Een inventarisatie van de ecologische nul situatie in de Buitenhof Juli 2013, Utrecht Ninja Blok
Vereniging Landschapsbeheer Vleuten –de Meern pg. 0
COLOFON Auteur Contactgegevens
Ninja Blok
[email protected] (m) 06-19649766
Opleiding Std.nr.
Milieukunde 860805004
Opdrachtgever Stagebegeleider Begeleiders Van Hall Larenstein
Landschapsbeheer Vleuten- de Meern Tabe Tietema Astrid Valent Leo Bentvelzen
Plaats Datum
Utrecht Juli 2013
Voorwoord Dit rapport geeft u inzicht in de huidige ecologische status van het park de Buitenhof. Het reeds aangelegde park is onderdeel van het Maximapark dat zich heeft ontwikkeld tot een van de grootste stadsparken van Nederland. Het park wordt beoogd op een zo natuurlijk mogelijke wijze te worden beheerd. De flora en fauna in het park zijn met het onderzoek in kaart gebracht waarvan dit rapport het eindproduct is. De afgelopen vijf maanden zijn voor mij ontzettend leerzaam en boeiend geweest. En ik hoop met dit rapport een bijdrage te leveren aan de toekomstige doeleinden van een gewenst monitoringsplan. Mijn grote dank gaat uit naar Tabe Tietema, die mij ten allen tijde heeft ondersteund en begeleid tijdens mijn stageperiode. Tevens wil ik de Vereniging Landschapsbeheer Vleuten-de Meern hartelijk bedanken voor hun gastvrijheid. En ten slotte het Milieucentrum Utrecht, dat mij onder andere een werkplek bood voor het afronden van mijn rapport. Utrecht, 25 juli 2013 Ninja Blok
Samenvatting Dit rapport beschrijft de resultaten van het onderzoek naar de ecologische situatie in de Buitenhof. De Buitenhof is het noordelijk deel van het Maxima Park in de wijk Leidsche Rijn te Utrecht. Het park is in 2007 aangelegd en ingericht. In dit onderzoek zijn de flora en fauna voor de eerste keer geinventariseerd. Naast de flora en fauna is tevens de waterkwaliteit van de Enghwetering bemonsterd en geanalyseerd. De bevonden resultaten van de inventarisaties geven een overzicht van de huidige ecologische situatie in het park. Het onderzoeksgebied is verdeeld in 9 overzichtelijke deelgebieden. Het gebied wordt rondom begrenst door de afgesplitste sloten van de Enghwetering. Ten noorden van het gebied liggen de voetbalvelden van de Buitenhof, ten zuiden het spoorwegtraject tussen Utrecht en Den Haag. Voor de fauna inventarisatie is een selectie gemaakt van de soortgroepen die interessant kunnen zijn voor monitoring. Het gaat om de soortgroepen vogels, amfibieën en reptielen, de vleermuizen, libellen en vlinders, bodeminsecten en broedvogels. De vogels, vleermuizen en broedvogels zijn gebiedsbreed geinventariseerd. Echter zijn er voor de andere soortgroepen inventarisatie trajecten en puntlocaties uitgezet. De bevonden resultaten zijn verwerkt in overzichts- en verspreidingskaarten. De flora is aan de hand van twee verschillende methodieken geinventariseerd. Enerzijds door middel van het intekenen van plantensoorten per deelgebied op A3 formaat, anderzijds door het uitzetten van een transect. Tevens is er per deelgebied een overzichtslijst waarin alle plantensoorten alfabetisch staan opgesomt, die zijn geanalyseerd in het hoofdstuk resultaten. De diversiteit aan flora in de Buitenhof is groot, en bestaat veelal uit pioneerssoorten. De vegetatie vormt gebiedsbreed een ruig grasland waarin de Vossenstaart(grassoort) domineert. Tevens biedt de vegetatie een goede basis voor verschillende faunasoorten als foerageer- en leefgebied. De boomsingels en struikgewassen zijn voor veel faunasoorten een aantrekkelijke nestelplaats en voedselbron. De extra aanplant van bomen en struiken door Landschapsbeheer zijn bevorderend voor vergroting van de voedselbeschikbaarheid van hoofdzakelijk vogels en muizen. In het gebied zijn er drie rode lijstsoorten aangetroffen waarvan er twee florasoorten betreffen. Het Kamgras en de Bolderik staan beiden op deze soortenlijst. Naast de florasoorten is mede de waterspitsmuis aangetroffen. Geen van de rode lijstsoorten worden met uitsterven bedreigd. De zwanenbloem is tevens een beschermde soort, echter wordt hij niet met uitsterven bedreigd.
Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................................................................................2 Samenvatting .................................................................................................................................... 3 Inhoudsopgave................................................................................................................................. 4 1 Inleiding ......................................................................................................................................... 6 2 Wettelijk kader ............................................................................................................................. 9 3 Achtergrond van de buitenhof .................................................................................................... 12 4 Onderzoeksmethoden ................................................................................................................. 15 5 Resultaten inventarisaties ........................................................................................................... 18 Inleiding .................................................................................................................................. 18 Alle deelgebieden .................................................................................................................... 18 Vegetatie .................................................................................................................................. 18 Bomen en struiken .................................................................................................................. 19 Insecten ...................................................................................................................................20 Libellen en vlinders ................................................................................................................. 21 Vogels ...................................................................................................................................... 23 Vleermuizen ............................................................................................................................ 23 Vissen....................................................................................................................................... 23 Broedvogels .............................................................................................................................24 Bijzondere soorten ..................................................................................................................24 Muizen ..................................................................................................................................... 25 Andere zoogdieren ..................................................................................................................26 Waterkwaliteit.........................................................................................................................26 Amfibieën en reptielen ........................................................................................................... 27 Deelgebied 1.............................................................................................................................28 Deelgebied 2 ............................................................................................................................ 30 Deelgebied 3 ............................................................................................................................ 32 Deelgebied 4 ............................................................................................................................ 34 Deelgebied 5 ............................................................................................................................ 36 Deelgebied 6 ............................................................................................................................ 37 Deelgebied 7 ............................................................................................................................39 Deelgebied 8 ............................................................................................................................ 41 Deelgebied 9............................................................................................................................ 43
6 Discussie ......................................................................................................................................45 7 Conclusies ....................................................................................................................................47 8.Verklarende woordenlijst ........................................................................................................... 49 9.Bronvermelding ...........................................................................................................................50 Bijlagen............................................................................................................................................. 6 Bijlage I
Indeling van de deelgebieden ............................................................................7
Bijlage II
Watergangen in de Buitenhof ........................................................................... 8
Bijlage III
Libellen en vlinder inventarisatie ...................................................................... 9
Bijlage IV
Amfibieën en reptielen inventarisatiekaart ..................................................... 12
Bijlage V
Vogellijst ............................................................................................................. 13
Bijlage VI (A)
Vogel inventarisatiekaart .................................................................................. 14
Bijlage VI (B)
Vogelnesten verspreidingskaart ....................................................................... 16
Bijlage VII (A)
Bodeminsecten resultaten en plankaart ........................................................... 17
Bijlage VII (B)
Plankaart insecteninventarisatie ....................................................................... 18
Bijlage VIII
Resultaten inventarisatie muizen ..................................................................... 19
Bijlage IX
Zoogdieren verspreidingskaart ` ......................................................................20
Bijlage X
Transect ............................................................................................................... 0
Bijlage XI
Extra aangeplante bomen, struiken en planten ................................................. 0
Bijlage XI
Plantenkaarten met legenda................................................................................2
1 Inleiding Algemeen Leidsche Rijn, de nieuwste wijk van Utrecht is nog volop in ontwikkeling. De wijk is enorm gegroeid sinds januari 2001. Het inwonersaantal is gestegen van januari 2007 tot 2012 van ongeveer 16.500 naar 26.700. Bij de start van de bouwplannen, waren Vleuten en De Meern nog de grootste kernen van de nieuwbouwwijk. In de plannen van de gemeente staat het groen in de wijk hoog aangeschreven. Er is een aanzienlijk oppervlak gebruikt voor de aanleg van parken. De Buitenhof is het noordelijk deel van het Maximapark, gelegen tussen de wijk Terwijde en Vleuten in. De aanleg van dit park kent als doel het behouden en versterken van natuur-en landschapselementen. De Buitenhof wordt mede beheerd en onderhouden door de Vereniging Landschapsbeheer Vleuten-De Meern. De werklocatie waar vanuit de Vereniging opereert heet de Buitenplaats en is direct gelegen aan de ingang van de Buitenhof.
Aanleiding van het onderzoek De Buitenhof is een nieuw aangelegd park waar gekozen is voor een natuurlijke vorm van beheer. Deze vorm van beheer behoeft de monitoring van de ecologische status. Daarvoor is het van belang dat er eerst een nulmeting wordt uitgevoerd. Wanneer de nulsituatie bekend is kan daaropvolgend het verloop van ecologische ontwikkelingen en trends worden waargenomen en geanalyseerd. Vooral de kennis van flora en fauna en hun relaties is van belang voor het monitoren en de gewenste vorm van beheer.
Probleembeschrijving De Buitenhof is een nieuw deel van het Maximapark, dat in ontwikkeling is.Het park beslaat een oppervlakte van ongeveer 8 hectare. De ecologische status van dit gebied is echter nog niet beschreven. In de toekomst is het van belang om de ecologische ontwikkeling in dit gebied te gaan monitoren. Daarbij is een nulmeting van de huidige situatie gewenst. De meting geeft goed inzicht in alle levende organismen en natuurlijke processen die zijn waargenomen. Hierbij worden afwijkingen in het gebied apart geanalyseerd. Bodemontwikkelingen door de jaren heen en hydrologische processen zijn belangrijke factoren bij het leren begrijpen hoe de ecologische staat zich verhoudt. In deze inventarisatie gaat het om een algemene vorm van monitoring.
Doelstelling De doelstelling van deze stage opdracht is om in 20 weken de huidige ecologische status overzichtelijk in kaart te brengen. Het eindrapport moet functioneel zijn als beginsituatie voor de monitoring van de Buitenhof in de toekomst. Tevens dienen de resultaten als basis voor de monitoring van het gebied. De resultaten van dit project zijn mede van belang ter aanvulling op het reeds bestaande beheersplan van het park. Belangrijk is dat de gehanteerde methodieken reproduceerbaar zijn voor een mogelijk vervolgonderzoek.
P a g e 6 | 80
Onderzoeksvragen Hoofdvraag: Wat is de ecologische status van de Buitenhof, noordelijk deelgebied van het Maximapark in Leidsche Rijn Utrecht? Deelvragen: - Welke flora en faunasoorten zijn er aanwezig? - Met welke systematiek zou dit gebied kunnen worden gemonitord? - Wat zijn opvallende/afwijkende elementen binnen het onderzoeksgebied? - Wat zijn de onderlinge relaties tussen flora en fauna? - Zijn er rode lijstsoorten aanwezig in het onderzoeksgebied?
Leeswijzer De leeswijzer beschrijft de opbouw van dit rapport. Het rapport is in verschillende hoofdstukken opgebouwd waarin de deelgebieden apart uitgewerkt zijn. In onderstaande tekst worden de hoofdstukken in het kort toegelicht. Hoofdstuk 1 In dit hoofdstuk wordt de inleiding behandeld van de nulmeting. Het voorbereidende werk wordt hier omschreven en nader toegelicht. De onderzoeksvragen voeren de rode draad van het onderzoek. Verder geeft de leeswijzer inzicht in de opbouw van het rapport. Hoofdstuk 2 Om het rapport op de juiste manier te interperteren is het van belang de achtergrond van de buitenhof te kennen. Het hoofdstuk geeft een samenvattend verhaal met betrekking tot de geschiedenis van het park. Hoofdstuk 3 Het wettelijk kader is wellicht het minst belangrijke onderdeel van dit rapport. Echter is het bedoelt om het inzicht van dit onderzoek te vergroten. Geschreven beleid heeft vaak betrekking op de uitvoering van een onderzoek. Daarom zijn een aantal relevante beleidstukken samenvattend beschreven. Het gaat om de vogel- en habitatrichtlijn, de flora en faunawet en de natuurbeschermingswet 1992. Daarnaast komen de provinciale en lokale beleidstukken kort aan bod. Hoofdstuk 4 In dit hoofdstuk is het onderzoeksplan met de verschillende toegepaste onderzoeksmethodieken beschreven. Hoofdstuk 5 De verzamelde data van het veldwerk zijn in dit hoofdstuk verwerkt. In de bijlage zijn alle overzicht en verspreidingskaarten opgenomen. In het eerste deel van de resultaten worden de gebiedsbrede flora en fauna inventarisaties uitgelegd. De vegetatie van het hele gebied wordt eerst in zijn algemeen behandeld. Na het algemene gedeelte volgen de specifieke analyses per deelgebied.
P a g e 7 | 80
Hoofdstuk 6 Betreft zowel de opzet alsmede de uitvoering van het onderzoek is er een grote omvang aan discussie punten te bespreken. Per inventarisatie van de flora en fauna is teruggeblikt op de fouten in de toegepaste methodiek en de praktische uitvoering ervan. Hoofdstuk 7 De conclusies geven antwoord op de onderzoeksvragen. Mede zijn er conclusies geschreven op de bevonden resultaten van de inventarisaties. Eerst komen de conclusies van de flora en fauna inventarisaties aan bod. Vervolgens worden de relaties tussen fauna en flora beschreven. Daarna volgen de aangetroffen rode lijstsoorten en ten slotte de bijzonderheden van het gebied.
P a g e 8 | 80
2 Wettelijk kader Inleiding De gekozen vorm van natuurbeheer in de Buitenhof, die mede is vastgelegd in het beheersplan, is verbonden aan beleidsvoering op verschillende niveaus. Elk beleidstuk kent zo haar eigen beinvloedende functie op het beheersplan en de operationalisatie ervan. De mate waarin een beleidstuk invloed uitoefent op het beheer is afhankelijk van de omvang en complexiteit van de betreffende activiteit. Er is een aantal wetten en regels verbonden aan natuurontwikkeling en beheer. Deze worden in de volgende paragrafen beschreven en toegelicht tot welke deze verband houden met de Buitenhof. De wetten zijn op twee niveaus (Europese en Nederlandse wetgeving)werkzaam. Het gaat om de Nederlandse Natuurbeschermingswet, de Flora en Faunawet en de Europese Natura 2000 en de Vogel-en Habitatrichtlijn.
Beleidstukken De volgende natuurgerichte wet- en regelgeving is van belang voor de ecologische ontwikkelingen in Nederland. In hoeverre zij verband houdt met het beleid en beheer van de Buitenhof, is afhankelijk van de ontwikkeling van het park. Mogelijk zijn er soorten aanwezig in het gebied die beschermende of compenserende maatregelen behoeven om in stand gehouden te worden.
De Vogel-en Habitatrichtlijn De Vogel- en Habitatrichtlijn is geformuleerd door de Europese lidstaten. De biodiversiteit blijft al sinds jaren in omvang afnemen. Daarom koos de EU voor richtlijnen die onze soortenrijkdom dienen te beschermen en handhaven. De Vogelrichtlijn omvat een lijst met aangewezen beschermde (trek-)vogels en hun leefgebieden op grondgebied van Nederland. Voor de Habitatrichtlijn geldt hetzelfde. Zij dient alle planten en dieren en hun habitat te beschermen door de Europese lidstaten in aangewezen gebieden. Dit worden speciale beschermingzones genoemd. De bepalingen van deze richtlijnen zijn ondergebracht in de Nederlandse Natuurbeschermingswet 1998.
Flora en Faunawet Het doel van de Flora en Faunawetgeving is het instandhouden en beschermen van planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Om dit doel te bereiken zijn de volgende artikelen opgenomen in de wetgeving: I II
Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Tabel 1
P a g e 9 | 80
Natura 2000 De Europese lidstaten zijn de grondleggers van Natura 2000. Zij hebben op Europees grondgebied beschermde natuurgebieden aangewezen die door alle lidstaten moeten worden beschermd. Hoofddoelstelling van deze maatregel is het behoud en herstel van de biodiversiteit. Maar ook de soortenbescherming is een belangrijk doel. Momenteel zijn er 162 Natura 2000 gebieden. De Natuurbeschermingswet geeft mede uitvoering aan de Natura-2000 gebieden door het voorschrijven van regelgeving. Bijvoorbeeld door het verplicht stellen van een beheersplan.
Natuurbeschermingswet en de Flora en Faunawet De Natuurbeschermingswet en Flora en Faunawet zijn de doorvertaling van Europe wetgeving naar Nederlandse wetgeving. Sinds 2005 is er een algemene maatregel van bestuur ingevoerd algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) strikt beschermde soorten (tabel 3-soorten) overige beschermde soorten (tabel 2-soorten).
Artikel 8
Artikel 9
Artikel 10 Artikel 11
Artikel 12
Hoofdstuk 3, paragraaf 1 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen.
Tabel 2 Verbodsbepalingen flora en faunawet
Natuurbeschermingswet : Onder de natuurbeschermingwet vallen de volgende gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) Beschermde Natuurmonumenten Gebieden die de minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie ( 2013-2028) De structuurvisie is op 4 februari 2013 vastgesteld door de Provinciale Staten. De insteek van de nieuwe structuurvisie is ‘lokaal wat kan, regionaal wat moet’. De visie is onder de Wet Ruimtelijke Ordening opgesteld. Voorop staat dat het plan zorgt voor de blijvende aantrekkelijkheid van de Provincie Utrecht.
P a g e 10 | 80
Het beleid dat geschreven is voor het bodem- en watersysteem toont echter een sterke overlap met het eerder beschreven beleid in het Streekplan Utrecht 2005-2015. Echter is het nu vertaald in het thema ‘Een duurzame leefomgeving’. Bodemkwaliteit, waterkwaliteit en duurzaamheid zijn nu de kernen waar specifiek aandacht aan wordt besteed. Er wordt echter niets benoemd in de structuurvisie dat samenhang met of invloed zou hebben op de beleidsvoering van de Buitenhof.
Lokaal beleid Het Streekplan Utrecht 2005-2015 Het Streekplan beschrijft de ruimtelijke indeling voor de provincie Utrecht. Alle gebieden krijgen een functie en doel aangewezen die zijn gevisualiseerd in een streekplankaart. Tevens is de Ecologische Hoofdstructuur in kaart gebracht en is er een aantal toelichtende kaarten toegevoegd in de bijlagen. Het beleid volgt een lagenbenadering die bestaat uit drie lagen. De fysieke ondergrond, het infrastructurele netwerk en de gebruikslaag. De fysieke ondergrond bestaat uit de bodem, het watersysteem en de cultuurhistorische structuren en elementen. De eerste twee worden volgens het Streekplan van essentiele waarde geacht voor de biodiversiteit. Deze laag wordt dan ook als bepalend geacht voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, anders dan in vorige streekplannen. De lagenbenadering zorgt voor een duidelijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke ontwikkelingen. Consequenties en gevolgen voor onder andere de natuurwaarden worden dus afgedwongen in beeld gebracht, waardoor mitigerende of compenserende maatregelen moeten worden ingezet. Echter wordt er nadrukkelijk beschreven dat de verstedelijkingsdruk van Utrecht prioriteit kent, waardoor andere doelstellingen voor optimalisatie van kernkwaliteiten in het nauw zouden kunnen worden gedreven. Bestemmingsplan 2006 De voorganger van dit bestemmingsplan werd eerder al in 1996 vastgelegd. Alle punten uit het vorige bestemmingsplan zijn overgenomen in de huidige versie. Echter heeft dit beleidsdocument een aantal veranderingen doorgevoerd die verband houden met de ontwikkeling van de Buitenhof. Zo wordt onder andere vermeld dat de wijk Terwijde als industriegebied staat aangewezen. Ter compensatie zijn er daarom in het Leidsche Rijn Park gebieden aangewezen voor natuurontwikkeling, zoals de Buitenhof. Masterplan Leidsche Rijn 1995 In 1995 werd de handleiding voor het plangebied van Leidsche Rijn vastgesteld door de gemeentebesturen van Utrecht. Het Masterplan heeft als doel het woningtekort aan te vullen met een Vinexwijk die een woningaanbod kan bieden voor ongeveer 40.000 mensen. De belangrijkste thema’s voor het nieuw stedelijk gebied zijn compactheid, duurzaamheid en identiteit. Het Masterplan beschrijft het complete programma voor de ontwikkeling van de wijk. Bijvoorbeeld hoeveel ruimte er vrij komt voor bedrijven, recreatieve locaties, parken, voorzieningen en infrastructuur. De identiteit moet een combinatie worden van het karakter van de stad Utrecht en de kernen van Vleuten-De Meern. In het programma staat dat er een oppervlak van 300 hectare vrij wordt gehouden voor de ontwikkeling van toonaangevend park. De Binnenhof en de Buitenhof zijn daar vervolgens uit ontstaan.
P a g e 11 | 80
3 Achtergrond van de buitenhof Inleiding Dit hoofdstuk geeft een overzicht van onder andere een korte gebiedsbeschrijving van de Buitenhof maar ook de exacte ligging ervan. Ook wordt er ingegaan op een stukje historie en achtergrond van het park om het plaatje compleet te maken. Het behoud van cultuurhistorie en natuurwaarden is zeker niet meer weg te denken uit het geheel, waarom deze paragraaf daar een toelichting op geeft.
Gebiedsbeschrijving Het park de Buitenhof is het noordelijke deel van het nieuwe Maxima park gelegen in de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn te Utrecht. Het Maxima park beslaat een oppervlakte van ongeveer 300 hectare waarvan ongeveer 4 hectare toebedeeld is aan de Buitenhof. Het gebied ligt tussen de twee subwijken van Vleuten en Terwijde in. De westelijke zijde is begrensd door de Haarrijnse Rading. Een provinciale verbindingsweg met de A2, ten noorden van het park. Ten zuiden van het gebied loopt het spoorwegtraject tussen Utrecht en Den Haag. Er zijn op drie verschillende plaatsen toegangshekken aanwezig waar onder andere gebruik van gemaakt wordt door de gemeentelijke dienst. De noordelijke grens van het gebied is afgesneden door een zijtak van de Enghwetering, die grenst aan de recent aangelegde sportvelden.
P a g e 12 | 80 Figuur 1 ligging en begrenzing van de buitenhof 2007
Historie van de Buitenhof In 2007 is het park aangelegd en ingericht. Daarbij zijn er verschillende oeverwallen opgehoogd met het sediment uit gegraven of bestaande sloten in het park. De bosakker is zover mogelijk opgehoogd om enerzijds als geluidswal te dienen, en anderszijds als voedingsbron voor de fauna.
Cultuurhistorie en natuurwaarden Het behoudt van de cultuurhistorische elementen en natuurwaarden zijn belangrijk in elke omgeving of gebied. In de Buitenhof zijn er een aantal van deze elementen aanwezig.waar de beheerders zorg dragen voor de verwezelijking van dit behoudt. Er zijn drie kenmerkende elemenenten te benoemen. De Enghwetering is een restloop van de Rijn, als drager van het landschap. Ook de Elzenhaag als windsingel is een herinnering aan de agrarische, fruitteelt historie van het gebied. En het golvende bodemprofiel dat zichtbaar is op de grasvelden, resultante van het eeuwen lange agrarische gebruik van de bodem. Natuurbeheer en instandhouding landschapselementen Bij de aanlege van het park zijn afspraken gemaakt over de vorm van natuurbeheer en instandhouding van landschapselementen. Daartoe is de keuze gemaakt om de nadruk te leggen op een gestuurde natuurlijke ontwikkeling in aansluiting op de technische aanleg. Een visie en werkwijze waarbij het ingrijpen van humane bewerking zoveel mogelijk is beperkt. Daarnaast is het gewenst de landschapselementen te behouden en tevens te benadrukken. De Elzenhaag is daar een voorbeeld van. Maar ook het dras gebied van de Helofytenvijvers die kenmerkend zijn voor de Buitenhof.
Figuur 3 De helofytenvijver in maart
Figuur 2 De Elzenhaag aan de Enghwetering
P a g e 13 | 80
Het Landschapsbeheer Vleuten-de Meern De Vereniging Landschapsbeheer is in 1974 opgericht door vrijwilligers en is gericht op het beheer en onderhoud van de kleine landschapselementenin het gebied ten westen van Utrecht. Momenteel bestaat de club uit ruim 50 man. De werkzaamheden worden uitgevoerd in samenwerking met landschapseigenaren en natuurorganisaties. Zij zijn in samenwerking met de gemeente Utrecht de medebeheerder van het noordelijk gedeelte van het Maximapark, de Buitenhof. De Buitenplaats is het gebouw dat speciaal door hen is gebouwd. Daar hebben zij de ruimte om te vergaderen en van daaruit hun werkzaamheden uit te voeren. Donderdag, vrijdag en zaterdag zijn de werkdagen waarop zij hun taken uitvoeren.
Rol van de gemeente en het Landschapsbeheer Het Maximapark dankt haar bestaan aan meerdere betrokken partijen. Het samenwerkingsverband tussen de Gemeente en deze partijen is een belangrijke factor geweest in de fundering van het tot een succes maken van het park. De gemeente heeft zelf een aansturende en beleidsvormgevende rol in de uitvoering. Voor de Buitenhof geldt echter dat het beheer in samenwerking met Landschapsbeheer Vleuten-De Meern wordt gedaan. Het inrichtingsplan is mede tot stand gekomen door inspraak van Landschapsbeheer. De gemeente voert in overleg met hen de jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden uit in het park. Zij zorgen onder andere voor het uitbaggeren van de sloten, het schoonhouden van de banken en handhaving. De verantwoordelijkheid van het maaibeheer, onderhoud van boomsingels en beplanting ligt grotendeels bij Landschapsbeheer. Joop Spaans is momenteel de hoofdcoördinator en aanspreekpunt van het Maximapark.
Doelsoorten Een doelsoort kent verschillende uitgangspunten. Enerzijds om maatregelen te treffen in het belang van een soort, en anderzijds bepaalt de doelsoort een bijpassende maatregel. Een doelsoort wordt vaak aangewezen en geïntegreerd in een beheersplan. De manier waarop de doelsoort benaderd wordt en zijn waarde toegewezen krijgt is aan de beleidsmakers. Voor de Buitenhof zijn er tot dusver geen doelsoorten aangewezen. Een keuzemogelijkheid zou zijn om bijvoorbeeld de beschermde en rode lijstsoorten als doelsoort aan te wijzen.
P a g e 14 | 80
4 Onderzoeksmethoden Inleiding In dit onderzoek is er gebiedsgericht gekeken naar toepasbare en reproduceerbare methoden voor de inventarisaties. Aangezien 20 weken toch een relatief kort tijdsbestek is om voldoende invulling te kunnen geven aan de onderzoeksvraag, zijn er keuzes gemaakt welke inventarisaties het meest van belang zijn. In de methoden worden alle inventarisaties toegelicht waarbij het veldwerk de grootste rol heeft gespeeld. Verder wordt beschreven op welke manier de overige informatie is verkregen. Vegetatie onderzoek
Plantenkaart Per deelgebied worden alle kruiden en grassen ingetekend op een plantenkaart van A3 formaat. Iedere plantensoort is gekoppeld aan een symbool. Het symbool geeft de standplaats van de soort op de kaart weer. Echter geeft het symbool geen waarde aan voor de exemplaren in aantallen. Het is een globale weergave van het voorkomen per plantensoort in het gebied. Met uitzondering van de Vossenstaart en de Grote Brandnetel. Deze dominante soorten staan regelmatig bijna vlakdekkend gevestigd in het grasland. Het intekenen van de kaarten is op schaal en handmatig gedaan. Bijna alle soorten zijn genoteerd op een aantal na. Zoals de madelief en de pinksterbloem zijn niet volledig meegenomen in de inventarisatie. De oevervegetatie is afzonderlijk geinventariseerd en opgenomen in de plantenkaarten.
Transect Door het gebied wordt een kaarsrechte lijn getrokken, die door middel van een aantal puntlocaties met GPS coordinaten ondersteund wordt. Het transect geeft een overzicht van alle vegetatiesoorten en habitattypen van het onderzoeksgebied. Bijna alle deelgebieden komen aan bod. Alleen 1 en 3 blijven buiten beschouwing. Echter zijn deze het minst interessant voor het transect omdat het beide graslanden zijn die we tevens in deelgebied 4 aantreffen. Aan het begin van het transect (de bosakker, deelgebied 2) wordt een markering geplaatst door het plaatsen van een rood/wit geverfd paaltje. De lijn wordt dus van links naar rechts gezien vanuit de Buitenplaats uitgezet. Elke 20 meter wordt exact ingetekend op een op schaal getekende lijn. Fauna inventarisaties
Muizeninventarisatie Omdat de populaties moeilijk te schatten zijn qua tijdsbeschikking is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksmethode. Het onderzoek wordt tevens ondersteund met de voorkennis van beschikbare rapporten. Zoals het rapport van een eerder inventarisatieonderzoek. Met het uitzetten van 5 muizenvallen per nacht wordt er per deelgebied onderzocht welke muizensoorten leven in het gebied. De vallen blijven elk een tweede nacht op dezelfde locatie staan. Dit om de muizen te laten wennen aan het nieuwe object in hun leefomgeving. Bij het controleren na de eerste nacht wordt zowel het hooi als het lokvoer ververst. Aan het eind van de week worden alle vallen gereinigd voor de volgende uitzet. Er zijn 9 deelgebieden, wat neerkomt op 18 resultaten. Er worden twee typen muizenvallen gebruikt. De muizenval trip trap en de life traps van Long Worth.
P a g e 15 | 80
Vleermuizen inventarisatie Bij schemering worden meerdere avonden inventarisaties gedaan naar foeragerende vleermuizen. De Engh Wetering kan een mogelijke aantrekkelijke plaats zijn voor de vleermuizen om insecten te vangen. Met de een speciale batdetector worden de geluiden opgevangen en geidentificeerd. Het is afhankelijk van de soort op welke frequentie zij communiceren. Alle waarnemingen van de inventarisaties worden aangegeven op een kaart van de Buitenhof.
Vogel inventarisatie Het bepalen van de vogeldiversiteit in een gebied is een complexe aangelegenheid. Er zijn meerdere gebruiksfuncties in de Buitenhof voor vogelsoorten. Respectievelijk het foerageren, nestelen, overgangszone en leefgebied. Voor de inventarisatie is een vaste route door het gebied heen getrokken, waar twee maal de inventarisatie is uitgevoerd. Alle puntwaarnemingen zijn ingetekend op de (vermoede) locatie van het individu. Tevens zijn overvliegende vogels meegenomen in de inventarisatie. De inventarisaties moeten in de vroege ochtend rond zonsopgang plaatsvinden. Dan is de vogelzang het best hoorbaar en identificeerbaar.
Nesten Alle nestlocaties zijn van 15 maart tot 15 juni gemarkeerd op een kaart. Bij de uitwerking komt er een verspreidingskaart met alle waarnemingen per vogelsoort. Het aantal jongen wordt buiten beschouwing gelaten.
Insecten inventarisatie Er is gekozen voor een soort inventarisatie waar gebruik gemaakt wordt van yoghurt bakjes. Deze dienen als val voor bodemfauna. Op basis van de voorkennis van het gebied en de begroeiing van vegetatie zijn er duovallen uitgezet in het gebied. De bakjes zijn in de grond geplaatst met de rand ter hoogte van het maaiveld. De vallen zijn verspreid over het gebied op diverse standplaatsen waarvan de biotoop kan verschillen. De diameter van de yoghurtbakjes is ongeveer rond de 15 cm. Bij het uitzetten van de bakjes wordt iedere keer een meting gedaan van 48 uur. De meest gunstige periode voor de inventarisatie ligt tussen begin mei en eind juli. Deze inventarisatie wordt gedaan in het begin van juni.
Vissen Er zijn tal van verschillende methoden ontwikkeld om de visstand te kunnen bepalen van een waterlichaam. Zoals fuik-, zegen-, electro- en kuilvisserij. De omvang van vispopulaties en diversiteit in de Buitenhof wordt niet geïnventariseerd. Dit onderzoek is te omvangrijk en specialistisch om uit te voeren in 20 weken. Echter is in 2007 de Engh Wetering leeg gehaald waarbij een overzichtslijst is opgemaakt door de gemeente.
Mollen De mollenpopulatie wordt niet geinventariseerd. Daarvoor is het onderzoek te complex en tijdrovend. Echter kan er naar aanleiding van doorlopende waarnemingen gedurende de veldwerkuren een uitspraak worden gedaan over de aanwezigheid van het dier.
P a g e 16 | 80
Amfibieën en reptielen Het is een moeilijke opgave om alle amfibieën en reptielen te inventariseren. Daarom zijn de waargenomen soorten genoteerd bij het langs lopen van de watergangen. Deze worden op een verspreidingskaart uitgewerkt. Bodem De grondsoorten van de Buitenhof zouden meerendeels al bekend zijn bij de gemeente. Echter ga ik aan de hand van 11 verschillende grondboringen een bodemprofiel in kaart brengen. De boringen zijn uitgevoerd op de lijn van het transect. Argument daarvoor is het leggen van een verband tussen vegetatiegroei en bodemsamenstelling. Alle boringen worden genoteerd op boorstaatjes. Een aantal gegevens wordt buiten beschouwing gelaten omwille van de tijd. Waterkwaliteitsonderzoek (Enghwetering) In het waterkwaliteitsonderzoek zijn er drie verschillende parameters meegenomen. Het gaat om de biologische, chemische en fysische kwaliteit. De biologische kwaliteit wordt bepaald aan de hand van een inventarisatie naar waterorganismen en vegetatie. Alle gevangen en gedetermineerde macrofauna wordt gedocumenteerd in een overzichtlijst in de bijlagen. Daarnaast zijn voor alle typen waterlopen landelijke normen gesteld voor de maximaal toegestane chemische concentraties in water. In de Buitenhof zijn twee watertypen te onderscheiden. De Enghwetering is onderdeel van een beeksysteem, namelijk een zijtak van de Oude Rijn. Ook zijn er twee ruime sloten en twee poelen aanwezig in het park. Er zijn een aantal chemische parameters waarvan monsters moeten worden genomen ter bepaling van het oppervlaktewater. Het is namelijk belangrijk te weten hoeveel voedingstoffen er in de Enghwetering aanwezig zijn. Daarom worden er voor de fysisch/chemische kwaliteit een aantal parameters bepaald. De zuurgraad PH (neutraal water is een voorwaarde voor de biotoop van de vis) Het totaal aan stikstofgehalte NO3 (onmisbare voedingstof voor waterorganismen) Het fosfaatgehalte PO43 (tevens een onmisbare voedingstof voor waterorganismen) Ammonium NH4 (vervuiler van water, of voedingstof na omzetting naar NO3) Het zuurstofgehalte en de temperatuur worden beiden niet gemeten door een tekort aan beschikbare meetapparatuur.
Losse waarnemingen Tijdens de veldwerkzaamheden worden zonder meer afzonderlijke en incidentele waarnemingen gedaan. Deze worden puntsgewijs genoteerd en behandeld direct na de resultaten per soortgroep. Het gaat om waarnemingen die van belang zijn om het totaal beeld van de ecologische situatie volledig te kunnen zien.
P a g e 17 | 80
5 Resultaten inventarisaties Inleiding De verzamelde data van de veldwerkinventarisaties naar de verschillende soortgroepen worden in het volgende hoofdstuk weergegeven en toegelicht. Overzichtskaarten van de inventarisaties staan in de bijlagen. Tabellen met de diversiteit aan florasoorten zijn onder andere opgenomen in de tekst. Dit maakt het eenvoudiger bij de toelichting op de resultaten. Eerst komen de resultaten van de flora en fauna voor het gehele onderzoeksgebied aan bod. Daarna volgen de resultaten per deelgebied. De kruiden en grassen worden per deelgebied behandeld. Dit geldt ook voor de bomen en struiken, insecten en muizen.
Alle deelgebieden
Vegetatie De vegetatie in de Buitenhof bevindt zich in een pioniersstadium. Dit houdt in dat er bij de aanleg van het park geen planten zijn ingezaaid. Dat zorgt voor een verruigt landschap met als basis de pioneerssoorten. Echter is bij uitzondering de grote ratelaar wel uitgezaaid. De soort is aangetroffen in deelgebied 1, 4 en 8. De bedekkingsgraad van de plant is vrij groot, wat de overlevingskans verhoogt. De kans dat de grote ratelaar andere soorten wegconcurreert is aanwezig. Op de plantenkaarten is te zien op welke locaties de soort zich heeft ontplooid. Het voorjaar begon dit jaar ongeveer 4 weken later dan normaal. Door de aanhoudende kou, was de vegetatie niet in staat om volgens haar biologische tijd te groeien. Dat heeft gevolgen gehad voor zowel de flora als de fauna. Veel fauna soorten zijn afhankelijk van de aanwezigheid van (specifieke)planten. Deze relaties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In april begonnen de eerste bloeiwijzen zich te laten zien. Voorjaarssoorten als de pinksterbloem, paardenbloem, klein hoefblad en de scherpe boterbloem verschenen op veel plekken van het park. De groei van de grote vossenstaart(grassoort) liep parallel aan deze soorten. Deze soort is in elk deelgebied van het park significant aanwezig. Het is daarom de meest dominante grassoort van het park. In mei volgden al gauw vele andere kruidachtigen en grassen. Opvallende kruiden waren de echte kamille, de akkerdistel en de grote brandnetel. Maar ook de braam en de klaver staan in grote getale verspreid over het park. Tevens zijn er diverse grassoorten die opkomen, die overwegend in gemengde groepen groeien. In totaal zijn er 9 verschillende grassoorten waargenomen. Naast de grote vossenstaart laat de gestreepte witbol zich flamboyant zien in het gebied.
P a g e 18 | 80 Figuur 4 De gewone braam
Figuur 5 De blauwe watereprijs
Figuur 6 Kamgras
Wandelpaden Het engelse raaigras staat veel langs de wandelpaden, afgewisselt met de andere grassoorten. Maar ook de paardenbloem, de kleine en rode klaver staan langs het pad. De grote weegbree groeit op het pad zelf. Waterplanten De waterpartijen in de Buitenhof zijn zeer geschikt voor de groei van waterplanten. De waterkwaliteit is zo goed dat de diversiteit aan planten groot is. Bijvoorbeeld de zwanenbloem is een vrij kieskeurige soort. Echter groeit hij veel in de sloten en in de poelen van deelgebied 1. Verder opvallende soorten zijn de Gele lis, Gele plomp en het Harig wilgenroosje. In de oever direct gelegen naast de Buitenplaats is een aantal waterplanten aangeplant door Landschapsbeheer. In tabel 3 zijn deze soorten vet gedrukt. De tabel geeft een overzicht van alle voorkomende waterplanten in het gebied. Waterplanten: Latijnse naam: Blauwe watereprijs Veronica anagallis-aquatica Zwanenbloem Butomus umbellatus Dotterbloem Draadwier Fijne waterranonkel Ranunculus aquatilis Fonteinkruid Potamogeton natans Gele lis Iris pseudacorus Gele Plomp Nuphar lutea Gewone smeerwortel Symphytum officinale Gewone waterlelie Nymphaea alba Grote kattestaart Lythrum salicaria Grote lisdodde Typha latifolia Klein kroos Lemna minor Mattenbies Schoenoplectus lacustris Oeverzegge Carex riparia Pijlkruid Sagittaria sagittifolia Pitrus Juncus effusus Pluimzegge Carex paniculata Riet Phragmites australis Veldrus Juncus acutiflorus Watermunt Mentha aquatica Waterzuring Rumex hydrolapathum Harig wilgenroosje Epilobium hirsutum Tabel 3 totale diversiteit aan waterplanten
Voorkomen: Algemeen Algemeen Vrij algemeen Algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen in fluviaal district Vrij algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken In 2007 bij de aanleg van de Buitenhof is een aantal belangrijke oude boomsingels behouden. Vanuit het belang van de cultuurhistorisch en landschappelijk waarden, maar vooral voor de toegevoegde waarde aan de ecologie. Bomen vormen een belangrijk onderdeel voor de habitat van diverse diersoorten. Bijvoorbeeld in het natuurgebied staan een paar oude wilgen die belangrijk zijn voor de fauna. In deelgebied 4 staat een oude, karakteriserende notenbomen,
P a g e 19 | 80
die aangeplant is in 2007 en van belang is ter ondersteuning van voorgenoemde waarden. En dan is er nog de elzenhaag die parallel loopt aan de Enghwetering. Er zijn bij de aanleg van het park veel bomen en struiken aangeplant(bijlage XI). Bij de aanplant is rekening gehouden met de soortensamenstelling. Er is gekeken naar welke struiken goed naast elkaar groeien, maar ook welke in het landschap pasten. Op de verhoogde berm in deelgebied 2 zijn veel struiken geplaatst met een dubbele functie. Enerzijds de afscherming van de Haarrijnse Rading, anderzijds het vergroten van het voedsel aanbod voor vogels.
Insecten Het inventariseren van insecten in een gebied is lastig. De inventarisatie is een try out geweest om een beeld te krijgen van de voorkomende bodemfauna. De resultaten van het veldwerk staan in bijlage VIII. Per deelgebied wordt er ingegaan op de bevindingen in het veld. Naast de inventarisatie zijn er ook een hoop losse waarnemingen gedaan. De losse waarnemingen zijn opgenomen in een aparte paragraaf. In tabel 4 staan alle gedetermineerde soorten opgesomd : Tabel 4 waargenomen bodemfauna van de inventarisatie
Soort Akkersnelloper De waterspin Gewone hooiwagen Glansloopkever Glanzende loopkever Krompootdoodgraver Meeltor Pissebed
Latijnse naam Agonum dorsale Argyroneta aquatica Phalangium opilio Amara Bembidion lampras Necrophorus vespillo Tenebrio molitor Oniscidea
Figuur 7 Lieveheersbeestje
Figuur 8 Akkerhommel
8
Figuur 9 krompootdoodgraver
Figuur 10 Steenhommel
Figuur 11 Waterspin
Figuur 12 Schilpadtor
Losse waarnemingen Naast de bodemfauna zijn er nog vele andere insectensoorten aanwezig. Zoals het lieveheersbeestje, akkerhommel, steenhommel, zweefvliegen en slijkvliegen. En ook het wilgenrooshaantje die parasiteert op het harig wilgenroosje. De eikenprocessie rups is in kleine kolonies aanwezig in een aantal bomen.
P a g e 20 | 80
Libellen en vlinders In bijlage III staan de resultaten van de libellen en vlinder inventarisatie. In het gebied zijn er veel voorjaarssoorten aangetroffen. Zowel voor de vlinders als de libellen blijkt de Buitenhof een uitermate geschikte leefomgeving. De vegetatie en het aanbod van voedsel is rijkelijk aanwezig, wat het aantrekkelijk maakt voor deze soortgroepen. Libellen hebben de voorkeur om te foerageren met windstille en zomerse weerstomstandigheden. Tijdens de eerste telling waren de weersomstandigheden niet optimaal. Het was wel warm en zonnig, maar de windkracht(4 tot 5) was te hoog voor veel echte libellen om te vliegen.De tweede telling was daarentegen geschikter voor een goede inventarisatie, omdat de windkracht toen maar 2 tot 3 was. Helofytenvijver Bij de eerste telling is er slechts 1 exemplaar van de gewone oeverlibel aangetroffen. De weersomstandigheden waren op dat moment niet optimaal. Maar met de tweede telling was dit anders. Ditmaal werden er ook 3 smaragdlibellen waargenomen. Echter waren er wel veel waterjuffers. Het lantaarntje overheerste de andere 3 aanwezige soorten. Bij de eerste telling zijn er meer vlindersoorten waargenomen dan bij de tweede. Vier ten opzichte van twee. Het icarusblauwtje was de meest opvallende soort. Deelgebied 4 Er zijn 2 observatieroutes uitgezet die verschillen van habitattype. Een route loopt dwars door het veld(grasland), de andere langs de oeverzijde van de paddenpoel. Het is opvallend dat er nauwelijks waarnemingen zijn gedaan in het veld. De habitat is minder geschikt voor libellen en vlinders doordat er waarschijnlijk weinig bloemen en dus ook weinig insecten aanwezig zijn. De waargenomen vlinders foerageerden allemaal langs de oever, waar veel bloemachtige planten staan. Het icarusblauwtje is de meest voorkomende vlindersoort in dit gebied. Van de sint-jans vlinder en de gamma-uil zijn een aantal individuen aangetroffen. Het lantaarntje is de meest voorkomende soort op deze route. Een aantal dagen later bij de tweede telling werden er zeker vijf keer zoveel lantaarntjes waargenomen als bij de eerste. Namelijk 52 ten opzichte van 8. Bij de roodoogjuffer was dit 25 ten opzichte van 3. Naast de viervlek zijn geen andere echte libellen waargenomen tijdens de inventarisatie. Deelgebied 1&2 Ook deze routes bestaan uit twee verschillende habitatten. Een loopt door het veld van deelgebied 1 en de andere langs de oeverzijde van de sloot in deelgebied 2. Ook nu is weer duidelijk een groot verschil tussen het aantal waarnemingen van telling 1 en 2. In het veld zijn er weinig tot geen libellen en vlinders waargenomen. De scores van het veld zijn vergelijkbaar met de scores van het veld in deelgebied 4. Het aantal echte libellen is echter wel toegenomen bij telling 2. Aan de sloot wordt de hoogste score behaald van het aantal waterjuffers. Het lantaarntje is bij uitstek de meest voorkomende soort. Op deze locatie komt hij tevens het vaakst voor. Daarnaast is de roodoogjuffer goed vertegenwoordigd bij de tweede telling. De variabele en azuurwaterjuffer komen minder voor in verhouding.
P a g e 21 | 80
Figuur 13 Variabele waterjuffer
Figuur 14 Kleine vos
Losse waarnemingen Naast de inventarisatie zijn er ook losse waarnemingen gedaan. Hierbij was het opmerkelijk hoeveel gewone oeverlibellen werden waargenomen boven het grasland op verschillende locaties van het park. In deelgebied 1 werd de glassnijder meerdere keren gezien. Evenals de gewone oeverlibel waarvan meerdere individuen over het veld vlogen. Verder maakt hij gebruik van deelgebied 2 bij de bosakker, deelgebied 4 boven het grasland en deelgebied 7. De smaragdlibel foerageerde in de sloot van deelgebied 2 en bij de helofytenvijver. De vlinder populatie is nog opvallend klein in de Buitenhof. Het koolwitje is met de losse waarnemingen opgeteld de meest voorkomende vlindersoort. De grote vos is ook met regelmaat waargenomen. Echter lijkt het erop dat zij de biotoop in de huidige situatie slechts gebruiken als foerageergebied en niet als leefgebied. Het appelwitje, de dagpauwoog en de distelvlinder zijn enkele keren gezien.
Figuur 16 Appeltak Figuur 15 Icarusblauwtje
Figuur 17 Viervlek
Figuur 18 Glassnijder
P a g e 22 | 80
Vogels De eerste inventarisatie is gedaan op 17 april om 05:00, en de tweede op 16 juni om 04:00. Op deze tijdstippen is het achtergrondgeluid van verkeer minimaal, wat het makkelijker maakt om de vogelgeluiden te herkennen en lokaliseren. Alle vogels die zijn waargenomen tijdens de inventarisaties zijn opgenomen in de verspreidingskaart van bijlage VII. waar tevens de inventarisatie route is gearceerd. De diversiteit aan vogelssoorten is vrij groot voor het onderzoeksgebied. De meeste soorten foerageren enkel in het gebied of gebruiken het als ecologische verbindingszone. De aangeplante bomen en struiken zijn merkbaar een belangrijke aanvulling voor de habitat van de vogel. De volgende soorten zijn wel gevestigd in het gebied: - zwarte kraai - winterkoning - meerkoet
Figuur 19 Buizerd
- buizerd - huismus - gierzwaluw
- merel - reiger - tjiftjaf
- koolmees - fazant
Figuur 20 Op vliegende nijlganzen
Losse waarnemingen Bij de start van het veldwerk, begin mei, zijn er twee ooievaars gesignaleerd op het ooievaarsnest. Echter zijn zij na twee weken weer vertrokken. Vermoedelijk zijn de ooievaars verjaagd door de dominante, foeragerende nijlgans of loslopende honden.
Vleermuizen Op twee avonden zijn vleermuisinventarisaties uitgevoerd. Beide bij avondschemering rond 21.30. De enige waargenomen soort is de gewone dwergvleermuis op een frequentie van 42 tot 50 Hz. Het is een veel voorkomende en algemene soort in Nederland. In totaal waren er twee individuen actief op de eerste avond. Op de tweede avond was dit hetzelfde. Volgens een eerdere inventarisatie zouden er meerdere soorten in het gebied aanwezig moeten zijn. De verspreidingskaart met alle waarnemingen is opgenomen in bijlage IX.
Vissen In de onderzoeksmethoden is aangegeven dat deze soortgroep niet is geinventariseerd vanwege de arbeidsintensiviteit en complexiteit van het onderzoek. Echter is er wel een aantal losse waarnemingen gedaan, die van belang zijn voor het gebied. De modderkruiper is bij de inventarisatie van de macrofauna drie maal onderschept. Dit is een beschermde vissoort in Nederland. Een goede waterkwaliteit is een belangrijke eis voor deze vissoort. In de paddepoel zijn omvangrijke groepen met ruisvoorns waargenomen. Het gaat om ongeveer drie groepen van ruim tien individuen. Tevens is er een jonge snoek gesignaleerd, die vermoedelijk door de inlaatpijp is geimmigreerd. In juni zijn er twee parende zeelten met een lengte van ongeveer 50cm waargenomen bij de helofytenvijver.
P a g e 23 | 80
Broedvogels In mei zijn er veel broedvogels in het park te vinden die bezig zijn met de opbouw vvan hun nest. In bijlage VII (A) staan alle puntlocaties ingetekend van de aangetroffen nesten.
Figuur 21 De wilde eend met jong kroost
Figuur 22 Broedplaats van meerkoet
Figuur 23 Jonge zwanen
Bijzondere soorten In het gebied komen geen rode lijstsoorten voor. Echter is er wel een aantal beschermde soorten waargenomen. Het gaat om de bittervoorn(vis), de kleine modderkruiper(vis), zwanenbloem(kruidachtige), de bolderik(kruidachtige) en de waterspitsmuis. De bittervoorn is niet gedurende dit onderzoek waargenomen,
Figuur 24 De modderkruiper
Figuur 25 Bolderik (Agrostemma githago)
P a g e 24 | 80
Muizen De muizeninventarisatie is een complex en constant proces geweest om de beste vangstrategie te vinden. In de eerste uitzetfase van de muizenvallen heeft de nadruk gelegen op de diversiteit per deelgebied. Echter waren er verschillende factoren die een negatieve uitwerking hadden op de resultaten. De muizenvangst was in het begin minimaal. En de muizenvallen lagen met regelmaat bij de controles uit elkaar. De eerste muizen zijn gevangen met de life traps van Long Worth vallen, die de eerste twee weken zijn gebruikt. Vervolgens zijn er nieuwe muizenvallen aangeschaft en is de strategie aangepast. Het onderzoek richt zich vanaf nu meer op de grootte van de soortendiversiteit. Wat betekent dat er enkel gekeken wordt naar het aantal voorkomende soorten in het totale oppervlak van het gebied. De vallen zijn uitgezet op puntlocaties waar de muis het meest werd verwacht. Ook zijn ze direct geplaatst naast de ingangen van muizenholen. In bijlage V zien we dat de veldmuis de enige aangetroffen soort is. Overal in het gebied is te zien dat de muizen in grote aantallen aanwezig moeten zijn. De gatenkaas aan muizenholen in alle deelgebieden onderbouwt deze theorie. Elke dag waren er weer nieuwe holen met vers zand aanwezig. Soms waren er op 1 m2 wel 15 holen te tellen. Ook aan de oeverzijden van zowel de sloten als de Enghwetering zijn de gaten in overvloed aanwezig. In totaal zijn er 8 veldmuizen gevangen bij het uitzetten van ongeveer 80 vallen. Volgens het rapport van de Quickscan beschermde flora en fauna Buitenhof 2006 is het gebied zeer zeker ook geschikt voor de bosspitsmuis, de aardmuis, huisspitsmuis. Er wordt beweerd dat deze soorten zeker aanwezig zullen zijn.
Figuur 26 De waterspitsmuis
Figuur 27 De veldmuis
Losse waarnemingen Bij de oever aan de Enghwetering in deelgebied 2, net voor de eerste wandelbrug, is een dode waterspitsmuis aangetroffen. Het is onduidelijk op welke manier het dier aan zijn einde is gekomen. Dit is een belangrijke waarneming voor dit onderzoek. De soort heeft een beschermde status en laat zich weinig zien. Het is een zeer gevoelige soort wat een goed teken is voor de ecologische status van het gebied(zie figuur 18).
P a g e 25 | 80
Andere zoogdieren Naast de inventarisaties zijn er nog andere zoogdieren waargenomen tijdens de veldwerkzaamheden. Vlak voor de Buitenplaats is een muskusrat herkend. In bijna alle deelgebieden zijn hazen gezien. Meestal bestond het gezelschap uit twee dieren, maar soms waren er ook drie hazen bij elkaar. De aanwezigheid van meerdere hazenlegers is het bewijs dat de haas het gebied gebruikt als habitat. Verder is het landschap getekend door molshopen en tunnels. Vooral de deelgebieden 1, 2, 4, 6, 7 en 8 worden geschikt bevonden door de mol voor het aanleggen van ondergrondse wandelgangen. Soorten als de bunzing, de hermelijn en de wezel zijn te verwachten in het gebied(rapport Quickscan beschermde flora en fauna buitenhof 2006). Tijdens het veldwerk zijn geen van deze soorten aangetroffen.
Waterkwaliteit De waterkwaliteit is onderzocht op de chemische en biologische kwaliteit. Voor de chemische kwaliteit is het belangrijk dat het nutrientengehalte bekend wordt. Dus het stikstof-en fosfaatgehalte. Met deze gegevens kan er uitspraak worden gedaan over de voedselrijkdom van de Enghwetering. Tevens kan verband worden gelegd met de gevangen waterorganismen. Chemische waterkwaliteit De onderzoeksmethode beschrijft welke parameters zijn meegenomen in de analyses. Er is een duplo bemonstering uitgevoerd op twee verschillende dagen met een tussenpoos van 4 weken. Dit zou geen invloed mogen hebben op de geanalyseerde waarden. De twee monsters zijn beide op dezelfde puntlocatie in de Enghwetering genomen. Onderstaande tabellen geven de resultaten weer van de dr. Lange analyses. De eerste rij van de tabel zijn de gehalten van het hele molecuul. Deze waarden zijn doorberekend naar alleen de belangrijke atomen: stikstof en fosfaat. Het N-totaal hoeft niet meer doorberekend te worden. De tweede analyse is alleen gelukt voor de NH4 en het fosfaatgehalte. Deze waarden komen sterk met elkaar overeen. Het zwevende stofgehalte is duidelijk verwaarloosbaar te noemen. De pH van het water is tweemaal gemeten en schommelt tussen de 6,3 en 6.7. Tabel 6 Dr Lange analyses Vrijdag 17 mei 2013 NO3 NH4 Fosfaat N-Totaal
12,4 mg/L 2,23 mg/L 0,595 mg/L 12,1 mgl/L
2,799 mg/L 1,73 mg/L 0,203 mg/L 12,1 mg/L
Dinsdag 18 juni 2013 0 0 0,139mg/L 0,108 mg/L 0,410mg/L 0,14mg/L 0,472mg/L 0,472mg/L
Tabel 7 Zwevende stof
Zwevende stof 1 2
droge filter 0,3155 0,3446
Na drogen 0,3172 0,3302
Verschil -0,0017 gram 0,0144 gram
P a g e 26 | 80
Biologische waterkwaliteit Met het macrofaunanet zijn twee veldwerkdagen lang waterorganismen gevangen. De eerste dag in de Enghwetering en een aantal sloten gekoppeld aan de beek. De tweede dag alleen in de sloten 1 en 2. Onderstaande tabel is een overzichtslijst met de gedetermineerde macrofauna. Tabel 8 Waterorganismen in de Buitenhof Soort Achtogige bloedegel (Bloedzuiger) Bloedzuigers Canthocamptus Dansmuglarve (Tweevleugeligen) Diepslak Driehoeksmossel Duikerwants Gemantelde poelslak Gewrongen schijfhoornslak Kleine modderkruiper Larve van lantaartje Larve van een azuurwaterjuffer Larve van gewone oeverlibel Larve van een slijkvlieg Moeraspoelslak Platte zwemwants Riviermoerasslak Roeipootkreeftje Schaatsenrijder (Wantsen) Vijverpluimdrager Watertreders (Kevers) Zoetwaterpissebed Zwanemossel (Tweekleppigen)
Latijnse naam Erpoddella octoculata Haementeria costata Canthocamptus Bithynia tentaculata Dreissena Polymorpha Corixidae Myxas glutinosa muler Bathyomphalus contortus Cobitis taenia Ischnura elegans Coenagrion puella Orthetrum cancellatum Sialis sp Lymnaea palustris muller Ilyocoris cimicoides Viviparus viviparus Canthocamptus Gerris lacustris Valvata piscinalis muller Haliplus Asellus aquaticus Anodonta cygnea L.
Watertype Frequentie Meestal zoet water Bijna alle typen water Stilstaand water Algemeen water Stilstaand zoet water Stilstaand water Sloten, beekjes, meren Stilstaand, tot zwak stromend zoet water Stilstaand water, beken Stilstaand, tot zwak stromend zoet water Stilstaand/Langzaam stromend water Stilstaand vegetatierijk, schoon water Zoet zuurstofrijk water, ook brak water Zoet en zout water, overal In ecologisch evenwichtige vijvers Zoet water, langzaam stromend Stilstaand tot zwak stromend water Zoet water, waterverontreinigings gevoelig
Amfibieën en reptielen In het gebied zijn drie verschillende soorten amfibieën waargenomen In de maand mei waren er opvallend veel gewone padden aanwezig in de paddenpoel. Een dagelijkse telling kwam ruim boven de 25 individuen uit. Ook zijn er veel eiersnoeren aangetroffen in de paddenpoel. Een aantal weken later verschenen de groene en bruine kikker in het gebied. Vooral de groene kikker is sterk vertegenwoordigd in de sloten. Zij lieten zich zien in de sloot aan de linkerzijde van deelgebied 1, sloot 1, 2 en bij de helofytenvijver. Er is alleen in de helofytenvijver een homp met kikkerdril aangetroffen. In bijlage IV is te zien op welke locaties de amfibieën zijn waargenomen. De kleine salamander is niet gezien.
Figuur 28 Gewone pad (Bufo bufo)
Pag Figuur 29 Groene kikker (Pelophylax)
e 27 | 80
1 3 1 2 3 2 15 1 2 3 2 3 1 2 1 2 1 8 10 3 3 11 6
Deelgebied 1 Gebiedsbeschrijving Het gebied ligt ten zuid-oosten van het park en is bestemd als natuurgebied. Het is dus ontoegankelijk voor onbevoegden. Er is een afscheiding gemaakt door middel van een hekwerk tussen het zuidelijk en noordelijk deel van het gebied. Ten noordwesten wordt het perceel begrensd door de Enghwetering. De beek splitst om het noordelijkste puntje heen richting het zuidoosten van het perceel. Er is een heuvel aangelegd voor de groei van een vogelbosje. Daarop zijn verschillende struiken met vruchten in 2012 aangeplant. Dit ter bevordering van de habitat van de vogels. Tevens zijn er twee natuurlijke poelen aangelegd, direct aan de heuvel gelegen. Deze zijn weer verbonden met de Engh Wetering. In het noordelijke gedeelte staat onder andere een aantal oude wilgen. De bomen zijn van belang voor de habitat van vele organismen. Ook is er een ecologische takkenwal aangelegd door de Landschapbeheerders, die bestaat uit snoeimateriaal van bomen. Sinds kort zijn er 5 bijenkasten geplaatst door een particuliere imker. De belangrijkste landschapskenmerken van het gebied zijn: het ruige grasland waarin de grassoorten overheersen het vogelbosje met vruchtdragende struiken en heesters de aangelegde natuurvriendelijke poelen de robuuste wilgen het pionierstadium waarin het gebied zich bevindt Vegetatie Tabel 9 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 1 Kruidachtigen: Akkerdistel Akkermelkdistel Gewone bereklauw Grote brandnetel Kleine veldkers Paardenbloem Echte kamille Fluitenkruid Gewone hoornbloem Gewone Margriet Gewone smeerwortel Gewoon duizendblad Gewoon herderstasje Grote ratelaar Haagwinde Heermoes Hondsdraf Kleefkruid Koolzaad Paarse dovenetel Pinksterbloem Scherpe boterbloem Schijfkamille
Latijnse naam: Cirsium arvense Sonchus arvensis Hercacleum sphondylium Urtica dioica Cardamine hirsuta Taraxacum officinale Matricaria recutita Anthriscus sylvestris Cerastium fontanum Leucanthemum vulgare Symphytum officinale Achillea millefolium Capsella bursa-pastoris Rhinanthus angustifolius Convolvulus sepium Equisetum arvense Glechoma hederacea Galium aparine Brassica napus Lamium purpureum Cardamine dratensis Ranunculus acris Matricaria discoidea
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Plaatselijk vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
P a g e 28 | 80
Smalle weegbree Speenkruid Speerdistel Tijmereprijs Veldzuring Witte dovenetel
Plantago lanceolata Ramunculus ficaria Cirsium vulgare Veronica Serpyllifolia Rumex acetosa Lamium album
Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Vrij algemeen Algemeen Zeer algemeen
Tabel 10 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 1 Grassoorten: Gestreepte witbol Glanshaver Grote vossenstaart Kropaar Liesgras Rietgras Rosse vossenstaart Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Alopecurus pratensis Dactylis glomerata Glyceria maxima Phalaris arundinacea Alopecurus aequalis Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 11 Waterplanten bij de aaneengesloten oeverzijden Waterplanten: Zwanenbloem Gele lis Harig wilgenroosje Pitrus Riet Waterzuring
Latijnse naam: Butomus umbellatus Iris pseudacorus Epilobium hirsutum Juncus effusus Phragmites australis Rumex hydrolapathum
Voorkomen: Algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken Er staat een aantal oude wilgen in het voorste deel van het natuurgebied. Deze bomen vormen een belangrijke functie in de habitat van meerdere faunasoorten. In de bomen zijn bijvoorbeeld oude vogelnesten en gaten aangetroffen. Ook de buizerd maakt dankbaar gebruik van de hoge en beschuttingrijke wilg. En veel insecten gebruiken de bomen als leefgebied en voedingsbron. Op de aangelegde heuvel zijn allerlei struiken aangeplant met als doel het vergroten van de voedselvoorziening voor de fauna.
Conclusies De combinatie van kruidachtigen en grassen maakt het gebied kenmerkend voor een verruigd grasland. Er zijn meer grassoorten aanwezig dan in andere deelgebieden. De grote vossenstaart is de meest dominante en kenmerkende soort van het gebied. De standplaats en de landschapstypen van de gevestigde soorten zijn allemaal vrijwel hetzelfde. Ze gedijen het beste onder basen-stikstofrijke, redelijk vochtige, lemig of kleiachtige grond. Er staan geen rode lijstsoorten in het gebied. Alleen de zwanenbloem (Butomus umbellatus) is wettelijk beschermd maar niet zeldzaam. Verder zijn alle soorten inheems.
P a g e 29 | 80
Deelgebied 2 Gebiedsbeschrijving Deelgebied 2 bestaat uit twee delen. Namelijk het noordelijk en zuidelijk deel, die van elkaar worden gescheiden door de Enghwetering. Het zuidelijk deel begint aan de Hof ter Weydeweg. Vanaf daar is het park toegankelijk gemaakt door de aanleg van een wandelpad. De werkplaats (de Buitenplaats) van Landschapsbeheer ligt aan de linkerkant van het begin van het wandelpad. Naast het wandelpad staan aan weerszijden jonge bomen, die bij de aanleg zijn aangeplant. De boomsoorten die je daar aantreft zijn de zomereik, hollandse bastaardiep, gewone es en de gewone haagbeuk. Langs de rechterkant van het gebied loopt een sloot van ongeveer 1,5 meter breed. Dit is een zijtak van de Enghwetering. Aan de linkerkant stroomt de hoofdstroom van de Enghwetering. Zij splitst zich op in twee hoofdstromen op een punt dat direct gelegen is naast de werkplaats. Het noordelijk deel van het gebied bestaat grotendeels uit grasland met pionierssoorten. Veel bomen en struiken zijn hier bij de aanleg en een aantal jaren later aangeplant. De nieuwe vegetatie zorgt voor een aantrekkelijker leefomgeving voor de fauna. Met name de vogels, insecten en muizen profiteren hiervan. Het achterste deel wordt de bosakker genoemd. Daar is onder andere een aardige hoeveelheid aan mosterzaad ingezaaid. Vegetatie Tabel 12 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 2 Kruidachtigen: Akkerdistel Bolderik Gewone braam Grote brandnetel Kleine veldkers Paardenbloem Pinksterbloem Echte kamille Geel walstro Gewone hoornbloem Gewone Margriet Gewone smeerwortel Gewoon herderstasje Grote kattestaart Haagwinde Heermoes(paardenstaart) Madeliefje Hondsdraf Jacobskruiskruid Kale Jonker Kleefkruid Klein hoefblad Kleine klaver Kleine ooievaarsbek Knoopkruid
Latijnse naam: Cirsium arvense Agrostemma githago Rubus fruticosus Urtica dioica Cardamine hirsuta Taraxacum officinale Cardamine dratensis Matricaria recutita Galium verum Cerastium fontanum Leucanthemum vulgare Symphytum officinale Capsella bursa-pastoris Lythrum salicaria Convolvulus sepium Equisetum pratense Bellis perennis Glechoma hederacea Jacobaea vulgaris Cirsium palustre Galium aparine Tussilago farfara Trifolium dubium Geraniaceae Centaurea jacea
Voorkomen: Algemeen In het wild zeer zeldzaam Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
P a g e 30 | 80
Koolzaad Moerasrolklaver Narcis Oranje Havikskruid Paarse dovenetel Paarse Korenbloem Rode Klaver Scherpe boterbloem Schijfkamille Smalle weegbree Speenkruid Speerdistel Tijmereprijs Veldzuring Vergeet-mij-nietje Vierzadig wikke Vogelwikke Wilde bertram Witte dovenetel Witte honingklaver Witte mosterd
Brassica napus Lotus pedunculatus Narcissus Asteraceae Lamium purpureum Centaurea Dealbata Trifolium pratense Ranunculus acris Matricaria discoidea Plantago lanceolata Ramunculus ficaria Cirsium vulgare Veronica serpyllifolia Rumex acetosa Myosotis arvensis Vicia tetrasperma Vicia cracca Achillea ptarmica Lamium album Melilotus albus Sinapis alba
Algemeen Zeer algemeen Zeldzaam Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Algemeen -
Tabel 13 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 2 Grassoorten: Gestreepte witbol Glanshaver Grote vossenstaart Kropaar Liesgras Rietgras Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Alopecurus pratensis Dactylis glomerata Glyceria maxima Phalaris arundinacea Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 14 Aangetroffen waterplanten Enghwetering en sloot 1 Waterplanten: Blauwe watereprijs Zwanenbloem Dotterbloem Gele lis Gele Plomp Grote lisdodde Harig wilgenroosje
(Enghwetering) Veronica anagallisaquatica Butomus umbellatus Caltha palustris Iris pseudacorus Nuphar lutea Typha latifolia Epilobium hirsutum
Voorkomen: Vrij algemeen Algemeen Algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
P a g e 31 | 80
Mattenbies Riet Veldrus Waterzuring
Schoenoplectus lacustris Phragmites australis Juncus acutiflorus Rumex hydrolapathum
Algemeen in fluviaal district Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken In het zuidelijk deel van het gebied staan jonge bomen in een samenstelling van vier soorten, de zomereik, de gewone es, de gewone haagbeuk en hollandse bastaardiep. In het noordelijk deel staan veel verschillende soorten bomen en struiken. Veel zijn de afgelopen 5 jaar aangeplant. In bijlage XI is te zien welke soort waar en wanneer is bijgeplant in deelgebied 2. De meeste struiken zijn later dan bij de aanleg in 2007 aangeplant. Vooral bij de bosakker en aan de oeverzijde tegen de Haarrijnse Rading aan zijn er veel bomen en struiken bij gekomen. Tussen het wandelpad en de oever van sloot 1 staat dezelfde mix van boomsoorten als in het zuidelijk deel. Over het gebied heen verspreid staan tevens de zomereik, hollandse bastaardiep, de gewone haagbeuk, een paar essen, een linde, maar ook een paar wilgen. Conclusies Het grasland is divers en verruigd. De grote vossenstaart is weer de meest dominante soort in het veld aanwezig. Aangezien het oppervlak van deelgebied 2 relatief groot is, kunnen we concluderen dat de soortenlijst daarom groter is dan van andere deelgebieden. Er staan kruiden in het veld zoals het oranje havikskruid die in andere gebieden niet voorkomen. Ook in dit gebied mogen we concluderen dat bijna alle soorten op basen-stikstofrijke, iets vochtige, lemige bodem groeit. Er staat wel een rode lijstsoort in het gebied, namelijk de bolderik. Waarschijnlijk is deze daar bij ongeluk terecht gekomen(ingezaaid). Tevens staat de zwanenbloem in sloot 1 die een beschermde status geniet. De rest van de kruiden en grassen zijn vrijwel allemaal zeer algemeen voorkomende soorten.
Deelgebied 3 Gebiedsbeschrijving Deelgebied 3 heeft het kleinste oppervlak van alle deelgebieden. Het ligt naast deelgebied 2 en onder 4. Ten oosten stroomt de Enghwetering . Aan de oever staat een houtsingel met grauwe of zwarte elzen. Het noordelijk deel van het gebied wordt afgesneden door een houtsingel met ruwe berken. Het wandelpad kronkelt van zuidwest naar noordoost. Vegetatie Tabel 16 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 3 Kruidachtigen: Grote brandnetel Paardenbloem Fluitenkruid Gewone bereklauw Gewone hoornbloem Madeliefje Hondsdraf Kleine klaver Moerasrolklaver
Latijnse naam: Urtica dioica Taraxacum officinale Anthriscus sylvestris Hercacleum sphondylium Cerastium fontanum Bellis perennis Glechoma hederacea Trifolium dubium Lotus pedunculatus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
P a g e 32 | 80
Rode Klaver Scherpe boterbloem Smalle weegbree Veldzuring Vierzadige wikke Witte dovenetel
Trifolium pratense Ranunculus acris Plantago lanceolata Rumex acetosa Vicia tetrasperma Lamium album
Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen
Tabel 17 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 3 Grassoorten: Gestreepte witbol Glanshaver Grote vossenstaart Kamgras Kropaar Rietgras Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Alopecurus pratensis Cynosurus cristatus
Dactylis glomerata Phalaris arundinacea Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 18 Aangetroffen waterplanten aan oeverzijde van sloot 1 Oevervegetatie sloot 1: Draadwier Gele lis Gele Plomp Grote lisdodde Harig wilgenroosje Klein kroos Oeverzegge Pitrus Riet
Latijnse naam: Iris pseudacorus Nuphar lutea Typha latifolia Epilobium hirsutum Lemna minor Carex riparia Juncus effusus Phragmites australis
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken Naast de elzen en berken staan er nog drie andere bomen, namelijk een zomereik, een es en een gewone haagbeuk. Aan de rechterzijde van de houtsingel met berken staat een hoge opstand met bramen. Aan de oeverzijde staan tevens veel bramen. Naast de braam staan er geen andere struiken in het gebied. Conclusies De kruiden hebben meer de overhand in dit gebied in verhouding tot de grassen. Daarom is het grasland zeer bloemrijk te noemen. De meeste kruiden groeien het best op een vochtige en matig voedselrijke bodemtype. Er staan populaties met rietgras in het gebied, wat een indicator is voor vochtige bodem. Ook staat er een rodelijst soort in het veld, namelijk het kamgras. Deze soort is wel algemeen voorkomend in Nederland, maar erg afgenomen omdat hij erg gevoelig is.
P a g e 33 | 80
Deelgebied 4 Gebiedsbeschrijving: Het gebied ligt tussen deelgebied 2 en 5 in. Het perceel is rechthoekig met aan weerszijden uitgegraven sloten. Ten noorden ligt de Enghwetering. De rechter sloot dient als paddepoel en is daarom ondiep(niet dieper dan 1 meter). Beide sloten zijn voorzien van een traditionele loopbrug van hout. Beide sloten zijn rijk aan een hoge vegetatiedichtheid. Het veld is als het ware opgedeeld in drieen. Ten noorden staan jonge bomen verdeeld over het veld. Het middenveld bestaat uit grasland en een ooievaarsnest. En het zuidelijk deel is de notenboomgaard. De belangrijkste landschapskenmerken zijn: de notenboomgaard het ruige grasland Vegetatie Tabel 19 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 4 Kruidachtigen: Gewone braam Grote brandnetel Kleine veldkers Paardenbloem Pinksterbloem Echte Koekoeksbloem Fluitenkruid Gewone bereklauw Gewone hoornbloem Gewone Margriet Grote ratelaar Madeliefje Hondsdraf Kleine klaver Moerasrolklaver Rode Klaver Scherpe boterbloem Smalle weegbree Speenkruid Veldzuring Vogelwikke
Latijnse naam: Rubus fruticosus Urtica dioica Cardamine hirsuta Taraxacum officinale Cardamine dratensis Silene flos-cuculi Anthriscus sylvestris Hercacleum sphondylium Cerastium fontanum Leucanthemum vulgare Rhinanthus angustifolius Bellis perennis Glechoma hederacea Trifolium dubium Lotus pedunculatus Trifolium pratense Ranunculus acris Plantago lanceolata Ramunculus ficaria Rumex acetosa Vicia cracca
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Plaatselijk vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen
Tabel 20 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 4 Grassoorten: Gestreepte witbol Glanshaver Grote vossenstaart Kropaar
Latijnse naam: Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Alopecurus pratensis Dactylis glomerata
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
P a g e 34 | 80
Rietgras Ruw beemdgras Zachte dravik
Phalaris arundinacea Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 21 Aangetroffen waterplanten aan de oever van sloot 4 Oevervegetatie sloot 2: Draadwier Gele lis Gele Plomp Grote kattestaart Grote lisdodde Pitrus Riet Waterzuring Harig wilgenroosje
Latijnse naam: Iris pseudacorus Nuphar lutea Lythrum salicaria Typha latifolia Juncus effusus Phragmites australis Rumex hydrolapathum Epilobium hirsutum
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken Er staan in dit gebied geen struiken. De jonge bomen zijn een mix van soorten als de gewone haagbeuk, de gewone es, de hollandse bastaardiep, de moseik en de zomereik. In het midden van het veld staan drie gewone haagbeuken. De notenboomgaard bestaat uit de okkernoot, de walnoot en de zwarte okkernoot. Conclusies In het veld staan overwegend meer grassoorten. Grassoorten als de grote vossenstaart, de zachte dravik, kropaar en gestreepte witbol zijn vlakdekkend aanwezig. De grote vossenstaart is de meest dominante grassoort. Aan de linker en rechterzijde van het veld is de dichtheid van de grassen lager, waardoor de kruiden meer kans krijgen om zich hier te vestigen. De standplaats en het landschaptype van de soorten komen sterk overeen. De voorkeur van het bodemtype is vochtig, basen en voedselrijke grond. Er staan geen rode lijstsoorten in het gebied.
P a g e 35 | 80
Figuur 30 Vogelwikke
Figuur 31 Speerdistel
Figuur 32 Grasland: gestreepte witbol, glanshaver, grote vossenstaart
Deelgebied 5 Gebiedsbeschrijving Het gebied ligt tussen deelgebied 4 en 6 en bestaat uit een opgehoogde bosrand met een doorgestoken wandelpad. Aan de linkerzijde ligt de paddenpoel(sloot 2). Aan beide zijden van de hellingen staan kruiden en grassen. De bomen op de grondwal zijn elzen. Deze staan aan weerszijden van het wandelpad. De belangrijkste landschapskenmerken zijn: de elzenhaag de grondwal Vegetatie Tabel 22 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 5 Kruidachtigen: Akkerdistel Gewone bereklauw Grote brandnetel Kleine veldkers Paardenbloem Pinksterbloem Fluitenkruid Madeliefje Hondsdraf Kleefkruid Scherpe boterbloem Smalle weegbree Rode Klaver Speenkruid
Latijnse naam: Cirsium arvense Hercacleum sphondylium Urtica dioica Cardamine hirsuta Taraxacum officinale Cardamine dratensis Anthriscus sylvestris Bellis perennis Glechoma hederacea Galium aparine Ranunculus acris Plantago lanceolata Trifolium pratense Ramunculus ficaria
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 23 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 5 Grassoorten: Gestreepte witbol Glanshaver Grote vossenstaart Kropaar Rietgras Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Alopecurus pratensis Dactylis glomerata Phalaris arundinacea Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Conclusies De diversiteit aan kruiden en grassen is zeer laag. Er zijn geen bijzondere soorten aangetroffen. De elzenhaag is een jonge haag die dient als ecologische verbindingszone en als wandelpad voor voetgangers. Er staan geen rode lijstsoorten in dit gebied. De berm aan de oeverzijde is grotendeels afgedicht met brandnetels. Voor vogels is dit een effectieve oversteekhalte.
P a g e 36 | 80
Deelgebied 6 Gebiedsbeschrijving Het deelgebied is een ruig grasland met een groot oppervlak. Aan de linkerkant ligt deelgebied 5 met aan de rechterkant een deel van deelgebied 9. De kruiden zijn in verhouding tot de grassen verwaarloosbaar. Afgezien van een aantal grondvlakken parallel lopend aan het wandelpad dat het gebied onderlangs doorkruist. Naast het wandelpad lopen de oever en de Enghwetering in noordoostelijke richting. Ten noorden stroomt de andere zijtak van de Engwetering. In het veld staat een grondwaterpeilbuis. Verder zijn er oude landschapselementen aanwezig van ingesleten groeven van akkers. De belangrijkste kenmerken van het gebied zijn: het ruige grasland het grote oppervlak de ingesleten groeven van de akkers Vegetatie Tabel 24 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 6 Kruidachtigen: Akkerdistel Kleine veldkers Pinksterbloem Paardenbloem Fluitekruid Gewone hoornbloem Gewone smeerwortel Madeliefje Kleine klaver Rode Klaver Scherpe boterbloem Smalle weegbree Speenkruid Veldzuring
Grassoorten Grote vossenstaart Gestreepte witbol Glanshaver Kropaar Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Cirsium arvense Cardamine hirsuta Cardamine dratensis Taraxacum officinale Anthriscus sylvestris Cerastium fontanum Symphytum officinale Bellis perennis Trifolium dubium Trifolium pratense Ranunculus acris Plantago lanceolata Ramunculus ficaria Rumex acetosa
Latijnse naam: Alopecurus pratensis Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Dactylis glomerata Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Algemeen Algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tab el 25 Aan get roff en gra sso ort
en in deelgebied 6 Conclusies Het is een typisch verruigd grasland op oud akkerland. De grassoorten overheersen op dit veld. De grote vossenstaart is de meeste dominante grassoort. Daarnaast is de zachte dravik sterk aanwezig. Alle soorten staan graag op een bodemtype met de kenmerken van iets vochtige,
P a g e 37 | 80
basen- stikstofhoudende, lemige gronden. Het landschapstype komt tevens vaak overeen. Ze geven de voorkeur aan grasland en bermen. Er staan geen rode lijstsoorten in het gebied.
P a g e 38 | 80
Deelgebied 7 Gebiedsbeschrijving De vorm van het gebied is driehoekig. Ten zuiden loopt het wandelpad richting de helofytenvijver. Daaronder ligt de hondenspeelwei, die uitgesloten is van het onderzoeksgebied. Aan de linkerzijde staat een oude elzenhaag. Direct ernaast stroomt de Enghwetering in noordoostelijke richting. Aan de rechterzijde staat een grondwal met een jonge elzenhaag. Het veld is ongeveer 10 cm opgehoogd met sediment van de uitgebaggerde sloten. In het veld is een ecologische takkenwal neergelegd met de gesnoeide takken van de elzenhaag. De bodembedekking is wellicht voor 50% bedekt met kruiden en grassen, de rest bestaat uit kale plekken. De belangrijkste landschapskenmerken van deelgebied 7 zijn: de oude elzenhaag de grondwal met jonge elzenhaag de ecologische takkenwal de onbedekte plekken van de grondlaag Vegetatie Tabel 26 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 7 Kruidachtigen: Akkerdistel Bleke klaproos Gewone braam Grote brandnetel Pinksterbloem Paardenbloem Echte kamille Echte valeriaan Fluitenkruid Gewone hoornbloem Gewoon herderstasje Gewone Margriet Haagwinde Madeliefje Hondsdraf Jacobskruiskruid Kleefkruid Kleine klaver Korenbloem Rode Klaver Scherpe boterbloem Smalle weegbree Schijfkamille Veldzuring Stijf vergeet-mij-nietje Vierzadig wikke Witte dovenetel
Latijnse naam: Cirsium arvense Papaver dubium Rubus fruticosus Urtica dioica Cardamine dratensis Taraxacum officinale Matricaria recutita Valeriana officinalis Anthriscus sylvestris Cerastium fontanum Capsella bursa-pastoris Leucanthemum vulgare Convolvulus sepium Bellis perennis Glechoma hederacea Jacobaea vulgaris Galium aparine Trifolium dubium Centaurea cyanus Trifolium pratense Ranunculus acris Plantago lanceolata Matricaria discoidea Rumex acetosa Myosotis arvensis Vicia tetrasperma Lamium album
Voorkomen: Algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen
P a g e 39 | 80
Tabel 27 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 7 Grassoorten: Grote vossenstaart Gestreepte witbol Glanshaver Kropaar Ruw beemdgras Zachte dravik Liesgras
Latijnse naam: Alopecurus pratensis Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Dactylis glomerata Poa trivialis Bromus hordeaceaus Glyceria maxima
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 28 Aangetroffen waterplanten aan de oeverzijden (Enghwetering) Waterplanten: Gele lis Gele Plomp Gewone smeerwortel Gewone waterlelie Grote lisdodde Harig wilgenroosje Pitrus Riet Waterzuring
Latijnse naam: Iris pseudacorus Nuphar lutea Symphytum officinale Nymphaea alba Typha latifolia Epilobium hirsutum Juncus effusus Phragmites australis Rumex hydrolapathum
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken Er staan alleen maar elzen in het deelgebied. Verder staan er aan de linkerzijde van de grondwal veel braamstruiken. Deze staan tevens aan de rechterzijde van de oude elzenhaag. Conclusies Het gebied is nog volop in ontwikkeling. Het storten van de sedimentlaag heeft ervoor gezorgd dat de totale bodembedekking nog lang niet wordt gehaald. In het deelgebied komt opmerkelijk veel echte kamille voor. Verder staat de klaproos regelmatig in het veld. Het is erg opvallend hoeveel soorten kruiden er staan op een relatief klein oppervlak. De soortendiversiteit is hoog. Er staat relatief weinig gras in het gebied. Met uitzondering van de gestreepte witbol. In de noordelijkste punt staat een dichte, vlakdekkende populatie met gestreepte witbol. Er staan geen rode lijstsoorten in dit deelgebied. Bijna alle soorten komen zeer algemeen voor.
P a g e 40 | 80 Figuur 33 zijtak Enghwetering - deelgebied 1/2
Deelgebied 8 Gebiedsbeschrijving Ten zuiden loopt het wandelpad met daarachter een elzenhaag die aan de sloot ligt(zijtak van de Enghwetering). Aan de linkerzijde stroomt een zijtak van de Enghwetering die eindigt tegen het wandelpad aan. Het gebied ligt ingesloten tussen deelgebied 7 en 9. Verder liggen er drie verschillende vijvers in het veld. Alle drie zijn het helofytenvijvers, begroeid met hoge dichtheden aan riet en lisdodde. Het is een zeer vochtig gebied met veel kruiden. De belangrijkste landschapskenmerken van het gebied zijn: De helofytenvijvers De grote ratelaar Zijtak van de Enghwetering Vegetatie Tabel 28 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 8 Kruidachtigen: Akkerdistel Gewone bereklauw Gewone braam Grote brandnetel Paardenbloem Pinksterbloem Echte Koekoeksbloem Fluitekruid Gewone hoornbloem Gewone Margriet Gewone smeerwortel Groot hoefblad Grote ratelaar Grote weegbree Haagwinde Heermoes Madeliefje Hondsdraf Kale Jonker Kleefkruid Klein hoefblad Kleine klaver Moerasrolklaver Rode Klaver Scherpe boterbloem Smalle weegbree Speerdistel Veldzuring Vergeet-mij-nietje Witte dovenetel
Latijnse naam: Cirsium arvense Hercacleum sphondylium Rubus fruticosus Urtica dioica Taraxacum officinale Cardamine dratensis Silene flos-cuculi Anthriscus sylvestris Cerastium fontanum Leucanthemum vulgare Symphytum officinale Petasites hybridus Rhinanthus angustifolius Plantago major Convolvulus sepium Equisetum arvense Bellis perennis Glechoma hederacea Cirsium palustre Galium aparine Tussilago farfara Trifolium dubium Lotus pedunculatus Trifolium pratense Ranunculus acris Plantago lanceolata Cirsium vulgare Rumex acetosa Myosotis arvensis Lamium album
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Plaatselijk vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen Algemeen Zeer algemeen
P a g e 41 | 80
Tabel 29 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 8 Grassoorten: Grote vossenstaart Gestreepte witbol Glanshaver Kropaar Rietgras Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Alopecurus pratensis Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Dactylis glomerata Phalaris arundinacea Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Tabel 30 Aangetroffen waterplanten aan de oeverzijden Waterplanten Fonteinkruid Gele lis Gele Plomp Gewone smeerwortel Grote kattestaart Grote lisdodde Harig wilgenroosje Pijlkruid Pitrus Riet Watermunt Waterzuring
Latijnse naam: Potamogeton natans Iris pseudacorus Nuphar lutea Symphytum officinale Lythrum salicaria Typha latifolia Epilobium hirsutum Sagittaria sagittifolia Juncus effusus Phragmites australis Mentha aquatica Rumex hydrolapathum
Voorkomen: Algemeen Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Vrij algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Conclusies De vochtige bodem is een belangrijke standplaatsfactor voor veel plantensoorten in dit gebied. Grassen zijn hier nauwelijks aanwezig. De voorkeur van de kruiden in het veld wordt gegeven aan vochtige tot natte, stikstofrijke grond. De grote ratelaar is in grote hoeveelheden ingezaaid wat zorgt voor concurrentie met andere soorten. De samenstelling van de kruidachtigen is exclusief in vergelijking met de andere deelgebieden. Zo zijn de kale jonker en de paardenstaart opmerkelijk aanwezig. De diversiteit aan waterplanten is rijkelijke groot. Er staat ook een beetje kamgras in het deelgebied. Kamgras is een rode lijstsoort en dus beschermd. Bijna alle soorten zijn zeer algemeen in Nederland.
P a g e 42 | 80
Figuur 34 De gele lis
Figuur 35 Koekoeksbloem en de grote ratelaar
Figuur 36 Kale jonker
Deelgebied 9 Gebiedsbeschrijving Het gebied bestaat uit twee afzonderlijke gedeelten. Het noordelijk deel ligt direct aan de rechterzijde van deelgebied 6. Het zuidelijk deel ligt direct aan de rechterzijde van deelgebied 8. Het zijn beiden bosranden die worden begrensd aan de rechterzijde met een haag. Daarnaast ligt het Lint en mede het eind van het park. De belangrijkste landschapskenmerken van het deelgebied zijn: De paardenkastanjes in het zuidelijk deel De boerenwormkruid in het zuidelijk deel De gewone haagbeuk in het noordelijk deel Vegetatie Tabel 31 Aangetroffen kruidachtigen in deelgebied 8 Kruidachtigen: Akkerdistel Boerenwormkruid Gewone braam Grote brandnetel Fluitenkruid Haagwinde Gewone smeerwortel Groot hoefblad Grote kattestaart Heermoes Hondsdraf Kleefkruid Klein hoefblad Scherpe boterbloem Veldzuring
Latijnse naam: Cirsium arvense Tanacetum vulgare Rubus fruticosus Urtica dioica Anthriscus sylvestris Convolvulus sepium Symphytum officinale Petasites hybridus Lythrum salicaria Equisetum arvense Glechoma hederacea Galium aparine Tussilago farfara Ranunculus acris Rumex acetosa
Voorkomen: Algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Algemeen
Tabel 32 Aangetroffen grassoorten in deelgebied 8 Grassoorten: Gestreepte witbol Glanshaver Grote vossenstaart Kropaar Rietgras Ruw beemdgras Zachte dravik
Latijnse naam: Holcus lanatus Arrhenatherum elatius Alopecurus pratensis Dactylis glomerata Phalaris arundinacea Poa trivialis Bromus hordeaceaus
Voorkomen: Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen Zeer algemeen
Bomen en struiken De bomen in het zuidelijk deel staan op een grondwal. Alle bomen zijn witte of rose paardenkastanjes die met grote afstanden uit elkaar staan. De haag is een samenstelling van de meidoorn, sleedoorn en veldesdoorn. In het noordelijk deel staat vooral de gewone haagbeuk. Verder staat er een drietal witte paardenkastanjes en een rose paardenkastanje. De haag is hetzelfde als in het zuidelijk deel.
P a g e 43 | 80
Conclusies Opvallend is de hoeveelheid aan boerenwormkruid in het zuidelijk deel. Ook staan er veel jonge braamstruikjes tussen de vegetatie. Er zit redelijk wat verschil in de voorkeur van de bodemtypen. Van droog tot nat, en voedselarm tot voedselrijk. Echter is de vegetatiesamenstelling van het noordelijk deel totaal anders dan die van het zuidelijk deel. Het noordelijk deel is grotendeel bedekt met de grote brandnetel en de akkerdistel. Ook de scherpe boterbloem en de veldzuring zijn grote spelers op de bosrand. Er staan geen rode lijstsoorten in het gebied. En bijna alle soorten zijn zeer algemeen voorkomend.
P a g e 44 | 80
6 Discussie Inleiding In dit hoofdstuk worden alle discussiepunten besproken van dit onderzoek. Elke inventarisatie is apart bediscussierd. Hier is voor gekozen om bijvoorbeeld de opzet van een vervolgonderzoek eenvoudiger te optimaliseren.
Vegetatie De ingetekende plantenkaarten zijn behoorlijk gedetailleerd. Het voordeel hiervan is dat ze goed inzetbaar zijn bij de monitoring van vegetatie ontwikkeling. Echter was het eenvoudiger geweest slechts een aantal plots uit te zetten in het gebied. Dit had een hoop tijd bespaard. Onderzoektechnisch een efficientere methode. Evenals het analoge karakter van de kaart waar aanpassingen moeilijk zijn te doen, waardoor de kaarten dus minder bewerkbaar zijn. In een vervolgonderzoek is het dan ook raadzaam de kaarten digitaal in te tekenen. Een analyse zou bijvoorbeeld kunnen worden uitgevoerd door kaarten van verschillende jaargangen over elkaar heen te leggen.
Muizenvallen Voor de nulmeting is het voldoende geweest om met een aanpak te werken waarmee alleen gericht is op het onderzoeken van de aanwezige soorten. In de theoretische handleidingen wordt een speciale methodiek beschreven, waarmee de populatie het beste kan worden berekend. Er waren in eerste instantie helaas niet voldoende muizenvallen in bezit om volgens deze methodiek te werken. Het gaat om een methode waar er minstens 20 vallen moeten worden ingezet per uitzet. Dit zou de betrouwbaarheid vergroten van de resultaten. Tijdens dit onderzoek hebben zich verschillende incidenten voorgedaan waardoor het vangen van de muizen gecompliceerder werd. Bij een aantal controles lagen de muizenvallen bijvoorbeeld volledig uit elkaar. De oorzaak van het probleem werd naderhand pas duidelijk. Vermoedelijk boog de zwarte kraai zich over de val en trok hem hardhandig naar voren waardoor het voorste deel zich losmaakte van de achterkant. De muizenvallen waren per stuk met minstens twee ijzeren schroefdraden aan de grond gepint. Echter liet de dader zich niet weerhouden door de versteviging. Later zijn ook de twee lossen onderdelen aan elkaar verbonden met ducktape. De laatste week zijn er stenen geplaatst bovenop de muizenvallen en takjes in de grond voor de opening om verschuiving te voorkomen. Dit bood wel uitkomst voor het probleem. Verder kwam het vaker voor dat het voedsel wel was verdwenen en de val dicht werd aangetroffen, echter zonder muis. Ook zijn er naaktslakken en padden aangetroffen in de vallen.
Waterbemonstering De eerste vier monsters zijn genomen uit de Enghwetering, de tweede maal op exact dezelfde locatie. De labanalyses zijn wellicht minder betrouwbaar, omdat de resultaten van het tweede monster niet overeen kwamen met de eerste waarden. Alleen de waarden van NH4 en het fosfaatgehalte klopten.
Libellen en vlinders Voor de gebiedsgerichte aanpak van de inventarisatie is een eigen inventarisatieroute gekozen. Echter zijn hier richtlijnen voor geschreven die landelijk worden toegepast. Daarbij wordt gelet op verschillende soorten waarnemingen zoals het tellen op geslacht en paringswielen. In dit onderzoek zijn alleen de mannetjes geteld, waarbij de paringswielen als paartje is beoordeeld. De vrouwtjes zijn dus enkel meegeteld op het moment dat deze in een paringswiel werden aangetroffen. Het aantal waargenomen paringswielen is tevens buiten de telling gebleven. De
P a g e 45 | 80
weersomstandigheden waren op de eerste dag van de telling niet ideaal. De wind was te sterk aanwezig voor hoge opkomst van libellen, die bij voorkeur vliegen bij ongeveer 20 graden en in de luwte. Een ander bijkomend probleem is het ontbreken van ervaring. Een libellencursus heeft de voorkennis wel ten goede gebracht voor het onderzoek, echter onvoldoende om de details te kunnen herkennen. Ook is er een speciale insectenkijker in omloop, die wegens gebrek aan budget niet beschikbaar was voor het onderzoek. Met een andere insectenkijker waarvan de lens minder ver inzoomde, waren libellen vaak toch op afstand te determineren.
Vogel inventarisatie Vooraf aan het onderzoek is er een voorstudie gedaan naar de vogelgeluiden van algemene soorten, voorkomend in de regio Utrecht. Mede heeft een vogelaar (Hans van Zuilen) de nodige kennis overgedragen, die ingezet is bij de inventarisaties. De mogelijkheid bestaat echter dat er onvoldoende kennis en ervaring is vergaard waardoor de uitvoering niet met voldoende nauwkeurigheid heeft plaatsgevonden. De inventarisatieroute zou te kort kunnen zijn voor een volledig resultaat. Een andere factor die invloed uitoefent op de waarnemingen zijn de seizoenen. In het voorjaar zijn er veel broedvogels aanwezig, in het najaar meer trekvogels. De meeste vogels gebruiken het gebied niet als habitat maar als foerageergebied of ecologische verbindingszone. Echter is het gebied wel geschikt als habitat. De tijdsbesteding van een uur voor het belopen van de inventarisatieroute is wellicht aan de korte kant. Door de tijd te verlengen vergroot je het aantal waarnemingen. Om een beter beeld te vormen van de voorkomende vogelsoorten in het gebied is daarom een complete overzichtlijst met alle waargenomen vogels gedurende het onderzoek toegevoegd in de bijlagen.
Amfibieën en reptielen Bij deze inventarisatie was er een vrij groot gebrek aan voorkennis. Dat is zo goed mogelijk is aangevuld door middel van theoretisch vooronderzoek. Er is niet overwogen om de amfibieen met een daarvoor geschikt net te vangen om op die manier de schade te voorkomen voor het waterecosysteem. Met name in het voorjaar kan de mogelijke schade risico’s meebrengen voor zowel de flora als de fauna in het oppervlaktewater. Er zijn wel speciale fuiken beschikbaar voor het verantwoord uitzetten van vallen. Zowel de fuiken als het specialisme ontbrak, waardoor er gekozen is voor een eenvoudiger aanpak om kwalitatieve en kwantitatieve data van de amfibieen en reptielen te verzamelen.
Vleermuizen De vleermuizen zijn op twee avonden geinventariseerd met een batdetector. De inventarisaties zijn goed verlopen. De weersomstandigheden waren goed, de batdetector functioneerde naar behoren en het was eenvoudig de aanwezige soort te determineren. De kans op het waarnemen van een hogere frequentie aan vleermuizen was echter groter geweest wanneer er op meerdere avonden op verschillende tijdstippen in het jaar was geinventariseerd. De batdetector die gebruikt is voor het onderzoek is onderhand redelijk gedateerd. Het nieuwste apparaat bevat veel nieuwe functies die de waarnemingen heel betrouwbaar maken.
Grondboringen De grondboringen zijn niet meer uitgevoerd omwille van de tijd. Ondanks dat de grondsoort bekend is bij de gemeente was het beter voor het onderzoek geweest om eigen boringen uit te voeren.
P a g e 46 | 80
7 Conclusies Inleiding Door het uitvoeren van de verschillende inventarisaties is er nu antwoord gegeven op de hoofdvraag: ‘Wat is de ecologische status van de Buitenhof?’. De geinventariseerde flora en fauna zijn in kaart gebracht. Met de verworven resultaten is het mogelijk een vervolgonderzoek te doen. Deze nulmeting dient als referentiekader voor de ecologische ontwikkeling in het park. Wellicht is het mogelijk een monitoringsplan te schrijven aan de hand van dit rapport. Het is hierbij van belang dat de toegepaste onderzoeksmethodieken opnieuw worden bekeken en geoptimaliseerd voor een meer gebiedsgerichte aanpak.
Flora en fauna Voor een groot deel is het nu duidelijk wat voor flora en faunasoorten er in het park voorkomen. De vegetatie bestaat grotendeels uit pionioneerssoorten en vormen vrijwel overal ruig grasland. Veelal voorkomende kruidachtige soorten zijn het wilgenroosje, de grote brandnetel, de scherpe boterbloem, de akkerdistel, kamille, fluitekruid en veldzuring. De samenstelling van grassoorten bestaat overwegend uit de grote vossenstaart, zachte dravik, glanshaver en ruw beemdgras. De diversiteit aan vogels is met 42 soorten rijkelijk vertegenwoordigd. De geinventariseerde diversiteit aan bodeminsecten is laag maar het aantal aangetroffen indivuen hoog. Echter is er zonder het vereiste specialisme geen wetenschappelijk onderbouwde uitspraak over te doen. Het was slechts een try out om een beeld te kunnen vormen van de diversiteit en omvang. Van de amfibieën kan gezegd worden dat zij goed vertegenwoordigd zijn in het gebied. De daarvoor bedoelde paddenpoel raakt haar doel. In alle stilstaande watergangen zijn de bruine en groene kikker in frequente hoeveelheden aangetroffen. De gewone pad is alleen in sloot 2 (paddenpoel) aangetroffen. Alleen de gewone dwergvleermuis is waargenomen gedurende de inventarisaties, echter biedt het park voldoende leef en foerageer mogelijkheden voor andere soorten. Soorten als bijvoobeeld de watervleermuis en de ruige dwergvleermuis zijn hier zeker te verwachten. Verder leent het gebied zich uitstekend als habitat voor muizen. Zowel de inventarisatie als de losse waarnemingen voeren het bewijs van de frequente vertegenwoordiging van de muis. Tevens is de waarneming van de waterspitsmuis een belangrijke indicator van het gebied als geschikt habitat voor de muis. De oeverzones van de stilstaande watergangen blijken erg geschikt als leefgebied voor de libellen. Zowel de waterjuffers als de echte libellen zijn met overvloed aanwezig. Naast de volwassen individuen zijn er ook meerdere larven geteld bij de macrofauna inventarisatie. Vlinders zijn relatief weinig gezien gedurende de inventarisatie en inclusief de losse waarnemingen. Opvallend is het voorkomen van het icarusblauwtje, welke veelal voorkomen in droge graslanden met korte vegetatie. Een verklaring hiervoor is de grote aanwezigheid van haar waardplanten(de gewone rolklaver, kleine en witte klaver). De losse waarnemingen van de vissoorten zijn een indicatie voor een gezonde waterkwaliteit in zowel de Enghwetering als de sloten. De modderkruiper zou een doelsoort kunnen zijn van de Buitenhof, welke algemeen voorkomt maar tevens beschermd is volgens de flora en faunawet. Verder kunnen we concluderen dat het gebied zich uitstekend leent als locatie voor veel broedvogels. Echter is de onderlinge concurrentie tussen de soorten en individuen groot, wat zich soms in heftige confrontaties openbaart. Zo vormt de zwarte kraai bijvoorbeeld een grote bedreiging voor broedvogels.
P a g e 47 | 80
Vegetatie in relatie tot de fauna Het onderzoeksgebied bevindt zich in een pioniersstadium. Wat betekend dat het gebied volstaat met pioneerssoorten en nog volop in ontwikkeling is. Met de vegetatie die er nu staat is er voldoende voedsel beschikbaar voor de fauna. De vogels die zich veelal voeden met vruchten en zaden, kunnen met een aantal jaren goed terecht in de Buitenhof. Met de extra aangeplante bomen en struiken wordt de voedselvoorziening voor de fauna enorm vergroot. Maar ook de leef en voorplantings mogelijkheden nemen toe door deze maatregel. Voor de tweevleugeligen is er een ruim voedselaanbod samengesteld uit een hoge diversiteit aan bloemsoorten. Ook de waterplanten zijn rijkelijk aanwezig, die in relatie staan met veel diersoorten. De amfibieën, vissen, libellen en de macrofauna profiteren ambachtelijk van deze rijkdom om te kunnen overleven, groeien en voortplanten. De komende jaren zullen de dominante, stabiele soorten de minder sterke soorten wegconcurreren waardoor er verschuiving kan plaatsvinden in de ecologische toestand.
Rode Lijstsoorten Er zijn twee rode lijstsoorten aangetroffen in het park. Het kamgras dat sterk is afgenomen in populatiegrootte en zeer gevoelig is voor verandering. En de bolderik die enkel tweemaal is aangetroffen in het gebied. Mogelijk is deze soort uitgezaaid. Verder is de waterspitsmuis aangetroffen, welke ook een beschermde status geniet. De zwanenbloem is tevens een beschermde plantensoort maar niet zeldzaam en staat niet op de rode lijst.
Bijzonderheden van het gebied Het park is in het bestemmingsplan aangewezen als recreatief gebied. En tevens als honden uitlaatplaats. Dit zorgt voor een opmerkelijke hoeveelheid aan hondenpoep verspreidt over het park. De effecten van dit probleem op de ecologische situatie zijn vooralsnog onbekend. Verder werd gedurende het onderzoek duidelijk dat de grote ratelaar uitgezaaid is door de gemeente op diverse locaties in het park. Over uitzaaiing van andere plantensoorten is niks bekend.
P a g e 48 | 80
8 Verklarende woordenlijst Batdetector
Dit is een apparaat welke ultra geluiden van vleermuizen kan registreren en omzetten naar humaan hoorbaar geluid
Doelsoorten
Het begrip doelsoort kan op verschillende manieren worden geinterpreteerd en ingezet. Het gaat altijd om een aangewezen biologische soort in een bepaald gebied, waaraan maatregelen kunnen worden getoetst of wat de maatregelen juist bepalen. De soort kan ook een doel opzich zijn.
Foerageren
De fauna op zoektocht naar zijn voedsel. Het gebied waarin ze dat doen wordt het foerageergebied genoemd.
Macrofaunanet
Dit is een handnet die wordt gebruikt voor de bemonstering van oeverzones.
Soortgroepen
Een groep van dezelfde soort volgens de indeling van de taxonomische hierarchie.
Standplaatsfactoren
Zijn de fysische omgevings factoren die bepalend zijn voor het bestaan van een plantensoort. Bijvoorbeeld de zuurgraad en voedselrijkdom van de bodem, of temperatuur en de hoeveelheid licht.
Transect
De registratie van gebeurtenissen omtrent een bepaalde studie (bijv. Dieren of planten)langs een vastgestelde trajectlijn. Een transect is waardevol voor het schatten van dichtheden en het overzichtelijk weergeven van een gebied.
Vegetatie
Dit zijn de individuen van planten die in ruimtelijke massa’s groeien. Gekoppeld aan hen standplaats welke in natuurlijk en willekeurige rangschikking plaatsvindt.
Habitattypen
De verschillende leefgebieden voor planten en dieren waarin abiotische en biotische factoren typerend zijn.
Biotoop
Het landschapstype waarin een bepaalde soort leeft of kan leven. Bijvoorbeeld: Bossen, duinen, moerassen
Habitat
Het leefgebied waarin een bepaald organisme kan overleven, groeien en voortplanten.
P a g e 49 | 80
9 Bronvermelding Onderstaand vindt u de geraadpleegde informatiebronnen voor het tot stand brengen van dit rapport:
Wettelijk kader: http://www.rijkswaterstaat.nl/water/wetten_en_regelgeving/natuur_en_milieuwetten/vogel_h abitat/ http://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/handreiking/omgeving/natuur/natuur-beleidw/natuur-beleid-w-wet http://wetten.overheid.nl/BWBR0009640/geldigheidsdatum_25-062013#HoofdstukIII_Paragraaf1_Artikel8 www.gemeenteutrecht.nl Bestemmingsplan leidsche Rijn Park 2006 http://www.provincie-utrecht.nl/publish/library/681/prs_2013-2028.pdf Meerjarenprogramma Groenprogramma Structuurschets Vleuten-De Meern Parkpergola Leidsche Rijn Park
Waterkwaliteit www.water4all.be/site/.../waterkwaliteit/3waterkwaliteit_meten.doc
Algemene inventarisaties http://www.buwa.nl QuickScan beschermde flora en fauna Buitenhof Het groene web, Handleiding voor de Groene Web projecten (Gitty Korsuize)(L-ES18) Zoogdierinventarisatie, Lage Weide te Utrecht 2004 (X-120) Vleermuizen in en rond het park de Gagel, Utrecht (L-IB38) Het Groene Web, Uitwerking van twee Groene Web projecten (L-ES19)
P a g e 50 | 80
Bijlagen I
Indeling van de deelgebieden
II
De watergangen in de Buitenhof
III
Libellen en vlinder inventarisatie
IV
Amfibieën en reptielen inventarisatie
V
Vogellijst
VI (A)
Vogel inventarisatiekaart
VI (B)
Vogelnesten verspreidingskaart
VII(A)
Bodeminsecten resultaten en plankaart
VII(B)
Plankaart insecteninventarisatie
VIII
Resultaten muizen inventarisatie
IX
Zoogdieren verspreidingskaart
X
Transect
XI
Extra aangeplante bomen, struiken en planten
XII
Plantenkaarten met legenda
Bijlage I
Indeling van de deelgebieden
Bijlage II
Enghwetering
Watergangen in de Buitenhof
Bijlage III Opname 1
Libellen en vlinder inventarisatie Datum: 6 Juni 2013
DGB 8 (HELOFYTENVIJVER) Libellen Veld Gewone Oeverlibel 1
Weersomstandigheden 22C Windkracht 4/5 Tijdstip: 13.15
(duur: 45 minuten)
Waterjuffers Lantaarntje Grote roodoogjuffer Azuurwaterjuffer Variabele waterjuffer
Veld 18 10 8 8
Vlinders Klein Koolwitje Dagpauwoog Icarusblauwtje Gamma uil
Veld 1 1 1 2
DGB 4 Libellen Viervlek Waterjuffers Lantaarntje Grote roodoogjuffer Azuurwaterjuffer Variabele waterjuffer Vlinders Icarusblauwtje Gammauil
Tijdstip: 15:00 Veld -
(duur 45 minuten) Sloot 2 (Paddenpoel) 1
2 1 1 2
24 3 8 2
-
7 2
DGB 1&2 Libellen Gewone Oeverlibel Platbuik Glassnijder Waterjuffers Lantaarntje Grote roodoogjuffer Variabele waterjuffer Vlinders Klein Koolwitje
Tijdstip: 16:00 Veld 1 (vrouwtje) 1 (vrouwtje) -
Sloot 1
2 -
47 2 17
1
-
Opname 2
Datum: 11 juni 2013
DGB 8 (HELOFYTENVIJVER Libellen Gewone Oeverlibel Smaragdlibel Waterjuffers Lantaarntje Grote roodoogjuffer Azuurwaterjuffer Variabele waterjuffer Vlinders Klein Koolwitje Gammauil
DGB 4 Libellen Viervlek Waterjuffers Lantaarntje Grote roodoogjuffer Azuurwaterjuffer Variabele waterjuffer Vlinders Icarusblauwtje Sint-Jansvlinder
DGB 1&2 Libellen Gewone Oeverlibel Smaragdlibel Glassnijder Waterjuffers Lantaarntje Grote roodoogjuffer Azuurwaterjuffer Variabele waterjuffer Vlinders Klein Koolwitje Kleine Vos Distelvlinder
Weersomstandigheden: 22 C Windkracht 2/3 Tijdstip: 15:00
(45 minuten)
Veld 1 3 Veld 32 17 6 6 Veld 1 2
Tijdstip: 15.45 Veld 3 1 -
Tijdstip: 16:30 Veld 3(2 vrouwtjes, 1 mannetje) 1 1 Veld 5 2 Veld 1 1
(45 minuten) Sloot 2 (Paddenpoel) 1 Sloot 52 25 4 6 Sloot 4 1
(45 minuten) Sloot 2 1 Sloot 33 18 11 20 Sloot 1 -
Bijzonderheden: Opvallend is de aanwezigheid van de smaragdlibel, deze is overheersend aanwezig in het gebied. Het is bijna windstil en er zijn merkbaar meer libellen aanwezig.
Onderstaande kaart is de toegepaste inventarisatie route van de opnamen 1 en 2. PLANKAART
SLOOT2 (Paddenpoel)
Bijlage IV
Amfibieën en reptielen inventarisatiekaart
(Paddenpoel)
ENGHWETERING Legenda: GK = Groene kikker RSP = Gewone pad
Bijlage V
Vogelsoortenlijst
Alle vogels waargenomen in het onderzoeksgebied tussen begin mei en 20 juni Nederlandse naamgeving Wetenschappelijke naamgeving Phalacrocorax carbo 1 Aalscholver Ardea cinerea 2 Blauwe Reiger Buteo buteo 3 Buizerd Pica pica 4 Ekster Phasianus colchicus 5 Fazant Phylloscopus trochilus 6 Fitis Garrulus glandarius 7 Gaai Apus apus 8 Gierzwaluw Anser anser 9 Grauwe gans Carduelis chloris 10 Groenling Psittacula krameri 11 Halsbandparkieten Columba oenas 12 Holenduif Columba palumbus 13 Houtduif Passer domesticus 14 Huismus Delichon urbicum 15 Huiszwaluw Dendrocopos minor 16 Kleine bonte specht Acrocephalus scirpaceus 17 Kleine karakiet Cygnus olor 18 Knobbelzwaan Chroicocephalus ridibundus 19 Kokmeeuw Parus major 20 Koolmees Corvus corone 21 Zwarte kraai Anas strepera 22 Krakeend Aythya fuligula 23 Kuifeend Fulica atra 24 Meerkoet Turdus merula 25 Merel Alopochen aegyptiaca 26 Nijlgans Ciconia ciconia 27 Ooievaar Cyanistes caeruleus 28 Pimpelmees Carduelis carduelis 29 Putter Passer montanus 30 Ringmus Erithacus rubecula 31 Roodborst Haematopus ostralegus 32 Scholekster Sturnus vulgaris 33 Spreeuw Phylloscopus collybita 34 Tjifstjaf Streptopelia decaocto 35 Turkse tortel Sylvia borin 36 Tuinfluiter Fringilla coelebs 37 Vink Sterna hirundo 38 Visdief Gallinula chloropus 39 Waterhoen Anas platyrhynchos 40 Wilde eend/soepeend Troglodytes troglodytes 41 Winterkoning Motacilla alba 42 Witte kwikstaart Sylvia atricapilla 43 Zwartkop
Bijlage VI (A)
Vogel inventarisatiekaart (Zie legenda met afkortingen op de volgende pagina)
KW
W (Losse waarneming)
Legenda codes vogelsoorten Afkorting: Bz Ek Fi Fz Gi Hd Heg Klk Km Mr Mrk NL Ooi Rg Tsj WH Wi Wie ZK Zp Tsj WH Wi Wie ZK Zp KW
Vogelsoort: Buizerd Ekster Fitus Fazant Gierzwaluw Houtduif Heggenmus Kleine karakiet Koolmees Merel Meerkoet Nijlgans Ooievaar Reiger Tjiftsjaf Waterhoen Winterkoning Wilde eend Zwarte kraai Zwartkop Tjiftsjaf Waterhoen Winterkoning Wilde eend Zwarte kraai Zwartkop Kwartels
Bijlage VI (B) Vogelnesten verspreidingskaart
Legenda: Ooi Fz Mrk Wk Wie Bz Klk Tf Zk
= Ooievaar = Fazant = Meerkoet = Winterkoning = Wilde eend = Buizerd = Kleine karakiet = Tsjiftjaf = Zwarte kraai
Waarnemingen van eind maart tot eind juni 2013
Bodeminsecten resultaten en plankaart
Bijlage VII (A)
Potje 1 Glanzende Snelloopkever Pissebed De waterspin Hooiwagen Glansloopkever
7 5 1 1
Potje 1 Hooiwagen De waterspin Pissebed Krompootdoodgraver Glanzende snelloopkever Glansloopkever Meeltor
Potje 5 Koffieboonspin Glansloopkever
Potje 5 Pissebed Meeltor
6
15 2
1 1
Potje 9 De waterspin Glansloopkever
3 8
Potje 9 De waterspin Glansloopkever Graanloopkever
6 3 2
1 12 5 1 3 2 5
Potje 2 De waterspin Meeltor Pissebed
4
Potje 4 4
4 Glansloopkever
Potje 2 De waterspin Pissebed
Potje 6 De waterspin Hooiwagen Glansloopkever
Potje 3 Mini slak
8 2 4
2 3
De waterspin Pissebed
7 4
Potje 3 De waterspin Pissebed
Potje 7 De waterspin Glansloopkever
Agonum dorsale
1
Potje 6 De waterspin Glansloopkever
Potje 7 12 De waterspin 10 Glansloopkever
2 5
1 2
3 1
Potje 4 Glansloopkever Meeltor
Potje 8 De waterspin Glansloopkever Glanzende loopkever
Potje 8 13 De waterspin 1 Glansloopkever Glanzende loopkever Meeltor
4 1
18 8 2
15 8 2 2
Bijlage VII (B) Plankaart insecteninventarisatie
Bijlage VIII
Resultaten inventarisatie muizen
(Zie zoogdieren verspreidingskaart voor locaties van muizenvallen) DGB 1 1 2 2 2 2 3
Datum: 6-5-2013 7-5-2013 1-5-2013 2-5-2013 x x 5-6-2013
Val 1 0 0 0 0 x x 0
Val 2 0 1 0 0 x x 0
Val 3 1 0 0 0 x x 0
Val 4 0 0 0 0 x x 0
Val 5 0 0 0 0 x x x
3
6-62013 16-63013 17-62013
0
0
0
1
x
0
0
0
0
x
0
0
0
0
x
x x x x 16-62013 17-62013
x x x x 0
x x x x 0
x x x x 0
x x x x 0
x x x x 1
0
1
0
0
0
3 3
5 5 6 6 7 7
X = Op deze locaties zijn de vallen niet meer uitgezet i.v.m. de tijd
Bijzonderheden: Veldmuis Veldmuis
1 muizenval is verdwenen (Mogelijke dader: zwarte kraai?) Veldmuis 9 muizenvallen tot mijn beschikking van 15-6 t/m 17-6 Het voer voor de muizenvallen is verdwenen, sommige vallen zijn door iets anders dichtgevallen. In de laatste trof ik mieren aan. 1 van de vallen is bezet geweest door een muis (keutels), maar heeft weten te ontsnappen
Veldmuis 1 van de vallen was dichtgevallen. Het lokvoer voor de muizenvallen is verdwenen/opgegeten (veldmuis)
Bijlage IX
Zoogdieren verspreidingskaart `
Bijlage X Transect
Bijlage XI
Extra aangeplante bomen, struiken en planten
Type Struik Struik Struik
Soort Gagel Blauwe kroos Gele kroos
Latijnse naam Myrica gale Prunus d.Damson Prunus domestica
Aantal 6 20 20
Deelgebied(en) 2 2 (bosakker) 2 (bosakker)
Datum: 12-11-2012 12-11-2012 12-11-2012
Veldesdoorn
Acer Campestre
20
Rode kornoelje Hazelaar
Cornus sanquinea
20
Corylus avellana
20
7
Boom
Wilde appel
Malus sylvestris
20
8
Boom
Wilde peer
Pyrus pyraster
20
Boom Struik 10 Struik
Wegedoorn
Rhamnus catharica
20
Bosroos
Rosa arvensis
20
2(tussen bosakker en Haarrijnse Rading) 2(tussen bosakker en Haarrijnse Rading) 2(tussen bosakker en Haarrijnse Rading) 2(rondom de bosakker) 2(rondom de bosakker) 2(tussen bosakker en Haarrijnse Rading) 2(tussen bosakker en Haarrijnse Rading)
29-11-2011
6
Struik Boom Boom Struik Heester
11 Boom 12 Boom
Hazelaar Meidoorn
50 50
? ?
11-2009 11-2009
13 Struik
75
?
11-2009
Lonicera xylosteum
25
?
11-2009
15 Heester 16 Struik 17 Boom
Gewone Liguster Rode kamperfoelie Sleedoorn Hondsroos Vlier
Corylus avellana Crataegus monogyna Ligustrum vulgare
Prunus spinosa Rosa canina Sambucus nigra
50 75 50
? ? ?
11-2009 11-2009 11-2009
18 Boom
Zomereik
Quercus robur
?
2007(aanleg)
19 Boom
Haagbeuk
Carpinus betulus
?
20 Boom
Fladderiep
Ulmus laevis
?
21 Struik
Veldesdoorn
Acer campestre
?
22 Struik
Meidoorn
Crataegus
?
23 Heesters
Lijsterbes
Sorbus
?
24 Plant
Zoete kers
Prunus avium
?
Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading
1 2 3 4 5
9
14 Struik
29-11-2011 29-11-2011 29-11-2011 29-11-2011 29-11-2011 29-11-2011
2007(aanleg) 2007(aanleg) 2007(aanleg) 2007(aanleg) 2007(aanleg) 2007(aanleg)
25 Struik
Hondsroos
Rosa canina
?
26 Plant
Gelderse roos
Viburnum opulus
?
27 Struik
Gewone Ligustrum
Ligustrum vulgare
?
28 Plant
Rode kornoelje Eenstijlige meidoorn
Cornus sanguinea
25
Crataegus mono gyna
25
Kardinaalmuts
Euonymus europeus
25
Ligustrum vulgare
50
32 Boom
Gewone Liguster Mispel
Mespilus germanica
10
33 Plant
Zoete kers
Prunus avium
50
34 Boom
Gewone kers
Prunus padus
50
35 Heester
Sleedoorn
Prunus spinosa
25
36 Struik Boom 37 Struik
Wegedoorn
Rhamnus cathartica
25
Gewone lijsterbes Gelderse roos
Sorbus aucuparia
50
Viburnum opulus
50
29 Struik Boom Plant 30 Struik 31 Struik
38 Struik
Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading Langs sloot Haarrijnse Rading
2007(aanleg)
1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel)
2012
1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel) 1(op de aangelegde heuvel)
2012
2007(aanleg) 2007(aanleg)
2012
2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012
Bijlage XI
Plantenkaarten met legenda
Deelgebied 1
Deelgebied 2.1
Deelgebied 2.2
Deelgebied 3
Deelgebied 4 & 5
Deelgebied 6 & 9
Deelgebied 7
Deelgebied 8