Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten Eindrapport
Opdrachtgever: Mininisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Directie Emancipatie Claudia Groen Margaret Chotkowski Gwen de Bruin Anneke Slob
ECORYS Nederland BV
Rotterdam, 23 november 2010
ECORYS Nederland BV Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] W www.ecorys.nl K.v.K. nr. 24316726
ECORYS Arbeid & Sociaal Beleid T 010 453 88 05 F 010 453 88 34
Auteur(s)
Initialen
Datum
CG, Mch,
25-10-2010
GB Tegenlezer
AS
26-10-2010
Lay-out / editing
EdJ
23-11-2010
Cho/EdJ ES21919
3
Inhoudsopgave
Voorwoord
7
Samenvatting
9
1 Inleiding 1.1 Doelstellingen eindevaluatie 1.2 Subsidieregeling Emancipatieprojecten 1.3 Bevindingen vorige evaluatie 1.4 Methodologie en fasen van de evaluatie
13 13 13 15 17
2 Overzicht van onderzochte projecten 2.1 Overzicht van de projectdossiers 2.2 Conclusie
19 19 25
3 Voorbeeldprojecten en goede werkwijzen 3.1 Inleiding 3.2 Voorbeeldprojecten 3.3 Typologie van goede werkwijzen Type 1: Interactieve voorlichting Type 2: Inzet rolmodellen en ambassadeurs (of trainers) Type 3: Creatieve expressie Type 4: Activering naar vervolgopleiding, (vrijwilligers)werk of een maatschappelijke activiteit Type 5: Maatwerk Type 6 Benadering vanuit verschillende invalshoeken 3.4 Conclusie
27 27 27 29 30 33 35
4 Lessen voor de toekomst 4.1 Inleiding 4.2 Doelstellingen van het emancipatiebeleid 4.3 Lessen over de doelmatigheid 4.4 Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid 4.5 Overdraagbaarheid en inbedding 4.6 Emancipatiebeleid en subsidiestructuur in de toekomst
45 45 46 47 48 49 50
Bijlage 1 Offerte verzoek
53
Bijlage 2 Beoordelingscriteria projectaanvragen
57
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
37 39 41 43
5
Bijlage 3 Methodologie in de drie evaluatiefasen
59
Bijlage 4 Selectie voorbeeldprojecten Inleiding Selectiecriteria Geselecteerde projecten
61 61 61 63
Bijlage 5 Beschrijvingen voorbeeldprojecten Vergroten van deelname van vrouwen in een kwetsbare positie aan de ouder-en medezeggenschapsraden in het basisonderwijs And You! Meidenproject Preventie loverboys moslimgemeenschap Rijnmond Implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk Wereldvrouwen Actie in beïnvloeding Hoogopgeleide migrantenvrouwen richting arbeidsmarkt Joint Venture, Iskaashi; Somalische mannen en vrouwen samen in besturen Emancipatie en maatschappelijke activering van allochtone mannen Nieuw politiek talent Aandacht voor seksualiteit en relaties bij re-integratie voor meiden in een kwetsbare positie: ‘Jouw leven, jouw keus!’ Vrouwenrechten in beweging
65
Bijlage 6 Geïnterviewde personen
6
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
65 69 73 77 79 81 85 87 89 91 93 97 99
Voorwoord
ECORYS heeft in opdracht van de Directie Emancipatie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Eindevaluatie projecten Subsidieregeling Emancipatieprojecten uitgevoerd. Deze evaluatie sluit aan bij de in 2007 uitgevoerde tussenevaluatie van de Subsidieregeling emancipatieprojecten. De eindevaluatie is uitgevoerd in de periode april 2010 - oktober 2010 en het dossieronderzoek was in de eerste week van juni 2010 afgerond. Aanvullend zijn twaalf projectleiders van 12 voorbeeldprojecten geïnterviewd. Daarnaast is er gesproken met een aantal gemeenten die “oude” voorbeeldprojecten hebben geadopteerd en twee experts. Wij willen graag alle betrokkenen bedanken voor hun medewerking en de Directie Emancipatie voor een plezierige samenwerking.
Rotterdam, november 2010
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
7
Samenvatting
Evaluatie projecten subsidieregeling Emancipatieprojecten Van 1 januari 2004 tot 1 september 2007 was de subsidieregeling Emancipatieprojecten van kracht. De subsidieregeling had tot doel het emancipatieproces van vrouwen in de Nederlandse samenleving te versterken en was in het bijzonder bedoeld voor groepen kwetsbare vrouwen. Daarbij waren drie thema’s onderscheiden: Rechten en Veiligheid, Maatschappelijke Participatie en Besluitvorming en Bestuur. Onder de Subsidieregeling Emancipatieprojecten zijn in totaal 159 projecten gesubsidieerd. In 2007 is al een tussenevaluatie van de subsidieregeling uitgevoerd van 106 projecten. Deze eindevaluatie is uitgevoerd op basis van de resterende 56 projecten. Daartoe zijn dossiers bestudeerd en gesprekken gevoerd met projectleiders van geselecteerde voorbeeldprojecten, gemeentes die vorige voorbeeldprojecten uit de vorige evaluatie hebben geadopteerd en twee experts. In deze eindevaluatie worden ook de resultaten van de tussenevaluatie meegenomen. Deze eindevaluatie heeft als doel om verantwoording af te leggen over de resultaten en werkwijzen van de projecten die uitgevoerd zijn in het kader van de Subsidieregeling Emancipatieprojecten. Daarnaast biedt de evaluatie aanknopingspunten voor een nieuwe emancipatiestrategie. Algemene resultaten De 159 gesubsidieerde projecten hebben naar schatting ruim 160.200 personen bereikt. Daarvoor is ongeveer 17,7 miljoen aan subsidie verstrekt. De 56 projecten uit deze eindevaluatie hebben naar schatting 52.591 personen bereikt. Net als in de vorige evaluatie blijkt dat via het thema Rechten en Veiligheid per project grotere groepen werden bereikt dan bij de overige twee thema’s. De gemiddelde resultaten worden vertekend doordat een project 43.000 vrouwen bereikte. De 57 projecten scoorden relatief goed op overdraagbaarheid (50 van 56), maar lager op bereik van de doelgroep en kosten van per deelnemer. 40% van de projecten is het gelukt 80 of meer procent van de oorspronkelijk geplande doelgroep te bereiken en 40% van de projecten waren de kosten per deelnemers hoger dan 7.000 euro. De gesubsidieerde projecten zijn verspreid over het land. Een derde van de projecten richt zich op het gehele land, de overige projecten vinden plaats in de Randstad (een derde) of in de stedelijke gebieden daarbuiten (een derde). De meeste projecten richten zich op allochtone en migrantenvrouwen. Verder zijn er projecten die zich breed op ‘vrouwen’ richten en op specifieke groepen zoals zwangere vrouwen en moeders. Daarnaast is een groot aantal projecten gericht op meiden en jonge vrouwen, en gaat met name in op thema’s als huwelijksdwang, eerwraak en seksualiteit en relaties.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
9
Binnen de drie thema’s vertonen de projecten een grote variatie naar inhoud en aanpak. Binnen het thema Maatschappelijke Participatie vallen activeringsprojecten voor allochtone vrouwen variërend van begeleiding naar vrijwilligerswerk, maar ook speciaal opgezette leerwerktrajecten. Binnen het thema Recht en Veiligheid vallen de projecten voor jongeren over de problematiek van loverboys en huwelijksdwang en projecten over eergerelateerd geweld, huiselijk geweld en vrouwenbesnijdenis . De projecten zijn veelal gericht op bewustwording en voorlichting; door middel van websites, DVDs en bijeenkomsten, of er is gekozen voor een meer intensieve benadering, bijvoorbeeld door het aanbieden van training. De projecten binnen Besluitvorming en Bestuur zijn minder gevarieerd maar niet eenvormig. Ze richten zich op verschillende groepen waaronder allochtone moeders, vluchtelingenvrouwen en allochtone studenten. Deelname aan de politiek, en participatie in besturen zoals medezeggenschapsraden, waterschapsbestuur, vakbonden en sportbonden staat binnen deze projecten centraal. Voorbeeldprojecten en werkwijzen Er zijn 12 voorbeeldprojecten geselecteerd en nader onderzocht. De voorbeeldprojecten vormen de basis voor de identificatie van goede werkwijzen. Deze werkwijzen kunnen als middelen gezien worden om de uiteindelijke doelen van emancipatie te bereiken. De geïdentificeerde werkwijzen zijn grotendeels gelijk aan de werkwijzen die in de tussenevaluatie waren geïdentificeerd. De werkwijzen zijn wel aangevuld en aangepast en er is een zesde werkwijze toegevoegd. 1. interactieve voorlichting; 2. inzet rolmodellen, ambassadeurs of trainers uit eigen groep; 3. creatieve expressie; 4. activering naar (vrijwilligers)werk of andere maatschappelijke activiteit; 5. maatwerk; 6. benadering vanuit verschillende invalshoeken. Ten opzichte van de vorige evaluatie lijkt er meer professionalisering binnen de meeste werkwijzen op te treden. Creatieve expressie wordt minder vaak als zelfstandige werkwijze toegepast. Binnen de activering naar vrijwilligers werk wordt er meer nadruk gelegd op eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep. De zesde werkwijze die is toegevoegd is eigenlijk een benadering die met alle werkwijzen toegepast kan worden. Het belang van deze benadering is dat niet alleen de doelgroep wordt bereikt, maar ook de actoren rondom de doelgroep worden “bewerkt” om de doelgroep te ondersteunen in het emancipatieproces. Deze benaderingswijze ondersteunt op deze manier duurzame veranderingen. Echter ook de voorbeeldprojecten bieden te weinig zicht op de uiteindelijke emancipatieresultaten. Er gaat veel aandacht uit naar het bereiken van de doelgroep en de werkwijzen, maar relatief weinig naar het meten van de resultaten op langere termijn. Daardoor kan de evaluatie noodzakelijkerwijs weinig licht werpen op de effectiviteit en doelmatigheid. Lessen voor de toekomst Behoefde aan een overkoepelende visie Op basis van de gesprekken met projectleiders en experts kwam naar voren dat er behoefte is aan een emancipatie beleid waarin verschillende thema’s met elkaar verbonden worden door een visie. De individuele thema’s zoals arbeidsparticipatie blijven nog actueel, maar dienen zich ook richten op mannen en verdeling van onbetaald
10
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
arbeid. Dit dient ook gekoppeld te worden aan maatschappelijke participatie. Een interessante invalshoek is het gegeven dat ook de groepen met wie het relatief beter gaat ook aandacht verdienen binnen het beleid. De thema’s van het emancipatiebeleid zouden ook niet geïsoleerd neergezet moeten worden, maar gekoppeld kunnen worden aan andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld vergrijzing. Op deze manier wordt het beleid meer effectief en kan meer draagkracht vinden in de samenleving. Het is ook de vraag in hoeverre categoriaal beleid nog actueel is. Ook binnen de projecten bestaat er behoefte aan samenvoegen van verschillende doelgroepen omdat ze met dezelfde problematiek te maken hebben of juist van elkaar kunnen iets leren. De noodzaak van een meetbaar beleid De huidige regeling Emancipatieprojecten en de daarmee gefinancierde projecten zijn vooral gericht geweest op het bereiken van kwetsbare vrouwen. Of de doelstellingen van de projecten op korte termijn zijn behaald en hoe het de deelnemers verder vergaat is vaak onbekend. Om de effectiviteit van het beleid, werkwijzen en van projecten te kunnen vaststellen zijn SMART geformuleerde doelstellingen nodig waaraan concrete indicatoren zijn gekoppeld . Dit geldt zowel op landelijk als op lokaal en projectniveau. Daarbij gaat het niet alleen om doelstellingen op korte termijn, maar ook op lange termijn, zoals bijvoorbeeld de daadwerkelijke toename van maatschappelijke en arbeidsmarktparticipatie. Dit zou bereikt kunnen worden door duidelijke kaders met doelstellingen en indicatoren in de emancipatienota neer te leggen. Vervolgens is een goede registratie en opvolging nodig. Een meetbaar en goed gedocumenteerd beleid is ook nodig om de doelmatigheid van het beleid en de projecten te kunnen vaststellen. De doelstellingen van de verschillende thema’s binnen subsidieregeling emancipatieprojecten zijn kwalitatief geformuleerd. Op het projectniveau beperken de kwantitatieve doelen zich veelal tot het aantal deelnemers aan het project en kwantitatieve indicatoren of een doel is bereikt ontbreken veelal. Doeltreffende werkwijzen De methoden die in de voorbeeldprojecten zijn toegepast blijken geschikt om de gestelde doelen op korte termijn te behalen. Binnen de meeste werkwijzen zien we meer professionalisering en er wordt meer nadruk gelegd op eigen kracht en de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep. De benadering vanuit verschillende invalshoeken waarbij niet alleen de doelgroep, maar ook de actoren rondom de doelgroep benaderd worden, creëert de eerder genoemde “structures of oppurtunities” die noodzakelijk zijn voor het slagen van een (emancipatie)beleid dat nadruk legt op de eigen verantwoordelijkheid. Het faciliteren van zelfredzaamheid In het rapport wordt onderscheid gemaakt tussen sociale zelfredzaamheid (ook wel maatschappelijke) en economische zelfredzaamheid (ook wel economische zelfstandigheid). In de subsidieregeling gaat het om maatschappelijke participatie valt dat geldt als voorwaarde voor arbeidsparticipatie. In bijna alle geselecteerde voorbeeldprojecten wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers en een deel van de projecten onder de subsidieregeling is naast sociale zelfredzaamheid direct gericht op het vergroten van de economische zelfredzaamheid. Onderwerpen als zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid lijken goed te passen bij de veranderende maatschappelijke context en de veranderde visie op de rol van de overheid. De bevolking wordt nadrukkelijker aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. Voor het slagen van een (emancipatie)beleid dat de nadruk legt op eigen verantwoordelijkheid dienen er voorwaarden voor emancipatie te zijn, zogenaamde “structures of opportunities”. Dit
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
11
betekent dat zelfredzaamheid moet worden gefaciliteerd. Daarbij kan men denken aan bepaalde randvoorwaarden zoals het bestaan van instituties of voorzieningen (bijv. kinderopvang) of de steun van de actoren in de omgeving. Inbedding en overdraagbaarheid De eerste stap naar een goede inbedding en overdraagbaarheid van de behaalde resultaten is het goed definiëren van de beide begrippen. De vraag is bijvoorbeeld of inbedding betekent dat een project voorgezet wordt met externe financiering of dat het zodanig in bestaande structuren wordt geïntegreerd zodat er geen externe financiering meer nodig is. Zorg dragen voor de inbedding en goede overdraagbaarheid van methoden en materialen na afloop van de projectsubsidieperiode, lijkt problematisch. Er is tijd, geld en vakkundigheid (inzicht in kansen en mogelijkheden en lobbyvaardigheden) voor nodig, waar in de projecten niet automatisch aandacht voor is. Projectplannen zouden daarom ook expliciete aandacht moeten besteden aan de tijd en financiën die nodig zijn voor overdraagbaarheid en inbedding. Het formuleren van het beleid: visie ondersteund door bottum-up initiatieven Een goed emancipatiebeleid zou een combinatie moeten zijn van bottum-up initiatieven en visie vanuit het verantwoordelijke ministerie. De projecten in het kader van emancipatieregeling sluiten overwegend goed aan op behoefte van de doelgroep omdat ze over het algemeen vanuit het veld zijn ontstaan. Een nadeel van zo’n bottum-up benadering is echter dat het tot te veel versnippering en tot overlap van projecten en initiatieven kan leiden. Een goede monitoring van de projecten, hun resultaten en leerpunten is noodzakelijk om dit te voorkomen. Het uitvoeren van het beleid: decentralisatie of centralisatie De hier geëvalueerde centrale subsidieregeling heeft, interessant genoeg, veel elementen van een decentrale aanpak, omdat een diversiteit aan oplossingen aan de orde is gekomen en de projecten dicht aan de basis worden uitgevoerd. Meer decentralisatie lijkt de trend te zijn en dit sluit aan bij de lessen van deze evaluatie, mits er een helder algemeen gedeelde visie is en de resulaatgerichtheid verbeterd. Dat laatste is echter moeilijker via een decentrale dan een centrale aanpak. De centrale overheid zou dus een rol moeten blijven spelen daar waar het beleidsvorming betreft, maar ook op het gebied van monitoring en evaluatie zodat verantwoording wordt afgelegd en lessen worden geleerd. Decentrale overheden zouden verantwoordelijk kunnen zijn voor de beleidsuitvoering al of niet via subsidieregelingen of gebruik makend van andere beleidsinstrumenten.
12
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
1 Inleiding
1.1 Doelstellingen eindevaluatie De Directie Emancipatie (DE) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft verzocht een eindevaluatie van de Subsidieregeling Emancipatieprojecten uit te voeren. Volgens de offerte aanvraag (zie bijlage 1) zijn er twee doelstellingen voor het onderzoek. Allereerst gaat het om het in kaart brengen van de uiteindelijke opbrengst van de projecten die uitgevoerd zijn in het kader van de Subsidieregeling Emancipatieprojecten in termen van concreet doelbereik en welke goede werkwijzen hierbij te onderscheiden zijn. Daarnaast moet de selectie van projecten en werkwijzen leiden tot aanknopingspunten voor onderdelen van een nieuwe beleidsstrategie. Deze doelstellingen van het onderzoek zijn door het ministerie in de volgende drie onderzoeksvragen uitgewerkt. 1.
Welke resultaten zijn behaald in de projecten die in het kader van de Subsidieregeling Emancipatieprojecten gefinancierd zijn?
2.
Welke projecten en welke werkwijzen van de projecten zijn succesvol?
3.
Welke aanknopingspunten bieden de geselecteerde projecten en werkwijzen voor een toekomstige emancipatiestrategie?
Dit duidt erop dat enerzijds deze evaluatie dient om verantwoording af te leggen over de resultaten van de subsidieregeling o.a. aan de Tweede Kamer. Anderzijds heeft deze evaluatie tot doel om te leren van de ervaringen in de projecten. Door goed zicht te krijgen op voorbeeldprojecten en de verklarende factoren, kan de nieuwe beleidsstrategie beter vorm worden gegeven. De opdracht voor deze eindevaluatie is verleend aan ECORYS, terwijl ook de tussenevaluatie van deze subsidieregeling is verricht door ECORYS.
1.2
Subsidieregeling Emancipatieprojecten Van 1 januari 2004 tot 1 september 2007 was de Subsidieregeling Emancipatieprojecten van kracht1. De subsidieregeling had tot doel het emancipatieproces in de Nederlandse samenleving te versterken. Jaarlijks was hiervoor € 3,7 miljoen beschikbaar. Bij de 1
DCE/03/77037. 1 juli 2007 was de indieningsdatum voor de laatste subsidieronde van de regeling. Tot uiterlijk 3 jaar daarna, in 2010, zullen de lopende projecten gesubsidieerd worden.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
13
invoering van de subsidieregeling Emancipatieprojecten is gekozen voor projecten met een langere doorlooptijd gericht op activering. Daarbij waren overdraagbaarheid en het onderzoeken van de mogelijkheden voor verankering, belangrijke voorwaarden bij de toekenning van de subsidie. De projecten dienden gericht te zijn op vrouwen in een kwetsbare positie, namelijk vrouwen die ten opzichte van andere vrouwen een achterstandspositie hebben. Projecten die zich richten op actoren rondom de doelgroep en een invloedrijke rol kunnen spelen binnen het emancipatieproces, konden ook worden gesubsidieerd, mits het doel uiteindelijk een verbetering van de positie van vrouwen was. De verbetering van de positie van vrouwen werd nagestreefd op de volgende thema’s die de beleidsprioriteiten van het emancipatiebeleid in de periode 2004-2007 weergeven: 1. rechten en veiligheid (€ 1,5 miljoen per jaar); 2. maatschappelijke participatie (€ 1,5 miljoen per jaar); 3. besluitvorming en bestuur (€ 0,7 miljoen per jaar). Elke thema heeft een eigen doelstelling. Met het thema rechten en veiligheid streeft de overheid naar het terugdringen van het aantal vrouwen en meisjes dat slachtoffer is van geweld. Met het tweede thema wil men de maatschappelijke participatie bevorderen. Deze wordt gezien als voorwaarde voor, of belangrijke eerste stap op weg naar, het uiteindelijk te bereiken doel van arbeidsparticipatie. Met het derde thema streeft de overheid naar een evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in politieke besluitvorming en bestuur. Voor de eerste twee thema’s zijn specifieke subdoelen aangegeven2. De subsidie kon worden aangevraagd door verschillende typen organisaties, gemeenten of provinciale overheden. In de subsidieaanvraag moest door de aanvrager aandacht worden besteed aan de volgende punten: De te bereiken doelgroep. De te verwachten verandering in de doelgroep in de projectperiode. De te verwachten inbedding, overdraagbaarheid of verspreiding van de resultaten na afloop van de projectperiode. De samenwerking met voor het specifieke beleidsterrein relevante actoren. De verhouding tussen resultaten en kosten. Deze punten vormden de basis bij de beoordeling van de aanvragen. Op basis van bovenstaande punten zijn beoordelingscriteria geformuleerd die door het subsidieteam van de Directie Emancipatie zijn gebruikt bij de beoordeling van de projectaanvragen en leidend waren bij het toekennen dan wel afwijzen van de subsidie. Een overzicht van de door het subsidieteam gebruikte beoordelingscriteria is terug te vinden in bijlage 2. De projecten werden geselecteerd op basis van de volgende criteria die beschreven zijn in de handleiding subsidieregelingemancipatie: 1. De te bereiken doelgroep en de te verwachten verandering voor deze doelgroep binnen de projectperiode. 2. De te verwachten inbedding, overdraagbaarheid of verspreiding van de projectresultaten na afloop van de projectperiode.
2
14
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Handleiding subsidieregeling emancipatieprojecten.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
3. Participatie van de doelgroep of doelgroeporganisaties in de opzet, uitvoering en evaluatie van het project. 4. De samenwerking met voor het specifieke beleidsterrein relevante actoren. 5. De verhouding tussen beoogde resultaten en de kosten van het project. 6. De inzet van eigen middelen of medefinanciering door derden. Projecten waarvoor vanuit regulier beleid (van rijksoverheid, provincie of gemeenten) rechtstreekse financieringsmogelijkheden bestaan, werden niet gesubsidieerd via deze regeling. Op basis van het dossieronderzoek blijkt dat het door OCW verstrekte subsidie bedrag aan de 159 projecten in totaal € 17,7 miljoen bedraagt3. Dit komt daarmee dicht in de buurt van de € 18 miljoen die beschikbaar was gesteld voor de subsidieregeling. Sinds 15 oktober 2008 heeft OCW een externe partij gecontracteerd ter ondersteuning bij de uitvoering van de subsidieregeling Emancipatieprojecten 2004-2007. De European Consulting Group (ECG) heeft een adviserende rol ten aanzien van de beoordeling van wijzigingsverzoeken en tussen- en eindrapportages. ECG heeft daartoe de volgende werkzaamheden: Het beantwoorden van vragen. Het in behandeling nemen van en adviseren over wijzigingsverzoeken. Het in behandeling nemen van en adviseren over tussen- en eindrapportages. Het is behandeling nemen van en adviseren over voorschotten en eindafrekeningen. Het bewaken van deadlines ten aanzien van verplichte rapportagemomenten. Het beheren van een specifieke informatiesite voor subsidieontvangers Emancipatieprojecten. Het voorbereiden van en adviseren over eventuele bezwaar- en beroepschriften. Het opvragen van aanvullende stukken en nadere informatie. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap blijft, ook na uitbesteding van de uitvoerende werkzaamheden, eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling.
1.3
Bevindingen vorige evaluatie Zoals gezegd heeft ECORYS in opdracht van OCW in 2007 al een tussenevaluatie van de Subsidieregeling emancipatieprojecten uitgevoerd4. De belangrijkste bevindingen van deze evaluatie worden hieronder in het kort beschreven, omdat deze eindevaluatie daarop voortbouwt.
3
4
In de tussenevaluatie is aangegeven dat het verstrekte subsidiebedrag ruim € 18 miljoen betrof. In de eindevaluatie komt het totaal verstrekte subsidiebedrag uit op € 17,7 miljoen. Het verschil wordt veroorzaakt doordat bij de eindevaluatie van veel projecten de eindafrekening niet bekend is. In een aantal gevallen zijn de totale projectkosten lager uitgevallen (bijvoorbeeld doordat tussentijds doelen zijn bijgesteld), als gevolg hiervan wordt in de eindafrekening het definitieve subsidiebedrag (naar ratio) opnieuw bepaald. Ten tijde van de eindevaluatie waren nog niet alle projecten afgerond, daarnaast bevatte niet alle dossiers van de afgeronde projecten een eindafrekening. Cuelenaere, B., G. de Bruin en M. Chotkowski, Evaluatie projecten subsidieregeling Emancipatieprojecten, ECORYS, Rotterdam, april 2008.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
15
Bij de tussenevaluatie is in eerste instantie gekeken naar 163 projecten5. Op het moment van de tussenevaluatie (peildatum 1 november 2007) waren echter niet alle projecten afgerond. Op dat moment waren 35 projecten afgerond en 128 zouden afgerond worden voor 2010. De tussenevaluatie is uitgevoerd op basis van 106 projecten, namelijk de afgeronde projecten en de projecten die in een vergevorderd stadium van uitvoering waren. De tussenevaluatie uit 2008 gaf een overzicht van de gefinancierde projecten en liet zien dat de projecten op een uiteenlopend aantal onderwerpen binnen de drie thema’s aanzienlijke aantallen meiden en vrouwen bereikten, inclusief zeer kwetsbare groepen. De schatting was dat ongeveer 120.000 vrouwen bereikt waren. Daarnaast zijn in de tussenevaluatie voorbeeldprojecten geselecteerd op basis van selectiecriteria. Aan de hand van de voorbeeldprojecten werd een typologie van vijf typen goede werkwijzen opgesteld. Deze typologie bevatte de ingrediënten en voorwaarden die van belang zijn bij het adopteren van de werkwijze, en beschreef onder andere voor welke doelgroepen en op welk problematiek de werkwijze het best toegepast kon worden, en door welk soort organisatie het het beste uitgevoerd kon worden. In de vorige evaluatie zijn de mogelijkheden voor verspreiding van de succesvolle projecten onderzocht en beschreven. De Minister van OCW heeft daartoe na het uitkomen van de evaluatie in april 2008, aangegeven dat men wil komen tot een verankering van de succesvolle projecten6. Om de verspreiding van de werkwijze van succesvolle projecten mogelijk te maken, heeft het ministerie van OCW vervolgens de mogelijkheid geboden voor gemeenten (met meer dan 50.000 inwoners) en provincies (voor meerdere kleine gemeenten) één of twee van deze best practices te adopteren. Zij konden hiertoe aanspraak maken op maximaal € 50.000,- per project, toegewezen via een decentrale uitkering. In totaal hebben negentien gemeenten en vijf provincies hiervan gebruik gemaakt. Deze projecten lopen nog. Eindevaluatie De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deed al in april 2008 in de brief aan de Tweede Kamer de toezegging, om na afronding van alle projecten in 2010 nog “een tweede oogst” aan projecten te evalueren7. In de huidige evaluatie wordt hieraan opvolging gegeven. Deze evaluatie is uitgevoerd op basis van de 57 resterende projecten. Tevens wordt een koppeling gemaakt met de tussenevaluatie om uitspraken te kunnen doen over de uiteindelijke resultaten.
5
6
7
16
In de tussenevaluatie werd gesproken over in totaal163 projecten. In deze eindevaluatie gaan wij uit van 159 projecten. Het verschil is ontstaan doordat na het peilmoment van de tussenevaluatie 1 project niet van start is gegaan, 2 projecten zijn gestaakt en 1 project een vervolgproject is (hiervan zijn geen gegevens beschikbaar en daarom is in deze evaluatie uitgegaan van één project). BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 april 2008. BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 29 april 2008.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
1.4
Methodologie en fasen van de evaluatie Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is de evaluatie in drie fasen uitgevoerd, die gekoppeld zijn aan de beantwoording van de drie onderzoeksvragen. Dat is visueel weergegeven in de volgende figuur.
Figuur 1.1
De drie fasen van de evaluiatie
Fase 1
Inventarisatie van projectresultaten (Vulling beschrijvingsschema door middel van dossieranalyse)
Identificatie voorbeeldprojecten (door middel van selectie criteria)
Fase 2 Identificatie voorbeeld werkwijzen (op basis van voorbeeld projecten)
Fase 3
Aanknopingspunten voor toekomstig emancipatiebeleid
In bijlage 3 zijn de verschillende stappen per evaluatiefase in detail weergegeven. In fase 1 zijn de belangrijkste kenmerken van de projecten in kaart gebracht en de weerslag daarvan is te vinden in hoofdstuk 2. Op basis van deze beschrijving is een twaalftal voorbeeldprojecten geïdentificeerd die uitgebreider zijn onderzocht teneinde goede werkwijzen te identificeren (zie bijlage 4 voor een beschrijving van deze selectie en bijlage 5 voor een beschrijving van de 12 voorbeeldprojecten). Tenslotte zijn in de derde fase op basis van de eerdere analyses en aanvullende interviews aanknopingspunten voor toekomstig emancipatiebeleid geïdentificeerd. Reikwijdte van deze evaluatie Deze eindevaluatie betreft alle gesubidieerde projecten. De werkwijze is in grote lijnen dezelfde als bij de tussentijdse evaluatie uit 2007. Wel is getracht om bij deze eindevaluatie meer nadruk te leggen op werkelijke resultaten en doelmatigheid, dat wil zeggen de verhouding tussen kosten en resultaten. Dit bleek moeilijk te zijn, omdat in de dossiers regelmatig gegevens ontbraken zoals over het gerealiseerde bereik van de doelgroep, het ontbreken van inzicht in het verschil tussen de ontwikkelingskosten en de reguliere kosten per deelnemer, ontbreken van informatie over gerealiseerde acties gericht op overdraagbaarheid. Dit bleek bij het invullen van het beschrijvingsschema in fase 1.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
17
De tussentijdse evaluatie was weinig resultaatgericht opgezet en deze tekortkoming kon in deze eindevaluatie niet helemaal worden gecorrigeerd. Verder dient opgemerkt te worden dat niet de gehele Subsidieregeling Emancipatieprojecten in deze eindevaluatie onder de loep is genomen. De evaluatie beperkt zich, in overeenstemming met het Plan van Aanpak, tot de resultaten en werkwijze van de projecten. De manier waarop projecten zijn geselecteerd en hoe monitoring is vorm gegeven door DE en/of ECG, is buiten beschouwing gebleven.
18
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
2 Overzicht van onderzochte projecten
2.1
Overzicht van de projectdossiers Inleiding Onder de Subsidieregeling Emancipatieprojecten zijn in totaal 159 projecten gesubsidieerd (exclusief gestaakte projecten). In de tussenevaluatie werd gesproken over in totaal163 projecten. In deze eindevaluatie gaan wij uit van 159 projecten. Het verschil is ontstaan doordat na het peilmoment van de tussenevaluatie 1 project niet van start is gegaan, 2 projecten zijn gestaakt en 1 project een vervolgproject is (hiervan zijn geen gegevens beschikbaar en daarom is in deze evaluatie uitgegaan van één project). Het onderzoek is in eerste instantie gebaseerd op dossieronderzoek van de projecten. In de dossierprojecten bevonden zich in principe alle documenten en correspondentie rondom het project zoals: aanvraag van de subsidie, beoordelingen door OCW (projecttechnische beoordeling, bedrijfseconomische toets en afsluitende beoordeling); toekenning van de subsidie, tussen- en eindrapportages van het project, financiele afrekening, correspondentie rondom het project en indien relevant de eindproducten van het project (bijv. een handleiding). Op het moment van het onderzoek was niet in alle dossiers alle vereiste informatie aanwezig. Het grootste probleem voor deze evaluatie vormde het ontbreken van eindrapportages in sommige dossiers, ook soms bij projecten die al afgelopen waren. Daardoor was het niet altijd mogelijk om de omvang van de uiteindelijke bereikte doelgroep vast te stellen. In sommige andere dossiers was de informatie in eindrapportages over de bereikte doelgroep niet concreet genoeg. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal projecten, het aantal bereikte personen dat door de projecten gesubsidieerd door de regeling is bereikt en de financiering aan de projecten.
Tabel 2.1
Hoofdkenmerken van Subsidieregeling Emancipatieprojecten Tussenevaluatie
Eindevaluatie
Totaal aantal projecten
163
159
Geëvalueerde projecten (aantal projecten onderdeel van evaluatie)
106
57
Aantal afgeronde projecten van de geëvalueerde projecten
35
44
120.000 (schatting)
160.219
8
Aantal bereikte personen Totaal 8
In de tussenevaluatie werd gesproken over in totaal163 projecten. In deze eindevaluatie gaan wij uit van 159 projecten. Het verschil is ontstaan doordat na het peilmoment van de tussenevaluatie 1 project niet van start is gegaan, 2 projecten zijn gestaakt en 1 project is een vervolgproject (hiervan zijn geen gegevens beschikbaar en daarom is in deze evaluatie uitgegaan van één project, dwz het oorspronkelijke project en het vervolgproject tezamen).
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
19
Tussenevaluatie
Eindevaluatie
n.b.
52.591
€ 18 miljoen
€ 17,7 miljoen
n.b.
€ 6,3 miljoen
Geëvalueerde projecten Financiering Totaal Geëvalueerde projecten
Hieronder wordt een overzicht van de projecten gegeven op een aantal verschillende kenmerken. Er is, waar relevant, een vergelijking gemaakt met resultaten van de tussenevaluatie. Aantal projecten afgerond De tussenevaluatie werd uitgevoerd op basis van 106 projecten en deze eindevaluatie dekt de resterende 57 projecten. Uit het dossieronderzoek bleek dat een project niet is gestart. Van de 56 projecten waren op de peildatum 3 mei 2010, de startdatum van het dossieronderzoek, 44 projecten afgerond. Van de 12 niet afgeronde projecten op deze peildatum, waren vijf projecten afgerond, maar bevatte het dossier nog geen eindrapportage9, terwijl van de overige zeven projecten afronding voor het eind van 2010 te verwachten is. Het valt te verwachten dat alle 159 projecten eind 2010 zullen zijn afgerond. Aantal projecten naar thema Om uitspraken te doen over de verdeling van het totaal aantal projecten over de 3 thema’s, zijn de beschrijvingsschema’s van de eerste en tweede evaluatie samengevoegd. Net als in de tussenevaluatie, blijkt ook uit de huidige evaluatie dat er meer projecten zijn gesubsidieerd binnen de thema’s Maatschappelijke Participatie en Rechten en Veiligheid dan binnen het thema Besluitvorming en Bestuur. Tabel 2.2
Aantal projecten naar thema
Besluitvorming en
Eindevaluatie
Tussenevaluatie*
Eindevaluatie**
16
43
43
18
61
58
22
59
58
56
163
159
Bestuur Maatschappelijke Participatie Rechten en Veiligheid
Aantal bereikte personen De 56 projecten hebben in totaal 52.591 personen bereikt. Wanneer alleen gekeken wordt naar de afgeronde projecten (44 van de 56) waarbij het duidelijk is hoeveel personen zij daadwerkelijk hebben bereikt (33 van de 56), ligt het aantal bereikte personen iets lager (52.147 personen). Deze projecten hebben bij aanvang een schatting opgegeven van het aantal vrouwen (en actoren rondom de doelgroep) dat zij verwachten te bereiken. Het totaal aantal daadwerkelijk bereikte personen is veel hoger uitgevallen dan van te voren 9
20
De eindrapportages van de projecten bevatte belangrijke informatie voor de evaluatie (ze geven o.a. informatie over het daadwerkelijk aantal bereikte personen en de eindafrekening met OCW – uiteindelijke subsidie).
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
was ingeschat (schatting voor deze 33 projecten: 31.022). Dit verschil wordt vooral veroorzaakt door één project10. Wanneer dit project buiten beschouwing wordt gelaten, ontstaat een realistischer beeld. De resterende 32 projecten hebben gezamenlijk 8.622 mensen bereikt, waarbij vooraf ingeschat was dat er 9.902 mensen zouden worden bereikt. De uitkomsten op basis van deze 32 projecten laten zien dat de emancipatieprojecten de gestelde doelen in termen van bereik van de doelgroep niet volledig hebben kunnen realiseren. Om inzicht te krijgen in het totaal aantal bereikte personen voor de 159 projecten is gebruik gemaakt van de samengevoegde beschrijvingsschema’s. Het totale aantal te bereiken personen met alle projecten samen is bij aanvang van de projecten geschat op 165.526 vrouwen. Het totaal aantal bereikte personen bedraagt op het peilmoment van de eindevaluatie 160.219, waarbij moet worden opgemerkt dat van 20 projecten niet bekend is hoeveel mensen er daadwerkelijk zijn bereikt. Tabel 2.3
Aantal bereikte personen naar thema
Besluitvorming en
Eindevaluatie (56)
Tussenevaluatie*
Eindevaluatie**
1.193
1.600
4.024
1.096
42.500
56.5534
50.302***
75.500
99.661
Bestuur Maatschappelijke Participatie Rechten en Veiligheid
* Inschatting van het totale bereik o.b.v. 163 projecten, uitgaande van een reëel bereik van ongeveer driekwart (120.000). ** Verdeling o.b.v. 159 projecten. *** Het project “Implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk” heeft ruim 43.000 mensen bereikt. Wanneer dit project buiten beschouwing wordt gelaten, ontstaat een realistischer beeld. De overige projecten onder het thema rechten en veiligheid hebben gezamenlijk 6.777 mensen bereikt.
Net als in de tussenevaluatie, komt ook nu naar voren dat het aantal bereikte vrouwen voor het thema Besluitvorming en Bestuur veel lager is dan bij de andere twee thema’s. Daarentegen worden onder het thema Rechten en Veiligheid juist veel meer personen bereikt. De verschillen in bereik worden veroorzaakt doordat de thema’s verschillende doelen op het gebied van emancipatie willen bereiken. Voor de verschillende doelen worden verschillende typen projecten/methodieken ingezet. Grofweg kan hierover het volgende worden gezegd: Rechten en Veiligheid: de projecten onder dit thema zijn doorgaans gericht op bewustwording en voorlichting, door middel van voorlichtingsbijeenkomsten en voorlichtingsmateriaal (DVD, website). Het merendeel van de projecten beoogt daarmee veelal grote groepen deelnemers te bereiken (merendeel van de projecten bereikt tussen de 300-1.000 deelnemers).11 Besluitvorming en Bestuur: deze projecten zijn er vaak op gericht om een selecte groep of individuele vrouwen te ondersteunen bij het realiseren van bestuursfuncties. Hiervoor is doorgaans een intensievere aanpak vereist, zoals bijvoorbeeld trainingen 10
11
“Implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk” (hiervoor zijn grofweg 43.000 mensen bereikt), “Hand in hand tegen huwelijksdwang” (grofweg 1000 mensen bereikt) en “Vanzelfsprekend; vluchtelingen gespreksleider over de thema;s eerwraak, gedwongen huwelijk en maagdelijkheid” (hiervoor zijn 875 mensen bereikt). Het project “Implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk” valt onder het thema Rechten en Veiligheid.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
21
en cursussen. Het merendeel van deze projecten bereikt daarmee tussen de 100 en 300 deelnemers. Maatschappelijke Participatie: deze type projecten beogen een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke- en of arbeidsparticipatie van vrouwen, waarbij in het merendeel van de projecten voor een intensievere aanpak wordt gekozen. Hierbij worden veelal niet meer dan 100 deelnemers per project worden bereikt.
Financiering Voor de realisatie van de 56 projecten was de totale benodigde financiering € 9.674.644. Het door OCW verstrekte subsidiebedrag aan de 56 projecten bedraagt in totaal € 6.289.282 (65% van de totale benodigde financiering). De overige 35% werd gefinancierd uit eigen middelen of door financiering van derden (diverse fondsen en gemeenten) of een combinatie hiervan. Tabel 2.4
Subsidie naar thema
Besluitvorming en
Eindevaluatie (56)
Tussenevaluatie*
Eindevaluatie**
€ 176.339
€ 164.000
€ 157.221
€ 205.546
€ 259.000
€ 248.076
€ 143.335
€ 147.000
€ 150.246
Bestuur Maatschappelijke Participatie Rechten en Veiligheid
* Inschatting o.b.v. volledige besteding van de regeling ** Inschatting waar mogelijk o.b.v. eindafrekening (vaststelling van het definitieve benodigde subsidiebedrag na afloop van het project)
Het door OCW verstrekte subsidie bedrag aan de 159 projecten bedraagt in totaal € 17.674.00112 (60% van de totale benodigde financiering). Dit bedrag heeft ook betrekking op de periode die nog nodig is om de projecten af te ronden. De overige benodigde financiering voor de uitvoering van de projecten (40%) werd gefinancierd uit eigen middelen of door financiering van derden (diverse fondsen en gemeenten) of een combinatie hiervan. OCW beschikt niet over een eindafrekening van de totale regeling emancipatieprojecten. In een aantal gevallen zijn de totale projectkosten lager uitgevallen (bijvoorbeeld doordat tussentijds doelen zijn bijgesteld), als gevolg hiervan wordt in de eindafrekening het definitieve subsidiebedrag (naar ratio) opnieuw bepaald. Hierdoor ontstaat een verschil tussen het toegekende bedrag en de eindafrekening. Ten tijde van de eindevaluatie waren nog niet alle projecten afgerond, daarnaast bevatte niet alle dossiers van de afgeronde projecten een eindafrekening. Een vergelijking met de tussenevaluatie laat zien dat de verdeling over de thema’s nauwelijks is veranderd. Net als in de voorgaande evaluatie zijn de kosten gemiddeld het 12
22
In de tussenevaluatie is aangegeven dat het verstrekte subsidiebedrag ruim € 18 miljoen betrof. In de eindevaluatie komt het totaal verstrekte subsidiebedrag uit op € 17,7 miljoen. Het verschil wordt veroorzaakt doordat bij de eindevaluatie van veel projecten de eindafrekening bekend is. In een aantal gevallen zijn de totale projectkosten lager uitgevallen (bijvoorbeeld doordat tussentijds doelen zijn bijgesteld), als gevolg hiervan wordt in de eindafrekening het definitieve subsidiebedrag (naar ratio) opnieuw bepaald.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
hoogst voor projecten die vallen onder het thema Maatschappelijke Participatie. De gemiddelde kosten zijn het laagst voor projecten onder het thema Recht en Veiligheid, terwijl via dit thema wel de meeste mensen worden bereikt. Dit komt met name doordat deze projecten, vaker dan bij de projecten onder de andere thema’s, gebruik maken van een minder intensieve aanpak. Locatiebereik De gesubsidieerde projecten zijn verspreid over het land. Ongeveer een derde van de projecten vindt in de Randstad plaats, maar eveneens een derde van de projecten is actief in stedelijk gebied buiten de Randstad. Nog eens een derde is gericht op het gehele land. Deze verdeling is niet veranderd ten opzichte van de tussenevaluatie. Doelgroep Zoals is gebleken in de tussentijdse evaluatie, richt het merendeel van de projecten zich op allochtone en migrantenvrouwen. Daarbinnen kan onderscheid worden gemaakt tussen een groot aantal subgroepen waar de projecten op gericht zijn, bijvoorbeeld Somalische vrouwen, Chinese vrouwen, Marokkaanse vrouwen en de moslimgemeenschap. In de concrete projectomschrijving wordt de doelgroep in een aantal gevallen gedetailleerd omschreven: het aantal vrouwen in een bepaalde buurt met hun (nader gedefinïeerde) problemen. Verder zijn er projecten die zich breed op ‘vrouwen’ richten en op specifieke groepen zoals zwangere vrouwen en moeders. Daarnaast is een groot aantal projecten gericht op meiden en jonge vrouwen, en gaat met name in op thema’s als huwelijksdwang, eerwraak en seksualiteit en relaties. Inhoud van projecten Binnen de drie thema’s vertonen de projecten een grote variatie naar inhoud en aanpak. Deze variatie is ten eerste af te lezen aan de titels. Sommige projecten dragen duidelijke titels zoals Allochtone vrouwen van WWB naar Werk. Daarnaast komen we projecten tegen met intrigerende en uitnodigende aanduidingen zoals And You!, Wereldvrouwen, Vrouwenpraatjes en Create your way. Binnen het thema Maatschappelijke Participatie vallen activeringsprojecten voor allochtone vrouwen variërend van begeleiding naar vrijwilligerswerk, maar ook speciaal opgezette leerwerktrajecten; bijvoorbeeld een werkplaats met een cateringbedrijf waar ook kookworkshops worden gegeven en een naaiatelier. Ook binnen het thema Recht en Veiligheid vinden we een scala aan onderwerpen. Voor jongeren betreft het vooral de problematiek van loverboys en huwelijksdwang. Daarnaast zijn eergerelateerd geweld, huiselijk geweld en vrouwenbesnijdenis voorkomende onderwerpen binnen het thema Recht en Veiligheid. De projecten zijn veelal gericht op bewustwording en voorlichting; door middel van websites, DVDs en bijeenkomsten, of er is gekozen voor een meer intensieve benadering, bijvoorbeeld door het aanbieden van training. De projecten binnen Besluitvorming en Bestuur zijn minder gevarieerd maar niet eenvormig. Ze richten zich op verschillende groepen waaronder allochtone moeders, vluchtelingenvrouwen en allochtone studenten. Deelname aan de politiek, en participatie in besturen zoals medezeggenschapsraden, waterschapsbestuur, vakbonden en sportbonden staat binnen deze projecten centraal.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
23
Projecten langs de criteria In deze evaluatie werden de 56 projecten gescreend op selectiecriteria zoals overdraagbaarheid, bereik doelgroep, kosten per persoon, variatie aan samenwerkingspartners en variatie aan de methodiek. In bijlage 4 zijn de selectiecriteria en de selectiemethode nader beschreven. Tabel 2.5
Score op selectiecriteria Criteria
Omschrijving
Aantal projecten dat aan de opeenvolgende criteria voldoet
Totaal aantal projecten Overdraagbaarheid
56 Project is (deels) overdraagbaar als de methodiek
50
vastgelegd is en/of er projectmateriaal beschikbaar is en een aanvullende toelichting over de valkuilen en mogelijkheden van het (proces van) het project. Projecten kunnen in werkelijkheid niet overgedragen zijn, deels of geheel overgedragen zijn. Kosten per deelnemer
Totale kosten/aantal daadwerkelijk bereikte deelnemers
33
(alleen met hardheidscijfers 6 of hoger voor schatting daadwerkelijk bereikte deelnemers)<=7000 Euro. Bij 33 projecten waren de kosten per deelnemer lager dan 7000 euro per persoon, dat wil zeggen dat bij ruim 40% van de projecten die kosten hoger waren.
Inbedding
Alleen projecten die redelijk of goed scoren op inbedding.
31
Projecten scoren redelijk of goed op inbedding wanneer er binnen het project wordt samengewerkt met samenwerkingspartners, samengewerkt wordt met bestaande- of reguliere organisaties, het project onderdeel uitmaakt van reguliere programma’s of activiteiten, de voorwaarden voor vervolg zijn gecreëerd.
Werkelijke omvang
Daadwerkelijk bereikte omvang/geplande omvang
doelgroep
doelgroep>=80%. Iets meer dan 40% van de projecten ,
24
namelijk 24 projecten, hebben meer dan 80% van de oorspronkelijke doelgroep bereikt
Variatie in methodiek
Variatie= meer dan drie methodes.
27
Variatie in
Meer dan één soort samenwerkingspartner
23
samenwerkingspartners
(professional/politiek).
De selectie op basis van de standaardcriteria levert slechts zes projecten op die aan alle criteria voldoen.
24
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
2.2
Conclusie Onder de subsidieregeling Emancipatieprojecten zijn in totaal 159 projecten gefinancierd die vallen onder de thema’s Rechten en Veiligheid, Maatschappelijke Participatie en Besluitvorming en Bestuur. Het bereik: voor de thema’s Maatschappelijke participatie en Besluitvorming en Bestuur is relatief beperkt van minder dan 100 tot 300 personen. Voor het thema Rechten en Veiligheid worden grotere groepen bereikt van regelmatig meer dan 1000 personen en in één geval ‘screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk’ zelfs 43.000 personen. Slechts 40 % van de 56 projecten die voor de eindevaluatie zijn bestudeerd (24 projecten) is het gelukt 80 of meer procent van de oorspronkelijk geplande doelgroep te bereiken. Soms zijn de kosten per deelnemer ook aanzienlijk, namelijk in 40% van de projecten (23 projecten) zijn de kosten hoger dan 7000 euro per deelnemer. De gemiddelde projectksoten zijn ongeveer € 110.000, -. De hier bestudeerde projecten scoren goed op de overdraagbaarheid (50 van 56). Op basis van het totaaloverzicht is het in feite niet mogelijk om de eerste evaluatievraag naar de resultaten van de projecten afdoende te beantwoorden. Het is immers moeilijk om een inschatting te maken van de realisatie van de inhoudelijke doelen. Een deel van de projectdossiers is incompleet. Van een aantal projecten was geen eindrapport aanwezig (een aantal omdat projecten nog niet waren afgerond), in dossiers ontbraken precieze gegevens over daadwerkelijk aantal bereikte deelnemers, kon geen onderscheid gemaakt worden tussen de ontwikkelingskosten en de reguliere kosten per deelnemer en ontbrak het aan concrete indicaties over de acties die ondernomen zijn om het project te verspreiden of over te dragen aan anderen. De projectdossiers bevatten vaak geen precieze indicaties van de resultaten op basis van duidelijke indicatoren die gerelateerd zijn aan de doelstellingen. Daarom is diepteonderzoek gedaan, aanvullend aan de tussenevaluatie, naar een twaalftal voorbeeldprojecten.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
25
3 Voorbeeldprojecten en goede werkwijzen
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk komt de beschrijving van 12 voorbeeldprojecten aan de orde (zie 3.2). Voor de eindevaluatie zijn grotendeels dezelfde selectiecriteria toegepast als bij de voorgaande evaluatie. Wel wordt er in de eindevaluatie meer ingegaan op de mogelijk behaalde resultaten. Van de geselecteerde projecten zijn, waar mogelijk, korte beschrijvingen, zogenoemde ‘portretten’ gemaakt, waarbij met name is ingegaan op relevante leerelementen. De portretten zijn opgenomen in bijlage 5. De voorbeeldprojecten zijn de basis voor de identificatie van goede werkwijzen. De gedefinieerde werkwijzen zijn grotendeels gelijk aan de werkwijzen die in de tussenevaluatie waren geïdentificeerd. De werkwijzen zijn wel aangevuld, waar nodig aangepast en toegespitst op de geselecteerde voorbeeldprojecten. Daarnaast hebben we een extra type werkwijze kunnen onderscheiden, namelijk de benadering vanuit verschillende invalshoeken. De werkwijzen worden beschreven in paragraaf 3.3.
3.2
Voorbeeldprojecten De onderstaande tabel geeft een overzicht van de twaalf geselecteerde projecten. De eerste zes projecten zijn geselecteerd op basis van de standaardcriteria zoals gepresenteerd in tabel 2.1 (zie bijlage 3 en 4). De overige zes projecten zijn geselecteerd op basis van de aanvullende kwalitatieve criteria. In bijlage 4 wordt de selectie verder toegelicht.
Tabel 3.1
Kenmerken succesvolle projecten
Naam project
Organisatie
Thema
Vrouwenrechten
St Idea
R&V
in beweging
Doel
Omvang doelgroep en subsidie
Oprichten van Lokaal Steunpunt
1000 personen bereikt
Vrouwenrechten om Marokkaanse en
€ 131.633
Turkse vrouwen en professionals op de hoogte stellen van de veranderingen in de Marokkaanse en Turkse familiewetgeving zodat zij beter voor zich zelf kunnen opkomen. Hoogopgeleide
Meander
Het vergroten van de kans op een
28 personen bereikt
migranten
(Regionaal
MP
passende baan met
€ 126.242
vrouwen richting
CMO)
doorgroeimogelijkheden voor hoog
arbeidsmarkt Nieuw Politiek Talent
opgeleide migranten vrouwen Alleato
B&B
Het toegankelijk maken van de
35 personen bereikt
gemeentelijke politiek en het bevorderen
€ 119.209
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
27
Naam project
Organisatie
Thema
Doel
Omvang doelgroep en subsidie
van de participatie van allochtone vrouwen in de politiek. Preventie
SPIOR
Loverboys moslimgemeensc hap Rijnmond
R&V
Het op de agenda zetten en het uit de
732 personen bereikt
Stichting
taboesfeer halen van het fenomeen
€ 100.000
Platform
loverboys om bewustwording rond dit
Islamitische
onderwerp in gang te zetten en het
Organisaties
bespreekbaar te maken, om daarmee de
Rotterdam
weerbaarheid te vergroten en een bijdrage te leveren aan preventie van zowel slachtoffers als daders.
Joint Venture,
FSAN,
Iskaashi; Somalische
B&B
Bevordering van de samenwerking tussen
28 personen bereikt
Federatie
mannen en vrouwen in de besturen (van
€ 118.175
van
Somalische organisaties) zodat de
mannen en
Somalische
scheiding tussen mannen en vrouwen
vrouwen samen
Associaties
wordt doorbroken.
in besturen
in Nederland
Vergroten van
APS
B&B
Vergroten participatie van vrouwen in een
310 personen bereikt
deelname van
kwetsbare positie aan de ouder-en
€ 150.000
vrouwen in een
medezeggenschapsraden in het
kwetsbare positie
basisonderwijs
aan de ouder-en medezeggenscha psraden in het basisonderwijs. And You!
Stichting
Allochtone meiden tussen de 12 en 18 jaar
366 personen bereikt
Meidenproject
Two Get
sterker en zekerder maken in hun zelfbeeld
€ 169.780
There
en multiculturele identiteit.
Wereldvrouwen
Stichting
MP
Laag- en ongeschoolde allochtone
47 personen bereikt
Ontmoetings
MP
vrouwen de mogelijkheid bieden een
€ 219.675
plan B
startkwalificatie te behalen en ze stimuleren, begeleiden en ondersteunen om de stap te maken naar een beroepsopleiding of betaald werk.
Implementatie
28
De mogelijkheid onderzoeken van een
Ruim 43.000 personen bereikt
van screening op
TNO
R&V
landelijke implementatie van screening op
€ 243.725
huiselijk geweld
huiselijk geweld in de
in de
verloskundigenpraktijk om het aantal
verloskundigenpr
gevallen van huiselijk geweld (preventief)
aktijk
te verminderen.
Actie in
FNV
I) het netwerk van zmv-vrouwen uitbreiden
Ongeveer 160 personen bereikt
beïnvloeding
Vrouwenbon
B&B
II) meer zmv-vrouwen een grotere en
€ 74.570
(beleids en
d
actievere rol laten spelen binnen de
bestuursfuncties
besluitvormende en beleidsmakende
bij FNV)
organen van de FNV-bonden.
Aandacht voor
Rutgers
seksualiteit en
Nisso Groep
MP
Vergroten van de relationele en seksuele
30 personen bereikt
weerbaarheid en bevorderen van de
€ 68.131
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Naam project
Organisatie
Thema
Doel
relaties bij re-
seksuele gezondheid van jonge vrouwen
integratie voor
(18-23 jaar).
Omvang doelgroep en subsidie
meiden in een kwetsbare positie Emancipatie en
MOVISIE
MP
Variant op activering naar vrijwilligerswerk
55 personen bereikt
maatschappelijke
of andere maatschappelijke activiteit met
€ 136.690
activering van
zeer sterke nadruk op de bewustwording
allochtone
van de kracht van de doelgroep.
mannen Thema’s: R&V: Rechten en Veiligheid, MP: Maatschappelijke participatie, B&B Besluitvorming en Bestuur.
3.3
Typologie van goede werkwijzen In de tussentijdse evaluatie zijn vijf typen goede werkwijzen geïdentificeerd. Dit zijn de volgende vijf typen: 1. interactieve voorlichting; 2. inzet rolmodellen, ambassadeurs of trainers uit eigen groep; 3. creatieve expressie; 4. activering naar (vrijwilligers)werk of andere maatschappelijke activiteit; 5. maatwerk. Analyse van de aanvullende 12 voorbeeldprojecten laat zien dat hieraan een extra type werkwijze kan worden toegevoegd, namelijk; 6. benadering vanuit verschillende invalshoeken. De hierboven genoemde werkwijzen sluiten elkaar niet uit. In veel projecten wordt gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende typen werkwijzen. Zo kan bijvoorbeeld interactieve voorlichting gecombineerd worden met de inzet van rolmodellen en met creatieve expressie. De meerwaarde van de typologie is dat deze laat zien wat de ingrediënten van de voorbeeldprojecten zijn en welke combinaties van werkwijzen veelbelovend zijn voor het realiseren van een bepaald doel en het bereiken van een bepaalde doelgroep. Bij de ontwikkeling van nieuwe projecten kan de typologie dus een handvat bieden. Hierna worden de zes typen werkwijzen beschreven. De beschrijving bestaat uit de volgende onderdelen: algemene beschrijving; randvoorwaarden voor succes van werkwijze; randvoorwaarden voor succes van implementatie.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
29
Type 1: Interactieve voorlichting Interactieve voorlichting is een vorm van voorlichting waarbij een actieve bijdrage van de deelneemsters wordt gevraagd. Er zijn verschillende vormen mogelijk variërend van intervisie/groepsgesprekken tot internetdiscussiegroepen en workshops. Deze werkwijze wordt vooral toegepast als men bewustwording en/of gedragsverandering wil bewerkstellingen. De kracht van deze werkwijze ligt in het feit dat de deelnemers van elkaars ervaringen leren en elkaars standpunten leren kennen.
Voorbeelden: Preventie Loverboys: voorlichtingsbijeenkomstenbijeenkomsten voor verschillende groepen van de Islamitische gemeenschap Actie in beïnvloeding: netwerkbijeenkomsten gericht op kennisoverdracht en ontmoeting waarvoor vanuit de doelgroep zelf thema’s worden aangedragen Jouw leven, jouw keus: sekse specifieke groepscounseling met een belangrijke rol voor de groep zelf (zelfreflectie, discussie en het uitwisselen van ervaringen). Joint Venture, Iskaashi: combinatie van interactieve voorlichting en training met een belangrijke rol voor de doelgroep. Vrouwenrechten in beweging: voorlichting door middel van een Lokaal Steunpunt Nieuw politiek talent: trainingen gecombineerd met coaching en een stage
Randvoorwaarden voor succes van deze werkwijze Problematiek/doel Deze werkwijze is vooral efficiënt bij (gevoelige) onderwerpen die men bespreekbaar wenst te maken of waarbij bewustwording en/of gedragsverandering gewenst is, zoals bijvoorbeeld het onderwerp loverboys binnen de moslimgemeenschap en het belang van diversiteit op de agenda zetten binnen de vakbonden. Daarnaast kan interactieve voorlichting worden ingezet om de doelgroep te werven voor activeringsactiviteiten. Ook wordt interactieve voorlichting gebruikt om het ijs te breken tussen de doelgroep en de actoren rondom de doelgroep. Om het doel en effectiviteit van deze werkwijze werkelijk te kunnen meten is het nodig om de gestelde doelen meetbaar te formuleren (SMART) en aan het einde van het project te meten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een procesevaluatie onder de deelnemers en de begeleiders en een effectstudie (uitgevoerd bij het project “Jouw leven, jouw keus”).
30
Inrichting werkwijze en doelgroep Interactieve voorlichting is in principe geschikt voor alle doelgroepen, maar de exacte vorm moet aangepast worden aan de doelgroep. Bij de lager opgeleide groepen werkt een strakkere structuur beter, terwijl bij de hoog opgeleiden men meer vrijheid aan de groep kan geven. Als het de bedoeling is om meerdere doelgroepen te bereiken, dan is het aan te bevelen om meerdere voorlichtingsmethoden naast elkaar te gebruiken. Voor sommige onderwerpen (bijvoorbeeld verandering van beeldvorming) is diversiteit naar sekse en cultuur binnen de groep aan te bevelen, voor andere meer gevoelige onderwerpen kan men beter voor een homogene groep kiezen. De groepsbijeenkomsten kunnen eenmalig zijn of meerdere keren plaatsvinden. Een toneelstuk (creatieve expressie) kan deel uitmaken van de voorlichtingsbijeenkomsten en kunnen de aanleiding vormen tot interactie. Daarnaast wordt bij interactieve voorlichtingsbijeenkomsten vaak gebruik gemaakt van de inzet van rolmodellen, omdat de doelgroep zich hiermee beter kan identificeren.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Bereik en behoud van doelgroep Met name wanneer het gaat over een gevoelig onderwerp, zoals bijvoorbeeld het onderwerp loverboys binnen de moslimgemeenschap, is vertrouwen een noodzakelijke voorwaarde (band tussen organisatie en gemeenschap). Om de doelgroepen te bereiken is toegang tot de organisaties die werken met de doelgroep cruciaal. Bij deze werkwijze kunnen daarom het beste sleutelfiguren, organisaties waaraan de doelgroep is verbonden en bestaande netwerken worden ingezet. De werving op lokaal niveau werkt vaak het beste. Verder is het van groot belang dat de organisaties die betrokken zijn bij de werving en selectie van de doelgroep over voldoende overtuigingskracht beschikken om deelnemers te wijzen op het belang van deelname. Om de doelgroep te bereiken en te behouden is het belangrijk dat er voldoende behoefte bestaat vanuit de doelgroep en er voldoende draagvlak is voor het project. Door de doelgroep deskundigheid van de doelgroep te benutten en actieve deelname van de doelgroep te stimuleren, (bijvoorbeeld door ze te betrekken bij de organisatie van de bijeenkomsten of het inhoudelijke programma van de bijeenkomsten) wordt de betrokkenheid en commitment van de doelgroep vergroot. Afhankelijk van de doelgroep is in enkele gevallen na de bijeenkomst een leuke vrijblijvende activiteit georganiseerd worden (etentje, uitgaan en dergelijke) om de bijeenkomst nog aantrekkelijker te maken.
Organisatorische voorwaarden Om het effect van actief nadenken te versterken kunnen bepaalde activiteiten door de doelgroep zelf uitgedacht en uitgevoerd worden onder leiding van een trainer. Om uitval te voorkomen dienen de tijd en locatie van de bijeenkomsten in overleg met de doelgroep gepland te worden. Wanneer het mogelijk is verdient het de voorkeur om gebruik te maken van vaste bijeenkomsten die door de organisaties waarmee wordt samengewerkt zijn vastgelegd. Bij het plannen van bijeenkomsten dient men rekening te houden met speciale feestdagen, vakantieperiodes of bijvoorbeeld proefwerkperiodes. De deelnemers moeten van te voren ook precies weten hoeveel tijd/inzet van ze wordt gevraagd om de tussentijdse uitval te beperken. Verder is het belangrijk dat de groepsgesprekken plaatsvinden in een rustige, afgeschermde ruimte waar gevoelige onderwerpen veilig besproken kunnen worden. Bij gevoelige onderwerpen dienen twee personen een groepsbijeenkomst te begeleiden. Eén richt zich dan op de inhoud, de ander op het proces in de groep. Indien nodig moet er kinderopvang aanwezig zijn. Het is aan te raden om reserve gespreksleidsters te hebben voor het geval van ziekte/uitval.
Inhoudelijke voorwaarden Om het effect van bewustwording te versnellen, kan men de doelgroep confronteren met de groepen die een andere mening zijn toegedaan over een bepaald onderwerp. Bij de groepsbijeenkomsten dient men van te voren het (taal)niveau en het precieze doel van de bijeenkomsten te bepalen om een passende groepsleidster te vinden. De groep kan ook betrokken worden bij het bepalen van de inhoud. Wanneer dit van toepassing is, kunnen zelforganisaties (of organisaties in het netwerk) thema’s aandragen waarmee het sterker vanuit de gemeenschap zelf komt. Voor de garantie voor een goede inhoud, gaat de voorkeur naar inschakeling van een professionele trainingbureau/gesprekleider of dienen interne gesprekleiders geschoold te worden.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
31
Bij meerdere groepsbijeenkomsten dient er een tussenevaluatie plaats te vinden om het programma eventueel aan te passen.
Procesmatige voorwaarden Tijdens de groepsbijeenkomsten kan het goed zijn om een vertrouwelijke sfeer te creëren. Dit kan bereikt worden door gericht te zijn op het individu en de tijd te nemen. Soms wordt in groepsbijeenkomsten juist gebruik gemaakt van grappige sketches of overdreven stereotypen om zo het gesprek op gang te brengen. Bij veranderingsprocessen gaat het om vorderingen in kleine stappen.
Randvoorwaarden voor succes bij implementatie Instrument voor overdraagbaarheid Verschillende vormen zijn mogelijk, zoals een educatieve handleiding voor groepgesprekken, folder/brochure, sticker, of het koppelen van een groepbijeenkomst aan een theaterstuk. Het theaterstuk is dan ook meteen de uitnodiging/ het visitekaartje voor het project.
32
Beste uitvoerder Wanneer het gaat om het creëren van bewustwording over een onderwerp dat bij de doelgroep in de taboesfeer verkeert, kan de uitvoerder het best een organisatie zijn die dicht bij de doelgroep staat. Wanneer interactieve voorlichting wordt gebruikt om een onderwerp op de agenda te krijgen, zoals bijvoorbeeld diversiteit, dan zijn overheidsinstellingen en bedrijven ook mogelijke uitvoerders. Projectonderdelen (op kleinere schaal) kunnen doorgaans door bedrijven, scholen, vrouwenorganisaties, jongerenorganisaties, en andere sociaal-culturele organisaties worden uitgevoerd. Volledige project (op grote schaal, bijvoorbeeld bij uitbreiding naar andere regio’s), hiervoor is een overkoepelende organisatie meer geschikt.
Nodig Doorgaans is het belangrijk dat er behoefte is vanuit de doelgroep en dat de kennis en deskundigheid van de doelgroep wordt benut. Wanneer het om taboeonderwerpen gaat, zoals loverboys, dan is deze behoefte niet altijd duidelijk zichtbaar. Daarom is kennis van de doelgroep en contact met de doelgroep cruciaal. Daarnaast zijn praktische zaken van belang zoals voldoende budget, tijd, ruimte voor bijeenkomsten, kinderopvangfaciliteiten, groepsgesprekleidster die ‘de taal’ van de doelgroep spreekt.
Tips voor definitieve inbedding Afhankelijk van de doelgroep en het onderwerp, kunnen groepsbijeenkomsten worden ingebed in het reguliere programma van scholen of naschoolse activiteiten of bijvoorbeeld aanhaken bij inburgeringstrajecten.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Type 2: Inzet rolmodellen en ambassadeurs (of trainers) In deze werkwijze staat het inzetten van leden uit de doelgroep zelf of het inzetten van leden uit een sterk aan de doelgroep verwante groep centraal. Zij worden ingezet binnen de doelgroep om van binnenuit veranderingen te bewerkstellingen. Zij kunnen een voorlichting geven, of gezamenlijk met de doelgroep activiteiten ondernemen. Deze werkwijze is bijzonder geschikt om mentaliteit- of gedragsveranderingen te bewerkstellingen.
Voorbeelden: And You! Meidenproject, allochtone meiden krijgen ondersteuning van een maatje. Vergroten van deelname van vrouwen in een kwetsbare positie aan de ouder- en medezeggenschapsraden in het basisonderwijs, inzet van vrouwen waarmee de doelgroep zich kan identificeren tijdens voorlichtingsbijeenkomsten.
Randvoorwaarden voor succes van de werkwijze Problematiek/doel Inzetten van leden uit de doelgroep, of leden uit een sterk aan de doelgroep verwante groep is bijzonder geschikt voor gevoelige onderwerpen waarbij de doelgroep eerder iets aanneemt van iemand uit de eigen groep, of iemand waarmee zij zich kan identificeren dan van een buitenstaander. Om het doel en effectiviteit van deze werkwijze werkelijk te kunnen meten is het nodig om de gestelde doelen meetbaar te formuleren (SMART) en aan het einde van het project te meten. Dat is moelijk wanneer het puur deze benadering die immers inputgericht is, maar op het niveau van het project moeten werkelijke rsultaten zoals gedragsveranderingen gemeten worden.
Inrichting werkwijze en doelgroep De te trainen personen worden voorbereid op het ondersteunen van de doelgroep, het in de context van de doelgroep overbrengen van informatie. In sommige gevallen worden rolmodellen ingezet om de doelgroep te overtuigen of te bewegen tot bepaalde keuzen. Zij kunnen op verschillen manieren ingezet worden: ze kunnen een bijdrage geven aan een voorlichtingsbijeenkomst. Door de inzet van een rolmodel krijgt het onderwerp van de voorlichtingsbijeenkomst grotere persoonlijke betekenis voor de doelgroep. Verder kunnen rolmodellen activiteiten met de doelgroep ondernemen en bijvoorbeeld samenwerken aan opdrachten zoals in het And You! Meidenproject. De inzet van rolmodellen kan eenmalig zijn, maar een rolmodel kan ook gedurende langere tijd met de deelneemster optrekken. Het is belangrijk dat het rolmodel een voorbeeldfunctie kan vervullen en dus op voor de doelgroep relevante punten een voorloper is. Deze werkwijze is geschikt voor alle doelgroepen, maar het is met name geschikt voor moeilijk bereikbare, geïsoleerde groepen die weinig contacten buiten de eigen groep onderhouden.
Bereik en behoud van doelgroep Bij de werving van de doelgroep spelen de actoren rondom de doelgroep (school, jongerenwerk, buurthuis) een belangrijke rol. Wanneer de inzet van een rolmodel deel uit maakt van een voorlichtingsbijeenkomst kunnen het best organisaties die werken met de doelgroep, sleutelfiguren en bestaande netwerken worden ingezet om de doelgroep te bereiken. Deze organisaties kunnen ook worden ingezet om de
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
33
rolmodellen te selecteren. Wanneer het rolmodel en de deelneemster gedurende langere tijd samen optrekken is het van belang dat er een goede match is gemaakt (op basis van karakter, interesses en hobby’s) zodat zij gedurende het project samen willen blijven optrekken. De inzet van een rolmodel kan daarom samengaan met het uivoeren van maatwerk, bijvoorbeeld als op individueel niveau koppelingen gemaakt tussen rolmodellen en deelneemsters. Voor het behoud van de doelgroep is het van belang dat er wordt gewerkt aan onderwerpen (dmv activiteiten en opdrachten) waaraan behoefte is vanuit de doelgroep.
Organisatorische voorwaarden Bij deze werkwijze is het belangrijk om over een netwerk te beschikken, om de doelgroep en de rolmodellen te bereiken. Afhankelijk van het type rolmodel, kunnen zelforganisaties, scholen en relaties binnen het netwerk worden ingeschakeld. De rolmodellen dienen zorgvuldig gekozen te worden. Het is belangrijk dat er enerzijds overeenkomsten zijn tussen de doelgroep en de rolmodellen zodat identificatie met de rolmodellen mogelijk is, en tegelijkertijd moeten de rolmodellen een bepaalde voorsprong op de doelgroep hebben, die ligt bij het doel van het project. Wanneer het rolmodel gedurende langere tijd een voorbeeldfunctie heeft voor de deelneemster/doelgroep, kan het nuttig zijn om een tot een overeenkomst (onder bepaalde voorwaarden te komen) om inzet tijdens de afgesproken periode te garanderen. Wanneer een rolmodel voor langere tijd een voorbeeldfunctie heeft is het van belang om de rolmodellen zelf te belonen (bijvoorbeeld voldoen aan een stage opdracht of een certificaat). Verder is het belangrijk dat op de uitvoeringslocatie een huiskamersfeer kan worden gecreëerd. Dit is cruciaal wanneer in een project deze uitvoeringslocatie de plek is waar de deelnemer en het rolmodel gedurende langere tijd samen komen en van daaruit activiteiten ondernemen en opdrachten uitvoeren.
Inhoudelijke voorwaarden De training en selectie van de rolmodellen moet deskundig gebeuren en er moet vooral gelet worden op de communicatievaardigheden. Ook na de training moet er begeleiding zijn. De belangrijkste inhoudelijke tip bij deze werkwijze is dat wanneer op individueel niveau een rolmodel aan een deelneemster wordt gekoppeld er moet worden gelet op gezamenlijke interesses, hobby’s en persoonlijkheid. Ook is het belangrijk om binnen het project op het niveau van de doelgroep te kunnen denken en hun leefwereld begrijpen (in omgang mbt taal en toon).
Randvoorwaarden voor succes bij implementatie Instrument voor overdraagbaarheid Handboek voor de projectleider, handboek voor het rolmodel, trainingsmap rolmodel en trainer, website en forum.
34
Beste uitvoerder Een gemeente, school, welzijnsinstelling of zelforganisatie of een andere organisatie, al dan niet met toegang tot de doelgroep.
Nodig Deskundige projectleider die rolmodellen traint en begeleidt; financiële middelen voor training en bijeenkomsten. Het project moet aansluiten op het lokale beleid om
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
financiële steun te krijgen (participatie-, jeugdbeleid). Daarnaast moet er behoefte zijn vanuit de doelgroep, of dit signaal moet worden afgegeven door organisaties die met de doelgroep werken.
Tips voor definitieve inbedding Voor deze werkwijze zijn de zelforganisaties van cruciaal belang. Daarnaast draagt de intensieve samenwerking met een breed scala aan partners bij aan een stabiel project.
Type 3: Creatieve expressie Creatieve expressie wordt ingezet om bewustwording tot stand te brengen. Door gebruik te maken van ‘creatieve middelen’ om te werken aan gevoelige onderwerpen wordt door de deelneemsters uiting gegeven aan tot dan toe onbewuste ideeën en gevoelens van de deelneemsters. Hierdoor vindt bewustwording plaats. Vervolgens is het mogelijk over het onderwerp te praten en ideeën uit te wisselen.
Voorbeeld: Preventie Loverboys, inzet toneelstuk om het gesprek op gang te brengen tijdens de interactieve voorlichtingsbijeenkomst
Randvoorwaarden voor succes van de werkwijze Problematiek/doel Deze werkwijze is geschikt voor het bespreekbaar maken van gevoelige onderwerpen bij de doelgroep en actoren rondom de doelgroep. Verder is deze werkwijze geschikt voor het creëren van bewustwording bij gevoelige onderwerpen waarbij de doelgroep zich wellicht niet bewust is van haar of zijn eigen gevoelens, ideeën en houding ten aanzien van het onderwerp. Door middel van expressie wordt geleerd op een indirecte wijze uiting te geven aan deze gevoelens, waarmee ook bewustwording wordt bereikt. Tegelijkertijd wordt een product gecreëerd waar de persoon met tevredenheid en een gevoel van voldoening op terug kan kijken. Om het doel en effectiviteit van deze werkwijze werkelijk te kunnen meten is het nodig om de gestelde doelen meetbaar op te stellen (SMART) en aan het einde van het project te meten. Omdat het bij deze werkwijze gaat om bewustwording kan men denken aan een de effectstudie waarbij veranderingen op niveau van kennis, attitude en eigen intenties gemeten worden.
Inrichting werkwijze en doelgroep Deze werkwijze kan in principe voor elke doelgroep gebruikt worden, maar is vooral geschikt voor (kwetsbare) jeugdigen. Daarnaast is het zeer geschikt om het ijs te breken en interactie te creëren, bijvoorbeeld als onderdeel van voorlichtingsbijeenkomsten waar de doelgroep, maar ook de actoren rondom de doelgroep samenkomen. Enerzijds kan het op een creatieve manier werken aan een product, bijvoorbeeld een toneelstuk, een werkwijze op zich zijn waarbij de deelnemers zich bewust worden van bepaalde gevoelens en deze kunnen uiten. Anderzijds kan de inzet van het eindproduct ook een werkwijze zijn om de doelgroep en actoren rondom de doelgroep te bereiken en interactie te creëren. Het gebruik van grappige sketches of overdreven stereotypen kunnen de aanleiding zijn voor
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
35
discussies over onderwerpen waar binnen de doelgroep niet of nauwelijks over gesproken wordt. Afhankelijk van de vorm kan het product een of meerdere keren worden gebruikt. Zo is binnen het project Preventie Loverboys, bijvoorbeeld een toneelstuk ontwikkeld dat meerdere keren is gebruikt en gemakkelijk kan worden overgedragen.
Bereik en behoud van doelgroep De aantrekkelijke werkwijze kan het bereik van de doelgroep vergemakkelijken. Bij deze werkwijze is het van belang de expressievorm en de wijze waarop het onderwerp benaderd wordt, toe te spitsen op de doelgroep. Eventueel kan de groep of het individu de vorm zelf aandragen of kiezen. Door de deelnemers een stukje verantwoordelijkheid te geven voor een onderdeel (bijvoorbeeld een rol in het toneelstuk) wordt hun commitment vergroot en worden ze gestimuleerd om actief bij te dragen aan het project.
Inrichting en werkwijze Afhankelijk van de vorm kan een individuele benadering (gedicht) of juist een groepsbenadering (theaterstuk) worden gekozen, waarbij behoud van kleinschaligheid in de werkwijze van belang is. Als er in groepen gewerkt wordt, is het van belang dat de deelneemsters zich in redelijke mate thuis voelen of op hun gemak voelen, zodat ze over de drempel van uiten heen kunnen stappen en uiting kunnen geven aan hun gevoelens. Zorg ook voor communicatie over en weer met de andere deelneemsters. Ook moet de uitvoerder het vertrouwen genieten van de doelgroep.
Organisatorische voorwaarden Het is belangrijk het creatieve proces te sturen en te blijven aanhaken op het onderwerp, dat wil zeggen: aandacht geven aan het bewustwordingproces van erkenning, bespreekbaar maken en signaleren van een probleem.
Inhoudelijke voorwaarden Gestuurd creatief proces.
Randvoorwaarden voor succes bij implementatie Instrument voor overdraagbaarheid Draaiboek voor uitvoerders: duidelijk op zichzelf staand draaiboek dat gemakkelijk te verkrijgen is.
36
Beste uitvoerder Scholen, vanwege de relatief makkelijke toegang tot een klas.
Tips voor definitieve inbedding Inpassen in regulier curriculum.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Type 4: Activering naar vervolgopleiding, (vrijwilligers)werk of een maatschappelijke activiteit Activering naar (vrijwilligers)werk of andere maatschappelijke activiteiten is bedoeld voor groepen die een achterstand hebben, bijvoorbeeld op het gebied van maatschappelijke participatie. Om de maatschappelijke participatie te bevorderen worden de deelneemsters afhankelijk van hun participatiegraad begeleid naar vrijwilligerswerk of andere maatschappelijke activiteit, een opleiding of een betaalde baan. Deze begeleiding wordt gecombineerd met empowerment en gaat ook na plaatsing door. De uitvoerder van het project fungeert als intermediair tussen de doelgroep en de organisatie die de vrijwilligersplek of stage aanbiedt.
Voorbeelden: Wereldvrouwen, activering van laag- en ongeschoolde allochtone vrouwen. Vergroten van deelname van vrouwen in een kwetsbare positie aan de ouder- en medezeggenschapsraden (OR en MR) in het basisonderwijs – vergroten van de participatie van vrouwen in een kwetsbare positie (allochtone moeders) aan de OR en MR in het basisonderwijs Hoogopgeleide migrantenvrouwen richting arbeidsmarkt: activering met zeer sterke nadruk p de bewustwording van de kracht van de groep. Emancipatie en maatschappelijke activering van allochtone mannen: activering met zeer sterke nadruk op de bewustwording van de kracht van de doelgroep
Randvoorwaarden voor succes van de werkwijze Problematiek/doel Het doel van deze werkwijze is het verhogen van maatschappelijke participatie (maatschappelijke activiteit, opleiding of werk) door middel van deelname aan voorlichtings- en trainingsbijeenkomsten of door participatie in een leerwerkbedrijf. Bij deze werkwijze kan naast het verwerven van vaardigheden de nadruk liggen op het leren kennen van eigen (zelf)beelden die participatie in de weg staan en het gericht zijn op het geloven in eigen kracht. Bij deze werkwijze is het noodzakelijk om aan het einde de resultaten in kaart te brengen: bijvoorbeeld hoeveel vrouwen zijn doorgestroomd naar een maatschappelijk activiteit, opleiding en werk. Idealiter dient deze meting kort na afloop van het project gedaan te worden en worden herhaald na verloop van tijd om te kijken of vrouwen bijvoorbeeld daadwerkelijk doorgestroomd zijn van maatschappelijke activiteit naar werk.
Doelgroep Deze werkwijze is geschikt voor groepen die een achterstand hebben op het gebied van participatie, maar die goed kunnen voorzien in hun primaire levensbehoeften zoals huisvesting en levensonderhoud. Te denken valt bijvoorbeeld aan groepen allochtone vrouwen en mannen. Het kan betrekking hebben zowel op laag als hoog opgeleiden.
Bereik en behoud doelgroep Om de doelgroep te bereiken en eventueel te selecteren kan het beste worden samengewerkt met lokale partners zoals scholen, de gemeenten, instellingen die inburgeringscursussen bieden of door sleutelfiguren/rolmodellen uit de doelgroep in te zetten. In gevallen dat er uitkeringsgerechtigde deelnemers zijn betrokken is het beste om samen te werken met dienst werk en inkomen. In veel gevallen moet
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
37
werving persoonlijk, één op één gebeuren. In bepaalde gevallen, zoals bij de leerwerktrajecten, kan deelname aan het project verplicht zijn. In andere gevallen kan men werken met een borgsysteem dat men terug betaald krijgt als men met succes het traject heeft afgerond. De deelnemers wordt ook gemotiveerd worden door successen, bijvoorbeeld door opdrachten doen vrouwen veel werkervaring op wat zorgt voor een toename van het zelfvertrouwen. Daarnaast voelen ze zich betrokken en dit maakt dat ze gemotiveerd zijn en behouden blijven voor het project. Voor het behoud van de groep is intensief contact met de groep tijdens het project noodzakelijk (5 minuten voor de cursus bellen als iemand niet opkomt dagen).
Inrichting werkwijze Het geven van voorlichting in combinatie met de inzet van rolmodellen kan ertoe bijdragen dat vrouwen gaan participeren in maatschappelijke activiteiten zoals deelname aan de OR en MR. In het geval van de leerwerktrajecten is het belangrijk om een opleiding aan te bieden die aansluit bij de doelgroep. Een opleiding in combinatie met een laagdrempelig activeringselement dat aansluit bij de interesse van de doelgroep, bijvoorbeeld catering biedt allochtone vrouwen de mogelijkheid een kwalificatie te behalen en werkervaring op te doen en zo door te stromen naar een arbeidsplaats of vervolgopleiding.
Inhoudelijke voorwaarden Bij een intensief project, zoals een leerwerktraject, is het belangrijk dat de methodiek constant wordt aangepast en vertaald naar competenties en aandacht wordt besteed aan de werkprocessen. Daarnaast is het belangrijk dat het project goed gestructureerd is. Het traject draagt bij aan een toename van het zelfvertrouwen waardoor het resultaat blijvend is.
Organisatorische/procesmatige voorwaarden Wanneer activering wordt gerealiseerd middels de inzet van leerwerktrajecten, dan verdient het de voorkeur dat de projectorganisatie kennis heeft van het praktijkveld en het onderwijsveld. Daarnaast is het bij deze vorm van belang dat vooraf voorwaarden worden gerealiseerd om de beoogde doelen te behalen. Zo moet al bij de aanvang van het traject aan de deelnemers duidelijk worden gemaakt wat de vervolgstappen zullen zijn aan het einde van het project. Verder is het belangrijk dat de organisatie over overtuigingskracht bezit om deelnemers te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid en ze zelf naar oplossingen te laten zoeken. Bij de begeleiding is het belangrijk dat een begeleider op de competenties let. Begeleiders moeten met de doelgroep kunnen werken op de werkvloer (geduld, besef dat het onervaren krachten zijn) en de deelnemers structuur en regelmaat kunnen bieden. Voor het behoud van de doelgroep kan een aparte medewerker aangesteld worden die aanwezigheid bij de trajecten monitort en mensen daarop aanspreekt.
Randvoorwaarden voor succes bij implementatie Instrument voor overdraagbaarheid Handleiding met methodiek en competenties.
38
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Beste uitvoerder Wanneer activering middels leerwerktrajecten beoogd is zou de beste uitvoerder kunnen zijn: een bedrijf, instelling of organisatie met een sociaal hart waarbij leerwerktrajecten kunnen worden aangeboden. Wanneer activering door voorlichting en de inzet van rolmodellen wordt beoogd zouden scholen, zelforganisaties, belangenorganisaties of andere organisaties die dicht bij de doelgroep staan mogelijke uitvoerders kunnen zijn.
Nodig De uitvoerende medewerksters moeten door de organisatie intensief begeleid worden. Deze begeleiding moet ook gericht zijn op de motivatie van de medewerksters. Zij moeten tijd nemen voor begeleiding van vrouwen, doorzettingsvermogen en geduld hebben en waardering kunnen opbrengen voor kleine stappen.
Tips voor structurele inbedding Intensief samenwerken met organisaties die toegang hebben tot de deelnemers (scholen) of instellingen waar de deelnemers vandaan komen (uitkeringsinstellingen, instellingen die inburgeringscursussen bieden).
Type 5: Maatwerk Maatwerk is bedoeld voor doelgroepen waarbinnen een grote diversiteit bestaat, waarvoor persoonlijke benadering gewenst is. Bij maatwerk wordt voor elke individuele deelnemer gekeken naar de beste match die toegesneden is op diens specifieke situatie. Deze persoonlijke benadering en maatwerk aanpak levert concrete hulp voor de doelgroep op, denk bijvoorbeeld aan het inschakelen van een individuele coach, trajectbegeleider of een maatje/buddy.
Voorbeelden: And You! Meidenproject – op individueel niveau worden deelnemers en maatjes aan elkaar gekoppeld. Hoogopgeleide migrantenvrouwen richting arbeidsmarkt: maatwerk (koppeling aan een coach/trajectbegeleider) in combinatie met activering.
Randvoorwaarden voor succes van de werkwijze Problematiek/doel De werkwijze is vooral toepasbaar voor een doelgroep waarbinnen een grote diversiteit bestaat, die het best kan worden benaderd, door het aanbieden van maatwerk. Om het doel en effectiviteit van deze werkwijze werkelijk te kunnen meten is het nodig om de gestelde doelen meetbaar op te stellen (SMART) en aan het einde van het project te meten. Omdat maatwerk zich op individuele behoeften richt, dienen de doelen ook op individueel niveau gemeten te worden. Wel moet beseft worden dat dit relatief duur is, zodat speciale aandacht voor doelmatigheied nodig is.
Doelgroep De doelgroep is zeer divers. De doelgroep is in het voorbeeld van het And You! Meidenproject vrij groot en daarbij zijn de achtergronden en karakters van de deelnemers zeer divers.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
39
Bereik en behoud doelgroep De deelnemers kunnen het best individueel worden benaderd. De uitvoerder moet door middel van gesprekken kennis op doen over de achtergrond, het karakter en de hobby’s en interesse van de deelnemers. De kennis over de deelnemer vormt voor de projectleider de basis om een goede koppeling te kunnen maken tussen deelneemster en begeleider. Het maken van een goede koppeling tussen deelneemster en begeleider door de projectleider is cruciaal voor het slagen van de werkwijze.
Inrichting werkwijze Door de op individueel niveau gemaakte koppeling ontstaat voor elke deelneemster een traject op maat, waarbij zij persoonlijke begeleiding krijgt. De deelneemster en de begeleider werken samen aan een van de thema’s waarvoor door de deelneemster is gekozen. De koppeling is het startpunt en verdere invulling van het traject hangt af van de keuze die gemaakt is voor een bepaald thema, maar is vergelijkbaar van opzet (uitvoeren van opdrachten, ondernemen van activiteiten). Organisatorische voorwaarden Voor deze aanpak is de het van groot dat er regionale behoefte is (vraag vanuit welzijnsorganisaties of van potentiële deelnemers). Het is van groot belang dat er goede en structurele samenwerking is met een lokale welzijnsorganisatie om het project in de betreffende regio te implementeren. Daarnaast is het belangrijk dat de uitvoeringsorganisatie beschikt over een locatie die beschikt over een soort huiskamersfeer. De huiskamer staat centraal omdat de deelnemer en begeleider elkaar hier treffen en ook het overleg/contact met de projectleider plaatsvindt.
Inhoudelijke voorwaarden Bij aanvang dient voor iedere deelneemster een plan gemaakt te worden met daarin de punten waarmee men aan de slag gaat. Samenwerking tussen deelneemster en begeleider en projectleider moet goed zijn.
Procesmatige voorwaarden Het gaat om een intensieve aanpak waarbij de projectleider een belangrijke rol vervult. Het is belangrijk om de organisatie goed op orde te hebben. Door de afhankelijkheid van subsidie kan het project stil komen te liggen wanneer de projectleider door ziekte (of i.d.) uitvalt. Het is belangrijk om hiervoor een buffer te creëren.
Randvoorwaarden voor succes bij implementatie Instrument voor overdraagbaarheid Handboek, trainingsmap website en forum.
40
Randvoorwaarden voor succesvolle overdraagbaarheid Lokaal projectplan, realiseren van financiering, professionele begeleiding, werving en selectie en training en coaching van projectleiders, registratiesysteem.
Nodig Goede projectleiders en uitvoeringslocatie met huiskamersfeer.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Beste uitvoerder Welzijnsorganisatie.
Tips voor definitieve inbedding Door de intensieve samenwerking met een breed scala aan partners is een stabiel en efficiënt project ontstaan, dat op steeds meer locaties kan worden geïmplementeerd.
Type 6 Benadering vanuit verschillende invalshoeken Dit is een benadering waarbij niet enkel de primaire doelgroep, maar ook de omgeving of andere belangrijke actoren in het veld worden benaderd. Kenmerk van deze benadering is dat er interactie plaats vindt tussen de doelgroep en de actoren in de omgeving van de doelgroep zodat ze van elkaar leren. De kracht van deze benadering is dat de kans dat de veranderingen blijvend is, groter is dan als er alleen één actor wordt benaderd. Deze benadering kan in combinatie met alle soorten werkwijzen toegepast worden.
Voorbeelden: Preventie Loverboys - Enerzijds richtte het project zich op de jongeren zelf. Tegelijkertijd richtte het project zich op de actoren rondom de jongeren in de gemeenschap (ouders en imams). Daarnaast heeft het project ook tot doel om ervaringen, uitkomsten en resultaten uit te wisselen tussen organisaties en professionals die met de doelgroep werken. And You! Meidenproject - Enerzijds zorgen de maatjes ervoor dat de meiden zich zelfverzekerder gaan voelen en een uitlaatklep vinden. Tegelijkertijd leren de maatjes over het leven van de meiden en hun culturele achtergrond. Vergroten van deelname van vrouwen in een kwetsbare positie aan de OR en MR in het basisonderwijs – enerzijds allochtone moeders voorbereiden op een rol in de ouderraad of medezeggenschapsraad en anderzijds scholen ondersteunen bij het maken van plannen voor de ouder- en medezeggenschapsraad.
Randvoorwaarden voor succes van de werkwijze Problematiek/doel Deze werkwijze is vooral efficiënt bij het bespreekbaar maken van (gevoelige) onderwerpen en het ingang zetten van bewustwording en/of gedragsverandering bij de doelgroep, waarbij de steun van de belangrijke actoren rondom de doelgroep noodzakelijk is. Om het doel en effectiviteit van deze werkwijze werkelijk te kunnen meten is het nodig om de gestelde doelen meetbaar op te stellen (SMART) en aan het einde van het project te meten. Omdat er bij deze werkwijze gaat om bewustwording kan men denken aan een de effectstudie waarbij veranderingen op niveau van kennis, attitude en eigen intenties gemeten worden.
Benadering en doelgroep en actoren rondom de doelgroep Deze benadering beperkt zich niet tot de primaire doelgroep, maar is ook gericht op actoren rondom de doelgroep. In het project dat tot doel heeft om vrouwen deel te laten nemen aan de OR en MR op basisscholen, worden niet alleen vrouwen voorbereid op deelname, maar worden ook de scholen “klaargestoomd” om bij plannen voor de OR en MR expliciet aandacht aan deze doelgroep te besteden. Bij de benadering vanuit verschillende invalshoeken worden niet alleen meerdere groepen
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
41
benaderd, er worden ook verschillende typen en/of combinaties van werkwijzen ingezet om de verschillende groepen te bereiken. Zo worden in het voorbeeld van Preventie Loverboys trainingen ingezet om de jongeren te bereiken, terwijl de actoren rondom de jongeren (ouders en imams) met name door middel van voorlichtingsbijeenkomsten zijn bereikt. Doordat binnen hetzelfde project verschillende groepen worden bereikt, wordt interactie tussen de verschillende doelgroepen gestimuleerd, wat meerwaarde voor het project oplevert. Zo maakt het voorbeeld van Preventie Loverboys duidelijk, dat door de meerledige aanpak jongeren ook thuis over de problematiek kunnen praten.
Bereik en behoud doelgroep en actoren rondom de doelgroep Afhankelijk van het type project en het type uitvoerder kunnen organisaties worden ingezet waar de verschillende groepen direct of indirect aan verbonden zijn, zoals bij preventie loverboys waarbij zowel de doelgroep als de actoren rondom de doelgroep verbonden zijn aan een overkoepelende organisatie. Wanneer de groepen te verschillend zijn en verschillende selectiecriteria van toepassing zijn, kunnen ze beter apart worden benaderd, zoals in het And You! Meidenproject. In andere gevallen, zoals in het project dat beoogt de deelname van moeders aan de OR en MR te vergroten, wordt in eerste instantie het netwerk ingezet om scholen te bereiken en worden deze scholen op hun beurt ingezet om de allochtone vrouwen te bereiken. Omdat bij deze benadering een combinatie van werkwijzen kan worden toegepast, moet rekening worden gehouden met de randvoorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikte werkwijzen, om uitval tijdens het project te voorkomen.
Organisatorische voorwaarden Doordat in de meerledige werkwijze verschillende doelgroepen op verschillende manieren worden bereikt, worden hogere eisen gesteld aan de organisatie en uitvoering. Zo heeft men bijvoorbeeld te maken met verschillende generaties en verschillen in taalbeheersing. De organisatie van deze projecten is daardoor zeer arbeidsintensief. Daarnaast zijn bijvoorbeeld extra inspanningen vereist bij de werving (verschillende groepen worden immers op verschillende manieren bereikt).
Inhoudelijke voorwaarden Projecten waarbij voor een benadering vanuit verschillende invalshoeken is gekozen bereiken meerdere doelgroepen. Voor een goede verloop van het project dient men dus kennis te hebben van de meerdere doelgroepen. Omdat bij deze benadering een combinatie van werkwijzen kan worden toegepast, moet rekening worden gehouden met de inhoudelijke voorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikte werkwijzen.
Procesmatige voorwaarden Omdat bij deze benadering een combinatie van werkwijzen kan worden toegepast, moet rekening worden gehouden met de procesmatige voorwaarden die van toepassing zijn op de gebruikte werkwijzen.
Randvoorwaarden voor succes bij implementatie Instrument voor overdraagbaarheid Zeer grote variëteit aan instrumenten, afhankelijk van de (combinatie van) ingezette werkwijzen.
42
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Randvoorwaarden voor succesvolle overdraagbaarheid en inbedding Bij deze werkwijze verdient het de voorkeur dat interactie zich niet beperkt tot de doelgroep en de actoren rondom de doelgroep. Voor een succesvolle overdraagbaarheid en inbedding is het belangrijk dat ervaringen, uitkomsten en resultaten worden uitgewisseld tussen organisaties en professionals die met de doelgroep werken. Verder kan de inzet klankbordgroep gedurende het project, waarin een breed scala aan partners is vertegenwoordigd, bijdragen aan een breed gedragen en stabiel en efficiënt project.
Nodig Goede projectleiders, overzichtelijke en sterke projectorganisatie en structuur.
Beste uitvoerder Organisaties met toegang tot de doelgroep, welzijnsorganisaties.
3.4 Conclusie In de tussentijdse evaluatie zijn vijf typen goede werkwijzen geïdentificeerd. Deze typen werkwijzen zijn ook in de eindevaluatie als zodanig weer herkend. In deze eindevaluatie zijn in de werkwijzen nuanceverschillen aangebracht en er is een zesde werkwijze aan toegevoegd. Waar in de tussenevaluatie in de tweede werkwijze de inzet van bemiddelaars of ambassadeurs of trainers uit eigen groep uit de eigen groep centraal stond, wordt deze werkwijze in de eindevaluatie gekenmerkt door de inzet van rolmodellen, die zowel afkomstig kunnen zijn uit de eigen groep als uit een sterk aan de doelgroep verwante groep. De afname van de inzet van trainers uit eigen groep hangt samen met de professionalisering binnen de meeste werkwijzen. Er wordt vaker gebruikt gemaakt van professionele trainers of voorlichters in plaats van trainers uit de eigen groep. Het inschakelen van professionele trainers werd ook door vele geïnterviewde projectleiders als inhoudelijke voorwaarde voor het slagen van een werkwijze genoemd. In de derde werkwijze staat creatie expressie centraal. De voor deze eindevaluatie gemaakte selectie van voorbeeldprojecten maken in mindere mate gebruik van creatieve expressie, het komt alleen nog voor als onderdeel van een project en wordt in combinatie met andere werkwijzen ingezet. Binnen de vierde werkwijze Activering naar vervolgopleiding, (vrijwilligers)werk of een maatschappelijke activiteit lijkt er binnen de voorbeeldprojecten meer nadruk gelegd te worden op de bewustwording van de kracht van de doelgroep. De doelgroep krijgt een spiegel voorgehouden en wordt uit de slachtofferrol getrokken. Dit soort projecten legt expliciet de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep. Ook de vijfde werkwijze Maatwerk is aangepast. Waar de focus van deze werkwijze in de tussenevaluatie lag op de integrale aanpak, richt de huidige beschrijving van deze werkwijze zich meer op het maatwerk, waarbij het individu centraal staat.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
43
Vervolgens is er een zesde werkwijze benadering vanuit verschillende invalshoeken toegevoegd. Deze benadering kan in combinatie met alle soorten werkwijzen toegepast worden. Het belang ervan is dat niet alleen de doelgroep wordt bereikt maar ook de actoren rondom de doelgroep worden ‘klaargemaakt’ om de doelgroep te kunnen steunen en te kunnen participeren op de veranderingen die de doelgroep ondergaat. De kans op een duurzame verandering is bij deze benadering groter dan bij de projecten die zich slechts op een doelgroep richten. Tenslotte dient opgemerkt te worden dat de zes beschreven werkwijzen slechts middelen zijn om de uiteindelijke doelen van emancipatie te bereiken. Sommige werkwijzen zijn kostbaarder dan anderen, maar het is denkbaar dat de gerealiseerde doelen ook hoger zijn. De voorbeeldprojecten en de daaraan ontleende werkwijzen zijn voornamelijk beschreven op basis van de percepties van betrokkenen, dat wil zeggen professionals die verantwoordelijk zijn voor de projectuitvoering. Ondanks de overtuiging dat het hier gaat om goede projecten, is het noodzakelijk dat in de toekomst meer aandacht aan resultaten wordt besteed.
44
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
4 Lessen voor de toekomst
4.1 Inleiding In de emancipatienota van 2008-2011 staat een aantal hoofdlijnen van het beleid beschreven: De arbeidsparticipatie van vrouwen moet verhoogd worden (in zowel uren als personen). Er moeten kansen geboden worden aan vrouwen en meisjes uit etnische minderheidsgroepen en hun talenten moeten benut worden. Geweld tegen vrouwen en meisjes moet voorkomen en bestreden worden. Er moet aandacht zijn voor seksuele en relationele vorming van meisjes en jongens. Weerbaarheid tegen (seksueel) geweld moet vergroot worden. (wereldwijd) Moeten alle vormen van discriminatie van vrouwen uitgebannen worden. De positie van vrouwen moet structureel bevorderd worden. Een groot aantal van deze lijnen is terug te vinden in de via de Subsidieregeling gefinancierde projecten. Op de website van het ministerie valt te lezen dat OCW steeds meer samenwerkt wordt met het bedrijfsleven en met maatschappelijke organisaties. Er is ook sprake van een toenemende mate van decentralisatie, door middel van het stimuleren van koplopergemeenten voor bijvoorbeeld homobeleid en vadercentra. Instrumenten die OCW gebruikt om emancipatie en emancipatiebeleid verder te verbreden en te meten zijn subsidies, cijfermatig onderzoek, Emancipatie Effectrapportage, en Gender Budget Analyse. In dit hoofdstuk geven we onze input voor het toekomstig emancipatiebeleid en gaan we nader in op thema’s als overdraagbaarheid, doelmatigheid van de projecten en zelfredzaamheid binnen de projecten. Daarnaast gaan we in op de verschillende vormen van beleid. De hier gepresenteerde informatie is ontleend aan de dossieranalyse, interviews met de projectleiders van de voorbeeldprojecten, gemeenten die “oude” voorbeeldprojecten hebben geadopteerd, twee experts en onze eigen interpretatie van deze informatie.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
45
4.2
Doelstellingen van het emancipatiebeleid Thema’s van het beleid: een visie die de verschillende thema’s verbindt Veel thema’s van de emancipatienota 2008-2011 zijn nog steeds actueel. De subsidieregeling emancipatieprojecten was gericht op drie thema’s: Rechten en Veiligheid, Maatschappelijke participatie en Besluitvorming en Bestuur. Volgens de geïnterviewde projecteigenaren van de voorbeeldprojecten zijn de thema’s van hun projecten ook relevant voor de toekomst. Arbeidsparticipatie lijkt een actueel thema in de toekomst te blijven. Daarbij dient men zich echter niet alleen te richten op vrouwen, maar ook op andere groepen zoals mannen. Daarnaast dient niet alleen verdeling van betaalde arbeid, maar ook de verdeling van onbetaalde arbeid aandacht te krijgen. Of zoals een geïnterviewde het formuleerde: “Zorgende mannen scheppen ruimte voor vrouwen om te werken”. Ook zou arbeidsparticipatie meer gekoppeld kunnen worden aan maatschappelijke participatie. Op deze manier wordt de scheiding tussen betaald werk (buiten) en onbetaald werk (thuis) kleiner en is de gedachte dat onbetaald werk buiten een stap kan zijn naar betaald werk buiten. Eén expert waarschuwde echter dat het emancipatiebeleid zich niet alleen op arbeidsmarktparticipatie moet richten, maar een visie moet ontwikkelen over uitsluiting en macht op alle maatschappelijke terreinen. Het zal duidelijk zijn dat er verschillende visies zijn op de accenten in het emancipatiebeleid. Uit de veldraadpleging van het ministerie van OCW van februari dit jaar blijkt dat door OCW een brede invalshoek wordt gehanteerd met thema’s als vrouwen aan de top bij overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, tijd voor arbeid en zorg, economische zelfstandigheid van vrouwen, economische zelfstandigheid en participatie van allochtone vrouwen en emancipatie bij de jeugd13. Deze terreinen zouden door een overkoepelende visie met elkaar verbonden moeten worden. Sommige projectleiders geven aan dat om ook in de toekomst relevant te blijven enkele aanpassingen gewenst zouden zijn. In sommige gevallen zou de doelgroep uitgebreid kunnen worden van allochtoon naar autochtoon, of zouden mannen samen met vrouwen of ouderen met jongeren als doelgroep genomen kunnen worden. Deze uitbreiding van de doelgroep zou de latere implementatie voor andere partijen ook aantrekkelijker maken. Uit de interviews kwam ook naar voren dat niet alleen probleemgroepen binnen de samenleving, maar ook de groepen met wie het relatief wat beter gaat aandacht verdienen binnen het beleid. De noodzaak van een meetbaar beleid De huidige regeling en de daarmee gefinancierde projecten zijn vooral gericht geweest op het bereiken van kwetsbare vrouwen. Uit de projecten blijkt een enthousiasme en interesse vanuit het veld voor de verschillende onderwerpen. Uit de vele initiatieven die vanuit de samenleving zijn gekomen, is het mogelijk goede werkwijzen te abstraheren. In Hoofdstuk 3 zijn, per werkwijze, tips en randvoorwaarden beschreven. Er bestaat namelijk geen blauwdruk van één succesvol project (of instrument) dat voor alle doelgroepen in alle omstandigheden werkt. Dit is een fundamentele realiteit van het emancipatieproces en dus van het beleid.
13
46
Ministerie van OCW, directie emancipatie. Verslag veldraadpleging vrouwenemanicipatie, 3 februari 2010.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Op dit moment is niet bij alle projecten duidelijk of en hoe de projecten hun doelstelling gehaald hebben op korte termijn. Daarnaast is het niet altijd duidelijk hoe het de deelnemers verder is vergaan. De deelnemers worden vaak uit het oog verloren na deelname aan het project. Dit maakt het ook moeilijk om resultaten op de lange termijn vast te stellen. Om de effectiviteit van het beleid, de werkwijzen en van de projecten werkelijk te kunnen vaststellen zijn echter meetbare criteria nodig. Voor een toekomstig emancipatiebeleid is het een uitdaging om de doelstellingen SMART te formuleren, zowel op landelijk als op lokaal of projectniveau. Daarbij gaat het niet alleen om doelstellingen op korte termijn, maar ook op lange termijn, zoals bijvoorbeeld de vraag of maatschappelijke en arbeidsmarktparticipatie daadwerkelijk is toegenomen. Het is de uitdaging voor de toekomst, om allereerst duidelijke kaders met doelstellingen en indicatoren in emancipatienota neer te leggen. Vervolgens moeten instrumenten zoals nationale of decentrale subsidieregelingen daarin passen dat wil zeggen duidelijke doelstellingen en criteria bij selectie. Er is dan ook vooral meer aandacht voor goede resultaatgerichte rapportages en opvolging daarvan nodig.
4.3 Lessen over de doelmatigheid Doelmatigheid, of efficiëntie, wordt veelal omschreven als de relatie tussen de betreffende inspanningen en uitgaven en de daadwerkelijke bijdragen aan de realisatie van het beoogde doel. De projecten binnen de emancipatieregeling zijn onderverdeeld in een aantal thema’s die zoals eerder vermeld elk een eigen doelstelling hebben. Deze doelstellingen zijn kwalitatief geformuleerd. Voor het bepalen van de realisatie van het beoogde doel per thema ontbreken dus kwantitatieve indicatoren, om te bepalen of een doel behaald is. De kwantitatieve doelen beperkten zich veelal tot het aantal deelnemers aan het project. Voor het vaststellen van de resultaten van een project en de mate waarin projectdoelen en emancipatiedoelen zijn gerealiseerd, dus de doeltreffendheid, zijn -zoals gezegdduidelijke indicatoren nodig. Indien daarbij ook naar kosten wordt gekeken, kan er iets gezegd worden over de doelmatigheid. Uit hoofdstuk 2 blijkt bijvoorbeeld dat de kosten voor het thema maatschappelijke participatie per project het hoogst zijn omdat daar de meest intensieve werkwijzen worden toegepast. In het merendeel van de voorbeeldprojecten bleek de financiering voldoende om de gestelde doelen te kunnen realiseren. Omdat er soms informatie in het dossier ontbrak of omdat deze onduidelijk was, was het echter niet altijd mogelijk om doeltreffendheid of doelmatigheid van de projecten te meten. De projecten hebben ook meer kwalitatieve doelen zoals het bieden van ondersteuning aan kwetsbare vrouwen, het voorbereiden op participatie in de maatschappij, het creëren van bewustwording en het ingang zetten van een gedrag- of cultuurverandering. Bij de voorbeeldprojecten werden deze doelen in enkele gevallen na afloop gemeten. In andere gevallen ging het om een kwalitatieve inschatting. Het probleem is ook dat er vaak slechts iets gezegd kan worden over de korte termijn doelstellingen.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
47
De methoden die in de voorbeeldprojecten zijn toegepast blijken geschikt om de gestelde doelen op korte termijn te behalen. Binnen de werkwijzen zien we een lichte professionalisering. Ook de eigen verantwoordelijkheid van de doelgroep krijgt meer aandacht. De nieuwe toegevoegde werkwijze “benadering vanuit verschillende invalshoeken” waarbij men uitgaat van interactie met en tussen twee of meer doelgroepen leidt wellicht tot een duurzamer resultaat. Op basis van deze bevindingen is het echter niet te zeggen of de combinatie van professionalisering binnen de werkwijze, de nadruk op eigen verantwoordelijkheid en een benadering vanuit verschillende invalshoeken vanzelf de beste werkwijze is. Voor de verschillende doelgroepen kan dit echter iets anders inhouden. De benadering vanuit verschillende invalshoeken waarbij niet alleen de doelgroep, maar ook de actoren rondom de doelgroep benaderd worden, creëert de eerder genoemde “structures of oppurtunities” die noodzakelijk zijn voor het slagen van een (emancipatie)beleid dat nadruk legt op de eigen verantwoordelijkheid. De thema’s van het emancipatiebeleid zouden ook niet geïsoleerd neer gezet moeten worden, maar gekoppeld kunnen worden aan andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld vergrijzing. Op deze manier wordt het beleid meer effectief en kan meer draagkracht vinden in de samenleving.
4.4 Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid Eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid zijn actuele thema’s binnen het nieuwe beleid14 Wanneer het gaat over zelfredzaamheid kan onderscheid worden gemaakt tussen sociale zelfredzaamheid (ook wel maatschappelijke) en economische zelfredzaamheid (ook wel economische zelfstandigheid). Sociale zelfredzaamheid slaat op het vermogen om sociaal te kunnen functioneren. Als onderdeel van de subsidieregeling kan een groot aantal projecten worden geïdentificeerd die direct dan wel indirect gericht zijn op het vergroten van de sociale zelfredzaamheid. Hierbij kan worden gedacht aan projecten die zich richten op kwetsbare en/of geïsoleerde (allochtone) vrouwen. Deze projecten hebben doelstellingen als het versterken van het zelfbeeld, het vergroten van de weerbaarheid en participatie in de maatschappij. Omdat de eindrapportages van de projecten voornamelijk kwalitatief zijn, er geen gedragsindicatoren beschreven zijn, en deelname sec al gezien wordt als ‘verandering’, is het moeilijk een uitspraak te doen over daadwerkelijke bijdrage van de projecten. Economische zelfredzaamheid heeft betrekking op het vermogen om te voorzien in een eigen inkomen dat minimaal op het niveau van het sociaal minimum ligt. In de subsidieregeling is bewust niet gekozen voor het thema arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid, zoals genoemd als hoofddoel in de emancipatienota 20082011, maar voor het subdoel maatschappelijke participatie. Maatschappelijk participatie wordt gezien als voorwaarde voor de arbeidsparticipatie15. Dit impliceert dat er nog niet voldoende aan deze voorwaarden wordt voldaan.
14 15
48
Vrijheid en verantwoordelijkheid Regeerakkoord VVD-CDA, 30 september 2010. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Handleiding subsidieregeling emancipatieprojecten.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Een deel van de projecten onder de subsidieregeling is direct gericht op het vergroten van de economische zelfredzaamheid. Hierbij valt te denken aan projecten waarbij leerwerktrajecten zijn opgezet, waarbij toeleiding naar een baan centraal staat. Daarnaast beoogt een deel van de projecten op indirecte wijze een bijdrage te leveren aan het vergroten van de economische zelfredzaamheid. Hierbij kan worden gedacht aan projecten die door beïnvloeding en een verandering in denken een verbetering van de arbeids- en inkomenspositie van kwetsbare vrouwen nastreven. In bijna alle geselecteerde voorbeeldprojecten wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de deelnemers. Deelnemers worden actief betrokken bij de organisatie van projectonderdelen, en dragen thema’s en onderwerpen aan waaraan binnen het project aandacht wordt besteed. Verder is deelname aan het merendeel van de projecten op vrijwillige basis. Bij de werkwijze Activering naar vervolgopleiding, (vrijwilligers)werk of een maatschappelijke activiteit staat de eigen verantwoordelijkheid voor de eigen situatie centraal. Echter het blijkt dat dat er soms maatregelen nodig zijn zoals het “5 minuten voor het begin van een activiteit” bellen van deelnemers die niet komen opdagen, die haaks lijken te staan op de eigen verantwoordelijkheid. Onderwerpen als zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid lijken goed te passen bij de veranderende maatschappelijke context en de veranderde visie op de rol van de overheid. De bevolking wordt nadrukkelijker aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. Voor het slagen van een (emancipatie)beleid dat nadruk legt op eigen verantwoordelijkheid dienen er voorwaarden voor emancipatie te zijn, zogenaamde “structures of opportunities”. Dit betekent dat zelfredzaamheid moet worden gefaciliteerd. Daarbij kan men denken aan bepaalde randvoorwaarden zoals het bestaan van instituties of voorzieningen (bijv. kinderopvang) of de steun van de actoren in de omgeving. Men kan ook geen grote verandering verwachten als beleid wordt gericht op één enkele specifieke doelgroep. Er lijkt voor sommige groepen dus nog een lange weg te gaan om tot volledige emancipatie te komen. De nadruk op de sociale zelfredzaamheid kan daarbij als basis dienen voor de economische zelfredzaamheid.
4.5
Overdraagbaarheid en inbedding Om de behaalde resultaten niet eenmalig te laten zijn, is overdraagbaarheid en inbedding van de projecten in bestaande structuren belangrijk. Daarbij is het van belang om de termen overdraagbaarheid en inbedding goed te definiëren. De vraag is bijvoorbeeld of inbedding betekent dat een project voorgezet wordt met externe financiering of dat het zodanig in bestaande structuren wordt geïntegreerd zodat er geen externe financiering meer nodig is. Uit de bestudeerde voorbeeld projecten en werkwijzen kunnen we een aantal lessen trekken over wat nodig is voor een goede overdraagbaarheid van een project: Zorg voor een duidelijke beschrijving van het project, zoals doelgroepbenadering, methode, hoe zorg te dragen voor inbedding en overdraging van project en resultaten. Het vertrouwen hebben van de doelgroep is essentieel, zeker als het een gevoelig onderwerp betreft. Het is daarom goed om een organisatie te betrekken die dicht bij
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
49
de doelgroep staat, een zelforganisatie. Dit geld ook voor de werving van de doelgroep, want dit is vaak erg arbeidsintensief. Het meest efficiënt is benadering via doelgroeporganisaties op lokaal niveau via bestaande persoonlijke netwerken. Deze manier van werven van doelgroep kan echter op gespannen voet staan met meer systematische gestandaardiseerde wervingstechnieken die overdraagbaarheid van de projecten makkelijker maken. Naast het betrekken van een zelforganisatie is een zekere mate van professionaliteit aanbevelingswaardig. Professionaliteit komt natuurlijk met ervaring.
Het is raadzaam bij de beschrijving en uitvoering van de projecten expliciete aandacht te hebben voor het monitoren en evalueren van de getroffen voorzieningen of gemaakte afspraken waardoor het project of onderdelen daarvan na afloop kunnen worden ingebed in bestaande structuren, of kunnen worden overgedragen aan andere instanties. Overdraagbaarheid betreft het beschikbaar zijn van (handzame) documenten en materialen over het project, zowel inhoudelijk als procesmatig. Ook een toelichting op de valkuilen van het project zou hier onderdeel van moeten zijn. Men kan spreken van ‘inbedding’ als er in een project duurzaam wordt samengewerkt met reeds bestaande of gerenommeerde partners, of als het project(resultaat) onderdeel uitmaakt van reguliere programma’s of activiteiten. Zorg dragen voor de inbedding en goede overdraagbaarheid van methoden en materialen na afloop van de projectsubsidieperiode, lijkt problematisch. Er is tijd, geld en vakkundigheid (inzicht in kansen en mogelijkheden en lobbyvaardigheden) voor nodig, waar in het project niet automatisch aandacht voor is. Het vergt een extra stap, eentje waar vaak net geen ruimte meer voor is. Projectplannen zouden daarom expliciete aandacht moeten hebben voor de tijd en financiën die nodig zijn voor overdraagbaarheid en inbedding.
4.6 Emancipatiebeleid en subsidiestructuur in de toekomst Het formuleren van het beleid: visie ondersteund door bottum-up initiatieven In dit onderzoek is een aantal voorbeeldprojecten nader bestudeerd. Dit zijn projecten die volgens de eerder beschreven standaardcriteria relatief goed scoren. Deze projecten sluiten overwegend goed aan op behoefte van de doelgroep omdat ze over het algemeen vanuit het veld zijn ontstaan. Een nadeel van zo’n bottum-up benadering is echter dat het tot te veel versnippering en tot overlap van projecten en initiatieven kan leiden. Een goede monitoring van de projecten, hun resultaten en leerpunten is noodzakelijk om dit te voorkomen. Een goed emancipatiebeleid zou een combinatie moeten zijn van bottum-up initiatieven en visie vanuit het verantwoordelijke ministerie. Indien het beleid uitsluitend is gebaseerd op bottum-up initiatieven en signalen kan dit leiden tot een eenzijdig en instrumenteel beleid dat zich vooral richt op bepaalde zichtbare probleemgroepen. Het beleid dat uitsluitend gebaseerd is op visie kan de aansluiting met de werkelijkheid missen en wellicht op weinig draagvlak binnen de samenleving rekenen. Recent heeft OCW veldraadpleging gedaan inzake emancipatiebeleid waarvoor verschillende actoren zijn
50
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
uitgenodigd zoals vertegenwoordigers uit de vrouwen- en jongerenbeweging., vertegenwoordigers uit onderwijs, vakorganisaties en bedrijfsleven, wetenschappers van universiteiten en instellingen als het SCP en het Centraal Planbureau, medewerkers van adviesbureaus en maatschappelijke instellingen en beleidsmedewerkers van diverse grotere gemeenten en de rijksoverheid.16 Zo’n benadering gecombineerd met het ontwikkelen van een eigen overkoepelende visie biedt goede perspectieven. Het uitvoeren van het beleid: decentralisatie of centralisatie De bottum-up benadering of een benadering vanuit een visie heeft raakvlakken en consequenties voor de uitvoering van het beleid. Voor de uitvoering van het beleid bestaan er simpel gezegd twee mogelijkheden: een centrale of decentrale aanpak. Sinds een aantal jaren delegeert het rijk, waar mogelijk, taken naar gemeenten, met als achterliggende gedachte: ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’17 Daarbij wordt de gemeente veelal gezien als de overheidinstantie die het dichtst bij de burger staat, en daarom goed in staat is met maatwerk in te spelen op de wensen, behoeften en problemen van burgers. Beleidsmakers veronderstellen dat door op bepaalde beleidsterreinen decentrale overheden meer taken, bevoegdheden en daaraan gekoppeld, meer beleidsvrijheid te geven, deze decentrale overheden beter dan de centrale overheid in staat zijn te komen tot effectief én doelmatig beleid. De participatie en betrokkenheid van burgers en hun organisaties bij de uitvoering van het beleid zullen hierdoor groter zijn dan in het geval van centrale beleidsuitvoering. De kans op een zorgvuldige afweging van belangen en prioriteiten wordt hiermee vergroot18. Het gaat te ver om in het kader van deze evaluatie de problematiek van centralisatie vs decentralisatie nader te schetsen en wij beperken ons tot enkele relevante lessen uit de evaluatie van deze centrale subsidieregeling. De hier geëvalueerde subsidieregeling heeft, interessant genoeg, veel elementen van een decentrale aanpak, omdat een diversiteit aan oplossingen aan de orde is gekomen en de projecten dicht aan de basis worden uitgevoerd. De trend is naar meer decentralisatie en dat lijkt mogelijk op basis van deze subisdieregeling, mits voldoende aandacht aan de meting van resultaten op korte en lange termijn wordt besteed. Dat laatste is echter moeilijker via een decentrale dan een centrale aanpak. De centrale overheid zou dus een rol moeten blijven spelen daar waar het beleidsvorming betreft, maar ook op het gebied van monitoring en evaluatie zodat verantwoording wordt afgelegd en lessen worden geleerd. Decentrale overheden zouden verantwoordelijk kunnen zijn voor de beleidsuitvoering.
16 17 18
Ministerie van OCW, directie emancipatie. Verslag veldraadpleging vrouwenemanicipatie, 3 februari 2010. Code Interbestuurlijke Verhoudingen, ministerie van bzk 2005. Decentralisatie en de bestuurskracht van gemeente, Saskia Keuzenkamp (red.) SCP, 2009.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
51
Bijlage 1 Offerte verzoek
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
53
Bijlage 2 Beoordelingscriteria projectaanvragen
A
Betreft het een éénmalige activiteit? Indien ja, niet verder gaan met toetsen, direct afwijzen
Ja/nee
B
Past het project binnen het thema? Indien nee, niet verder gaan met toetsen, direct afwijzen
Ja/nee
1.
Korte projectomschrijving: Invoegvelden beschikbaar?
2a.
Beschrijf in het kort de doelstellingen, beoogde resultaten en de activiteiten. Doelstellingen: Beoogde resultaten: Activiteiten:
b.
Zijn doelstellingen, output en beoogde resultaten voldoende specifiek benoemd? En zijn ze realistisch?
3a.
Wat is de doelgroep van het voorgestelde project? Bereik: Direct: Indirect:
b.
Is de doelgroep voldoende specifiek benoemd (kwalitatief en kwantitatief en in kwetsbaarheid t.o.v. andere vrouwen)? Score:
c.
Is het uitgewerkt hoe de selectie van deelnemers gaat plaatsvinden? Score:
4.
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
Worden er door het project concrete veranderingen bewerkstelligd voor de doelgroep binnen de gestelde projectperiode? Score:
5.
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
Zijn de beoogde resultaten voldoende duurzaam, d.w.z. is er nagedacht over
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
57
“beklijfbaarheid” van resultaten bijvoorbeeld door integratie of overname van successen in bestaand beleid? Score: 6.
Worden de doelgroep of doelgroeporganisaties betrokken in de opzet, uitvoering en evaluatie van het project? Score:
7.
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
Staan de kosten van het project in verhouding met de beoogde resultaten? Score:
9.
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
Is er sprake van samenwerking met voor het specifieke beleidsterrein relevante actoren, en zo ja, zijn daarover heldere afspraken (taakverdeling, financiële aspecten) gemaakt? Score:
8.
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
Worden er eigen middelen ingezet en/of vindt er medefinanciering plaats door derden? (namen fondsen en andere medefinanciers) Eigen middelen: Subsidie derden: + + (0: geen andere financiering; 1: medefinanciering tot 25%; 3: idem tot 50%; 5: vanaf 50%) Score:
(5 = goed, 3 = voldoende, 1 = matig, 0 = slecht)
10.
Heeft de organisatie eerder subsidie van DCE ontvangen en zo ja, wat zijn onze ervaringen ten aanzien van projectimplementatie en rapportage door deze organisatie?
11.
Opmerkingen / vragen / suggesties / risico’s / verbeteringen / beleidsrelevantie. Verbeterpunten etc bij score van 20 of meer en bij hoge beleidsrelevantie altijd invullen!
12.
Uitleg beleidsrelevantie: (Afhankelijk van beleidsthema)
Score op criteria: vraag 3: vraag 4: vraag 5: vraag 6: vraag 7: vraag 8: vraag 9: Totaal: Na navraag bleek de minimale score is voor het toekennen van subsidie aan een project onbekend.
58
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Bijlage 3 Methodologie in de drie evaluatiefasen
Fase 1: Inventarisatie van projecten onder de Subsidieregeling Emancipatieprojecten 2004-2007 toevoegen indicatoren aan beschrijvingsschema van tussenevaluatie; analyse 57 projectdossiers en vullen beschrijvingsschema; samenvoegen beschrijvingsschema vorige evaluatie en huidige evaluatie. Voor de tussentijdse evaluatie heeft ECORYS een beschrijvingsschema ontwikkeld. Het beschrijvingsschema bestaat uit een groot aantal indicatoren. Voor de huidige evaluatie zijn aan het oorspronkelijke beschrijvingsschema een aantal indicatoren toegevoegd (toekomstige relevantie, nieuwe problematiek, veranderingen in doelgroep, vernieuwende methodiek, aandacht voor zelfredzaamheid/eigen verantwoordelijkheid). Het doel van het beschrijvingsschema was om de grote verscheidenheid aan projecten te ordenen op een aantal kenmerken en indicatoren. Het beschrijvingsschema van de vorige evaluatie en de huidige evaluatie zijn samengevoegd. In het beschrijvingsschema zijn alle projecten, met uitzondering van de gestaakte projecten, opgenomen. Het beschrijvingsschema bevat 24 indicatoren die onderverdeeld zijn in de volgende categorieën: algemene gegevens project, inclusief beschrijving inhoud van project; financiële gegevens; doelgroepgegevens; methode en product; verspreiding, overdraagbaarheid, inbedding; gegevens over samenwerkingspartners; toekomstige relevantie. Bij de analyse van de projectdossiers en het invullen van het beschrijvingsschema bleek dat alle benodigde gegevens niet voor elk project aanwezig waren. Het ging hierbij vooral om het ontbreken van gegevens over het gerealiseerde bereik van de doelgroep, het ontbreken van inzicht in het verschil tussen de ontwikkelingskosten en de reguliere kosten per deelnemer, ontbreken van informatie over gerealiseerde acties gericht op overdraagbaarheid. Fase 2: Identificatie voorbeeldprojecten en identificatie voorbeeld werkwijzen Selectie voorbeeldprojecten aan de hand van selectiecriteria en kwalitatieve criteria. Beschrijving voorbeeldprojecten op basis van beschrijvingsschema, internet research en aanvullende interviews met projectleiders.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
59
Beschrijving voorbeeld werkwijzen aan de hand van de voorbeeldprojecten en aanvullende interviews met projectleiders.
De selectie van voorbeeldprojecten bestaat uit twee stappen: Stap 1 – Bepalen voorbeeldprojecten op basis van selectiecriteria Voor de tussentijdse evaluatie heeft ECORYS, in samenspraak met DE, een aantal criteria bepaald op basis waarvan voorbeeldprojecten kunnen worden geselecteerd. Voor de eindevaluatie zijn grotendeels dezelfde selectiecriteria toegepast als bij de voorgaande evaluatie. Wel wordt er in de eindevaluatie meer ingegaan op de behaalde resultaten. De selectiecriteria die gebruikt zijn voor het bepalen van de voorbeeldprojecten zijn: overdraagbaarheid, kosten per deelnemer, inbedding, daadwerkelijk bereikte doelgroep, variatie in methodiek en variatie in samenwerkingspartners. De selectie op basis van deze criteria leverde zes goede voorbeelden op. Stap 2 – Bepalen voorbeeldprojecten op basis van kwalitatieve selectiecriteria Omdat deze eindevaluatie ook input beoogd te leveren aan de nieuwe emancipatie strategienota, worden naar aanleiding van het laatste gesprek met de DE ook aanvullende kwalitatieve criteria mee genomen. De kwalitatieve criteria zijn: aandacht voor zelfredzaamheid van de doelgroep/eigen verantwoordelijkheid, duurzaamheid en toekomstige relevantie. De projecten die niet geselecteerd waren in stap 1 zijn op deze kwalitatieve criteria gescreend, wat heeft geleid tot een selectie van zes extra projecten. Vervolgens zijn ook de projecten die geselecteerd waren in de eerste selectiestap gescreend op deze aanvullende criteria. Een uitgebreide beschrijving van de selectie van de goede voorbeelden is terug te vinden in bijlage 3 Op basis van de hierboven beschreven stappen zijn in totaal 12 voorbeeldprojecten geselecteerd. Vervolgens zijn van deze 12 voorbeeldprojecten korte beschrijvingen gemaakt op basis van de informatie uit het beschrijvingsschema, internet research en aanvullende telefonische interviews met de projectleiders. De beschrijvingen van de voorbeeldprojecten zijn opgenomen in bijlage 4. Vervolgens zijn op basis van de 12 voorbeeldprojecten goede werkwijzen geïdentificeerd. De typologie van goede werkwijzen wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 3. Fase 3: Aanknopingspunten voor toekomstig emancipatiebeleid Aanbieden van leerpunten op het gebied van resultaten en doelmatigheid. Aanreiken aanknopingspunten voor toekomstig beleid, gebaseerd op telefonische interviews met experts, projectleiders van voorbeeldprojecten en gemeenten die “oude” voorbeeldprojecten hebben geadopteerd.
60
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Bijlage 4 Selectie voorbeeldprojecten
Inleiding Voorbeeld projecten zijn projecten waarvan wordt aangenomen dat die als goede voorbeelden kunnen dienen zodat lessen getrokken kunnen worden. Het betreft een aanvulling op de projecten die als goede voorbeelden geselecteerd zijn in de vorige evaluatie. Van de resterende 57 projecten die in de eindevaluatie zijn meegenomen, bleek 1 project niet te zijn gestart. Daarom is de selectie van voorbeeldprojecten gebaseerd op 56 projecten. Van de gekozen projecten is een beschrijving gemaakt, een zogenaamd portret, op basis van relevante leerelementen. Deze portretten zijn grotendeels op dezelfde manier opgesteld als de portretten van de vorige evaluatie. Zoals aangegeven in de offerte is bij beschrijving van de projecten dit keer voor zover mogelijk ook aandacht besteed aan de resultaten.
Selectiecriteria De projecten zijn in twee stappen geselecteerd: Stap 1 Dit betreft de selectie op basis van de criteria zoals beschreven in de offerte en besproken met DE. Om de vergelijking met de voorafgaande evaluatie mogelijk te maken, zijn de criteria dezelfde als in de vorige evaluatie. Deze criteria worden als standaardcriteria aangeduid. Het gaat hierbij om een zogenaamde “filterselectie”. De projecten werden eerst gescreend op overdraagbaarheid, vervolgens op kosten op deelnemers, dan op inbedding, vervolgens op werkelijke omvang doelgroep enz. Tabel 1.1 geeft de criteria weer en het totaal aantal projecten dat overbleef na elke selectiestap. In de derde rij van boven staan dus bijvoorbeeld projecten die aan overdraagbaarheid en kosten per deelnemer voldoen. Het uiteindelijk overgebleven aantal projecten zijn projecten die aan alle standaardcriteria voldoen. Figuur 4.1
Standaard selectiecriteria succesvolle projecten Criteria
Wat is het succesvol
Aantal projecten dat aan de opeenvolgende criteria voldoet
Totaal aantal projecten 1. Overdraagbaarheid
56 Overdraagbaar of deels overdraagbaar
50
Niet overgedragen, deels of geheel overgedragen 1+2. Kosten per
Totale kosten/aantal daadwerkelijk bereikte deelnemers
deelnemer
(alleen met hardheidscijfers 6 of hoger voor schatting
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
31
61
daadwerkelijk bereikte deelnemers)<=7000 Euro
1t/m 3. Inbedding
Alleen projecten die redelijk of goed scoren op inbedding
31
1 t/m 4. Werkelijke
Daadwerkelijk bereikte omvang/geplande omvang
19
omvang doelgroep
doelgroep>=80%
1 t/m 5. Variatie in
Variatie= meer dan drie methodes
11
1 t/m 6. Variatie in
Meer dan één soort samenwerkingspartners
6
samenwerkingspartners
(professional/politiek)
(Thema’s
Checken verdeling over the thema’s en streven naar een
emancipatienota)
redelijk evenredige verdeling. Dit criterium is niet mee
methodiek
genomen bij de definitieve keuze. Omdat de nieuwe evaluatie juist aanknopingspunten wil formuleren voor de nieuwe strategienota, stellen we voor om af te wijken van deze indicator. Juist de projecten die nieuwe problematiek of doelgroepen behandelen die niet de huidige emancipatie nota passen, kunnen aanknopingspunten geven voor een nieuwe strategienota.
De selectie op basis van de standaardcriteria levert slechts zes projecten op. Deze projecten voldoen aan alle criteria zoals genoemd in tabel 1.1. Wij hebben eerst gekeken naar de overdraagbaarheid van de projecten. De meeste projecten (50 van 56) zijn (deels)overdraagbaar. Vervolgens hebben we gekeken naar de kosten per deelnemer. Op het criterium kosten per deelnemer valt 38% van de projecten af. Dit heeft ertoe geleid dat 19 projecten af zijn gevallen bij kosten per deelnemer, omdat de kosten per deelnemer gelijk of hoger waren dan 7000 euro. Bij nog eens zeven projecten is de schatting van de daadwerkelijk bereikte doelgroep erg moeilijk te maken (hardheidscijfer voor de schatting lager dan 6). Twaalf projecten zijn vervolgens afgevallen, omdat ze minder dan 80% van de oorspronkelijk geplande doelgroep hebben bereikt. Verder zijn nog dertien projecten afgevallen, omdat ze niet voldeden aan de criteria van variatie in methodiek en samenwerkingspartners. Stap 2 Omdat deze eindevaluatie ook input wenst te leveren voor de nieuwe emancipatie strategienota, worden naar aanleiding van het laatste gesprek met de DE ook aanvullende kwalitatieve criteria mee genomen. Daarvoor zijn de projecten uit de eerste selectiestap gescreend op deze aanvullende criteria en zijn ook de overige projecten op de aanvullende criteria gescreend.
62
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Tabel 4.2
Aanvullende kwalitatieve selectiecriteria succesvolle projecten Kwalitatieve projecten Zelfredzaamheid van de
Projecten die expliciet de zelfredzaamheid van de doelgroep benadrukken.
doelgroep
Duurzaamheid
Projecten die ook zonder OCW financiering door gezet zouden kunnen worden.
Relevantie voor
Projecten die qua thematiek, methodologie of doelgroep relevant zijn voor de
toekomstige emancipatie
toekomstige emancipatie strategie. Dat kan zowel gaan om bestaande of juist
strategie
nieuwe thematiek, methodologie of doelgroep
Geselecteerde projecten Onderstaande tabel bevat twaalf geselecteerde projecten. De eerste zes projecten zijn geselecteerd op basis van de standaardcriteria volgens de methode die hierboven is uitgelegd. De overige zes op basis van de aanvullende kwalitatieve criteria. In de kolom toelichting wordt de selectie toegelicht. De beoordeling van het succes van en project was niet altijd eenvoudig omdat de rapportages en dossiers niet altijd volledig zijn. Tabel 4.3
Voorstel succesvolle projecten Naam project
Organisatie
Thema
Toelichting
Vrouwenrechten in beweging
St Idea
R&V
Scoort goed op alle standaardcriteria; scoort ook goed op aanvullende criteria. Interessant: oprichting steunpunten
Hoogopgeleide migranten
Meander
vrouwen richting
(Regionaal CMO)
MP
Scoort goed op alle standaardcriteria, en op aanvullende criteria. Doelgroep
arbeidsmarkt
hoogopgeleide vrouwen wordt steeds actueler.
Nieuw Politiek Talent
Alleato
B&B
Scoort goed op alle standaardcriteria, echter
Preventie Loverboys
SPIOR Stichting
R&V
Scoort goed op alle standaardcriteria,
moslimgemeenschap
Platform
aanvullende criteria: vrij recent en actueel.
Rijnmond
Islamitische
Omvang doelgroep overtroffen,hetgeen zou
Organisaties
kunnen wijzen op behoefte aan soortgelijke
Rotterdam
projecten.
laag op aanvullende criteria
Joint Venture, Iskaashi;
FSAN, Federatie
Somalische mannen en
van Somalische
vrouwen samen in besturen
Associaties in
B&B
Scoort goed op alle standaardcriteria, maar twijfelachtig op aanvullende criteria
Nederland Vergroten van deelname van
APS
B&B
Scoort goed op alle standaardcriteria.
vrouwen in een kwetsbare
Aanvullende criteria: blijft actueel, richt zich
positie aan de ouder-en
ook op scholen.
medezeggenschapsraden in het basisonderwijs. And You! Meidenproject
Stichting Two Get There
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
MP
Scoort goed op aanvullende criteria. Niet door de eerste selectie door 73% behalen
63
Naam project
Organisatie
Thema
Toelichting doelgroep.
Wereldvrouwen
Stichting
MP
Ontmoetingsplan B
Scoort goed op aanvullende criteria. Niet door de eerste selectie oa. door dat slechts 78% van de doelgroep bereikt is.
Implementatie van screening
TNO
R&V
Scoort goed op aanvullende criteria behalve
op huiselijk geweld in de
op zelfredzaamheid. Huiselijk geweld is een
verloskundigenpraktijk
relevant thema en het screenen daarop tijdens zwangerschap. Viel uit de eerste selectie door methode/samenwerking criterium
Actie in beïnvloeding (beleids
FNV Vrouwenbond
B&B
en bestuursfuncties bij FNV)
Bijzonder thema. Kwam niet door de standaardcriteria omdat omvang bereikte doelgroep onbekend is.
Aandacht voor seksualiteit en
Rutgers Nisso
relaties bij re-integratie voor
Groep
MP
Kwam niet door de standaardcriteria door methodologie/samenwerkingscriterium.
meiden in een kwetsbare
Bekende problematiek in nieuwe setting:
positie
programma over seksuele zelfredzaamheid binnen re-integratietraject. Seksuele empowerment van jonge kwetsbare vrouwen die moet leiden tot betere maatschappelijke participatie.
Emancipatie en
MOVISIE
MP
Kwam niet door de standaardcriteria door
maatschappelijke activering
methodologie/samenwerkingscriterium.
van allochtone mannen
Richt zich op allochtone werkloze mannen en dit lijkt relevant voor de toekomst. Uit andere projecten blijkt dat het moeilijk is om mannen te betrekken.
Thema’s: 1)Rechten en Veiligheid 2) Maatschappelijke participatie 3) Besluitvorming en Bestuur.
64
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Bijlage 5 Beschrijvingen voorbeeldprojecten
Vergroten van deelname van vrouwen in een kwetsbare positie aan de ouder-en medezeggenschapsraden in het basisonderwijs Tweeledige benadering: enerzijds allochtone moeders voorbereiden op een rol in de ouderraad of medezeggenschapsraad en anderzijds scholen ondersteunen bij het maken van plannen voor de ouder- en medezeggenschapsraad. In dit project wordt een impuls gegeven aan de participatie en betrokkenheid van allochtone moeder bij de basisschool van haar kind. Het project richt zich met name op het laten toe treden van (allochtone) moeders tot ouder en medezeggenschapraden. Hiertoe worden in dit project de voorwaarden gecreëerd waardoor multi-etnische basisscholen en moeders met een immigratieachtergrond kunnen komen tot goed functioneerde ouderraden en medezeggenschapsraden waarin deze moeders representatief vertegenwoordigd zijn.
Type project: Meer ledige benadering, inzet rolmodellen, ambassadeurs of trainers uit eigen groep en activering naar vrijwilligerswerk of andere maatschappelijke activiteit. Doel: Vergroten participatie van vrouwen in een kwetsbare positie aan de ouder-en medezeggenschapsraden in het basisonderwijs. Doelgroep: allochtone moeders van leerlingen op basisscholen. Werving en selectie doelgroep: APS staat in direct contact met organisaties en instellingen in het onderwijsveld. Vanuit deze positie heeft de projectorganisatie lokale instellingen die met de scholen samenwerken (werving via de lokale instelling) danwel de scholen aangeschreven (gericht op de vier grote steden). Indien mogelijk werd zoveel mogelijk de samenwerking met lokale instellingen gezocht (ook om het project duurzaam te implementeren). Hierbij werden scholen uitgenodigd gebruik te maken van de ondersteuning van APS bij het oprichten of versterken van ouderraad en medezeggenschapsraden. De ondersteuning was gericht op het maken van een plan voor de ouderraad, waarbij werving van de doelgroep (moeder met een immigratieachtergrond) naar voren kwam. Werving en selectie van de doelgroep vindt plaats via de scholen. Mogelijke uitvoerders: landelijke organisaties, lokale instellingen (bijvoorbeeld gemeente) en scholen. Projectonderdelen (op kleine schaal) kunnen door lokale instellingen en scholen worden uitgevoerd.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
65
Uitbreiding naar andere regio’s (op grote schaal) kan door lokale instellingen uit het onderwijsveld en scholen in samenwerking met APS worden uitgevoerd. Instrument/Methode: 1) Ondersteuning bij het oprichten of versterken van ouderraad en medezeggenschapsraad; door middel van voorlichtingsbijeenkomsten voor meerdere scholen te gelijk om de scholen te ondersteunen bij het maken van een plan voor de ouderraad. 2) Een voorlichtingsbijeenkomst voor moeders over de ouderraad: hierin werd allereerst door de school zelf toegelicht wat de ouderraad is en wat zij doet. Vervolgens werd door een professional van APS voorlichting gegeven over de ouderraad. Daarnaast werd door een rolmodel haar ervaring met de praktijk in beeld bracht. Tot slot was er gelegenheid voor koffie waar moeders zoveel mogelijk één op één aangesproken werden en getracht werd ze te stimuleren om deel te nemen aan de ouderraad. 3) Een cursus om allochtone moeders voor te bereiden op de medezeggenschapsraad; waarnodig gevolgd door coaching. Omdat de eisen van een medezeggenschapsraad hoger zijn werden hiervoor met name 2e generatie allochtone moeders benadert. Hierbij werd een interculturele trainer ingezet. 4) Allochtone moeders die deelnemen aan ouder-en medezeggenschapsraden inzetten als rolmodellen voor het verder uitzetten van het project naar andere (allochtone) moeders. Les/contracturen: 5 cursus bijeenkomsten voor de moeders ter voorbereiding op een rol in de medezeggenschapsraad (later is er nog een terugkombijeenkomst). Doelmatigheid: Resultaat: de in dit project gestelde doelen zijn ruimschoots behaald (zowel de voorlichtingsdoelstelling als het aantal daadwerkelijk deelnemende allochtone moeders: er zijn 310 - van de beoogde 300 - allochtone moeders bereikt). Deelname aan het project heeft bijgedragen aan een grotere betrokkenheid van allochtone moeders bij scholen, verbetert de communicatie tussen moeder en kind en heeft in sommige gevallen bijgedragen aan de stap naar de arbeidsmarkt. Methodiek: De voorlichtingsbijeenkomsten op scholen bleken zeer geschikt om het ijs te breken tussen ouders en scholen. Daarnaast bleek de inzet van rolmodellen zeer geschikt om moeders te werven omdat zij zich met deze persoon konden identificeren. Kosten: Het budget is voldoende gebleken om de in het project gestelde doelen te behalen. Voor het project was een hoger subsidiebedrag aangevraagd, doordat een kleiner bedrag werd toegekend zijn er aanpassingen gedaan in het projectplan. In het project is voortgeborduurd op de ervaringen van een eerder project dat door APS is uitgevoerd. Het is niet mogelijk om het project zonder subsidie uit te voeren. Zelfredzaamheid: dit project is niet direct gericht op het vergroten van de economische zelfredzaamheid van allochtone moeders. Het is met name gericht op participatie in de samenleving: sociale zelfredzaamheid. Het project spreekt mensen aan op hun eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Deelname aan de voorlichtingsbijeenkomsten, ouderraad en cursussen is vrijwillig.
66
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Uitvoeringskosten per deelnemer: ongeveer € 480. Dit zijn de maximale kosten, inclusief de ontwikkelingskosten van het project die voor de uitvoering niet meer nodig zijn. Achtergrond: projecteigenaar is het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS), een instituut dat werkt aan de onderwijsverbetering in Nederland. Voor dit project hebben zij samen gewerkt met een groot aantal basisscholen, de afdeling ‘onderwijsachterstandenbeleid’ van verschillende gemeenten en een aantal zelforganisaties. Relevantie voor de toekomst: Er is nog steeds vraag naar het project, niet alleen van scholen met een hoog percentage allochtone leerlingen, maar ook van gemengde scholen. Het vervolg project (geen financiering van OCW) is toegespitst op deze gemende scholen. Voor dit vervolg project heeft APS geld gekregen van het Europees Integratie Fonds (EIF) en is een kleine bijdrage ontvangen van de Gemeente Amsterdam.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
67
And You! Meidenproject Een hedendaags project dat aansluit bij de leefwereld van jonge allochtone meiden. Een tweeledige benadering: enerzijds ondersteunen maatjes de allochtone meiden, anderzijds laten de allochtone meiden de maatjes kennismaken met hun culturele achtergrond. Op het oog doen jonge allochtone meiden het goed! Op school presteren ze stukken beter dan de mannelijke studenten en het zijn ook juist de jongens waarvan een beeld heerst dat zij zorgen voor problemen in de maatschappij. Deze jonge allochtone meiden, die opgroeien in twee culturen, hebben echter wel degelijk te maken met een verborgen en stille problematiek. Het &U Meidenproject richt zich op deze meiden door ze de kans te geven om talenten en kwaliteiten te ontwikkelen waardoor ze zekerder worden van zichzelf en sterker worden in het leven tussen twee culturen. De meiden krijgen gedurende een jaar een vrouwelijk maatje die als rolmodel fungeert. Door gezamenlijk activiteiten te ondernemen zorgen maatjes ervoor dat de meiden zich zelfverzekerder gaan voelen en een uitlaatklep vinden. Tegelijkertijd leren de maatjes over het leven van de meiden en hun culturele achtergrond. In de actuele maatschappelijke context waarin tegenstellingen en verschillen centraal staan, draagt dit project bij aan gezamenlijkheid en betrokkenheid.
Type project: Meerledige benadering, maatwerk en inzet rolmodellen, ambassadeurs of trainers uit eigen groep. Doel: allochtone meiden tussen de 12 en 18 jaar sterker en zekerder maken in hun zelfbeeld en multiculturele identiteit. Dit hoofddoel valt uiteen in een aantal subdoelen: bevorderen van de integratie en maatschappelijke participatie; stimuleren van de zelfredzaamheid; stimuleren van het maken van eigen keuzes; bevorderen van denkbeelden ten aanzien van zelfbewustzijn en sociale positie. Doelgroep deelnemers: meiden zijn 12 tot en met 18 jaar oud; afkomstig uit etnische minderheidsgroep; komen niet in aanmerking voor regulier hulpverlening; vertonen lichte vorm van gedragsproblematiek. (Doelgroep) maatjes: meiden zijn 18 tot en met 25 jaar oud; vrouwelijke studenten die een sociale achtergrond/opleiding hebben; communicatief vaardig zijn, grenzen aan kunnen geven, open staan voor andere culturen. Werving en selectie doelgroep: Werving en selectie van de doelgroep vindt plaats via verschillende kanalen (scholen, jongerenwerk, winkelcentra). Van meiden die geïnteresseerd zijn wordt het email adres geregistreerd. Vervolgens ontvangen zij via de email meer informatie en worden ze uitgenodigd om zich in te schrijven. Na inschrijving volgt een kort persoonlijk intake gesprek bij de deelneemster thuis, waarbij de ouders akkoord moeten geven voor deelname. Daarna volgt de koppeling aan een maatje.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
69
Werving en selectie van de maatjes vindt plaats bij de sociale opleidingen aan hogescholen (bijvoorbeeld stagebijeenkomsten). Potentiële maatjes kunnen zich inschrijven. Zij ontvangen dan een uitnodiging voor een intakegesprek, en daarna worden zij getraind. Daarna volgt de koppeling aan een deelneemster. Mogelijke uitvoerders: welzijnsinstellingen, scholen. Betrokken (financiële) partners zijn gemeenten en provincies. Sociale ondernemers ondersteunen bij het opzetten van projecten (acquisitie). Methode: Rolmodelconcept: meiden worden gekoppeld aan een (ouder)maatje. Matchen gebeurt op basis van hobby’s, interesses en persoonlijkheid. De koppels werken 6-10 weken aan een thema. Er zijn 5 thema’s (beroepskeuze en loopbaanontwikkeling, voeding en beweging, cultuur en diversiteit, vriendschap en relaties, kunst en cultuur). In het intake gesprek heeft de deelneemster aan kunnen geven aan welk thema ze zou willen werken. Het thema is uitgewerkt in vragen, vaardigheden en activiteiten. De koppels ondernemen gezamenlijk activiteiten, gaan met de doelstellingen aan de slag en moeten dit registreren (bijvoorbeeld een verslag schrijven). De thema’s en de inhoud van de thema’s komen voort uit onderzoek onder 100 allochtone en autochtone meiden en sluiten aan bij doelstelling van het project. Instrument/product: Handboek, maatjeshandboek, trainingsmap maatjes en projectleiders, website en maatjesforum, registratiesysteeem/monitoring. Les/contacturen: Het maatjes traject duurt ongeveer 8 à 9 maanden. Er wordt tussen de 6 en 10 weken aan een thema gewerkt. De maatjes spreken ongeveer een keer per week af. Doelmatigheid: Resultaat: De in het projectplan gestelde doelen zijn deels behaald. Er zijn 366 van de beoogde 500 meiden middels het project bereikt. Bij aanvang van het project was het doel om 25 koppelingen per jaar te realiseren. Dit bleek in de praktijk niet haalbaar. Daarom zijn de doelen tijdens de uitvoer van het project bijgesteld naar 15, 20 en 25 koppelingen in respectievelijk het 1e, 2e en ,3e jaar. Daarnaast had project bij aanvang voor ogen om het project in 10 steden op te zetten (binnen drie jaar). Dit bleek niet realistisch en daarom zijn tijdens de uitvoering van het project de doelen bijgesteld naar uitvoering van het project in zeven steden. Dit doel is behaald. Daarnaast beoogde de het project bij aanvang een bijdrage te leveren aan de preventie van voortijdig schoolverlaten en het voorkomen van werkloosheid. Deze doelstelling is tijdens de uitvoering ingetrokken omdat de doelstelling niet te realiseren is. Verder is uit een effecten studie gebleken dat het merendeel van de meiden na deelname aan het project stappen heeft ondernomen om deel te nemen aan lokale activiteiten. Ook blijkt dat 70% van de koppelingen langer duren dan 9 maanden en dus voortduren na afronding van het project. Het project wordt voortgezet en op steeds meer locaties geïmplementeerd (inmiddels is het 10e project gestart). Daarnaast heeft het project erkenning gekregen voor de ontwikkelde methodiek door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Methode: De originele methode blijkt zeer geschikt voor het bereiken van de doelgroep. Door meiden te koppelen aan een maatje voelen ze zich gesteund en wordt hun netwerk en participatie versterkt.
70
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Kosten: Het budget is voldoende gebleken om de gestelde doelen te realiseren. Het budget was niet ruim. Financiering van OCW heeft het mogelijk gemaakt om het project een sterke impuls te geven en het project op grote schaal te op te starten. Daarnaast maakte het budget het mogelijk om de methodiek gestructureerd vast te leggen en aandacht te besteden aan PR. Het project wordt nu voortgezet zonder subsidie van OCW. Voor de voortgang zijn andere bronnen aangeboord (Rabobank foundation, VSB fonds, Oranjefonds, gemeente en provincie). Zelfredzaamheid: De zelfredzaamheid van allochtone meiden staat centraal in dit project omdat het project gericht is op het sterker en zekerder maken van allochtone meiden in hun zelfbeeld en multiculturele identiteit. Binnen het project werken de deelnemers aan een thema dat aansluit bij hun persoonlijke behoefte. Uitvoeringskosten per deelnemer: ongeveer € 2.250. Dit zijn maximale kosten exclusief de ontwikkelkosten. De kosten voor het opzetten van het totale project op een locatie bedragen ongeveer € 45.000 per jaar waarbij wordt uitgegaan van een bereik van 20 meiden. Achtergrond: projecteigenaar is Stichting Two Get There. In het project hebben zij o.a. samengewerkt met de Stichting WijkAlliantie, Stichting Pafemme en hogescholen. Two Get There wil samen met lokale partners het project verder uitzetten. Two Get There zorgt daarbij voor: ondersteuning bij het realiseren van financiering van de &U Meidenprojecten een netwerk door uitvoering op meerdere locaties; professionele begeleiding van de projecten; ondersteuning bij de werving en selectie van projectleiders; training en coaching van projectleiders; training van maatjes; opbrengst- en resultaatregistratie; &U Meidenproject handboek; website en maatjesforum; format voor het maken van een lokaal projectplan. Toekomstige relevantie: Het project wordt momenteel voortgezet zonder financiering van OCW. Het onderwerp is ook in de toekomst relevant omdat een grote groep jonge allochtone meiden opgroeit in twee culturen. Het project kan op een groter aantal locaties worden geïmplementeerd.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
71
Preventie loverboys moslimgemeenschap Rijnmond Een onderwerp uit de taboe sfeer halen: project waarbij aan de moslimgemeenschap voorlichting wordt gegeven en bewustwording wordt gecreëerd over loverboys om zowel daders als slachtoffers hiervan te voorkomen. ‘Loverboys’ is een term die gebruikt wordt voor (jonge)mannen die – vaak minderjarige – meiden tot 19
prostitutie manipuleren, chanteren en dwingen . Slachtoffers en daders komen onder alle bevolkingsgroepen voor, ook binnen moslimgemeenschappen. Tegelijkertijd is er binnen deze gemeenschappen nog veel onbekendheid over dit probleem. Daardoor, en vanwege specifieke culturele factoren, kunnen zij er juist extra kwetsbaar voor zijn. Het project van SPIOR richtte zich op voorlichting en vergroten van de weerbaarheid, om zowel slachtoffers als daders te voorkomen. Daartoe zijn bijeenkomsten gehouden met jongeren, ouders en imams.
Type project: Meer-ledige benadering, interactieve voorlichting en creatieve expressie. Doel: Het op de agenda zetten en het uit de taboesfeer halen van het fenomeen loverboys om bewustwording rond dit onderwerp in gang te zetten en het bespreekbaar te maken, om daarmee de weerbaarheid te vergroten en een bijdrage te leveren aan preventie van zowel slachtoffers als daders. Dit hoofddoel valt uiteen in een aantal subdoelen: Het project is drieledig. Enerzijds is het gericht op het creëren van bewustwording en het bespreekbaar maken van het fenomeen ‘loverboys’ onder de jongeren zelf. Tegelijkertijd is het gericht op het creëren van bewustwording en het bespreekbaar maken van het fenomeen ‘loverboys’ onder de actoren rondom de jongeren in de gemeenschap (ouders en imams). Tot slot heeft het project ook tot doel om ervaringen, uitkomsten en resultaten uit te wisselen tussen organisaties en professionals die met de doelgroep werken. Doelgroep: moslimgemeenschap; jongeren (12-18), ouders, imams, professionals en vrijwilligers. Werving en selectie doelgroep: Werving en selectie van de doelgroep vindt plaats via de aangesloten islamitische zelforganisaties (vrouwenorganisaties, jongerenorganisaties, sociaal-culturele organisaties, buurthuizen, etc.) en moskeeën. Het overgrote deel van de gemeenschap is daar op één of andere manier aan verbonden. De organisaties die werden ingezet om de doelgroep te bereiken hebben verschillende activiteiten ondernomen om hun achterban te activeren tot deelname aan het project (mond-tot-mond, flyers, gebruikmaken van vaste bijeenkomsten). SPIOR heeft zich bij de werving en selectie gericht op de Marokkaanse en Turkse gemeenschap omdat dit de grootste groepen zijn binnen de moslimgemeenschap in de regio (effectiever kunnen werken: met zo weinig mogelijk middelen een maximaal bereik).
19
Tegenwoordig wordt de term ‘loverboys’ bij voorkeur niet meer gebruikt in beleid vanwege het misleidende karakter – liever gebruikt men ‘pooierboys’, de term ‘loverboys’ is wel nog steeds beter bekend bij het brede publiek.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
73
Mogelijke uitvoerders: Projectonderdelen (op kleinere schaal) kunnen door scholen van het voortgezet onderwijs, vrouwenorganisaties, jongerenorganisaties, moskeeën en andere sociaalculturele organisaties die werkzaam zijn met de doelgroep worden uitgevoerd. Uitbreiding naar andere regio’s (op grote schaal) waar een vergelijkbare koepelorganisatie actief is. Aspecten van het project zijn overdraagbaar en kunnen ook ingezet worden bij voorlichting aan andere typen doelgroepen (zoals het inzetten van een toneelstuk). Methode: Het geven van voorlichting aan imams door middel van een kleinschalige (eenmalige) voorlichtingsbijeenkomst. Het geven van voorlichting aan ouders door middel van grootschaligere themabijeenkomsten. Om het gesprek met ouders (en jongeren) op gang te brengen wordt gebruik gemaakt van een toneelstuk. Voor meiden en jongens wordt een specifieke aparte training opgezet en uitgevoerd om weerbaarheid te vergroten, deze training bestaat uit meerdere bijeenkomsten achter elkaar. De training is gericht op weerbaarheid, seksualiteit en relaties binnen de moslimgemeenschap. voor jongens en meiden is een apart trainingspakket samengesteld. Voor professionals en vrijwilligers die met islamitische jongeren werken wordt een studiedag georganiseerd. Instrument/product: Themabijeenkomsten, trainingen, toneelstuk, sticker. Les/contracturen: Verschillend per groep. Doelmatigheid: Resultaat: In dit project zijn de gestelde doelen ruimschoots behaald, er zijn zelfs veel meer mensen uit de doelgroep bereikt dan van te voren gesteld (doelgroep: 426 – werkelijk bereikt: 732). Het effect van het project (preventie van het fenomeen loverboys) op de langere termijn is moeilijk te meten. Wel is een omslag in denken bij de doelgroep in gang gezet (van dat gebeurt bij ons niet, naar; dat kan ons ook overkomen). Aan het eind van het project heeft een studiedag plaatsgevonden waar ervaringen, uitkomsten en resultaten zijn uitgewisseld tussen organisaties en professionals. Methodiek: Het holistische karakter van de methode heeft op positieve wijze bijgedragen aan de behaalde resultaten. Voor de verschillende doelgroepen binnen de moslimgemeenschap zijn verschillende instrumenten ingezet. De drieledige aanpak draagt bij aan een duurzaam effect (jongeren krijgen toestemming voor deelname van de ouders en kunnen er na afloop met mensen uit de gemeenschap over praten) en verankering in het werkveld. Daarnaast is het project begeleidt door een klankbordgroep (vertegenwoordigers van de doelgroep en maatschappelijke organisaties) die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het creëren van draagvlak. Kosten: Het project heeft te maken met verschillende generaties en verschillende niveaus van taalbeheersing, waardoor het een moeilijke doelgroep was. Het project was daardoor zeer arbeidsintensief. Doordat de aangesloten islamitische organisaties vrijwilligersorganisaties zijn is het mogelijk geweest om het project binnen het budget uit te voeren.
74
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Zelfredzaamheid: Het project was gericht op het vergroten van de bewustwording en door kennis over het onderwerp de weerbaarheid te vergroten. Het project spreekt alle deelnemers aan op de eigen verantwoordelijkheid; bijvoorbeeld door ouders en imams te informeren over hoe zij het onderwerp bespreekbaar kunnen maken. Daarnaast zijn de trainingen voor jongeren gericht op het vergroten van het zelfvertrouwen en onderling respect. Uitvoeringskosten per deelnemer: ongeveer € 175. Dit zijn de maximale kosten, inclusief de ontwikkelingskosten van het project die voor de uitvoering niet meer nodig zijn. Achtergrond: de projecteigenaar is Stichting Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR). In dit project is onder andere samengewerkt met zelforganisaties, de GGD Rotterdam en ROC Zadkine. Het toneelstuk kan al dan niet in combinatie met een voorlichting van SPIOR worden ingezet door derden. Ook is er een sticker ontwikkeld. De sticker en het toneelstuk kunnen via SPIOR worden aangevraagd. Relevantie voor de toekomst: SPIOR merkt dat het thema nog niet in alle groepen van de Islamitische gemeenschap bespreekbaar is. Daarnaast zou men in de toekomst opvolging willen geven aan de voorlichting voor Imams.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
75
Implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk Innovatief onderzoek naar de mogelijkheid om in de verloskundigenpraktijk een screeningssysteem op te zetten waarmee verloskundigen huiselijk geweld in de zwangerschap kunnen signaleren Uit internationaal onderzoek blijkt dat geweld tegen vrouwen in 30% van de gevallen in de zwangerschap begint. In het project hebben verloskundigen gedurende drie jaar systematisch zwangere vrouwen gescreend op huiselijk geweld. De eerste twee jaar van het project is het screeningsysteem getest en verfijnd. In het derde jaar is gewerkt aan de voorbereiding van een landelijke invoering van screening op huiselijk geweld in de zwangerschap. Verder is er in het project aandacht besteed aan een overdrachtsysteem in de zorgketen (consultatiebureau, jeugdzorg, huisarts) waardoor probleemgezinnen in een vroeg stadium worden gesignaleerd en gevolgd kunnen worden.
Type project: interactieve voorlichting, inzet rolmodellen Doel: De mogelijkheid onderzoeken van een landelijke implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk om het aantal gevallen van huiselijk geweld (preventief) te verminderen. Doelgroep: verloskundigen (eerste lijn) en zwangere vrouwen (tweede lijn). Werving en selectie doelgroep: Verloskundigen konden zich aanmelden. Zij zijn benaderd via het Tijdschrift voor Verloskundigen, via de website van de KNOV en het eigen netwerk van TNO. Mogelijke uitvoerders: Koepelorganisaties in de zorg (zoals KNOV), opleidingen voor verloskundigen en andere medische organen die in aanraking komen met de doelgroep zwangere vrouwen (bijvoorbeeld huisartsenpraktijken). Instrument/Methode: Ontwikkelen van een screeningmethode. Verloskundigen worden getraind in het toepassen van deze methode. Hiervoor kregen zij een training van twee dagdelen waarin ze voorbereid werden op het bespreekbaar maken van het onderwerp en waarbij werd geoefend met een acteur. Aan de hand van deze methode worden vrouwen die onder controle staan van een verloskundige op structurele wijze gescreend op huiselijk geweld tijdens de zwangerschap. Verloskundigen vroegen driemaal in de zwangerschap naar geweld. Door middel van een korte vragenlijst werd geregistreerd of er geweld was gepleegd in deze zwangerschap, zo ja in welke zwangerschapsweek, of er in het verleden geweld was gepleegd en er is gevraagd naar de frequentie. Bij een positief antwoord is de uitgebreide AAS (Abuse Assessement Screen) ingevuld. Les/contracturen: eenmalige training van twee dagdelen (voor verloskundigen). Doelmatigheid: Resultaat: Het project is erin geslaagd de onderzoeksvraag te beantwoorden. Doordat vooraf geen onderzoek is gedaan naar hoe vaak geweld tijdens de zwangerschap in
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
77
Nederland voorkomt, is het effect van de interventie (screeningsmethode) op het voorkomen van huiselijk geweld niet vast te stellen (was ook geen doelstelling van het project). De verloskundigen die aan het project mee hebben gedaan hebben aangegeven veel baat bij het project te hebben gehad. Een groot aantal verloskundigen is actief gaan vragen naar, en letten op signalen van, huiselijk geweld. Daarnaast heeft het onderwerp landelijk veel aandacht gekregen, zo wordt er nu tijdens de opleiding van verloskundigen aandacht aan het onderwerp besteedt. Van de beoogde doelgroep (21.000 zwangere vrouwen) zijn er ruim 43.000 door middel van het project bereikt. Methodiek:de training voor verloskundigen bleek zeer relevant om ze voor te bereiden op het bespreekbaar maken van het onderwerp. Wel is in het project gebleken dat twee keer screenen tijdens de zwangerschap voldoende is. Kosten: Het budget is voldoende gebleken. Wanneer het budget groter was geweest zouden meer verloskundige praktijken kunnen zijn benaderd. Ook was het niet mogelijk om onder de voorwaarden van de subsidieregeling een onderzoek uit te voeren naar hoe vaak huiselijk geweld in Nederland voorkomt, mede hierom heeft dit project zich gericht op het onderzoeken Nee dan hadden ze eht project niet gestart. Zelfredzaamheid: dit project is niet direct gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid van de deelnemers. Wel spreekt het verloskundigen aan op hun verantwoordelijkheid. Voor de doelgroep zwangere vrouwen is het project gericht op het vergroten van de weerbaarheid en het voorkomen van geweld en daarmee indirect op het vergroten van de (sociale) zelfredzaamheid van vrouwen. Uitvoeringskosten per deelnemer: ongeveer € 6 (per bereikte zwangere vrouw). Dit zijn maximale kosten, inclusief de ontwikkelkosten die voor de uitvoering niet meer nodig zijn. Achtergrond: dit onderzoek is gedaan door TNO Kwaliteit van Leven (Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek). Voor het onderzoek is samengewerkt met onder andere TransAct (tegenwoordig Movisie), KNOV en GGD’en in diverse gemeenten. Relevantie voor de toekomst Voor de toekomst is het relevant om te onderzoeken hoe vaak huiselijk geweld tijdens de zwangerschap voorkomt in Nederland. Om relevantie voor de toekomst te garanderen is het thema “huiselijk geweld” verbreed naar het signaleren van ongunstige omstandigheden voor kinderen in het algemeen (zoals psychische problemen van de ouders, alcohol en drugsgebruik, armoede, etc.). Daarnaast is het belangrijk om in de toekomst aandacht te besteden aan de ondersteuning bij de opvolging van signalen (bijvoorbeeld samenwerking met andere organisaties en instellingen).
78
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Wereldvrouwen Kweekvijver waar allochtone vrouwen hun zelfvertrouwen kunnen vergroten en praktijkervaring kunnen opdoen als opstap naar een beroepsopleiding of de arbeidsmarkt. Allochtone vrouwen die een taalcursus of inburgeringtraject achter de rug hebben zijn in principe klaar voor een beroepsopleiding of de arbeidsmarkt. Toch is die stap naar werk voor veel vrouwen nog te groot. Ze hebben een overbrugging nodig, een veilige plek waar ze hun talenten kunnen ontdekken en hun vaardigheden eerst kunnen oefenen. in het project wordt een veilige plek gecreëerd waar vrouwen worden begeleid in het ontdekken en oefenen van hun vaardigheden en competities. In deze zogenaamde kweekvijver kunnen vrouwen hun positie richting arbeidsmarkt versterken. Dit project is gericht op het starten en beheren van de kweekvijver, het werven van leerwerktrajecten (extern) en begeleiding en doorleiding op maat van de doelgroep.
Type project: Activering naar vrijwilligerswerk of andere maatschappelijke activiteit en maatwerk. Doel: Laag- en ongeschoolde allochtone vrouwen de mogelijkheid bieden een startkwalificatie te behalen en ze stimuleren, begeleiden en ondersteunen om de stap te maken naar een beroepsopleiding of betaald werk. Hieraan gekoppelde doelen zijn: persoonlijke ontwikkeling van de deelnemers stimuleren, bewustwording in gang zetten dat werken de norm is, vergroten van wederzijds begrip (tussen Nederlands publiek en allochtone vrouwen). Doelgroep: laag- en ongeschoolde allochtone vrouwen in de regio Nijmegen. Werving en selectie doelgroep: Vrouwen worden samen met de gemeente (CWI) voor het project geselecteerd. Zij hebben een uitkering of zitten in een NUG-traject. Per schooljaar worden in overleg met de gemeente kandidaten geselecteerd. In september 2010 zijn 25 vrouwen in het project ingestroomd. Mogelijke uitvoerders: sociale ondernemers, organisaties die leerwerktrajecten aan kunnen bieden (bijvoorbeeld kinderopvang, zorginstellingen en gemeenten. Instrument/Methode: 1) Er is een eigen leerwerkbedrijf opgezet, de zogenoemde kweekvijver, waar deelnemers werkervaring op kunnen doen en hun zelfvertrouwen kunnen vergroten. (Kookstudio waar catering, kookworkshops en kinderfeestjes worden verzorgd voor particulieren, bedrijven en instellingen en een naaiatelier waar opdrachten en kinderfeestjes worden uitgevoerd voor bedrijven, instellingen en particulieren). Vrouwen worden zo gestimuleerd in hun stap naar een beroepsopleiding of een betaalde baan. 2) In samenwerking met het ROC is voor deze vrouwen een speciaal onderwijsprogramma opgezet, zodat ze een AKA-1 kwalificatie kunnen behalen. 3) Via het netwerk (bemiddeling) worden vrouwen begeleidt en ondersteund in hun stap naar een betaalde baan of vervolg opleiding.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
79
Les/contacturen: vrouwen nemen een jaar deel aan het project. Doelmatigheid: Resultaat: De voor dit project gestelde doelen zijn bereikt, al moet hierbij worden opgemerkt dat de doelen tijdens het project bijgesteld zijn (vermindering van het aantal deelnemers) voor de eerste 2 jaar. Daarnaast bereiken de individuele deelnemers goede resultaten. Na de eerste 2 projectjaren zijn 45 vrouwen uitgestroomd met een AKA opleiding. Zij zijn doorgestroomd naar een vervolg opleiding, een baan of vrijwilligerswerk. Methodiek: Voor de doelgroep is het een drempel om te activeren als de activiteiten op meerdere locaties plaats vinden, de combinatie van werken en leren op een en dezelfde locatie is dan ook zeer geschikt voor deze doelgroep. Daarnaast is het speciaal voor de doelgroep ontwikkelde onderwijsprogramma geschikt om een kwalificatie te behalen. De activiteiten zijn goed op elkaar afgestemd wat het mogelijk maakt om het geleerde in de praktijk toe te passen. Het taalonderwijs bijvoorbeeld wordt hierdoor betekenisvoller. Kosten: Het budget voor dit project was krap. Het project werd ook gefinancierd door de gemeente. In het tweede jaar kreeg het project veel opdrachten en is moest men meer personeel aannemen. Hiervoor was aanvullende financiering nodig, waarin is voorzien door de gemeente. De opbrengsten die uit het eigen leerwerkbedrijf gegenereerd worden zijn onvoldoende om de kosten van het project te dekken. Zelfredzaamheid: Dit project is gericht op het maken van een stap richting de arbeidsmarkt; in dit project staat de economische zelfredzaamheid van de deelnemers centraal. Uitvoeringskosten per deelnemer: Ongeveer € 4000,00. Dit zijn maximale kosten, inclusief de ontwikkelingskosten van het project die voor de uitvoering niet meer nodig zijn. Daarnaast worden ook opbrengsten uit het project gegenereerd (uit eigen leerwerkbedrijf). Achtergrond: projecteigenaar is Stichting Ontmoetingsplan B. Voor dit project is samengewerkt met onder andere de gemeente Nijmegen, het ROC, Vluchtelingen en Nieuwkomers Zuid-Gelderland, het Inter-Lokaal, stichting Intercity, de Vrijwilligerscentrale en het Internationaal Vrouwen Centrum. Relevantie voor de toekomst: Het project blijft in de toekomst relevant omdat er ook in de toekomst mensen zullen zijn die buiten het reguliere onderwijs vallen. Er zullen in de toekomst aanpassingen aan het project worden gemaakt, waarbij met name de omvorming tot werkcorporatie centraal staat. Daarnaast zal er meer samen worden gewerkt met andere organisaties die vergelijkbare leerwerktrajecten aanbieden. Enerzijds worden de beschikbare plaatsten daardoor beter benut en anderzijds kan deelnemers een grotere variëteit aan leerwerktrajecten worden aangeboden. Het project zal na de projectperiode doorgaan, de gemeente zal het project dan financieren.
80
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Actie in beïnvloeding Talentvolle zwarte, migranten en vluchtelingen vrouwen actief en zichtbaar op het hoogste niveau! De participatie van zwarte, migranten en vluchtelingenvrouwen (zmv-vrouwen) binnen de FNV dient een algemeen maatschappelijk belang. Aan de arbeidsmarkt- en inkomenspositie van zmv- vrouwen valt immers nog veel te verbeteren. Met dit project wordt de invloed en macht van zwarte migranten en vluchtelingen vrouwen (zmv)- vrouwen binnen FNV bonden versterkt. Een FNV- zmv vrouwen netwerk fungeert als pressiegroep om cultuurverandering op gang te brengen, zodat de expertise van zmvvrouwen wordt gewaardeerd en ze niet langer onzichtbaar zijn binnen de FNV. Door de invloed van zmv- vrouwen op het beleid van de FNV-bonden, te vergroten, zijn de vakbonden beter in staat om de arbeids- en inkomenspositie van zmv- vrouwen te verbeteren.
Type project: een variant op interactieve voorlichting met een belangrijke rol voor de doelgroep en inzet rolmodellen, ambassadeurs of trainers uit eigen groep. Doel: I) het netwerk van zmv-vrouwen uitbreiden II) meer zmv-vrouwen een grotere en actievere rol laten spelen binnen de besluitvormende en beleidsmakende organen van de FNV-bonden. Doelgroep: Voor de verschillende projectonderdelen zijn verschillende doelgroepen gedefinieerd: Netwerkbijeenkomsten: alle zmv-vrouwen. Expertgroep: selectie van zmv-vrouwen die betrokken willen zijn bij het maken van beleid. Topgroep: selectie van een klein aantal zmv-vrouwen (25) die na deelname aan de topgroep zouden kunnen toetreden tot de besluitvormende en beleidsmakende functies. Werving en selectie doelgroep: Netwerkbijeenkomsten en expertgroep: eigen leden en het netwerk van de FNV-bonden. Topgroep: door middel van een selectieprocedure zijn zmv-vrouwen uit het netwerk geselecteerd (in de selectieprocedure werd ingegaan op: kwaliteiten, ambitie en attitude om op een invloedrijke positie te functioneren). Mogelijke uitvoerders: overheidsinstellingen en bedrijven die met dit onderwerp aan de slag willen. Instrument/Methode: Netwerkbijeenkomsten/themabijeenkomsten: enerzijds om het netwerk uit te breiden en anderzijds gericht op kennisoverdracht en ontmoeting om zmv-vrouwen hun weg binnen de FNV leren en sneller hun plek vinden in bestuurs- en besluitvormende organen. De vrouwen werden zelf betrokken en gestimuleerd om de volgende bijeenkomst te organiseren of onderwerpen aan te dragen. Expertgroep: om van binnenuit belemmeringen weg te nemen en de zmv-vrouwen te ondersteunen bij het bestuurswerk en de cultuurverandering binnen het bestuur. Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
81
Inzet rolmoddel om een brugfunctie te vervullen tussen zmv- vrouwenorganisaties enerzijds en FNV bonden en bondsbestuurders anderzijds. Topgroep: “Op weg naar de top” waarin 25 zmv-vrouwen versneld werden opgeleid om door te stromen naar de FNV-top om invloedrijke posities te bekleden. De vrouwen hadden een coach vanuit FNV die toezag op het matchen tussen de vrouwen en de bonden zelf. Dit onderdeel viel niet onder de subsidie, maar is wel sterk gerelateerd aan de 2 andere onderdelen. Training en coaching/ondersteuning bieden aan zmv-vrouwen voor bestuurlijke en besluitvormende functies en participatie in (advies)commissies binnen een FNV bond. Les/contacturen: Netwerkbijeenkomsten/themabijeenkomsten: ongeveer 10 bijeenkomsten in anderhalf jaar. Expertgroep: 8 bijeenkomsten in anderhalf jaar. Topgroep: traject duur bedroeg 7 maanden, waarin 12 bijeenkomsten vielen, deze bijeenkomsten waren onregelmatig (soms eens in de 2 weken of eens per maand). Doelmatigheid: Resultaat: Het project heeft ertoe geleid dat diversiteit binnen de FNV op de agenda is gezet en is er is een groter bewustzijn gecreëerd van de capacititeiten en talenten van zmv-vrouwen. Uitbreiden netwerk: zeer geslaagd (begonnen met 75-100) aan het eind van het project 250 vrouwen. Expertgroep: inspanning hebben geleidt tot verandering in beleid en de aandacht voor zmv-vrouwen vergroot. Topgroep maakte geen deel uit van het project. De resultaten van dit projectonderdeel waren mager. Van de topgroep zijn uiteindelijk 9 zmv-vrouwen op een invloedrijke positie terecht gekomen, waarvan slechts 2 in bondsraden. Wel was er door de aandacht die dit onderdeel kreeg binnen de FNV bonden meer aandacht voor de andere twee onderdelen, waardoor het effect daarvan groter was dan verwacht. Methodiek: De voor dit project gestelde doelen zijn bereikt. Voor dit project is voor een methode gekozen waarbij een mix van instrumenten is ingezet. Deze methode heeft bijgedragen aan het bereiken van de gestelde doelen. Kosten: het budget was voldoende. Financiering is met name noodzakelijk voor het aanstellen van een vaste projectcoördinator (het zou te veel eisen van een vrijwilliger). Daarnaast heeft het project veel gebruik gemaakt van de inzet vrijwilligers. Daarnaast is voortgebouwd op een bestaand (maar veel kleiner) netwerk. Het derde projectonderdeel, de topgroep, viel buiten het project zoals dit door OCW werd gefinancierd, de topgroep is vanuit de bonden gefinancierd. Zelfredzaamheid: dit project is niet specifiek gericht op de zelfredzaamheid van de deelnemers. Het project beoogd met name een cultuurverandering in gang te zetten en de arbeids- en inkomenspositie van zmv-vrouwen te verbeteren, indirect wordt daardoor de zelfredzaamheid van vrouwen wel vergroot. In het project werden zmv-vrouwen heel sterk aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. De vrouwen werden zelf betrokken en gestimuleerd om de volgende bijeenkomst te organiseren of onderwerpen aan te dragen.
82
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Uitvoeringskosten per deelnemer: ongeveer € 700. Dit zijn maximale kosten, inclusief de ontwikkelingskosten van het project die voor de uitvoering niet meer nodig zijn. Achtergrond: projecteigenaar is FNV Vrouwenbond, aangesloten bij de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging), een overkoepelende organisatie voor vakbonden. Voor dit project is samengewerkt met de FNV bonden en een aantal stichtingen: Stichting Pafemme; deze stichting heeft het stimuleren van participatie van zmv-vrouwen als doel, Stichting BIZ; het vrouwennetwerk voor Turkse hoger opgeleide vrouwen in Nederland, Stichting ZAMI; een zelforganisatie voor zmv-vrouwen. Toekomstige relevantie: Een vergelijkbaar project is ook in de toekomst relevant omdat er in de samenleving nog een slag te slaan is. De Nederlandse samenleving is gebaseerd op het witte gedachtegoed en dit sluit niet altijd aan bij de culturele achtergrond van zmv-vrouwen.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
83
Hoogopgeleide migrantenvrouwen richting arbeidsmarkt Een project met een integrale aanpak dat beroep doet op het zelfvertrouwen en proactief gedrag van deelnemers om een (betaalde) baan of opleiding te vinden, Hoogopgeleide migrantenvrouwen ondervinden knelpunten bij toetreding op de arbeidsmarkt. In dit project worden de knelpunten aangepakt door kleine groepjes migrantenvrouwen een taaltraject aan te bieden in combinatie met coaching en met trainingen gericht op arbeidsparticipatie. De vrouwen wordt een spiegel voorgehouden over hun denken en gedrag en naast het vinden van het werk is er ook oog voor de privé situatie. Uitgangspunt is om deelnemers beter te laten aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt.
Type project: variant op integrale aanpak (maatwerk) en activering: naar onderwijs, betaald-, of vrijwilligerswerk met zeer sterke nadruk op de bewustwording van de kracht van de doelgroep. Doel: het vergroten van de kans op een passende baan met doorgroeimogelijkheden voor hoog opgeleide migranten vrouwen. Doelgroep: migrantenvrouwen tussen de 23 en 50 jaar die een diploma hebben dat gewaardeerd is op minimaal havo- of mbo-niveau en toegang biedt tot een hbo-opleiding zonder werk of met een baan onder hun niveau. Werving en selectie van de doelgroep: via eigen netwerken en migrantenorganisaties. Mogelijke uitvoerders: (welzijns)organisaties in samenwerking met zelforganisaties, sleutelfiguren. Om het project te kunnen managen moet de organisatie professioneel zijn en de doelgroep kennen. Methode: duale maatwerk-taaltrajecten. De vrouwen krijgen taaltrainingen, trainingen over de Nederlandse arbeidscultuur en sollicitatievaardigheden. Daarnaast worden de deelnemers gekoppeld aan een coach/trajectbegeleider die hen kan ondersteunen bij het vinden van werk. In de methode is er veel plaats voor zelfreflectie. Instrumenten: arbeidsinpassingstraject, taaltraining, trajectbegeleiding, intervisie, stages, werkgeverscontacten, slotbijeenkomst met feedback. De instrumenten staan beschreven in de Handleiding Toeleiding arbeidsmarkt hoogopgeleidde migrantenvrouwen in negen stappen. Een handleiding. Les/contacturen: traject van 1,5 jaar, contracturen verschillen per deelnemer. Uitvoeringskosten per deelnemer: maximaal € 5.700 (bij inbedding valt dit bedrag aanzienlijk lager uit).
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
85
Doelmatigheid: Resultaat: door het werken vanuit een individuele vraaggerichte benadering hebben bijna alle deelnemers zich verder ontwikkeld. Van de 30 vrouwen hebben 18 (beter) werk of opleiding gevonden, 10 deelnemers zijn geactiveerd, dat wil zeggen ze gingen actief zoeken naar een opleiding of een (betaalde) baan en twee vrouwen zijn uitgevallen. Andere resultaten van het project zijn de houdingsverandering, kennisverwerving en het aanleren van vaardigheden (zie verder zelfredzaamheid). Een nevenresultaat is dat men nu ook concrete voorbeelden/casestudies kan aanhalen voor beleidsbeïnvloeding op lokaal niveau. Methode: de methode die de vrouwen een spiegel voorhoudt, is confronterend en werkzaam. Op bepaalde punten was het project een leerproces. Bijvoorbeeld de individuele taalbegeleiding bleek soms efficiënter dan de groepstaallessen en het bleek niet haalbaar (en noodzakelijk) om voor alle deelnemers een stageplek te vinden. Kosten: arbeidsinspanningen zijn uitgebreid, daardoor is het project duurder geworden dan oorspronkelijk begroot. Het budget was in principe voldoende, maar er zijn veel onbetaalde overuren gedraaid. Dit vooral na afloop van het project voor de begeleiding en nazorg van de vrouwen . Ook waren extra kosten gemaakt voor de huisvesting/ruimtes, overleg over de ontwikkeling van methodologie en het benaderen van werkgevers. Zelfredzaamheid en zelfverantwoordelijkheid: dankzij het project hebben 18 vrouwen een (betaalde) baan of opleiding gevonden. De methode leidt niet alleen tot verbetering van kennis en vaardigheden, maar tot een meer pro-actieve houding en zelfvertrouwen. De deelnemers gaven aan dat het traject op het terrein van hun houding ‘iets in gang heeft gezet’. Hun teleurstelling en hun afwachtende en soms sceptische houding is omgezet in een realistisch beeld van hun kansen op de arbeidsmarkt. In het stappenplan wordt ook beschreven hoe de zelfverantwoordelijkheid bij de deelnemers kan worden gestimuleerd. Achtergrond: dit project is uitgevoerd door Stichting Meander, een regionaal Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling en Stichting Yasmin, een educatief-cultureel centrum voor allochtone vrouwen in Den Haag. Toekomstige relevantie: arbeidsparticipatie en onderwijs worden steeds belangrijkere thema’s binnen de politiek. Bij uitvoering van het project in de toekomst blijft aanpassing van het programma op de doelgroep en op nieuwe ontwikkelingen rondom de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld nieuwe wervingskanalen) gewenst. Het traject zou ook langer kunnen duren, dat wil zeggen: een langere periode van nazorg, zodat vrouwen een beroep kunnen blijven doen op dat duwtje in de rug, als het even tegen zit en terugval dreigt. Dit vergroot de kans op duurzame participatie op de arbeidsmarkt.
86
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Joint Venture, Iskaashi; Somalische mannen en vrouwen samen in besturen Joint Venture staat voor gezamenlijke onderneming. Dit project vat ‘emancipatie’ op als een zaak van zowel mannen als vrouwen. Het project richt zich op het opheffen van belemmeringen om Somalische mannen en vrouwen op basis van gelijkwaardigheid te laten participeren in besturen. In dit project wordt dat gedaan door kennis van en inzicht in bestuurswerk te vergroten en door mannen en vrouwen in dat proces sterker te maken. Centraal staat bewustwording van de doelgroep zelf en nadruk ligt op zelf initiëren van activiteiten.
Type project: een variant op interactieve voorlichting en training met een belangrijke rol voor de doelgroep. Bewustwording door middel van zelfreflectie, discussie en het uitwisselen van ervaringen. Nadruk ligt op bewustwording door zelf dingen te ondervinden, door discussies en zelfreflectie. Doel: bevordering van de samenwerking tussen mannen en vrouwen in de besturen (van Somalische organisaties) zodat de scheiding tussen mannen en vrouwen wordt doorbroken. Doelgroep: Somalische mannen die zitting hebben in een bestuur van een Somalische zelforganisatie. De doelgroep is over het algemeen hoog opgeleid (hbo+). Werving en selectie van de doelgroep: bekendmaking van het project door middel van landelijke bijeenkomsten. Selectie deelnemers door lokale organisaties aangesloten bij FSAN door middel van een profielschets voor de deelnemers. Mogelijke uitvoerders: alle organisaties die hun draagvlak willen vergroten en te kampen hebben met de scheiding tussen mannen en vrouwen in besturen. Methode/instrumenten: voorlichting, training, mixedgender meeting, netwerkbijeenkomsten, intervisie en begeleiding. In de methode ligt de nadruk op het zelf ontdekken van oorzaken van problemen, het initiëren van activiteiten en het formuleren van oplossingen. Les/contacturen: 12 bijeenkomsten in het weekend: overdag training en s avonds discussies. Daarnaast bijeenkomsten georganiseerd door lokale FSAN organisaties. Doelmatigheid: Resultaten en methode: van de 30 beoogde mannen, hebben er 28 deelgenomen aan het project. Voor de projectleider is het belangrijkste resultaat van het project het feit dat deelnemers hebben aangegeven wat de achterliggende reden van de sekseverdeling is en dat dit onwenselijk is. Mannen en vrouwen hadden na afloop van het project geen probleem om met elkaar in het bestuur te zitten. Daarnaast hebben de deelnemers kennis opgedaan op het gebied van besturen. Methode: De combinatie van training, werkbezoeken en discussies was zeer geschikt voor de hoogopgeleide doelgroep. Door te debatteren over de geleerde materie, konden mensen ideeën vormen waar ze zelf achter staan.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
87
Kosten: het budget bleek niet voldoende om het project te realiseren. Er werd veel met vrijwilligers gewerkt. De activiteiten door de lokale organisaties waren niet begroot en er moest beroep worden gedaan op plaatselijke organisaties die een deel van de bijeenkomsten zelf moesten bekostigen. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid: de doelgroep van hoogopgeleide Somalische mannen die de besturen zaten, had al een hoge mate van eigen verantwoordelijkheidsgevoel en zelfredzaamheid. Het project was zodanig opgezet dat veel activiteiten door de mannen zelf geïnitieerd en georganiseerd werden. Door het project hebben de mannen ook kennis opgedaan met het functioneren van besturen wat hun zelfredzaamheid in de organisaties kan vergroten. Uitvoeringskosten per deelnemer: € 5.185. Achtergrond: dit project is uitgevoerd door FSAN, Federatie van Somalische Associaties in Nederland. Samenwerking met Odyssee, Stichting Vluchtelingen Organisaties Rijmond, Stimulans, Riagg, Samora, beleidsmedewerker gemeente Den Haag, Srevedentie T&A.
88
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Emancipatie en maatschappelijke activering van allochtone mannen Intensieve training voor allochtone mannen om hun sociale isolement te doorbreken . Allochtone vrouwen geven aan dat de emancipatie van hun mannen weinig aandacht krijgt en dat daardoor ook hun eigen emancipatie en die van hun kinderen wordt geremd. Uit onderzoek blijkt dat veel immigranten uit de eerste generatie vaak slecht geïntegreerd zijn. Het project wil het sociale isolement van werkloze allochtone mannen doorbreken door middel van een intensieve cursus die uiteindelijk moet leiden tot doorstroom naar betaald of vrijwilligerswerk dan wel naar een vervolgcursus. In het project wordt in plaats van de slachtofferrol juist gewezen op de kracht van de mannen.
Type project: variant op activering naar vrijwilligerswerk of andere maatschappelijke activiteit met zeer sterke nadruk op de bewustwording van de kracht en de macht van de doelgroep. Doel: het doorbreken van het sociale isolement met als uiteindelijke doel het doorstromen naar betaald of vrijwilligerswerk dan wel tot een vervolgcursus. Sub doelen zijn: 1. Vermindering van het sociaal isolement en toename van het zelfrespect van allochtone mannen. 2. Verbetering van de genderverhoudingen en de positie van de vrouw en kinderen in het gezin. 3. Doorstroom naar vrijwilligerswerk of betaald werk, dan wel naar een vervolgcursus of ander vervolgtraject. Doelgroep: allochtone mannen (Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Egyptische, Soadanese en Iraanse mannen) ouder dan 30 jaar die zich in een sociaal geïsoleerde of kwetsbare positie bevinden. Voorkeur voor langdurig werklozen met een uitkering, partner en kinderen. NB: ook autochtone mannen kunnen doelgroep zijn; het ontbrak aan tijd en geld om een pilot voor deze groep (of voor een gemengde allochtone/autochtone groep) uit te voeren. Werving en selectie doelgroep: via doelgroeporganisaties, maatschappelijke welzijn en uitkeringsorganisaties. Werving is erg intensief, mannen moeten persoonlijk en een op een worden aangesproken. Mogelijke uitvoerders: gemeenten en gemeentelijke organisaties, zoals Dienst Werk en Inkomen en Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, door lokale organisaties voor welzijn of maatschappelijke ontwikkeling, buurthuizen en vadercentra. Methode: intensieve cursussen op basis van een vastgelegde methodiek die zich richt op de individuele ontwikkeling van de mannen, met de nadruk op hun rol binnen het gezin en in de maatschappij. De volgende thema’s komen aan bod: identiteit en cultuur, identiteit en samenleving, man-zijn, het gezin, religie, gezondheid en arbeid. Daarnaast worden werkbezoeken en uitjes georganiseerd of worden sprekers uitgenodigd. Tijdens deze periode loopt een paralleltraject waarin de deelnemers onder begeleiding aan de slag gaan om hun persoonlijke doel te realiseren: actief deelnemen aan de maatschappij in de vorm van een cursus, betaald of vrijwilligerswerk dan wel andere zinvolle bezigheden.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
89
Mannen werken aan hun persoonlijke ontwikkeling, bewust worden en nemen van verantwoordelijkheden. Instrument: cursus, trainershandboek; train de trainer aanbod. Les/contacturen: periode van 10 weken, 3 dagdelen per week. Product: Methodiekbeschrijving, Perihan Utlu en Wil Verschoor, Man actief, Activering van allochtone mannen in een kwetsbare positie, 2009 en een trainers handboek. Uitvoeringskosten per deelnemer: € 3.000 (inclusief externe trainer).* De kosten voor toekomstige gebruikers zullen sterk afhangen van de specifieke lokale situatie en zeer laag zijn als geen externe trainer of projectleider wordt aangesteld. Doelmatigheid: Resultaat: het doel was dat 50 procent van de deelnemende mannen zou doorstromen naar vrijwilligerswerk/betaald werk of vervolgtraject. Van de 55 deelnemers hebben 37 mannen dat doel gehaald. Volgens de projecteigenaar is in het algemeen het sociaal isolement van de cursisten zichtbaar afgenomen en hun zelfrespect toegenomen. Volgens het handboek van het project zijn de genderverhoudingen binnen het gezin ook verbeterd. Volgens de geïnterviewde projectleider is dit aspect in het project onderbelicht en de resultaten op dit terrein zijn moeilijk te meten. Volgens de projectleider was het een doelmatig project, omdat de helft van de mannen actief is geworden, terwijl het een moeilijk bereikbare en te activeren groep is. Methode: de combinatie van groepstrainingen met nadruk op het ontwikkelen van zelfvertrouwen en het afleggen van de slachtofferrol en de individuele begeleiding werkte het goed. De werving en het behoud van de doelgroep voor het project kostte wel meer inspanning dan verwacht. Methodiek is ook uitvoerig beschreven en voor anderen bruikbaar. Kostenaspecten: het budget voor het project was in principe voldoende, er zijn wel meer uren gedraaid dan gepland en gedeclareerd, vooral voor werving, begeleiding en de rapportages. Er is ook een extra trainershandboek gemaakt. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid: kern van de methodiek is enerzijds de discussie over houding en positie van de mannen in gezin en maatschappij. Anderzijds is het werken aan persoonlijke doelen voor actieve deelname aan de maatschappij. Het project is gericht op het doorbreken van het sociale isolement en op het vergroten van de zelfredzaamheid. Achtergrond: dit project is uitgevoerd door MOVISIE en Vizyon., in samenwerking met Impuls, Vadercentrum ADAM; Dona Daria, Sezer Consult, Stichting BOEG * Kosten berekend door de projectleider, zie ook handboek Man actief Activering van allochtone mannen in een kwetsbare positie, 2009.
90
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Nieuw politiek talent Een professionele training en coaching voor ambitieuze vrouwen die een functie in lokale politiek ambiëren. Vrouwen met een andere culturele achtergrond participeren nog onvoldoende in de lokale politiek. Dit betreft zowel de opkomst bij de verkiezingen als de deelname aan besturen of betrokkenheid bij politieke partijen. Dit terwijl politieke participatie vaak wordt gezien als een van de graadmeters van de integratie. In dit project wordt theorie met praktijk gecombineerd. Getalenteerde allochtone vrouwen die graag een rol willen spelen in de gemeentelijke politiek worden getraind en gecoacht naar een functie in de lokale politiek. Tijdens en na afloop gaan de vrouwen actief politiek werk verrichten. Het project is ook goed bruikbaar voor vrouwen die hun politieke voorkeur nog niet kennen.
Type project: gecombineerde aanpak theorie en praktijk: training gekoppeld aan coaching en stages. Doel: het toegankelijk maken van de gemeentelijke politiek en het bevorderen van de participatie van allochtone vrouwen in de politiek. Doelgroep: gemotiveerde (vooral niet-westerse) allochtone vrouwen die al min of meer de ambitie hebben om zich met de politiek bezig te gaan houden en/of affiniteit hebben met politiek in het algemeen. De vrouwen hebben minimaal mbo-niveau en beheersen het Nederlands redelijk goed zowel mondeling als schriftelijk. Werving en selectie van de doelgroep: selectie via netwerken, bewust gekozen voor kleinschalige ‘via via’ werving i.p.v. een grote media campagne, omdat deze voor de doelgroep beter werkt. Mogelijke uitvoerders: een maatschappelijke organisatie (die zorgt o.a. voor de werving van de deelneemsters en het regelen van de stages ) met een trainingsbureau dat zorgt voor de training. Methode: trainingen politieke vorming (de trainingen waren gericht op politiek, maar ook op versterking van sociale vaardigheden), coaching in kleine groepjes en stages bij de politieke lokale partijen. Afsluiting met een certificaat, een eenmalige nazorgbijeenkomst en eventueel extra coachingsgesprekken. Product: publicatie: Nieuw Politiek Talent, Meer allochtone vrouwen in de lokale politiek, met enkele adviezen om diversiteit te verwezenlijken binnen uw politieke partij, gemeente of organisatie. Ning: een online network van deelneemsters. Les/contacturen: een eenjarig programma van trainingen en coaching in kleine groepjes (1 keer per 3 weken) en stages (5 dagdelen in 3 of 4 maanden). Uitvoeringskosten per deelnemer: € 4.666.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
91
Doelmatigheid: Resultaat: 24 (van de 25) deelnemers hebben het traject afgerond en een certificaat ontvangen. Om het einddoel van 25 te bereiken is er expres met extra veel mensen (32 personen) gestart. Tweederde van de 24 deelnemers is lid geworden van een politieke partij. Zeven vrouwen hebben zich kandidaat gesteld voor de gemeenteraadsverkiezingen en nog vijf deelnemers zijn politiek actief als vrijwilliger bij een politieke partij. Volgens de projectleider was het belangrijkste resultaat van het project politieke bewustwording van de vrouwen. Methode: in de gebruikte methode (combinatie van training, coaching en stage) werkt coaching heel goed. De vrouwen beschikken over de nodige kennis, maar hebben te weinig zelfvertrouwen om het toe te passen. Het project was zo opgezet dat het ook nuttig was voor vrouwen van wie de politieke voorkeur nog niet bekend was. Algemeen heeft het project het maatschappelijk bewustzijn van alle deelnemers vergroot. Het lukte niet voor iedereen een passende stage te vinden. . Daarnaast werd het regelen van stages bemoeilijkt door het feit dat er veel tijd zat tussen intentieondertekening van de politieke partijen en de werkelijke stage. Uiteindelijk hebben 16 vrouwen stage gelopen. Kosten aspect: het budget was toereikend voor het project. Wel zijn er wat aanpassing in het project gedaan, bijvoorbeeld een avondbijeenkomst in plaats van conferentie. Daarentegen werd er een extra publicatie van de resultaten en leerpunten: Nieuw Politiek Talent uitgegeven. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid: politieke participatie wordt vaak gezien als één van de graadmeters voor de mate van integratie. Dit project bevordert niet alleen politieke participatie, maar heeft vrouwen ook geholpen door middel van uitbreiden van sociale vaardigheden en hun zelfredzaamheid, ook buiten de politiek. Het project sprak de vrouwen behoorlijk aan op hun eigen verantwoordelijkheid. De vrouwen moesten zelf voor het grootste deel de stage invullen. De mate van zelfredzaamheid in de groep varieerde. De meer zelfredzame vrouwen functioneerden als rolmodellen. Achtergrond: dit project is uitgevoerd door Alleato in samenwerking met Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) te Amsterdam, IDEA, NVA Bureau voor duurzame inburgering te Amersfoort, en Kennispunt Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht en een aantal lokale partijen. Toekomstige relevantie: de problematiek blijft relevant en actueel, omdat politieke participatie een van de pijlers van integratie is. Om het meer overdraagbaar (meer aantrekkelijk voor gemeentes) te maken, zouden wellicht ook autochtone vrouwen bij het project betrokken kunnen worden. Het traject zou ook wat ingekort kunnen worden om kosten te besparen.
92
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Aandacht voor seksualiteit en relaties bij re-integratie voor meiden in een kwetsbare positie: ‘Jouw leven, jouw keus!’ Goed onderbouwd project dat een koppeling maakt tussen de seksuele en relationele empowerment van jonge kwetsbare meiden en hun re-integratie op de arbeidsmarkt en in het onderwijs. Uitval in het onderwijs vanwege seksualiteitsgerelateerde problematiek is groot. Sommige meiden vormen een kwetsbare groep vanwege het risico op zwangerschap, seksueel misbruik, opvoedingsproblemen, afhankelijke partnerrelaties, geringe weerbaarheid en eigenwaarde. Dit project biedt een samenhangend programma over seksualiteit, relaties, zwangerschap en moederschap ingebed binnen de re-integratie (voor-)trajecten. Het programma is toegesneden op de behoeften van de meiden zelf en draagt bij aan minder uitval, meer motivatie en op termijn aan een grotere kans op maatschappelijke participatie.
Het project zet bekende problematiek in nieuwe setting en maakt een koppeling tussen seksuele gezondheid en maatschappelijke participatie.
Type project: variant op interactieve voorlichting met een belangrijke rol voor de doelgroep: een seksespecifiek groepscounseling programma met seksuele en relationele vorming.Bewustwording en empowerment door middel van zelfreflectie, discussie en het uitwisselen van ervaringen in een meidengroep staan centraal. Het programma is educatief, reflectief en interactief van opzet. Het is sterk aangepast aan de behoeften, ervaringen en problemen van de doelgroep 18-23 jarige jonge vrouwen. De eigen leefsituatie en vragen van de deelnemers zelf zijn vertrekpunt. De groepsdeelnemers brengen eigen ervaringen in, reageren en reflecteren op kennis en attitude en leren oefenen met nieuwe onderhandelingstechnieken en vaardigheden. Doel: vergroten van de relationele en seksuele weerbaarheid en bevorderen van de seksuele gezondheid van jonge vrouwen (18-23 jaar). Hiermee wordt beoogd dat de doelgroep meer regie krijgt over de eigen seksuele relaties en zorg leert dragen voor de eigen seksuele gezondheid. Hierdoor hebben zij minder problemen kan maatschappelijke participatie van kwetsbare meiden bevorderd worden. Doelgroep: jonge kwetsbare vrouwen van 18-23 (jonge moeders, tienermoeders, huwelijksmigranten) die deelnemen aan een re-integratietraject. Werving en selectie doelgroep: werving en selectie voor deelname aan het programma vindt plaats door de re-integratiebureaus zelf. De meiden nemen vaak al deel aan een reintegratietraject. Na 1 of 2 twee maanden na de start van een traject wordt het programma Jouw leven, jouw keus! uitgevoerd. Dan is er pas voldoende veiligheid en vertrouwen om over seksualiteit en relaties met meiden in gesprek te gaan. Mogelijke uitvoerders: re-integratiebedrijven voor jong volwassenen met aparte groepen voor meiden of jonge vrouwen, ROC’s (afdelingen zorg en welzijn) en de Maatschappelijke Opvang.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
93
Methode: seksespecifiek groepscounseling. Het programma is ontwikkeld in samenspraak met de doelgroep en trajectbegeleiders van Reintegratiebedrijf OCTRA & Partners bv. Het proramma is in een pilot in vijf groepen met jonge vrouwen in de reintegratie uitgetest en uitgebreid geevalueerd. De trajectbegeleiders hebben voorafgaande aan de uitvoering van het programma een tweedaagse scholing gevolgd bij de Rutgers Nisso Groep. In het programma komen thema's aan bod zoals eigen waarden en normen over seksualiteit, wensen en grenzen, partnerkeuze, prettige en veilige relaties, seksuele risico's, ongewenste zwangerschap, moederschap in combinatie met werk of opleiding, preventie van zwangerschap, soa’s en seksuele dwang. Instrument/product: preventief groepsprogramma met 10 thematische bijeenkomsten, instrument om de gebruikswaarde en effect van het programma te meten, trainingprogramma voor trajectbegeleiders, draaiboek en handleiding voor de begeleiding. Les/contacturen: 6-10 bijeenkomsten van gemiddeld 2,5 à 3 uur. Doelmatigheid: Resultaat: De resultaten van het project zijn na afloop op verschillende manieren gemeten. Er is een procesevaluatie uitgevoerd onder de deelnemers en de trajectbegeleiders. Uit de evaluatie onder de profijtgroep blijkt dat het programma vooral hoog scoort op leerzaamheid, relevantie voor de leeftijdsgroep (hoewel de persoonlijke relevantie iets lager ligt) en op gezelligheid. Uit de effectstudie waarbij veranderingen op niveau van kennis, attitude, eigen intenties en gedragingen zijn gemeten, blijkt dat op vier van de vijf gemeten terreinen positieve veranderingen hebben plaatsgevonden. Volgens de trajectbegeleiders was het grootste effect van het project bewustwording en toegenomen weerbaarheid bij de deelnemers. De effecten op langere termijn op de maatschappelijke participatie zijn niet bekend. Methodiek: deze methodiek is afgestemd op de behoeften en ervaringen van de meiden zelf en sluit goed aan bij hun leefwereld. Meiden brengen zelf eigen ervaringen in en kunnen fungeren als positief rolmodel. Het is wel een intensieve methode wat wel wat vraagt van begeleiders. Kosten: de eigen financiering via VWS subsidie en het budget van OC&W voor emancipatie was voldoende voor de ontwikkeling en evaluatie van de methodiek alsook een scholing voor een bredere groep geinteresseerden. Het budget was ontoereikend voor een landelijk monitoring en implementatie traject. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid: zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid nemen voor relaties en seksualiteit staan centraal in het project. Door dit programma in te bedden in een re-integratie (voor-)traject voor meiden en/of jonge moeders kunnen meiden niet alleen bewuster keuzes maken ten aanzien seksualiteit maar ook ten aanzien opleiding en werk. Dit zijn op haar beurt beschermende factoren voor preventie van ongewenste zwangerschap en andere seksuele risico’s. Deelname aan dit programma kan bijdragen aan maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid. Uitvoeringskosten per deelnemer: € 3.090,03 .
94
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Achtergrond: dit project is uitgevoerd door de Rutgers Nisso Groep, kenniscentrum seksualiteit, in samenwerking met OCTRA & Partners bv. Toekomstige relevantie; De seksualiteitsgerelateerde problematiek bij deze groep meiden in de reintegratie blijft ook in de toekomst relevant. Op basis van nieuwe inzichten uit onderzoek over seksueel gedrag van meiden en effecten van beïnvloeding zal de methodiek op termijn opnieuw moeten worden aangepast. Er ligt nog een belangrijke uitdaging in het begeleiden van meiden met diverse culturele achtergronden, variatie in kennis en seksuele ervaring.
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
95
Vrouwenrechten in beweging Een project dat inspeelt op de Marokkaanse en Turkse (familie)wetgeving door oprichting van onder andere een Lokaal Steunpunt Vrouwenrechten met een stappenplan voor oprichting van steunpunten in andere steden. Een van de belemmeringen die Marokkaanse en Turkse vrouwen tegenkomen als zij hun positie willen verbeteren, is de complexe juridische situatie waar al deze vrouwen mee te maken kunnen krijgen. Zij hebben niet alleen te maken met de Nederlandse wet- en regelgeving, maar ook met die in het land van herkomst. In relatie tot de emancipatie van vrouwen is vooral het familierecht van groot belang. Het gaat onder andere over onderwerpen als huwelijk, echtscheiding of huiselijke geweld. Er is in Nederland echter onvoldoende kennis over deze veranderingen, de jurisprudentie en de bijbehorende gevolgen. Noch bij de vrouwen zelf noch bij de professionals zoals politie, hulpverlening en advocatuur.
Type project: tweeledige benadering: voorlichting aan vrouwen en aan professionals (een variant op interactieve voorlichting). Doel: Marokkaanse en Turkse vrouwen en professionals op de hoogte stellen van de veranderingen in de Marokkaanse en Turkse familiewetgeving zodat zij beter voor zich zelf kunnen opkomen. Doelgroepen: Turkse en Marokkaanse vrouwen in Nederland met de dubbele nationaliteit Zelforganisaties van Turkse en Marokkaanse vrouwen
Sociaaljuridische hulpverleners
Juristen
Mogelijke uitvoerders in toekomst/de landelijke implementatie: Het juridische loket in samenwerking met migranten(vrouwen)organisaties. Sociaaljuridische hulpverleners in de wijken. Methode: (onderzoek, pilot)*, conferentie, website, stappenplan en toolkit voor oprichting lokale steunpunten. Instrument/product: conferentie, website, lokaal steunpunt vrouwenrechten, stappenplan om een lokaal steunpunt vrouwenrechten te starten; en toolkit. Website (www.metwet.nl) met zowel de Marokkaanse als de Turkse wetgeving, die van toepassing is op migrantenvrouwen die in Nederland wonen. Met voorbeelden in drie talen (Nederlands, Turks en Arabisch). Bij het Lokale Steunpunt Vrouwenrechten kunnen Marokkaanse en Turkse vrouwen uit Utrecht, tijdens inloopspreekuren, in eigen taal terecht met juridische vragen aangaande het familie- en personenrecht. Indien nodig worden vrouwen doorverwezen naar andere instantie. Voor het oprichten van deze steunpunten is aan de hand van een jaar praktijkervaring een stappenplan met toolkit ontwikkeld. Omdat situatie per gemeente verschilt, is dit
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
97
geen ‘blauwdruk’, maar een handreiking om initiatieven elders niet opnieuw het wiel te laten uitvinden. Les/contacturen: wekelijks twee inloopspreekuren in het steunpunt, van 9-13 uur voor Turkse en Marokkaanse vrouwen. Doelmatigheid: Resultaat: de langetermijneffecten zijn moeilijk in te schatten. Op korte termijn is het duidelijk dat er behoefte was aan een steunpunt en dat tijdens de bijeenkomsten verhalen en ervaringen van vrouwen impact hadden. De vrouwen werden bewust van hun rechten. De methode was doelmatig omdat van te voren was uitgezocht op welke manier welke doelgroep geïnformeerd wilde worden. De verschillende doelgroepen werden op verschillende passende manieren geïnformeerd. Kosten: het budget was krap, daardoor had o.a. het lokale steunpunt zeer beperkte openingstijden en de website beperkte technische mogelijkheden. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid: het achterliggende doel van het project is de bewustwording van Turkse en Marokkaanse vrouwen rondom hun wettelijke rechten en bevordering van hun onafhankelijkheid, waardoor zij sterker in hun schoenen en dus in de Nederlandse samenleving zullen staan. Het project bevordert indirect de zelfredzaamheid en de economische zelfstandigheid. Uitvoeringskosten per deelnemer: € 185,73. Relevantie voor de toekomst: de wetten zijn nu aangepast, maar de problematiek blijft actueel in de toekomst zolang er mensen zijn die dubbele nationaliteit hebben. De consequenties van de wetgeving zijn ingewikkeld in verschillende situaties en bij verschillende levensfasen, zoals bij echtscheiding (in geval van bijstand), adoptie en schuldenproblematiek. Achtergrond: dit project is uitgevoerd door Stichting IDEA de stedelijke organisatie voor emancipatie(ondersteuning) en expertise in Utrecht. Binnen het project werd
samengewerkt met o.a. zelforganisaties van migrantenvrouwen, gemeente Utrecht en diverse juristen. * Deze onderdelen zijn wellicht niet nodig in het vervolgtraject.
98
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
Bijlage 6 Geïnterviewde personen
Voor dit onderzoek werden de volgende personen gesproken. De uitspraken in het rapport weerspiegelen de visie van de onderzoekers en niet van de geïnterviewde personen. Louke Vianen, St Meander - Hoogopgeleide migranten vrouwen richting arbeidsmarkt Dhr. Adam, FSAN Federatie van Somalische Assiciaties Nederland, Ikaashi - Somalische mannen en vrouwen samen in besturen Ineke van der Vlugt, Rutgers Nisso groep - Aandacht voor seksualiteit en relaties bij reintegratie voor meiden in een kwetsbare positie Wil Verschoor, Movisie - Emancipatie en maatschappelijke activering van allochtone mannen Annemarieke Blom, Alleato - Nieuw Politiek Talent Arzu Karadeniz, ALLEATO, Vrouwenrechten in beweging Fiene van Loock, Stichting Two Get There, And You! Meidenproject Tineke van der Kraan, FNV Vrouwenbond, Actie in Beïnvloeding Marianne Vorthoren, SPIOR Stichting Platform Islamitische Organisaties Rotterdam, Preventie Loverboys moslimgemeenschap Rijnmond Debora Heijne, Stichting Ontmoetplan B, Wereldvrouwen Remy Vink, TNO, Implementatie van screening op huiselijk geweld in de verloskundigenpraktijk Margo van Kreveld, APS, Vergroten van deelname van vrouwen in een kwetsbare positie aan de ouder-en medezeggenschapsraden in het basisonderwijs Edith van Rossum, Gemeente Zaanstad, Project Loving me Loving You, Zwarte Tulp Marloes Gankema, Provincie Noord Holland, Samen Voortburgeren Katy Bennett, Gemeente Delft, Duizend en 1 kracht Erika Nemeth, Gemeente Rotterdam, Hand in Hand tegen Huwelijksdwang Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten
99
Janneke Plantenga: hoogleraar economie verbonden aan Utrecht Universiteit School of Economics Halleh Ghorashi: Bijzonder hoogleraar Management van Diversiteit en Integratie (PaVEM leerstoel) aan de vrije Universiteit Amsterdam
100
Eindevaluatie subsidieregeling emancipatieprojecten