Eindrapportage ADEL Maart 2013
Armhoede Duurzaam Energie Landschap • Lochem • www.adellochem.nl
1
EINDRAPPORTAGE ADEL Samenvatting & conclusies.................................................................................................................................................................................................................................................................... 3 Inleiding.................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................. 6 Uitgangspunten......................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 7 Doelstellingen................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ 7 Aanpak.......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................8 Nulmetingen en overzicht besparingen.........................................................................................................................................................................................................................11 Managementsamenvattingen:.......................................................................................................................................................................................................................................................12 Bedrijven.................................................................................................................................................................................................................................................................................................... 13 Huishoudens......................................................................................................................................................................................................................................................................................28 Landgoed Ampsen......................................................................................................................................................................................................................................................................37 Landschap............................................................................................................................................................................................................................................................................................... 40 Procesinnovatie............................................................................................................................................................................................................................................................................. 43 Samenvatting besparingsmogelijkheden en conclusies................................................................................................................................................................... 47 Bijlagen
2
SAMENVATTING EN CONCLUSIES Gedurende 2011 en 2012 is door de bewoners en de bedrijven in het buurtschap “Armhoede” binnen de gemeente Lochem onderzocht hoe het gebied kan worden veranderd in een duurzaam klimaatlandschap. De hoofddoelstelling van dit met steun van de gemeente uitgevoerde project ADEL - “Armhoede Duurzaam Energie Landschap”- is om in 2030 het gebied zo veel mogelijk “klimaatneutraal” te laten zijn. Na methaanemissies binnen de boerenbedrijven is energiegebruik de belangrijkste bron van de klimaatemissies binnen Armhoede. In de afgelopen twee jaren is ondermeer onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor reductie van klimaatemissies op gebied van: • reductie van methaanemissies van boerenbedrijven door hogere voerefficiëntie • reductie van CO2-emissies ten gevolge van herverkaveling van het landschap • reductie van methaan- en CO2-emissies door mestscheiding en biomassavergisting • verduurzaming van bosbouw en mogelijkheden voor biomassateelt op landgoed Ampsen • verduurzaming van energiegebruik bij zowel boerenbedrijven als van huishoudens Begin 2011 is allereerst een aantal nulmetingen gedaan, waarbij de totale uitstoot van kooldioxide, lachgas en methaan binnen het onderzoeksgebied is bepaald. Vervolgens is binnen vier themagroepen onderzocht welke economisch rendabele besparingen mogelijk zijn. Hierbij zijn in 2011 en 2012 verschillende proeven en ‘pilots’ gehouden. Tenslotte is berekend welke mogelijkheden er voor opschaling van deze proeven en ‘pilots’ zijn en is de totaal ‘maximaal’ haalbare uitstoot in 2030 berekend. Exclusief de uitstoot van het stortgas, wordt de totaal maximaal haalbare besparing wordt op bijna 45 % beraamd. Kortweg gezegd is een totale besparing op klimaatemissies van ruim 20% mogelijk bij de agrarische bedrijven in het gebied en wordt het creëren van een ”CO2-put” - een besparing van meer dan 100 % - mogelijk geacht bij de huishoudens. Door het benutten van alle beschikbare daken op alle bijgebouwen in het Armhoede gebied voor zonenergie door middel van PV kan nog 600.000 kg CO2 eq/jaar extra worden gecompenseerd. Daarnaast zijn er de additionele mogelijkheden om CO2 te binden resp. CO2 uitstoot te compenseren binnen het Landgoed Ampsen bij meer duurzaam bosbeheer. Voor de stortgasemissies is intensief overleg met ondermeer Attero gevoerd, maar is geen realistische, renderende benadering gevonden. Echter, de emissies zullen hier ‘automatisch’ tot nul reduceren. Hoe cynisch dit ook mag klinken - hier geldt, dat per 2030 de huidige 650.000 Kg CO2 eq/jaar zullen zijn verdwenen. Daarmee komt de maximaal haalbaar geachte uitstoot reductie voor het totale gebied Armhoede op 50 %. De eindconclusie moet luiden dat altijd een substantiële uitstoot van klimaatemissies resteert, ook wanneer alle economisch rendabele activiteiten in de komende decennia ‘maximaal’ worden uitgevoerd. Zonder “revolutionaire” aanpassingen van de economische activiteiten binnen Armhoede is klimaatneutraliteit in 2030 volstrekt niet haalbaar.
Tegelijkertijd mag worden geconcludeerd, dat een uiteindelijke totale besparing van 50% op gebiedsniveau in 2030 haalbaar moet worden geacht, wat zeer aanzienlijk mag worden genoemd. Alleen al om die reden heeft het project “ADEL” haar waarde bewezen.
3
Overzicht Nulmeting TAUW en maximaal haalbaar geachte besparingen ADEL Groep
Thema
2012 - Uitstoot in Realistische CO2 kg equivalen- Besparing ten per jaar 2030
Maximaal geachte besparing 2030
Maximale besparing in percentages
Bedrijven Bedrijfsprocessen
3.397.000
530.000
530.000
Voer
765.000
250.000
250.000
Kunstmest
118.000
12.000
12.000
4.280.000
792.000
792.000
18%
125.000
200.000
69%
58.000
25%
917.000
1.050.000
22%
230.000
490.000
109%
4.000
40%
400.000
Additioneel
894.000
98%
600.000
Additioneel
5.740.000
2.544.000
44%
651.000
651.000
100%
6.391.000
3.195.000
50%
Subtotaal I Elektra
210.000
Aardgas
81.000
Vervoer
233.000
Plastic
25.000
Water
zie huishoudens
Subtotaal II Huishoudens
4.829.000 Elektra
190.000
Aardgas
260.000
Vervoer
268.000
Vliegen & OV
183.000
Water (incl. bedrijven) Landgoed
10.000 zie huishoudens
Duurzaam Bos Subtotaal Huishoudens Landgoed
911.000
Landschap
zie bedrijven Extra zon PV
Subtotaal Stortplaats
Stortgas (Nulmeting mrt. )
TOTAAL
4
Tenminste zo belangrijk is daarnaast de unieke vormgeving van het “ADEL”-project: in de afgelopen twee jaar is het project met de steun van de gemeente Lochem tot stand gekomen, maar tegelijkertijd is het programma toch volledig door de bewoners van het gebied vorm gegeven en bepaald. Samen met door de bewoners ingehuurde externe experts zijn de onderzoeksvragen geadresseerd en is aan draagvlak voor een breed “initiatief van onderop” gewerkt. Hiermee is “ADEL” een in meerdere opzichten uniek project: met diverse belangengroepen in geheel nieuwe rollen zijn niet alleen nieuwe technische inzichten verkregen, maar zijn ook nieuwe lessen geleerd op het gebied van procesinnovatie. Zowel in algemene zin als juist ook over processen bij gebiedsinnovatie! Het is ook om deze laatste reden van groot belang dat de thans gestarte initiatieven in de komende jaren een concreet vervolg krijgen. Nu draagvlak, belangstelling en enthousiasme zijn gezaaid, moeten in de komende jaren ook resultaten worden geoogst! De lijst met concrete conclusies en aanbevelingen is opgenomen in het slothoofdstuk “samenvatting besparingsmogelijkheden en conclusies”. In de rapportage wordt het project in zijn geheel en op onderdelen op hoofdlijnen beschreven. Onderdeel van deze eindrapportage zijn meerdere gedetailleerde deelrapportages, die als aparte bijlagen zijn toegevoegd.
5
ALGEMENE INLEIDING A. Oprichting Belangenvereniging ADEL Op 11 november 2010, de dag van de duurzaamheid, is de projectgroep Armhoede Duurzaam Energielandschap (ADEL) officieel van start gegaan. Bij notariële akte is die dag een belangenvereniging opgericht, met als doel: 1. Namens bewoners in het gebied Armhoede/Ampsen onderzoek doen naar en realiseren van het ‘klimaatneutraal’ maken van het gebied, waarbij het begrip ‘klimaatneutraal’ zo ruim mogelijk wordt uitgelegd; 2. Bevorderen dat onderzoek en realisatie van de doelstellingen worden uitgevoerd, zodanig dat dit door de bewoners van het gebied wordt gedragen en ondersteund B. Overeenkomst met de Gemeente Lochem Op 11 november 2010 wordt tevens vastgelegd, dat bewoners en bedrijven van het buurtschap ArmhoedeAmpsen en de gemeente Lochem met elkaar in het gebied Armhoede een duurzaam energielandschap willen realiseren. Het gaat om het realiseren van een duurzaam energielandschap, dat bijdraagt aan klimaatneutraliteit en dat tevens (economische) waarde toevoegt aan het gebied. Voor de realisatie van het projectplan ADEL wordt een projectgroep ingesteld bestaande uit leden van de belangenvereniging. De projectgroep wordt bij het opstellen van het projectplan ondersteund en begeleid door externe deskundigen op het gebied van procesinnovatie en systeeminnovatie. Om de samenwerking tussen de Projectgroep ADEL en de gemeente te borgen wordt een aparte overeenkomst opgesteld. Afgesproken wordt dat de Projectgroep en de gemeente Lochem gezamenlijk optrekken in het vormgeven van het projectplan ADEL doch ieder binnen zijn eigen rol. De Projectgroep wordt verantwoordelijk voor het tot stand brengen van het projectplan, waarmee voor het gebied Armhoede een duurzaam energie landschap kan worden gerealiseerd. De gemeente ondersteunt de Projectgroep door het ‘ter beschikking stellen’ van budget en daar waar mogelijk ondersteuning te verlenen. Gemeente en Projectgroep stellen beiden een contactpersoon aan verantwoordelijk voor efficiënte en effectieve communicatie en voor doorgeleiding van vragen, stukken en opdrachten van partijen. Gemeente en Projectgroep zullen in onderling overleg afspraken maken over welke opdrachten, tegen welke kostprijs en/of andere voorwaarden, extern worden uitgezet ter realisering van het Projectplan.
6
UITGANGSPUNTEN ADEL Binnen het project Armhoede Duurzaam Energie Landschap wordt een aantal uitgangspunten geformuleerd, gebaseerd op zes belangrijke principes van het energielandschap: 1. Lokaal eigendom: het energielandschap moet toegankelijk zijn voor alle bewoners en bedrijven en de opbrengst vloeit terug naar de lokale samenleving. Een vorm daarvoor is bijvoorbeeld de coöperatieve energievereniging. 2. Versterking van het grondgebonden agrarisch familiebedrijf: boeren gaan meer klimaatgericht werken met behoud van rentabiliteit en kunnen ook leverancier worden van energiegrondstoffen. 3. Financiële rentabiliteit: voor de bedrijven in het gebied is het de uitdaging economische winst (‘rentabiliteit’) te combineren met duurzaamheid en visie op lange termijn. 4. Biodiversiteit: zaken als betere bodemgesteldheid en afwisselend aantrekkelijk landschap versterken de biodiversiteit en maken het gebied weerbaarder, aantrekkelijker en productiever. 5. Cradle to Cradle: het sluiten van kringlopen, waarbij afval als grondstof wordt ingezet, duurzame energie wordt gebruikt en de waarde van het gebied toeneemt. 6. Fotosynthese: planten vangen zonne-energie op en leggen deze via fotosynthese vast in koolhydraten, vetten en eiwitten. Dit zijn de bouwstenen voor ons voedsel. Fotosynthese dient als de basis voor klimaatneutraliteit, waarbij CO2 wordt vastgelegd in biomassa en bodem.
DOELSTELLINGEN Het begrip ‘klimaatneutraal’ wordt als volgt gedefinieerd: per saldo bestaat geen overschot van emissies CO2, lachgas en methaan meer in 2030. De aanname is, dat uitstoot van CO2 en lachgasemissie uiteindelijk kunnen worden vermeden en dat methaan uiteindelijk sterk kan worden verminderd. Als randvoorwaarde binnen het project geldt, dat onderzoek en realisatie van de doelstellingen zodanig worden uitgevoerd, dat dit door de bewoners van het gebied wordt gedragen en ondersteund.
7
AANPAK In het begin van het project wordt besloten een nulmeting te doen om de actuele situatie in kaart te brengen. Deze nulmetingen worden de basis voor de vervolgaanpak. In het opgestelde plan van aanpak wordt aangegeven: A. Gebiedsdefinitie
B. Hoofddoelstelling
C. Opzet van de projectorganisatie en Proces
D. Onderzoeksvragen
per Themagroep E. Planning op hoofdlijnen F. Resultaten van de Nulmetingen van TAUW en GEAS Advies
Ad A. Gebiedsdefinitie Armhoede Als gebiedsomgrenzing wordt vastgesteld de gehele buurt langs de Grote Drijfweg en landgoed Ampsen. Het gaat om in totaal 15 agrarische bedrijven en 37 woningen. Binnen het gebied bevindt zich het landgoed met een groot aantal hectares bos. Tevens is er een voormalige vuilstortplaats op het terrein. Ad B. Hoofddoelstelling Het gebied Armhoede moet in 2030 ‘klimaatneutraal’ zijn. Hieronder wordt verstaan dat er in 2030 per saldo geen overschot van emissies CO2, lachgas en methaan meer is. De aanname hierbij is, dat CO2 en lachgas emissies uiteindelijk kunnen worden vermeden en dat methaan uiteindelijk sterk kan worden verminderd. Ad C. Projectorganisatie en Proces De rolverdeling tussen de verschillende partijen wordt als volgt vastgesteld: 1. Gemeente: opdrachtgever & budgethouder 2. Bestuur: ondersteuner van de themagroepen, bijstaan ‘met raad & daad’, stimuleren, faciliteren, enthousiasmeren, evenals schakelen tussen gemeente en themagroepen: aanvragen budgetten, verzorgen rapportages, begeleiden communicatie, deelnemen in themagroepen 3. Themagroepen: verantwoordelijk voor het uitwerken van de onderzoekvragen, het opstellen van plannen van aanpak (inclusief businesscases) en het komen met voorstellen voor activiteiten. 4. Procesbegeleiders: verantwoordelijk voor de vaste begeleiding, ondersteuning bij agenda en verslag, aangeven van spelregels, stimuleren van diversiteit binnen teams, begeleiden van samenwerking en bewaken van voortgang 5. Inhoudelijke Experts: verantwoordelijk voor beantwoorden van specifieke onderzoeksvragen Er worden vier Themagroepen ingericht: 1. 2. 3. 4.
Energie (huishoudens) Water Landschap en Verkaveling Bedrijfsvoering
Iedere Themagroep zal bestaan uit minimaal vijf mensen, met een voorzitter/ambassadeur bij voorkeur uit hun midden (niet zijnde een lid van het Bestuur) en een externe procesbegeleider.
8
Als inhoudelijke uitgangspunten bij het werken in themagroepen gelden: 1. Werken volgens afgewogen, gebalanceerde aandacht voor de verbetering van het leefklimaat, (“People”) de verlaging van de milieudruk (“Planet”) en de verlaging van kosten en verhoging van rendement (“Profit”) 2. Werken volgens de zogenaamde “Trias Energetica”: a) Energiebesparing b) Opwekken van (lokale) duurzame energie c) Zo efficiënt mogelijk gebruik van onvermijdbaar (fossiel) energiegebruik 3. Hanteren van nulmetingen van TAUW en GEAS als uitgangspunt: de basis voor de in de komende jaren uit te werken onderzoekvragen zijn de in voorjaar 2011 uitgevoerde “nulmetingen” voor het vastgestelde gebied Ad D. Onderzoeksvragen ADEL per Themagroep Voor iedere themagroep worden een of meer hoofdvragen met nadere toelichting geformuleerd. a. Hoofdvraag thema Energie Huishoudens Hoe kan de uitstoot van broeikasgassen in Armhoede worden verminderd of vermeden door consequente toepassing van 1) energiebesparing 2) opwekken van (lokale) duurzame energie 3) zo efficiënt mogelijk gebruik van onvermijdbaar (fossiel) energiegebruik Denk hierbij aan: 1. energiebesparende maatregelen in de huishoudens op basis van GEAS advies 2. duurzame energieopwekking: in hoeverre kunnen de huishoudens in Armhoede zelf in hun energieopwekking voorzien (‘zelf aan de knoppen draaien’)? 3. mogelijkheden die er zijn voor de benutting van stortgas en hout/biomassa b. Hoofdvraag thema Water Hoe kunnen bewoners besparen op het gebruik van drinkwater en welke mogelijkheden zijn er voor duurzaam hergebruik van afvalwater? Welke verbetering van het leefklimaat en welke verlaging van de milieudruk kan hiermee worden gerealiseerd? Welke energiebesparing kan zo worden gerealiseerd? Denk hierbij aan: 1. Welke verbetering van het leefklimaat, verlaging van de milieudruk en energiebesparingen kunnen worden gerealiseerd? c. Hoofdvraag thema Landschap en Verkaveling Hoe kan een passende inrichting van het landschap in Armhoede worden gerealiseerd waarbij de mogelijkheden worden onderzocht voor meer efficiënte en effectieve bedrijfsvoering en voor de verbetering van het leefklimaat? Denk hierbij aan: 1. herstel van biodiversiteit en recreatiemogelijkheden 2. Welke belemmeringen zijn er voor “vlotte” verkaveling in de huidige situatie? d. Hoofdvraag thema Bedrijfsvoering Hoe kunnen de bedrijven de rendementen verbeteren, zodat zij optimaal bijdragen aan de klimaatneutraliteit van Armhoede in 2030 en aan de kwaliteit van leven?
9
Wat betekent dit voor de verschillende soorten bedrijven? Denk hierbij aan: 1. Hoe kunnen rendementen worden verbeterd, kan de milieudruk worden verlaagd en kan de kwaliteit van leven worden gediend vanuit de huidige filosofie van de bedrijfsvoering? 2. Dienen in het licht van rendementsverbetering de wettelijke kaders als ‘maximum’ doelstellingen te worden gezien of leveren meer ambitieuze posities juist hogere rendementen op? 3. Mogelijkheden voor verbetering van bodemvruchtbaarheid en biodiversiteit 4. Mogelijkheden voor meer CO2 opname in de bodem 5. Inrichting van stallen in kader van reductie lachgas 6. De rol van voeding in kader van reductie methaangas 7. Bedrijfsgerelateerde energiebesparing en groene energieopwekking Ad E. Planning op hoofdlijnen De doorlooptijd bedraagt twee jaar: het ADEL project zal plaatsvinden in 2011 en 2012. De Themagroepen en de projectgroep krijgen tot eind 2012 tijd om met de relevante onderzoeksvragen te komen en met de bijbehorende ‘businesscases’ resp. met de te verwachten resultaten. Medio 2012 wordt een eerste tussenrapportage verwacht. Eind 2012 wordt de eindrapportage verwacht. Ad F. Nulmetingen TAUW en GEAS De belangrijkste uitkomsten over het energieverbruik uit het rapport van TAUW zijn: De uitstoot van broeikasgassen binnen het gebied ontstaat vooral als gevolg van methaan uitstoot van het melkvee. Andere processen waarbij veel broeikasgassen vrijkomen zijn de verbranding van fossiele brandstoffen en de productie van kunstmest en krachtvoer. Binnen Armhoede vertegenwoordigt het afgevoerde hout een groot potentieel aan energie. Het gaat hierbij dan om de takken en het hout dat als brandhout wordt afgevoerd. Een andere potentiële energiebron is het stortgas op de voormalige stortplaats in Armhoede.
10
Overzicht klimaatemissies op basis van Nulmeting TAUW Groep
Thema
2012 - Uitstoot in CO2 kg equivalenten per jaar
Te onderzoeken binnen Themagroep
Bedrijven Methaanemissie
3.397.000 Bedrijfsvoering
Voer
765.000 Bedrijfsvoering
Kunstmest
118.000 Bedrijfsvoering
Subtotaal
4.280.000 Elektra
210.000 Energie
Aardgas
81.000 Energie
Vervoer
233.000 Landschap en Verkaveling
Plastic
25.000 PM
Subtotaal Huishoudens
4.829.000 Elektra
190.000 Energie
Aardgas
260.000 Energie
Vervoer
268.000 Landschap en Verkaveling
Vliegen & OV
183.000 PM
Landgoed
Zie huishoudens Energie
Subtotaal
901.000
Landschap
Vervoer
Zie huishoudens & bedrijven Landschap en Verkaveling
Water
10.000 Water
Subtotaal Stortplaats
5.740.000 Totaal Stortgas
651.000 Energie
TOTAAL
6.391.000
NB: De totale uitstoot van Aardgas en Elektra wordt in de nulmeting TAUW berekend op 741.000 kg CO2 eq/jaar. Vanuit de TG Energie wordt door de experts van Piafwonen* dezelfde hoeveelheid kg CO2 eq/jaar berekend. Echter, vanwege een enigszins andere omrekensystematiek valt de verdeling tussen Aardgas en Elektra en de verdeling tussen bedrijven en huishoudens iets anders uit binnen de onderzoeksrapportages dan binnen de nulmeting TAUW. Bij de verdere berekeningen in deze eindrapportage is voor Aardgas en Elektra gewerkt met de in TG Energie door Piafwonen gebruikte omrekenfactoren. 11
MANAGEMENTSAMENVATTINGEN - Themagroepen en Procesaanpak Ten behoeve van deze eindrapportage is per Themagroep (TG) is een managementsamenvatting gemaakt. De verschillende beschikbare eindrapportages per Themagroep zijn separaat bijgevoegd. De samenvattingen hebben alle dezelfde opbouw: a. Huidige situatie b. Doelstelling TG c. Aanpak en activiteiten TG d. Conclusies e. Opschalingmogelijkheden f. Risico’s, knelpunten en belemmeringen De samenvattingen zijn allereerst opgebouwd per de onderscheiden groepen binnen Ampsen: I. Agrarische Bedrijven (onderzocht binnen TG Bedrijfsvoering & TG Energie) II. Huishoudens (onderzocht binnen TG Energie & TG Water) III. Landgoed Ampsen (TG Energie) Apart aandacht is besteed aan het thema Landschap, dat voor alle groepen relevant was. (TG Landschap & Verkaveling) Tenslotte is er de samenvatting van de Procesaanpak. Het gaat hierbij vooral om de recapitulatie van uitgangspunten ten aanzien van de procesinnovatie, de gevolgde aanpak en de belangrijkste ‘lessen’ en ‘conclusies’ voor het proces van gebiedsinnovatie.
12
MANAGEMENTSAMENVATTING AGRARISCHE BEDRIJVEN I (TG Bedrijfsvoering) Huidige situatie Binnen het gebied Armhoede bevinden zich 15 agrarische bedrijven. Hiervan is het merendeel melkveehouderijen. Er lopen in totaal 625 melkkoeien en 528 stuks jongvee rond in Armhoede. Het gebied heeft 290 ha grasland, 96 ha maïs en 18,5 ha overige voedergewassen. Volgens de Nulmeting TAUW worden binnen het gebied 3.397.000 kg CO2 equivalenten per jaar (eq/jaar) uitgestoten aan bedrijfsprocessen. 765.000 kg CO2 eq/jaar worden veroorzaakt door uitstoot behorende bij voeraankopen (inclusief varkensvoer) en 118.000 kg CO2 eq/jaar door kunstmestaankopen. De totale uitstoot in CO2 kg equivalenten vanuit de bedrijven bedraagt daarmee 4.280.000 kg CO2 eq/jaar. (NB: dit is exclusief de emissies ten gevolge van het gebruik van aardgas, elektra en vervoer. Inclusief aardgas, elektra en vervoer bedragen de klimaatemissies 4.829.000 kg CO2 eq/jaar op basis van de Nulmeting TAUW. Deze emissies zijn binnen de TG Energie resp. binnen de TG Landschap & Verkaveling nader onderzocht.) Doelstelling TG Agrarische Bedrijven Hoe kunnen de bedrijven de rendementen verbeteren, zodat zij optimaal bijdragen aan de klimaatneutraliteit van Armhoede in 2030 en aan de kwaliteit van leven? 1. Hoe kunnen rendementen worden verbeterd, kan de milieudruk worden Verlaagd en kan de kwaliteit van leven worden gediend vanuit de huidige Filosofie van de bedrijfsvoering? 2. Dienen in het licht van rendementsverbetering de wettelijke kaders als ‘maximum’ doelstellingen te worden gezien of leveren meer ambitieuze Posities juist hogere rendementen op? 3. Mogelijkheden voor verbetering van bodemvruchtbaarheid en Biodiversiteit 4. Mogelijkheden voor meer CO2 opname in de bodem 5. Inrichting van stallen in kader van reductie lachgas 6. De rol van voeding in kader van reductie methaangas (NB: naar aardgas, elektra en vervoer is vanuit TG Energie en TG Landschap en Verkaveling gekeken.) Aanpak en activiteiten TG Agrarische Bedrijven Op basis van het TAUW rapport zijn Dutch Sense en Boerenverstand met de veehouders in het gebied in overleg getreden en zijn gezamenlijk proeven en ‘pilots’ uitgevoerd om op praktijkniveau te onderzoeken hoe de uitstoot van broeikasgassen daadwerkelijk is te verminderen. Daarnaast heeft adviesbureau CLM verschillende maatregelen die genomen kunnen worden op bedrijfsniveau gerapporteerd in een apart verslag1. De conclusies van de Themagroep zijn gebaseerd op de proeven, het CLM rapport en de eindevaluatie met de veehouders. Conclusies TG Agrarische Bedrijven De maximale bijdrage aan reductie van uitstoot in CO2 kg equivalenten per jaar - met behoud of zelfs versterking van economische rentabiliteit - wordt vanuit de uitgevoerde proeven en pilots berekend op 792.030 kg CO2 eq/jaar. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in: A. mest B. voer C. bodem en D. minder jongvee (zie tabel) en worden hier vervolgens uitgewerkt.
1
Broeikasemissies landbouw ADEL, CLM rapport xxx - 2012
13
Tabel 1. Overzicht reductie per maatregel en wat daarvoor nodig is. Proef
Maatregel
Mest scheiden
kg CO2 eq/jaar
% van totaal
Wat is nodig om dit te realiseren
Te verwachten kosten
Kunstmest Overheid dient wetgeving te vervangen door veranderen dunne fractie Melkveehouders gaan mest scheiden en gescheiden toedienen
12.300
0,3%
Investering door melkveehouder in mestscheiders Begeleiding door teeltdeskundige, bodem en kringloopdeskundige
Huur dan wel koop van apparatuur, ca. €4000,- /jaar/ bedrijf Extra opslag, per bedrijf verschillend
Mest scheiden
Zaagsel vervan- Melkveehouders die nu al gen door dikke zaagsel in diepstrooisel-boxen fractie gebruikt
61.015
1,4%
Investeren in mestscheiden (huur dan wel koop) Begeleiding op gebied van koegezondheid
-
Voer efficiëntie
Verhogen voerefficiëntie van de veestapel
Melkveehouder weegt en meet 249.563 wat er van zijn land komt om beter rantsoen samen te stellen. Melkveehouder meet de ontwikkeling van voerefficiëntie Melkveehouder aan de slag met kringloopwijzer
5.7%
Melkveehouder investeert in weeg mogelijkheden. Begeleiding door kringloop deskundigen
€2500, - per bedrijf voor begeleiding in gebruik kringloopwijzer
Bodem benutting
Wisselteelt
Melkveehouder maakt plan voor wisselteelt. Melkveehouder werkt aan bodemverbetering
384.102
8.8%
Begeleiding door teeltdeskundige
€750,- /bedrijf voor een bodemscore €2500,-/bedrijf /jaar voor begeleiding, bemesting- & bodemplan
Minder (jong)vee
Minder jongvee Melkveehouder zorgt voor langere levensduur melkvee en selecteert eerder jongvee
85.050
2.0%
Begeleiding door dierenarts en voedingdeskundige
792.030
18,2%
Totaal
Actoren
Toelichting per maatregel Mestscheiden Door dierlijke mest te scheiden in een dunne en een dikke fractie kan kunstmest verder uitgespaard worden. Op basis van de nu bekende resultaten van proefboerderij De Marke (wat gezien kan worden als een voorloper) kan door mestscheiden ongeveer 100 kg stikstof (N) uit kunstmest vervangen worden door het gebruik van de dunne mestfractie. Wetgeving geeft echter nog geen ruimte om dit ook te mogen doen. De verwachting is dat dit echter een kwestie van tijd is voordat dit wel mogelijk wordt. Dan behoort de reductie van kunstmest met de bijbehorende klimaatwinst van 12.300 kg C02eq/jaar voor het gebied tot de mogelijkheden. Wel is de winst zeer beperkt omdat er in het gebied over het geheel bezien een mesttekort is en 1 bedrijf dierlijke mest moet afvoeren. Alle andere bedrijven voeren juist dierlijke mest aan en hebben daarom geen voordeel resp. mogelijkheid om kunstmest te vervangen met dunne fractie. Prijzen van aanvoer van dunne fractie en kunstmest en de wetgeving zullen bepalen of in de toekomst toch kan worden opgeschaald. Mestscheiden kan ook zaagsel uitsparen. Dit kan echter alleen als er zogenaamde diepstrooisel-boxen op het bedrijf aanwezig zijn, wat slechts bij 1 bedrijf het geval is. In het gebied kan op deze manier 61.015 kg C02 eq/jaar worden bespaard worden en dit kan bij dit bedrijf €5500, - euro besparing op zaagselkosten opleveren. De andere bedrijven hebben geen diepstrooisel-boxen en gebruiken daarom bijna geen zaagsel.
14
Voerefficiëntie Door meer liters melk uit minder kilogrammen voer te produceren wordt de benutting van het eigen land verhoogd en kan krachtvoer worden uitgespaard. De melkveehouder zal kritisch naar zijn rantsoen kijken en moeten meten wat zijn voerefficiëntie daadwerkelijk is. Dit levert niet alleen een besparing op van 249.563 kg CO2 eq/jaar, maar dit kan ook enkele duizenden euro’s aan besparing op de voerkosten opleveren. Het verhogen van de voerefficiëntie en minder krachtvoer, blijkt meer bij te dragen aan de reductie van methaanemissie dan de aanpassen van het krachtvoer zelf2. Omdat methaan uitstoot een zeer grote bijdrage levert is het aan te bevelen onderzoek naar (natuurlijke) additieven aan het voer nauwlettend in de gaten te houden. Deze alternatieven worden op dit moment in proefopstellen door Wageningen UR onderzocht en resultaten komen pas later beschikbaar3. Het ligt in de verwachting dat dit gepaard gaat met een kostenverhoging. Hoewel door betere genetica en beter vakmanschap de boer de productie per koe nog iets kan laten stijgen, streven we nadrukkelijk naar een optimale melkproductie per koe in plaats van een maximale. De melkproductie per koe is namelijk niet oneindig te verhogen en in de praktijk betekent een productieverhoging per koe een toename van het krachtvoerverbruik. Minder jongvee per melkkoe, door minder vervanging, ofwel oudere koeien, lijkt de beste optie (zie verderop D.). Bodembenutting Hier lijkt de meeste duurzame winst te boeken. Alleen met een beter functionerende bodem kan op de lange termijn meer massa en kwaliteit geproduceerd worden met minder input van kunstmest. Hoewel het vele jaren kost om middels een verbeterde bodembenutting de uitstoot te verminderen, lijkt dit toch het beste voor boer en klimaat. 1% verhoging van de organische stof op bouwland gedurende 20 jaar zorgt voor 72.800 kg C02 equivalenten/ha/jaar aan extra CO2 binding. Een bodemscore voor elk bedrijf, gekoppeld met een bedrijfsverbeterplan, kan dit inzichtelijk maken. De vochthuishouding verbetert en het organisch stofgehalte wordt verhoogd. Alle gronden in het gebied zullen in kwaliteit toenemen wanneer een dergelijke bodemscore een jaarlijks terugkerende activiteit wordt. Maïs in continue teelt heeft een sterk negatief effect op de bodemorganische stof en daarmee op het lange termijn stikstofleverend vermogen. Het is mogelijk de helft van de 96 ha maïsland in het gebied door grasklaver te vervangen, wat een besparing van 384.102 kg CO2 eq/jaar oplevert. Deels door besparing op kunstmest en deels door meer vastlegging van koolstof (C ) in de bodem. Door minder maïs in het rantsoen zal er voor energie gecompenseerd moeten worden met bijproducten of krachtvoer. Echter doordat bedrijven zelf meer eiwit via grasklaver gaan telen kan er verder op eiwitrijk krachtvoer bespaard worden. Minder jongvee Binnen ADEL hebben de bedrijven 625 stuks melkkoeien en 528 stuks jongvee. In het onderzoeksrapport van de Themagroep is de aanname, dat het aantal melkkoeien gelijk blijft, de productie per koe door beter management en fokkerij nog kan stijgen en het aantal jongvee zakt met 90 stuks tot 438 stuks. Een besparing van 17% op het jongvee (ofwel een vervangingspercentage van ongeveer 33%) blijkt realistisch ook in het licht van de onderzoeken met de Koeien & Kansen boeren. 90 stuks minder jongvee op basis van dezelfde melkproductie levert een besparing van 85.050 kg CO2 eq/jaar op. Totale besparing De totale besparing komt neer op ruim 18% van de totale emissies van alle agrarische bedrijven van 4.360.000 kg CO2 equivalenten per jaar. 2 http://www.verantwoordeveehouderij.nl; “Methaanarme brok helpt, goede voerefficiëntie helpt meer” 3 http://edepot.wur.nl/214416l; “Methaanreductie: juich niet te vroeg” 15
Opschalingmogelijkheden Agrarische Bedrijven De in de conclusie genoemde besparingmogelijkheden zijn slechts te realiseren wanneer alle bedrijven gericht uitvoering zullen geven aan de in het onderzoek genoemde maatregelen. De winst is er daarom nog niet, maar kan uitsluitend bereikt worden met maatregelen die door de onderzoekers verder zijn uitgewerkt. Bovendien moet worden onderstreept, dat de aanname in het onderzoeksrapport is dat het aantal melkkoeien in het gebied min of meer gelijk blijft. Het is zeer de vraag of deze aanname realistisch is: het is goed om te benadrukken, dat er namelijk twee fundamenteel verschillende scenario’s voor de agrarische bedrijven spelen: Scenario A: minimale klimaatemissie per liter melk Bedrijven werken aan minimale emissies per geproduceerde liter melk en tegelijkertijd werken aan maximale melkproductie. Dit wordt binnen enkele jaren (na 2015) mogelijk met het loslaten van de quota. Voor de doelstellingen van ADEL zal op gebiedsniveau de “klimaatwinst” dan veel geringer zijn. Scenario B: minimale klimaatemissie per hectare grond Bedrijven werken aan minimale emissies per bedrijf. Zij gaan zich richten zich op een ander evenwicht tussen melkproductie, duurzame landbouw en de productie van (kracht)voer. Voor de doelstellingen van ADEL zal op gebiedsniveau de ‘klimaatwinst’ dan veel groter zijn. Momenteel ligt scenario A na 2015 verreweg het meest voor de hand. Het zou goed zijn om de beide toekomstscenario’s in vervolgonderzoeken op hun waarde en winstgevendheid voor de bedrijven evenals op hun haalbaarheid serieus te bekijken. Verder moet bij deze onderzoeksresultaten worden benadrukt, dat de huidige efficiëntie binnen de bedrijven al hoog is en dat bedrijven typisch van alle kanten worden benaderd om met allerlei programma’s mee te doen. Hierdoor is een eenduidige en gerichte aanpak niet eenvoudig of direct te verwachten. Tenslotte zijn er per genoemde maatregel verschillende knelpunten en belemmeringen. Het geheel vraagt hier om gerichte vervolgstappen. Het is aan te bevelen melkveehouders te blijven stimuleren met de kringloopgedachte bezig te gaan. Ofwel: integraal aanpakken van milieu- en klimaatproblemen. Het beste inzicht kan worden verkregen met de kringloopwijzer die vanaf dit jaar voor alle melkveehouders in Nederland gratis te downloaden is via www. koeienenkansen.nl. Door continue bezig te zijn met inzicht in de bedrijfskringloop kan de beschreven winst (A, B, C, D) worden behaald maar mogelijk ook meer.
16
Vanuit de evaluatie met de veehouders zijn nog interessante opties naar voren gekomen: - Samenwerken tussen de bedrijven voor een gesloten kringloop van voer en mest in het gebied. In het algemeen wordt gestreefd naar een effectiever landgebruik in het gebied. Samenwerken kost tijd en bereidwilligheid van partijen en extra premies en stimulansen, belastingvoordelen enz. maar ook een goede procesbegeleider zullen nodig zijn resp. helpen. - Grond binnen het gebied inzetten voor het verbouwen van korrelmaïs, lupinen of andere krachtvoervervangers. Wat de exacte winst is, moet nader onderzocht worden. Een aantal maatregelen zijn bewust niet verder onderzocht, omdat ze tot weinig winst leiden dan wel uitgebreid wetenschappelijk onderzoek behoeven: - Verhogen van de verteerbaarheid van het voer verhogen: geeft mogelijk extra problemen met diergezondheid en daarmee kortere levensduur. - Benutten van methaan arm krachtvoer. Zodra hierover wetenschappelijk eenduidige en positieve resultaten aantoonbaar zijn, kan dit gepromoot worden en kunnen eventuele meerkosten worden vergoed. - Veranderen van kunstmestsoort (ureum meststoffen): Dit is niet door de TG doorgerekend omdat een andersoortige kunstmest fors duurder is, maar ook omdat de apparatuur om het aan te wenden veel geld kost of alleen in loonwerk uitgevoerd kan worden. - Introduceren van mestvergisting op de melkveebedrijven: levert energie, maar verstoort ook de kringloop. Het biogas dat ontstaat, gaat ten koste van de organische stofgehaltes in de mest (de koolstof) en daarmee uiteindelijk ten koste van de bodem. Bovendien blijkt het systeem op bedrijfsniveau nog niet rendabel zonder structurele subsidie. - Introduceren van mestraffinage. Dit is nog in ontwikkeling en nog (lang) niet praktijkrijp. Ook is onbekend wat de exacte gevolgen zijn voor de bodem en het klimaat. - Introduceren nadere beweidingmaatregelen. Hier is niet naar gekeken, mogelijk is een extra besparing te realiseren, maar op het gebied van CO2 uitstoot wordt hier weinig effect van verwacht. - Composteren: geeft op lange termijn winst door een beter functionerende bodem. Het brengt de nodige extra kosten met zich mee en er is juist een tekort aan te composteren biomassa. Onderstaand zijn voor de verschillende maatregelen de risico’s, knelpunten en belemmeringen nader aangegeven. Tevens zijn de twee scenario’s nog nader toegelicht en beschreven.
17
Risico’s, knelpunten en belemmeringen TG Agrarische Bedrijven Mestscheiden Tabel 2. Overzicht van knelpunten en belemmeringen bij mestscheiden MESTSCHEIDEN Wetgeving
Gescheiden dierlijke mest mag (nog) niet als kunstmest vervanging worden ingezet. De verwachting is wel dat dit binnen korte tijd mogelijk wordt.
Economie
Kunstmestprijzen nemen toe maar de economische voordelen van kunstmest vervangen door dunne fractie zijn nog onvoldoende bekend bij de veehouders. Prijzen aanvoer dunne fractie en kunstmest sterk bepalend voor opschaling. Boer moet investeren in mestscheider dan wel in huur ervan. Voor extra mestopslag om de verschillende fracties op te slaan is extra financiering nodig.
Techniek Voor het uitrijden van de mest is het aan te bevelen kleinere porties uit te rijden voor contiTechnologie nuering van grasgroei en behoud graskwaliteit De dunne fractie (die ontstaat na mestscheiden) is meer gevoeliger voor ammoniakemissie dan gewone drijfmest. Dat betekent alleen bij gunstig (= regenachtig weer) uitrijden of bijvoorbeeld gebruik maken van de Duospray machine (http://www.thegreenduo.com), die kosten zouden vergoed kunnen worden. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de bereidwilligheid tot investering door de loonwerker of de veehouders. Kennis Kennis nog onvoldoende aanwezig bij periferie, overheden en scholen. Diffusie Risico’s van mestscheiden op diergezondheid zijn nog onvoldoende bekend. en Expertise Het is nodig een bemestingsplan op te stellen voor betere verdeling over de snedes o.a. gebaseerd op de bodemkwaliteit (zie C. Bodembenutting) Motivatie
Probleem (minder N kunstmest is beter voor boer en klimaat) wordt nog niet als zodanig ervaren en daardoor gaat men niet aan de slag. De mogelijkheid van kunstmest vervangen en daarmee kosten besparen, is een nog onbekende denkwijze bij de meeste boerenbedrijven. Wanneer er netto sprake is van dierlijke mestaanvoer wordt de noodzaak om kunstmestgebruik te verminderen veel kleiner.
18
Voerefficiëntie Tabel 3. Overzicht van knelpunten en belemmeringen bij voerefficiëntie VOEREFFICIËNTIE Wetgeving
Wetgeving lijkt te sturen op hogere producties per koe in plaats van op efficiëntere bedrijven. Te weinig bestuurlijk draagvlak met meer inzet op samenwerking binnen het gebied
Economie
Krachtvoer prijzen nemen toe maar de economische voordelen van een hogere voerefficiëntie zijn nog onvoldoende bekend bij de veehouders. Investering door de veehouder van ongeveer 5 dagen per jaar en ongeveer 2.500 euro/ jaar voor de begeleiding en uitvoering van de kringloopwijzer. Dit is inclusief de tijd die nodig is voor het verzamelen en bespreking van bedrijfsdata. Investeren in de kosten van extra voermonsters en weegapparatuur om inzicht in de kringloopoptimalisatie te krijgen. Bestaande voermechanisatie is economisch nog niet afgeschreven en daardoor minder wil om te investeren in nieuwere technieken (gemengd voeren).
Techniek Kringloopwijzer is ontwikkeld en gratis te downloaden. Technologie Aanwezigheid van voermengwagens. Kennis Kennis wordt niet onafhankelijk gebracht door voerverkopers. Bij overige erfbetreders is Diffusie deze kennis onvoldoende aanwezig. en Expertise Te weinig lering van elkaar door bijvoorbeeld studiegroepen waar deze cijfers onafhankelijk besproken worden. Te weinig kennis rondom voederwinning in het gebied als het gaat om oogstmoment, grasmengsels, grasland beheer en in- en uitkuil mogelijkheden. Geen focus op streefwaardes rondom (kracht)voer import < 20 kg krachtvoer/100 kg melk, N (stikstof) en P (fosfaat) efficiëntie en KVEM benutting eigen land. Motivatie
Kringloopwijzer is ontwikkeld, maar melkveehouders moeten bereid zijn hiermee aan de slag te gaan Lastig om potentieel van voerefficiëntie verbetering in te zien op eigen bedrijf. (bedrijfsblindheid) Werken met kringloopwijzer vraagt tijd en inzet van de boer. Voerleveranciers intensiever betrekken bij ambitie om tot hogere efficiëntie te komen (mogelijk een convenant afspreken).
19
Bodembenutting Tabel 4. Overzicht van knelpunten en belemmeringen bij bodembenutting
BODEMBENUTTING Wetgeving
Onvoldoende prikkels tot handhaving en verbetering bodemvruchtbaarheid.
Economie
Grond is een duur productiemiddel en toch is de opbrengst onvoldoende vertaald in het inkomen van de boer. Een melkveehouder weet alles van zijn 100 koeien maar van zijn 50 hectare grond is veel te weinig plaatsspecifieke kennis. Kosten van begeleiding op het gebied van het opstellen van een bemestingsplan, extra monsternamen, meer inzicht in de opbrengst van het eigen land (wegen) en het functioneren van de bodem. Inschatting is 3 dagen per bedrijf per jaar a 2.500 euro Kosten voor individueel advies door onafhankelijke bodemkundige (bodemscore), per bedrijf per jaar €750,Investering in graslandwoeler om storende lagen op te heffen.
Techniek Plaatsspecifieke reparatie bemesting met compost, compost is onvoldoende voorradig. Technologie Investeren in plaatsspecifieke opbrengstkartering om veel meer inzicht in plaatsspecifieke bodemgesteldheid te krijgen. Kennis Kennis nog onvoldoende aanwezig bij periferie, overheden en scholen. Diffusie Er bestaat een kans dat opgedane kennis niet wordt toegepast of weer wegebt, herhaling is en Expertise nodig. Meer kennis en kennisuitwisseling tussen melkveehouders over: • Wisselteelt grasklaver en maïs • Gras onder maïs verbouwen om N vast te leggen • Opheffen storende lagen met een graslandwoeler • Kweek weghouden met goed maaibeleid • Experimenteren met luzerne teelt • Diploïde grassoorten voor diepere worteling en dichte zode (droogte resistent) •Z oeken naar juiste ras voor bodem en voor continuering groei gedurende seizoen, maar ook tegen roestbestrijding in grasland om zo meer van eigen land te benutten Communiceren dat 1 % organische stof = 20 mm waterbuffer, dus koppeling leggen met droogtegevoeligheid Motivatie
Bereidwilligheid bij melkveehouders niet aanwezig voor alle mogelijke acties. Resultaten te bereiken met goed bodemmanagement is een lange adem terwijl boeren graag morgen resultaat zien. Te weinig stimuli om serieus met alle mogelijkheden aan de slag te gaan.
20
Minder Jongvee Tabel 5. Overzicht van knelpunten en belemmeringen bij minder jongvee
MINDER JONGVEE Wetgeving
Geen, sterker nog mestwet stimuleert ook minder vee
Economie
Enerzijds economisch voordeel Anderzijds minder risicoafdekking en dus kans op te weinig vee
Techniek Geen technische belemmeringen Technologie Gesekst sperma kan mogelijk oplossingen bieden om vooral vrouwelijk jongvee op te fokken Kennis Streefwaardes voor de bedrijven communiceren: Diffusie • Jongvee/melkkoe, streven < 8 stuks en Expertise • Verhogen levensduur, streven > 5 jaar •S timuleren dat er meer liters melk per koe komen, maar dan alleen op basis van minder krachtvoer (bedrijfsspecifiek, dus bewust geen streefwaardes/doelen stellen) Werkelijke kosten van de opfok van jongvee zijn meestal onbekend bij de melkveehouder, zie ook: www.duurzaammelkvee.nl Motivatie
Veel jongvee is een prettig idee om uitval te compenseren. Angst dat men met te weinig jongvee komt te zitten. Bij eventuele aankoop speelt het argument van eventuele ziekte insleep.
21
Strategiekeuzes voor Agrarische Bedrijven: verdere optimalisatie per liter melk of optimalisatie per hectare De methaanuitstoot van het vee levert verreweg de grootste bijdrage aan de uitstoot van broeikasgassen, maar dit is inherent aan het feit dat koeien, schapen en geiten herkauwen en daarbij komt methaan vrij. Toevoegingen aan het voer lijken nog niet tot (eenvoudige) oplossing te leiden, maar het onderzoek hiernaar is wel in volle gang. Een specifieke groep van maatregelen richt zich op de koeleeftijd, de levensproductie per koe c.q. het vervangingspercentage. Ook daarvoor geldt dat er normen zijn, die gemakkelijker (33% vervanging) en die moeilijker (20% vervanging) te realiseren zijn.
Figuur 1: Overzicht van huidige situatie verhouding melkvee/jongvee en 2 mogelijke strategieën; gemakkelijk te realiseren (33% vervanging) en moeilijker te realiseren (20% vervanging).
Het effect van deze maatregelen is dat de emissie van broeikasgassen per liter melk lager wordt. Dit geldt ook voor het verhogen van de gemiddelde koeleeftijd. Vanuit het project ADEL bezien is de doelstelling, dat voor het gebied Armhoede uiteindelijk op gebiedsniveau minder broeikasgassen worden geproduceerd. Dat kan zo lang de emissie per liter melk vermindert bij min of meer gelijkblijvende melkproductie. Wanneer de melkproductie tegelijkertijd blijft toenemen, wordt er op gebiedsniveau minder bereikt. Verhogen van koeleeftijd kan namelijk twee gevolgen hebben: 1. Vervanging van de vrijgekomen stalruimte door meer melkvee. Dat is tot 1/1/2015 nog geen begaanbare weg, maar daarna is dit toegestaan en de stallen zijn er al op ingericht. Bij de realisatie van dit scenario zullen de klimaatemissies op gebiedsniveau niet of nauwelijks verminderen, maar zal ‘slechts’ de emissie per liter melk verminderen. 2. Vervanging van de vrijgekomen grondruimte door andere teelten. Dan blijft de melkproductie (min of meer) constant, maar er is minder voer nodig en wordt de vrijgekomen ruimte in grond benut om bijvoorbeeld onafhankelijker te worden van krachtvoer. Dit draagt dan weer bij aan vermindering van klimaatemissies. Dit is een vorm van extensivering, c.q. meer grondgebonden worden van de agrarische bedrijven.
22
Figuur2. Verdeling van de totale emissie voor de twee verschillende strategieën: ontstane klimaatruimte opgevuld met meer melkkoeien of door een andere invulling van het landgebruik.
Het verdient aanbeveling deze beide scenario’s op hun haalbaarheid en aantrekkelijkheid samen met de agrarische bedrijven verder te onderzoeken. Tenslotte Veehouders worden op dit moment overspoeld met maatregelen over klimaat- en milieuvriendelijk boeren die elkaar ook tegenspreken. Heldere communicatie is en blijft cruciaal. Vanuit de TG zijn hier duidelijke handvaten voor. Communicatie komt vanuit diverse overheden, maar ook vanuit erfbetreders (voerleveranciers, voorlichters, dierenartsen), het landbouwonderzoek en de melkfabrieken. Een convenant met al deze partijen kan aan helderheid bijdragen. Bedrijven als Friesland Campina en ForFarmers hebben inmiddels (eind 2012) uitgesproken met de kringloopwijzer aan de slag te gaan en kunnen de ADEL bedrijven dus mede ondersteunen. Toch zouden de aanbevelingen in dit rapport omgeschreven kunnen worden in een convenant. Gezamenlijk kan dan een doeltreffende “route” naar meer klimaatneutraal ADEL en de verdere promotie van de maatregelen worden vastgelegd. Omdat het hier gaat om landbouwbedrijven die zich (vrijwillig) inspannen voor meer milieu- en klimaatwinst dienen zij ook beloond te worden voor prestaties. Op deze manier ontstaan verdere prikkels. Extra investeringen, zoals het gebruik van mestscheiders, graslandwoelers, weegapparatuur, enz. kan mogelijk worden vergoed worden of financieel aantrekkelijker worden gemaakt. Ten slotte verdient de instelling van een studiegroep, waar kringloopresultaten jaarlijks meerdere malen besproken worden, aanbeveling. Verder is een serie gerichte vervolg proeven aan te bevelen, bijvoorbeeld rondom de teelt van eigen krachtvoer in het gebied.
23
ADDITIONEEL ONDERZOEK COMPOSTERING & BODEMBENUTTING (TG Bedrijfsvoering) Huidige situatie GFT-afval, snoeiafval en overige biomassa van de Gemeente Lochem bedraagt volgens de Nulmeting TAUW ruim 4500 ton per jaar en wordt momenteel door Berkel Milieu afgevoerd naar de VAR in Wilp om daar achtereenvolgens te worden vergist en gecomposteerd. De VAR is een van de eerste verwerkers van GFT afval die overgegaan is op de gecombineerde vergisting en compostering van groen afval. Het GFT afval wordt hierbij vier vergistingtanks onder thermofiele omstandigheden (55 °C) omgezet in biogas. Het materiaal wordt verder verwerkt tot compost waarna de niet vergistbare fracties (houtsnippers) uit de compost gezeefd worden om vervolgens als brandstof te dienen voor verbrandingsinstallaties. Aanpak en activiteiten Binnen de TG Bedrijfsvoering is onderzocht welke mogelijkheden er bestaan voor lokale compostering van berm- en slootmaaisel. Het gaat hierbij om circa 3000 ton bermmaaisel binnen de totale gemeente Lochem, niet slechts binnen Armhoede. In het project is het de opzet geweest om de compost te gebruiken voor 50 hectare land. Wanneer we alleen kijken naar de netto koolstofopslag in de bodem dan is de volgende rekensom van toepassing: Uitgangsmateriaal is 3000 ton bermmaaisel. Oppervlakte waar compost naar toe moet is 50 hectare. Aannames zijn: 60% droge stof van het uitgangsmateriaal, 55% organische stof van de droge stof, 50% rendement na compostering, 58% koolstof in de organische stof. 3000 ton x 60% d.s. = 1800 ton d.s. 1800 ton d.s. x 55% organische stof = 990 ton o.s. 990 ton o.s. x 50% na compostering = 495 ton o.s. 495 ton organische stof x 58% koolstof = 287 ton koolstof. Per hectare is de aanvoer van koolstof per jaar 287 ton : 50 = 5,74 ton Als we kijken naar de bijdrage van deze compost aan de bodemvruchtbaarheid dan zit vooral de winst op de lange termijn. Uit berekening van het bedrijfsplan bij het bedrijf van Jos te Bulte blijkt dat de toename van het organische stofgehalte in de bodem, bij toepassing van circa 25 tot 30 ton per hectare, tussen de 0,4 en 0,5% in de komende 10 jaar zal zijn. Dit heeft de volgende effecten: - Verhoging van het vochtvasthoudend vermogen. Dus minder beregenen. - Verhoging van de bodemvruchtbaarheid. Dit zou op een gangbaar bedrijf vermindering van de kunstmestgift kunnen betekenen. Op dit bedrijf gaat dit niet op omdat er geen kunstmest in een biologische bedrijfsvoering wordt gebruikt. Voor dit bedrijf heeft het een duidelijk effect op de vermindering van het gebruik aan dierlijke mest waardoor eventuele emissies uit dierlijke mest lager zullen uitvallen. - Toename van ondergrondse biodiversiteit. Door de toename van het gebruik van compost wordt het bodemleven gestimuleerd. Dit bodemleven heeft effect op bovengrondse flora en fauna en zal daardoor toenemen en meer divers worden. - De aangevoerde organische stof wordt een onderdeel van het levende proces in de bodem. Hierdoor zal er afbraak plaats vinden maar tegelijkertijd weer opbouw door het effect op de groei van gras/klaver.
24
Conclusies Het project kan een aantal voorbeeldfuncties hebben: - Voorbeeldfunctie voor de gemeente hoe zij op milieuvriendelijke wijze koolstof vastleggen en een regionale oplossing voor het hergebruik van afval hebben gevonden. - Voorbeeldfunctie voor omliggende veehouderijbedrijven: Hoe werkt compost op bodemvruchtbaarheid. Hoe werkt gras/klaver voor de productie van ruwvoer. - Experimenten op collega bedrijven met plaatsspecifieke toepassing van compost. Daarbij vooral gericht op droogtegevoelige plekken in percelen. - Op het landgoed wordt organische stof verhoging gerealiseerd en wordt toename van bodemvruchtbaarheid veilig gesteld voor de komende generaties. - Gebruik compost en gras/klaver heeft invloed op ondergrondse en bovengrondse biodiversiteit. Monitoren van insectenpopulaties op dit bedrijf en op gangbaar bedrijf. Voor wat betreft de uiteindelijk vastgelegde hoeveelheden koolstof, resp. de hoeveelheid klimaatemissies die worden vermeden of gecompenseerd lopen de berekeningen van de verschillende experts sterk uiteen. (Vergelijk de eindrapportages en de correspondenties dienaangaande in de eindrapportages) Vanuit diverse studiegroepen op EU-niveau lijkt een zekere consensus te bestaan dat dit soort compostering van bermmaaisel per ton een besparing oplevert van 99-142 kg CO2, echter sterk afhankelijk van de berekeningen die men hanteert! Hier wordt eigenlijk niet rechtstreeks rekening gehouden met de overigens van ha. tot ha. verschillende effecten van de bodemverbetering! Bij een aannamebesparing van gemiddeld 120 kg CO2 eq/jaar zou men kunnen zeggen, dat met 3000 ton bermmaaisel ongeveer 360.000 kg CO2 eq/jaar worden ‘gebonden’. Echter, de genoemde 3000 ton dient dan wel als additioneel te worden beschouwd. Dit lijkt bij dit project eigenlijk niet werkelijk het geval. Bij het bermmaaisel – dat ook niet apart is meegeteld in de nulmeting TAUW – lijkt van mogelijke besparing door voorkomen van verbranding juist geen sprake te zijn. Om deze reden is deze ‘besparing’ niet in de som van haalbare besparingen op klimaatemissies meegenomen in dit rapport. De voorbeeldfunctie van het composteren van bermmaaisel en de mogelijke lessen, die hieruit voor de toekomst te leren zijn, maken het experiment desondanks de moeite waard.
25
MANAGEMENTSAMENVATTING AGRARISCHE BEDRIJVEN II (TG Energie) Huidige situatie Momenteel wordt binnen Armhoede door de agrarische bedrijven ongeveer 81.000 kg CO2 eq/jaar aan aardgas en 210.000 kg CO2 eq/jaar aan elektra uitgestoten. Hiermee komen zij in totaal op 291.000 kg CO2 eq/jaar aan energie (exclusief vervoer) op een totaal aan aardgas en elektra binnen Armhoede van 741.000 kg CO2 eq/jaar (Nulmeting TAUW mei 2011). Doelstelling TG Energie A. Inventarisatie van mogelijkheden voor energiereductie voor de agrarische bedrijven (vooral melkveehouderij) voor zover mogelijk in combinatie met de woning. B. Vastleggen financiële mogelijkheden rondom gecombineerd asbest verwijderen-PV panelen plaatsen voor agrarische bedrijven in Lochem, in relatie tot eerdere programma’s in andere provincies. Aanpak en Activiteiten TG Energie Voor de agrariërs is een overzicht van kosteneffectieve maatregelen geïdentificeerd met behulp van de Campina Energiescan, aangevuld met achtergrondgegevens uit eerder onderzoek. Dit is vertaald naar de specifieke situatie van de betrokken agrariërs. Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: - Er is een behoorlijk verschil tussen het theoretisch energiegebruik (gelet op de aanwezige apparaten) en het werkelijk energiegebruik. - De rendabele besparingsmogelijkheden (directe vraagreductie) resulteren in een besparing van 20-35% van het totaal elektriciteitsgebruik. - Door de wijze waarop de energiekosten zijn berekend voor een groot verbruiker zoals agrarische ondernemers, is het rendabele aandeel wat duurzaam opgewekt kan worden “slechts” 30% van het resterende elektriciteitsgebruik (na doorvoer van besparingsmogelijkheden). Dit geldt overigens alleen indien het totaal elektriciteitsgebruik gereduceerd kan worden tot onder de 50.000 kWh per jaar, hetgeen in geval van de bezochte bedrijven het geval is. - Agrarische ondernemers kunnen in totaal 55-60% aan CO2 emissies verminderen met rendabele maatregelen. - De technische mogelijkheden voor duurzame energieopwekking op het eigen bedrijf zijn ruim genoeg om het totaal energiegebruik af te dekken, vanwege het grote aandeel van dakoppervlak wat op het perceel aanwezig is. - Pas bij een verdubbeling van de elektriciteitsprijs en/of een verandering in de staffelprijzen van energiebelasting, wordt verdere reductie tot aan klimaatneutraliteit een rendabele route. Gelet op de ontwikkelingen op gebied van energieprijzen en kostprijzen voor zonnestroom systemen, lijkt dit niet voor 2025 te zullen gebeuren. Conclusies Gelet op bovenstaande is de hoofdconclusie dat, ondanks de technisch fysieke mogelijkheden bij boeren bedrijven, door de kostenstructuur van de energienota van agrariërs het bereiken van een energieneutrale bedrijfsvoering nu niet economisch rendabel is. Extra financiële ondersteuning (bijvoorbeeld door middel van Asbest eraf- PV erop acties), kan hier verandering in brengen. Het verdient verder aanbeveling samen met de bedrijven te bekijken welk ‘laaghangend’ fruit in ieder geval te realiseren valt.
26
Opschalingmogelijkheden Agrarische Bedrijven II (TG Energie) Wat is op basis van de inventarisatie naar huidig inzicht de maximaal/realistisch haalbare bijdrage aan de vermindering van de binnen de bedrijven gerealiseerde emissies van circa 291.000 kg CO2 eq/j door verbeterde energiemaatregelen binnen de agrarische activiteiten binnen Armhoede in 2030? Slechts 2 agrarische bedrijven zijn onderzocht. Doordat omvang en aard van de werkzaamheden bij de bedrijven behoorlijk verschillend zijn is een extrapolatie naar de impact op de reductie van kg CO2 eq/j niet zonder te maken. Voor de bezochte bedrijven is bepaald dat zij samen ca. 56.000 kg CO2 eq/j kunnen realiseren met de energiegerelateerde maatregelen voor huishouden en bedrijf. Op het bedrijfsdeel alleen geldt dat de reductie van de 2 bedrijven gezamenlijke ongeveer 40.000 kg CO2 eq/j is. In de inventarisatie van TAUW is vastgesteld dat Armhoede 13 agrarische bedrijven bevat, waarvan 9 melkveehouders. In dit onderzoek zijn 2 melkveehoudende bedrijven bezocht. Door de verschillen in aard en omvang zijn de resultaten van dit onderzoek niet zonder meer te extrapoleren naar alle bedrijfsactiviteiten in het gebied: Zoals eerder gesteld is een extrapolatie van resultaten zoals haalbaar geacht bij twee deelnemende agrarische ondernemingen aan het onderzoek naar het effect op alle agrarische activiteiten binnen Armhoede niet goed mogelijk. Een hele grove schatting naar de maximaal haalbare bijdrage in de periode 2012-2030 komt, op basis van de huidige gegevens, uit op een reductie van 180.000-220.000 kg CO2 eq/j. Een hele grove schatting naar de realistisch haalbare bijdrage in de periode 2012-2030 komt, op basis van de huidige gegevens, uit op een reductie van 100.000-150.000 kg CO2 eq/j. Hierbij is vooral rekening gehouden met beperkingen in salderen bij duurzame opwekking en beperkingen in vraagreductie als gevolg van andersoortige bedrijfsactiviteiten en/of al aanwezige apparatuur. Ten aanzien van reductie energiegebruik c.q. verduurzaming van het energiegebruik, zijn er wellicht mogelijke verbanden met andere themagroepen, vooral op het gebied van lokale biomassavergassing i.c.m. WKK (warmtekrachtkoppeling). Het is echter de vraag of dit ook leidt tot additionele reductie van kg CO2 eq/j, bovenop de schattingen van de afzonderlijke themagroepen. Wel kan het bijdragen aan de economische kosten/baten verhouding en daarmee de implementatie versnellen. Risico’s, knelpunten en belemmeringen Split-incentive: Meerdere agrarische bedrijven hebben de grond (en opstallen) in pacht. Dat betekent, dat er mogelijk een split-incentive probleem is. De eigenaar (verpachter) is immers verantwoordelijk voor de investeringen en de baten, in termen van lagere energielasten komen voor rekening van de gebruiker (pachter). De split-incentive is alleen oplosbaar indien beide partijen bereid zijn om over de wijze waarop de kosten voor de investering (geheel of gedeeltelijk) in balans gebracht kunnen worden met de baten. Saldering: de economische kosten/baten bij duurzame opwekking zijn sterk gekoppeld aan de wijze waarop de energietarieven worden bepaald, vanuit de nationale overheid, verdeeld over klein- en grootverbruikers. De ontwikkelingen op dit gebied staan niet stil en bieden zowel kansen als belemmeringen. Het is van belang om de laatste stand van zaken mee te nemen zodra tot daadwerkelijke investeringen zal worden overgegaan om een goed beeld te hebben van de te verwachten baten.
27
MANAGEMENTSAMENVATTING HUISHOUDENS I (TG Energie) Huidige situatie De klimaatemissies verbonden aan het totale energieverbruik van de huishoudens en het landgoed Ampsen worden binnen de Nulmeting van TAUW geraamd op 450.000 kg CO2 equivalenten per jaar. Doelstelling TG t.a.v. Huishoudens Binnen de TG Energie is gekeken hoe de woninggebonden energie kan worden gereduceerd respectievelijk verduurzaamd kon worden. NB: Autovervoer, OV en vliegen zijn buiten beschouwing gelaten. Aanpak en activiteiten TG t.a.v. Huishoudens ADEL heeft PiafWonen gevraagd om samen met de TG Energie te onderzoeken hoe woningen in het gebied geschikt gemaakt kunnen worden om bij te dragen aan de klimaatneutrale doelstelling. De volgende werkzaamheden zijn opgezet en uitgevoerd: 1. Vaststellen van de functionele gebouwprestatie kenmerken voor een vijftal dominante gebouw/gebruik(er) profielen van gebouwen voor wonen en/of werken, inclusief de te verwachten ontwikkeling daarvan in de komende 15 jaar 2. Opstellen van een vijftal energie/gebouwconcepten voor bovengenoemde gebouw/gebruik(er)profielen, waarmee de gebouwen binnen het gebied Armhoede substantieel energetisch beter gaan presteren, inclusief de bijbehorende gebouwaanpassingen in de tijd. Bij deze “verduurzamingscenario’s” is rekening gehouden met de motivatie van de bewoners ten aanzien van woningverbetering in samenhang met de meest voorkomende woningtypen in het gebied. 3. Opstellen van een uitwerkingsleidraad voor de implementatiestappen in de eerste 15 jaar per scenario. Met behulp van onderstaande gegevens is het onderzoek uitgevoerd: - De resultaten van een eerder verricht onderzoek door GEAS en Tauw: Uit de EPA-maatwerk adviezen van GEAS zijn gebouwkenmerken gehaald voor de bepaling van de startsituatie van de verschillende gebouwtypes. Deze zijn geverifieerd aan de hand van de huisbezoeken bij de families: Ponten, Bontekoe, Tuller, Beuse, Kreeftenberg, van Uden en Fokkink. De families Ponten en Beuse gebruiken de woonboerderij in combinatie met bedrijfsactiviteiten welke vergelijkbaar zijn met bewoning (woon-zorg activiteiten en bijeenkomsten/cursussen). - Enquêtes die zijn afgenomen bij bewoners in het ADEL gebied en huisbezoeken die zijn afgelegd: o Een verkorte enquête, waarmee alleen gebouwkenmerken zijn geïnventariseerd, gecombineerd met een aantal vragen rondom gebruikerskenmerken en stellingen ter bepaling van de belangrijkste redenen van bewoners voor woningverbetering in relatie tot energiegebruik. Deze enquête is ingezet om te bepalen welke gebouw/gebruiker combinaties het meeste voorkomen in het gebied. o Een uitgebreide enquête, waarmee zowel gebouw- als gebruikerskenmerken zijn geïnventariseerd. Deze enquête is ingezet bij het bezoek aan enkele deelnemers aan dit onderzoek, en heeft gediend als leidraad voor de inventarisatie van gebouw en gebruikerskenmerken in meer detail. Dit om concrete uitwerkingen te kunnen maken van technische scenario’s naar energieneutrale bewoning in de toekomst. - Resultaten van eerder verricht Europees onderzoek van ECN en het CBS met betrekking tot energiekosten - Kennis over kosten van energiebesparende maatregelen bij aanbieders van dergelijke producten - De rekentool van De Hypotheker voor het bepalen van financiële maandlasten, in geval de investeringen voor de woningverbetering geleend moeten worden
28
Conclusies Uit het onderzoek blijkt dat de woningen in Lochem als volgt verdeeld zijn over grootte van de woning en de energetische kwaliteit: Aantal energetische maatregelen sinds de jaren “80, maar niet in laatste 10-15 jaar; GEAS label C-D.
Recentelijk (minder dan 10 jaar geleden) behoorlijk aantal energetische maatregelen; GEAS label B of beter.
Groot (> 120 m2 34% woonoppervlak)
41%
15%
Gemiddeld (100-120 3% m2 woonoppervlak)
4%
1%
Klein (< 100 m2 0% woonoppervlak)
2%
0%
Gebouwtype
Weinig tot geen energetische maatregelen sinds de jaren “80; GEAS label E-G.
Voor wat betreft de bewoners motivatie ten aanzien van woningverbetering in combinatie met de verwachtingen ten aanzien van resterende duur van bewoning komt het volgende beeld naar voren: Gebruikerstype
Comfort
woonlasten
milieu
>15 jaar in de familie
11%
32%
42%
<15 jaar in de familie
5%
0%
11%
Hiervan zijn de volgende 5 gebouw/gebruiker combinaties afgeleid, welke representatief zijn voor de bewoners in het gebied: 1.
Grote kans voor succes: Gebouwtype: Donkerrood. Gebruikerstype: Woonlasten.
2. Natuurlijk duurzaam: Gebouwtype: Donkerblauw. Gebruikerstype: Milieu. 3. Verantwoord levensgenieten: Gebouwtype: Donkerblauw. Gebruikerstype: Comfort. 4. Economisch verantwoord aanpassen. Gebouwtype: Groen. Gebruikerstype: Woonlasten. 5. Bewuste keuze. Gebouwtype: Blauw. Gebruikerstype: Milieu.
Voor de vijf gebouw/gebruiker combinatie profielen is in detail ingegaan op de technische transformatie die het beste bij dat profiel aansluit voor de transformatie naar een woning die klimaatneutraal (of zelfs beter) kan presteren in het gebruik in de toekomst. Hiertoe is voor elk profiel, aan de hand van een concreet voorbeeldgebouw, een beschrijving gegeven van de huidige status van het gebouw (startsituatie), de gewenste gebouwprestaties en de technisch maatregelen die hierbij een rol spelen (eindsituatie). Voor elk van de vijf gebouw-gebruiker combinatie profielen wordt bovendien een scenario beschreven hoe de technische transformatie het beste in de tijd doorlopen kan worden, gelet op de mutatie momenten van het 29
huishouden, het gebouw zelf en de ontwikkelingen ten aanzien van technologie en energiedragers. Hierbij is ook ingegaan op de economische aspecten van elk scenario, waarbij voor elk de woonlastenontwikkeling en/ of de NCW van het compleet doorlopen scenario wordt aangegeven. Bovendien is per profiel kort in gegaan op de (technische) stappen in de eerste 15 jaar, waarmee de bewoners een concrete leidraad krijgen voor de implementatie van de beschreven transformaties. De beschreven transformatie voor elke gebouw-gebruiker combinatie is, over de levensduur van de maatregel en de geschatte resterende duur van bewoning, niet alleen om milieu redenen maar ook om economische én comfort redenen voor de bewoner te verkiezen boven niets doen. Bovendien blijkt uit de analyse dat voor vrijwel elk profiel, de financiële baten (lagere energielasten) al in het eerste jaar van uitvoering van een pakket aan maatregelen, opwegen tegen de kosten van dat pakket van maatregelen. Dit uitgaande van financiering via een “groene verbouwhypotheek” welke in 15 jaar volledig wordt afgelost. Alleen voor het profiel “Grote Kans voor succes” zijn de totale woonlasten in de eerste 3 jaar (marginaal) hoger dan zonder doorvoer van maatregelen, daarna kantelt dat. Dit is overigens ook het gebouwtype waar de huidige staat van onderhoud in ieder geval aanleiding is om op korte termijn maatregelen te gaan uitvoeren.
Opschalingmogelijkheden De milieu impact voor elke combinatie is verschillend maar voor alle combinaties is het haalbare eindresultaat een woning die meer CO2 compenseert met de eigen duurzame energie opwekking, dan dat wordt gebruikt voor bewoning. Uit de analyse blijkt dat een reductie van ca 20 tot wel 80 kg CO2/m2 per gebouw haalbaar is. Als alle woongebouwen met 1 van de uitgewerkte scenario’s zullen worden verbeterd dan kan meer dan de totale uitstoot van de genoemde 450.000 kg CO2 eq/j binnen de huishoudens worden bespaard. Er kan binnen de woningen een zogenaamde “CO2-put” ontstaan. De combinatie van besparing en duurzame opwek levert een grotere ‘klimaatwinst’ dan thans aan emissies wordt uitgestoten. Hiermee kan vanuit de huishoudens worden gecompenseerd voor de klimaatemissies van de bedrijven. Risico’s, knelpunten en belemmeringen voor optimaal resultaat In principe zijn alle gebouwen in het gebied geschikt om tot een klimaatneutrale resp. energieleverende woning te transformeren. Het is echter momenteel nog zo weinig gedaan, dat het hebben van een uitgewerkt scenario met bijbehorende economische onderbouwing voor velen nog onvoldoende reden zal zijn om dit ook zo op te gaan pakken. Ook de overlast van een ingrijpende renovatie is voor velen reden om slechts “halve maatregelen” te nemen. Dit risico speelt vooral bij gebouwen met een slecht label, waar bewoners nu van plan zijn wel iets aan te doen, maar niet “te veel”. Het gaat hierbij om ca. 40% van de woningen Dergelijke risico’s kunnen ertoe leiden dat de komende 5-10 jaar nog relatief weinig woningen van die 40% worden aangepakt op de gewenste wijze. Deze “halve maatregelen’ staan echter het uitvoeren van een goed pakket van maatregelen uiteindelijk in de weg. Als bijvoorbeeld eenmaal gekozen is voor spouwmuurisolatie (niet al te hoge kosten, redelijke baten en weinig overlast), zal het later alsnog na-isoleren van de gevel op het niveau van de maatregelenpakketten, zoals uitgewerkt voor dit onderzoek, voor veel langere tijd terecht als onrendabel worden gezien. Een ander voorbeeld hiervan is de aanschaf van zonnepanelen, zonder het tegelijk na-isoleren van het dak. Juist omdat 30
de prijs van zonnepanelen de afgelopen paar jaar spectaculair is gedaald en het rijk de aanschaf momenteel ook subsidieert, zullen vele mensen momenteel de aanschaf van een kleiner of groter systeem zonnepanelen overwegen. Als het dak echter niet ook meteen wordt nageïsoleerd, zijn de panelen een letterlijke en figuurlijke barrière om dit de eerstkomende 30 jaar alsnog te doen. Onkundigheid bij uitvoerders van ingrijpende renovaties is een tweede belangrijk risico. De maatregelenpakketten zoals beschreven in dit onderzoek, vereisen een deskundige uitvoerder (of erg enthousiaste en kundige doe-het-zelver). Voor vele uitvoerders geldt dat ze een dergelijke ingrijpende aanpak nog niet eerder hebben uitgevoerd. Naast het risico van tegenvallende prestaties is er ook het risico dat ze, om deze reden wat hogere prijzen zullen rekenen dan noodzakelijk. Te veel gedoe om vergunning te krijgen voor de uitvoer van een ingrijpend pakket van maatregelen kan tevens belemmerend werken. De woningen in het gebied Armhoede hebben een karakteristiek uiterlijk. De pakketten van maatregelen, uitgewerkt in het onderzoek, kunnen het uiterlijk karakter van de woning veranderen. Welstandscommissies hebben om deze reden nogal eens weerstand tegen het uitvoeren van buitenzijdige isolatie of het volleggen van het dak met zonne-energiesystemen. Naast directe belemmeringen die de gemeente daarmee kan creëren, worden dergelijke zaken bij bereidwillige bewoners vaak als sterk ontmoedigend ervaren. Om het bovengenoemde risico te verminderen zou het raadzaam zijn om een paar vervolg activiteiten op te zetten: a) Het opzetten van een pilot, met een van de lokale bewoners die wel bereid is om een van de scenario’s op zijn woning door te voeren. Zowel voor de bewoner als de uitvoerder zou begeleiding ingezet moeten worden en rondom de hele pilot zou een uitgebreide communicatie moeten worden opgezet. b) Eventueel zou de gemeente middels een prijsvraag de bewoners kunnen verleiden om zich op te geven voor bovengenoemde pilot. Een subsidie is een minder geschikt instrument hiervoor (ook communicatief). Als subsidies vanuit de lokale overheid wel wordt overwogen, moet deze niet worden gegeven op losse maatregelen maar alleen bij doorvoer van een compleet pakket van maatregelen. c) De gemeentelijke regelgeving en de welstandsnota zouden moeten worden aangepast om ingrijpende (energetische) maatregelen voor de woningen te stimuleren. d) De lokale bouw- en installatiebedrijven moeten worden bijgeschoold rondom genoemde pakketten van maatregelen, maar vooral rondom de communicatie met de potentiële vragers voor dergelijke pakketten van maatregelen, bezien vanuit de gebruikers typologieën uitgewerkt in de rapportage. Het is realistisch te verwachten dat in de komende decennia enerzijds de energieprijzen nog verder zullen stijgen en anderzijds uit landelijke pilots de beschreven aanpakken veel meer gemeengoed zullen worden. Samen met eventueel nieuwe landelijke regelgeving voor bestaande bouw zal dit er waarschijnlijk toch voor zorgen dat uiteindelijk meer en meer woningen in het gebied Armhoede aan de hand van één van de scenario’s worden verbeterd, dan wel door de zittende bewoner, dan wel bij overdracht naar een volgende bewoner. Om bovengenoemde reden wordt als realistisch haalbare een bijdrage aan de klimaatdoelstelling ADEL in de periode 2012-2030 geschat een reductie van 230.000 kg CO2 equivalenten per jaar. Dit is minder dan de helft dan de maximaal haalbaar geachte bijdrage.
31
ADDITIONEEL ONDERZOEK: DUURZAAM OPWEKPOTENTIEEL ZON PV In aanvulling op de bovengenoemde onderzoeken is additioneel opwekpotentieel van (bij)gebouwen in het gebied van Armhoede nader onderzocht. Hierbij is vooral gekeken naar die gebouwen, die een gunstig oriëntatie bezitten en die niet al benodigd zijn voor eerdere berekeningen van opwekking van duurzame energie voor eigen gebruik. De totaal haalbaar geachte opwek komt per jaar neer op ruim 1 miljoen (1.032.980) kWh. Bij de bepaling van het effectieve jaaropbrengst is rekening gehouden met de additionele ruimte die benodigd is bij de plaatsing van zonnestroom systemen (naast de ruimte van de panelen zelf) en met het feit dat sommige dakdelen onbenut blijven vanwege schaduwwerking. De totale opwekcapaciteit komt overeen met ca. 600.000 kg CO2 eq emissies/jaar. Risico’s, knelpunten en belemmeringen Om dit te verwezenlijken moet salderen met bewoners buiten het gebied mogelijk gemaakt worden worden. Hiervoor bestaan grofweg drie routes: A. Directe Lijn, ‘de verlengsnoermethode’: Een gezamenlijke energietuin wordt geplaatst binnen Armhoede, waarbij via een kabel onder de grond of bovenlangs de stroom wordt geleid en verdeeld over gebouwen buiten het gebied, welke bijvoorbeeld geen geschikt gericht dakoppervlak hebben. Een Europese richtlijn staat dit toe, Nederland is op de vingers getikt omdat die deze richtlijn niet implementeert. Hier zitten wel twee nadelen aan: - Opstalrecht: Als het jouw panelen zijn die liggen op het dak van een ander, moet je het opstalrecht ook vastleggen, zodat een volgende bewoner die panelen er niet meteen weer afhaalt, c.q. vervangt voor eigen panelen. - De afstand tussen de energietuin en de afnemende gebouwen moet relatief kort zijn om onnodig hoge kosten door de aanleg van elektriciteitskabels te vermijden. B. De virtuele lijn: Bewoners/bedrijven buiten het gebied (al dan niet in combinatie met bewoners/bedrijven binnen het gebied) investeren samen in een zonne-installatie op het dak van de boerderij en een energieleverancier (bijvoorbeeld Greenchoice) treedt op als administrateur. De oogst wordt naar rato verdeeld en afgetrokken van de thuis benodigde stroom (salderen) van de woningen/bedrijven buiten het gebied. Dit verrekeningssysteem heet ‘virtueel salderen’. Het gaat immers gewoon om gezamenlijke opwekking van energie voor eigen gebruik, alleen niet op eigen dak. Ook al is de regelgeving hiervoor nog niet geschikt, het wordt door de vereniging “wij krijgen kippen” al wel toegepast in Beneden-Leeuwen sinds september 2010. In plaats van een energieleverancier, kan de administratie ook voor rekening genomen door een netwerkbeheerder, bv. Alliander. Dit doet Stichting Zonnepark Nijmegen als proef i.s.m. gemeente Nijmegen en Alliander. C. Collectieve Zelfvoorziening: Rechtstreeks lid worden van een coöperatie van bewoners en/of bedrijven, die samen energie opwekken voor eigen gebruik. De coöperatie investeert namens de leden in grote installaties zonnepanelen. Deze stroom is van en voor de leden. Coöperaties die zo werken zijn ondermeer: de Windvogel (zij hebben overigens een windmolen, De Amstelvogel, bij Ouderkerk), Texel Energie, het Olympisch Energie bedrijf Amsterdam (in oprichting). Voor de laatste twee routes is de huidige regelgeving nog niet geschikt, maar de voorbeelden laten zien, dat hier wel concrete mogelijkheden liggen.
32
In het regeerakkoord staat met betrekking tot virtueel salderen het volgende: “Het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt fiscaal gestimuleerd door invoering van een verlaagd tarief in de eerste schijf van de energiebelasting op elektriciteit die afkomstig is van coöperaties van particuliere kleinverbruikers, aan deze verbruikers geleverd wordt en in hun nabijheid is opgewekt. Deze wordt lastenneutraal gefinancierd door een generieke verhoging van het reguliere tarief in de eerste schijf van de energiebelasting.” De precieze uitwerking hiervan ontbreekt nog, maar de zinsnede maakt wel de twee laatst genoemde opties van virtueel salderen aantrekkelijker. De verschillende mogelijkheden voor salderen dienen nader te worden uitgezocht.
33
MANAGEMENTSAMENVATTING HUISHOUDENS II (TG WATER) Huidige situatie Momenteel wordt binnen Armhoede voor zo’n 4.200 kg CO2-eq/jaar uitgestoten aan drinkwaterverbruik. Hiervan is 1.500 kg CO2-eq/jaar van bedrijven, 2.700 kg CO2-eq/jaar van de huishoudens en van het landgoed Ampsen afkomstig. Het geproduceerde afvalwater is verantwoordelijk voor een uitstoot van ongeveer 6.000 kg CO2- eq/jaar. Hiervan is 2300 kgCO2-eq/jaar van de bedrijven en 3.700 kgCO2-eq/jaar van de huishoudens en het Landgoed Ampsen afkomstig. Het totaal van de huishoudens en Landgoed Ampsen komt daarmee op ongeveer 6.400 kg CO2 eq/jaar. Doelstelling TG Na bespreking van een verkennend rapport van LeAF (“Verkenning Duurzaam Water Armhoede“, d.d. 8 november 2011; zie Bijlage 1) met de themagroep ‘Water’ op 9 november 2011 heeft de TG de volgende doelstelling geformuleerd: 1. pilotonderzoek naar gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalwaterstromen, en verwerking van deze stromen nabij het huis 2. pilotonderzoek naar verwerking van bestaande huishoudelijke afvalwaterstromen nabij het huis Het doel van de beide pilots is om huishoudelijk afvalwater nabij de woning op duurzame wijze te verwerken en uiteindelijk te komen tot afkoppeling riolering. Aanpak en activiteiten Geïnteresseerde bewoners in de pilot hebben zich aangemeld bij de werkgroep waarna een inventarisatiebezoek is uitgevoerd door LeAF. Bij 8 huishoudens in Armhoede is een inventarisatie gemaakt van de volgende punten: • Motivatie om mee te doen • Eisen waaraan de pilot moet voldoen • Aantal bewoners en bezoekers • Frequentie en duur van afwezigheid door vakantie • Huidige situatie van waterstromen (WC’s, kranen, douche/bad, etc., leidingwerk, lozingspunt) • Eigen ideeën over de pilot • Voorkeur voor technologieën • Besteding van eigen tijd en geld aan technologie • Mogelijkheden in/buiten het huis • Voorkeur voor uitvoerder Alle inventarisaties zijn vastgelegd in verslagen welke naar de bewoners zijn gestuurd om te accorderen. Op basis van deze rapportages rapport zijn door de werkgroep, de gemeente en LeAF 4 mogelijke pilots geïdentificeerd. Hierbij is gekeken naar de doelstelling van de pilots, innovatie, toepassing in het gebied, kosten en mogelijkheden. Vanwege de grote belangstelling en enthousiasme onder de bewoners voor de pilot en nieuwe ideeën bij de werkgroep en de gemeente is LeAF gevraagd om ook naar twee andere mogelijke pilots te kijken. 34
De gemeente heeft de voorstellen geëvalueerd en in oktober 2012 laten weten €80.000, - vrij te maken voor de eerste twee pilots. De totale kosten voor deze twee pilots worden geraamd op €94,500.- of 104,500.-, afhankelijk of het waterschap de analyses betaalt of uitvoert. De resterende €14,500.- tot €24,500.- zal door ADEL worden gefinancierd. Het waterschap zal worden benaderd of zij de analyses willen uitvoeren. Zodra alle kosten uitgezocht zijn en de budgetten zijn toegezegd kan worden begonnen. Conclusies Doordat in Pilot 1 een totale afkoppeling van het riool plaats vindt zal er geen CO2 uitstoot meer zijn vanuit conventioneel afvalwatertransport en afvalwaterzuivering. Hierdoor ontstaat een besparing van 46.6 kgCO2eq/jaar. Maar deze technologieën zorgen wel voor CO2 uitstoot, voornamelijk vanwege de pompen. Deze uitstoot is berekend op 15 kg CO2-eq/jaar. Het geproduceerde biogas van de UASB zorgt ook voor een uitstoot maar is niet meegenomen, omdat dit afkomstig is van de kort- cyclische koolstof in het afvalwater. Al met al is de CO2 uitstoot van het afvalwater teruggedrongen tot 15 kg CO2-eq/jaar. De beperktere vraag naar drinkwater zal resulteren in een lagere CO2 uitstoot. De nieuwe water besparende kranen niet in de berekening meenemend zal dit resulteren in een watervraag van besparing van 3 kg CO2-eq/ jaar, en een totale CO2 uitstoot van 28 kg CO2- eq/jaar. Daarnaast levert deze Pilot ook nutriënten. Zo zorgt de terugwinning van N en P uit de urine voor een verminderde vraag naar invoer van N en P indien dit lokaal wordt gebruikt. Dit kan een besparing van 6.8 kg CO2-eq/jaar opleveren. Ook levert de pilot schoonwater voor de natuur (65-70 m3/jaar). Doordat dit water (nog) geen drinkwater uitspaart, is hier geen CO2 besparing aan gekoppeld. Als laatste zorgt de pilot ervoor dat er geen vernieuwing van het persriool nodig is. Hierdoor wordt mogelijk de import van plastic (PE: 24 kg CO2-eq/kgPE) en verdere pompkosten (0.47 kg CO2-eq/kWh) overbodig. Als de verhoogde natuurwaarde van de pilot en de vervanging van het persriool niet meegenomen worden is de drinkwater en afvalwater uitstoot van Pilot 1 berekend op 43 kg CO2-eq/jaar. Opschalingmogelijkheden Indien de Pilot type 1 in het hele gebied bij alle huishoudens kan worden toegepast wordt de uitstoot van drinkwater en afvalwater met 57 procent verlaagd tot 2.700 kg CO2-eq/jaar, een besparing van 58% bij de huishoudens. Dit is zonder vervangingskosten van de drukriolering en de voordelen van het water voor de natuur. Indien Pilot type 2 doorgaat en voor alle huishoudens wordt toegepast zal de uitstoot van CO2 voor drinkwater gelijk blijven (2.500 kgCO2-eq/jaar). De uitstoot van CO2 voor de behandeling van afvalwater zal afnemen met ongeveer 70-90 procent tot 1100-1400 kg CO2-eq/jaar. De totale uitstoot van drinkwater en afvalwater voor de huishoudens blijft dan 3600 -3900 kg CO2- eq/jaar, wat een besparing van 44-41% betekent bij de huishoudens. Binnen de totale uitstoot van het projectgebied is het aandeel van het drinkwater en afvalwater zeer klein. Ook na een afkoppeling van het riool zal er nog steeds uitstoot van broeikasgassen zijn. Dit betekent echter niet dat het thema water onbelangrijk is binnen het project ADEL. De inzameling, het transport en de behandeling van afvalwater uit het buitengebied is vanwege de hoge kosten en de complexiteit vanwege verschillende aandeelhouders een terugkerend onderwerp bij gemeenten. 35
Terugwinning van energie en nutriënten is een ander relevant onderwerp, evenals de benodigde verandering in perceptie over afvalwater bij bewoners die nodig is voor andere afvalwateroplossingen dan het huidige centrale stelsel. Naast de ca 30-40 procent totale reductie in CO2-equivelanten emissies geeft de water-pilot ook vernieuwende inzichten in hoe bewoners in nieuwe sanitatie vraagstukken betrokken kunnen raken, wat hun ideeën zijn en wat hun randvoorwaarden zijn. Deze kennis zal in vervolg projecten, landelijk, ingezet kunnen worden. Beide Pilots zullen ook kennis verschaffen over toepassing van zowel brongescheiden afvalwater inzameling en behandeling op huishoudniveau (wat veel aanpassing van bewoners vraagt), en ongescheiden inzameling van afvalwater met scheiding bij de zuivering (wat weinig van de bewoners vraagt), iets wat nog niet eerder op een dergelijke manier is gerealiseerd. Risico’s, knelpunten en belemmeringen De huidige impasse voor de voorgestelde water-pilots dient zo spoedig mogelijk te worden doorbroken, de vragen die er leven t.a.v. de uitvoering zo spoedig mogelijk te worden opgehelderd en in het belang van de continuïteit en draagvlak dient er op korte termijn een beslissing te worden genomen met betrekking tot het al dan niet overgaan tot uitvoering.
36
MANAGEMENTSAMENVATTING LANDGOED AMPSEN (TG Energie) Huidige situatie Het bos op landgoed Ampsen neemt koolstof op en levert een bijdrage aan de reductie van fossiele CO2 uitstoot. De hoeveelheid CO2 die een bos vastlegt hangt af van de groeiplaats(kwaliteit), de boomsoorten en het beheer. Voortzetting van het huidige beheer zorgt voor de jaarlijkse vastlegging van ca. 440 ton koolstof, dit wil zeggen ongeveer 800.000 kg CO2 eq/jaar. Doelstelling TG Deze studie richt zich op de vraag hoe de specifieke ADEL doelstellingen (klimaatneutraal, natuurvriendelijk) kunnen worden opgenomen in de visie op en de uitvoering van het bosbeheer op landgoed Ampsen. Er is nagegaan of de ADEL doelstellingen, naast de al bestaande beheersdoelen, kunnen bijdragen aan een betere integrale functievervulling van het bos Aanpak en activiteiten Omdat de opgave geen rekenkundig optimalisatievraagstuk betreft, is in een scenariostudie nagegaan welk scenario hiervoor de beste resultaten geeft. Er is nagegaan wat de gevolgen van dit scenario zijn voor de houtoogst, de bijgroei, de CO2-vastlegging en voor de natuur en de natuurbeleving. Hierbij is uitgegaan van de huidige kwaliteiten, kenmerken en eigenschappen van het bos en van een verantwoord bosbeheer. Op het landgoed is het bosbeheer gericht op meervoudige functievervulling. De kernwaarden van het landgoed voor wat betreft de natuur en de cultuurhistorie zijn gelegen in het parkbosdeel rond en in de omgeving van het landhuis, in de lanen en oude delen van het bos en in het zogenoemde bosreservaat op de overgang van droge heidebebossing naar nattere bossen. Hoewel ook in deze delen van het bos hout wordt geoogst, zijn de overige delen van het bos van groter (potentieel) belang voor de productiefunctie. In de studie zijn de huidige en potentiële kwaliteiten van het bos op het landgoed verkend. Enerzijds is nagegaan welke mogelijke natuurwaarden op het landgoed ontwikkeld kunnen worden en anderzijds is gekeken naar de mogelijkheden voor houtproductie en CO2 vastlegging. Ten opzichte van het verleden is de natuurkwaliteit vooral afgenomen in de landbouwgebieden langs de randen van het landgoed. Daarnaast zijn oude natuurwaarden verdwenen in de heidebebossingen. Voor herstel van natuur moeten de hoofdproblemen verdroging, vermesting en verzuring worden aangepakt. Een grote winst valt te halen in de geomorfologische beekdallaagten van de Tenkhorsterbeek en het gebied aan de noordzijde van Ampsen. Dit is echter alleen mogelijk indien er wijzigingen optreden in het grondgebruik op het landgoed. De natuurwaarden in het bestaande bos zijn te verbeteren door het beheer in de vochtige bossen in de beekdallaagten te richten op het verhogen van de natuurwaarden. De bijdrage van het bos aan het energieneutrale landschap hangt samen met de groei van biomassa in het bos en de opslag van koolstof in de stabiele humus van de bosbodem. Het continueren van het huidige bosbeheer heeft een positieve bijdrage aan de koolstofkringloop. Deze bijdrage kan vergroot worden door het toepassen van houtteelt met relatief snelgroeiende naaldboomsoorten in een korte omloop. Dit biedt zowel mogelijkheden voor koolstofvastlegging/CO2-reductie als voor de exploitatiemogelijkheden van het landgoedbos.
37
Uitgaande van de wens tot meervoudige functievervulling van het bos is een scenario ontwikkeld waarin voor de verschillende functies tegelijkertijd een verbetering haalbaar lijkt. In dit scenario leidt een zonering tot zowel de mogelijkheid van behoud en herstel van natuurwaarden als tot een vergroting van koolstofvastlegging en exploitatiemogelijkheden van het bos. In dit scenario is sprake van 3 zones: 1. behoud van kernwaarden in de oude parkbossen 2. herstel/ontwikkeling van oude natuurwaarden in de bossen rond de beeklopen 3. omvormen van een deel van het oude Grovedennenbos naar opstanden met sneller groeiende boomsoorten t.b.v. koolstofvastlegging en houtproductie Het scenario geeft een ruimtelijke indeling in hoofdfunctie en geeft handvatten om operationele keuzes te maken voor de toekomst van de natuur en de exploitatie van het landgoed. De eigenaren van Landgoed Ampsen kunnen zich vinden in de in het onderzoek gepresenteerde voorstellen. Het zou interessant om samen met hen nader te onderzoeken welk subsidiemogelijkheden er kunnen worden gevonden voor versnelde herinplant van de genoemde Lariks en Douglas soorten op het landgoed. Conclusies In de huidige situatie wordt zoals boven vermeld ca. 800.000 kg CO2 eq/jaar vastgelegd. Dat is te verhogen door (een deel van) het tak- en tophout en hout uit eerste dunningen in te zetten voor energieproductie. Het is de vraag of dit rendabel is en er bestaat ook onzekerheid ten aanzien van het verlies aan bodemvruchtbaarheid door het wegnemen van tak- en tophout. Het vermogen om koolstof vast te leggen dan wel CO2 uitstoot te reduceren, zou gebaat zijn bij het omvormen van flinke delen van het bos naar opstanden met productieve naaldboomsoorten als Douglas en in mindere mate Japanse lariks. In het licht van de meervoudige functievervulling van het bos lijkt het haalbaar om ca. 90 ha van het bos in deze richting om te vormen, zonder het veelzijdig karakter van het bos te verliezen. Een dergelijke omvorming kan op termijn een jaarlijkse extra bijdrage leveren van € 15.000-25.000 aan de landgoedexploitatie. Tegelijkertijd wordt er in dat geval jaarlijks 220 ton koolstof (ca. 400.000 kg CO2) extra vastgelegd, naast de ca. 440 ton koolstof die nu al wordt vastgelegd door het huidige regulier bosbeheer.
Het hangt van de doelstellingen, mogelijkheden en aspiraties van de landgoedeigenaar af in hoeverre het beheer zich richt op de koolstofbalans. Omvorming naar bos dat meer CO2 vastlegt vergt in eerste instantie een zekere investering waarvan de extra opbrengsten pas na tientallen jaren verwacht kunnen worden. Een bosbeheerder is echter wel voortdurend bezig met de toekomst van het bos en moet steeds beslissingen nemen. In deze zin is het ‘winst’ indien bij beheerbeslissingen ook CO2 vastlegging een plaats heeft in de overwegingen.
38
Risico’s, belemmeringen en beperkingen Bij het realiseren van de ADEL doelstellingen voor Bos- en Natuurbeheer op Ampsen zijn een aantal belemmeringen en beperkingen te voorzien. De belemmeringen en beperkingen voor doelrealisatie ADEL (Armoede klimaatneutraal in 2030) lopen uiteen van beperkingen door huidige wet- en regelgeving, economie en motivatie. Beperkingen wet- en regelgeving • Historische afspraken tussen het landgoed en het Gelders Landschap betreffende bosreservaat • Overige afspraken betreffende functies en beheer van het bos Economie • onzekerheid van de marktontwikkeling voor hout in relatie tot de lange termijn van planning bosbeheer. • natuurbeheer brengt kosten met zich mee, financiering onzeker in verband met onzekerheden in subsidieregelingen gericht op natuurontwikkelingen en – beheer. Motivatie • de lange termijn waarop doelen gerealiseerd worden vergen een verre investeringshorizon en geduld
39
managementsamenvatting Landschap en Verkaveling of Dynamisch Landschap (TG Landschap en verkaveling) Huidige Situatie Armhoede is een kleine buurtschap, gelegen tussen het Twentekanaal, de gemeentegrens met de gemeente Hof van Twente en de kern Exel. Armhoede bestaat uit een overgang van open broekgebieden naar het typische landgoederenlandschap rond landgoed Ampsen. Het buurtschap bestaat uit een tiental agrarische bedrijven en tientallen huishoudens. Daarnaast is in het buurtschap een voormalige stortplaats gelegen van ongeveer 15 hectare, die op dit moment wordt afgedekt en vervolgens wordt overgedragen aan de Provincie Gelderland. Het landschap van het buurtschap bestaat voornamelijk uit broekgronden, voormalige natte gronden die vroeger extensief werden gebruikt voor het beweiden van vee en het hooien van gras voor het vee in de wintermaanden. De aanleg van het Twentekanaal heeft geleid tot een sterke daling van het grondwaterpeil en het afsnijden van de Bolksbeek die vroeger via de Tenkhorsterbeek oppervlaktewater in het gebied bracht. Sindsdien is verdroging van vooral het bosgebied en een deel van de landbouwgronden een probleem. Door oppompen van grondwater ten behoeve van beregening van landbouwgewassen en het vullen van de slotgracht rond kasteel Ampsen wordt de verdroging deels bestreden. Overigens is de daling van het grondwaterpeil niet alleen negatief, een deel van de natte percelen is daardoor juist beter geschikt geworden voor landbouwkundig gebruik. Doelstelling Doel van het deelproject ‘Dynamisch Landschap Armhoede’ is het maken van een concreet ontwerp van een nieuw integraal landschapsmodel voor het gebied Armhoede, gericht op het bewaren en versterken van authenticiteit, waardevolle cultuurhistorie en natuur en het creëren van dynamiek voor recreatie, waterbeheer en efficiënte, moderne landbouw. Het ontwerp kan rekenen op draagvlak en steun van projectgroep ADEL, grondeigenaren, gebiedsbewoners, landgoedeigenaar, gemeente Lochem en het Waterschap Rijn en IJssel. Aanpak en activiteiten Interviews met de gebiedsbewoners, individueel of in groepsverband (maart – april 2012) Met de landgoedeigenaar heeft drie maal een gesprek plaatsgevonden. Op een na zijn alle agrariërs individueel bezocht en met een groep van drie burgers is een groepsgesprek gevoerd over hun wensen. Deze gesprekken leverden een wensenlijst op van de drie groeperingen, die niet bij voorbaat op elkaar passen. . Delen van overeenkomsten en verschillen in de wensen (30 mei 2012). In een werkbijeenkomst met bewoners, agrariërs en landgoedeigenaar zijn wensen samengebracht in drie thema’s: water, landschap en verkaveling. Tijdens die ontmoeting zijn twee lijsten gemaakt met: (a) waar zijn we het over eens en (b) wat vraagt nog een gesprek. De resultaten van deze bijeenkomst zijn het vertrekpunt geweest voor een tweede werkbijeenkomst. Ontwerpen op de kaart (22 augustus 2012) Tijdens deze bijeenkomst is in drie groepen een ontwerp gemaakt van een nieuw landschap. Aan iedere deelnemer is gevraagd om eerst te stickeren: (a) waar landschap erbij, (b) waar landschap er af en (c) waar verandering in water. Het zoeken van de balans in het landschap (erbij en eraf) heeft als achterliggende gedacht dat er moet kunnen worden gecompenseerd voor natuur en landschap die verloren gaat in het rationalisatieproces van de landbouw. Enkele dagen na die bijeenkomst hebben de agrariërs aangegeven bij nader inzien zich niet te kunnen vinden in de uitkomsten van deze avond. Daarom is een derde avond georganiseerd om randvoorwaarden voor ontwerp en type eindproduct vast te stellen.
40
Eindresultaat dat ruimte laat voor vervolg (13 september 2012) Aan deze avond hebben enkele ondernemers en de werkgroep Landschap en Verkaveling deelgenomen. Op die avond bleek dat het onderzoekteam onvoldoende de randvoorwaarden van het ontwerp expliciet heeft gemaakt. Dat is die avond gedaan. Ook is afgesproken dat, gelet op de onzekerheid die er is over het effect van ruimtelijk expliciet ontwerpen, deze optie wordt verlaten. Dit heeft uiteraard consequenties voor het eindproduct. Dat wordt nu beperkt tot het weergeven van de randvoorwaarden (uitgangspunten) van de bewoners, hun daarop gebaseerde specifieke wensen en de verschillen daarbij tussen de bewonersgroepen. In algemene zin kunnen de wensen over de vormgeving van landschapselementen in schetsen worden weergegeven. Deze schetsen zijn getoetst in een vierde en laatste bijeenkomst. Wensen en randvoorwaarden in beeld gebracht (3 oktober 2012) Op deze avond zijn vanuit de randvoorwaarden schetsen gepresenteerd op drie thema’s en van commentaar voorzien. Het gaat om de thema’s (a) water, (b) landschapselementen en (c) herinrichting van zomen en (d) verkaveling. Deze zijn van commentaar voorzien en die is verwerkt tot het eindresultaat. Conclusies Door een zorgvuldige raadpleging individueel en in groepsverband (in woorden en beelden) zijn overeenkomsten en verschillen in ambities met landschap en verkaveling goed in beeld gekomen. Het spanningsveld tussen enerzijds natuur & landschap en anderzijds een economisch rendabele bedrijfsvoering is in deze specifieke situatie extra complex gebleken. Er zijn doelen vanuit het landgoed, vanuit de agrariërs en vanuit de burgers. Toch is er een goede basis voor gesprek en hangt er laaghangend fruit dat in de uitvoeringsfase kan worden geoogst. Opschalingmogelijkheden Het onderzoek maakt aannemelijk dat herverkaveling en inrichting van cultuurzones een gemiddelde besparing van ca. 30 % op bewerkingsuren t.o.v. traditionele gras en maïs percelen. Er kan worden bespaard op eigen arbeid, loonwerker, brandstofverbruik, CO2 uitstoot. Wanneer we de potentiële efficiëntiewinst van de cultuurzones vertalen naar het projectgebied van ADEL ontstaat het volgende beeld. Voor het schatten van de huidige situatie hebben we ons gebaseerd op het rapport ‘Milieusysteemanalyse ADEL’ van onderzoeksbureau Tauw (mei 2011). Het huidige verbruik aan dieselolie door de landbouw bedraagt 60920 liter per jaar. De verwachte besparing op het dieselverbruik door aanleg van cultuurzones (30 %) komt overeen met 18276 liter à € 1,40 = € 25586, -. De CO2-uitstoot per liter diesel bedraagt 3,19 kg. Dit leidt tot een potentiële besparing op de emissie aan CO2 van ongeveer 58.300 kg per jaar. Risico’s, knelpunten en belemmeringen Terugkijkend op de uitvoering van het beschreven project is een algemene conclusie dat Armhoede als pilotproject voor het concept Dynamisch Landschap niet ideaal is. Het gebied kent een aantal belangrijke complicerende factoren. Allereerst is dat de aanwezigheid van het landgoed, dat een relatief groot deel van het gebied bestrijkt. De mogelijkheden voor het ontwerpen van de in het concept beschreven zoneringen worden daardoor sterk beperkt. Een tweede ruimtelijke beperking is dat in het zuiden van het gebied, relatief dicht bij elkaar, een aantal grote en perspectiefvolle melkveebedrijven zijn gevestigd. Dit beperkt de ontwerpmogelijkheden sterk. Daarnaast 41
brengt de situatie van pachtboerderijen en –gronden met zich mee dat er voor het maken van de ontwerpen niet twee belanghebbende partijen (boeren en burgers) tot een gedeelde visie moeten komen, maar drie, de grondeigenaar, de grondgebruiker en de burgers. Tot slot is de hydrologische situatie in het gebied door de drainerende werking van het Twentekanaal uniek. Het gebied heeft deels ernstig te lijden onder verdroging. En het voor de oostelijke zandgronden klassieke bekenstelsel, dat bij Dynamisch Landschap de ruggengraat van het ontwerp vormt, ontbreekt feitelijk in het gebied. de Tenkhorsterbeek is in niet veel meer dan een niet-watervoerende afvoergoot. Op basis van de resultaten van dit project zou een logische vervolgstap zijn het samen met de bewoners, grondgebruikers en grondeigenaren uitwerken van een gedetailleerd gebiedsplan. In elk geval dient te worden gekeken naar direct realiseerbare winst: hierbij kan worden genoemd het in de eindrapportage van de TG genoemde wandelpad en de bloemenranden. Verder verdient het genoemde wateronderzoek nadere uitwerking.
42
MANAGEMENTSAMENVATTING PROCESINNOVATIE ADEL De voorbereidende fase (februari 2010-oktober 2010) Na de door de gemeente georganiseerde informatieavond, volgde een periode van intensief overleg met gemeente, i.c. de verantwoordelijke wethouder, t.a.v. de exacte taak-, en rolverdeling. Bewoners waren namelijk wel enthousiast, maar hadden de door de gemeente georganiseerde bijeenkomst als te veel sturend ervaren. Men wilde zelf naar oplossingen zoeken. De uiteindelijke rolverdeling van bewoners aan het roer, de gemeente in een ondersteunende rol, was dan ook oorspronkelijk niet beoogd. Dit verklaart waarschijnlijk ook waarom de, door de gemeente in het leven geroepen Regiegroep –bestaande uit gemeente, commerciële bedrijven en adviseurs- na oktober 2010 op hield met bestaan. Immers, de rollen waren gewijzigd, van traditioneel naar innovatief, van top-down naar bottom-up - burgers en gemeente als gelijk waardige partners. Praktisch vertaald betekende dit: Adel bepaalt en de gemeente betaalt. Het nieuwe Plan van Aanpak wordt in september 2010 door het College goedgekeurd en tijdens de regionale Dag van de Duurzaamheid van 10 november 2010 volgt de bevestiging in een overeenkomst tussen beide partijen. Voorafgaand aan de ondertekening is op 8 november de belangenvereniging Armhoede/Ampsen bij notariële actie opgericht. Het onderzoeksgebied (afbakening) is voorlopig vastgesteld. Bewoners/bedrijven binnen dit gebied worden gevraagd (gratis) lid te worden van de belangenvereniging i.o. Aan dit verzoek geeft iedereen gehoor. Op 14 oktober 2010, een maand voor het tekenen van bovengenoemde overeenkomst, organiseert de klankbordgroep een eerste bijeenkomst voor de collega bewoners waarin men geïnformeerd wordt over de stand van zaken en de nieuwe rolverdeling. De Adel enquête wordt aangekondigd; een eerste inventarisatie van de mogelijk te onderzoeken vragen op huishoudelijk-, bedrijfs-, en gebiedsniveau. Van start met de nulmeting (november 2010-mei 2011) Voorbereidende fase en uiteindelijk start van de milieuanalyse met als basis de nulmeting door TAUW en GEAS. Bewoners worden door middel van de eerste Adel Nieuwsbrief in december hier over geïnformeerd en gevraagd hun medewerking te verlenen. De definitieve gebiedsafbakening wordt vast gesteld. De ‘nieuwe’ bewoners worden persoonlijk benaderd om lid te worden, dit doet nagenoeg iedereen. In februari 2011 wordt een tweede bewonersavond georganiseerd door klankbordgroep/bestuur i.o.; een zogenaamde ‘gele briefjes avond’, een brainstormavond waarin men met elkaar een aantal voorlopige thema’s selecteert die de moeite waard lijken om nader te onderzoeken. Het merendeel van de aanwezigen meldt zich daarnaast aan om t.z.t. zitting te nemen in een van de te vormen themagroepen. In april gaat vervolgens de website www.Adellochem.nl de ‘lucht’ in, waarop bewoners, maar ook andere belangstellenden de actuele situatie kunnen volgen. Tot op heden heeft deze site 28.000 (!)unieke bezoekers ontvangen.
43
Definiërende fase; vaststellen van onderzoeksvragen per thema (mei 2011-december 2011) In mei 2011 is de milieuanalyse met nulmeting van TAUW en GEAS afgerond. De gegevens hiervan worden tijdens een derde bewonersbijeenkomst gepresenteerd en de definitieve vaststelling van de themagroepen volgt. Tijdens dezelfde bijeenkomst wordt ook het bestuur i.o. unaniem verkozen tot bestuur van de belangenvereniging Adel. Een intensieve periode volgt met samenstellen themagroepen (de voorkeur gaat uit naar 1 bestuurslid per themagroep) en vervolgens per themagroep het onderzoek naar het vaststellen van definitieve onderzoeksvraag c.q. vragen per thema. In juni kunnen alle themagroepen van start en in december heeft elke groep een of meerdere onderzoeksvragen gedefinieerd en de bijbehorende deskundigen geselecteerd in wie men vertrouwen heeft. Het gemeentelijk aanbestedingsbeleid dreigt hier een kink in de kabel te worden, maar na intensief overleg met de gemeente en tussenkomst van de wethouder, wordt er een ‘creatieve’ oplossing gevonden en kunnen de deskundigen, zij het met vertraging van enkele weken, aan de slag. Tussen Sinterklaas en Kerst, worden op OBSEXEL 2 ‘ADEL’ projectmiddagen georganiseerd voor de bovenbouw, onder het moto ‘de jeugd van nu, zijn de volwassenen van 2030’. Dankzij de kennis en kunde van de ingeschakelde docente/kunstenares, Janneke van t’ Einde, wordt dit een groot succes voor zowel kinderen als docenten. Dit alles in het kader van draagvlakvergroting. Onderzoeksfase (januari 2012-november 2012) Met een vertraging van enkele weken (zie hierboven) gaan de geselecteerde deskundigen van start. Een relatieve rustige periode voor bewoners en leden van de themagroepen en het is dan ook de ‘kunst’ om iedereen bij de ‘les’ te houden. Immers, ogenschijnlijk gebeurt er weinig, terwijl er ‘achter de schermen’ er volop beweging is. Enkele hoogtepunten in deze periode: · ü De regionale Dag van de Duurzaamheid waarvoor ook alle ‘ADEL deskundigen’ waren uitgenodigd en de in 3D uitgewerkte duurzame oplossingen van OBSExel werden ten toon gesteld ü Start van de eerste pilots per themagroep ü Presentatie ADEL aan de gemeenteraad. Helaas hebben slechts 3 fracties een vertegenwoordiger gestuurd ü Intentieverklaring wordt getekend tussen Adel, LochemEnergie en Attero ü De ADEL BBQ is een groot succes! ü De inspirerende ADEL expertmeeting in september De afronding van de verschillende deelonderzoeken verloopt iets minder voorspoedig. Op de een of andere manier is het voor een deel van de experts moeilijk om de eigen planning te volgen en bij de themagroep Landschap en Verkaveling blijkt er bij een deel van de deelnemers geen vertrouwen te zijn in een goede vertaling van hen belangen. Een aantal extra sessies heeft de verhoudingen weer hersteld. Eind november zijn alle deelrapportages gereed en goedgekeurd, en kunnen de voorzitter en beide procesbegeleiders zich richten op het eindrapport.
44
Conclusies Bij een burgerinitiatief zoals Adel, ontstaan verschillende interactieniveaus die niet altijd (onmiddellijk) aan te sturen zijn. Het is voor alle partijen een leerproces waarin alle partijen moeten groeien.
• I n de periode juni- december 2011 hebben per themagroep gemiddeld 6 bijeenkomsten plaatsgevonden, die gemiddeld 4 uur per bijeenkomst hebben geduurd, (inclusief voorbereiding en ter herinnering nabellen/mailen, excl. reistijd). Zo zijn al met al 25 bijeenkomsten georganiseerd.
• I n de periode januari tot en met december 2012 hebben er per themagroep gemiddeld 4 bijeenkomsten plaatsgevonden (2 Bedrijfsvoering, 3 Energie, 4 Landschap, 9 Water), die gemiddeld 4-5 uur per bijeenkomst hebben geduurd (excl. Reistijd): naast het nabellen/mailen etc. vond er ook intensief overleg met de betreffende deskundigen in de voorbereiding en evaluatie plaats, evenals met de collega procesbegeleider en de voorzitter.
• H et feit, dat bij ADEL in alle opzichten sprake is van een uniek project heeft betekend, dat de ureninzet veel groter is geweest dan van te voren geschat kon worden, niet alleen voor de procesbegeleiders, maar zeer zeker ook voor de bestuursleden en in het bijzonder voor de voorzitter. Vrijwillig betekende hier zeer zeker niet vrijblijvend! Hiervoor zijn meerdere redenen te geven:
• I n de periode februari 2010-mei 2011 hebben er nagenoeg wekelijkse sessies plaatsgevonden m.b.t. de zoektocht naar de onderzoeksvragen. In eerste instantie een taak van het bestuur; het neerleggen van een eerste ruwe schets en vervolgens de verfijning door de betreffende themagroepen.
• O ok bij de op zich enthousiaste leden binnen de Themagroepen is de ‘zoektocht’ zodanig groot geweest, dat niet automatisch initiatief is genomen en dat zo ook extra inzet van de procesbegeleiders is gevraagd. Er is veel meer oriëntatie op inhoud nodig geweest, dan in reguliere procesbegeleiding opdrachten gebruikelijk is. Er is een aanzienlijk grotere tijdsinvestering gevraagd om met voorstellen te komen, impasses te doorbreken, nieuwe ideeën aan te dragen en om de Themagroepen – juist ook inhoudelijk - in beweging te brengen en te houden. Veel ‘onzekerheid’ en dientengevolge een vaak afwachtende houding van deelnemers hebben tot meer ‘consumeren dan boodschappen afgeven’ geleid en dientengevolge begeleiders en bestuursleden veel extra werk gegeven.
• V anwege de werkelijke ‘nieuwheid’ van het ADEL project is vanzelfsprekend ook veel ‘leergeld’ betaald in de zin van meer bestede tijd: nadat de verschillende inhoudelijke voorstellen op tafel waren gekomen, moesten natuurlijk ook prioriteiten en accenten worden aangebracht op basis van de voor vele deelnemers zeer algemene, op hoog niveau gedefinieerde, lange termijn doelstelling ADEL 2030.
• D e interne organisatie van de gemeente, als partner van Adel, bleek regelmatig nog niet voldoende in staat om een dergelijk proces zowel in praktische zin als beleidsmatig/ doelmatig te ondersteunen. De gemeente is op dit moment nog niet volledig toegerust voor haar gewijzigde rol in een bottom-up proces als Adel.Niet alleen beleidsmatig (bijvoorbeeld huidige aanbestedingsbeleid) maar ook ontbreekt het aan duidelijk afspraken waardoor de communicatie over en weer (of het gebrek eraan) tussen de afdelingen regelmatig een struikelblok vormde voor de continuïteit. Er was absoluut sprake van persoonlijke betrokkenheid, maar burgerinitiatieven als Adel kunnen alleen een succes worden als naast de raad en college ook de medewerkers zich ervan bewust zijn dat een dergelijk proces kansen en uitdagingen bieden en waardevol zijn. Daarnaast is het gemeentelijk systeem nog niet ingesteld op dergelijke processen; het apparaat is te traag en te log om adequaat te kunnen reageren. Men onderschat de behoefte van de burger om snel een antwoord te krijgen, daarnaast laat de communicatie te wensen over.
45
• V anuit de gemeente lijkt het om bovenstaande redenen verstandig om bij toekomstige bottum-up trajecten expliciet rekening te houden met de ‘lessons learned’ vanuit Adel.
• T ijdens de tweede fase van het project (start onderzoeksplannen) is nog meer aandacht besteed aan het vergroten van draagvlak, met het accent op de particuliere huishoudens, welke op dat moment nog ondervertegenwoordigd waren. Van de agrariërs is weliswaar het merendeel vertegenwoordigd binnen de verschillende Pilots, maar er was nog geen sprake van dezelfde mate van inzet. Ondanks verschillende pogingen om het draagvlak te vergroten, hadden deze wisselend succes. De ADEL BBQ heeft het meeste resultaat gegenereerd. De belangentegenstellingen en het abstractieniveau van het onderwerp ‘klimaatneutraliteit’ hebben hier ook een rol in gespeeld.
• D e betrokken deskundigen waren lang niet altijd gewend aan het werken met mondige bewoners. Daarbij bleek het ook niet altijd vanzelfsprekend om informatie uit te wisselen dan wel af te stemmen met de collega deskundigen. Deskundigheid op het eigen vakgebied is geen garantie voor heldere communicatie, zowel naar bewoners als richting collega deskundigen. Ook dat is bij het verkrijgen van draagvlak een belangrijk aandachtspunt.
• D é beste oplossingen c.q. de ideale methodieken om projecten als ADEL snel en met succes te implementeren, zijn vanzelfsprekend niet zondermeer voorhanden. Het blijft een kwestie van tijd nemen, geduld bewaren en de focus scherp gericht te houden op de algemene doelstellingen van het project en tegelijkertijd de belangen en perspectieven van de verschillende deelgroeperingen goed voor ogen te houden. Voortdurende, heldere en intensieve communicatie, die steeds is aangepast aan de situatie en interesse van de vele betrokken actoren, zal bij soortgelijke programma’s altijd zeer veel aandacht moeten krijgen.
46
SAMENVATTING BESPARINGSMOGELIJKHEDEN, CONCLUSIES en VERVOLGSTAPPEN De totale besparingsmogelijkheden zijn onderstaand in een totaaloverzicht geplaatst: Groep
Thema
2012 - Uitstoot in CO2 Realistische Maximaal geMaximale bekg equivalenten per Besparing achte besparing sparing in perjaar 2030 2030 centages
Bedrijven Bedrijfsprocessen Voer Kunstmest Subtotaal I Elektra Aardgas Vervoer Plastic Water Subtotaal II Huishoudens Elektra Aardgas Vervoer Vliegen & OV Water (incl. bedrijven) Landgoed
3.397.000 765.000 118.000 4.280.000
530.000 250.000 12.000 792.000
530.000 250.000 12.000 792.000
18%
125.000
200.000 58.000
69% 25%
917.000
1.050.000
22%
230.000
490.000
109%
4.000
40%
400.000
Additioneel
894.000
98%
5.740.000
600.000 2.544.000
Additioneel 44%
651.000
651.000
100%
6.391.000
3.195.000
50%
210.000 81.000 233.000 25.000 zie huishoudens 4.829.000 190.000 260.000 268.000 183.000 10.000 zie huishoudens
Duurzaam Bos Subtotaal Huishoudens Landgoed
911.000
Landschap
zie bedrijven Extra zon PV
Subtotaal Stortplaats TOTAAL
Stortgas (Nulmeting mrt. )
47
Exclusief de uitstoot van het stortgas, wordt de totaal maximaal haalbare besparing wordt op bijna 45 % beraamd. Kortweg gezegd is een totale besparing op klimaatemissies van ruim 20% mogelijk bij de agrarische bedrijven in het gebied en wordt het creëren van een ”CO2-put” mogelijk geacht bij de huishoudens en door het benutten van de beschikbare daken op alle bijgebouwen in het Armhoede gebied voor zonenergie. Daarnaast zijn er de additionele mogelijkheden om CO2 te binden resp. CO2 uitstoot te compenseren binnen het Landgoed Ampsen bij meer duurzaam bosbeheer. Voor de stortgasemissies is intensief overleg met ondermeer Attero gevoerd, maar is geen realistische, renderende benadering gevonden. Echter, de emissies zullen hier ‘automatisch’ tot nul reduceren. Hoe cynisch dit ook mag klinken - hier geldt, dat per 2030 de huidige 651.000 Kg CO2 eq/jaar zullen zijn verdwenen. Daarmee komt de maximaal haalbaar geachte uitstoot reductie op 50 %. De eindconclusie moet luiden dat altijd een substantiële uitstoot van klimaatemissies resteert, ook wanneer alle economisch rendabele activiteiten in de komende decennia ‘maximaal’ worden uitgevoerd. Zonder “revolutionaire” aanpassingen van de economische activiteiten binnen Armhoede is klimaatneutraliteit in 2030 niet haalbaar. Aanbevelingen Bedrijfsvoering Agrarische Bedrijven Het is aan te bevelen melkveehouders te blijven stimuleren met de kringloopgedachte bezig te gaan. Ofwel: integraal aanpakken van milieu- en klimaatproblemen. Het beste inzicht kan worden verkregen met de kringloopwijzer die vanaf dit jaar voor alle melkveehouders in Nederland gratis te downloaden is via www.koeienenkansen.nl. Door continue bezig te zijn met inzicht in de bedrijfskringloop kan de beschreven winst (A, B, C, D) worden behaald maar mogelijk ook meer. Samenwerken tussen de bedrijven voor een gesloten kringloop van voer en mest in het gebied. In het algemeen wordt gestreefd naar een effectiever landgebruik in het gebied. Samenwerken kost tijd en bereidwilligheid van partijen en extra premies en stimulansen, belastingvoordelen enz. maar ook een goede procesbegeleider zullen nodig zijn resp. helpen. Grond binnen het gebied inzetten voor het verbouwen van korrelmaïs, lupinen of andere krachtvoervervangers. Wat de exacte winst is, moet nader onderzocht worden. Het verdient aanbeveling de beide scenario’s (minimalisatie klimaatemissies per liter melk, resp. minimalisatie klimaatemissies per ha grond) op hun haalbaarheid en aantrekkelijkheid samen met de agrarische bedrijven verder te onderzoeken. Aanbevelingen Energiegebruik bij Agrarische Bedrijven Gelet op bovenstaande is de hoofdconclusie dat, ondanks de technisch fysieke mogelijkheden bij boeren bedrijven, door de kostenstructuur van de energienota van agrariërs het bereiken van een energieneutrale bedrijfsvoering nu niet rendabel is. Extra financiële ondersteuning (bijvoorbeeld middels Asbest eraf- PV erop acties), kan hier verandering in brengen. Het verdient verder aanbeveling samen met de bedrijven te bekijken welk ‘laaghangend’ fruit in ieder geval te realiseren valt. Split-incentive: Meerdere agrarische bedrijven hebben de grond (en opstallen) in pacht. Dat betekent, dat er mogelijk een split-incentive probleem is. De eigenaar (verpachter) is immers verantwoordelijk voor de investeringen en de baten, in termen van lagere energielasten komen voor rekening van de gebruiker (pachter). De split-incentive is alleen oplosbaar indien beide partijen bereid zijn om over de wijze waarop de kosten voor de investering (geheel of gedeeltelijk) in balans gebracht kunnen worden met de baten. 48
Saldering: de economische kosten/baten bij duurzame opwekking zijn sterk gekoppeld aan de wijze waarop de energietarieven worden bepaald, vanuit de nationale overheid, verdeeld over klein- en grootverbruikers. De ontwikkelingen op dit gebied staan niet stil en bieden zowel kansen als belemmeringen. Het is van belang om de laatste stand van zaken mee te nemen zodra tot daadwerkelijke investeringen zal worden overgegaan teneinde een goed beeld te hebben van de te verwachten baten. Aanbevelingen Energiegebruik Huishoudens Het is van groot belang om bewoners te stimuleren tot uitvoering van energiebesparing en lokale opwek van duurzame energie over te gaan. Hier liggen echt grote kansen en mogelijkheden. Om de genoemde risico’s te verminderen dienen een paar vervolg activiteiten te worden gestart: 1. Het opzetten van een of meerdere pilots, met die lokale bewoners, die wel bereid zijn om een van de scenario’s bij hun woning door te voeren. Zowel voor de bewoner(s) als de uitvoerder(s) zou begeleiding ingezet moeten worden en rondom de pilot(s) zou uitgebreide communicatie moeten worden opgezet. 2. De gemeente kan met een prijsvraag de bewoners verleiden om zich op te geven voor bovengenoemde pilot(s). Een subsidie is een minder geschikt instrument hiervoor (ook communicatief). Als subsidies vanuit de lokale overheid wel wordt overwogen, dienen deze in elk geval niet worden gegeven op losse maatregelen maar slechts bij doorvoer van compleet pakketten van maatregelen. 3. De gemeentelijke regelgeving en de welstandsnota zouden moeten worden aangepast om ingrijpende (energetische) maatregelen voor de woningen te stimuleren. 4. De lokale bouw- en installatiebedrijven moeten worden bijgeschoold rondom genoemde pakketten van maatregelen, maar vooral rondom de communicatie met de potentiële vragers voor dergelijke pakketten van maatregelen, bezien vanuit de gebruikers typologieën uitgewerkt in de rapportage. 5. Het verdient aanbeveling om zogenaamde ’ontzorgers’ binnen het gebied op te leiden en al dan niet met financiële ondersteuning te laten werken om bewoners te ondersteunen bij de implementatie Aanbevelingen Additionele Opwek Zon-PV Additionele zonenergie biedt grote mogelijkheden. De verschillende mogelijkheden voor salderen (direct, virtueel ofwel via een coöperatie) dienen nader te worden uitgezocht. Hierbij dienen ook de mogelijkheden voor een inkoopcoöperatie, al dan niet in samenwerking met Lochem Energie, nader te worden onderzocht om vervolginitiatieven te stimuleren en te vergemakkelijken. Aanbevelingen Watergebruik Huishoudens en Bedrijven De beoogde pilots zijn innovatief en technisch complex. Heldere communicatie tussen alle partijen dient te worden gewaarborgd. Derhalve zal er eerst een centraal aanspreekpunt ( ‘ontzorger’) aangesteld dienen te worden voordat er tot uitvoering wordt overgegaan. Directe betrokkenheid van het Waterschap is gewenst. Aanbevelingen Landgoed Ampsen De eigenaren van Landgoed Ampsen kunnen zich vinden in de in het onderzoek gepresenteerde voorstellen. Het zou interessant om samen met hen nader te onderzoeken welk subsidiemogelijkheden er kunnen worden gevonden voor versnelde herinplant van de genoemde Lariks en Douglas soorten op het landgoed.
49
Aanbevelingen Landschap & Verkaveling Op basis van de resultaten van dit project zou een vervolgstap kunnen zijn om samen met de bewoners, grondgebruikers en grondeigenaren uitwerken van een gedetailleerd gebiedsplan. In elk geval dient te worden gekeken naar direct realiseerbare winst: hierbij kan worden genoemd het in de eindrapportage van de TG genoemde wandelpad en de bloemenranden. Verder verdient het genoemde wateronderzoek nadere uitwerking. Algemene Aanbevelingen Het lijkt verstandig de ADEL Projectorganisatie in elk geval in 2013 en 2014 voorlopig nog voort te zetten: in de afgelopen jaren is werkelijk veel werk verricht en alle inspanningen zouden naar verwachtingen geheel ‘verzanden’ of simpelweg ophouden, indien het vervolgtraject niet gevolgd blijft en vervolgstappen en tussentijdse resultaten niet worden gecommuniceerd en aangemoedigd. De eerder genoemde inkoopcoöperatie kan tevens een rol spelen bij het blijvend en consequent stimuleren van de nodige vervolgacties.
Wat nu is gezaaid dient te worden geoogst!
50
Begroting ten behoeve van vervolgactiviteiten Activiteiten
2013
2014
2015
40.000
25.000
25.000
Bedrijfsvoering - Kringloopwijzer begeleiding - Bodemscores
7.500
- Begeleiding bodemverbetering
25.000
-Scenario analyses
42.500
7.500 25.000
25.000
25.000
25.000
Energie - Opleiding ‘ontzorgers’
25.000
Water Landschap & Verkaveling - vervolgonderzoek water en driepadswegen
30.000
ADEL
30.000
25.000
22.500
200.000
100.000
100.000
- communicatie Totaal
BIJLAGEN: EINDRAPPORTAGES THEMAGROEPEN
51