Eindevaluatie Do-It Aanleiding Kinderen willen graag meedoen met andere kinderen en meetellen in het gezin en in de buurt. Stichting Sociaal Cultureel werk Leiderdorp (SCw), De Buitenwereld (gespecialiseerde buitenschoolse begeleiding), Cardea Jeugdzorg en Gemiva-SVG Groep (Gemiva) hebben in een nieuw samenwerkingsverband het project Do-It opgezet. In dit project kunnen kinderen in de basisschoolleeftijd met een verstandelijke beperking of een psychiatrische stoornis met een AWBZ-indicatie voor individuele of groepsbegeleiding deelnemen aan bestaande activiteiten van het reguliere buurtwerk in het activiteitencentrum Dwars. Deze activiteiten worden verzorgd in de vorm van een workshopmiddag. De ouders van kinderen zonder indicatie betalen een vast bedrag van € 30,00 per maand voor vier keer of € 10,00 per middag. De kosten voor deelname van kinderen met een indicatie worden gedekt door de AWBZ1. Het project is als pilot uitgevoerd in de periode september 2014-maart 2015. Streven was dat tien kinderen met een AWBZ-indicatie aan het project konden deelnemen. De doelstellingen van Do-It zijn samengevat: het bevorderen van de zelfstandigheid en participatie van kinderen met een beperking door middel van het opdoen van sociale vaardigheden; kinderen zonder beperking leren omgaan met kinderen met ‘opvallend gedrag’; het bevorderen van samenwerking binnen de jeugdketen om daarmee invulling te geven aan de decentralisatie jeugdzorg; het bevorderen van doorstroming naar lichtere zorgvormen en uitstroming uit zorg naar welzijn. (bron: Do-It met De Buitenwereld en Gemiva-SVG Groep) Doel van de pilot is dat het project kan dienen als good practice van begeleiding en opvang van kinderen met een beperking in de wijk. Het bredere kader hiervoor is de transitie van de jeugdzorg waardoor behoefte is aan nieuwe arrangementen voor zorg en ondersteuning. Om te bepalen of Do-It na de pilotfase als regulier project kan worden uitgevoerd en als voorbeeld kan dienen voor soortgelijke projecten is een evaluatie uitgevoerd. Het Tympaan Instituut heeft een bijdrage geleverd aan deze evaluatie door het opstellen van een plan van aanpak, te zorgen voor ondersteuning bij en uitvoering van een aantal onderdelen van dit plan van aanpak en het opstellen van deze notitie. De bijdrage van het Tympaan Instituut vond plaats in het kader van uren die het Tympaan Instituut inzet voor de ondersteuning bij het regionale programma Wmo Holland Rijnland. Het project Do-It maakte in 2014 deel uit van dit regionale programma. De evaluatie is daarmee niet alleen relevant voor de organisaties betrokken bij Do-It, maar ook voor Holland Rijnland.
1
De functie ‘begeleiding’ is inmiddels overgeheveld naar de Wmo en de Jeugdwet.
Postbus 93010 2509 AA Den Haag 070 3371000
Anna van Saksenlaan 51 2593 HW Den Haag
www.tympaan.nl
[email protected] @tympaan_inst
Opzet van Do-It Do-It is bestemd voor kinderen in de leeftijd van 8-13 jaar. Met uitzondering van de schoolvakanties is in de periode september 2014 - maart 2015 elke dinsdag een workshopmiddag georganiseerd. De kinderen konden uit een programma een workshop kiezen, zoals tekenen, fashion, koken, djembé trommelen, ‘allemaal chocola’, figuurzagen en fotografie. Daarnaast werden activiteiten georganiseerd voorafgaand aan en na afloop van de workshop (tafeltennis, poolen en dergelijke). Vanaf 15.00 tot 18.00 uur was een team aanwezig om van alles te organiseren voor kinderen. De workshops werden verzorgd door docenten, stagiaires en ervaren vrijwilligers met kennis van betreffende workshops. De begeleiding vond plaats door een agoog van SCw. Deze organiseerde het programma en de workshops en was aanwezig voor begeleiding van uitvoerenden en deelnemers. Medewerkers van SCw hebben een training gekregen in de begeleiding van kinderen met een beperking/stoornis. Er was een ‘achterwacht’ beschikbaar in het geval van escalaties. In totaal hebben vier kinderen met een indicatie deelgenomen aan Do-It die in de maanden september en oktober stapsgewijs zijn ingestroomd. Dit betrof: Eén kind van De Buitenwereld (kind met een stoornis in het autistisch spectrum). Twee kinderen van Gemiva (kinderen met het Syndroom van Down). Eén kind van Cardea (kind met een gedragsstoornis). Dit kind is in december 2014 afgehaakt. Daarnaast namen kinderen zonder indicatie van het naastgelegen deel van BSO Smallsteps (voorheen Catalpa), locatie ‘De Kampioen’ en kinderen die door hun ouders zijn aangemeld, deel. De totale groepsgrootte varieerde van 8-18 kinderen.
Opzet evaluatie Vraagstelling In de evaluatie stonden de volgende vragen centraal: 1 Hoe wordt Do-It door de kinderen met en zonder beperking en hun ouders gewaardeerd? 2 Hoe ervaren de betrokken organisaties het project Do-It? 3 Hoe draagt Do-It bij aan de integratie van kinderen met een beperking? 4 Wat zijn de (geschatte) kosten per kind voor deelname aan Do-It en wat zijn de kosten van gespecialiseerde begeleiding in het kader van de (voormalige) AWBZ? 5 Wat zijn succesvolle elementen van Do-It; in hoeverre kan dit project voortgezet/uitgebreid worden en met welke eventuele aanpassingen?
Aanpak Op basis van het plan van aanpak voor de evaluatie is de evaluatie als volgt uitgevoerd:
Bijhouden van een logboek Per workshopmiddag is door SCw in een logboek geregistreerd wat de activiteit was, wie de deelnemende kinderen waren, wie de workshopmiddag begeleidde, hoe de workshop verliep en welke informatie aan het einde van de middag eventueel is overgedragen aan de ouder(s).
2 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
Korte vragenlijst voor de kinderen SCw heeft met een tussentijdse vragenlijst in beeld gebracht hoe de deelnemende kinderen Do-It waarderen. Tien kinderen hebben een vragenlijst ingevuld, waaronder de vier kinderen met een indicatie.
Vragenlijst voor ouders In de vragenlijst voor ouders van deelnemende kinderen is in beeld gebracht: wat de ervaringen van de ouders zijn met Do-It; de mogelijke effecten van Do-It zijn op hun kind; hoe de ouders denken over de toekomst van Do-It. Er zijn twee vragenlijsten uitgezet: één voor ouders met een kind met een indicatie en één voor ouders met een kind zonder indicatie. Er zijn acht vragenlijsten ingevuld, waarvan zes door ouders van kinderen zonder indicatie, twee door ouders van een kind met indicatie. In totaal zijn 21 vragenlijsten uitgezet. Hoewel het aantal ingevulde vragenlijsten beperkt is, geven de antwoorden niettemin een indicatie hoe ouders Do-It waarderen.
Tussentijdse evaluatie met partners In november 2014 hebben de organisaties die betrokken zijn bij Do-It in een gezamenlijk overleg Do-It tussentijds geëvalueerd. Alle betrokken organisaties (De Buitenwereld, Gemiva, SCw en Smallsteps) hebben hieraan deelgenomen.
Groepsgesprek met partners voor eindevaluatie In maart 2015 heeft de eindevaluatie plaatsgevonden met de organisaties die betrokken zijn bij Do-It. Er is voor gekozen om deze eindevaluatie te houden in de vorm van een focusgroep, waarbij de methode ‘klaag- en jubelmuur’ is ingezet. Hierbij hebben de deelnemers op ‘post its’ aangegeven welke aspecten van Do-It zij als positief hebben ervaren en welke zij als verbeterpunten zien. Vervolgens is gediscussieerd over voorwaarden voor het vervolg van Do-It en zijn aanbevelingen geformuleerd voor nieuwe, soortgelijke projecten. Met uitzondering van Cardea hebben alle betrokken organisaties aan het groepsgesprek deelgenomen. Op basis van de gegevens uit bovenstaande bronnen is deze notitie geschreven.
Resultaten Hieronder worden de resultaten van de evaluatie beschreven, waarbij eerst wordt ingegaan op de ervaringen van de kinderen en hun ouders, vervolgens op de ervaringen van de betrokken organisaties.
Ervaringen van de kinderen en hun ouders Kinderen De kinderen (zowel met als zonder indicatie) zijn over het algemeen heel positief over Do-It (‘stoer’, ‘leuk’, ‘gezellig’, ‘interessant’) zowel wat betreft de sfeer, de groep als de begeleiding (‘leuk’, ‘aardig’, ‘lief’). Eén kind (zonder indicatie) geeft aan het wel wat druk te vinden. Eén kind (met indicatie) geeft aan Do-It niet leuk te vinden, maar wilde kijken of het wel leuk was. Dit kind vindt het soms ook niet leuk om naar Do-It te gaan. Sinds december 2014 neemt dit kind niet meer deel aan Do-It, omdat het niet meer wilde.
3 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
De kinderen (zowel met als zonder indicatie) geven aan graag naar Do-It te komen. Uitspraken van de kinderen: de BSO is een beetje saai, bij Do-It heb je wat te doen; omdat er altijd hele leuke dingen zijn om te doen; dan hoef ik niet naar de BSO of alleen thuis; de sfeer is gezellig en je kunt lekkere dingen maken; ik hou van workshops. Er zijn een aantal suggesties voor workshops gedaan, zoals voetbal, ‘iets met hout’ en snoep maken. Suggesties en tips hebben de kinderen nauwelijks. Eén kind heeft als tip om de ingrediënten eruit te mogen halen bij koken als je iets niet lust.
Ouders De ouders van een kind zonder indicatie geven aan dat het bieden van een leuke bezigheid de belangrijkste reden was om hun kind mee te laten doen, één ouder gaf als reden het vergroten van de praktische vaardigheden. Het opdoen van sociale vaardigheden of contact met kinderen met een indicatie heeft voor deze ouders geen rol gespeeld. In het algemeen geven de ouders aan dat hun kind steeds met plezier thuiskomt na Do-It en het kind de activiteiten leuk vindt, bij één kind is dat wisselend. Drie kinderen vertellen (soms) over de kinderen met indicatie, maar dat is geen enkel geval negatief. Eén ouder geeft aan dat haar zoon het juist leuk vindt om ze te helpen en ze erg lief vindt. Opvallend is dat de meeste ouders niet op de hoogte waren van deelname van kinderen met een indicatie. Vanuit de betrokken organisaties is aangegeven dat ouders door SCw geinformeerd over Do-It. Ook is door SCw een ouderavond georganiseerd, waar echter geen aanmeldingen voor waren. De ouders vinden deelname van kinderen met een indicatie niet vervelend voor hun kind. Eén ouder plaatst daarbij de kanttekening dat dit wel afhangt van de zwaarte en het soort beperking. Vijf ouders vinden ook dat deelname van kinderen met een indicatie aan Do-It de leefwereld van hun kind vergroot. Eén ouder geeft aan: ‘Ik denk dat door de kinderen gemengd in een groep te zetten zij beide van elkaar leren en respect te hebben voor elkaar, als een natuurlijk proces’. Alle ouders vinden dat Do-It door moet gaan, voornamelijk omdat de kinderen het zelf leuk vinden. Eén kind gaf zelf aan: ‘Het is gewoon superleuk en leerzaam en het is ook leuk en goed dat er ook kinderen met een beperking zijn’. Alle ouders zouden hun kind ook opnieuw opgeven voor Do-It. Twee ouders hebben wel een opmerking bij de huidige opzet: één ouder geeft aan dat de middag te lang is voor het kind, een andere ouder geeft aan het niveau van het activiteitenaanbod lager was dan verwacht. De ouders van een kind met indicatie geven het bieden van een leuke bezigheid als reden voor deelname van hun kind. Eén ouder geeft aan door Do-It de zelfredzaamheid en het zelfvertrouwen van het kind te willen vergroten. De ouders geven aan dat hun kind het naar zijn zin heeft bij Do-It, al moest één kind wel erg wennen. De kinderen doen praktische en sociale vaardigheden op, die thuis soms worden toegepast. Eén ouder ziet vooral positieve effecten in de omgang met volwassenen (zoals begeleiders en leerkrachten) en in de omgang met andere kinderen binnen het gezin. Beide ouders geven aan dat Do-It (mede) heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van hun kind. Beide ouders zijn tevreden over de informatie over Do-It en de overdracht door de begeleiding.
4 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
Beide ouders vinden dat Do-It ook door moet gaan en zouden hun kind opnieuw opgeven. Zoals één ouder het verwoordt: ‘Omdat het een leuk en waardevol initiatief is. Verrijkt mijn kind, mijn gezin en ik denk op den duur ook de ‘gewone’ kinderen/mensen. Het is goed geregeld en de activiteiten zijn leuk en goed begeleid’.
Ervaringen van de betrokken organisaties Positieve aspecten Activiteitenaanbod Het is een leuk activiteitenaanbod, kinderen worden passend begeleid met een passend programma. Het programma is waar nodig ook gemakkelijk aan te passen. Belangrijke vraag voor SCw is of de workshops goed aansluiten op de belevingswereld van de kinderen met een indicatie. Zo is het ook belangrijk gebleken om te zorgen voor afwisseling in de activiteiten en dat er ook activiteiten zijn waarbij kinderen zich buiten kunnen uitleven, zoals voetbal. In de intake wordt zo veel mogelijk al gekeken of het aanbod van Do-It past bij het kind. Het is wel belangrijk dat de activiteiten een toegevoegde waarde (blijven) hebben, voor zowel kinderen met als zonder indicatie. Mogelijk dat het activiteitenaanbod iets meer toegespitst kan worden op jongens.
Begeleiding Er worden zowel professionals als vrijwilligers ingezet, wat zorgt voor veel extra handen. Er zijn in totaal zes begeleiders voor de groep (twee beroepskrachten van SCw, twee vrijwilligers en twee stagiaires). Dit betekent voor de kinderen met een indicatie dat er ongeveer en een-op-een begeleiding is. Dat bleek in de praktijk ook nodig. Er is in de loop van het project ook iemand aangetrokken voor buitenactiviteiten. De kinderen met een indicatie moeten stapsgewijs uitleg over de activiteiten krijgen. In het begin hebben de begeleiders van de activiteiten een training gekregen in methodisch werken (Geef mij de vijf). In de praktijk wordt de methode niet helemaal gevolgd. Daarnaast staat SCw soms ook voor nieuwe situaties, zoals een kind dat nog niet zindelijk is en ongewenst gedrag vertoont richting andere kinderen en begeleiding. SCw zou graag wat meer advies willen over hun eigen handelen ten opzichte van de begeleiding van kinderen met een indicatie.
De sfeer op de groep De sfeer binnen de groep is goed en gezellig, de kinderen werken goed met elkaar samen. Kinderen helpen elkaar bijvoorbeeld knutselen en laten een meisje met het Syndroom van Down winnen bij spelletjes. Het is belangrijk dat er een goede balans is tussen het aantal kinderen met en zonder indicatie. Dit bepaalt hoeveel kinderen met een indicatie er mee kunnen doen. Een ander aandachtspunt is de vraag tot welke leeftijd je kinderen met een indicatie kunt laten deelnemen aan Do-It, omdat de mogelijkheden voor doorstroming naar activiteiten voor de oudere kinderen beperkt zijn, maar er ook geen te groot leeftijdsverschil moet zijn met de andere kinderen op Do-It.
Samenwerking tussen de organisaties De samenwerking tussen de organisaties is goed, alle organisaties tonen zich betrokken. Het wordt ervaren dat Cardea wat minder betrokken is. Vooraf hebben de organisaties ook veel met elkaar om de tafel gezeten. Iedereen is erg gemotiveerd en gelooft in het project. Ze kunnen gemakkelijk bij elkaar terecht voor vragen. De contacten met de ouders lopen via de instellingen.
5 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
Bijdrage aan integratie Do-It draagt volgens de organisaties bij aan de integratie van kinderen met en zonder indicatie. De kinderen hebben geen moeite met de ‘mix’. Niemand valt buiten de groep, iedereen mag meedoen. Op een enkele uitzondering na, wordt het contact tussen de kinderen steeds groter. Een van de kinderen (met een indicatie) ging zingen in een onverstaanbaar taaltje. De andere kinderen namen hem serieus, ook al verstonden ze hem niet. Daaruit blijkt respect. Voor de kinderen is het een natuurlijk proces geweest. Kinderen en ook ouders vinden ook meer ‘normaal’, de maatschappij is aan het veranderen. De kinderen van Gemiva gaan vol enthousiasme naar Do-It. Zij gaan echt niet als ze niet willen. Eén kind zat voorheen na school thuis, omdat er geen geschikte activiteiten waren, maar telt nu de dagen af voordat het weer na Do-It kan. Smallsteps heeft de indruk de kinderen zich niet zo bewust zijn van het ‘anders zijn’ van de kinderen met een indicatie. Ze spreken er in ieder geval niet over. De kinderen vinden de activiteiten leuk en lijken niets van de veranderingen te merken. Ook het kind van De Buitenwereld vindt het leuk om naar het project Do-It te gaan, zo ervaart De Buitenwereld. Zij voelt zich niet anders of buitengesloten van de groep en geeft aan het naar haar zin te hebben. Eén kind met een indicatie heeft weinig aansluiting met de groep, wat niet als storend wordt ervaren, maar er is geen sprake van integratie. Er is ee-op-een begeleiding nodig en dan is de vraag wat de meerwaarde van Do-It is. Er zijn daarbij grenzen aan wat mogelijk is. Het is met een intake niet helemaal te bepalen welk type kind past binnen het project. Ook bij de ouders zien de organisaties positieve reacties. Ouders van de kinderen met een indicatie zijn vaak verbaasd over wat hun kind kan. Voor ouders is het moeilijk om hun kind uit de beschermde omgeving te halen en zijn erg gewend aan zorg op maat. Dankzij Do-It zien ze nu de mogelijkheden. Een van de kinderen durfde voorheen niet alleen naar Do-It te komen, maar durft dat nu wel, zij straalt en voelt zich veilig. Een ander kind heeft ook altijd begeleiding in een beschermde omgeving ontvangen, maar inmiddels telt het kind de dagen af totdat het weer naar Do-It kan en functioneert goed op de groep.
Aandachtspunten Wijze van instroom van kinderen met een indicatie De manier waarop de kinderen vanuit de organisaties nu instromen bij Do-It moet anders. Dit is in deze pilot gelopen via de instellingen en vanuit SCw was daar veel afstemming voor nodig met de instellingen. In de toekomst zou dit via het Jeugd- en Gezinsteam (JGT) moeten lopen. Het bleek in de praktijk lastiger om kinderen met een indicatie te vinden voor deelname aan Do-It dan aanvankelijk gedacht. Het ontwikkelingsniveau van de kinderen moet aansluiten op Do-It. Daarnaast is het ook voor de ouders spannend. Ze zijn geneigd om hun kinderen in een beschermde, veilige omgeving te houden.
Balans binnen de groep Er zijn nu gemiddeld vijftien kinderen (met en zonder indicatie) die deelnemen aan Do-It. Het streven is dat dit er 25-30 worden. Dat betekent wel dat er naar een goede balans gezocht moet worden voor de verhouding van de kinderen met en zonder indicatie. Meer kinderen betekent ook meer prikkels.
Communicatie tussen de organisaties en met ouders Niet bij alle organisaties is er een vast aanspreekpunt, waardoor de communicatie soms stroef loopt. Soms hangt het ook van de persoon af. De vraag is of er standaard na elke activiteit een terugkoppeling moet plaatsvinden of alleen als er iets is. Ook met de BSO Small-
6 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
steps is het zoeken naar de wijze van communicatie. SCw koppelt nu wel mondeling terug naar de leidsters van de BSO. De communicatie met ouders loopt nu soms over meerdere schijven. De bedoeling is dat SCw rechtstreeks met ouders communiceert, wat ook vaak het geval is. Soms loopt de communicatie via de gezinsbegeleider. Het is belangrijk dat er tussen de betrokken instellingen goede afspraken worden gemaakt wie het aanspreekpunt is over het kind en dat SCw op de hoogte wordt gebracht van afspraken die de organisaties met de ouders maken.
Aanwezigheid van begeleiding De bedoeling is dat elk kind met een indicatie gedurende een aantal activiteiten begeleiding krijgt vanuit de betreffende zorgorganisatie. Dit is niet altijd het geval geweest. Niet bij alle kinderen met indicatie is die begeleiding noodzakelijk, maar soms ontbrak die waar de begeleiding wel nodig was of was er begeleiding door iemand die het kind niet kende. Gemiva kan geen begeleiding bieden, voor De Buitenwereld is het belastend dat iemand gedurende de hele middag aanwezig moet zijn. Het wordt jammer gevonden dat Gemiva die ondersteuning niet kan bieden. Soms was er bij SCw wat minder continuïteit in de begeleiding vanwege ziekmeldingen van stagiaires. In de loop van het project zijn extra vrijwilligers aangetrokken voor de begeleiding.
Communicatie met de kinderen Het is soms lastig om de kinderen met indicatie te verstaan. Dit kost aandacht en vaardigheden. De communicatie loopt anders dan gewend, het is soms lastig om signalen bij de kinderen te herkennen. SCw heeft ook een ontwikkeling doorgemaakt in de manier waarop met kinderen met een indicatie wordt gecommuniceerd, bijvoorbeeld als het gaat om uitleg over activiteiten, het aanspreken op ongewenst gedrag en het stellen van regels.
Vervoer Vervoer is een lastig punt. Eén vervoerder wil het kind niet naar Do-It brengen, alleen naar huis. Soms komen de kinderen die afhankelijk zijn van vervoer later binnen. Vervoer kan ook kosten voor de ouders met zich meebrengen.
Financiering Betaalbaarheid is een aandachtspunt. Het is belangrijk om de gemeente te overtuigen dat deze vorm van begeleiding goedkoper is. Gemeenten zijn op zoek naar nieuwe zorgarrangementen in het kader van de transitie van de jeugdzorg. Dit is een voorbeeld dat werkt tegen lagere zorgkosten. Voor kinderen met een indicatie is er meer begeleiding nodig. Zijn ouders bereid om een hogere eigen bijdrage te betalen? Uitgangspunt zou moeten zijn dat reguliere bijdragen door ouders zelf betaald moeten kunnen worden (net als bij kinderen zonder indicatie). Meerkosten zouden uit de Wmo moeten komen.
Kosten De kosten van de kinderen met een indicatie werden gedurende de pilot gedekt uit de AWBZ. De kosten per kind bedroegen € 55,00 per bijeenkomst. De kosten die over de deelnemende kinderen moeten worden omgeslagen zijn de kosten voor de materialen die worden gebruikt bij de activiteit (€ 5,00 per activiteit per kind) en de salariskosten van de begeleiding. Bij deelname van vier tot en met zes kinderen met een beperking kan worden volstaan met inzet van één begeleider door SCw Leiderdorp, bij zeven kinderen of meer zijn twee begeleiders nodig. SCw Leiderdorp heeft berekend wat, afhankelijk van het aantal kinderen) de bijdrage van de deelnemers zou moeten zijn om de kosten van de begeleiding en materialen te kunnen dekken. Tevens is berekend wat de kosten voor deelname aan DoIt zijn in vergelijking met begeleiding gefinancierd uit de voormalige AWBZ. Naarmate meer
7 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
kinderen met een beperking deelnemen aan Do-It, des te lager de bijdrage per deelnemend kind kan zijn en des te groter de besparing ten opzichte van de voormalige AWBZ is. Tabel 1 Overzicht kosten en benodigde bijdrage deelnemers Do-It bijeenkomsten kinderen personeelskosten activiteitenkosten
2
totale kosten benodigde bijdrage per kind kosten awbz- begeleiding besparing t.o.v. awbz 1 2 3 4
4
3
21
21
21
21
21
3
4
5
6
7
2.770,00
2.770,00
2.770,00
2.770,00
5.540,00
315,00
420,00
525,00
630,00
735,00
3.085,00
3.190,00
3.295,00
3.400,00
6.275,00
49,00
38,00
32,00
27,00
43,00
3.465,00
4.620,00
5.775,00
6.930,00
8.085,00
380,00
1.430,00
2.480,00
3.530,00
1.810,00
1
Uitgaande van inzet van twee begeleiders. Uitgaande van € 5,00 per kind per middag. Naar boven afgerond in hele euro’s. Uitgaande van € 55,00 per kind per bijeenkomst, exclusief bijkomende kosten, bijvoorbeeld voor vervoer naar de activiteit.
Conclusies, aandachtspunten en aanbevelingen Conclusies Zowel kinderen met als zonder indicatie hebben het naar hun zin bij Do-It. Ze zijn in het algemeen positief over het activiteitenaanbod, de sfeer op de groep en de begeleiding. Ouders willen hun kinderen met Do-It een leuke bezigheid bieden. Daarbij moet het aanbod en niveau van de activiteiten wel (blijven) aansluiten bij de belevingswereld van zowel de kinderen met als zonder indicatie. Dit vergt soms wat aanpassingen vanuit SCw. Ouders van kinderen zonder indicatie waren niet op de hoogte van de deelname van kinderen met een indicatie. Niettemin denken ze dat het bijdraagt aan het vergroten van de leefwereld van hun kind, al is de zwaarte van de beperking van het kind wel een aandachtspunt. Ook de ouders van de kinderen met een indicatie zien positieve ontwikkelingen bij hun kind, die mede te danken zijn aan Do-It. Ouders toonden zich in het begin wat huiverig, nu zien ze welke mogelijkheden Do-It biedt voor hun kind. De betrokken organisaties zijn in het algemeen positief over de samenwerking, al vergt de onderlinge communicatie en afstemming tussen de organisaties nog wat aandacht. SCw heeft zich ontwikkeld in de begeleiding van kinderen met een indicatie. Omdat sommige kinderen met een indicatie meer aandacht vragen, is het wel belangrijk dat er steeds voldoende begeleiding aanwezig is. Deze begeleiding is niet alleen nodig vanuit SCw, maar in de beginfase van een kind met een indicatie ook vanuit de betrokken zorgorganisaties. Vanuit alle betrokkenen is duidelijk dat Do-It bijdraagt aan integratie. Deelname van kinderen met een indicatie blijkt voor de kinderen zonder indicatie geen issue te zijn. Als er thuis al wordt gesproken over de kinderen met indicatie, dan is dat nooit negatief. Op de groep verloopt de onderlinge omgang op een ongedwongen manier. De kinderen helpen elkaar spontaan daar waar nodig en hebben respect voor de kinderen met een indicatie. De kosten van het reguliere buurtwerk zijn lager dan de kosten voor begeleiding die voorheen uit de AWBZ werd gefinancierd. Naarmate meer kinderen met een beperking deelnemen aan Do-It, des te lager de bijdrage per deelnemend kind kan zijn en des te groter de besparing ten opzichte van de voormalige AWBZ is.
8 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
Zowel ouders als betrokken organisaties vinden dat Do-It een vervolg moet krijgen. Daarvoor hebben de organisaties een aantal aanbevelingen geformuleerd, die daarbij van belang zijn. Deze worden hieronder beschreven.
Aandachtspunten vervolg Do-It Alle betrokken organisaties willen graag een vervolg geven aan Do-It. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten van belang: Voor de betrokken organisaties Zorg voor een goede balans binnen de groep. Er zijn nu gemiddeld vijftien kinderen die deelnemen aan Do-It. Het streven is dat dit er 25-30 worden. Dat betekent wel dat er naar een goede balans gezocht moet worden voor de verhouding van de kinderen met en zonder indicatie. Daarbij is het ook belangrijk om te kijken wat er aan ondersteuning/ begeleiding nodig is en hoe je zicht kunt houden op de groep (bijvoorbeeld activiteiten in meerdere ruimten of het afsluiten van ruimten). Wat er aan ondersteuning nodig is, moet per kind bekeken worden. Goede begeleiding op de activiteit en continuïteit zijn noodzakelijk. Het werken met stagiaires kan een risico daarbij zijn. Het is belangrijk om te zorgen voor flexibiliteit in (het niveau van) de activiteiten. Organisatorisch spelen de volgende aandachtspunten een rol: ○ zorgen voor een vast aanspreekpunt per organisatie: dit moet strakker; ○ de bekendheid van Do-It moet worden vergroot: Do-It is voor kinderen met een indicatie iets extra’s; ○ het is belangrijk dat er een aanspreekpunt/verbinder is binnen de gemeente, bijvoorbeeld het JGT als regisseur. Er is een verandering in denken nodig bij de gemeente en organisaties in zorg en welzijn. Het afschalen van zorg zou een continu aandachtspunt moeten zijn. Nu is er nog sprake van een ‘schot’ tussen zorg en welzijn. Gemeente ziet Do-It als zorg die ze niet wil financieren. Kinderen uit gemeenten verder weg zouden ook moeten kunnen deelnemen. Eigenlijk zou Do-It in elke wijk beschikbaar moeten zijn. Vervoer en de kosten daarvan zijn nu een probleem. Het is belangrijk om bij de gemeente te benadrukken en onderbouwen dat de kosten van reguliere begeleiding lager zijn dan van specialistische begeleiding. Dat zou kunnen betekenen dat gemeenten ook zouden kunnen bijdragen aan vervoerskosten. Betrokken organisaties zijn van mening dat Do-It overdraagbaar is naar andere buurtcentra. Voor nieuwe projecten zijn onderstaande aanbevelingen geformuleerd.
Aanbevelingen nieuwe projecten
‘Je moet erin geloven’ als deelnemende organisatie (geldt voor alle organisaties). Het past helemaal in deze tijd, voor alle deelnemende kinderen is er op de lange termijn een positief effect. Buurtwerkers moeten enthousiast zijn en bereid om te investeren. Het is voor buurtcentra belangrijk om te realiseren dat het arbeidsintensief is. Begeleiders in de buurtcentra moeten over agogische en pedagogische kwaliteiten beschikken. Het is belangrijk om te zoeken naar een goede balans tussen kinderen met en zonder indicatie. Niet alle kinderen kunnen instromen (‘niet je deur open zetten’), dan haken ‘normale’ kinderen af.
9 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]
Het doorslagpunt voor de balans hangt niet alleen af van het aantal kinderen. Bij ieder kind afzonderlijk moet worden gekeken of deelname aan het project past. Een criterium zou kunnen zijn dat als een kind naar het reguliere onderwijs kan, het ook kan deelnemen aan het reguliere buurtwerk. Het aanmelden van kinderen met een indicatie moet centraal verlopen via deelnemende instellingen of via het JGT. Het is een geleidelijk proces, belangrijk om het project stapje voor stapje op te zetten en het kleinschalig te houden. Het is belangrijk om te kijken naar mogelijkheden en minder naar beperkingen. Wel moet op- en afschalen van begeleiding constant mogelijk zijn. Laat de organisatie bij het buurt- en jongerenwerk, vanuit het oogpunt van ‘mogelijkheden’ in plaats van ‘beperkingen’ kijken. Buurtcentra moeten geen zorgcentrum worden. Blijf gewoon!
Colofon juli 2015 - M.G.A. Ligtvoet-Janssen © Tympaan Instituut Dit is een gratis uitgave van het Tympaan Instituut en is onder vermelding van 0715 te bestellen bij het Tympaan Instituut.
10 Eindevaluatie Do-It - Tympaan Instituut -
[email protected]