Een inventarisatie van kleinschalige vervoersinitiatieven in de provincie Fryslân
Inventarisatie kleinschalige vervoersinitiatieven in Fryslân
Colofon Het verslag ‘Inventarisatie kleinschalige vervoersinitiatieven in Fryslân’ is een uitgave van Partoer, Fries bureau voor sociaal-economische vraagstukken, samengesteld in opdracht van de provincie Fryslân. Auteur:
drs. Nyske van der Feen Anke Hoekstra MA/MSc
Partoer, Leeuwarden, maart 2013
2
Inhoud 1
Inleiding ......................................................................................................... 4 1.1 Opdracht en definitie ................................................................................. 4 1.2 Methode…………………………………………………………………………………………………………………..4
2
Over de initiatieven ......................................................................................... 5 2.1 Initiatiefnemer .......................................................................................... 6 2.2 Leeftijd initiatieven .................................................................................... 6 2.3 PR en marketing van de initiatieven ............................................................. 7 2.4 Aantal passagiers per rit en ritten per week .................................................. 8 2.5 Doelgroep ................................................................................................ 9 2.6 Vervoersmiddel ........................................................................................10 2.7 Eigen bijdrage..........................................................................................11 2.8 Reserveren ..............................................................................................11
3
Inzet vrijwilligers ............................................................................................12
4
Aansluiting OV ...............................................................................................14
5
Succesfactoren ...............................................................................................15 5.1 Vrijwilligers ………………………………………………………………………………………………………… 15 5.2 Flexibiliteit...............................................................................................16 5.3 Laagdrempeligheid en bekendheid met de doelgroepen .................................17
6
Problemen .....................................................................................................19 6.1 Vrijwilligers…………………………………………………………………………………………………………… 19 6.2 Financiën……………………………………………………………………………………………………………… 20 6.3 Hulpvraag en cliënten………………………………………………………………………………………… 21
7
Toekomst ......................................................................................................22
8
Conclusies .................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
3
1
Inleiding
1.1 Opdracht en definitie In opdracht van de provincie Fryslân heeft Partoer een inventarisatie gemaakt van de kleinschalige vervoersinitiatieven in de provincie. Onder kleinschalige vervoersinitiatieven wordt in het kader van deze inventarisatie verstaan: - Gehandicapten vervoer (niet AWBZ) - Ouderen vervoer (niet WMO) - Schoolbussen (geen regulier leerlingenvervoer, wel initiatieven van scholen, b.v. met gemeentelijke subsidie betaald) - Wijk-, regio- of dorpsbussen - Flexbussen - Andere vormen van geregeld groepsvervoer, b.v. georganiseerd door kerken of verzorgingshuizen, dorpshuizen (met min of meer eigen dienstregeling) etc. De aanleiding voor deze opdracht wordt gevormd door veranderingen op het terrein van bevolkingssamenstelling en kosten van het openbaar vervoer (OV). Het draagvlak voor het OV in het landelijk gebied neemt af onder meer door demografische ontwikkelingen als krimp en vergrijzing en veranderingen in de AWBZ. Daarnaast maken kostenstijgingen in het OV, die het gevolg zijn van verhoogde brandstofprijzen, dat het moeilijker wordt om lijnen rendabel te houden. Centralisering van voorzieningen in de grotere kernen levert een toenemende en veranderende vraag op naar korte ritten. Het terrein van sociaal-recreatieve verplaatsingen op middellange afstanden vormen een overgangsgebied in de voorzieningen die de provincie en gemeenten bieden. Hier is samenwerking van belang. Het gaat daarbij met name om de noodzakelijke collectiviteit van verplaatsingen. De provincie Fryslân wil nieuwe en andere vormen van vervoer in het landelijk gebied stimuleren en het lokale en kleinschalige vervoer waar mogelijk slimmer en doelmatiger inzetten. Een actueel overzicht van alle lopende kleinschalige vervoersinitiatieven vormt daarvoor een uitgangspunt. 1.1 Methode De start van deze inventarisatie bestond uit een pilot in de zes gemeenten in Noordoost Fryslân. De initiatieven zijn opgespoord met behulp van een breed scala aan bronnen: internet, informatie van gemeenten, vrijwilligerscentrales, verenigingen dorpsbelang, zorginstellingen, welzijnsinstellingen en kerken. De in deze gemeenten gevonden initiatieven zijn vervolgens telefonisch geïnterviewd. Na een succesvolle afronding van de pilot is besloten tot uitbreiding van de inventarisatie naar de hele provincie. In dit tweede deel van het onderzoek zijn alle kerken, zorgboerderijen, zorginstellingen, vrijwilligerscentrales, plaatselijke en dorpsbelangen in de overige Friese gemeenten telefonisch of per email benaderd. De initiatieven die zo zijn opgespoord zijn vervolgens telefonisch benaderd met het verzoek om een digitale vragenlijst in te vullen. In totaal zijn er 105 initiatieven gevonden in de gehele provincie, waarvan 101 initiatieven de online vragenlijst hebben ingevuld. De initiatieven die de vragenlijst uiteindelijk niet hebben ingevuld, wilden dit niet doen omdat ze over te weinig informatie beschikten of omdat ze het onderzoek niet zinvol vonden. Dit verslag betreft alleen de 101 initiatieven die hebben meegewerkt aan het onderzoek. Alle grafieken en onderzoeksdata zijn daarop gebaseerd.
4
2 Over de initiatieven De resultaten van de inventarisatie worden hierna beschreven aan de hand van de onderwerpen uit de vragenlijst. De antwoorden geven een beeld van de spreiding over de provincie en gemeenten, de opzet, organisatie en financiering van de vervoersinitiatieven en de wijze waarop de dienstverlening aan de passagiers is vormgegeven. In de provincie Fryslân zijn 105 kleinschalige vervoersinitiatieven actief. Figuur 1 laat zien hoeveel initiatieven er in elke gemeente actief zijn. Sommige initiatieven zijn in meerdere gemeenten actief, daarom loopt het aantal initiatieven ogenschijnlijk op tot meer dan 101. Figuur 1: Aantal initiatieven actief in de gemeente
Het aantal vervoersinitiatieven is niet gelijkmatig verdeeld over de provincie. In Noordoost, Zuidwest en Leeuwarden zijn er relatief veel vervoersinitiatieven actief per gemeente. De regio’s Zuidoost en Noordwest zijn het minst bedeeld met kleinschalige vervoersinitiatieven. Een mogelijke verklaring is de aanwezigheid van enkele grotere en breder gedragen initiatieven in deze gemeenten. Een voorbeeld hiervan is de Plusbus in Opsterland. Veel initiatieven zijn gekoppeld aan zorginstellingen. De manier waarop zorginstellingen het vervoer van hun cliënten regelen, met name van en naar de dagopvang, heeft invloed op het aantal aanwezige vervoersinitiatieven. Waar zorginstellingen vooral gebruik maken van vrijwilligers zijn er meer initiatieven en waar meer gebruik wordt gemaakt van professionele taxibedrijven zijn minder initiatieven actief.
5
2.1 Initiatiefnemer In de meeste gevallen was een zorginstelling de (mede-)initiatiefnemer van het project. Daarnaast hebben veel kerken het initiatief genomen om vervoer te regelen voor hun gemeenteleden van en naar de kerkdiensten. Stichtingen en verenigingen die (mede-) initiatiefnemer zijn van vervoersopties zijn voornamelijk verenigingen van dorps- of plaatselijk belang en verenigingen of stichtingen gelieerd aan een zorginstelling (bv. Vrienden van de Bennemastate). In de categorie ‘Anders’ worden veelal burgers genoemd en busmaatschappijen. Figuur 2: Wie was of waren de initiatiefnemer(s) van het project?
Zorginstelling
28
Kerk
26
Stichting/Vereniging
23
Gemeente
14
Provincie
6
Anders
27 0
5
10
15
20
25
30
2.2 Leeftijd initiatieven Gemiddeld bestaan de initiatieven iets meer dan 15,5 jaar. De meeste vervoersinitiatieven bestaan dus opmerkelijk lang. Een vijfde van de initiatieven bestaat langer dan vijftien jaar en een even groot deel zelfs langer dan vijfentwintig jaar. Tegelijk bestaat een derde van de initiatieven minder dan vijf jaar. Er zijn in het afgelopen jaar negen nieuwe initiatieven ontplooid; zij bevinden zich nog in de startperiode. Het aantal nieuwe initiatieven groeit dus nog steeds.
6
Figuur 3: Hoe lang bestaat het initiatief al?
50+ jaar; 4% 25-50 jaar; 16%
0-5 jaar; 31%
15-25 jaar; 20%
5-15 jaar; 30%
2.3 PR en marketing van de initiatieven We hebben de vervoersinitiatieven gevraagd op welke manier zij ervoor zorgen dat zij bekend zijn bij de reizigers in hun werkgebied. Uit de antwoorden blijkt dat publiciteit en marketing overwegend op eenvoudige wijze gerealiseerd wordt, mondeling, bij aanmelding voor een activiteit of via bestaande kanalen zoals nieuwsbrieven, dorpskranten, kerkbodes. Een vijfde van de initiatieven maakt speciale folders om de bekendheid te vergroten. Een minderheid zet internet en e-mail in zoals in Figuur 4 te zien is. Deze vormen van reclame zijn waarschijnlijk ook het meest effectief, omdat het in veel gevallen gaat om zeer lokale initiatieven met een loyale en afhankelijke doelgroep. In de categorie “Anders” wordt voornamelijk aangegeven dat het gaat om initiatieven die algemeen bekend zijn binnen dorpen. Hier is vaak sprake van een combinatie van mondtot-mondreclame, folders en doorverwijzing door bepaalde sleutelfiguren, zoals thuiszorgmedewerkers of ouderenadviseurs. In figuur 4 is dit inzichtelijk gemaakt.
7
Figuur 4: Hoe wordt er reclame gemaakt voor het initiatief?
Mond-tot-mond reclame
28
Als mensen zich aanmelden voor de activiteit/dagopvang wordt ze het… Clubblad/Kerkbode/Interne nieuwsbrieven
27 25
Folders/Flyers
19
Dorpskrant
16
Internet/email
11
Anders
46 0
10
20
30
40
50
2.4 Aantal passagiers per rit en ritten per week De meerderheid van de vervoersinitiatieven betreft bijzonder kleinschalig vervoer. Het gaat bijvoorbeeld om vervoer naar kerkdiensten en specifieke activiteiten als dagopvang of het zwembad. Het aantal passagiers per voertuig en per rit is beperkt. Deze ritjes kunnen en worden dan ook veelal uitgevoerd met een (privé) personenauto. Figuur 5 laat zien dat de overgrote meerderheid van de ritten (70 %) er tussen de nul en drie passagiers zijn. Bij de overige 30% zijn de taxibusjes, buurtbussen en schoolbussen te vinden die een groter aantal passagiers vervoeren. Afhankelijk van het aantal zitplaatsen en de bestemmingen gaat het om vervoer van vier tot twintig personen per rit.
8
Figuur 5: Aantal passagiers per rit
7 t/m 20 20 + personen 3% personen 6%
3 t/m 7 personen 21%
0 t/m 3 personen 70%
Ook het aantal ritten die per week worden uitgevoerd is in de meeste gevallen beperkt. Dertig procent van de ritten wordt eenmaal per week uitgevoerd of soms nog minder. Eveneens dertig procent rijdt twee tot zeven maal per week. Een minderheid van 27% voert elke week meer dan veertien ritten uit, twee of meer ritten per dag. Figuur 6: Aantal ritten per week
21 + 15%
1 of minder 30%
14 t/m 21 11%
7 t/m 14 13%
1 t/m 7 31%
2.5 Doelgroep De meeste initiatieven (53) richten zich op ouderen (53), mensen met een lichamelijke beperking (32) of mensen met een verstandelijke beperking (16). Van die initiatieven waarbij ‘iedereen kan meerijden’ is de grootste groep die meerijdt eveneens ouderen. In de categorie ‘Anders’ worden met name specifieke doelgroepen genoemd, zoals leerlingen van een specifieke school of cliënten van een specifieke zorginstelling.
9
Figuur 7: Voor wie is het initiatief bedoeld?
Ouderen
53
Mensen met een lichamelijke beperking
32
Mensen met een verstandelijke beperking
16
Iedereen kan meerijden
14
Scholieren
7
Anders
26 0
10
20
30
40
50
60
2.6 Vervoersmiddel Bij de meeste initiatieven (40) zet de vrijwilliger zijn of haar eigen auto in voor het vervoer van de klant. Dit komt het meeste voor bij het vervoer van ouderen van en naar een dagopvang in een verzorgingshuis. Daarnaast zijn veel initiatieven in het bezit van een auto (20), rolstoelbusje (17) of personenbusje (16). Eén initiatief maakt gebruik van elektrische voertuigen. Dit is de Skewiel Mobiel. De touringcar wordt gebruikt voor het vervoer van scholieren naar de reformatorische middelbare school in Kampen. Figuur 8: Welk vervoersmiddel is in gebruik?
Eigen auto vrijwilliger
40
Personenauto in bezit van initiatief
20
Rolstoelbusje in bezit van initiatief
17
Personenbusje in bezit van initiatief
16
Taxi, rolstoelbusje
9
Taxi, personenbusje
8
Taxi, personenbusje
3
Elektrische auto
1
Touringcar
1
Anders
6 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
10
2.7 Eigen bijdrage Bij de helft van de initiatieven (51%) wordt er van de klanten een eigen bijdrage gevraagd. In de meeste gevallen (39%) geldt een vaste ritprijs. Bij nagenoeg één derde van de initiatieven (31%) wordt een prijs per kilometer gehanteerd. De prijzen van de ritten zijn erg verschillend en variëren van € 0,50 tot € 15,- voor een rit met een vaste ritprijs en een kilometervergoeding van € 0,- tot € 1,50 per kilometer. Andere vormen om de prijs te bepalen zijn bijvoorbeeld een jaarlijkse vaste bijdrage of de ‘normale’ OV-prijzen. Er kan op verschillende manieren betaald worden. Figuur 9 geeft aan hoe er betaald kan worden. Bij de meeste initiatieven wordt contant afgerekend met de chauffeur. Daarnaast wordt er bij 17 initiatieven een rekening naar de klant gestuurd die achteraf voldaan kan worden. Deze initiatieven zijn vaak bedoeld voor mensen met een beperking en worden veelal mede gefinancierd vanuit de AWBZ. Figuur 9: Hoe kan er betaald worden?
Contant bij de chauffeur
24
Ze ontvangen een rekening en kunnen het bedrag overschrijven
17
Contant bij een loket
3
Met een OV-chipkaart
2
Anders
11 0
5
10
15
20
25
30
2.8 Reserveren Bij 55% van de initiatieven moeten klanten van te voren reserveren. In de meeste gevallen gebeurt dit telefonisch. In verzorgingshuizen kan er door ouderen vaak ook bij de receptie gereserveerd worden. Internet en mobiel worden eveneens benut voor het reserveren van een rit, al is dat nog een vrij kleine groep.
11
Figuur 10: Hoe kan er gereserveerd worden?
Telefonisch
34
Aan een balie of loket
12
Via internet of email
12
Via een app op hun mobiele telefoon of tablet
2
Anders
19 0
5
10
15
20
25
30
35
40
3 Inzet vrijwilligers De initiatieven zijn allemaal op een verschillende manier georganiseerd. De meeste initiatieven doen een beroep op vrijwilligers voor verschillende activiteiten. Vaak worden vrijwilligers ingezet als chauffeur (70%) en voor het inplannen van ritten (50%). Het aannemen van de reservering gebeurt relatief vaak door betaalde krachten. Dit komt met name voor bij zorginstellingen. Hier wordt de reservering aangenomen door een receptiemedewerker aan de balie. De ritten worden dan ingepland en uitgevoerd door vrijwilligers. Figuur 11: Wie is verantwoordelijk voor het aannemen van de reservering?
Niet van toepassing 38%
Anders 0%
Vrijwillig 28%
Betaald 28%
Onbetaald 6%
12
Figuur 12: Wie is verantwoordelijk voor het plannen van ritten en chauffeurs?
Niet van toepassing 17% Anders 1% Onbetaald 10%
Vrijwillig 50% Betaald 22%
Figuur 13: Wie is verantwoordelijk voor het rijden?
Anders 4% Onbetaald 10%
Niet van toepassing 5%
Betaald 11% Vrijwillig 70%
13
4 Aansluiting OV Slechts 4% van de vervoersinitiatieven heeft een aansluiting op OV. Een iets grotere groep (12%) rijdt op verzoek naar een bus- of treinhalte. De meerderheid van de initiatieven (82%) sluit niet aan op het OV of andere vervoersinitiatieven. Het gaat hier voornamelijk om gericht vervoer naar activiteiten of opvang. In bijna de helft van deze gevallen gaat het om doelgroepen die normaal niet met het openbaar vervoer reizen of afstanden, waar normaal geen OV voor wordt aangeboden. Voorbeelden hiervan zijn het halen en brengen van ouderen met bepaalde beperkingen voor de dagopvang of het halen en brengen van jongeren met een verstandelijke beperking door bijvoorbeeld zorgboerderijen. Daarnaast zijn er initiatieven waar de klant op verzoek naar een bus- of treinstation kan worden gebracht. De initiatieven gegeven echter aan dat hier nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. De reden voor het ontbreken van deze aansluiting is vooral dat de doelgroepen die met deze initiatieven reizen zijn vaak niet in staat om met het OV te reizen of dat zij reizen naar een bestemming die niet met het OV te bereiken is. Een oplossing waarmee het OV toegankelijk gemaakt wordt voor deze doelgroepen is daarmee niet eenvoudig aan te geven. Onbereikbare bestemmingen bieden mogelijk wel een aanknopingspunt voor verbetering in de aansluitingen op het OV. Figuur 14: Is er aansluiting met het openbaar vervoer of met andere vervoersinitiatieven?
Ja, maar op verzoek 12%
0%
Ja onze dienstregeling sluit aan bij de veerboot 2%
Ja 4%
Niet van toepassing 40%
Nee 42%
14
5
Succesfactoren
5.1 Vrijwilligers Op de vraag naar de factoren die van de kleinschalige vervoersinitiatieven een succes maken werd de inzet van de vrijwilligers veruit het meest genoemd. Ruim een derde van de respondenten zette de vrijwilligers voorop. De initiatieven staan of vallen met de inzet van vrijwilligers; 7% noemt vrijwilligers zelfs noodzakelijk voor hun initiatief. De rol van vrijwilligers als succesfactor binnen de vervoersinitiatieven wordt versterkt doordat deze sterk verbonden is met andere veelgenoemde succesfactoren. Zo zorgen de vrijwilligers er voor dat veel van de initiatieven een laagdrempelig karakter hebben. Een ander voordeel is dat het werken met vrijwilligers de initiatieven goedkoper maakt dan de alternatieven. Daarmee is het kleinschalig vervoer een betaalbaar alternatief voor de klanten. De busjes of auto’s worden bovendien zoveel mogelijk gereden door dezelfde vrijwillige chauffeurs. Cliënten zien door het gebruikmaken van vrijwilligers hetzelfde vertrouwde gezicht. Dit is een voordeel ten opzichte van het gebruik van de taxicentrale. Onderstaande citaten geven een indruk van de antwoorden: “Het initiatief dankt zijn succes aan de vrijwilligers die soms meerdere keren per week de cliënten van en naar de activiteiten brengt. Hierdoor ontstaat er een band tussen cliënt en vrijwilliger, het is een bekend gezicht. Dit geeft meer vertrouwen dan een taxi. Daarbij is een vrijwilliger veel stipter. Een taxi kan eerder of later komen, vrijwilligers zijn (meestal) altijd op tijd.” “Aan enthousiasme vrijwilligers en bewoners van het eiland.” “Door dat we per persoon één op één rijden hoeven de mensen nooit te wachten. Als we met hen naar het ziekenhuis gaan blijft de chauffeur wachten. Dat wordt zeer gewaardeerd. We hebben altijd heel positieve reacties.” “Band tussen vrijwilligers en ouderen is goed. Vaste chauffeur is belangrijk voor de ouderen.” “Werken met de taxicentrale is moeilijker dan met vrijwilligers, omdat de taxicentrale nooit precies om bijv. 9 uur ergens is maar ook een kwartier eerder of later kan zijn. Daarnaast stellen de ouderen het op prijs dat ze altijd hetzelfde gezicht zien. Bij de taxicentrale weet je nooit wie je ophaalt.” “Vrijwilligers kunnen zelf aangeven hoe vaak ze willen rijden, win-win situatie vrijwilligers krijgen voldoening uit het iets doen voor een ander, Pasana heeft goedkoop vervoer.” “Wij maken leuke uitjes, onze vrijwilligers zijn zeer goed opgeleid en zeer behulpzaam. Mensen worden van thuis opgehaald en thuis gebracht. Het is kleinschalig en daardoor veilig. Iedereen voelt zich snel op zijn gemak.” “Kennis van de doelgroep bij vrijwilligers, groep vaste vrijwilligers, vertrouwdheid.” “Dat der noch altyd bern binne en frijwilligers.” “Vervoer tegen een gereduceerd tarief, nodig om het voor mensen aantrekkelijk te maken.” “Aan het vrijwilligerswerk van de kerk.” “Aan de bereidheid van de vrijwilligers.” “Dat er een grote pool vrijwilligers is, die mensen in nood incidenteel te hulp willen springen.”
15
Figuur 15: Succesfactoren
Weet niet 18% Anders 6%
Inzet vrijwilligers 36%
Noodzaak 7% Laagdrempeligheid 22%
Flexibiliteit 11%
5.2 Flexibiliteit Een ander veelgenoemd voordeel van deze kleinschalige vervoersinitiatieven is de flexibiliteit die opnieuw samenhangt met de inzet van vrijwilligers. De busjes of personenauto’s worden beheerd door de initiatieven zelf. Dat draagt bij aan hun onafhankelijkheid en flexibiliteit. Deze flexibiliteit wordt in de antwoorden afgezet tegen de werkwijze van een professioneel taxibedrijf. Taxibedrijven kunnen vaak geen specifiek tijdstip geven waarop de klanten worden opgehaald. Dit kan soms een half uur vroeger of later zijn dan de aangegeven vertrektijd. Voor veel instellingen die werken met vaste tijden voor bijvoorbeeld de dagopvang is dit daarom geen optie. De ritten die met het kleinschalig vervoer worden uitgevoerd vertrekken op tijd en brengen de mensen op tijd naar hun activiteit, op het moment dat reiziger het nodig heeft. Flexibiliteit, punctualiteit en onafhankelijkheid stellen hen dus in staat om beter aan te sluiten bij de wensen van de reizigers en van de achterliggende organisatoren zoals zorginstellingen. Tot slot worden ook de eenvoud van het systeem en de kwaliteit geroemd. Enkele uitspraken van vervoersinitiatieven die dit illustreren: “Wij kunnen nu à la minute vertrekken doordat wij over een eigen rolstoelbus beschikken en een poule vrijwilligers en zijn niet meer afhankelijk van derden zoals taxi etc.” “Vrijwilligers kennen vaak de klanten.” “Doordat we het vervoer nu in eigen hand hebben zijn de mensen die komen voor dagbesteding altijd op tijd en hoeven na afloop niet te wachten. Voor de deelnemers zelf zijn de vaste chauffeurs belangrijk.” “Het succes dat ligt aan dat de cliënten altijd door de vaste chauffeurs worden opgehaald en dat de cliënten op vaste tijden op worden gehaald.”
16
“Doordat het een bus in eigen beheer is, is er veel mogelijk voor kortere of langere tijd, of plaats waar men naar toe wil. De lijnen zijn korten er is snel iets te regelen.” “Bus is altijd beschikbaar, vaste groep vrijwilligers met kennis van de doelgroep.” “Aansluiting op boot en directe verbinding met stad en ziekenhuis.” “Flexibiliteit, goede vrijwilligers, en zeer flexibel personeel.” “Flexibel, veilig, mensen kennen elkaar, voordelig, op tijd op het werk en weer thuis.” “Het op de juiste tijd rijden en de medewerking van de chauffeurs.” “Bij de dagbesteding (begeleiding groep) hoort vervoer. Het is voor de mensen fijn dat ze apart worden opgehaald en niet aangewezen zijn op taxi's. Dan worden de kosten ook veel te hoog.” “Makkelijke wijze van reserveren.”
5.3 Laagdrempeligheid en bekendheid met de doelgroepen Laagdrempeligheid werd na de inzet van vrijwilligers het meest genoemd als succesfactor. Wat de vervoersinitiatieven zo laagdrempelig maakt zijn zaken als betrokkenheid bij de gemeenschap (een dorp of een kerkgemeenschap bijvoorbeeld) en een groot draagvlak bij de bevolking. De nabijheid van het vervoer (een eigen busje of auto) is een succesfactor doordat het deel uitmaakt van de eigen gemeenschap. Ook betrokkenheid bij de doelgroepen zoals ouderen, leerlingen of gehandicapten werd veel genoemd. Deze betrokkenheid spreekt ook uit de motivatie van de vrijwilligers. Participatie mogelijk maken voor mensen uit de doelgroep werd in verschillende vormen genoemd, evenals het bestrijden van eenzaamheid. De plezierige en ongedwongen sfeer maakt het kleinschalig vervoer aantrekkelijker laagdrempelig, evenals de al genoemde vertrouwde gezichten van de vrijwilligers en de chauffeurs. Voor veel ouderen en doelgroepen met een beperking is het bijzonder belangrijk dat zij de chauffeur kennen en vertrouwen. Dat wordt makkelijker door telkens dezelfde chauffeur in te zetten. Taxibedrijven kunnen over het algemeen niet garanderen dat dezelfde chauffeur dezelfde cliënten ophaalt, maar bij het kleinschalig vervoer is dat wel mogelijk. Enkele citaten: “Gemeenteleden dragen zorg voor degenen die niet zelf naar de kerkdienst kunnen komen.” “De onderlinge liefde en medeleven van de mensen van de baptistengemeente Parkkerk.” “Noodzaak van hulp.” “De waardering van de mensen. Ze zijn blij dat ze er nog bij horen en andere mensen kunnen ontmoeten.” “De wens van ouders om hun kinderen naar basisschool Het Kompas te laten gaan (gereformeerd/christelijk onderwijs).” “De principiële keuze van de ouders.” “Laagdrempelig voor cliënten.” “Aan de medewerkers en de Gemeente.” “Aan de betrokkenheid van de kerkgemeenschap.” “Eenzaamheid bestrijden bij zowel chauffeur als ouderen.” “Zorgt voor ontsluiting platteland en de chauffeurs kunnen ervaring opdoen. Win-win situatie.” “Vaste waarde voor de bewoners, de bus rijdt iedere dag. Behulpzame, klantvriendelijke chauffeurs. Onze bus mag praktisch overal in het centrum parkeren en passagiers in en uit laten stappen.” “De warme sfeer, de ongedwongenheid, de locatie, de uitstapjes die kunnen worden gemaakt en natuurlijk de inzet van onze collega's: het superteam van Slachtehiem.”
17
“Dat er kinderen in de buitendorpen wonen, en er zit een gastouder in Echten.” “Bedacht en gedragen door de mensen in de dorpen.” “Iets doen voor een ander, zonder er iets voor terug te verwachten dan dankbaarheid.” “Het enthousiasme van de chauffeur.” “Vertrouwdheid met chauffeur.” “Contact met de chauffeur, eenzaamheid bestrijden, ouderen doen meer omdat ze niet elke keer vrienden of familie hoeven te vragen dingen voor hun te doen.” “Dat wij kinderen opvangen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar en dat zij bij ons moeten komen omdat wij ong. 3 km van de dichtstbijzijnde school af zitten.” “Dat de baas van het taxibedrijf en de baas van de zorgboerderij tot goede en betaalbare afspraken voor de hulpboeren zijn gekomen. Vertrouwen. Kleinschaligheid. Elkaar willen helpen. Elkaar wat gunnen.” “Betrokkenheid en verantwoordelijkheidsgevoel.” “Kwaliteit en goede service.”
Overige opmerkingen onder andere vanuit zorginstellingen: “Zo komen de mensen naar de Zorgboerderij toe. De meesten kunnen niet met het openbaar vervoer reizen.” “De zorgboerderij kan alleen rekenen op opkomst van de deelnemers als de drempels laag zijn. Vervoer moet daarom geregeld zijn en we zijn daarom min of meer afhankelijk van het vervoer. Zonder vervoer komen de cliënten niet, haken ze af, en dus is dan ook de exploitatie van de zorgboerderij niet mogelijk.” “Het is een betaalde service die wij aanbieden bij de contracten.” “Ontlast de vaste begeleiding.” “Goede samenwerking met verpleeghuis. Duidelijkheid omtrent afspraken. Trouwe vrijwilligers.” “Extra service aan ouders, anders kunnen bepaalde kinderen niet komen.” “Het is een extraatje voor de bewoners, maakt het leven leuker.” “Aan de AWBZ vergoedingen en de vergoeding uit de WMO, op basis daarvan kunnen de bezoekers naar de d.v. gaan.”
18
6
Problemen
Het merendeel (52%) van de vervoersinitiatieven geeft aan geen problemen of knelpunten tegen te komen. De andere problemen die worden genoemd hebben voornamelijk betrekking op het aantrekken van voldoende en gekwalificeerde vrijwilligers en de financiën. Daarnaast is de hulpvraag van sommige cliënten zo groot dat het moeilijk is daar met het vervoersinitiatief op aan te sluiten. Het kan ook zijn dat cliënten niet in de regio wonen of niet op tijd afzeggen. “Er zijn geen knelpunten of problemen. Er is zo nodig onderling overleg.”
Figuur 16: Problemen of knelpunten
Moeilijkheid van de hulpvraag/Problem en met cliënten 16%
Vrijwilligers 17%
Geen problemen 52%
Financien 15%
6.1 Vrijwilligers Het sterke punt van de kleinschalige vervoersinitiatieven, de vrijwilligers, lijkt tevens de zwakste schakel te zijn. In de antwoorden op de vraag naar problemen die de initiatieven ondervinden wordt het vinden en vasthouden van voldoende vrijwilligers vaak genoemd als punt van zorg. Zij geven aan dat het moeilijk wordt om een initiatief in stand te houden, zowel uitvoerend als financieel, wanneer er te weinig vrijwilligers beschikbaar zijn. De leeftijd van de groepen vrijwilligers loopt op, waardoor een deel van hen overstapt van vrijwilliger/chauffeur naar de doelgroep van de reizigers. Aanvulling en verjonging van de vrijwilligersgroep is dan ook een wens van veel initiatieven. Het gaat met name om chauffeurs die regelmatig of dagelijks beschikbaar zijn voor het uitvoeren van de ritten. Het zijn nu vaak dezelfde mensen die hun medewerking verlenen. Het inroosteren van de ritten levert soms problemen op onder andere bij verhindering van vaste chauffeurs of bij het invullen van sommige dagen in de week is het moeilijk om een (vaste). Snel inspelen op ziekte of verhindering lukt niet altijd.
19
Het binden van de vrijwilligers aan de initiatieven geeft problemen die onder meer veroorzaakt worden doordat de vrijwilligers een grote regeldruk ervaren of door het ontbreken van vergoedingen voor brandstof (in geval van vervoer met particuliere auto’s). Ook aanvulling van het aantal chauffeurs met kennis van de doelgroepen is een punt van zorg. Enkele reacties: “Toekomst eventuele teruggang aantal vrijwilligers, financieel moeilijk op te brengen want het kan niet uit.” “Er zijn bijna geen vrijwilligers meer te vinden voor de ritten.” “Soms is de vaste chauffeur niet beschikbaar en de vervanger/ster niet bekend. Moet nog beter geregeld worden.” “Te weinig vrijwilligers.” “Het zijn vaak de zelfde mensen die vrijwilliger zijn.” “We moeten zorgen steeds nieuwe chauffeurs te vinden als er chauffeurs afhaken door te hoge leeftijd. De chauffeurs gaan dan behoren bij de doelgroep die gehaald en gebracht moet worden. m.a.w. verjonging is nodig. Ook is het jammer dat er geen onkostenvergoeding mogelijk is voor de benzine.” “Vanuit de organisatie zijn er veel regels waar we ons aan moeten houden. Er zijn vrijwilligers gestopt omdat ze een belastingformulier moesten inleveren, dit ging hun te ver. Het is vrijwilligerswerk en ze vinden dat al dat papier werk niet nodig is.” “Frijwilligers.” “Soms moeilijk om op bepaalde dagen chauffeurs te vinden.” “Tekort aan vrijwilligers, leeftijd vrijwilligers.” “In de toekomst mogelijk moeilijker om vrijwilligers te regelen, omdat mensen langer doorwerken en na het stoppen met werken meer tijd voor zichzelf willen en geen verplichtingen.” “Vinden van vrijwilligers met kennis van zaken is moeilijk, daarom wordt het door de vaste staf gedaan.” “Soms als een vrijwilliger niet kan.” “Het is soms lastig iemand te vinden op korte termijn.” “Het is moeilijk om vrijwilligers te vinden die dit dagelijks willen doen.” “Het werven van meer vrijwilligers.”
6.2 Financiën Zo’n 15% van de vervoersinitiatieven ziet financiële problemen op zich af komen. De bus of auto vormt de grootste kostenpost, zowel in aanschaf als onderhoud en vervanging. Sommige initiatieven zouden graag een tweede busje of grotere auto laten rijden, maar het budget is niet toereikend voor zo’n investering. Ook de stijgende kosten van brandstof en verzekeringen leggen een druk op de budgetten. Aan de inkomstenkant zijn er zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen in de zorgsector en - voorzieningen, waardoor de vergoedingen gekort worden of dreigen weg te vallen. Het inkomen van de passagiers laat bovendien weinig ruimte voor het verhogen van de tarieven. Sommigen vinden de ritprijzen nu al aan de hoge kant. De vervoersinitiatieven beschikken daardoor over weinig mogelijkheden om hun inkomsten te verhogen. Enkele reacties: “Wij moeten investeren in een nieuwe grotere auto om in ieder geval 5 mensen te kunnen vervoeren. Nu moeten we alle dagen dubbele ritten rijden omdat niet iedereen in een keer mee kan. Dit is een investering die niet kostendekkend kan worden door de bijdrage van de passagiers. Hun budget is daarvoor niet toereikend.” “Bezuinigingen bij gemeente en provincie.” “Ja er kon wel een busje bij, maar om dit de bekostigen valt niet mee.”
20
“Afhankelijk van één bus.” “Bus is aan vervanging toe, budget is helaas niet toereikend.” “Sommigen vinden de ritten te duur, vroeger starten kunnen we niet van vrijwilligers verlangen, ov-scanner zou ook helpen maar is nog in onderzoek.” “Financiën beginnen een probleem te vormen doordat er beroepskrachten ter begeleiding meegaan. Ook de bezetting op de afdeling laat soms uitgaan met cliënten niet toe. Er wordt daardoor sneller afgezegd. Ook financiële positie van cliënt speelt een rol. Voor de sporters werk het anders zij hebben hun vaste sportmomenten en wedstrijden.” “De vraag is of wij de jaarlijkse kosten kunnen betalen uit de voornoemde acties etc.” “Toekomstige vergoeding AWBZ wordt lager, moeilijker dit financieel vol te houden, ook eventuele teruggang aantal vrijwilligers.” “Eerder gestopt omdat het moeilijk was het budget rond te krijgen.” “Hoge kosten bij vervoer van 1 of 2 personen.” “De vergoeding die nu door de overheid bijna is gehalveerd. En ik heb geen rolstoelbus, die is eigenlijk nodig, maar kost veel geld.” “Voor de toekomst zijn er knelpunten. De vergoeding voor vervoer wordt terug gebracht vanuit de AWBZ. Op Terschelling wordt het vervoer naar de dagopvang door een taxibedrijf uitgevoerd, dit geeft nu al hoge kosten. Vanaf januari worden de kosten nog hoger.” “1)Wisselingen van chauffeurs; 2) Door de jaren heen worden de ritten wel wat duurder, terwijl de budgetten van de hulpboeren kleiner worden.” “De vergoeding vanuit de AWBZ (€10,- PGB en €6,- ZIN per 1 jan 2013) zijn veel te laag om de kosten van de auto's, benzine/diesel etc. te dekken.” “Steeds duurder wordende brandstofprijzen en verzekeringspremies.”
6.3 Hulpvraag en cliënten Bij de succesfactoren werd onder meer genoemd dat de vrijwilligers gemotiveerd worden door het contact met de doelgroepen en het gevoel iets te betekenen voor de passagiers. Sommige cliënten hebben echter te maken met zodanig ernstige problematiek dat juist dit punt, het contact met de vrijwilligers, in de knel komt. De hulpvraag van deze groep is te complex voor de vrijwillige chauffeurs. Daarnaast worden er praktische problemen gemeld met het aan- of afmelden van cliënten. Sommige cliënten wonen zo afgelegen dat het niet lukt om hen in te passen in de ritten van het kleinschalig vervoer. Voorbeelden van uitspraken: “Niet alle passagiers zijn sociaal en meewerkend.” “Hulpvraag is voor sommige mensen lastig/moeilijk.” “Mogelijke cliënten melden zich niet, omdat ze het gevoel hebben dat ze anderen belasten.” “Soms melden mensen zich aan die eigenlijk professionele begeleiding nodig hebben.” “Niet afmelden van klanten.” “Soms melden mensen zich aan die eigenlijk professionele begeleiding nodig hebben.” “Mensen die erg uit de richting wonen kunnen i.v.m. de tijd niet opgehaald worden.”
21
Overige opmerkingen: “Afhankelijk van beleid zorggroep, afhankelijk van vrijwilligers, afhankelijk van beleid gemeente m.b.t. Wmo-vervoersovereenkomsten.” “Soms de tijden van scholen die niet altijd aansluiten zodat wij overal op tijd kunnen zijn.” “Alleen parkeerproblemen bij school.”
7
Toekomst
Over de toekomst zijn de meeste initiatieven heel positief. Ze voorzien een groei in de vraag. De zorgen die ze uiten hebben voornamelijk betrekking op de gevolgen van bezuinigingen in de zorg en vergrijzing onder vrijwilligers. Een grote minderheid van de initiatieven geeft geen duidelijk toekomstbeeld aan. Figuur 17: Toekomstbeeld
Moeilijker 12%
Weet niet 44% We gaan op dezelfde voet verder 31%
Anders 4%
Het initiatief zal groeien 9%
Doorgaan Uit de antwoorden op de open vragen naar de toekomst blijkt dat een ruim een derde verwacht dat de initiatieven blijven bestaan, min of meer in dezelfde vorm. Dat geldt onder andere voor het vervoer van en naar kerkdiensten en dagopvang. Men voorziet hier geen grote problemen, of problemen die oplosbaar zijn bijvoorbeeld door meer samenwerking.
22
Citaten: “Het zal op deze manier altijd doorgaan.” “Blijft wel.” “We gaan gewoon verder.” “We gaan rustig op de zelfde en liefdevolle wijze door.” “Dat we op dezelfde voet doorgaan.” “Dat het zo doorgaat, wanneer er vraag naar is vanuit de ouderen.” “Prima.” “Blijven dit in stand houden.” “Giet noch wol efkes troch.” “Zolang het Kerkenwerk blijft, gaat dit ook door.” “De kerkdiensten worden nu opgenomen op DVD en op vast tijdstip uitgezonden in het verzorgingshuis, in de toekomst mogelijk directe uitzending. Mogelijk dat dit tot gevolg heeft dat er dan geen gebruik meer wordt gemaakt van de voorziening. Zolang er passagiers zijn, gaan we door.” “Zolang de budgeten het toelaten zullen de hulpboeren gebruiken blijven maken van deze regeling/initiatief.” “Wordt voortgezet.” “Gewoon door gaan.” “We hopen dat het zo door mag gaan.” “We proberen het te handhaven.” “Zelfde als nu.” “Het blijft gewoon bestaan zolang er vraag is.” “Zolang het nodig is, zal het wel blijven draaien.” “Zolang de dagverzorging blijft bestaan blijft het vrijwilligerschauffeur werk ook bestaan.” “Als de gemeente de subsidie handhaaft, kunnen we dit nog jaren volhouden. Zonder subsidie zal het moeilijk worden om voor 1 euro ouderen te blijven vervoeren.” “We hopen dat burenhulp/dorpshulp op deze manier nog lang door mag gaan.” “Mijn verwachting is dat we het initiatief kunnen doorzetten. Mocht er meer administratie bij komen, kan dat chauffeurs/vrijwilligers afschrikken en zullen er minder chauffeurs zich aanmelden. Daarbij hebben we binnen de groep chauffeurs op dit moment last van vergrijzing. Binnen enkele jaren zal waarschijnlijk een deel stoppen en moeten er nieuwe chauffeurs gevonden worden.” “Ja eventueel samenwerking zoeken met andere organisaties en familie meer betrekken bij vervoer en verzorging.” “Wanneer er niet voldoende financiële middelen zijn wordt overwogen om een auto i.p.v. een bus aan te schaffen.” “Zolang er kinderen in de buitendorpen blijven wonen, zie ik geen problemen.”
Optimisme en groei Optimisme is er bij de 9% van de initiatieven die groei verwachten. De groei wordt verwacht doordat er ook passagiers uit andere doelgroepen gebruik gaan maken van het kleinschalig vervoer, bijvoorbeeld meer jongeren en meer cliënten van zorginstellingen en zorgboerderijen. Citaten: “Loopt als een tierelier en dat blijft ook wel zo.” “Wij verwachten dat wij alleen maar meer mensen moeten gaan vervoeren voor de zorgboerderij, omdat wij een trend zien van steeds "zwaardere "problematiek die zich aanmeldt bij ons. Ook GGZ deelnemers zijn vaak niet zelfstandig in het openbaar vervoer. Dit heeft dan te maken met de spanning van het met andere mensen in een bus zitten en alle prikkels niet aan kunnen.”
23
“Meer cliënten; zowel ouderen en jongeren. Dus meer ritten.” “Gezien het enthousiasme van de cliënten denk ik dat de rolstoelbus vaak op stap is.” “We zijn al bezig het initiatief naar alle locaties van Noorderbreedte uit te breiden .En het is mogelijk dat we ook in de voorwaardensfeer (verzorgende mee) nog gesprekken zullen moeten voeren om op de langere termijn te kunnen blijven rijden.” “Dat de belangstelling wellicht groter wordt.” “In de toekomst ook vervoer bieden voor kinderen uit dorpen naar school, aansluiting met OV, vervoer kinderen naar sportclub.” “Dat wij zeker blijven bestaan, onze dagzorg is echt heel speciaal, we hebben een goed programma en geven professionele zorg. Wel blijft het spannend welke vergoeding er zal komen.” “Dat de aanvraag voor vervoersklussen meer wordt.” “Dat de vraag alleen nog maar zal toenemen.” “Wij hopen dat de bussen nog meer kunnen rijden maar dan moeten wij ook voldoende opgeleide chauffeurs hebben.” “Dat er steeds meer ritaanvragen zullen zijn.”
Moeilijkheden in de toekomst 12% van de vervoersinitiatieven ziet de toekomst minder rooskleurig tegemoet. Zij verwachten dat er in de toekomst moeilijkheden op hen afkomen of zij maken een voorbehoud ten aanzien van het voortbestaan. De verwachte problemen hebben te maken met het aantrekken van voldoende vrijwilligers, het budget en bezuinigingen. Enkele voorbeelden: “Het wordt steeds moeilijker met de toekomstige bezuinigingen om het vervoer (maar ook de dagbesteding) kostendekkend te krijgen. En een eigen bijdrage mogen we wettelijk niet vragen omdat de mensen vanuit het CAK al een eigen bijdrage betalen voor de begeleiding en vervoer.” “Valt of staat met de vrijwilliger die rijdt.” “Het zal steeds moeilijker worden. Taxi is dan erg duur...zodat het product dagverzorging gevaar loopt.” “Vrijwilligers vinden kan op termijn moeilijk worden. “Het zal moeilijker worden om vrijwilligers te vinden.” “Dat het niet makkelijk zal zijn een sluitende begroting/dekking te realiseren.”
Enkele projecten verwachten dat er in de toekomst minder gebruik van wordt gemaakt, door een afnemende vraag van de cliënten of concurrentie van personenauto’s. Citaten: “Wordt steeds minder gebruik gemaakt, door minder bezoekers kerk.” “Ooit vervoerden wij 12.000 passagiers per jaar. De auto is de grote concurrent.” “De grote concurrent is de personenauto.” “Bij de nieuwe gemeente-indeling is het afwachten hoe of het verder geregeld gaat worden na 2014.”
24
8
Conclusies
Aantal en spreiding In de provincie Fryslân is een flink aantal kleinschalige vervoersinitiatieven actief, honderdvijf in totaal. Deze initiatieven variëren van bijzonder klein en beperkt van opzet – ‘s zondags worden één of twee kerkgangers naar een kerk gebracht door buren of bekenden - tot (semi-)professioneel opgezette buurtbussen die dagelijks meerdere ritten verzorgen. De spreiding over gemeenten en regio’s is wat onevenwichtig. Het Noordoosten en Zuidwesten van Fryslân kennen het grootste aantal vervoersinitiatieven. In het Zuidoosten en ook het Noordwesten zijn minder initiatieven te vinden, maar daar staat tegenover dat het hier wel om enkele omvangrijker initiatieven gaat waarin een deel van de kleinere initiatieven in de loop van de jaren zijn opgegaan. De uitkomsten worden enigszins vertekend door het grote aantal particuliere vervoersdiensten van/naar kerkdiensten. Dit type vervoer ligt dicht bij carpoolen.
Een aandachtspunt voor provinciaal beleid zou een evenwichtiger spreiding van kleinschalige vervoersinitiatieven over alle regio’s in de provincie kunnen zijn.
Samenwerking: De meest voor de hand liggende vormen van samenwerking zijn die waarbij in een kleine gemeenschap of een dorp verschillende vervoersstromen worden gecombineerd. Een busje kan zo op meerdere plekken worden ingezet.
In gebieden waar veel verzorgingshuizen en zorgboerderijen zijn gevestigd worden veel cliënten vervoerd met busjes op initiatief van de instellingen. Samenwerking tussen de initiatieven van verschillende instellingen kan onder andere meer service opleveren en een grotere pool vrijwilligers en chauffeurs. Een mogelijk bezwaar ligt bij de autonomie van de instellingen en het gevoel van betrokkenheid van de vrijwilligers bij ‘hun’ busje en passagiers.
Vrijwilligers zijn goud waard Vrijwilligers zijn zondermeer de belangrijkste succesfactor van de kleinschalige vervoersinitiatieven. Zonder vrijwilligers of onbetaalde krachten kunnen zij niet functioneren, zowel organisatorisch als financieel en uitvoerend. De belangeloze inzet van de vrijwilligers maakt ook dat het merendeel van de initiatieven al erg lang bestaat en naar verwachting ook in de toekomst kan voortbestaan. De vrijwilligers vormen ook een bron van zorg. Veel initiatieven spreken hun zorgen uit met betrekking tot het werven van voldoende nieuwe vrijwilligers en aanvulling van de chauffeursgroep in verband met uitval door de hoge leeftijd van vrijwilligers. Daarnaast geven de initiatieven aan dat vrijwilligers heel bewust kiezen voor het werken met een bepaalde doelgroep. Het is de vraag of deze vrijwilligers ook bereid om bijvoorbeeld leerlingen of mensen met een beperking mee te nemen. Daarnaast zijn de regels voor het vervoer van personen erg streng en moet de vrijwilliger diverse diploma’s hebben. Dit kan een obstakel vormen om vrijwilliger te worden. Het is daarom van belang om er voor te zorgen dat de vervoersinitiatieven aantrekkelijk blijven voor brede groepen vrijwilligers.
Aandachtspunt voor provinciaal beleid: het stimuleren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk bij de vervoersinitiatieven en daar waar mogelijk het wegnemen van obstakels om dit werk te (gaan) doen.
Daarnaast zou inzet op het meer professioneel en doorlopend werven van vrijwilligers en het vasthouden / binden van de vrijwilligers een aandachtpunt kunnen zijn op provinciaal niveau.
25
Financiën Er wordt veel bereikt met relatief weinig middelen en een grote inzet van vrijwilligers. De aanschaf van busjes of auto’s vormen de grootste kostenpost voor de vervoersinitiatieven. Her en der zijn de bussen aan vervanging toe of is er door uitbreiding van de activiteiten een extra busje nodig. Mogelijkheden tot samenwerking en uitbreiding zijn er wel, maar dat vraagt om een zorgvuldig aanpak in nauwe samenwerking met de initiatieven.
Aandachtpunt voor beleid: investeren in de aanschaf of vervanging van busjes, daar is geld voor nodig buiten het vaste budget om. Dat geldt niet alleen voor nieuwe vervoersinitiatieven, maar ook voor de bestaande in verband met uitbreiding van de dienstverlening of veroudering van de vervoersmiddelen.
Doelgroepen en service Het kleinschalig vervoer komt voort uit en opereert dichtbij haar doelgroepen en initiatiefnemers. Dat is een kenmerkend onderscheid ten opzichte van regulier OV. Het aantal passagiers per rit is klein, wat onder meer samenhangt met het particuliere vervoer in personenauto’s en kleine (rolstoel)busjes. De frequentie en de route van de ritten zijn afgestemd op de behoefte van de passagiers en hun bestemmingen. Wat daarnaast opvalt is dat de meeste kleinschalige vervoersinitiatieven werken voor mensen met een beperking of ouderen die niet gemakkelijk met eigen vervoer of openbaar vervoer ergens naartoe reizen.
Aandachtspunt: voor sommige doelgroepen en de initiatieven die voor hen zijn opgezet zal samenwerking lastig zijn. De chauffeurs kiezen bewust voor een bepaalde doelgroep. Rolstoelbussen zijn niet altijd geschikt voor vervoer van andere passagiers en de busjes bieden daar weinig ruimte voor. Omgekeerd kunnen rolstoelers moeilijk terecht in particuliere auto’s of gewone, niet aangepaste busjes.
Nauwelijks aansluiting op het OV Vervoer van en naar kerkdiensten is over het algemeen niet gericht op OV. Omdat ook kleinschalige vervoersinitiatieven te maken hebben met dezelfde nadelen als het reguliere OV (rijdt niet frequent genoeg, stopt niet voor de deur, tijden sluiten bijvoorbeeld niet aan op werktijden) is het niet te denken dat kleinschalige vervoersinitiatieven een alternatief zijn voor de auto.
Aandachtspunt: mogelijk kan kleinschalig vervoer ingezet worden ter vervanging van niet-rendabele OV-lijnen. Een dergelijk voorstel vraagt een zorgvuldige benadering en nauw overleg met de betrokken organisaties.
Publiciteit De manier waarop de vervoersinitiatieven werken aan hun bekendheid bij de doelgroepen is in de meeste gevallen low budget vormgegeven. De publiciteit is direct en dichtbij de doelgroep gehouden met eenvoudige en doeltreffende middelen. Internet en social media worden nog weinig gebruikt, daar is mogelijk winst te boeken.
Aandachtpunten voor beleid: met samenwerking en bundeling van PR kunnen mogelijk meer doelgroepen worden bereikt, bijvoorbeeld door het gebruik van internet en social media te stimuleren.
De vindbaarheid van de kleinschalige vervoersinitiatieven wordt vereenvoudigd door op provinciaal niveau een digitale databank in te richten en bijvoorbeeld een kaartje van Fryslân waarop de initiatieven te vinden zijn.
26