opgave onomstreden en kon veel sneller gefocust worden op de vragen: wat zijn de consequenties van deze ontwikkelingen en hoe gaan we met deze ontwikkelingen om in de ruimte? Voor een deel is dit te verklaren doordat sommige wateropgaven (wateroverlast, verdrogingsbestrijding) en natuuropgaven niet nieuw zijn, maar al langer op de agenda staan. Er zijn echter ook nieuwe opgaven geïdentificeerd en die werden ook snel geaccepteerd. De indruk is, dat dit komt doordat deze opgaven eenvoudig concreet gemaakt kunnen worden en uitgelegd kunnen worden zodat de aanwezigen er zich makkelijk een beeld van kunnen vormen. Op het schaalniveau van een structuurvisie kan men immers redeneren vanuit relatief eenvoudige hydrologische principes en dit vertalen naar een impact op de ruimte, zonder ingewikkelde technische hydrologische berekeningen. Een tweede verklaring is dat het atelier groen-blauw door een andere procesbegeleider is verzorgd dan de andere 2 werkateliers en wat uitgebreider voorbereid is. Daardoor konden de discussies in het werkatelier door prikkelende vragen beter gestructureerd worden. • Na afloop van het eerste atelierdag bleek tijdens de plenaire terugmelding dat het blauw-groene werkatelier concrete voorstellen had uitgewerkt, terwijl de andere twee ateliers vele discussie hadden gevoerd, maar weinig conclusies getrokken hadden. Bij het volgende werkatelier hebben de twee overige werkateliers (met name stedelijke ontwikkeling & infrastructuur) zich laten inspireren door de blauw-groene resultaten. • De gekozen werkvorm van werkateliers werkt. Een belangrijke kracht blijkt echter te liggen in terugkoppelen met beelden (in dit geval films) waarin de gedachten achter de schetskaarten met beelden verteld wordt. Aanwezigen kunnen zich zo beter inleven in andere domeinen dan alleen via een presentatie met een schetskaart.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 11
6 Conclusies en aanbevelingen Gelet op de evaluatie kunnen de volgende conclusie en aanbeveling geformuleerd worden: 1. Besteed heel veel aandacht aan de bestuurlijke component. Ambtelijk verloopt de samenwerking in ateliers goed, maar bestuurlijk vergt samenwerking veel. Het is moeilijk om bestuurders enthousiast te houden, omdat het proces een lange looptijd heeft met ogenschijnlijk lange pauzes. Aanbeveling is daarom om te zorgen voor: • een duidelijke bestuurlijke opdracht aan de start; • ruim voldoende terugkoppelmomenten voor bestuurders; • terugkoppeling niet alleen in woorden en kaarten, maar vooral in beelden; • geef bestuurders en andere betrokkenen niet alleen de gelegenheid om kennis te nemen van de ontwikkelingen, maar geef ruimschoots de gelegenheid er met elkaar over te kunnen praten en aandachtspunten, accenten, etc. mee te geven aan de projectgroep die ze verwerkt. 2. Er is bij de afronding van de ruimtelijke visie veel discussie geweest over het schaalniveau van de kaarten, omdat dit bestuurlijke gevoeligheden met zich mee brengt. Dit is dus erg belangrijk punt voor een ruimtelijk project. Ondanks het feit dat de betrokkenen bij dit project ruime ervaring hebben op het vlak van ruimtelijke visies, is dit kennelijk toch nog onderschat. De aanbeveling op dit punt is dan ook aan schaal- en detailniveau zo vroeg mogelijk al de nodige aandacht te geven en dit aspect vooral niet te onderschatten. Merk op dat gaandeweg het traject door de resultaten van de werkateliers de inzichten over schaal- en detailniveau kunnen wijzigen en sta er dus als projectleiding voor open dat hier constante aandacht en bijsturing nodig zal zijn. 3. Het proces is in hoge mate leidend geweest voor de uiteindelijke resultaten. De inhoud komt in hoge mate uit de ateliers door de discussies die daar gevoerd worden. Er zijn wel duidelijke verschillen in effectiviteit tussen de 3 werkateliers en in de mate van voorbereiding. De conclusie is dan ook de een goede voorbereiding van groot belang is. Die voorbereiding is niet alleen inhoudelijk, maar omvat ook de procesbegeleider attent maken op gevoeligheden, verhoudingen tussen de deelnemende partijen. Daardoor kan de procesbegeleider in de werkateliers beter discussies leiden en sturen op het bereiken van een resultaat in het werkatelier. 4. Het is erg belangrijk om niet alleen feiten en cijfers en kaarten op voorhand goed uitgezocht te hebben en de resultaten daaraan te spiegelen, maar vooral tijdens het proces steeds te communiceren met voor iedereen duidelijke beelden en terug te koppelen. In het geval is dat gedaan met films en blijkt dat goed te werken. Er zijn wellicht ook andere vormen te bedenken. 5. De koppeling met Simwaterscape is moeizaam geweest, omdat het instrument nog ontwikkeld werd toen de werkateliers gehouden werden. Als tool om watersysteemkennis te verbeelden tijdens een werkatelier, zeker ook voor een plan op een meer lokaal schaalniveau, is de tool zeker geschikt. Verdere ontwikkeling van de tool is daarvoor nog wel noodzakelijk.
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 12
Bijlage 1 Projectstructuur
Eindrapportage Project P5100 ‘Blauw West-Brabant’ 13