NOTA BESTEMD VOOR DE INFORMELE RAAD (ECOFIN) VAN OVIEDO OP 12 EN 13 APRIL
Betreft:
Eerste reactie van de EU op de naar aanleiding van de Enron-affaire gerezen beleidsvraagstukken
Wat ook de uitkomst van het lopende onderzoek in de VS mag zijn, de Enron-affaire heeft een aantal belangrijke internationale beleidsvraagstukken voor het voetlicht gebracht. Deze vraagstukken zijn van bijzondere betekenis voor de EU in de context van de totstandbrenging van een efficiënte en concurrerende Europese kapitaalmarkt tegen 2005. In het voorliggende document worden vijf essentiële vraagstukken behandeld. Voor elk ervan wordt aangegeven welke stappen reeds zijn ondernomen en welke aanvullende maatregelen (een samenvatting van de te nemen beleidsmaatregelen is achteraan dit document opgenomen) thans op Europees niveau zijn vereist: 1) financiële verslaglegging; 2) wettelijke accountantscontrole; 3) goed ondernemingsbestuur (corporate governance); 4) transparantie van het internationale financiële stelsel; 5) onderzoek van financiële analisten en rol van kredietbeoordelingsbureaus. 1.
EEN ALLESOMVATTENDE EN TRANSPARANTE FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
De US GAAP voorziet in een overwegend op regels gebaseerde aanpak van de financiële verslaglegging. Deze reglementering omvat immers tienduizenden bladzijden verslagleggingsvoorschriften die in de loop van verscheidene tientallen jaren zijn vastgesteld (bv. 600 bladzijden over derivaten, ruim 800 bladzijden over special purpose vehicles enz.). De US GAAP bevat daarnaast ook tal van zogeheten "bright lines" – die in feite een scheidingslijn trekken tussen het geoorloofde en het ontoelaatbare. In een dynamische bedrijfsomgeving waarin de beloning van het management steeds vaker op basis van het behaalde financiële resultaat geschiedt (share based payments) en waarin steeds meer innovatieve financiële engineeringtechnieken worden toegepast (afgeleide financiële instrumenten), hebben creatieve accountants en advocaten producten en verslagleggingsmethoden ontwikkeld die geen ander economisch doel dienen dan aan de letter maar daarom niet noodzakelijkerwijze aan de geest van deze "bright lines" te voldoen. Dit heeft tot gevolg dat sommige jaarrekeningen in de VS geen getrouw beeld geven van de werkelijke financiële positie. Het zou echter een vergissing zijn alle aspecten van de US GAAP te bekritiseren en ervan uit te gaan dat tekortkomingen in de verslaglegging elders, en dus ook in Europa, onmogelijk zijn.
De Commissie is altijd al een fervent voorstander geweest van een op beginselen gebaseerde benadering van de financiële verslaglegging die erop gericht is de economische werkelijkheid te weerspiegelen en aldus een waarheidsgetrouw en eerlijk beeld te geven van de financiële positie en resultaten van een onderneming. Op deze manier worden de langetermijnbelangen van beleggers en andere belanghebbenden beschermd en worden ondernemingsleiders ertoe verplicht zorgvuldig te werk gaan bij het selecteren en hanteren van de meest geschikte verslagleggingsmethoden. De kern van de EU-strategie is de toepassing vanaf 2005 van de internationale standaarden voor jaarrekeningen (International Accounting Standards – IAS) als verslagleggingskader voor alle beursgenoteerde EU-ondernemingen. De IAS zijn op mondiaal niveau ontwikkeld en stoelen op beginselen veeleer dan op gedetailleerde voorschriften. Bij de IAS gelden veel minder complexe uitzonderingen op en vrijstellingen van de logischerwijze uit de beginselen voortvloeiende regels dan bij de US GAAP. Een geharmoniseerde handhaving van de IAS moet ervoor zorgen dat dezelfde situaties op dezelfde wijze worden verantwoord. Op tal van terreinen zijn de IAS reeds zeer geavanceerd en moeten zij worden gezien als de beste normen die momenteel in de wereld voorhanden zijn. Zo zou het in het kader van de IAS bijvoorbeeld onmogelijk zijn special purpose vehicles die de facto onder de zeggenschap van de verslagleggende eenheid staan, buiten de balans te houden. De VS hebben erkend dat hun standaarden voor financiering buiten de balanstelling aan herziening toe zijn en de autoriteiten dringen thans aan op nieuwe, op beginselen gebaseerde voorschriften naar het voorbeeld van de IAS. Op grond van het na slechts één enkele lezing aangenomen Commissievoorstel voor een verordening zullen alle beursgenoteerde EU-ondernemingen – op enkele uitzonderingen na – vanaf 2005 verplicht zijn de IAS toe te passen. Thans dient overal in de EU alles in het werk te worden gesteld om tot een adequate tenuitvoerlegging, een geharmoniseerde interpretatie en een strikte handhaving van de IAS te komen. Tevens moet de coördinatie binnen de Unie worden geïntensiveerd en dienen op Europees niveau optimale werkwijzen te worden ontwikkeld. Het feit dat de EU zich ertoe verbonden heeft de IAS in te voeren, draagt onmiskenbaar bij tot een grotere convergentie van de financiële verslaglegging in de wereld. Op alle niveaus zijn nu gecoördineerde acties vereist om de VS-autoriteiten ervan te overtuigen de door EU-ondernemingen overeenkomstig de IAS opgestelde jaarrekeningen te aanvaarden zonder dat deze met de US GAAP in overeenstemming behoeven te worden gebracht. Recente contacten laten vermoeden dat VS-autoriteiten en vooraanstaande Congresleden thans minder afwijzend staan tegenover het bespreken van de kwestie. De EU dient dan ook blijk te geven van politieke vastberadenheid om de VS ervan te overtuigen dat een oplossing moet worden gevonden.
2
Beleidsmaatregelen op het gebied van de financiële verslaglegging: - snelle goedkeuring in de loop van dit jaar van het voorstel voor een verordening betreffende de toepassing van de IAS door beursgenoteerde EU-ondernemingen met ingang van 2005, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Barcelona; - voorbereiding van het Commissiebesluit tot goedkeuring van de bestaande IAS teneinde beursgenoteerde EU-ondernemingen in staat te stellen zich tijdig op de overschakeling in 2005 voor te bereiden; - verdere ontwikkeling van communautaire en nationale handhavingsmechanismen in samenwerking met het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) teneinde een adequate en geharmoniseerde toepassing van de IAS binnen de EU te waarborgen; - volgehouden en gecoördineerde druk in het kader van het verdere IAS-proces teneinde erop toe te zien dat nieuwe IAS op de op beginselen gebaseerde benadering blijven berusten en zoveel mogelijk aan de Europese behoeften tegemoetkomen; - voortzetting van de dialoog met de VS-autoriteiten om hen ertoe aan te sporen vanaf 2005 door beursgenoteerde EU-ondernemingen overeenkomstig de IAS opgestelde jaarrekeningen voor noteringsdoeleinden binnen de VS te aanvaarden zonder dat deze met de US GAAP in overeenstemming behoeven te worden gebracht; - bevordering door de EU, via het IAS-proces, van de mondiale convergentie op het gebied van belangrijke verslagleggingsvraagstukken, zoals bijvoorbeeld de behandeling van financiële instrumenten, share based payments en niet in de balans opgenomen financieringsconstructies; - dringende modernisering van de bestaande jaarrekeningenrichtlijnen teneinde het mogelijk te maken de IAS-beginselen ook op niet-beursgenoteerde ondernemingen toe te passen wanneer een lidstaat zulks verkiest; - publicatie vóór de zomer van 2002 van een tweede raadplegingsdocument van de Commissie over periodieke informatievoorziening. In dit document zal worden ingegaan op aspecten zoals de periodiciteit van de financiële verslaglegging (driemaandelijkse verslaglegging) en de permanente informatieverplichtingen.
3
2.
WETTELIJKE ACCOUNTANTSCONTROLE
Nauwgezet onderzoek van de daden van de accountant van Enron in de VS heeft veel kritiek uitgelokt en tevens aanleiding gegeven tot enig vertrouwensverlies bij het publiek in de accountantscontrole. Tot dusver heeft deze ontwikkeling evenwel nog geen ernstige gevolgen gehad voor het algemene vertrouwen in de EU-kapitaalmarkten. De Enronaffaire heeft een aantal tekortkomingen en zwakheden van de accountantscontrole in de VS aan het licht gebracht en tevens tot kritiek geleid op met name de controle van accountantskantoren door andere accountantskantoren (externe kwaliteitsborging), de ondoelmatigheid van het thans bestaande, door het accountantsberoep gefinancierde toezichtorgaan, de slechte werking van de controlecommissies en het ogenschijnlijke gebrek aan onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant. Sinds 1998 stelt het Comité Accountantscontrole alles in het werk om de kwaliteit van de wettelijke accountantscontrole in de EU te verbeteren en te harmoniseren, waarbij het zich laat leiden door de in het Actieplan voor financiële diensten neergelegde prioriteiten. Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling van een drieledige strategie, die berust op externe kwaliteitsborging, onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant en standaarden voor de accountantscontrole. De Commissie heeft reeds (in november 2000) een aanbeveling gepubliceerd waarin minimumvereisten voor nationale externe-kwaliteitsborgingsstelsels worden geformuleerd. In deze aanbeveling worden de basisvoorwaarden vastgesteld voor een op collegiale toetsing gebaseerde regeling dan wel een toezichtsysteem. De aanbeveling voorziet in adequate procedures voor de controle van buitenaf, schrijft voor dat de meerderheid van de leden van het toezichtorgaan niet tot het accountantsberoep mag behoren, stelt de bekendmaking van de resultaten van de kwaliteitsbeoordeling verplicht en koppelt deze resultaten aan tuchtregelingen. Na 2 jaar voorbereidende werkzaamheden van datzelfde Comité Accountantscontrole zal de Commissie binnenkort een aanbeveling over de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant aannemen. Daarin zal een op beginselen gebaseerde benadering worden gevolgd. In grote lijnen stelt de aanbeveling dat de accountant binnen een bepaald veiligheidskader moet kunnen aantonen (en schriftelijk bewijzen) dat geen van zijn daden of relaties zijn onafhankelijkheid feitelijk in het gedrang heeft gebracht. In de aanbeveling zal een aantal gevallen worden opgesomd waarin de verlening van bepaalde niet-accountantsdiensten (zoals algemene uitbesteding van de interne controle of het ontwerpen en installeren van financiële informatietechnologiesystemen) aan de gecontroleerde cliënt verboden is omdat ervan uit wordt gegaan dat deze diensten een onaanvaardbaar groot risico inhouden voor de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant. Tevens wordt voorgesteld de bij de uitvoering van de wettelijke controle met een essentiële taak belaste vennoten binnen de 7 jaar na hun indeling in het bij de controle-opdracht betrokken team te vervangen. Op 21 en 22 maart 2002 heeft het EU-Comité Accountantscontrole een (reeds vergevorderde) ontwerpversie van de aanbeveling aan een hernieuwd onderzoek onderworpen in het licht van de Enron-affaire. De overgrote meerderheid van de leden was het erover eens dat geen verordening behoefde te worden vastgesteld, maar dat het voorstel voor een aanbeveling, na het aanbrengen van enige geringe wijzigingen, zo spoedig mogelijk diende te worden aangenomen. Deze wijzigingen omvatten onder meer de invoering van een wachttijd van 2 jaar voordat vennoten van accountantskantoren bij door hen gecontroleerde cliënten in dienst mogen treden en een betere 4
informatieverstrekking over honoraria voor accountants- en niet-accountantsdiensten. Nadat de aanbeveling is goedgekeurd, zal nauwlettend worden nagegaan of deze ook effectief is. Standaarden voor de accountantscontrole zijn van cruciaal belang om tot kwalitatief hoogstaande accountantscontroles te komen. Momenteel zijn er in de EU evenwel geen algemeen gangbare standaarden voor de accountantscontrole voorhanden. Hoewel algemene overeenstemming heerst over het feit dat de International Standards on Auditing (ISA) als uitgangspunt voor elk initiatief op dit terrein moeten fungeren, is nog steeds niet duidelijk hoe ervoor kan worden gezorgd dat alle wettelijke controles in de EU met inachtneming van deze standaarden plaatsvinden. Daarbij komt nog dat er op EU-niveau geen enkele regeling voor het toezicht op het accountantsberoep bestaat. De toezichtregelingen in de lidstaten variëren van overheidstoezicht tot een combinatie van zelfregulering door beroepsorganisaties en toezicht door externe controle-organen. Het is evident dat, zeker nu 2005 steeds naderbij komt, dit toezichtkader moet worden versterkt, vooral door personen van buiten de beroepsgroep bij het toezicht te betrekken. Ook binnen de ondernemingen opgerichte controlecommissies spelen een cruciale rol doordat zij externe accountants helpen hun onafhankelijkheid jegens het management van de gecontroleerde cliënt te handhaven. Deze controlecommissies zijn nergens in de EU bij wet verplicht en komen in slechts enkele van de 39 in de EU bestaande niet-bindende codes voor goed ondernemingsbestuur aan de orde, en dan nog in zeer beperkte mate. Beleidsmaatregelen op het gebied van de wettelijke accountantscontrole: - goedkeuring door de Commissie tegen eind april van haar aanbeveling betreffende de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant; - aanneming door de Commissie tegen september van een nieuwe mededeling over de beleidsprioriteiten op het gebied van de wettelijke accountantscontrole. In deze mededeling zou nader kunnen worden ingegaan op de volgende kwesties: • toepassing tegen 2005 van de International Standards on Auditing (ISA) bij alle EUaccountantscontroles; • minimumvereisten voor een adequate controle van buitenaf van het accountantsberoep op nationaal en eventueel Europees niveau, met een grote betrokkenheid van personen die niet tot de beroepsgroep behoren; • verband tussen goed ondernemingsbestuur en wettelijke accountantscontrole, meer in het bijzonder de toekomstige rol van controlecommissies in Europese beursgenoteerde ondernemingen; • mogelijke aanneming van een gedragscode ter bevordering van de beroepsintegriteit binnen de Unie; • voorzien in een gedegen rechtsgrondslag voor EU-initiatieven op het gebied van de wettelijke accountantscontrole, onder meer door de achtste richtlijn vennootschapsrecht inzake de wettelijke controle te moderniseren; - beoordeling in 2003 van de tenuitvoerlegging in de lidstaten van de (in november 2000 goedgekeurde) aanbeveling inzake minimumvereisten voor stelsels tot waarborging van de kwaliteit van de wettelijke controle in de EU. 5
3.
ONDERNEMINGSBESTUUR
De ondergang van Enron heeft het besef doen groeien dat goed ondernemingsbestuur van essentieel belang is voor een efficiënte werking van de kapitaalmarkten en een kwalitatief hoogstaande financiële verslaglegging. De EU heeft zich tot dusver echter nog niet systematisch over vraagstukken op het gebied van goed ondernemingsbestuur gebogen. In het Actieplan voor financiële diensten wordt een effectief ondernemingsbestuur als een cruciale voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de Europese kapitaalmarkten bestempeld. Onlangs is een vergelijkende studie afgerond, die de Commissie een algemeen beeld verschaft van alle in de EU bestaande codes, de belangrijkste bepalingen die erin zijn opgenomen en de wijze waarop deze worden gehandhaafd. De studie wordt thans onder de loep genomen door de groep op hoog niveau van deskundigen op het gebied van het vennootschapsrecht, die wordt voorgezeten door professor Jaap Winter. De groep onderzoekt tevens de beleidsprioriteiten op het gebied van corporate governance en zal tegen juli 2002 verslag uitbrengen. In reactie op de conclusies van de Europese Raad van Barcelona zal de Commissie het mandaat van deze groep uitbreiden tot andere met goed ondernemingsbestuur samenhangende aspecten, zoals onder meer de rol van niet bij het dagelijks bestuur betrokken directeuren en van de raad van commissarissen, de beloning van het management en de verantwoordelijkheid van het management voor de opstelling van financiële informatie. De Enron-affaire heeft tevens de risico's aan het licht gebracht die worden gelopen wanneer een pensioenfonds van een onderneming wordt toegestaan een groot deel van zijn portefeuille in aandelen van de betrokken onderneming te beleggen. In het Commissievoorstel voor een richtlijn inzake pensioenfondsen worden beleggingen in de bijdragende onderneming beperkt tot ten hoogste 5% van het vermogen van het pensioenfonds. De aanneming van dit richtlijnvoorstel blijft een belangrijke prioriteit in het kader van het Actieplan voor financiële diensten.
Beleidsmaatregelen op het gebied van goed ondernemingsbestuur: - het huidige mandaat van de groep op hoog niveau van deskundigen op het gebied van het vennootschapsrecht zal worden uitgebreid tot andere met goed ondernemingsbestuur samenhangende aspecten, zoals onder meer de rol van niet bij het dagelijks bestuur betrokken directeuren en van de raad van commissarissen, de beloning van het management en de verantwoordelijkheid van het management voor de opstelling van financiële informatie; - de groep op hoog niveau zal de in opdracht van de Commissie verrichte studie over codes voor goed ondernemingsbestuur onder de loep nemen; - de Commissie zal een tweede raadplegingsdocument over periodieke informatievoorziening publiceren, waarin onder meer zal worden ingegaan op permanente rapportageverplichtingen betreffende stemrechten en de kapitaalstructuur van ondernemingen; - de richtlijn inzake pensioenfondsen moet zo spoedig mogelijk worden aangenomen.
6
4.
TRANSPARANTIE VAN HET INTERNATIONALE FINANCIËLE STELSEL
De Enron-affaire heeft aangetoond dat er sprake is van een gebrek aan transparantie van het internationale financiële stelsel omdat ondernemingen zeer geavanceerde financieringsmechanismen hebben ontwikkeld. Ook op complexe afgeleide financiële instrumenten wordt geen adequaat toezicht uitgeoefend, vooral wanneer deze instrumenten op niet-gereglementeerde markten worden verhandeld. Beleidsmaatregel op het gebied van de transparantie van het internationale financiële stelsel: - het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) zal worden verzocht verslag uit te brengen over toezichtvraagstukken die voortvloeien uit de toegenomen complexiteit van derivaten en de derivatenhandel en over de gevolgen daarvan voor de regulering van de Europese financiële markten, waarbij meer in het bijzonder het accent dient te worden gelegd op financiële engineeringtechnieken en hedgefondsen, en tevens rekening moet worden gehouden met de werkzaamheden van het Forum voor financiële stabiliteit. De termijn voor de opstelling van het verslag dient met het CEER te worden overeengekomen. 5.
ONDERZOEK
VAN FINANCIËLE KREDIETBEOORDELINGSBUREAUS
ANALISTEN
EN
ROL
VAN
Financiële analisten Financiële analyse (opstelling en bekendmaking van algemene beleggingsadviezen) wordt niet rechtstreeks door EU-wetgeving bestreken. Recente ervaringen in de VS en Europa hebben echter de bezorgdheid doen toenemen dat algemene adviezen van financiële analisten foutieve of misleidende signalen kunnen geven met betrekking tot de onderliggende waarde van een instrument. Zo lijken systematisch onjuiste adviezen van financiële analisten in aanzienlijke mate tot de overwaardering van tal van TMT-effecten aan het einde van de jaren negentig te hebben bijgedragen. Zonder dat er daarom sprake is van marktmanipulatie, kan vertekening van financiële adviezen ook voortvloeien uit onprofessioneel gedrag/nalatigheid van de zijde van het kantoor of inadequate prikkels binnen kantoren die algemene adviezen verstrekken. Adviezen om bepaalde instrumenten te kopen of te verkopen, kunnen vertekend zijn door belangenconflicten wanneer de betrokken beleggingsonderneming andere diensten voor het bewuste bedrijf verricht. Koopadviezen kunnen ook ernstig worden vertekend door bestaande bonusregelingen voor het personeel. Het is evenwel onduidelijk of de EUbepalingen die beleggingsondernemingen/banken er wettelijk toe verplichten bij hun bedrijfsuitoefening de belangen van de cliënt optimaal te behartigen en zich zodanig te organiseren dat de kans op belangenconflicten tot een minimum worden beperkt, ook betrekking hebben op de verlening van algemene financiële adviezen door deze instellingen. Het richtlijnvoorstel inzake marktmisbruik zal voorschrijven dat de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat personen die belast zijn met de totstandbrenging of verstrekking van onderzoekgegevens betreffende financiële instrumenten, of emittenten van financiële instrumenten die het publiek adviseren over te volgen beleggingsstrategieën, de nodige voorzorgsmaatregelen treffen om te waarborgen dat de verstrekte algemene adviezen 7
correct worden voorgesteld. Tevens moeten eventuele belangenconflicten ten aanzien van de aanbevolen instrumenten worden bekendgemaakt. (De "fair disclosure" Regulation van de VS-SEC legt soortgelijke verplichtingen op.) Aan de bekendmaking van misleidende algemene adviezen die leiden tot marktmanipulatie in de zin van het richtlijnvoorstel inzake marktmisbruik, zullen welbepaalde sancties verbonden zijn. Beleidsmaatregelen op het gebied van financiële analisten: •
de richtlijn inzake marktmisbruik dient zo spoedig mogelijk te worden aangenomen, met inbegrip van de wijzigingen ten aanzien van het financiële onderzoek;
•
in het kader van het thans aan de gang zijnde raadplegingsproces met betrekking tot de Richtlijn Beleggingsdiensten zal worden nagegaan of het nodig is aanvullende vereisten voor financiële analisten vast te stellen. Deze vereisten zouden eventueel kunnen verduidelijken dat voor beleggingsondernemingen en banken normatievere gedragsregels en organisatorische regelingen voor de beheersing van belangenconflicten moeten gelden wanneer deze instellingen financiële onderzoek- en analysewerkzaamheden verrichten.
Kredietbeoordelingsbureaus Kredietbeoordelingsbureaus (credit rating agencies) maken het makkelijker voor marktdeelnemers en toezichthoudende autoriteiten om de kredietwaardigheid van potentiële debiteuren en de waardering van effecten van individuele emittenten te beoordelen. Door gespecialiseerde bureaus verstrekte ratings ondervangen informatieasymmetrieën en besparen marktdeelnemers de kosten van het verwerken van grote hoeveelheden financiële informatie. In het verleden spitsten kredietbeoordelingsbureaus zich vooral toe op staatsobligaties. De opkomst van bedrijfsobligaties en de ontwikkeling van nieuwe financiële instrumenten voor de overdracht van het kredietrisico (bv. effectisering en kredietderivaten) hebben er echter toe geleid dat deze bureaus thans een alsmaar ruimere rol gaan spelen. Ook voor andere beleggingsproducten (unit trusts/icbe's) vinden ratingtechnieken steeds meer ingang. Daarnaast wordt ook voor een aantal openbare beleidsdoeleinden veelvuldiger van dergelijke credit ratings gebruik gemaakt (zo wordt in het kader van de discussies over Bazel II voorgesteld dergelijke ratings te hanteren om uit te maken welke wegingsfactoren voor het kredietrisico moeten worden toegepast bij de berekening van het kapitaalbedrag dat moet worden aangehouden ter dekking van het kredietrisico dat aan een gegeven tegenpartij verbonden is). Het toenemende belang van credit ratings als essentieel instrument voor marktdeelnemers en als hulpmiddel voor toezichthoudende autoriteiten brengt met zich mee dat de efficiënte verstrekking van accurate en betrouwbare credit ratings thans is uitgegroeid tot een belangrijke aangelegenheid, en dat niet alleen voor de markt maar ook voor het openbaar beleid. Beleidsmaatregelen op het gebied van kredietbeoordelingsbureaus: Er dient een sectoroverschrijdende beleidsevaluatie plaats te vinden die met name is toegespitst op: •
de potentiële en daadwerkelijke bijdragen die bureaus leveren door credit ratings vast te stellen;
•
de vraag of een regulerend optreden op het gebied van credit ratings geboden is. 8
SAMENVATTING VAN DE TE NEMEN BELEIDSMAATREGELEN
1. Beleidsmaatregelen op het gebied van de financiële verslaglegging: - snelle goedkeuring in de loop van dit jaar van het voorstel voor een verordening betreffende de toepassing van de IAS door beursgenoteerde EU-ondernemingen met ingang van 2005, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Barcelona; - voorbereiding van het Commissiebesluit tot goedkeuring van de bestaande IAS teneinde beursgenoteerde EU-ondernemingen in staat te stellen zich tijdig op de overschakeling in 2005 voor te bereiden; - verdere ontwikkeling van communautaire en nationale handhavingsmechanismen in samenwerking met het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) teneinde een adequate en geharmoniseerde toepassing van de IAS binnen de EU te waarborgen; - volgehouden en gecoördineerde druk in het kader van het verdere IAS-proces teneinde erop toe te zien dat nieuwe IAS op de op beginselen gebaseerde benadering blijven berusten en zoveel mogelijk aan de Europese behoeften tegemoetkomen; - voortzetting van de dialoog met de VS-autoriteiten om hen ertoe aan te sporen vanaf 2005 door beursgenoteerde EU-ondernemingen overeenkomstig de IAS opgestelde jaarrekeningen voor noteringsdoeleinden binnen de VS te aanvaarden zonder dat deze met de US GAAP in overeenstemming behoeven te worden gebracht; - bevordering door de EU, via het IAS-proces, van de mondiale convergentie op het gebied van belangrijke verslagleggingsvraagstukken, zoals bijvoorbeeld de behandeling van financiële instrumenten, share based payments en niet in de balans opgenomen financieringsconstructies; - dringende modernisering van de bestaande jaarrekeningenrichtlijnen teneinde het mogelijk te maken de IAS-beginselen ook op niet-beursgenoteerde ondernemingen toe te passen wanneer een lidstaat zulks verkiest; - publicatie vóór de zomer van 2002 van een tweede raadplegingsdocument van de Commissie over periodieke informatievoorziening. In dit document zal worden ingegaan op aspecten zoals de periodiciteit van de financiële verslaglegging (driemaandelijkse verslaglegging) en de permanente informatieverplichtingen.
2. Beleidsmaatregelen op het gebied van de wettelijke accountantscontrole: - goedkeuring door de Commissie tegen eind april van haar aanbeveling betreffende de onafhankelijkheid van de met de wettelijke controle belaste accountant; - aanneming door de Commissie tegen september van een nieuwe mededeling over de beleidsprioriteiten op het gebied van de wettelijke accountantscontrole. In deze mededeling zou nader kunnen worden ingegaan op de volgende kwesties: • toepassing tegen 2005 van de International Standards on Auditing (ISA) bij alle EUaccountantscontroles; • minimumvereisten voor een adequate controle van buitenaf van het accountantsberoep op nationaal en eventueel Europees niveau, met een grote betrokkenheid van personen die niet tot de beroepsgroep behoren; • verband tussen goed ondernemingsbestuur en wettelijke accountantscontrole, meer in het bijzonder de toekomstige rol van controlecommissies in Europese beursgenoteerde ondernemingen; • mogelijke aanneming van een gedragscode ter bevordering van de beroepsintegriteit binnen de Unie; • voorzien in een gedegen rechtsgrondslag voor EU-initiatieven op het gebied van de wettelijke accountantscontrole, onder meer door de achtste richtlijn vennootschapsrecht inzake de wettelijke controle te moderniseren; - beoordeling in 2003 van de tenuitvoerlegging in de lidstaten van de (in november 2000 goedgekeurde) aanbeveling inzake minimumvereisten voor stelsels tot waarborging van de kwaliteit van de wettelijke controle in de EU.
9
3. Beleidsmaatregelen op het gebied van goed ondernemingsbestuur: - het huidige mandaat van de groep op hoog niveau van deskundigen op het gebied van het vennootschapsrecht zal worden uitgebreid tot andere met goed ondernemingsbestuur samenhangende aspecten, zoals onder meer de rol van niet bij het dagelijks bestuur betrokken directeuren en van de raad van commissarissen, de beloning van het management en de verantwoordelijkheid van het management voor de opstelling van financiële informatie; - de groep op hoog niveau zal de in opdracht van de Commissie verrichte studie over codes voor goed ondernemingsbestuur onder de loep nemen; - de Commissie zal een tweede raadplegingsdocument over periodieke informatievoorziening publiceren, waarin onder meer zal worden ingegaan op permanente rapportageverplichtingen betreffende stemrechten en de kapitaalstructuur van ondernemingen; - de richtlijn inzake pensioenfondsen moet zo spoedig mogelijk worden aangenomen.
4. Beleidsmaatregel op het gebied van de transparantie van het internationale financiële stelsel: - het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) zal worden verzocht verslag uit te brengen over toezichtvraagstukken die voortvloeien uit de toegenomen complexiteit van derivaten en de derivatenhandel en over de gevolgen daarvan voor de regulering van de Europese financiële markten, waarbij meer in het bijzonder het accent dient te worden gelegd op financiële engineeringtechnieken en hedgefondsen, en tevens rekening moet worden gehouden met de werkzaamheden van het Forum voor financiële stabiliteit. De termijn voor de opstelling van het verslag dient met het CEER te worden overeengekomen.
5. Beleidsmaatregelen op het gebied van financiële analisten: • de richtlijn inzake marktmisbruik dient zo spoedig mogelijk te worden aangenomen, met inbegrip van de wijzigingen ten aanzien van het financiële onderzoek; • in het kader van het thans aan de gang zijnde raadplegingsproces met betrekking tot de Richtlijn Beleggingsdiensten zal worden nagegaan of het nodig is aanvullende vereisten voor financiële analisten vast te stellen. Deze vereisten zouden eventueel kunnen verduidelijken dat voor beleggingsondernemingen en banken normatievere gedragsregels en organisatorische regelingen voor de beheersing van belangenconflicten moeten gelden wanneer deze instellingen financiële onderzoeken analysewerkzaamheden verrichten.
6. Beleidsmaatregelen op het gebied van kredietbeoordelingsbureaus: Er dient een sectoroverschrijdende beleidsevaluatie plaats te vinden die met name is toegespitst op: • de potentiële en daadwerkelijke bijdragen die bureaus leveren door credit ratings vast te stellen; • de vraag of een regulerend optreden op het gebied van credit ratings geboden is.
10