Ministerie van Defensie Defensiestaf Afdeling Evaluaties
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
Inhoudsopgave
1 1.1 2 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.1.10 2.1.11 2.1.12 2.1.13 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9 3 3.1
Inleiding................................................................................ 3 Doelstelling ........................................................................... 3 Missies nader beschouwd ...................................................... 4 UNIPTF (Bosnië)................................................................... 4 Inleiding................................................................................ 4 Achtergrond van de operatie................................................... 4 Nederlandse bijdrage............................................................. 4 Voorbereiding........................................................................ 5 Aanbeveling .......................................................................... 5 Aansturing van de operatie..................................................... 5 Uitvoering.............................................................................. 5 Risico´s................................................................................. 6 Personeel.............................................................................. 6 Materieel en logistiek ............................................................. 7 Voorlichting........................................................................... 7 Juridische aspecten ............................................................... 7 Terugkeer naar Nederland...................................................... 7 EUPM (Bosnië)...................................................................... 8 ECPA (Albanië) ................................................................... 10 Inleiding.............................................................................. 10 Achtergrond van de operatie................................................. 10 Nederlandse bijdrage........................................................... 10 Voorbereiding...................................................................... 10 Risico´s............................................................................... 10 Uitvoering............................................................................ 11 Bevinding............................................................................ 11 Medisch.............................................................................. 11 Terugkeer naar Nederland.................................................... 12 Financieel ........................................................................... 13 Financiële paragraaf............................................................ 13
Pagina 2/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
1
Inleiding
1.1
Doelstelling
In 2002 heeft de krijgsmacht twee betrekkelijk kleinschalige missies beëindigd: a. UNIPTF – United Nations International Police Task Force in Bosnië-Herzegovina. Een civiele “politiemissie” in het kader van “United Nations Mission in Bosnia Hercegovina” (UNMIBH) met een personele bijdrage van 55 militairen van de Koninklijke Marechaussee. b. ECPA – European Commission Police Assistance Project in Albanië. De personele bijdrage was één militair (Koninklijke Marechaussee) en één civiele politiefunctionaris. Aangezien het wat betreft ECPA een individuele uitzending betrof en bij UNIPTF een politiemissie vallen zij als zodanig niet onder het Toetsingskader (2001) zoals dit thans wordt gehanteerd bij politieke besluitvorming. Bij de beschrijving van de missies worden wel enkele aspecten uit het Toetsingskader betrokken, maar de nadruk zal worden gelegd op de militaire aspecten. In deze eindevaluatie worden de bijdragen in grote lijnen beschouwd. Indien daartoe aanleiding bestaat, zal dieper op een aspect worden ingegaan. De evaluatie richt zich op elementen in de planning, voorbereiding, uitvoering en afwikkeling die verbetering hoeven. De hieruit getrokken lessen zullen worden toegepast op de lopende en toekomstige operaties.
Pagina 3/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
2
Missies nader beschouwd
2.1
UNIPTF (Bosnië)
2.1.1 Inleiding De “United Nations International Police Task Force” (UNIPTF) was een civiele politiemissie in BosniëHerzegovina, waaraan Nederland sinds 1996 een bijdrage leverde. Het mandaat van de missie liep af op 31 december 2002. UNIPTF kan gekarakteriseerd worden als een succesvolle VN-missie die de basis heeft gelegd voor de “European Union Police Mission” (EUPM, zie hieronder). Mede dankzij de UNIPTF beschikt Bosnië thans over een relatief goed getrainde politiemacht van ongeveer 16.000 mensen. In de samenstelling is rekening gehouden met lokale etnische verhoudingen en vertegenwoordiging van vrouwen. Bovendien heeft UNIPTF verder invulling gegeven aan andere ordehandhavende instituties, zoals een Interpol coördinatie bureau en de modernste grenspolitieorganisatie in de regio. In het “mandate implementation plan” van UNIPTF werd vooral aandacht besteed aan integriteit en vaardigheden van personen en de politieorganisatie. Bovendien werd veel aandacht besteed aan de relatie tussen politie en publiek, alsmede de opbouw van het justitieel apparaat. 2.1.2 Achtergrond van de operatie Op 21 december 1995 besloot de VN-Veiligheidsraad in resolutie 1035 tot oprichting van de UNIPTF, belast met assistentie bij het opbouwen van een rechtsstaat zoals voorzien in het Akkoord van Dayton. Hoofdtaak van UNIPTF was een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een zelfstandig en volwaardig lokaal politieapparaat in de twee politieke entiteiten binnen Bosnië: de Moslim Kroatische Federatie (MKF) en de Republiek Serpska (RS). Daarbij was het streven een multi-etnische samenstelling van het politieapparaat, met als doel de veiligheid van ieder individu binnen BosniëHerzegovina te garanderen. UNIPTF werd opgezet als een onbewapende, toezichthoudende en adviserende missie, die niet kon worden ingezet als operationele politiemacht met uitvoerende bevoegdheden. Het mandaat van UNIPTF werd in de loop van de jaren enkele malen aangepast, zowel om een verlenging van de verblijfsduur als een uitbreiding van het aantal manschappen mogelijk te maken. Krachtens VNresolutie 1088 in december 1996 en resolutie 1174 van 15 juni 1998 werd ook het takenpakket uitgebreid. UNIPTF werd op basis van deze resoluties, enerzijds, bevoegd onderzoek te verrichten naar vermeende schendingen van de mensenrechten door lokale politiefunctionarissen, anderzijds, veel intensiever betrokken bij de pogingen tot hervorming van het justitiële systeem in BosniëHerzegovina. 2.1.3 Nederlandse bijdrage Nederland nam deel met 50 tot 55 militairen van de Koninklijke Marechaussee. Zevenenveertig landen leverden samen per jaar ruim 2000 politiemannen en -vrouwen voor UNIPTF. Veel landen leverden hun personele bijdrage met opgeleid en getraind civiel politiepersoneel. Het uitgezonden Nederlandse
Pagina 4/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
personeel werd op de hoofdkwartieren en de diverse politieposten, verspreid over BosniëHerzegovina, in multinationale eenheden ingezet. 2.1.4 Voorbereiding De voorbereiding van het uitgezonden personeel heeft grotendeels plaatsgevonden op de School voor Vredesmissies in Amersfoort. Voorts werden op het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee en het Instituut Defensie Leergangen de politieke en culturele achtergronden van het totale missiegebied uitgebreid besproken en toegelicht. Bovendien werden specifieke onderwerpen voor de UNIPTF behandeld. Deze scholing was essentieel binnen het opleidingspakket van het UNIPTF-personeel dat te werk werd gesteld in de Republica Serpska, dan wel binnen de Moslim-Kroatische Federatie. Binnen het opleidingspakket was standaard ook een taalcursus Engels opgenomen. Na aankomst in het operatiegebied werd door de VN de taalvaardigheid getoetst. In enkele gevallen vormde een gebrek aan vaardigheid in de Engelse taal reden voor tijdelijke repatriëring vanuit het operatiegebied naar Nederland, teneinde de taalvaardigheden aan te scherpen. In de loop van de missie werd de mogelijkheid geboden om, indien er twijfels rezen omtrent de taalvaardigheid, extra onderwijs te volgen. 2.1.5 Aanbeveling In een missie waarin een vreemde taal de voertaal is, zou vóór uitzending zeker gesteld moeten worden dat wordt voldaan aan de taalvaardigheideisen die de missie stelt. Voorts moet worden overwogen in de basisopleiding van de KMar meer aandacht aan de Engelse taal te besteden. 2.1.6 Aansturing van de operatie De UNIPTF viel onder de verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties, waarbij de operationele aansturing in het missiegebied werd uitgevoerd door de staf van de UN Police-Commissoner in Sarajevo. De Nederlandse bijdrage viel onder de verantwoordelijkheid van de Chef Defensiestaf, terwijl de bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee zorgde voor de vulling van de toegewezen functionaliteiten. Binnen het missiegebied fungeerde de Nederlandse contingentscommandant van SFOR in Banja Luka tevens als contingentscommandant voor het NL detachement UNIPTF. 2.1.7 Uitvoering Om de operationele taak op een effectieve wijze uit te voeren verdeelde de VN het personeel van UNIPTF over 38 politieposten, waarbij de samenstelling van de teams multinationaal was. Bij de uitvoering van de taak werkte UNIPTF nauw samen met SFOR. UNIPTF was de schakel tussen SFOR en de lokale politie wanneer etnische minderheidsgroeperingen terugkeerden naar, of een bezoek brachten aan, hun voormalige woongebieden. Hun veiligheid is in het kader van het Dayton-akkoord een voorwaarde en garantie voor succesvolle implementatie van dat akkoord. De veiligheid van deze minderheidsgroepen was een directe verantwoordelijkheid van de lokale politie die hierbij werd geadviseerd en begeleid door de UNIPTF. Het UNIPTF personeel voerde zijn taak ongewapend uit, om de onpartijdigheid en neutraliteit tot uitdrukking te brengen. Een relatief nieuwe taak was het opleiden en adviseren van het Bosnische personeel dat werkzaam is in de State Border Service, die toeziet op de grensbewaking. De kennis en ervaring van de Koninklijke
Pagina 5/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
Marechaussee bij grensbewaking en persoonsregistratie sloten hier goed op aan. Bij het opzetten van de State Border Service werd dus goed gebruik gemaakt van de expertise van het Nederlandse personeel in UNIPTF. 2.1.8 Risico´s De veiligheidsrisico’s voor het Nederlandse personeel in UNIPTF waren in grote lijnen dezelfde als voor SFOR. In de militaire en politieke besluitvorming over deelname aan UNIPTF in 1995 kregen de veiligheidsgaranties veel aandacht. Nederland stelde als voorwaarde dat afspraken werden gemaakt over de veiligheid en medische voorzieningen tussen IFOR (later SFOR) en de UNIPTF. Toen deze afspraken onvoldoende werden nagekomen, drong Nederland in de richting van SACEUR en de VN aan op maatregelen. Om dit verzoek kracht bij te zetten werd gedreigd met terugtrekking van het Nederlandse contingent. Hierop worden voldoende maatregelen genomen om naleving van de veiligheidsafspraken te waarborgen. In het verdere verloop van de missie zijn de veiligheidsafspraken en de nakoming daarvan geen verder punt van discussie geweest. In het inzetgebied bevinden zich nog grote hoeveelheden mijnen, die een blijvend veiligheidsrisico vormen bij verplaatsingen. In tegenstelling tot SFOR, waarvan de eenheden zich alleen over verkende en vrijgegeven routes verplaatsen, moest het UNIPTF-personeel zich in het kader van hun civiele taken over een wijder vertakt netwerk van wegen verplaatsen. Het risico werd beperkt door een goede “mine-awareness” training in de voorbereiding. Het risico werd verder beperkt door verplaatsingen tezamen met lokale politiefunctionarissen uit te voeren. Zij hadden goede kennis van de aanwezigheid van mijnen en mijnenvelden in hun gebied van verantwoordelijkheid. Gedurende de inzet van Nederlandse militairen ten behoeve van UNIPTF hebben zich geen voorvallen met mijnen voorgedaan. Tot de aanvang van de luchtacties rond Kosovo in 1999 en kort na beëindiging daarvan, gaf het ongewapend optreden geen problemen. Tijdens de NAVO-bombardementen boven Servië werd het ongewapend optreden door het UNIPTF-personeel in de republiek Serpska als riskant ervaren. De houding van de lokale Servische bevolking, die zich verbonden voelde met de Joegoslavische Serviërs, leidde soms tot spanningen. Voorbeelden hiervan waren onder meer het tijdelijk belegeren van een politiepost en het in brand steken van een VN-auto na het arresteren van een vermeende oorlogsmisdadiger. In dit soort situaties was de gewapende bescherming van SFOR noodzakelijk. In deze periode werden enkele politieposten uit voorzorg tijdelijk ontmanteld. In de Republica Serpska werd in de maanden maart en april van 1999 de personele capaciteit teruggebracht van 735 naar 316 UNIPTF-functionarissen. Het beschikbaar gekomen personeel werd of geëvacueerd naar de MoslimKroatische Federatie of met verlof gestuurd. Na verloop van tijd zijn alle functionarissen weer op hun posten teruggekeerd. 2.1.9 Personeel Het thuisfront van de uitgezonden Nederlandse militairen kon in alle situaties terugvallen op de staf van de Koninklijke Marechaussee en het Situatiecentrum van de Koninklijke Landmacht. De achterblijvers werden in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan thuisfrontdagen, die door de Koninklijke Landmacht voor het SFOR-personeel werden georganiseerd. Vanaf 2000 werden de thuisfrontdagen door de Sectie Buitenlandmissies van de KMar georganiseerd. Het Thuisfrontcomitee
Pagina 6/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
KMar werd op 17 april 2002 opgericht, ter ondersteuning van het KMar thuisfront c.q. achterblijvers, waardoor deze zorg een structureel KMar karakter kreeg. Door de fysieke spreiding van de 55 Nederlandse UNIPTF functionarissen binnen het missiegebied verliep de veldpostvoorziening niet altijd optimaal, ondanks inspanningen ter verbetering door het contingentscommando. Dit ongemak vereiste voortdurende flexibiliteit van het uitgezonden personeel en het thuisfront. 2.1.10 Materieel en logistiek Voor de uitoefening van de diensten werd door het UNIPTF-personeel gebruik gemaakt van door de VN ter beschikking gesteld materieel. Op de kwaliteit en beschikbaarheid daarvan had Defensie geen invloed. Het voertuigenpark en de door de VN geleverde computers waren in slechte staat van onderhoud en sterk verouderd. Ondanks het feit dat dit probleem reeds in 1999 onder de aandacht is gebracht van de VN-autoriteiten, bleef deze situatie tot 2001 onveranderd. Pas in 2001 kwam er gefaseerd verbetering in deze situatie. De persoonsgebonden uitrusting van de uitgezonden militairen was een Nederlandse verantwoordelijkheid. Geconstateerd is dat deze uitrusting heeft voldaan. 2.1.11 Voorlichting Zowel public-relations als de voorlichting, waaronder de contacten met de (inter)nationale media inzake UNIPTF, waren voorbehouden aan de UNIPTF Press Officer. Voor Nederlandse aangelegenheden werden de media verwezen naar de voorlichtingsofficier werkzaam bij het contingentscommando te Banja Luka. 2.1.12 Juridische aspecten Het uitgezonden personeel had de status van VN-waarnemer. Daaraan waren bepaalde privileges en immuniteiten verbonden. In de evaluatie van 1999 en 2000 werd gemeld dat de VN regelgeving met betrekking tot het toepassen van schade-aansprakelijkheid afweek van de Nederlandse regeling. De VN -regeling om schade te kunnen verhalen op de Nederlandse militairen was minder restrictief dan de Nederlandse regeling. Om dit verschil in rechtsongelijkheid te corrigeren, werd in de loop van 2001 een nationale regeling getroffen, die compensatie bood voor het verschil tussen de VN en de Nederlandse regeling. 2.1.13 Terugkeer naar Nederland De terugkeer naar Nederland is zonder problemen verlopen. Het teruggekeerde personeel heeft het standaard nazorgprogramma onder verantwoordelijkheid van de Bevelhebber der Marechaussee doorlopen. Per 1 januari 2003 is de EUPM van de Europese Unie operationeel geworden. Met deze overgang van UNIPTF naar EUPM is tevens de verantwoordelijkheid voor het functioneren van de politiemacht en het juridisch apparaat bij de Bosniërs zelf komen te liggen. EUPM heeft de taak hierbij te assisteren en richt zich meer op het hoog- en middenkader.
Pagina 7/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
2.2
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
EUPM (Bosnië)
Op 18 februari 2002 besloot de Algemene Raad van de Europese Unie tot oprichting van de “European Union Police Mission” (EUPM) in Bosnië per 1 januari 2003, als opvolger van de VNpolitiemissie in Bosnië, de UNIPTF. Aan dit besluit lag een verzoek van de Bosnische autoriteiten ten grondslag. De EUPM heeft als opdracht een duurzame politiestructuur tot stand te brengen die aan de hoogste Europese en internationale normen voldoet, onder gezag van de regering van BosniëHerzegovina. De EUPM richt zich, anders UNIPTF, niet op het uitvoerende niveau, maar meer op het midden en hoger management van de civiele politie in Bosnië-Herzegovina. De Algemene Raad heeft voor de EUPM de volgende doelstellingen vastgesteld: behoud van de huidige institutionele en personele bekwaamheid; vergroting van de beheers- en operationele capaciteiten bij de politie; versterking van de vakbekwaamheid van de ministeries en van het hogere politiekader; en toezicht op de uitoefening van passende politieke controle op de politie. De EUPM moet haar doelstellingen uiterlijk eind 2005 hebben bereikt. De EUPM bestaat uit ongeveer 500 politiefunctionarissen (civiel en militair) en 60 civiele functionarissen. Naast bijdragen uit de EU nemen ook derde landen aan de EUPM deel. Daarnaast worden ongeveer 325 functies vervuld door Bosniërs. Vanuit het hoofdkwartier te Sarajevo worden 24 toezichthoudende eenheden aangestuurd. Deze zijn onder meer ondergebracht bij de overheid, de openbare veiligheidscentra, de kantons, de staatsinlichtingendienst, de staatsgrensbewaking en in het district Brcko. De Nederlandse bijdrage bestaat uit eenentwintig militairen van de Koninklijke Marechaussee en elf civiele politiefunctionarissen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Nederlandse deelname aan de EUPM komt overeen met de beleidsdoelstellingen uit "Politienotitie 2000" (Kamerstuk 27 476, nr.1 d.d. 27 oktober 2000), betreffende de inzet van reguliere politie en Koninklijke Marechaussee bij internationale civiele politieoperaties. Nederland zal zijn bijdrage aan de EUPM in beginsel tot eind 2005, maar in ieder geval voor de duur van een jaar, handhaven. Ten behoeve van de voorbereiding van de missie zijn reeds in de tweede helft van 2002 twee Nederlandse officieren van de KMar tijdelijk gestationeerd bij het EUPM planningsteam in Bosnië. De instroom van het overige personeel is in de laatste maanden van 2002 voor het belangrijkste gedeelte voltooid. Met de Bosnische autoriteiten werd overeengekomen dat het vóór 1 januari 2003 in Bosnië geplaatste personeel van de EUPM viel onder de reeds bestaande SOFA voor het personeel van de “European Union Monitoring Mission” (EUMM). Vanaf 1 januari 2003 is een "Status of Forces Agreement" (SOFA) van kracht, waarin onder meer de immuniteiten en privileges van het EUPM-personeel zijn vastgelegd. Aangezien de EUPM geen uitvoerende taken heeft en het een ongewapende missie betreft, zijn geen specifieke missiegebonden geweldsinstructies ("Rules of Engagement") benodigd. Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven, dan kan het uitgezonden personeel terugvallen op de gewapende SFOR-macht voor bescherming.
Pagina 8/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
De dagelijkse leiding van de EUPM is in handen van de EUPM “Head of Mission/Police Commissioner”. Deze valt onder de speciale vertegenwoordiger van de EU, die rapporteert aan de Europese raad. De Bevelhebber der Marechaussee is verantwoordelijk voor de gereedstelling, de instandhouding en de nazorg van het militaire deel van deze missie. Hij is tevens verantwoordelijk voor de zorg voor het thuisfront van de uitgezonden Nederlandse militairen. De uitgezonden militairen staan (met uitzondering van alle aspecten gerelateerd aan justitiële bevoegd- en verantwoordelijkheden) onder verantwoordelijkheid van de CDS. Eén van de aan de EUPM verbonden Nederlandse militairen is aangewezen als “Senior National Representative” (SNR) bij de EUPM, het aanspreekpunt voor de CDS. Het personeel dat deelneemt aan de missie wordt aangestuurd door de “Head of Mission/Police Commisioner” van de EUPM. In dit stadium is het prematuur om een waardeoordeel te geven over de resultaten en voortgang van de EUPM. Wel wordt geconstateerd dat de overgang van UNIPTF naar EUPM goed is voorbereid en zonder noemenswaardige problemen is verlopen.
Pagina 9/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
2.3
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
ECPA (Albanië)
2.3.1 Inleiding De operationele taken van het “Multinational Advisory Police Element” (MAPE) in Albanië werden per 1 juni 2001 van de WEU overgedragen aan de EU. Als gevolg van deze overdracht en de voorgenomen omvorming van de MAPE in 2002 werd ingestemd met een voorstel voor een overbruggingsproject onder de EU tot het moment dat een nieuwe missie zou aanvangen. De “EC Police Assistance Project in Albania” (ECPA), diende van oktober 2001 tot 1 september 2002 de noodzakelijke continuïteit in de werkzaamheden van het MAPE te waarborgen. 2.3.2 Achtergrond van de operatie Op 5 mei 1997 besloot de WEU-raad de Albanese regering te ondersteunen op het gebied van herstel van de openbare orde en rust. Op 24 juni 1997 werd er een “Memorandum Of Understanding” gesloten tussen de regering van Albanië en de West-Europese Unie. Hierbij werd afgesproken dat de WEU een “Multinational Advisory Police Element” (MAPE) naar Albanië zou sturen om de Albanese autoriteiten te adviseren over de organisatie en werkwijze voor de Albanese politie en behulpzaam te zijn bij de opleiding en training van Albanese politiefunctionarissen. In het kader van de overdracht van de WEU aan de EU werd tevens bepaald dat de nieuwe missie zich meer zou gaan richten op het geven van strategisch advies aan de Albanese politieautoriteiten en het trainen van het hogere politiekader. Voornoemde werkzaamheden zouden worden uitgevoerd door een managementteam en vier technische teams, die zich gingen richten op “Strategic development and institution building”, “High level/special techniques training”, “Information systems & infrastructure” en “Organisational development”. In totaal zou ECPA bestaan uit dertig functionarissen, waar MAPE nog bestond uit 120 functionarissen. Het MAPE-hoofdkwartier in Brussel werd gesloten. 2.3.3 Nederlandse bijdrage Voor de overgangsmissie ECPA stelde zowel de Nederlandse politie als de Koninklijke Marechaussee één kandidaat ter beschikking. Beide deelnemers werden voorzien van een politiek paspoort en hebben zich op 2 november 2001 gemeld op het hoofdkwartier van ECPA in Tirana. 2.3.4 Voorbereiding De voorbereiding op de Nederlandse uitzending werd, gelet op het kleine aantal betrokken personeelsleden, ingepast in de algemene opleiding van de School voor Vredesmissies te Amersfoort en het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee te Apeldoorn. De voorbereiding bestond voor een deel uit het herhalen van basiskennis en taak specifieke onderwerpen ten behoeve van de missie. 2.3.5 Risico´s De voornaamste risico’s in het missiegebied werden gevormd door de grote hoeveelheid vuurwapens onder de bevolking, de mate van criminaliteit, het gedrag van de verkeersdeelnemers en de conditie van de beschikbare verkeersinfrastructuur. Er hebben zich gedurende de uitzendperiode geen noemenswaardige incidenten voorgedaan.
Pagina 10/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
Gelet op het adviserende karakter van de missie was voor de taakuitvoering geen behoefte aan een geweldsinstructie. 2.3.6 Uitvoering ECPA is op 22 oktober 2001 van start gegaan onder leiding van een Spaanse kolonel van de Guardia Civil als Head of Mission (HoM). Het geplande aantal deelnemers van dertig werd niet gehaald; het uiteindelijke aantal bedroeg in december 2001 veertien functionarissen. De vullingproblematiek is gedurende de hele missie een knelpunt gebleven. De beperkte vulling van de functies duidt aan dat de ECPA-missie zeer moeizaam tot stand is gekomen en dat het aan internationale bereidheid schortte om personeel te leveren. ECPA werd ingedeeld in vijf teams met ieder een specialisatie. De Nederlandse politie-inspecteur werd ingedeeld in het team voor “Strategic Development” en de kapitein van de Koninklijke Marechaussee in het team voor “Strategic Border Police Management”. Wat betreft de grensbewaking bleek dat vele verschillende internationale organisatie zich vanuit verschillende invalshoeken bezig hielden met het verbeteren van de grensbewaking. Dit bemoeilijkte de werkzaamheden van ECPA. Bovendien maakte dit een weinig geloofwaardige indruk bij de Albanese overheid. Een ander probleem vormde het zwakke functioneren van de Spaanse Head of Mission. Verschillende incidenten onderstreepten dat zijn optreden soms een contraproductief effect had op de doelstellingen van de missie. Conflicten tussen hem en de missieleden liepen soms zo hoog op dat sommigen voortijdig ECPA de rug toekeerden. Ook de Nederlandse missieleden maakten in hun rapporten geregeld gewag van het zwakke optreden van de HoM. Hoewel de ambassades van de landen die personeel leverden, en ook de EU, op de hoogte waren van deze interne problemen, is in de situatie geen verandering gekomen. Ondanks de zwakke aansturing heeft de Nederlandse vertegenwoordiging binnen ECPA de aan hen toebedeelde taken professioneel en binnen de hen tot beschikking staande mogelijkheden goed uitgevoerd. 2.3.7 Bevinding De ECPA-missie kende een moeizame start, waardoor de gestelde doelen slechts met moeite gehaald konden worden. Dit hield verband met onvoldoende internationale bereidheid om personeel te leveren en de ontoereikende aansturing door de HoM. Nederland achtte de missie niettemin van belang en heeft zijn uitgezonden personeel ter plekke gehandhaafd. Tijdens interdepartementaal overleg tussen de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken werd besloten dat Nederland vooralsnog geen bijdrage zal leveren aan de ECPAopvolgermissie PAMECA in Albanië. Nederland is er niet van overtuigd dat PAMECA beter op haar taken berekend zal zijn dan ECPA. 2.3.8 Medisch Het uitgezonden personeel kon terugvallen op lokale medische voorzieningen. In noodgevallen konden patiënten per helikopter naar Italië worden geëvacueerd. Er hebben zich geen incidenten voorgedaan.
Pagina 11/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
2.3.9 Terugkeer naar Nederland De beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan de missie is zonder problemen verlopen. De missie moest op 22 november 2002 zijn afgebouwd. De Senior National Representative heeft ervoor gezorgd dat het aan het detachement verstrekte materieel (voertuig, persoonlijke uitrusting van personeel en communicatieapparatuur) aan het einde van de missie is teruggebracht naar Nederland.
Pagina 12/13
Ministerie van Defensie Titel (document) Subtitel
Eindevaluatie UNIPTF en ECPA 2002
3
Financieel
3.1
Financiële paragraaf
De additionele uitgaven voor de operaties zijn in 2002 ten laste gebracht van de structurele voorziening voor vredesoperaties, zoals opgenomen in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Deze uitgaven worden in de Defensiebegroting verantwoord op artikel 08.02. Bedragen in euro’s Operatie UNIPTF ECPA
Begroting 500.000 65.000
Realisatie 410.450 25.003
Pagina 13/13