Dit project is mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Europees Sociaal Fonds
Eindevaluatie Jeugdwerkcorporaties (2004/EQD/010)
“Als je werk wilt, dan kun je werk krijgen.” Eline Dekker & Mara Frank Januari 2008
Eindevaluatie Jeugdwerkcorporaties (2004/EQD/010)
Amsterdam, januari 2008 Dit rapport is geschreven met de input van Peter Spijkers (projectleider Tilburg), Hans van Eijk (projectleider Deurne), Marga Huitema (projectleider Roosendaal), Henk Kosse (OMIJ), Fanny Vermeulen en Sharaifa Mik (makers handboek), Paul van Schilfgaarde en Jan Jongbloed.
Colofon © Radar Veemarkt 83 1019 DB AMSTERDAM Telefoon 020-4635050 Faxnummer 020-4635051
[email protected] www.radaradvies.nl
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Samenvatting
4
1
Inleiding
5
1.1
De Jeugdwerkcorporatie
5
1.2
Corporatie, coöperatie en coöperatieve vereniging
6
1.3
Eindevaluatie
6
1.4
Leeswijzer
7
2
Kader
8
2.1
Structuur van de jeugdwerkcorporaties
8
2.2
Werkwijze van de eindevaluatie
9
3
Een beeld van de drie jeugdwerkcorporaties
10
3.1
JWC Tilburg
10
3.2
JWC Roosendaal
11
3.3
JWC Deurne
11
4
Praktijkvoorbeelden
12
4.1
Startende ondernemers in Tilburg
12
4.2
Shirley uit Deurne
16
5
Werkgelegenheidscreatie
18
5.1
Tilburg
18
5.2
Roosendaal
19
5.3
Deurne
20
6
Cohesie in de buurt/wijk
22
6.1
Tilburg
22
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
1/49
6.2
Roosendaal
22
6.3
Deurne
22
7
Zelfstandig ondernemerschap
24
7.1
Tilburg
24
7.2
Roosendaal
24
7.3
Deurne
24
8
Disseminatie
25
8.1
De drie verschillende pilots
25
8.2
Het concept van de jeugdwerkcorporatie
27
8.3
Handboek jeugdwerkcorporaties
28
9
Mainstreaming
29
9.1
Opstarten van een JWC
29
9.2
Uitvoering
30
9.3
Randvoorwaarden
32
10
Transnationale activiteiten
35
11
Gender, Innovatie en Empowerment
36
11.1
Gendermainstreaming
36
11.2
Innovatie
36
11.3
Empowerment
36
Tot slot
37
Bijlagen
38
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
2/49
Voorwoord ‘Eenieder heeft recht op arbeid, op de vrije keuze van zijn arbeid, op billijke bevredigende arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid’.1 De aanpak van jeugdwerkeloosheid staat de laatste jaren volop in de aandacht. Van 2003 tot en met 2007 heeft de taskforce jeugdwerkeloosheid sterk ingezet op jeugdwerkloosheid. Hoewel de economie flink is aangetrokken, heeft dit onderwerp nog steeds de volle aandacht nodig. Met de jeugdwerkcorporatie is een onorthodoxe methode ingezet tegen jeugdwerkeloosheid. De basisgedachte ligt in een analogie met woningcorporaties, “iedereen heeft recht op onderdak”. Via een woningcorporatie kan iedereen een woning krijgen, ook mensen die niet zo veel geld hebben. De werkcorporatie gaat uit van het idee dat iedereen recht heeft op werk. Mensen die willen werken, moeten dus ook kunnen werken. Om een groep mensen werk te kunnen bieden, moet je een organisatie oprichten die de markt bedient. Dat is de werkcorporatie. De jeugdwerkcorporatie richt zich specifiek op jongeren. Voor jongeren is het dikwijls moeilijk om een baan te vinden. Veel werkgevers vragen om ervaring en als je jong bent, heb je dat vaak niet! De jeugdwerkcorporatie helpt jongeren niet aan een ervaring- maar aan werk, en daarmee doen ze ervaring op. De afgelopen twee jaar is in drie verschillende pilot projecten met behulp van Europese subsidie- gewerkt volgens de gedachte van de jeugdwerkcorporatie (JWC), iedere jeugdwerkcorporatie kent een andere insteek. In Tilburg richtten jongeren hun eigen onderneming op, terwijl in Roosendaal de jongeren gedetacheerd via de JWC aan het werk gingen als werknemer in een bedrijf. Deurne richtte zich op werkzaamheden voor de buurt. Radar is gevraagd om de evaluatie van dit bijzondere project te doen. In zeer korte tijd hebben wij ons een beeld gevormd van de projecten en onderzocht in hoeverre de doelstellingen van het project bereikt zijn. Wij bedanken alle betrokkenen die het ons mogelijk hebben gemaakt om deze evaluatie op zo’n korte termijn uit te voeren! Januari 2008 Eline Dekker & Mara Frank
1 Het recht op arbeid zoals gedefinieerd door het internationaal Recht (Universele Verklaring 10 december 1948, art. 23 §1-3.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
3/49
Samenvatting Het Equal project Jeugdwerkcorporaties richt zich op het betrokken houden van jongeren bij de arbeidsmarkt en de maatschappij. Onder de paraplu van een Jeugdwerkcorporatie (JWC) worden jongeren, vaak werkloos, gestimuleerd om zelfstandig in hun inkomen te voorzien. Met subsidie van het Europees Sociaal Fonds (ESF) zijn drie pilots jeugdwerkcorporatie uitgevoerd, elk met een eigen specifieke doelstelling. De subsidie verstrekker verlangt een evaluatie van het project met als doelen: 1. Het evalueren van de doelstellingen van het project. 2. Rapporteren over de aanvullende onderdelen. De vier doelstellingen van het Equal project Jeugdwerkcorporatie zijn: 1. Werkgelegenheidscreatie voor werkloze jongeren. 2. Het bevorderen van cohesie in buurt/wijk. 3. Het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap bij jongeren/het kweken van bewustwording voor zelfstandig ondernemerschap. 4. Het verspreiden van de methode jeugdwerkcorporatie onder daartoe geëigende instanties als provincies, gemeenten, re-integratie bedrijven etc. Bovenstaande doelstellingen zijn grotendeels behaald. Alle drie de pilots hebben jongeren aan het werk geholpen. Het bevorderen van cohesie in de buurt en wijk is redelijk gelukt in Tilburg, maar in Roosendaal en Deurne is dat (nog) niet van de grond gekomen. Het bevorderen van ondernemerschap in de ruimste zin van het woord vindt plaats in alle drie de projecten. De jeugdwerkcorporaties in Tilburg en Roosendaal worden voortgezet. In Deurne is vanwege externe omstandigheden gekozen voor continuering met een iets andere aanpak. Het concept van de jeugdwerkcorporatie in de drie pilots blijkt te werken; er zijn veel jongeren aan werk geholpen. De afgelopen jaren is daarvoor in drie gemeenten hard gewerkt en uitgeprobeerd wat werkt en niet werkt, in een proces van vallen opstaan. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom soms iets wel lukt en soms niet. We hebben gezien dat de organisationele omstandigheden een grote rol speelden. In deze evaluatie zijn de belangrijkste kernpunten van de JWC en de leerpunten opgeschreven. Daarmee is de inzet gericht op dissemineren. De initiatiefnemers van de jeugdwerkcorporatie zullen de komende tijd gezamenlijk met Radar verder doordenken over de mogelijkheden voor een uitrol van de jeugdwerkcorporatie over de rest van Nederland. Andere gemeenten tonen interesse in het concept JWC en er zijn voldoende mogelijkheden voor een landelijke uitrol. Het handboek dat tijdens de projectperiode is ontwikkeld vormt hierbij een uitstekende leidraad. Tot slot rapporteert deze eindevaluatie de aanvullende onderdelen van het project: disseminatie, transnationale activiteiten, innovatie, empowerment en gendermainstreaming.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
4/49
1 Inleiding Deze inleiding heeft als doel inzicht te verschaffen in het project jeugdwerkcorporatie en in de evaluatie van het project. De jeugdwerkcorporatie is een begrip dat enige uitleg behoeft. Dat doen we in de eerste paragraaf. In paragraaf 1.2 noemen we het onderscheid tussen de corporatie en coöperatie. Vervolgens gaan we in op de onderwerpen van de eindevaluatie.
1.1
De Jeugdwerkcorporatie
De basisgedachte van de jeugdwerkcorporatie ligt in een analogie met woningcorporaties; dat iedereen recht heeft op een woning. De werkcorporatie gaat uit van het idee dat iedereen recht heeft op werk. Mensen die willen werken moeten dus ook kunnen werken. Om een groep mensen werk te kunnen bieden, moet je een organisatie oprichten die de markt bedient. Dat is de werkcorporatie. De jeugdwerkcorporatie richt zich specifiek op jongeren. Voor jongeren is het dikwijls moeilijk om een baan te vinden. Veel werkgevers vragen om ervaring- en als je jong bent, heb je dat vaak niet! De jeugdwerkcorporatie helpt jongeren niet aan een ervaring- maar aan werk, en daarmee doen ze ervaring op. Onder de paraplu van een Jeugdwerkcorporatie (JWC) worden jongeren, vaak werkloos, gestimuleerd om zelfstandig in hun inkomen te voorzien. Jongeren richten een eigen onderneming op, gaan bij JWC in loondienst of worden via de JWC gedetacheerd bij een werkgever. Zij verdienen daarmee zelf hun inkomsten en worden dus beloond voor hun inspanningen. Dit gebeurt natuurlijk onder toezicht van, en sturing door, ervaren mensen. Binnen de werkcorporaties worden jongeren opgeleid en kunnen ze stage lopen.
“Ondernemerschap is normaliter bedoeld voor jongeren met talenten. Het speciale aan JWC is juist dat het bij JWC gaat om jongeren met minder talent.” Daarnaast kan met de jeugdwerkcorporatie de verpaupering van een wijk of buurtschap worden tegengegaan. Een van de oorzaken van verpaupering in een wijk of buurtschap is het gebrek aan mensen die activiteiten uitvoeren. De jeugdwerkcorporatie neemt initiatieven voor nieuwe activiteiten, zoals kinderopvang, een supermarkt of een eigen jeugdvoorziening. In combinatie met onderhoudswerkzaamheden moet dit verpaupering tegengaan. Het bestuur van de werkcorporatie wordt door de jongeren zelf gevoerd, in de eerste jaren ondersteund door een lokale projectleider. Verder is er ondersteuning in de vorm van coaching en opleiding. Dit wordt altijd vanuit de vraag van de jongere/projectleider gestuurd.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
5/49
Het Equal project Jeugdwerkcorporaties richt zich op het betrokken houden van jongeren bij de arbeidsmarkt en de maatschappij. Met subsidie van het Europees Sociaal Fonds (ESF) zijn drie pilots jeugdwerkcorporatie uitgevoerd, elk met een eigen specifieke doelstelling. JWC Tilburg heeft zich gericht op zelfstandig ondernemerschap, JWC Roosendaal op detachering en JWC Deurne richtte zich op het opzetten van een buurtbeheer bedrijf, waaruit werkgelegenheid van jongeren gericht zou zijn op buurtgerichte activiteiten (waarmee de sociale cohesie wordt versterkt).
1.2
Corporatie, coöperatie en coöperatieve vereniging
In deze evaluatie maken we onderscheid tussen de corporatie, de coöperatie en een coöperatieve vereniging. De corporatie is de methodiek waarmee gewerkt wordt. Als juridische vorm is gekozen voor een coöperatie waar jongeren van in dienst komen. Het is namelijk nodig om een juridische entiteit te hebben als werkgever en het biedt de mogelijkheid hierbinnen toezicht te houden op belastingzaken en dergelijke van de individuele deelnemers. Een coöperatieve vereniging ontstaat als jongeren in dienst komen van de corporatie en er een zelfsturend en motiverend mechanisme ontstaat: jongeren helpen elkaar met het ondernemingsplan, ze gaan gezamenlijk workshops organiseren, ze huren gezamenlijk een administratiekantoor in et cetera. Er ontstaat een bestuur waarin jongeren de corporatie gaan inrichten. De coöperatie is dan niet alleen een juridisch noodzakelijke entiteit, maar ook een levendige organisatie geworden waarin deelnemers coöpereren. 2
1.3
Eindevaluatie
Het project is in 2004 gestart en loopt nu ten einde. De subsidiegever verlangt een eindevaluatie van het project. De eindevaluatie heeft als doel om vast te stellen of de doelstellingen van het project gehaald zijn. Daarnaast geeft de eindevaluatie informatie over aanvullende onderdelen van het project die de subsidieverstrekker van belang acht. Daarmee heeft deze rapportage twee doelen: 1. Het evalueren van de doelstellingen van het project. 2. Rapporteren over de aanvullende onderdelen.
2
Van oudsher is de coöperatie een vorm van zelforganisatie van producenten of verbruikers, gericht op het vergroten van de economische macht en het behalen van schaalvoordeel. Coöperaties hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in de economische emancipatie van grote groepen van de bevolking, vooral rond de eeuwwisseling van de 19de naar de 20e eeuw. Via de coöperatie konden producenten (vooral boeren) en consumenten zich verenigen en zo gezamenlijk doelen bereiken die voor elk individu onbereikbaar zouden zijn geweest. (Bron: Wikipedia)
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
6/49
Ad 1. het evalueren van de doelstellingen van het project: De vier doelstellingen van het Equal project Jeugdwerkcorporatie zijn: 1. Werkgelegenheidscreatie voor werkloze jongeren. 2. Het bevorderen van cohesie in buurt/wijk. 3. Het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap bij jongeren/het kweken van bewustwording voor zelfstandig ondernemerschap. 4. Het verspreiden van de methode jeugdwerkcorporatie onder daartoe geëigende instanties als provincies, gemeenten, re-integratie bedrijven etc. Een volledig overzicht van de doelstellingen en subdoelstellingen treft u aan in bijlage 1. De doelstellingen van het project zijn op hoofdlijnen gehaald. Alle drie de projecten hebben jongeren aan het werk geholpen. Het bevorderen van cohesie in de buurt en wijk is redelijk gelukt in Tilburg, maar in Roosendaal en Deurne is dat (nog) niet van de grond gekomen. Het bevorderen van ondernemerschap in de ruimste zin van het woord gebeurt in alle projecten. De jeugdwerkcorporaties in Tilburg en Roosendaal worden voortgezet. In Deurne is vanwege externe omstandigheden gekozen voor continuering met een iets andere aanpak. Meer hierover leest u in hoofdstuk 5 tot en met 8. Ad 2. Rapporteren over de aanvullende onderdelen: De aanvullende onderdelen van het project zijn: - Disseminatie - Transnationale activiteiten - Innovatie - Empowerment - Gendermainstreaming Deze komen aan bod in hoofdstuk 9, 10 en 11.
1.4
Leeswijzer
Voordat we ingaan op de mate waarin de doelstellingen van het project bereikt zijn en de aanvullende onderdelen van deze rapportage, geven we kort het kader weer waarin deze opdracht heeft plaatsgevonden (hoofdstuk 2). Hierin kunt u de werkwijze van het project en de eindevaluatie lezen. In deze eindevaluatie richten wij ons op de hoofdlijnen van het project, in hoeverre de doelstellingen bereikt zijn. Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij u naar de nulmeting en de tussenevaluatie. Het handboek geeft een nauwkeurige en uitgebreide beschrijving van de jeugdwerkcorporaties.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
7/49
2 Kader Project start-up bestaat uit drie pilots in drie verschillende steden. De structuur waarbinnen de pilots gewerkt hebben, leest u in paragraaf 2.1. De werkwijze van evaluatie leest u in paragraaf 2.2.
2.1
Structuur van de jeugdwerkcorporaties
Er zijn drie jeugdwerkcorporaties: in Tilburg, Deurne en Roosendaal. De begunstigde is de Stichting Werkcorporaties Jeugdigen. Deze stichting is opgericht voor dit project en is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. De stichting kent een bestuur met een centrale projectleider. De stichting wordt ondersteund door een klankbordgroep, die het bestuur van advies dient. De klankbordgroep is samengesteld uit het ontwikkelingpartnerschap (OP) en financiers. De ontwikkelingspartners zijn: • Provincie Noord-Brabant; • BV Werk voor Iedereen: bedenker en ontwikkelaar van werkgelegenheidsconcepten en van werkcorporaties; • Tender Jeugdzorg: een organisatie voor Jeugdzorg in West Brabant; • BJ Brabant: een organisatie voor Jeugdzorg in Oost Brabant; • St. Kompaan: een organisatie voor Jeugdzorg in Tilburg en omstreken; • Gemeente Roosendaal; • Gemeente Deurne; • Gemeente Tilburg. In onderstaande figuur wordt de organisatiestructuur van het Equal project weergegeven. Stichting Jeugdwerkcorporaties
Klankbord groep
TCA stuurgroep
JWC Deurne
JWC Roosendaal
JWC Tilburg
-Projecleider -Bestuur (deelnemers)
-Projectleider -Bestuur (deelnemers)
-Projectleider -Bestuur (deelnemers)
De deelnemers van JWC hebben allemaal een aandeel en daarmee een stem in de corporatie.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
8/49
2.2
Werkwijze van de eindevaluatie
In mei 2005 heeft er een nulmeting van het project plaatsgevonden. Eind 2006 vond er een tussenevaluatie plaats. De eindevaluatie bouwt voort op de uitkomsten van de tussenevaluatie. De eindevaluatie richt zich op twee onderdelen: 1. Evaluatie van de doelstellingen van het project. 2. Rapportage over de aanvullende onderdelen. Voor zowel onderdeel 1 als 2 zijn vragen opgesteld voor interviews met de belangrijkste betrokkenen. Er zijn interviews gehouden met de ‘bedenker’ van het concept jeugdwerkcorporatie, de drie projectleiders van JWC, de algemeen projectleider van JWC, de coach van de projectleiders, de makers van het handboek en met een aantal deelnemers van JWC. Verder is de informatie op website bekeken en zijn diverse documenten bestudeerd. In het volgende hoofdstuk wordt eerst een beeld gegeven van de drie werkcorporaties. In de hoofdstukken daarna worden de resultaten per hoofddoelstelling van het project uitgewerkt.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
9/49
3 Een beeld van de drie jeugdwerkcorporaties Drie pilots, elk met een aparte signatuur. We geven u een korte introductie van de pilots.
3.1
JWC Tilburg
De jeugdwerkcorporatie Tilburg is gevestigd in de ‘Hall of Fame’, een oude fabriekshal waar een skate-park, theaterzaal, oefen- en expositieruimte, ateliers en een dansschool zijn gevestigd. De Hall of Fame is een gebouw dat door en voor jongeren wordt gerund. Er worden allerlei activiteiten georganiseerd en een aantal startende ondernemers is er gevestigd.
De jongeren die deelnemen aan de jeugdwerkcorporatie in Tilburg zijn allemaal werkloos. De achtergrond van de jongeren is heel divers: sommigen zijn dakloos, anderen hebben bijvoorbeeld een drankprobleem. De problematiek varieert van alleen werkloos naar zwaardere problemen. De doelstelling van de jeugdwerkcorporatie Tilburg is om jongeren te begeleiden naar zelfstandig ondernemerschap. De combinatie van het hebben van een eigen bedrijf met daarnaast een reguliere baan is ook mogelijk. Een enkele jongere vindt een fulltime baan in dienstverband. Jongeren komen vooral via via in aanraking met de mogelijkheden die de jeugdwerkcorporatie jongeren biedt. Projectleider Peter Spijkers coacht de jongeren in het omzetten van een idee voor een eigen onderneming naar een ondernemingsplan. Vervolgens wordt het plan uitgevoerd en wordt de onderneming opgezet. Na verloop van tijd kan de jongere in zijn of haar eigen inkomen voorzien. In Tilburg is een coöperatieve vereniging ontstaan waarin jongeren elkaar bijvoorbeeld helpen bij het opzetten van de eigen onderneming. In bijlage 3 en 4 is informatie opgenomen over de aanpak van projectleider Peter Spijkers.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
10/49
3.2
JWC Roosendaal
De jeugdwerkcorporatie in Roosendaal heeft tot doelstelling jongeren gedetacheerd via de JWC aan een baan te helpen. Sinds 1 januari 2007 is Marga Huitema projectleider en is de JWC van de goed van de grond gekomen (zie verder de tussenevaluatie). Projectleider Marga Huitema gaat samen met de jongere op zoek naar diens motivatie. Waardoor raakt een jongere gemotiveerd? Is er een verband te leggen tussen wat een jongere drijft en een bepaalde baan? De jongere schrijft een eigen plan waarin staat wat een jongere wil, hoe hij dat wil, hoe dat te bereiken en hij stelt een kostenplaatje op. Voor veel jongeren is het schrijven van zo’n plan al heel lastig. Een groot aantal jongeren stroomt tijdens het opstellen van het persoonlijk plan al uit richting regulier werk. Vaak hebben ze door de gesprekken met de projectleider zoveel meegekregen (opbouw zelfvertrouwen, weten wat ze willen) dat ze verder kunnen. Als het persoonlijk plan wordt goedgekeurd, dan komt een jongere in dienst van de JWC. De JWC detacheert de jongere bij een werkgever. De jongeren in Roosendaal worden vooral via zorginstellingen aangemeld.
3.3
JWC Deurne
De JWC Deurne richt zich op dienstverleningsschap. Dit betekent dat de deelnemers maatschappelijk nuttige activiteiten gaan verrichten. Het idee is om de deelnemers van de JWC in te zetten voor het versterken van de sociale cohesie door ze bijvoorbeeld mee te laten helpen met opbouwwerk, klusjes doen voor de buurt of een buurtsupermarkt te beginnen. De pilot JWC in Deurne kenmerkt zich door veel veranderingen. Na de start van het project veranderde de verantwoordelijke wethouder, het project kent drie verschillende projectleiders en gaande de rit is ook de opzet van het project bijgesteld. Deze veranderingen zijn het project begrijpelijkerwijs niet ten goede gekomen. De jeugdwerkcorporatie Deurne is gedurende de pilotperiode gevestigd in een voormalig politiebureau. De toegang tot dit pand is steeds moeizaam geweest (toegang met pasjes, de bel deed het niet, etc.). Toch zijn enkele jongeren via een combinatie van school, werk en begeleiding voor kortere of langere tijd in een betaalde baan terechtgekomen. Jongeren komen binnen via onder andere jongerenwerk, BJZ, reclassering, GGZ, BJ Brabant en Vluchtelingenwerk. De buurtgerichte activiteiten zijn niet echt van de grond gekomen. Gedurende de laatste maanden van de pilotperiode heeft de gemeente de corporatie gedachte losgelaten. Via individuele begeleiding worden jongeren nu geholpen zich een reëel beeld te vormen van wat ze zouden willen. Daarna wordt er met de jongeren een traject uitgezet om daar met ondersteuning naar toe te werken.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
11/49
4 Praktijkvoorbeelden Wat geeft een beter beeld van de JWC dan de ervaringen van de deelnemers? Gedurende de pilot periode hebben verschillende jongeren een interview gegeven. Hun ervaringen komen in dit hoofdstuk aan bod. In Tilburg gaat het om startende ondernemers die met (lichte) aansturing van de projectleider en de hulp van andere JWC’ers een bedrijf(je) konden starten. In Deurne vertelde een meisje in opleiding tot nagelstyliste haar verhaal, waar de projectleider (Hans van Eijk) een sterke rol heeft in de ondersteuning.
4.1
Startende ondernemers in Tilburg
In deze paragraaf beschrijven we drie voorbeelden van startende ondernemers uit Tilburg. De interviews met deze jongeren hebben begin 2007 plaatsgevonden.
Voorbeeld 1:
Bas Rombouts- partner in Elektruck
Het bedrijf Bas Rombouts is partner in het bedrijf Elektruck. De kern van het bedrijf is een stadsbus die is omgebouwd tot en wordt gebruikt als geluidstudio. Scholen kunnen de bus huren bijvoorbeeld in het kader van muzieklessen. Scholieren kunnen eventueel een cd maken. “Sinds september zijn mijn vriend en ik in JWC actief. In april 2007 gaat het bedrijf echt van start en kunnen scholen ons boeken. We zoeken nog scholen voor ons product. We gaan eerst in de Hall of Fame proefdraaien.” De achtergrond De achtergrond van de oprichting van het bedrijf heeft te maken met gezamenlijke hobby’s. “We hebben namelijk een oude bus waaraan we sleutelen, beide houden we van muziek en daarnaast heb ik sociaal cultureel werk gestudeerd en met de diensten die we via de stadsbus kunnen aanbieden kunnen we sociaal-cultureel bezig zijn. Mijn ouders zijn ondernemende personen. Ik had vroeger wel eens ideeën dat ik de handel in wou. Ik heb wel een handelsgeest. De partner in het project is een dromer. Ik hou meer het proces in de gaten.” Eerste contact “Ik had namelijk contact met personen van de Hall of Fame. Dus zodra de gemeente met het idee van JWC op de proppen kwam, waren ik en mijn partner er als de kippen bij. Na het bezoek aan een vergadering van JWC ben ik bij JWC begonnen.”
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
12/49
Faciliteren “Met behulp van het geld van JWC konden we versneld beginnen met de uitwerking van ons idee. Daarom zijn we in JWC gestapt. We hebben eerst heel bewust gekeken wat we zouden hebben aan JWC. We zagen dit als een kans. Geld is belangrijk in het proces om de onderneming op en uit te bouwen. Voordat we in JWC zaten en voordat we dus geld ontvingen om onze onderneming uit te bouwen, moesten we hard werken om in ons levensonderhoud te kunnen voorzien. We konden maar drie dagen in de week besteden aan het uitbouwen van onze onderneming. Nu kunnen we ons volledig richten op de uitbouw van ons bedrijf. We hebben een goedgekeurd bedrijfsplan (versie 8 is goedgekeurd). We hebben contact met diverse subsidiegevers over financiering van onze onderneming. Tot april redden we het financieel.” Toegevoegde waarde van JWC “Wat we hebben aan JWC? Veel. Overigens was en is ons uitgangspunt dat JWC zich niet teveel met ons bedrijf gaat bemoeien. De vragen die ik en mijn partner ons stellen (nog steeds) zijn wat we van JWC verwachten en wat JWC van ons verwacht. Het netwerk van de Hall of Fame is handig. Het geeft een platform om workshops te houden. JWC heeft een map gemaakt met daarin alle workshops die JWCdeelnemers bijvoorbeeld scholen kunnen aanbieden. Deze map gaat langs de scholen. Andere JWC‘ers hadden al contact met scholen, hadden al een netwerk. Wij kunnen hierop aanhaken. We helpen elkaar bij JWC. We versterken elkaar. De combinatie van Jan Jongbloed, JWC en wij als ondernemers in de vrijetijdsdienstverlening is krachtig en versterkend. Jan was niet zomaar met ondernemers uit de vrijetijdshoek in contact gekomen zonder JWC. Wij waren niet zomaar in contact gekomen met Jan, zijn kennis, zijn netwerk en de subsidies van JWC.” Rol projectleider (Peter Spijkers) “Als ik niets vraag aan Peter dan draagt hij ook niets bij aan de onderneming, ik moet dus komen met de vraag. Als ik een vraag heb, dan krijg ik wel antwoord. We moeten onze vraag wel duidelijk stellen. We doen ons ding en als we ergens tegen aanlopen dan kunnen we bij Peter terecht. Peter is stimulerend. Spreekt onze taal. Hij wijst op de zakelijke kant van onze onderneming. Tevens kunnen we een biertje drinken met hem. Op zakelijk gebied bevalt het zelfstandig opereren niet. We zouden graag wat meer van Peter willen horen bijvoorbeeld of we het nou goed doen of niet. Het zou fijn zijn als hij meer initiatief neemt op dit gebied. Voor de rest bevalt de zelfstandigheid prima. Peter bewaakt het proces bewaken overigens goed. Hij houdt goed in de gaten of we onze verplichtingen wel nakomen.“
Voorbeeld 2:
Dave- eigenaar platenzaak
De achtergrond “Muziek is mijn passie en werken onder een baas geeft mij bovendien niet zoveel voldoening als eigen baas zijn. Daarom wil ik ondernemen. Een goede kennis van mij had een onderneming. Ik merkte dat ik dit ook wou.”
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
13/49
Eerste contact “Voordat het project JWC begon kwam ik al regelmatig in de Hall of Fame. Ik was al met een platenzaak bezig. Ik had geen uitkering. Ik heb geprobeerd overheidsinstanties over te halen om geld te stoppen in mijn onderneming, maar men vond mijn ondernemingsplan niet volledig genoeg. Men vond mijn onderneming niet levensvatbaar genoeg. Ik had al enige tijd wat aangerommeld toen ik hoorde van JWC.” Faciliteren “Van de projectleiding kreeg ik in eerste instantie verkeerde inlichtingen. Ik dacht dat ik met een hogere subsidie kon beginnen. Dus ik kwam tekort. Zodoende moest ik een tweede plan indienen. Het eerste bedrag dat ik ontving was -, het tweede bedrag (september). Waarschijnlijk ontvang ik niet meer geld. Dit snap ik niet, de skatehal krijgt namelijk meer financiering.”
Uitbouw “Ik vind dat ik door JWC wordt kort gehouden, ik kan niet echt groeien. Sinds kort is het skatepark open. Dit levert klanten op. Sommige skaters behoren namelijk tot mijn klantengroep. Als ik midden in de stad zou zitten zou ik meer verkopen, maar de huur is dan te hoog. Ik verkoop house en techno en probeer snel in te springen op nieuwe stijlen. De promotie van mijn bedrijf heeft stilgestaan. Het heeft lang geduurd voordat ik de programmataal voor het maken van de website onder de knie had. De website kan mij bijzonder goed ondersteunen in de promotie van mijn bedrijf.” Toegevoegde waarde JWC “Andere ondernemers in JWC helpen mij, ik leer van hen. Ik leer er van wat goed gaat en fout gaat bij andere ondernemers. Ik spreek vooral met JWC ondernemers.” Rol projectleider (Peter Spijkers) “Af en toe is de projectleiding onduidelijk over wat er nou wel en niet kan. De richtlijnen van de projectleiding zijn bovendien strak. Ik snap overigens wel dat ze regels moeten stellen. Maar er mag wel eens wat meer ruimte zijn. Peter stimuleert mij en heeft veel kennis op veel gebieden zoals marketing, financiën, etc. De coaching van Peter is goed.”
Voorbeeld 3:
Courtlay Meorni – eigenaar dansschool
De achtergrond “Ik wist van jongs af aan dat ik ondernemer wilde worden. Ik wilde een rapcarrière en ik heb dan ook 13 jaar lang gerapt. Maar uiteindelijk ben ik hier niet mee doorgegaan. Een klant van mijn vriendin had op een bepaald moment een danser nodig. Ik heb mezelf aangeboden en de klus gekregen. Ik heb opgetreden met een aantal andere dansers en ik vond mijzelf beter dan de andere dansers. Toen drong bij mij door dat ik beter zou kunnen gaan beginnen. In die tijd werkte ik nog als heftruckchauffeur om in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Hier ben ik inmiddels mee gestopt.”
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
14/49
“Via mond op mond reclame ben ik tot nu toe aan (de meeste) klanten gekomen. Ik heb nu 40 leden. Mijn vriendin was een steunpilaar bij de opzet van mijn onderneming. Zij is namelijk fiscalist. Zodoende wist en weet ik veel over wat er op financieel en belastingtechnisch gebied bij ondernemen komt kijken.” Eerste contact “Sinds 1 september ben ik officieel bij JWC begonnen. Per 1 maart was ik al bezig als freelancer. Voordat ik startte als freelancer heb ik dansscholen gebeld en intakes gedaan om aan het werk te komen. Zo ben ik begonnen. Bij JWC ben ik terecht gekomen doordat ik inviel voor de dame die een dansschool had bij JWC. Dit meisje is met zwangerschapverlof gegaan en ik ben voor haar ingevallen en ben zo ook bij scholen terecht gekomen (met andere deelnemers meegegaan). Door problemen van de vorige ondernemer heb ik uiteindelijk de dansschool ‘overgenomen’. Ik heb me ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en heb een bedrijfsplan geschreven.” Uitbouw “Onlangs heb ik een email gehad dat bepaalde scholen mij graag willen hebben als invaldocent. Tot nu toe heb ik alleen maar goede feedback gehad. Ik vraag nu per uur voor lessen en daarnaast vraag ik nog reiskostenvergoeding. Ik had een zaal in eigen beheer nodig om te kunnen groeien. JWC zorgt voor de zaal maar ook voor geld. Dit biedt een uitstekend fundament om verder te groeien. De dame die voor mij dansles gaf in de zaal die ik nu gebruik, heeft bij haar vertrek veel achter gelaten en laten hangen zoals een grote spiegel, de vloer, etc. Dit scheelt mij veel investeringskosten. In drie maanden ben ik uit de kosten. Ik wil zo snel mogelijk van de subsidie af en mezelf bedruipen.”
Toegevoegde waarde JWC “De grote toegevoegde waarde van JWC is dat er goed contact is tussen de verschillende bedrijven, dat deze bedrijven elkaar aanvullen en versterken. Het zijn namelijk allemaal bedrijven die in de vrijetijdsbranche zitten en verschillende producten aanbieden. Zo kun je een breed assortiment aanbieden aan de klant. Verder zijn klanten van andere bedrijven ook mijn klant. Zo zijn sommige jongeren die naar de skatebaan komen ook mijn klant en jongeren die in het verleden trommelden waren ook mijn klant. Het begon vaak heel simpel met langs de dansschool lopen, geprikkeld worden door wat daar gebeurde en vervolgens aanmelden voor een dansles. Voordat ik bij JWC terechtkwam, werkte ik heel hard om te kunnen dansen. Ik moest zoals gezegd dansen combineren met een baan als heftruckchauffeur. Dit was zwaar en ik kon me geen verliezen permitteren. JWC was een laatste redmiddel. Het is fantastisch dat iemand mij een plaats bij JWC gunde. Als je doelgericht bent dan is JWC een beslissende zet in je leven. Ik zie sommige deelnemers bij JWC die niet optimaal gebruik maken van de mogelijkheden van JWC.”
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
15/49
Belemmeringen “Naar de Kamer van Koophandel (KvK) gaan vond ik een moeilijke stap. Wanneer je deze stap zet besef je pas dat je echt ondernemer bent. Je beseft dat je veel, ja alles zelf moet gaan doen. Er is niemand die vertelt wat je precies moet doen en er is niemand die je precies kan vertellen wat ondernemen is. Je moet het zelf ervaren. Er komt veel bij kijken om zelf een onderneming op te richten, om te ondernemen. Je moet tegen de onzekerheid kunnen. Uiteindelijk heb ik de voordelen tegen de nadelen afgewogen en de voordelen waren groter en daarom heb ik mij ingeschreven bij de KvK. Kort samengevat waren de belemmeringen om te gaan ondernemen: inschrijven bij de KvK, financiering en een eigen zaal.”
4.2
Shirley uit Deurne
“In Deurne hebben we een gesprek gehad met Shirley, een pittige tante die weet wat ze wil: een eigen nagelstudio beginnen. Ze is 20 jaar, woont in Deurne, is daar geboren en ‘gaat daar ook dood’, zo zegt ze zelf. Ze woont samen en houdt van dansen en shoppen. We hebben met Shirley gepraat over haar dromen en hoe JWC helpt om die dromen te verwezenlijken.“
Voorbeeld 4:
Shirley – nagelstyliste in spé
Achtergrond Shirley wilde altijd kraamverzorgster worden, maar ze was zwanger en dat is misgegaan. Daarna wilde ze niets meer met baby’s te maken hebben. Shirley is met 16 jaar van school gegaan. Ze was niet zo van het leren. Ze werkt graag met haar handen, eigen creaties maken, dat vindt ze leuk. Eerste contact Shirley is al eerder bij de JWC geweest, maar dat werkte toen niet. Shirley zegt zelf: ‘Die wilde dat ik naar school ging, maar daar had ik geen zin in. Nu belde de gemeente volgens mij, of ik nog eens langs wilde komen. Ik had al naar stages gekeken. Ik had via de telefoongids een nagelstyliste gebeld in Helmond. En die vrouw zei dat ik een goede opleiding nodig had. Toen was ik bij Hans en die kon alles regelen’. Hans vindt Shirley een aanpakker, veeleisend ook wel. Toen ze eenmaal bezig was via de JWC, wilde ze heel veel. Hij moest haar eerder afremmen dan aanmoedigen. Faciliteren Hans heeft de opleiding betaald.3 De opleiding was heel duur en hij betaalt ook de reiskosten naar Tegelen. Hij heeft ook met haar lerares gesproken. De opleiding vindt ze heel leuk; lekker met je handen bezig zijn. Hoe beter het gaat, hoe minder ze elkaar spreken.
3 In de ogen van Shirley belichaamt Hans van Eijk de jeugdwerkcorporatie. De jeugdwerkcorporatie heeft dus de opleiding gefinancierd.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
16/49
Ook de vriend van Shirley, die een stuk ouder is, volgt een traject bij JWC. Hij volgt de opleiding tot rijinstructeur. Dat mocht van de gemeente. Op deze manier neemt Hans de omgeving mee in zijn aanpak. Als je samen aan het werk bent, kun je elkaar stimuleren. De behandeltafel Shirley vertelt ons dat ze van Hans veel producten voor haar eigen zaak heeft gekregen.4 En dat ze nu via marktplaats een behandeltafel heeft gekocht. Maar Hans mag dat niet weten. Waarom niet? “Ja, dat weet ik eigenlijk niet. Misschien omdat hij al zoveel voor mij heeft gedaan, en dat hij zich dan gepasseerd voelt?’ Wij zeggen dat Hans het misschien juist heel erg leuk vindt dat ze dat zelf geregeld heeft. Later vertelt ze het toch aan Hans. Hans vindt het leuk en goed van haar. Hij legt ook uit dat hij het belangrijk vindt dat ze het gevoel krijgt dat haar zaak ‘haar ding’ is, iets waar ze zich hard voor maakt en waar ze trots op kan zijn. Shirley moest Hans daarom ook steeds overtuigen als ze iets wilde. Opstarten eigen bedrijf Shirley heeft een persoonlijk plan geschreven. ‘Dat was helemaal niet moeilijk, ik weet wel wat ik wil’. In het persoonlijk plan moest ze ook een ondernemingsplan opnemen. Dat heeft Hans toen met een accountant doorgenomen en ze is ook al naar de bank geweest. Ze denkt dat het wel goed gelukt is om de bank te overtuigen. De bank wilde haar ook een verzekering aansmeren, maar dat heeft ze niet gedaan. Volgens haar lerares was dat helemaal niet nodig. Ze hoort vanmiddag of ze een lening krijgt en daar is ze best zenuwachtig over. Rol projectleider Als ze straks een eigen bedrijf heeft, wil ze ook nog wel bij Hans kunnen aankloppen. “Hans is een beetje een steun in de rug”. Hij helpt haar nu als het even tegen zit, om dingen over school door te spreken. Als Hans tijdens het gesprek erbij komt zitten, vertelt Shirley dat haar examen verzet is naar een andere locatie en dat de kosten hoger zijn dan was afgesproken. En de lessen vinden plaats bij de lerares thuis in een te kleine ruimte. “Dat kan toch niet, dat is toch geen school! Ik ga er wat van zeggen!” Hans coacht Shirley hoe ze hier goed mee om kan gaan. Toekomst Vanmiddag gaat Shirley naar het bejaardentehuis “en dan zeg ik dat ik daar wil werken. En dat manicure goed is voor de bejaarden. Zo ga ik me er gewoon tussen duwen”. Shirley heeft toekomstplannen genoeg. En met een steuntje in de rug, zal het haar zeker lukken om haar droom te verwezenlijken!
4
Idem.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
17/49
5 Werkgelegenheidscreatie Alle drie de pilots hebben als doelstelling om werkgelegenheid te creëren. Ieder project heeft die doelstelling bereikt, zij het in de ene pilot meer dan in de andere. Tilburg heeft kwantitatief de meeste jongeren aan werk geholpen. De JWC Roosendaal heeft jongeren met relatief zwaardere problematiek bediend. Deurne ten slotte heeft een ambitieuze start gekend, maar kampte met ondermeer wisselingen van bestuur en projectleiders. In dit hoofdstuk leest u meer over de wijze waarop de pilots werkgelegenheid hebben gecreëerd.
5.1
Tilburg
De jeugdwerkcorporatie in Tilburg richtte zich op het zelfstandig starten van een onderneming. In totaal zijn 35 jongeren in traject geweest of zijn momenteel in traject. 80-100 jongeren zijn begeleid of zijn nu in begeleiding. Er is een positieve uitstroom van 90%. Positieve uitstroom betekent dat jongeren een eigen bedrijf hebben, aan het werk zijn of een combinatie van die twee. In Tilburg heeft het gros van de jongeren die positief is uitgestroomd een eigen bedrijf of zij combineren een eigen bedrijf met een reguliere baan. De gemeente heeft aangegeven door te willen gaan met de jeugdwerkcorporatie. Er komen re-integratiegelden beschikbaar voor de deelnemers.
“Er was een meisje bij het re-integratiebureau die tegelzetster wilde worden. Dat kon niet via het re-integratiebureau, zij moest in een bejaardenhuis gaan werken. Dat wilde ze niet, was ook niets voor haar. De opleiding tot tegelzetster had ze al gevolgd. Daarna is ze in de problemen gekomen en nu wilde ze de draad van haar leven weer oppakken. Via JWC is zij haar eigen tegelzetbedrijf begonnen. Dat loopt goed.” In Tilburg hebben de deelnemers vanuit de corporatie een coöperatieve vereniging opgericht. De coöperatieve vereniging heeft een eigen bestuur van jongeren. In de coöperatieve vereniging bundelen jongeren de krachten. Binnen de coöperatieve vereniging is een aantal zaken collectief geregeld. Denk aan de collectieve zorgverzekering. Ook is er een administratiekantoor waar jongeren voor uur de administratie kunnen laten doen. De vereniging organiseert ook veel workshops. Jongeren helpen elkaar, samen voelen ze zich sterker.
Het enige knelpunt met de coöperatieve vereniging is dat jongeren geen plichtsbesef hebben. Ze komen gerust niet opdagen als er een workshop georganiseerd is. Daar zitten ze helemaal niet mee. Het was beter geweest als jongeren voor de workshops hadden moeten betalen, dan zit er een motivatie achter om te komen.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
18/49
Fase jongere In traject/begeleiding Uitgestroomd naar werkgever Uitgestroomd naar school Terug- of doorverwezen naar hulpverlening Niet meer gekomen/geen motivatie Zelfstandig ondernemer Ziek of anderszins Totaal
5.2
Aantal 5 13 2 onbekend 4 27 2 53
Roosendaal
De jeugdwerkcorporatie in Roosendaal was gericht op bedrijven en doorstroming naar die bedrijven. Tot op heden (dat is vanaf januari 2007) heeft de projectleider van JWC Roosendaal, Marga Huitema, ongeveer 40 jongeren gesproken. Een groot aantal van deze jongeren is al tijdens de planfase uitgestroomd naar regulier werk. Vaak hebben jongeren door de gesprekken met de projectleider al zoveel meegekregen (zelfvertrouwen, weten wat ze willen) dat ze verder kunnen. Ook door de krappe arbeidsmarkt van dit moment stromen jongeren snel uit naar regulier werk. Op zich is tussentijdse uitstroom naar werk niet erg. Dat mag eigenlijk ook wel als succes beschouwd worden. Daarbij hebben de jongeren die bij de JWC Roosendaal instromen een lager niveau dan de jongeren in Tilburg. Dat zij met behulp van een aantal gesprekken met de projectleider aan werk komen, is een prestatie. Het gaat om jongeren waar andere organisaties ‘niets mee kunnen’. Van de jongeren die wel bij JWC gebleven zijn, zijn drie jongeren doorgestroomd naar ondernemerschap, de rest naar werk. Vier jongeren werken via de JWC. Uitval van jongeren wordt veroorzaakt door motivatieproblemen, doorstroom naar de hulpverlening en door ontslag. Fase jongere In traject/begeleiding Uitgestroomd naar werkgever Uitgestroomd naar school Terug- of doorverwezen naar hulpverlening Niet meer gekomen/geen motivatie Zelfstandig ondernemer Door JWC ontslagen Totaal
Aantal 2/3 16 3/4 5 (waarvan 1 in traject is geweest) 6 3 1 37
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
19/49
De jeugdwerkcorporatie Roosendaal sluit aan bij het kennisniveau en de mogelijkheden van de deelnemers. Het niveau van de deelnemers is in Roosendaal lager dan het niveau van de deelnemers in Tilburg. Veelal hebben jongeren te maken met multi-problematiek en spreken ze de taal slecht. Ze missen ook de basale vaardigheden die nodig zijn om te kunnen werken. Er wordt gezocht naar werk dat aansluit bij de mogelijkheden van de jongere. Belangrijk is daarbij dat het om werk gaat waar de jongere door gemotiveerd raakt.
Bij de JWC wordt gezocht naar de motivatie van iemand om iets te doen. Vervolgens wordt gezocht naar verbanden met werkzaamheden waar dezelfde motivatie aan ten grondslag kan liggen. In Roosendaal bijv. was er een meisje dat hield van knutselen. Het bleek dat zij vooral van het repeterende houdt. Toen is de link gelegd naar lopende band werk (ook repeterend). Dat blijkt een groot succes, zij heeft veel plezier in dat werk. Met een jeugdwerkcorporatie wil je dat jongeren die het goed doen andere jongeren meetrekken. In Roosendaal stromen jongeren die het goed doen uit naar een baan. Dat is voor de JWC jammer omdat deze jongeren dan niet als goed voorbeeld voor anderen kunnen dienen. De jeugdwerkcorporatie wordt voortgezet, in welke juridische vorm is echter nog niet duidelijk. Tender Jeugdzorg wil het continueren.
5.3
Deurne
In Deurne begon men ambitieus. De wethouder was erg enthousiast over het project, de gemeente leverde een projectleider en stelde een locatie tot de beschikking. Met de komst van een nieuwe wethouder is er een stap terug gedaan in het project. De wethouder wilde de JWC borgen in een bestaande organisatie. Daarnaast is ook de projectleider gestopt. De nieuwe projectleider ondersteunde de vorige projectleider, maar heeft te weinig uren gekregen voor haar nieuwe taak. Toch heeft de projectleider wel gesprekken met jongeren gevoerd. Twee jongeren zijn ingestroomd in de JWC en hebben het volledige JWC-traject doorlopen. Verschillende andere jongeren zijn zodanig geprikkeld dat ze werken of naar school gaan. Sinds september 2007 heeft Deurne wederom een nieuwe projectleider, Hans van Eijk, die als opdracht heeft om in de laatste maanden van de pilot nog zoveel mogelijk resultaat te behalen. Via individuele begeleiding worden jongeren geholpen zich een reëel beeld te vormen van wat ze zouden willen. Daarna wordt er met de jongeren een traject uitgezet om daar met ondersteuning naar toe te werken. De huidige projectleider van JWC Deurne heeft verschillende instanties en jongeren waarmee JWC ooit contact mee gehad heeft benaderd. Dit resulteerde in 31 intakegesprekken. Van de 31 jongeren waarmee een intakegesprek gehouden is, zijn er 24 overgebleven. Daarvan zijn er 20 in traject, vier zijn aan het werk. Vier
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
20/49
jongeren hebben een Wajong uitkering. Een viertal jongeren is uitgestroomd naar een reguliere baan. Fase jongere In traject/begeleiding
Uitgestroomd naar werkgever (incl wsw) Uitgestroomd naar school Terug- of doorverwezen naar hulpverlening Niet meer gekomen/geen motivatie Zelfstandig ondernemer Totaal
Aantal 4 (plus degenen die buiten JWC admin zijn gehouden) 15 4 onbekend 6 2 31
Op het moment dat Hans van Eijk projectleider werd, had de JWC nog een half jaar te gaan. In het begin heeft de projectleider alle jongeren aangenomen, maar omdat hij jongeren continuïteit wil bieden na 1 januari 2008 heeft hij met de gemeente afgesproken dat jongeren die vanaf 1 september zouden instromen via gemeentelijke gelden gefinancierd zouden worden. De afspraak met de gemeente is om de NUGgers (Niet uitkeringsgerechtigden) en NUTters (niet uitkeringstrekkers) aan te pakken, die bekend zijn bij de gemeente of zich kenbaar maken. In overeenstemming met de werkwijze van de JWC worden de jongeren door de projectleider benaderd met de vraag wat zij willen en hoe ze daar naar toe kunnen werken.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
21/49
6 Cohesie in de buurt/wijk Het bevorderen van cohesie in buurt of wijk is de tweede doelstelling van project JWC. Bij de start van de pilot heeft Deurne het idee om de deelnemers van de JWC in te zetten voor het versterken van de sociale cohesie. In dit hoofdstuk beschrijven we in hoeverre Deurne, maar ook Tilburg en Roosendaal geslaagd zijn in het verbeteren van de cohesie in de wijk.
6.1
Tilburg
De sociale cohesie in de wijk verbetert door het soort ondernemingen dat wordt opgezet. Zoals de dansschool die trekt jongeren uit de buurt die komen dansen. Daar wordt de buurt beter van. Ook het contact met buurtbewoners verbetert. Aanvankelijk was men niet blij met de komst van JWC (en eerder de Hall of Fame). In het begin had de buurt veel klachten van geluidsoverlast, nu het contact met de buurt verbeterd is, zijn er geen klachten meer van geluidsoverlast. Jongeren zijn niet echt assertief in het bedenken van projecten/activiteiten voor de buurt. De projectleider moet ideeën aanleveren. Als jongeren hier assertiever in waren geweest waren er meer buurtgerichte activiteiten georganiseerd.
6.2
Roosendaal
Activiteiten voor de buurt zijn niet echt van de grond gekomen. Het project is laat op gang gekomen; men heeft zich eerst moeten richten op het op de kaart zetten van de JWC en het binnenhalen van deelnemers. Er is weinig samenwerking met projecten in de buurt in het algemeen. Wel is er in twee wijken wijkoverleg geweest. Dat verliep positief.
6.3
Deurne
Binnen de drie pilots had JWC Deurne als specifieke doelstelling het bevorderen van de sociale cohesie in de buurt/wijk. Bij de start van het project waren daar ook concrete ideeën voor: bijvoorbeeld het inzetten van JWC voor de leefbaarheid in een wijk, of het inzetten van deelnemers in het kader van het schoon en veilig maken van de woonomgeving. Ook de start van een buurtsuper behoorde tot de plannen. Ondanks deze ambities heeft JWC Deurne geen buurtgerichte activiteiten ondernomen en is de doelstelling van het bevorderen van de sociale cohesie in de buurt/ wijk niet bereikt. Dat betekent niet dat een buurtgerichte JWC niet kan werken. JWC Deurne heeft veel hinder ondervonden van de organisationele inbedding. Als de randvoorwaarden
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
22/49
in Deurne beter waren geweest, had deze variant van een JWC misschien wel vorm kunnen krijgen. Medio 2007 heeft de gemeente Deurne de corporatiegedachte losgelaten en daarmee ook de ambities rondom buurtgerichte activiteiten.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
23/49
7 Zelfstandig ondernemerschap De derde doelstelling, het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap bij jongeren/het kweken van bewustwording voor zelfstandig ondernemerschap is met name van toepassing voor JWC Tilburg. Ook in de andere pilots is hier aan gewerkt.
7.1
Tilburg
Het opstarten van een eigen onderneming wordt gefaciliteerd. Jongeren krijgen geld om hun onderneming op te kunnen zetten. Daarvoor maken ze een ondernemingsplan. Veel jongeren hebben net die paar duwtjes in de rug nodig om ondernemer te kunnen worden. Elders worden jongeren die ondernemer willen worden niet goed geholpen. Jongeren moeten bijvoorbeeld vaak al een ondernemingsplan hebben, terwijl het maken van een ondernemingsplan al lastig is. De projectleider werkt aan het opbouwen van zelfvertrouwen van jongeren. Hij gaat uit van wat iemand wil, niet van wat iemand niet kan.
“Een jongen heeft een dansschool, hij heeft streetdance groepen die ook landelijk optreden. “
De jeugdwerkcorporatie in Tilburg is ook specifiek als een coöperatie van zelfstandig ondernemers opgezet. Meer hierover kunt u lezen in paragraaf 3.1.
7.2
Roosendaal
De doelstelling van JWC Roosendaal is niet specifiek gericht op zelfstandig ondernemerschap. In Roosendaal ligt de focus vooral op detachering bij bedrijven. Toch zijn er ook in Roosendaal twee jongeren die een eigen onderneming hebben opgestart.
7.3
Deurne
In Deurne richt de huidige projectleider zich met name op het begeleiden van jongeren naar school of regulier werk. Jongeren die dat willen kunnen echter ook begeleid worden naar zelfstandig ondernemerschap. Zo hebben we een gesprek gevoerd met Shelly, die een eigen nagelstudio wil beginnen. Daarvoor volgt ze nu een opleiding tot nagelstyliste.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
24/49
8 Disseminatie De laatste doelstelling van het project JWC is het verspreiden van de methode jeugdwerkcorporatie onder daartoe geëigende instanties als provincies, gemeenten, re-integratie bedrijven etc. Met andere woorden: het vrijgeven van de informatie en de resultaten van het project. Het model van de jeugdwerkcorporatie is succesvol gebleken. Veel jongeren die geen eigen inkomen hadden, hebben dat nu wel. Het concept van de jeugdwerkcorporatie is bij een aantal gemeenten bekend. Zij hebben interesse in het opstarten van een eigen jeugdwerkcorporatie. Bij de start van het project is ervoor gekozen om te werken met drie pilots, die elk een eigen invulling geven aan het concept van de JWC. Op die manier kon geëxperimenteerd worden met verschillende varianten en blijft de invulling van het concept jeugdwerkcorporatie flexibel. Die flexibiliteit maakt het mogelijk om het project in te richten al naar gelang de doelgroep, de vraag vanuit de markt en de lokale omstandigheden. De afgelopen jaren hebben de drie jeugdwerkcorporaties veel kennis en ervaring opgedaan die van nut is voor een verdere uitrol van het concept. Meer daarover leest u in paragraaf 8.1. Vervolgens bespreken we de mogelijkheden die de drie pilots hebben voor verdere verspreiding. Een belangrijk product dat de informatie van JWC vrijgeeft is het handboek JWC, hierover leest u in de laatste paragraaf.
8.1
De drie verschillende pilots
In het project is gekozen voor drie verschillende vormen van een jeugdwerkcorporatie. Het concept van JWC, het oprichten van een organisatie die jongeren een baan kan aanbieden, is in veel varianten uit te voeren. Er is gekozen voor een JWC waarbinnen jongeren de kans krijgen een eigen onderneming op te richten, een JWC die jongeren detacheert en een JWC die zich richt op de sociale cohesie in de wijk. In deze paragraaf worden de mogelijkheden en knelpunten van de drie varianten besproken.
8.1.1 Zelfstandig ondernemerschap Zelfstandig ondernemerschap is voor jongeren heel concreet en aansprekend. Met de mogelijkheid om een eigen bedrijf te beginnen kunnen jongeren hun dromen optimaal realiseren. Daarbij hoort ook realisme, omdat een bedrijf te maken heeft met een vraag vanuit de markt. Hoewel zelfstandig ondernemerschap aanspreekt, vinden veel jongeren het ook ‘eng’. Er komt veel bij kijken en het is niet altijd duidelijk wat nu de risico’s zijn voor de jongere en waar JWC voor zorgt. Bovendien moet een jongere in staat zijn een ondernemingsplan te maken. Het opzetten van een eigen onderneming is dus best ingewikkeld en trekt (daardoor?) met name jongeren met een wat hoger niveau aan. Of een JWC in de vorm van zelfstandig
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
25/49
ondernemerschap haalbaar en geschikt is, is dus sterk afhankelijk van de doelgroep die je beoogt binnen te halen.
8.1.2 Detachering Roosendaal heeft zich gericht op het detacheren van jongeren bij bedrijven en organisaties. Het voordeel hiervan is dat er gezocht kan worden naar werk dat aansluit bij het niveau en de wens van de jongere. In Roosendaal zien we ook dat jongeren die deelnemen over het algemeen een wat lager niveau hebben, vaak de taal slecht spreken en er is sprake van multi-problematiek. Een nadeel van detachering is dat succesvolle jongeren uitstromen naar een reguliere baan waardoor JWC zelf succesvolle jongeren die anderen kunnen helpen en optrekken, ontbeert. Het tot stand komen van een coöperatieve vereniging is daardoor ook veel ingewikkelder.
8.1.3 Buurtgerichte activiteiten Het is jammer dat de buurtgerichte JWC onvoldoende van de grond is gekomen. De evaluatoren zien wel degelijk mogelijkheden voor een dergelijke insteek van een jeugdwerkcorporatie. Andere organisaties in Nederland, zoals de OMIJ, zijn begonnen met buurtgerichte activiteiten en zijn uitgegroeid tot succesvolle organisaties. Vastgesteld concept versus het realiseren van eigen dromen? De prangende vraag bij het gezamenlijk opzetten van één project is echter: is het gezamenlijk opereren in één vastgesteld project tegenstrijdig met de gedachte dat jongeren in de JWC hun eigen dromen en plannen kunnen realiseren? Dit hoeft in principe niet zo te zijn. Bij de JWC gaat het vooral om de manier waarop jongeren benaderd worden. De kracht van de benadering zit in het benadrukken en naar boven halen van de sterke kanten van een persoon. Niet: ‘je kunt het niet’, maar juist kijken naar wat iemand wel kan en daarop inhaken. Dat kan ook met een vastgesteld project. Het is belangrijk dat jongeren een kanscontract krijgen. Daaruit blijkt een vertrouwen in de jongere en de jongere wordt direct beloond voor zijn of haar inspanningen. Met de ervaring die de jongere opdoet in de JWC kan de jongere vervolgens doorgroeien naar een baan die beter past bij de ‘dromen’ van de jongere. De JWC is dan een goede werkervaringplek. Buurtgerichte activiteiten rendabel? Een andere vraag die speelt bij buurtgerichte activiteiten is of dergelijke activiteiten wel rendabel zijn. Want waardoor komt het dat andere organisaties die markt niet al opvullen? Je kunt ervoor kiezen om in de markt te concurreren met andere organisaties die buurtactiviteiten verrichten (bijvoorbeeld supermarkten of schoonmaakwerk). Je kunt er ook voor kiezen om in te spelen op de behoefte vanuit de gemeente en met behulp van subsidies bepaalde taken van de gemeente op te pakken.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
26/49
“Je kunt je dromen wel willen najagen, maar je dromen moeten ook realiseerbaar zijn en er moet een markt voor zijn. Soms moet je eerst iets anders doen voordat je écht kunt gaan doen wat je wilt”. Het grote voordeel van een JWC gericht op de buurt is dat je directe steun verleent aan de buurt. De kans op weerstand is dan ook veel kleiner.
8.2
Het concept van de jeugdwerkcorporatie
Het model van de corporatie is succesvol en is belangrijk. De vorm van de corporatie kan verschillen. Kenmerken van het model jeugdwerkcorporatie zijn: • • • • • • • • • •
De deelnemers zijn werkloos, zij hebben een afstand tot de arbeidsmarkt. De jeugdwerkcorporatie is een organisatie die jongeren werk aanbiedt, doordat jongeren een eigen onderneming opzetten, doordat zij via JWC gedetacheerd worden of doordat zij middels JWC werk uitvoeren en daarvoor loon ontvangen. Via de jeugdwerkcorporatie gaan jongeren weer deelnemen aan de maatschappij, zij gaan weer dingen ondernemen. Daarvoor maken zij zelf een eigen plan. Voor het maken en uitvoeren van het plan zijn zij zelf verantwoordelijk. Er wordt gezocht naar de motivatie van een jongere om iets te doen. Deelnemers worden gecoacht door de projectleider. Doordat jongeren zelf verantwoordelijk zijn en hun eigen plan trekken, is er sprake van empowerment van jongeren. Zij worden zelfverzekerd en leren geloven in zichzelf. In de aanpak is naast ondersteuning ook sprake van een zekere hardheid. Er worden voorwaarden gesteld aan jongeren en jongeren worden (ook financieel) afgerekend op het naleven van afspraken. Het concept van de jeugdwerkcorporatie is flexibel. Er zijn vele vormen mogelijk.
Tot slot benoemen we nog eens het onderscheid tussen de corporatie, coöperatie en een coöperatieve vereniging binnen de coöperatie. De corporatie is het begrip of de methodiek waarmee binnen het concept van de jeugdwerkcorporatie gewerkt wordt. De coöperatie is de juridische entiteit die nodig is om als werkgever van de jongeren te fungeren en het biedt de mogelijkheid toezicht te houden op belastingszaken en dergelijke. Onder het mom van ‘samen ben je sterk’ kunnen jongeren in een coöperatieve vereniging elkaar helpen en een aantal zaken collectief organiseren (bijvoorbeeld workshops organiseren). Een coöperatieve vereniging is daarmee iets anders dan een coöperatie. De coöperatie is de gekozen juridische vorm van de jeugdwerkcorporatie, een coöperatieve vereniging ontstaat als jongeren ook daadwerkelijk een aantal zaken gezamenlijk organiseren. In Tilburg is een coöperatieve vereniging ontstaan, in Roosendaal en Deurne (nog) niet. Een coöperatieve vereniging is echter geen wezenlijk onderdeel van de
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
27/49
jeugdwerkcorporatie. In de pilots is gebleken dat er voor het opzetten van een coöperatieve vereniging een opstarttijd van zo’n twee jaar nodig is. Zo’n coöperatieve vereniging biedt wel voordelen voor het continueren van een jeugdwerkcorporatie. Een jeugdwerkcorporatie met een coöperatieve vereniging heeft minder ondersteuning nodig van een projectleider dan een coöperatie zonder coöperatieve werking. Het basismodel van de jeugdwerkcorporatie zoals die hierboven kort beschreven is, dient behouden te blijven bij een verdere uitrol van het concept. De vorm waarin het concept gegoten wordt is flexibel. Daarom is er binnen het project ook gekozen voor drie verschillende pilots.
8.3
Handboek jeugdwerkcorporaties
Sharaifa Mik en Fanny Vermeulen hebben een handboek gemaakt voor het opzetten van een jeugdwerkcorporatie. Het handboek vormt een uitgebreide beschrijving van het concept jeugdwerkcorporatie. Het beschrijft de totstandkoming ervan, het spreekt over de organisatiestructuur, de kosten en bekostiging, de stappen die genomen dienen te worden bij de opzet van de JWC, de tips en valkuilen, de uitvoering en evaluatie. Veel onderdelen die in deze evaluatie en in dit hoofdstuk in het bijzonder aan bod komen, zijn in meer detail terug te vinden in het handboek. Het handboek maakt de methodologie van de JWC toegankelijk voor anderen en vormt dan ook een belangrijk product dat gebruikt kan worden bij de disseminatie van het concept jeugdwerkcorporatie.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
28/49
9 Mainstreaming Mainstreaming is het in kaart brengen van de lessen die zijn geleerd, het verduidelijken van het ontwikkelingsgerichte karakter die tot resultaten hebben geleid. ESF verlangt een beschrijving van de activiteiten gericht op mainstreaming. De drie projecten in Tilburg, Roosendaal en Deurne hebben gezamenlijk veel kennis en ervaring opgeleverd. Veel dingen bleken goed te werken. Er zijn echter ook dingen die achteraf gezien anders hadden gemoeten. Met het oog op een uitrol van het concept trekken we een aantal lessen uit de drie pilots. Wat komt er kijken bij het opstarten van een jeugdwerkcorporatie? Hoe gaat de uitvoering van een Jeugdwerkcorporatie? Welke zaken zijn randvoorwaardelijk voor een succesvolle jeugdwerkcorporatie? In dit hoofdstuk beantwoorden we deze vragen.
9.1
Opstarten van een JWC
Bij het opstarten van een JWC zijn een aantal punten van belang, we noemen in deze paragraaf de drie belangrijkste.
9.1.1 De activiteiten van een JWC Alle drie de vormen van een JWC (zelf onderneming opstarten, jongeren gedetacheerd plaatsen bij bedrijven en een JWC gericht op buurtgerichte activiteiten) bieden mogelijkheden voor jeugdwerkcorporaties elders. Het is belangrijk dat de activiteiten van een jeugdwerkcorporatie zijn afgestemd op het niveau van de (potentiële) deelnemers. In Tilburg was het mogelijk om zelfstandige ondernemingen op te starten doordat men te maken had met jongeren die dat qua niveau aankunnen. In Roosendaal was het niveau van de jongeren lager, daar was detachering bij reguliere werkgevers een goede vorm. In Deurne zijn de buurtgerichte activiteiten niet echt van de grond gekomen, maar een JWC kan daar wel degelijk mogelijkheden voor bieden. Men kan bijvoorbeeld een aantal gemeentelijke taken met betrekking tot wijkverbetering overhevelen naar een JWC.
9.1.2 Doelgroep Hoewel alle jongeren werkloos zijn, zien we toch verschillen tussen de jongeren in Tilburg, Roosendaal en Deurne. De jongeren in Tilburg hebben een hoger niveau dan jongeren in Roosendaal en Deurne. De jongeren in Roosendaal en Deurne kampen ook met meer problemen dan jongeren in Tilburg. Daardoor lijkt het project in Tilburg succesvoller dan de projecten in Roosendaal en Deurne. Als we echter het verschil bekijken tussen de startsituatie en de huidige situatie van deelnemende jongeren, dan is het ene project niet minder succesvol dan het andere. Een JWC met
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
29/49
een ‘zwaardere’ doelgroep werkt vooral in disciplinerende zin, een JWC die met een ‘lichtere’ doelgroep werkt is vooral ondersteunend aan de deelnemers.
“In Tilburg was het vanzelfsprekend dat jongeren een plan maakten, in Roosendaal moest daar erg op gedramd worden.” De mogelijkheden voor de doelgroepbepaling zijn groot: in principe komen alle werkloze jongeren in aanmerking om deelnemer te worden van een JWC. Tilburg trekt op dit moment vooral de groep jongeren met een wat hoger opleidingsniveau aan, die over meer vaardigheden beschikken die nodig zijn om te werken. Het is van belang om te zorgen voor een gemengde samenstelling van deelnemers (zowel hoger opgeleid als lager opgeleid, met lichte problematiek en zwaardere problematiek). De ‘betere’ jongeren kunnen de anderen dan optrekken.
9.1.3 Ambitieniveau Bij de start van de projecten waren de ambities erg hoog. Verschillende partijen willen verschillende dingen bereiken met het project. Als de vooraf gestelde ambities te hoog zijn, dan is het uitermate lastig om de doelstellingen te bereiken.
“De JWC had bij de start een heel hoog ambitieniveau, vooral in Roosendaal. Allerlei andere partijen stoppen er dingen in die ze willen bereiken met het JWC (wat ze zelf niet gelukt is). Dan is het al heel moeilijk om je plannen te realiseren.”
9.2
Uitvoering
De drie pilots hebben ook lessen opgeleverd die tijdens de uitvoering van de JWC van belang zijn.
9.2.1 Aanmeldroute In Tilburg worden jongeren vooral via via geworven. Doordat Tilburg van start ging met een bestaande groep jongeren (jongeren zaten in een ander traject), was mond op mond verspreiding eenvoudig. Het waren capabele jongeren, die ‘het woord’ verspreidden. In Roosendaal en Deurne worden jongeren aangeleverd door zorginstellingen. Het gevolg daarvan is dat het gecompliceerde jongeren zijn (meerdere en zwaardere problematiek).
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
30/49
9.2.2 Startgroep De startgroep is bepalend voor de jongeren die je daarna binnenhaalt. In Tilburg was de startgroep voornamelijk man, iets ouder en blank. In Roosendaal was het vooral vrouwen, allochtoon en hadden ze wat meer problemen. In Deurne bestond de groep deelnemers uit de gemiddelde re-integratie doelgroep en moeilijke jongeren. In Tilburg werd begonnen met een aantal jongeren die als collectief (6 jongeren) van de gemeente de mogelijkheid gekregen een culturele entiteit te starten. Daardoor was er direct veel publiciteit rondom het project, was er al sprake van een relatie met de buurt en via via konden andere jongeren geworven worden. Het nadeel aan deze startgroep was dat de jongeren niet echt gemotiveerd waren om zelfstandig in hun inkomen te gaan voorzien. Ze bleven erg hangen in idealisme en zijn nooit echt zelfstandig geworden.
9.2.3 De drempel om deelnemer te worden De pilots leren dat het concept van de jeugdwerkcorporatie voor jongeren best ingewikkeld is. Jongeren zitten met veel vragen en onduidelijkheden. Wat is een jeugdwerkcorporatie precies, wat doet de JWC precies voor je en welke risico’s neem je zelf als je deelnemer wordt? Daarnaast zijn de randvoorwaarden waar jongeren aan moeten voldoen lastig. Jongeren die een eigen onderneming willen opzetten moeten zich bijvoorbeeld inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Die drempel is hoog, op dat moment wordt de eigen onderneming heel ‘echt’.
“Omdat de problematiek van de jongeren zo zwaar was, werkte het niet om lid te worden van de corporatie, dat was een te grote drempel.”
De jeugdwerkcorporatie kan er veel aan doen om onzekerheden en onduidelijkheden weg te nemen. Jongeren zouden vooraf beter geïnformeerd kunnen worden over de mogelijkheden van de JWC, wat het precies inhoudt, wat er van de jongere verwacht wordt en wat de jongere ervoor terugkrijgt. Verder zouden jongeren die zijn uitgestroomd bijvoorbeeld nog een jaar lid kunnen blijven van de JWC. Zij hebben dan iets om op terug te vallen en voor de JWC is het goed om te volgen hoe het de jongere verder vergaat.
9.2.4 Begeleiding van jongeren Jongeren zijn vaak te lang bezig met het schrijven van hun plan en ze denken te veel in onmogelijkheden (zijn erg idealistisch en niet realistisch). Het zou daarom beter zijn als de projectleider meer stuurt in het maken van plannen. Jongeren kunnen daarnaast meer structureel begeleid worden (niet alleen als de jongere erom vraagt) en het maken van een planning zou zowel de jongere als de projectleider helpen bij het monitoren van de voortgang.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
31/49
Jongeren zijn zelf verantwoordelijk, niet alleen voor hun plan en de uitvoering daarvan, maar ook voor het reilen en zeilen van de jeugdwerkcorporatie zelf. De collectiviteit van de JWC zorgt ervoor dat jongeren elkaar gaan helpen en elkaar ook aanspreken als zaken niet goed lopen. Als iedereen bijvoorbeeld om 9 uur aanwezig is, dan wordt een structurele laatkomer daarop aangesproken. Wel moet een aantal normen vanaf het begin bewaakt worden. Jongeren spreken elkaar aan, maar niet op alles. Zo zijn de toiletten in de Hall of Fame nog steeds vies, daar gebeurt niets mee.
9.2.5 Ontwikkeling tot coöperatieve vereniging De ontwikkeling van een jeugdwerkcorporatie tot een coöperatieve vereniging is geen essentieel onderdeel van de jeugdwerkcorporatie, maar biedt wel een belangrijk voordeel, namelijk dat de organisatie veel meer zelfsturend is en jongeren gezamenlijk meer bereiken dan afzonderlijk. Een jeugdwerkcorporatie heeft zo’n twee jaar de tijd nodig voordat het zelfstandig kan functioneren. Dat is een algemeen principe voor elke nieuw op te richten organisatie, omdat deelnemers eerst vooral bezig zijn met hun eigen activiteiten en na verloop van tijd ook de grotere gemene deler gaan inzien. Daarnaast hangt de ontwikkeling van een coöperatieve vereniging samen met het niveau (kwaliteit) van de deelnemers en de aantallen deelnemers (kwantiteit).
9.3
Randvoorwaarden
In Deurne hebben we gezien dat een op het oog kansrijk idee, toch onvoldoende van de grond is gekomen. Aan een aantal randvoorwaarden voor de jeugdwerkcorporatie was daar niet voldaan. We beschrijven in deze paragraaf de belangrijkste randvoorwaarden.
9.3.1 Locatie Het is belangrijk dat de locatie waar de jeugdwerkcorporatie gevestigd is laagdrempelig is. In Deurne is JWC gevestigd in een voormalig politiebureau. De cellen zijn nog aanwezig. Het gebouw ziet er troosteloos en verlaten uit en je kunt niet zomaar binnen komen. Jongeren moeten de projectleider bellen zodat hij de deur kan openen. In Tilburg echter kan iedereen de Hall of Fame binnen komen.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
32/49
Een centrale ligging in de stad is bevorderlijk voor de JWC. Dit vergroot de toegankelijkheid. Voor jongeren die een eigen onderneming oprichten in het pand van JWC is een centrale ligging cruciaal voor het trekken van klanten.
9.3.2 Projectleider Met een projectleider valt of staat een JWC. Iedere projectleider moet gemotiveerd zijn. Hij of zij moet geen vriendjes willen worden met de deelnemers, het is belangrijk dat hij of zij daar boven staat. Hij of zij moet ook niet verdrinken in de vele situaties (veel verschillende jongeren met verschillende achtergronden en verschillende plannen). Het is belangrijk dat de kwaliteiten van de projectleider goed aansluiten bij de doelgroep en het doel van de JWC. Peter Spijkers (Tilburg) is een zakenman. Hij heeft geen achtergrond in de jeugdhulpverlening. Dat is heel goed geweest, hij benadert jongeren daardoor op een andere manier, hij is niet ‘soft’. Marga Huitema (Roosendaal) heeft veel meer feeling met de zorgkant. Maar daardoor kan zij de ‘moeilijkere’ jongeren ook beter binnen halen. Hans van Eijk heeft een trainingsachtergrond en kan vanuit die achtergrond jongeren goed coachen en begeleiden. Hij is in staat om het beste uit de jongeren te halen, hij laat ze zien dat ze kwaliteiten hebben.
9.3.3 Coaching van de projectleiders Henk Kosse (OMIJ) heeft gedurende de projectperiode de projectleiders van de drie jeugdwerkcorporaties gecoacht. Als een onafhankelijke, relatieve buitenstaander, is een coach heel goed in staat om de projectleider van advies te voorzien. Iedere keer dat Henk een gesprek had met een projectleider werden alle deelnemers doorgelopen. Daardoor behoudt de projectleider het overzicht van de deelnemers en worden problemen minder snel over het hoofd gezien. Voor projectleiders is het goed om met iemand te kunnen ‘sparren’. “Er was de vraag hoe om te gaan met blowende jongeren. Ik heb dat met Henk Kosse besproken en vervolgens tegen de jongeren gezegd: ‘Ik vind het best als je blowt, maar doe dat dan niet vlak voordat je een afspraak met mij hebt want ik wil wel goed met je kunnen praten en ik wil niet dat je onderneming eronder lijdt’. Vervolgens zijn veel jongeren zelf tot het besluit gekomen te stoppen met blowen want ze voelden zich veel beter als ze niet geblowd hadden, dan konden ze veel beter presteren.”
9.3.4 Samenwerking met andere organisaties Bekendheid en contacten met andere organisaties zijn uitermate belangrijk voor de instroom van het project. Het ene project werft jongeren vooral via via, een ander
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
33/49
project zorgt voor een structurele inbedding in de sluitende aanpak van de gemeente en weer een ander zorgt voor bekendheid met- en kennis over het project bij instellingen. De ene aanpak is niet beter of slechter dan de ander. Het is wel belangrijk om vooraf te bepalen op welke doelgroep jongeren het project zich richt en vervolgens te bedenken via welke weg deze jongeren het beste geworven kunnen worden. Het loont om veel aandacht te besteden aan de toeleiding van jongeren naar de JWC. Daarbij is het belangrijk dat de projectleider bekend is met de locale structuur en inrichting van het jeugdbeleid.
“De Kamer van Koophandel is een ramp voor jongeren. Jongeren hebben het gevoel daar niet serieus genomen te worden. De KvK wil niet meewerken met de JWC, ze komen bijvoorbeeld niet naar de Hall of Fame om uitleg te geven. Alle 20 jongeren moeten 1 voor 1 bij de KvK langs.”
9.3.5 Inbedding in de gemeente In Deurne hebben we gezien wat de wisseling van wethouder betekende voor de pilot en de drie verschillende projectleiders die de pilot heeft gekend. Roosendaal heeft bij de start moeite gehad om jongeren binnen te krijgen, omdat de aanpak van jongeren via een aanbestedingsprocedure al ‘vergeven’ was aan andere organisaties. De rol van de gemeente moet dus niet onderschat worden wanneer een jeugdwerkcorporatie opgericht wordt. De verantwoordelijke wethouder moet het idee dragen, maar ook ambtelijke steun is vereist. De gemeente heeft ook een (belangrijke) rol in de toeleiding van jongeren en financiering.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
34/49
10 Transnationale activiteiten Wat betreft de transnationale activiteiten is als doelstelling gesteld: Er worden in ieder geval 6–8 bijeenkomsten gepland waarin de uit te voeren activiteiten onderling worden gecommuniceerd, de wijze van samenwerken wordt besproken en aangepast, er vindt uitwisseling van informatie plaats en gezamenlijke activiteiten worden gecoördineerd. De concrete producten die bij deze doelstelling behoren, zijn: • • • •
Internationale contacten (en organisaties) die het model Jeugdwerkcorporatie internationaal kunnen inzetten; Input en transculturele feedback aangaande motivatieaspecten, monitoren en evaluatie; Informatie over internationale aspecten; Gezamenlijke video van de projecten.
Er is een transnationale samenwerking gesloten met een drietal buitenlandse partijen. De projectnaam hiervoor luidt: Towards an International Social Enterprise (T.I.S.E.). De partners hebben gezamenlijk een aantal doelstellingen geformuleerd voor de transnationale uitwisseling. De doelstellingen (objectives) zijn: • • • • • • •
Exchange information on the progress of respective projects; To test, develop and maintain motivation factors for unemployed; To develop evaluation and monitoring techniques jointly intended to assess the progress made by the DPs and the impact transnational activity is going to have on society; To build an international academic backing/cooperation for our projects; To exchange demographic situation and information on new developments; To promote jointly products and good practices in regard to creating a framework for social economy; To work together on the cooperation of organizational structures and local environments in order to start durable European cooperation. De hierboven genoemde doelstellingen zijn behaald. Er zijn zelfs extra bijeenkomsten georganiseerd. Daarbij vormden de ervaringen van JWC belangrijke input voor de andere projecten. Taalbarrières en cultuurverschillen maken de uitwisseling wel lastig. Jammer is ook dat de transnationale samenwerking weinig toegevoegde waarde heeft voor het project JWC. Bijeenkomsten beperken zich tot het uitwisselen van informatie.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
35/49
11 Gender, Innovatie en Empowerment 11.1 Gendermainstreaming De doelgroep binnen het Equal-project Jeugdwerkcorporaties zijn jeugdigen tussen de 16 en 25 jaar. Deze doelgroep omvat zowel mannen als vrouwen. De intentie was om binnen de jeugdwerkcorporaties een gelijke verdeling jongens en meisjes te creëren. Het aantal jongens en meisjes dat deelneemt of heeft deelgenomen aan JWC is ongeveer gelijk verdeeld. Daarmee is de doelstelling rondom gender mainstreaming behaald.
11.2 Innovatie Het concept van de jeugdwerkcorporatie is vernieuwend, omdat: • Jongeren die een baan willen direct een baan krijgen; • De aanpak uitgaat van de motivatie van de jongere en dus niet aanbodgericht is. • Jongeren verenigd zijn in een eigen organisatie. Daardoor kunnen zij elkaar helpen, maar elkaar ook aanspreken;
11.3 Empowerment Empowerment van deelnemers vindt op verschillende wijzen plaats: • •
Door de manier waarop zij benaderd worden: de projectleider gaat uit van de dromen/wensen van de jongere (wat wil ik, wat kan ik en hoe ga ik mijn doel bereiken) en Doordat deelnemers deelnemen aan het bestuur van de JWC. In Tilburg is er zelfs sprake van een zelfstandig functionerende coöperatie van deelnemers.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
36/49
Tot slot Het project Jeugdwerkcorporaties is succesvol verlopen. Als we kijken naar de doelstellingen, dan zien we dat deze grotendeels bereikt zijn. Het concept van de jeugdwerkcorporatie blijkt in de drie pilots te werken; er zijn veel jongeren aan werk geholpen. De afgelopen jaren is daarvoor in drie gemeenten hard gewerkt en uitgeprobeerd wat werkt (ondernemerschap) en niet werkt (wisselingen van wethouder, projectleider), dat is een proces van vallen opstaan. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom soms iets wel lukt en soms niet. In Deurne zijn de buurtgerichte activiteiten onvoldoende van de grond gekomen, maar dat betekent niet dat deze insteek van een JWC niet kan werken. We hebben gezien dat de organisationele omstandigheden een grote rol speelden in Deurne. Andere organisaties gericht op buurtactiviteiten zoals de OMIJ zijn daarin wel succesvol geweest. In deze evaluatie zijn de belangrijkste kernpunten van de JWC en de leerpunten opgeschreven. Daarmee is de inzet gericht op dissemineren. De initiatiefnemers van de jeugdwerkcorporatie zullen de komende tijd gezamenlijk met Radar verder doordenken over de mogelijkheden voor een uitrol van de jeugdwerkcorporatie over de rest van Nederland. Radar ziet mogelijkheden om het concept van de jeugdwerkcorporatie te uit te rollen in combinatie met het simulatiespel voor ondernemerschap XLX. Beide methodieken zijn erg complementair, gericht op empowerment van deelnemers en ondernemerschap. Deze evaluatie van het Equal project Jeugdwerkcorporaties is biedt ook andere aanknopingspunten voor de verdere uitrol.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
37/49
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht van hoofddoelstellingen en subdoelstellingen Missie van het project Het betrokken houden van jongeren bij de arbeidsmarkt en de maatschappij en daardoor de sociale cohesie in buurt en wijk verbeteren. Hoofddoelstellingen van het project 1. Werkgelegenheidscreatie voor werkloze jongeren. 2. Het bevorderen van cohesie in buurt/wijk. 3. Het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap bij jongeren/het kweken van bewustwording voor zelfstandig ondernemerschap. 4. Het verbreiden van de methode jeugdwerkcorporatie onder daartoe geëigende instanties als provincies, gemeenten, re-integratiebedrijven etc. Subdoelstellingen van hoofddoelstelling 1: werkgelegenheidscreatie voor werkloze jongeren a. Het oprichten van drie pilot-jeugdwerkcorporaties. b. Elke pilot werkcorporatie is gericht op een specifieke sub doelstelling: - Een corporatie wijk en buurtgericht; - Een corporatie meer op bedrijven en doorstroming naar die bedrijven gericht; - Een corporatie gericht op het zelfstandig starten van een onderneming. c. Elk van de corporaties zal klein starten en uitgroeien naar gemiddeld 25 deelnemers. d. Het project zal 2 jaar lopen en dan moeten de corporaties op eigen kracht verder. e. Het werk zal vooral liggen in: administratie, zorg, onderhoud (buiten en binnen), reparatie, bewaking, fietsenstalling, winkel, klussen en dergelijke. f. Het begeleiden, coachen van deelnemers naar een zelfstandige werkpositie (of eigen bedrijf). g. Het doen laten opleiden van deelnemers, nodig voor een zelfstandige werkpositie. h. Het zorgen van een werkomgeving, van waaruit de deelnemers als ‘normale’ werknemers met een (minimum) inkomen kunnen re-integreren; i. Het zorgen voor de financiering van de jeugdwerkcorporatie middels de inzet van uitkeringen, re-integratiegelden, betaalde arbeid door deelnemers, de inzet van in natura middelen en de inzet van bijdragen van derden (waaronder EQUALgelden). j. De werkcorporatie en het werk daarbinnen moeten aansluiten bij de mogelijkheden en kennisniveau van de deelnemers en zij moeten uiteindelijk zelf in staat zijn de inrichting van de jeugdwerkcorporaties te bepalen.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
38/49
Subdoelstellingen van hoofddoelstelling 2: het bevorderen van cohesie in buurt en wijk. a. b. c. d. e. f.
Het tegengaan van de verpaupering in financieel en sociaal opzicht. Het bieden van (basis) zorg en ondersteuning waardoor vereenzaming voorkomen wordt. Het brengen van doelmatigheid, doeltreffendheid en initiatief in het verenigingsleven. Het starten van nieuwe (noodzakelijke) initiatieven in een wijk en deze doelmatig opvolgen. Het brengen van structuur zowel individueel als binnen de bevolkingskern. Praktische activiteiten starten vanuit de jeugdwerkcorporatie om een samenbindend element te creëren (bijvoorbeeld het oprichten/in stand houden van een buurt supermarkt).
Subdoelstellingen van hoofddoelstelling 3: het bevorderen van zelfstandig ondernemerschap. a. b.
c. d. e. f. g.
Potentiële starters of zij die dit zouden kunnen worden in de doelgroep bewust maken van de ins en outs van een eigen bedrijf. Daar waar deelnemers uit de doelgroep de mogelijkheden zien en de kansen hebben en willen benutten, het faciliteren van de opstart van een eigen onderneming. Het inzetten van een van de jeugdwerkcorporaties (zie onder hoofddoelstelling 1) specifiek als een coöperatie van zelfstandig ondernemers. Het zorgen voor de infrastructuur waarbinnen de startende ondernemers kunnen gedijen. Het coachen en begeleiden van die deelnemers die een zelfstandig bedrijf willen starten. Deze starters in contact brengen met ondersteunende personen (die in de toezichthouderrol zitten). Het creëren van een omgeving binnen de jeugdwerkcorporatie waarin het starten van een ‘eigen’ onderneming wordt aangemoedigd.
Subdoelstellingen van hoofddoelstelling 4: het verbreiden van de methode Jeugdwerkcorporatie. a. b. c. d.
De ervaringen vanuit de pilot moeten in zodanige vorm worden weergegeven dat een draaiboek ontstaat voor andere (jeugd)werkcorporaties. Er moet een map met hulpmiddelen en ideeën worden ontwikkeld voor verdere (jeugd) werkcorporaties. De Jeugdwerkcorporatie moet op andere plaatsen zonder hulp van de bestaande jeugdwerkcorporaties kunnen worden opgezet. Er moet promotiemateriaal worden ontwikkeld om anderen te interesseren in de (jeugd)werkcorporatie.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
39/49
Bijlage 2: Aanpak van projectleider Tilburg Interview met projectleider Peter Spijkers Waar jongeren moeite mee hebben is dat JWC een pilotproject is. De jongeren komen dikwijls uit een instabiele situatie. Een pilotproject brengt met zich mee dat zaken wel eens veranderen. Vooral met deze dynamiek hebben de jongeren moeite. Maar ook de complexiteit die het project omgeeft vinden ze lastig. De jongeren krijgen ook te maken met een stukje bureaucratie en administratie. Verder krijgen ze wel geld, maar het is wel de bedoeling dat ze door middel van dit geld een onderneming kunnen opbouwen of een zelfstandige positie in de maatschappij te verwerven. We willen de jongeren zo min mogelijk verplichten. Maar omdat het een EQUAL-project is en omdat ze voldoen aan bepaalde wetgeving, ontkom je er soms niet aan. Hier hebben ze ook moeite mee. In feite hebben de jongeren moeite met institutionalisering. Instroom Vaak is het zo dat jongeren bij mij binnenkomen en vertellen dat ze bij het CWI geweest zijn. Een jongere die eens binnenstapte zei tegen mij: “De medewerker van het CWI keek bijna alleen maar naar mijn nieuwe schoenen en vroeg zich af hoe ik aan deze schoenen kwam”. De jongeren voelen zich aangevallen omdat ze zich moeten verantwoorden. Ze zijn zich constant aan het verdedigen bij het CWI over waarom ze daar zitten. Ze worden vaak niet goed geholpen. Bij veel organisaties waar de jongeren terecht komen wordt gelijk een oplossing bedacht terwijl ze daar dikwijls niet veel aan hebben. Verder bieden veel organisaties standaardoplossingen aan. Daarnaast krijgen de jongeren vaak niet een persoonlijke benadering. Bij mij werkt het precies andersom. Ik stel de jongeren voor dat ik wegwijzer van hun ben. Ik kan ze precies de kant opsturen die ze willen als zij maar zeggen wat ze willen. Ik daag hen uit om een weg te kiezen. Koppelgesprek Fotografe
In de groep van deelnemers is er een dame die fotografe wil worden. Ze heeft dan ook een kunstopleiding gevolgd. Toen ze bij mij kwam om te vertellen wat ze wou en om te horen wat JWC is zat ze nog in de afrondende fase van haar opleiding. Ik heb haar het eerste gesprek verteld hoe het proces binnen JWC gaat. Zij vroeg zich af wat ze moest doen om voor zichzelf te beginnen. Ik vertelde haar dat ondernemen geen (niet altijd) rozengeur en maneschijn is, dat er risico’s bij komen kijken. Daarna vroeg ik haar (dat doe ik overigens bij iedere deelnemer) of er iemand in haar directe omgeving er op tegen is dat ze ondernemer wil worden. Als er zo iemand is in de omgeving van haar, dan moet ze deze persoon eerst overtuigen (wil ze deelnemer kunnen worden bij JWC).
Ik moet de deelnemers er bewust van maken dat ze het ondernemen aankunnen. Zij hebben het idee dat alleen oudere mensen gaan ondernemen. Wanneer ze dat zeggen dan vraag ik waar ze dat gelezen hebben, wie dat heeft gezegd. Dan geef ik het voorbeeld van mijzelf, dat ik op mijn 18e jaar ben begonnen met ondernemen (met een stichting waarmee ik festivals organiseerde). Ik refereer het hele gesprek
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
40/49
aan mijzelf. Dit soort vragen stel ik vrij snel wanneer de jongeren bij mij binnenkomen. Ik praat niet in problemen praten maar in oplossingen. De kern is waar ze heen willen. Wanneer ik tijdens het eerste gesprek merk dat de presentatie niet goed is dan stel ik een pad voor om aan deze deficiëntie te werken. Assessment, CWI, businessgame en bedrijfsplan maken Voordat de jongeren bij ons verder gaan, vindt er eerst een assessment plaats bij het CWI, zodat wij en de jongeren weten wat ze willen en kunnen. De jongeren gebruiken deze inzichten bij het maken van het bedrijfsplan. Voordat de jongeren het bedrijfsplan maken spelen ze een businessgame, XLX. De ervaring van het spelen van het spel biedt veel input om het plan te kunnen schrijven. Het plan wordt gebaseerd op waar de jongeren goed in zijn. Datgene waar ze niet goed in zijn, wordt aan gewerkt. Droomgesprek Een tweede gesprek gaat over de droom van de deelnemers. Wat willen ze graag bereiken, wat is hun passie? Fotografe Ik vroeg haar waar ze wil zijn over tien jaar, wat is je droom? Zij gaf aan dat het haar droom is om in galeries te hangen, dat ze haar brood wil verdienen met het maken van kunstfoto’s. Maar ze was tevens realistisch, ze besefte namelijk dat het moeilijk is om in galeries te hangen. Ik heb een schema getekend met twee assen: rechtsboven in het schema staat de droom en linksonder daar is ze nu. Tussen deze tweede punten kun je een lijn tekenen. Deze lijn is het traject dat je moet doorlopen. Ik ben met haar de lijn doorgelopen van rechtsboven naar linksonder. Zo kon en kan ze zien waar ze moet zijn over acht jaar, over zes jaar etc. Ze kan zo terugwerken naar nu en een overzicht krijgen welke acties er ondernomen moeten worden in welke fase van het traject om de droom te bereiken.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
41/49
Ik kan de deelnemers helpen om acties te nemen. Maar ik zeg ook tegen de deelnemers dat ik deze acties niet voor hen onderneem. Dit moeten ze zelf doen. Ik zeg letterlijk: ”Ik kan je helpen met verwezenlijken van je droom als jij maar aangeeft waar ik je mee kan helpen. Je bent zelf verantwoordelijk voor het traject”. Deze zinnen herhaal ik (desnoods) een aantal keer. Verder geef ik aan dat ik veel deelnemers begeleid en dat ik ze dus niet iedere deelnemer 24-uur per dag in de gaten kan houden. Eigen verantwoordelijkheid en zelf aangeven waar ze in het proces naar zelfstandig ondernemerschap zitten, is dus belangrijk. Ik zeg ook dat ik wegwijzer ben en dat ik kan kijken of ik iemand kan vinden die hen kan helpen. Faciliteren Er is een groot verschil tussen deelnemers wat betreft de actie die ze ondernemen. De een heeft bijvoorbeeld het bedrijfsplan in een maand af, anderen zijn er maanden mee bezig. Ook is er een verschil te zien tussen de ondersteuning die deelnemers vragen en krijgen. Er is een deelnemer die ondersteuning krijgen bij het schrijven van het bedrijfsplan van een iemand van een Hogeschool. Een andere deelnemer krijgt hulp op psychisch vlak. Fotografe Ik heb met haar bepaald dat ze over acht jaar een aantal keer geëxposeerd moet hebben met haar foto’s. Als ze dat wil dan moet ze nu al weten waar ze wil hangen. Bij het nadenken hierover komen ook kosten, en opbrengsten, om de hoek kijken. Daarom heb ik met haar een financiële planning gemaakt met daarin een overzicht van kosten en opbrengsten.
Deelnemers hebben niet alleen immateriële maar ook materiele steun nodig. Hier kan ik hen ook meehelpen. Ik kan ze helpen met het financieren van hun activiteiten. Het geld dat ze van ons ontvangen is een gift. Een aantal deelnemers stond hier in het begin enigszins argwanend tegen over. Ze konden niet geloven dat wij ze geld ‘geven’ om hun droom te verwezenlijken (ze moeten uiteraard wel energie steken in hun onderneming). Ze krijgen wat nodig is. Ik kan en wil hun activiteiten financieren omdat ik een plan wil zien waaruit blijkt dat ze binnen twee jaar een break-evenpoint bereiken. In twee jaar hebben de deelnemers dus hun eigen bedrijf en dan kosten ze geen geld meer maar brengen geld op voor zichzelf en voor de samenleving. Want ze betalen belasting en verder kosten de deelnemers de samenleving geen geld meer in de vorm van bijvoorbeeld een uitkering (deelnemers kosten nu - per maand als ze nog geen zelfstandig ondernemer zijn). Ik zeg tegen de jongeren dat de kosten die we aan ze kwijt zijn moet afnemen in de tijd, de opbrengsten toenemen en dat ze steeds meer op eigen benen moeten gaan staan.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
42/49
Onlangs heb ik een gesprek gehad met een jongen die een muziekwinkel heeft in de Hall of Fame. Ik zat er aan te denken om de financiering stop te zetten. Hij wou namelijk een webshop opzetten en had hier veel uren ingestopt. Hij had het bouwen onderschat. Hij is al zeven maanden bezig. Hij zegt dat de webshop niks heeft gekost. Maar het heeft veel energie gekost. Ik heb hem gevraagd wat hij per uur kost en vervolgens dit uurtarief vermenigvuldigd met het totaal aantal uren dat hij in het bouwen heeft gestopt. Dit bouwen heeft dus eigenlijk duizenden Euro’s gekost. Voor dit geld had hij veel promotie kunnen maken voor zijn bedrijf.
Fotografe - nodig voor een camera, dit was een initiële investering. Zij vroeg zich af hoe ze Ze had bekendheid zou krijgen. Bekendheid krijg je door exposities te hebben, je gezicht te laten zien en in de publiciteit komen. Ze had en heeft weinig kosten voor levensonderhoud nodig; ze woont bijvoorbeeld in een - bruto per maand nodig terwijl andere deelnemers antikraakpand. Zij heeft maar (vraagt) - loon per maand vragen. Dit doet ze heel bewust. Zo is ze flexibeler en is ze eerder zelfstandig. Overigens is iedere deelnemer vrij om te bepalen wat hij of zij wil verdienen.
Opzoek naar het unieke Fotografe Ik heb haar ook gevraagd wat ze nog meer leuk vindt (naast het in galeries hangen met haar foto’s). Dit omdat je zeker in de opstart van je onderneming niet alleen maar dingen kunt doen die je leuk vindt. Je moet ook dingen doen die je niet direct leuk vindt. Zo kun je leven van je onderneming. Wat ze nog meer leuk vindt naast het maken van kunstfoto’s, is het fotograferen van mensen (zonder dat daar direct een kunstidee achter zit). Ze heeft (vervolgens) aangegeven dat ze in eerst instantie alles wil doen om maar te kunnen leven van haar onderneming. Ik heb haar gevraagd om één ding te vertellen waar ze goed in is, dat ze leuk vindt en waar ze ook voldoende geld mee kan verdienen en waar dus veel vraag naar is. Liefst moet er een overlap zijn met haar droom. Ik heb haar ook gevraagd wat er zo uniek aan haar is, wat haar onderscheidt als fotografe. Zij gaf aan dat ze mooie foto’s maakt. Dat ze bij mensen thuis komt om haar diensten aan te bieden, om haar product te maken, dat haar foto’s gevoel hebben en leven en dat ze foto’s zoekt die net wat anders zijn dan foto’s van andere fotografen.
Het zoeken naar een unieke eigenschap en kwaliteit duurt een paar sessies. Voordat je hier over begint moet je vertrouwen krijgen. Dat ik (snel) het vertrouwen heb van
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
43/49
de jongeren heeft, denk ik, grotendeels te maken met het feit dat ik niet veel ouder ben dan zij zijn. Ik spreek hun taal, kom hen bijvoorbeeld in de stad tegen (informele setting) en heb dus sneller een klik met ze dan bijvoorbeeld een ouder persoon. Ik probeer van ieder bedrijf (van een deelnemer) het unieke te ontdekken. Ik probeer de deelnemers uit gebaande paden te trekken, uit de comfortzone trekken. Ik probeer ze out of the box te laten denken. Op een gegeven komt het besef dat ze iets moeten gaan doen dat uniek is. Dat alleen zo er de grootste kans is dat er voldoende brood op de plank komt. Een belangrijke vraag is of er markt is voor je product. Daarom stel ik tijdens één van de gesprekken de vraag centraal hoe de markt bepaald kan worden en hoe groot de markt is. Het liefste wil ik dat ze hun markt zoveel mogelijk afbakenen. Ik wil dat de deelnemers focussen. Fotografe Het plan op de korte termijn was om bij bejaardentehuizen gezinsportretten te maken. Bejaarden hebben namelijk veel tijd, dikwijls voldoende geld en ze willen allemaal foto’s van kinderen. Op bepaalde zondagen is de hele familie aanwezig bij opa en/of oma. Op dat moment zou zij aanwezig kunnen zijn om een foto te maken. Overigens had (heeft) ze nog nooit gefotografeerd in een bejaardentehuis. Eigenlijk vond ze het ook veel leuker om foto’s te maken voor organisaties. Het plan is dus bijgesteld. Het Ministerie geeft bijvoorbeeld een blad uit. Als het Ministerie iets gefotografeerd willen hebben dan bellen ze haar. Toen ik haar in eerste instantie vroeg hoe groot haar markt was zei ze: iedereen behoort tot mijn potentiële afnemersgroep.
Op weg helpen Bij iedere deelnemer merk ik dat ze op weg geholpen moeten worden. Als het begint te lopen na de duw in de rug die ik geef, dan gaat het goed. In het begin van het proces hebben ze intensieve begeleiding nodig. Ze moeten dus eerst in het spoor komen. De moeilijkste stap voor een deelnemer (ondernemer) is het inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Na inschrijven ben je namelijk pas echt ondernemer. Dat dringt het pas echt goed tot je door. Het is een zeer concrete stap in de richting van ondernemerschap! Voortgangsgesprekken Om te kunnen bepalen hoe de deelnemers en hun ondernemingen er voor staan, heb ik periodiek voortgangsgesprekken met ze. Transparantie en duidelijk communiceren Ik geef aan dat ze alles mogen weten en vragen over het project en dat alles rond en van het project transparant is. Als ze een vraag hebben moeten ze niet schromen om op mij af te stappen. Daar krijgen ze vertrouwen van. Verder ben ik heel duidelijk in wat ik wel en niet kan en beloof niet dingen die ik niet kan waar maken. Andere deelnemers De jongeren die al in de Hall of Fame zaten toen wij met JWC hier kwamen moest ik echt pushen om ondernemer te worden. Bij de groep die hier nog niet zat en dus binnenkwam via het CWI of op een andere wijze, ging het minder moeizaam.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
44/49
Ik ben van mening dat je ondernemer bent of niet. Als ondernemer heb je veel verantwoordelijkheden. Deze verantwoordelijkheden wil je niet als je in loondienst bent. De skatebaan is af. Het bedrijfsplan is geschreven. Binnen twee jaar zijn de jongens die deze skatebaan runnen, zelfstandig. Een deel van het inkomen bestaat (zal bestaan) uit subsidies. Deze jongens kwamen vaak hier skaten. Hadden niet echt het idee om ondernemer te worden. Ik heb op een gegeven moment een gesprek met ze gehad en ze hebben een potje met geld gekregen om een onderneming te starten. Nu zijn ze dus ondernemer. Het mooie is dat deze jongens nu zelf naar mij toekomen om aan zichzelf te werken. Dit zag ik niet gebeuren voordat ze ondernemer waren. We hebben ook een dansschool. De deelnemer die de dansschool runt heeft deze ‘overgenomen’ van een dame die hier zat. Deze dame heeft er een potje van gemaakt, ze had bijvoorbeeld hoge schulden. Zij had een jongen die voor haar inviel (de deelnemer die de dansschool nu runt). Hij was heftruckchauffeur om in zijn levensonderhoud te voorzien. Daarnaast danste hij. Hij wou graag voor zichzelf beginnen en zijn droom was dan ook om een dansschool te hebben. Binnen twee weken na een gesprek met mij had hij een gelikt bedrijfsplan. Zijn vriendin heeft hem hiermee geholpen. Hij is gestart en is gestopt met zijn werk als heftruckchauffeur. Het gaat nu als een speer. Hij heeft minder bekostiging nodig dan vooraf gedacht.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
45/49
Bijlage 3: Punten die van belang zijn in het proces van de JWC Omgeving • Het gebouw: laagdrempelig en sfeervol; • De jongeren die al aanwezig waren in Hall of Fame voordat JWC er was. Kern van de werkwijze • Informaliteit; • Structuur; • Zelfstandigheid; • Vrijheid; • Transparantie; • Geen standaardtrajecten; • Verantwoordelijkheid bij de deelnemer; • Duidelijkheid; • Focussen. Elkaar helpen • Verwerven klanten; • Kennis en hulp bij ondernemen; • (Oud-)ondernemers zijn nuttig op gebied van kennis en (klant)netwerk; • Door complementaire producten hebben JWC deelnemers extra slagkracht. Projectleider • Moet passen bij cultuur jongeren (vertrouwen kunnen winnen); • Moet zichtbaar aanwezig zijn; • Moet ervaring hebben als ondernemer (rolmodel); • Moet kunnen stimuleren (sociaal en communicatief zeer vaardig zijn). Stappen die de projectleider zet: 1. Instroom; 2. Koppelgesprek; 3. Droomgesprek (wat is passie/droom); 4. Dilemmagesprek (om dilemma’s rond ondernemen weg te nemen: ‘ondernemen is echt niet alleen iets voor oudere mensen’); 5. Faciliteren (om te kunnen ondernemen): financiën, advies en ondersteuning, begeleiding, opleidingen, etc.); 6. Voortganggesprekken.
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
46/49
Bijlage 4: Geïnterviewde personen Voor de eindevaluatie van het project Jeugdwerkcorporaties zijn de volgende personen geïnterviewd: -
Projectleider JWC Tilburg: Peter Spijkers Projectleider JWC Roosendaal: Marga Huitema Projectleider JWC Deurne: Hans van Eijk Jongere JWC Deurne: Shirley Algemeen projectleider JWC: Jan Jongbloed Bedenker van het concept JWC: Paul Schilfgaarde Makers van het handboek JWC: Sharaifa Mik en Fanny Vermeulen
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
47/49
Bijlage 5: Adresgegevens van de betrokken OP Provincie Noord-Brabant Brabantlaan 1 5000 MC DEN BOSCH 073-6808368 www.brabant.nl
[email protected] Werk voor Iedereen (WvI) Van Alkemadelaan 446 2597 AV DEN HAAG 070-3548154
[email protected] Tender Jeugdzorg Teteringsedijk 5 4817 MA BREDA 076-5256444 www.tenderjeugdzorg.nl
[email protected] B.J. Brabant Molenstraat 134-136 5701 KK HELMOND 0492-536700 www.bjbrabant.nl
[email protected] Stichting Kompaan Rillaersebaan 75 5000 JC TILBURG 013-5309400 www.stichtingkompaan.nl
[email protected] Gemeente Roosendaal Stadserf 1 4700 KA ROOSENDAAL 0165-579326 www.roosendaal.nl
[email protected] Gemeente Deurne Markt 1 5750 AA DEURNE 0493-387304 www.deurne.nl
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
48/49
[email protected] Gemeente Tilburg Stadshuisstraat 130 5000 LL TILBURG 013-5429003 www.tilburg.nl
[email protected]
Eindevaluatie JWC simulaties in het onderwijs 2004/EQC/0020, januari 2008
49/49