INVENTARISATIE BIOMASSASTROMEN UIT NATUUR EN LANDSCHAP IN DE PROVINCIE OVERIJSSEL PROVINCIE OVERIJSSEL
14 februari 2012 075791432:A - Definitief B02032.000286.0100
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Inhoud 1
Inleiding ____________________________________________________________________________________________ 2 1.1
Aanleiding en doelstelling ________________________________________________________________ 2
1.2
Leeswijzer
__________________________________________________________________________________
3
2
Aanpak _____________________________________________________________________________________________ 4
3
Resultaten _________________________________________________________________________________________ 9
4
5
3.1
Eindresultaten______________________________________________________________________________ 9
3.2
Bepaling energiewaarde _________________________________________________________________ 11
3.3
Belangrijkste parameters _________________________________________________________________ 11
Beschrijving van biomassastromen _________________________________________________________ 13 4.1
Hout ________________________________________________________________________________________ 13
4.2
Natuurgras ________________________________________________________________________________ 13
4.3
Bermgras ___________________________________________________________________________________ 15
4.4
Riet, rietplaggen en kragge ______________________________________________________________ 15
4.5
Heide _______________________________________________________________________________________ 16
4.6
Veen ________________________________________________________________________________________ 16
Conclusies en aanbevelingen ________________________________________________________________ 17 5.1
Aanbod van en vraag naar biomassa ___________________________________________________ 17
5.2
Invloed van en beheer op biomassastromen
5.3
Overige aandachtspunten
__________________________________________ 18
_______________________________________________________________ 19
Bijlage 1
Onderbouwing resultaten________________________________________________________________
Bijlage 2
Verslaglegging interviews _______________________________________________________________
Bijlage 3
Inventarisatie rondom Overijsselse Vecht
Bijlage 4
Stakeholdersanalyse biomassa uit natuur en landschap provincie Overijssel _____
Bijlage 5
Projectenoverzicht provincie Overijssel ________________________________________________
_____________________________________________
Colofon ___________________________________________________________________________________________________
075791432:A - Definitief
ARCADIS
1
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
HOOFDSTUK
1.1
1
Inleiding
AANLEIDING EN DOELSTELLING Bij inrichting en beheer van natuur en landschap komt biomassa vrij, soms in aanzienlijke hoeveelheden. Deze biomassa vormt in het huidige beheer en bij de aanleg van 'nieuwe’ natuur vaak een restproduct waarvoor geen nuttige toepassingen worden gevonden. Dit maakt het tot een post die drukt op de beheer- en inrichtingsbudgetten van de terreinbeheerders. Een voorbeeld hiervan is het lopende inrichtingsproject Olde Maten waar 1.000 ha aan nieuwe natuur wordt gecreëerd: bij de realisatie komt 800.000 m³ veen vrij en bij het daaropvolgende beheer ontstaat nog eens een stroom van 20.000 m³ veen en plantenresten per jaar (Bron: mondelinge mededeling DLG, 2011). De laatste jaren zijn er steeds meer toepassingen ontwikkeld waarbij uit biomassa energie kan worden gewonnen. Verwaarden van biomassa uit natuur en landschap kan helpen om de kosten voor inrichting en beheer structureel te reduceren. De provincie Overijssel heeft als doelstelling om 20% van het provinciale energieverbruik duurzaam te produceren. Energie uit biomassastromen speelt daarin een belangrijke rol. Het streven is om 60% van de energiedoelstelling te behalen door energie uit biomassa te benutten. Mest en afval zijn bekende biomassastromen. De provincie wil weten of de biomassa die vrijkomt uit inrichting en beheer van natuur een substantiële bijdrage kan leveren aan het behalen van de energiedoelstelling. Daarnaast wil de provincie weten wat de omvang en het potentieel van die bijdrage is. Om hier invulling aan te kunnen geven, is een beeld nodig van de bestaande biomassastromen en de mate waarin die stromen (kunnen) worden benut. Dat beeld is op dit moment onvolledig. Het onderzoek waarvan het voor u liggende rapport verslag doet, beoogt hierin te voorzien door: 1. Een indicatie te geven van de verschillende biomassastromen die ontstaan bij de inrichting en het beheer van natuur.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
2
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
2. Een indicatie te geven van de thans in Overijssel bestaande mogelijkheden om biomassa uit natuur te benutten voor de opwekking van energie. Uitgangspunten voor dit onderzoek zijn de huidige provinciale doelstellingen: 1. Binnen het programma Energiepact is biomassa de belangrijkste duurzame energiebron voor het halen van de energiedoelstelling. 2. Ecologische doelstellingen voor behoud en versterking kwaliteit natuur en (cultuur) landschap.
1.2
LEESWIJZER Er is voor gekozen om de hoofdtekst beknot te houden. De gevolgde aanpak voor deze inventarisatie wordt stapsgewijs beschreven in hoofdstuk 2. De uiteindelijke resultaten van het onderzoek, resulterend uit bijlage 1 en 2, zijn in één tabel in hoofdstuk 3 samengevat en kort toegelicht. Hoofdstuk 4 vat de onderzoeksresultaten per biomassastroom samen. Hoofdstuk 5 besluit met enkele constateringen en conclusies. Bijlage 1 ‚Onderbouwing van de resultaten‛ geeft de resultaten weer van de werkwijze zoals deze is beschreven in hoofdstuk 2. In deze bijlage wordt uitgelegd hoe overzichtstabel 1 in hoofdstuk 3 tot stand is gekomen. De interviews met de eigenaren/terreinbeheerders van de natuurgebieden en de biomassaverwerkers, zijn opgenomen als bijlage 2. Bijlage 3 geeft een weergave van praktische hoeveelheid biomassa voor het gebied van 5 km rondom de Overijsselse Vecht. Deze is apart vermeld omdat dit een aparte opdracht betreft buiten deze inventarisatie om voor het project ‘Ruimte voor de Vecht’. De onderbouwing van de resultaten zijn gemakshalve meegenomen in bijlage 1. Bijlage 4 bevat een stakeholderanalyse op het gebied van biomassa uit natuur en landschap binnen de provincie Overijssel, uitgevoerd door T. Hoppe namens de Universiteit Twente in het kader van project BE2.O. Tot slot is in bijlage 5 een overzicht toegevoegd met initiatieven op het gebied van bioenergie en uitvoering zijnde en geplande inrichtingsprojecten in de provincie Overijssel.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
3
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
HOOFDSTUK
2
Aanpak
Het onderzoek is uitgevoerd in zes stappen, die hieronder worden beschreven. Bij elke stap is een stroomdiagram weergegeven met daarin een visuele weergave van de activiteiten per stap. Bij de activiteiten staan de hoofdstukken, paragrafen en de tabellen aangegeven. Deze refereren naar bijlage 1, of naar de hoofdtekst. Stap 1: Bepalen hoeveelheid vrijkomende biomassastromen Allereerst is er een keuze gemaakt voor de soorten biomassastromen die worden meegenomen in dit onderzoek. Deze zijn ingedeeld in hoofdcategorieën en subcategorieën Vervolgens zijn er hoofdklassen en codes voor grondgebruik geselecteerd op basis van de LGN6 legenda (Landelijk Grondgebruik Nederland, versie 6), welke als ondergrond dienen voor het inventariseren van de biomassastromen. Hiermee wordt een koppeling gemaakt met de LGN6 structuur in Geografisch Informatie Systeem (GIS) van de provincie Overijssel (‚Atlas van Overijssel‛). Op basis van de geselecteerde typen grondgebruik wordt een verdere onderverdeling gemaakt naar eigenaren en terreinbeheerders. Voor Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Landschap Overijssel kunnen de oppervlakten in hectares op deze wijze worden gegenereerd. Gegevens van overige terreinbeheerders en eigenaren als Overijssels Particulier Grondbezit, Waterschappen en Provincie Overijssel (m.b.t. gegevens bermmaaisel) waarvan geen informatie uit GIS kan worden gehaald, zijn geïnventariseerd door middel van interviews en literatuur.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
4
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Stap 1: Bepalen hoeveelheid vrijkomende biomassastromen
B1. Bepalen soorten biomassa Tabel 2 → Bepalen inventarisatie van soorten biomassa met een verdere onderverdeling in subcategorieën
B2. Bepalen hoeveelheden
B2.1. GIS-inventarisatie
B.2.1.1 Onderverdeling biomassastromen naar grondgebruik · Tabel 3 → Onderverdeling soorten biomassa op basis van LGN6-indeling · Tabel 4 → Integratie van tabel 2 in 3
B2.1.2. Eigenaren terreinbeheerders Gegevens hoeveelheden van eigenaren/terreinbeheerders die met GIS kunnen worden geïnventariseerd: · Staatsbosbeheer (SBB) · Natuurmonumenten (NM) · Landschap Overijssel (LO) Gegevens hoeveelheden van eigenaren/terreinbeheerders die met literatuur/ interviews worden geïnventariseerd: · Overijssels Particulier Grondbezit (OPG) · Vijf waterschappen · Provincie Overijssel (alleen betrekking op bermmaaisel)
B2.1.3. Regionale indeling GIS-inventarisatie Gegevens uit tabel 4 worden geïntegreerd met eigenaren/terreinbeheerders (SBB, NM, LO) en onderverdeeld naar 3 schaalniveaus: · Tabel 5 → Provincie · Nationale landschappen en parken o Tabel 6 →Nationaal landschap IJsseldelta (inclusief 85 ha buiten provinciale grens) o Tabel 7 →Nationaal park Weerribben-Wieden o Tabel 8 → Nationaal landschap Noordoost Twente o Tabel 9 → Nationaal park Sallandse Heuvelrug · Tabel 10 → 5 km rondom Overijsselse Vecht (is afzonderlijke opdracht)
B2.2. Ontbrekende hoeveelheden welke niet uit GIS kunnen worden gehaald Tabel 11 → Gegevens ontbrekende eigenaren/terreinbeheerders (OPG, vijf waterschappen, provincie Overijssel) verkregen via interviews en literatuur
Naar Stap 2
Stap 2: Bepalen theoretisch winbare hoeveelheden biomassa In stap 2 worden de natuurtypen vertaald naar winbare hoeveelheden biomassa. Dit wordt gedaan aan de hand van data uit literatuur. De bronnen die wij hiervoor hebben geraadpleegd, zijn weergegeven in bijlage 1 met daarbij verwijzingen naar literatuur in voeten eindnoten. Na stap 2 beschikken we over een overzicht van theoretisch winbare hoeveelheden biomassa, verdeeld naar natuurtypen in tonnages droge stof per jaar.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
5
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Stap 2: Bepalen theoretisch winbare hoeveelheden biomassa
B3. Bepalen theoretisch biomassapotentieel Tabel 12 → Bepalen kengetallen uit literatuur voor bepalen beschikbare hoeveelheid biomassa uitgedrukt in ton droge stof per hectare per jaar
Naar Stap 3
De biomassastromen in deze inventarisatie zijn ook in vele andere onderzoeken geïnventariseerd (Alterra, Stichting Probos, Natuurlijk Advies, BEON, etc.). Soms betreft het gedeelten van de hier geïnventariseerde stromen (deelgebieden), soms ook gaat het om inventarisaties op een schaal die de provinciegrenzen overstijgt. Daardoor zijn de resultaten in de meeste gevallen niet vergelijkbaar met het voorliggende onderzoek. Een andere factor die vergelijking met reeds uitgevoerd onderzoek bemoeilijkt, is het feit dat de wijze van inventariseren veelal verschilt. Dit is het gevolg van de opzet met betrekking tot onder andere: gebiedsindeling, eigenaren, categorieën biomassa, kengetallen voor bepalen hoeveelheid, etc. Stap 3: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders In stap 3 worden de gegevens uit stap 1 en 2 met behulp van interviews voorgelegd aan de eigenaren en terreinbeheerders om ze te verifiëren en aan te vullen. In deze gesprekken wordt ook ingegaan op:
plannen voor ontwikkeling van nieuwe natuur of ingrijpende wijzigingen in beheer die niet in de verzamelde data tot uiting komen;
huidige verwerking van de biomassa (typen, hoeveelheden, bestemmingen);
initiatieven voor verwaarding van biomassa waar de betreffende eigenaar bij betrokken is.
Stap 3: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders
B4. Verificatie gegevens uit GIS-inventarisatie en literatuur Toetsen en eventueel wijzigen van de gegevens uit tabel 1 t/m 12 aan de hand van gegevens uit interviews en/of literatuur. Gewijzigde tabellen zijn in deze paragraaf weergegeven:
· · ·
Tabel 13 Doorvoeren wijzigingen in GIS-inventarisatie provinciale schaal (tabel 5) Tabel 14 Doorvoeren wijzigingen in GIS-inventarisatie nationaal park Weerribben-Wieden (tabel 7) Tabel 15 Doorvoeren wijzigingen in kengetallen uit literatuur (tabel 12)
Naar Stap 4
Stap 4: Van theoretisch naar praktisch potentieel In de hiervoor beschreven stappen is een inschatting van de theoretische hoeveelheid aan biomassa uit natuur bepaald. Oftewel een hoeveelheid gebaseerd op beschikbare informatie vanuit literatuur en kaartmateriaal. Op basis van de gegevens uit de interviews met eigenaren en terreinbeheerders is er al een stap gemaakt richting een hoeveelheid die ook werkelijk (praktisch) winbaar is.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
6
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Om de praktische hoeveelheid verder te benaderen wordt per biomassastroom en per eigenaar/terreinbeheerder de hoeveelheden vermenigvuldigd met de volgende percentages:
Het praktisch oogstbare deel.
Het ecologisch wenselijk oogstbare deel.
Het gedeelte wat beschikbaar is voor energie.
De percentages zijn bepaald aan de hand van literatuur, interviews en aannames (‘expert judgement’). De toelichting van deze percentages staat beschreven in hoofdstuk 3. Tabel 17 geeft de werkelijke (praktische) percentages met onderbouwing weer.
Stap 4: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders
B5.Van theoretisch naar praktisch potentieel Bepalen percentages praktisch oogstbare deel, ecologisch wenselijk deel, gedeelte voor energie per biomassastroom per eigenaar/terreinbeheerder · Tabel 16 Rekenvoorbeeld bepalen praktisch biomassapotentieel · Tabel 17 Percentages voor bepalen praktisch biomassapotentieel
Naar Stap 5
Stap 5: Bepalen tussenresultaten Aan de hand van de gegevens uit de voorgaande stappen (1 t/m 4) kan worden gestart met het bepalen van de hoeveelheid praktisch winbare biomassa in ton droge stof per jaar. Behalve een totaal overzicht op provincieniveau (tabel 1, Hoofdstuk 3), wordt er ook inzicht gegeven in de productie op regionaal niveau op basis van de vier nationale parken en landschappen (tabel 18 t/m 21, bijlage 1). Daarnaast dienen deze gegevens als input voor tabel 1. Om tabel 1 volledig te maken, dient het ‘resterende gebied’ te worden bepaald. Het ‘resterende gebied’ (tabel 22, bijlage 1) heeft betrekking op de gebieden buiten de nationale parken en landschappen binnen de provinciegrens. Voor de bovenstaande vijf gebieden geldt dat alleen Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Landschap Overijssel worden meegenomen, omdat deze op basis van de GISinventarisatie circa 95% van deze gebieden in eigendom of beheer hebben. Van het resterende deel kunnen de eigenaren niet uit de GIS-inventarisatie of literatuur worden afgeleid. De overige eigenaren en terreinbeheerders (Overijssels Particulier Grondbezit, Waterschappen en Provincie Overijssel (m.b.t. gegevens bermmaaisel)) zijn apart op provinciale schaal geïnventariseerd (tabel 23, bijlage 1). In tabel 1 van hoofdstuk 3 worden alle hierboven genoemde tussenresultaten samengevoegd. Op verzoek van de opdrachtgever zijn de gegevens van het gebied tot 5 km aan weerszijde van de Overijsselse Vecht afzonderlijk gepresenteerd in tabel 24 van bijlage 3. Deze gegevens worden al meegenomen in tabel 1 op basis van de voorgaande indeling. Oftewel hierin vindt overlap plaats.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
7
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Stap 5: Bepalen tussenresultaten
B6.Bepalen tussenresultaten Bepalen praktisch oogstbare deel voor de gebieden van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Landschap Overijssel: · Tabel 18 → Nationaal landschap IJsseldelta (inclusief 85 ha buiten provinciale grens) · Tabel 19 → Nationaal park Weerribben-Wieden · Tabel 20 → Nationaal landschap Noordoost Twente · Tabel 21 → Nationaal park Sallandse Heuvelrug · Tabel 22 → Resterende gebieden binnen provinciaal gebied Bepalen praktisch oogstbare deel voor de gebieden van Overijssels Particulier Grondbezit, vijf waterschappen, en Provincie Overijssel m.b.t. bermmaaisel: · Tabel 23 → Hoeveelheden resterende eigenaren/terreinbeheerders binnen provinciaal gebied
Integratie van alle tussenresultaten (tabel 18 t/m 23)
Resultaat = Tabel 1, Hoofdstuk 3
Naar Stap 5
Stap 6: In gesprek met verwerkingsinstallaties Als volgende stap is onderzocht hoe het praktisch winbare potentieel zich verhoudt tot de in Overijssel beschikbare en geplande capaciteit voor verwerking van biomassa in vergistingsen verbrandingsinstallaties. Dit is gedaan aan de hand van de provinciale ‚Energieatlas‛ en drie interviews met eigenaren/beheerders van verwerkingsinstallaties. De volgende partijen zijn geïnterviewd:
Twence B.V. (Hengelo)
ROVA (Zwolle)
Fam. Hulter, Mestvergister (Anerveen)
De verslagen van de interviews zijn weergegeven in bijlage 3.
Stap 6: In gesprek met verwerkingsinstallatie
Hoofdstuk 4. Beschrijving van biomassastromen · Beschikbare en geplande capaciteit voor verwerking van deze biomassastromen · Overzicht is van bestaande en geplande verwerkingsinstallaties (afbeelding 1 en 2) · Verslagen interviews (Bijlage 3)
Conclusies en aanbevelingen
075791432:A - Definitief
ARCADIS
8
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
HOOFDSTUK
3.1
3
Resultaten
EINDRESULTATEN In tabel 1 zijn de eindresultaten van de hoeveelheden praktisch winbare biomassa weergegeven. Een uitgebreide toelichting van de stappen die hebben geleid tot deze tabel zijn beschreven in hoofdstuk 2 en bijlage 1. De laatste twee kolommen (9 en 10) van tabel 1 geven de totale hoeveelheden biomassa weer (in ton droge stof per jaar en GJ per jaar) die geoogst kunnen worden op basis van drie factoren waaronder het:
praktische oogstbare deel,
het ecologisch beschikbare deel
en gedeelte wat beschikbaar is voor energie.
De in tabel 1 gepresenteerde hoeveelheden zijn via een aantal stappen verkregen uit de geschatte biomassaproductie van de verschillende terreintypen (‘klassen’ in kolom 2). Het praktisch oogstbare deel (tabel 17, bijlage 1) is het percentage van de biomassa dat logistiek bereikbaar is met materieel ( zaag- een oogstapparatuur, transportmaterieel). Dit percentage is bepaald op basis van literatuur, praktijksituaties en informatie uit interviews. Het is een ‘generiek’ percentage per terreintype, dat niet is gespecificeerd per gebied. Uit ecologisch oogpunt is het niet altijd wenselijk alle biomassa die oogstbaar is ook werkelijk te oogsten of uit het gebied af te voeren. Voorbeelden hiervan zijn het achterlaten van dood hout en het inrichten van broeihopen. Het ecologisch wenselijk oogstbare deel (tabel 17, bijlage 1) is het percentage dat vanuit ecologisch standpunt gezien, uit het gebied kan worden afgevoerd. Ook dit is een generiek percentage per natuurtype, dat niet is gespecificeerd per natuurgebied of beheerder. Een percentage hiervan is benutbaar voor energie (tabel 17, bijlage 1). Een deel van de biomassa kent op dit moment al een toepassing; denk hierbij aan gras dat wordt gebruikt als veevoer (hetzij door begrazing, hetzij na oogst) en hout dat nu al door de beheerders rechtstreeks aan particulieren wordt verkocht. In deze inventarisatie is de keuze gemaakt om dit deel van de biomassa af te trekken van het totale potentieel. Het resultaat van het percentage voor energie is de praktisch beschikbare hoeveelheid (kolommen 9 en 10, tabel 1). Om de verschillende stappen te illustreren, is een rekenvoorbeeld gegeven bij tabel 1. Daarnaast staan per kolom bij tabel 1 verwijzingen vermeld naar de betreffende tabellen in bijlage 1 met een verdere onderbouwing van de gegevens.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
9
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 1
Code (1)
Klasse (2)
Biomassa (3)
Subcategorieën biomassa (4)
Hectares (5)
Nr.
Totaal in ha (6)
ha
11
Loofbos
12
Naaldbos
Hout uit productiebos
40
Bos in hoogveenweidegebied
Hout uit natuurbos
Spilhout Tak- en tophout
54
22
1.530
1.357
16.156
19.119
5
1.352
0
0
3.593
4.950
Spilhout
Resterende gebieden
Sallandse Heuvelrug
Noordoost-Twente
de provincie Overijssel
Weerribben-Wieden
IJsseldelta
onderhoud van natuur in
IJsseldelta
biomassa uit beheer en
Sallandse Heuvelrug
Soort biomassa Noordoost-Twente
LGN6-indeling
beschikbare hoeveelheid
Resterende gebieden
Bepaling praktisch beschikbare hoeveelheid biomassa uit beheer en onderhoud van natuur in de provincie Overijssel Weerribben-Wieden
Totaaloverzicht
Bijgroei (7)
Tonnages droge stof per jaar (8)
tonds/ha/jaar
tonds/per jaar
Totaal praktisch potentieel (9)
Energie-inhoud (10)
tonds/per jaar
GJ per tonds/per jaar
1,66 - 4,99
0
0
0
0
0
0
0
1,2
3
1
78
77
494
651
12.8901
0
0
0
0
0
0
0
1,66 - 4,99
43
Bos in moerasgebied
Tak- en tophout
1,2
0
30
0
0
13
43
8511
36
Heide
Heide
1,7
0
0
12
50
251
313
5.6652
37
Matig vergraste heide
38
Sterk vergraste heide
50
0
0
395
1.640
8.305
10.340
-2
2,3
315
948
3
0
298
1.564
29.4033
100
1.245
41.195
13
0
1.178
43.631
545.3884
-
101.240
-
-
-
101.240
1.265.5004
2.083
555
48
1.807
4.771
38.1685
Heide
0
0
251
1.041
5.273
6.565
498
2.427
5
0
471
3.401
-
296
-
-
-
296
242
2.107
505
38
1.955
4.847
4,0
278
Bermmaaisel
-
-
-
-
9.700
9.700
2,4
-
-
-
23.280
23.280
186.2405
Maaisel van taluds en kaden
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
3.238
3.238
25.9045
799
6.204
2.286
2.436
37.148
1.223
2.508
41.043
192.110
2.110.009
Heideplaggen (Overjarig) riet en rietsluiksel
42
Rietvegetatie
Riet
Rietplaggen Rietkraggen
45
Natuurgraslanden
Natuurgras
1
Agrarisch gras e.o.
Bermmaaisel
075791432:A - Definitief
-
1.000
1.841
ARCADIS
10
145.497
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
3.2
BEPALING ENERGIEWAARDE Voor het praktisch potentieel is er tot slot een schatting gedaan van de energie-inhoud per biomassastroom. De energiewaarden zijn berekend op basis van onderstaande uitgangspunten. De nummering refereert aan de cijfers in de laatste kolom: 1. 19,8 GJ/tonds1: Energiewaarde bij verbranding van hout uit bos en landschap 3. 18,1 GJ/tonds1: Energiewaarde bij verbranding van heidemaaisel. Omdat de verbrandingswaarde voor natuurgras hetzelfde is, wordt geen onderscheid gemaakt tussen matig en sterk vergraste heide. Bij de huidige stand van de techniek zijn heideplaggen ongeschikt voor energieproductie. 4. 18,8 GJ/tonds1: Energiewaarde bij verbranding van riet en rietsluiksel. 5. 12,5 GJ/tonds2: Voor de energiewaarde bij verbranding van rietplaggen en -kraggen zijn de energiewaarden van gedroogde turf aangehouden. Omdat – voor zover bekend – er geen ervaringen zijn met de verwerking van deze materialen voor energieproductie, is onduidelijk of deze energieopbrengst werkelijk haalbaar is. 6.
8 GJ/tonds3: Energiewaarde bij vergisting van natuurgras, bermgras en gras van waterwegen4.
De schatting van de totale energiewaarde van biomassa uit natuur komt neer op 2.110.009 GJ (2,1 PJ = Petajoule). Dit is een waarde die uitgaat van benutting van alle stromen. Wanneer we ons beperken tot de stromen waarvoor op dit moment al technieken operationeel zijn (hout en gras) is de potentiele energieopbrengst 264.053 GJ (0,26 PJ).
3.3
BELANGRIJKSTE PARAMETERS Hieronder volgen enkele aannames die noodzakelijkerwijs gedaan zijn en die een relatief groot effect kunnen hebben op de cijfers in de tabel. Wanneer de wens bestaat de marges te verkleinen, zijn dit de parameters waar energie in moet worden gestoken. Hout Er heerst onduidelijkheid over de definitie ‘natuurbos’. In het algemeen wordt hier bos onder verstaan waaruit niet wordt geoogst en vanwege ecologische doelstellingen met ‘rust‘ wordt gelaten. Echter Staatsbosbeheer heeft in het interview aangegeven dit verschil niet te hanteren. Dit verschil wordt echter wel gehanteerd in de LGN6 (GIS), waarbij loof- en naaldbos onder hoofdklasse ‘bos’ vallen en bos in moeras- en hoogveengebied onder hoofdklasse ‘natuur’.
1
Pag. 40, Koppejan J., Elbersen W., Meeusen M., Bindraban P., 2009, Beschikbaarheid van Nederlandse
biomassa voor elektriciteit en warmte in 2020, Senternovem, projectnr. 200809 2
http://nl.wikipedia.org/wiki/Turf (brandstof)
3
Bron: Binas, Noordhoff Uitgevers
4
1 ton nat gras levert ca. 140 m³ biogas op. Qua verbrandingswaarde komt dit overeen met 0,65x140 m³
= 91 m³ aardgas. De verbrandingswaarde van aardgas is ongeveer 35MJ/m³. Dit resulteert in 91 m³ x 35MJ/m³ = 3185 MJ/m³ (3,185 GJ/m³). Deze waarde is vervolgens teruggerekend naar een gasopbrengst per ton droge stof. Uitgaande van een droge stof gehalte van 40 % is de energieopbrengst per ton droge stof 8 GJ. 075791432:A - Definitief
ARCADIS
11
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Door dit verschil in definiëren kan het voorkomen dat oppervlakten niet worden meegenomen, terwijl er wel (snoei)hout uit wordt gehaald. Om beter zicht te krijgen op de hoeveelheden bos waaruit geoogst kan worden, zou het daarom zinvol zijn om deze definitie voor bepaalde gebieden onder de loep te nemen, c.q. te herdefiniëren. Naast hout uit onderhoud en beheer van natuurgebieden komt er ook snoeihout vrij uit landschapselementen (singels, houtwallen, etc.) zowel in beheer van overheidsinstanties als particulieren. Deze hoeveelheden zijn niet meegenomen in deze inventarisatie. In hoeverre dit een bijdrage kan leveren aan energieopwekking is niet bekend. Momenteel worden al wel op regionale schaal projecten opgezet om dergelijke biomassastromen nuttig te maken. Een voorbeeld hiervan is het project ‚Duurzame energiewinning uit het nationaal landschap Noordoost Twente‛ uitgevoerd door Aequator Groen & Ruimte en Welhuis landschapsonderhoud en –advies. Heide Voor heide wordt een onderverdeling gemaakt in ‘heideplaggen’ en ‘heidemaaisel’. Heideplaggen zijn nog niet bruikbaar voor energieproductie. Heidemaaisel in potentie wel, maar kent nu deze toepassing nog niet. In het heidebeheer staat niet langjarig vast welke vorm van beheer zal worden uitgevoerd (maaien of plaggen). Daarbij zit er een groot verschil tussen de beheermaatregelen van de verschillende eigenaren en terreinbeheerders. De aannames die noodzakelijkerwijs moesten worden genomen, hebben een grote invloed op de cijfers in de tabel. Riet Voor de hoeveelheid vrijkomende biomassa uit rietkraggen zijn vooralsnog alleen gegevens bekend vanuit het Nationaal Park Weerribben-Wieden, waarbij het al om grote hoeveelheden gaat. Het is zeer wel mogelijk dat er meer gebieden in de provincie zijn waar rietkraggen kunnen vrijkomen. Dit zouden bijvoorbeeld gebieden in de IJsseldelta kunnen zijn. Algemeen De hoeveelheden in tabel 1 geven een indicatie van de hoeveelheid vrijkomende biomassa uit beheer en onderhoud. Naast dit wordt ook ‘nieuwe’ natuur ontwikkeld. Bij het inrichten hiervan komen in veel gevallen grote hoeveelheden biomassa vrij. Deze hoeveelheden zijn niet meegenomen in de tabel omdat dit éénmalige hoeveelheden zijn die onregelmatig over een lange termijn vrijkomen. Echter voor de winning van bio-energie verdient dit de aandacht.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
12
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
HOOFDSTUK
4
Beschrijving van biomassastromen 4.1
HOUT Stammen (spilhout) worden veelal afgevoerd. Tak- en tophout blijven vrijwel altijd liggen of worden versnipperd en blijft dan alsnog achter in het gebied. De totale hoeveelheid winbaar hout wordt geschat op 700 ton droge stof per jaar. Op dit moment is verbranding van hout de enige commercieel beschikbare techniek naast torrefactie. Er is zowel vraag naar gekloofd hout als naar snippers en pellets. Daarnaast wordt ook hout verwerkt tot biocoal (Stamproy Green in Steenwijk). De website van de provincie Overijssel (http://www.overijssel.nl/overijssel/cijferskaarten/digitale-kaarten/) geeft een overzicht van biomassa verbrandingsinstallaties. Het is niet mogelijk uit de op de site vermelde informatie de totale houtbehoefte af te leiden, maar in ieder geval is duidelijk dat de gezamenlijke vraag naar hout de winbare hoeveelheid in zeer ruime mate overtreft. Hierbij moet worden opgemerkt dat een deel van de houtproductie (die buiten de geraamde hoeveelheid valt omdat deze al een bestemming heeft) al lokaal wordt benut. Voor hout is inmiddels een markt ontstaan waarbij de prijzen geleidelijk stijgen. Momenteel brengen houtsnippers 15 à 40 euro per ton op, houtpellets 100 – 300 euro per ton en gekloofd hout 200 – 300 euro per ton. De prijs wordt beïnvloed door (onder meer) de door de kwaliteit en de oogstmethode. Oftewel hoe ‘schoon’ wordt het product bij de verwerker aangeleverd, bijvoorbeeld hout met vervuiling veel bladeren, zand of andere brengt minder op. Uiteraard geldt dit ook voor de andere biomassastromen.
4.2
NATUURGRAS Voor zover natuurgras niet als veevoer wordt benut, wordt het afgevoerd naar composteerders of wordt het beheerd door middel van begrazing. Incidenteel wordt het geleverd aan vergistingsinstallaties. In gebieden buiten Overijssel wordt het materiaal soms ondergewerkt op akkerbouwpercelen. Mogelijk gebeurt dit ook in Overijssel, maar tijdens de interviews is dit niet genoemd. De totaal beschikbare hoeveelheid natuurgras wordt geraamd op 4.700 ton droge stof per jaar. Voor energieopwekking uit gras is vergisting op dit moment de enige operationele techniek. Er lopen onderzoeken naar andere opties, waarbij gras wordt ontleed in meerdere stromen
075791432:A - Definitief
ARCADIS
13
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
voor hoogwaardiger toepassingen (raffinage). Deze technieken zijn nog niet op commerciële schaal beschikbaar. De website http://www.overijssel.nl/overijssel/cijfers-kaarten/digitale-kaarten/ van de provincie Overijssel geeft een overzicht van de actieve en geplande vergistingsinstallaties. In totaal gaat het om veertien vergisters, waarvan zes op dit moment nog niet in bedrijf zijn. Twaalf installaties zijn (co-)mestvergisters, twee zijn GFT-vergisters. De totale capaciteit van de al draaiende mestvergisters voor andere stromen dan mest is 61.500 ton/jaar. Voor de vergisters die nog niet in bedrijf zijn, is dit 59.500 ton/jaar. Dit is het minimum, omdat van vier van deze vergisters de capaciteit nog onbekend en daarom niet meegenomen is. De twee GFT-vergisters hebben een totale capaciteit van 95.000 ton/jaar. De beschikbare capaciteit overschrijdt in zeer ruime mate het aanbod aan natuurgras. Natuurlijk is de capaciteit niet volledig beschikbaar, voor de GFT-vergisters geldt dat het volume grotendeels al ‘bezet’ is door GFT-stromen. Maar ook als daar rekening mee wordt gehouden, is er ruim voldoende capaciteit om alle natuurgras te verwerken. Of het materiaal ook daadwerkelijk in de vergisters kan worden verwerkt, wordt in hoofdzaak bepaald door marktfactoren. De financieel succesvolle agrarische vergisters genereren hun winst in belangrijke mate door de marktprijzen voor biomassastromen scherp te volgen en in te kopen wat op dat moment aantrekkelijk is. Vanuit de vergisters neemt de belangstelling voor natuurgras toe. Dit blijkt wel uit de prijsontwikkeling van natuurgras dat aangeboden wordt bij vergisters: moest aanvankelijk nog geld worden betaald aan de poort, inmiddels brengt het materiaal (soms) geld op. Dit wordt ongetwijfeld mede veroorzaakt door de prijsontwikkeling van concurrerende biomassastromen (die aanvankelijk in ruime mate en tegen lage prijzen beschikbaar waren, maar inmiddels schaars worden). De prijs voor verwerking van gras in vergisters wordt bepaald door factoren als het moment van productie, procesfactoren en kwaliteit van de biomassa. Het aanbod ‘aan de poort’ van biomassacentrales fluctueert aanzienlijk in de loop van het jaar en wordt in belangrijke mate bepaald door seizoensinvloeden. Wanneer een aanbieder in staat is te leveren op een moment dat het aanbod van andere stromen afneemt, is dat gunstig. Vergisters hebben behoefte aan een goede mix van materialen en kunnen dus niet uitsluitend sturen op marktprijzen. Zo heeft de ROVA aangegeven behoefte te hebben aan een zekere hoeveelheid structuurrijk materiaal, die afkomstig zou kunnen zijn uit natuurbeheer. Ook hierbij geldt dat dan wel op het juiste moment moet worden geleverd. Een andere procesfactor is de hoeveelheid stikstof in het gras, een te grote hoeveelheid is ongunstig voor de microbiologie van de vergister. In dit opzicht kan toevoeging van het schrale natuurgras gunstig zijn. Een te grote hoeveelheid zand in het maaisel maakt het materiaal minder geschikt voor vergisting en zal ook van invloed zijn op de prijs. De oogstmethode is dus van invloed op de ‘afzetbaarheid’ van het materiaal.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
14
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
4.3
BERMGRAS Bermmaaisel wordt doorgaans afgevoerd naar composteerders. Een deel blijft achter in de berm. Er lopen veelbelovende experimenten met vergisting. Vooralsnog is echter de regelgeving belemmerend; bermmaaisel wordt beschouwd als een afvalstof en ook digestaat dat vrijkomt bij vergisting moet als zodanig worden beschouwd. De verwachting is dat de regelgeving op termijn gunstiger wordt. Daarnaast leidt de huidige inzamelingstechniek tot een product dat te veel zand bevat, wat het materiaal minder geschikt maakt voor vergisting. Een voorbeeld hiervan is het klepelen van maaisel, waarna het wordt opgezogen. Dit brengt veel zand met zich mee. Om bermgras toe te kunnen passen zou het op zwad moeten worden gelegd en vervolgens worden opgeraapt. De totale hoeveelheid bermgras van gemeentelijke, provinciale en rijkswegen is 23.000 ton droge stof (57.500 tonnat bermmaaisel). Maaisel van taluds en kaden van waterschap terreinen omvat 3000 ton droge stof (7.500 ton nat maaisel).
4.4
RIET, RIETPLAGGEN EN KRAGGE Riet, dat niet geschikt is voor dakbedekking, wordt meestal verbrand in het veld. Op basis van de ons beschikbare informatie is niet te zeggen om welke hoeveelheden het gaat. Overigens zullen de hoeveelheden ook per jaar verschillen: als de weersomstandigheden ongunstig zijn, wordt er minder geoogst en het jaar daarop meer verbrand. Omdat verbranden ongewenst is, zoekt men nu naar andere oplossingen. De grootste hoeveelheid die uit de gebieden wordt afgevoerd, gaat naar composteerders. Deze hoeveelheid zal aanzienlijk groter worden als er geen alternatieven beschikbaar komen en verbranden wordt verboden. De totale hoeveelheid wordt geschat op 1.500 ton droge stof per jaar. Er zijn verschillende ontwikkelingen en onderzoeken gaande die perspectief bieden op een oplossing. Zo wordt momenteel onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid van vergisting met een voorontsluiting. Verder loopt een onderzoek dat gericht is op de verwerking van riet tot board. Er wordt geëxperimenteerd met verbranding. Tenslotte schijnt er belangstelling te bestaan vanuit de agrarische sector om riet te gebruiken als strooisel in stallen. Een groter probleem vormen de rietplaggen (44.000 ton droge stof per jaar) en kragge (100.000 ton droge stof/jaar). Hiervoor bestaan op dit moment nog geen andere oplossingen dan compostering of (voor de plaggen) verwerking in grondlichamen. Als lokaal nuttige toepassingen kunnen worden gevonden, hoeft dit laatste niet bezwaarlijk te zijn. Vooral voor de plaggen geldt dat het hoge zandgehalte vooralsnog een onoverkomelijk probleem vormt bij de inzet voor energiedoeleinden. Voor zover ons bekend wordt nog geen onderzoek gedaan naar oplossingen voor dit probleem. Waarschijnlijk omdat de problematiek wordt beschouwd als dermate lastig dat men geen pogingen doet. De logistiek vormt een bijkomstig probleem.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
15
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
4.5
HEIDE Heide wordt of geplagd of gemaaid. De hoeveelheid heide wordt geschat op 300 ton droge stof per jaar, de hoeveelheid heideplaggen op 10.000 ton droge stof per jaar. De schatting wordt echter in sterke mate beïnvloed door aannames over de verdeling plaggen – heide. Heidemaaisel wordt o.a. toegepast als materiaal voor luchtfiltering in varkenstallen, bodemmateriaal in potstallen c.q. ligboxen en als compost. Heideplagsel blijft voor een klein gedeelte liggen in het terrein om ecologische doeleinden. Het overgrote deel wordt afgevoerd voor ophoging van andere terreinen. Heidemaaisel, dat ‘houtig’ materiaal is, zou in principe geschikt moeten zijn voor verbranding, maar voor zover bekend wordt dit nog nergens toegepast.
4.6
VEEN In verschillende natuurontwikkelingsprojecten komt veen vrij. Het is geen constante stroom, maar het gaat om substantiële hoeveelheden (bijvoorbeeld in de Oldematen en WiedenWeerribben). Vaak wordt het verwerkt in grondlichamen of tot potgrond. In principe zou het – na droging – gebruikt moeten kunnen worden voor energieproductie in verbrandingsinstallaties. Voor zover bekend gebeurt dit nog niet.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
16
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
HOOFDSTUK
5
Conclusies en aanbevelingen Uit deze inventarisatie blijkt dat de hoeveelheid biomassa die bij beheer en ontwikkeling van natuur in Overijssel kan worden gewonnen een energiewaarde vertegenwoordigd van ongeveer 2 PJ (Petajoule). Hierbij zijn stromen die bij de huidige stand van de techniek nog niet of nog niet goed in energie kunnen worden omgezet. Wanneer we ons beperken tot de stromen waarvoor op dit moment al technieken operationeel zijn (hout en gras) is de potentiele energieopbrengst 0,26 PJ. In 2010 werd in Overijssel 5% van de energievraag, ruim 4 PJ, duurzaam opgewekt. Hiervan kwam ongeveer 0,5 PJ voor rekening van houtgestookte verwarmingsinstallaties en circa 0,3 TJ voor rekening van mest- en GFT-vergisting. Het streven van de provincie Overijssel is om het aandeel duurzame energie op termijn op 20% te brengen, waarbij 60% uit biomassa moet komen. Wanneer de potenties voor energiewinning uit geïnventariseerde biomassastromen naast de in 2010 gerealiseerde productie van duurzame energie wordt gezet, blijkt dat de hoeveelheden weliswaar bij lange niet voldoende zijn om de ambities te halen, maar daar zeker een bijdrage aan kunnen leveren. Vooral wanneer technieken worden ontwikkeld die benutting van de stromen mogelijk maken waarvoor op dit moment nog geen oplossingen bestaan (riet, rietplaggen, kragge, heide). Hieronder volgt een aantal conclusies en aanbevelingen. Deels volgen deze uit de inventarisatie, deels uit de interviews (bijlage 2), deels zijn ze ook gestoeld op contacten en ervaringen buiten dit onderzoek.
5.1
AANBOD VAN EN VRAAG NAAR BIOMASSA De totale capaciteit van biomassaverbrandingsinstallaties in Overijssel overschrijdt het aanbod van hout dat uit deze inventarisatie naar voren is gekomen ruimschoots. Dit is het hout dat thans nog geen toepassing kent, dus hetzij niet geoogst wordt, hetzij achter blijft in het veld. Ten overvloede wordt er op gewezen dat in deze inventarisatie het hout dat vrij komt en zou kunnen komen uit houtwallen en solitaire bomen niet is meegenomen. De vraag naar hout is geen beperkende factor. Gezien de prijsontwikkeling mag verwacht worden dat op termijn grotere hoeveelheden hout uit de natuur zullen worden geoogst. Binnen Overijssel is de bestaande verwerkingscapaciteit in vergisters in principe voldoende om al het vrijkomende gras uit natuurbeheer te verwerken. Of deze capaciteit ook werkelijk beschikbaar is, wordt in belangrijke mate bepaald door marktwerking waarbij de kwaliteit van het aangeboden materiaal alsmede het tijdstip waarop het wordt aangeboden van
075791432:A - Definitief
ARCADIS
17
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
belang zijn. Wat dit betreft zou veel bereikt kunnen worden door in het natuurbeheer rekening te houden met deze aspecten. Enerzijds door de oogstmethode zodanig te kiezen dat een optimale kwaliteit wordt verkregen, anderzijds door verzamelpunten in te richten, waar grotere hoeveelheden gras worden verzameld, desnoods voorbewerkt en ingekuild. Overjarig riet en rietsluiksel blijven op dit moment onbenut en worden nog in het veld verbrand. De indruk is dat voldoende initiatieven ontplooid worden om nuttige toepassingen voor het materiaal te ontwikkelen. Op dit moment lopen verschillende projecten, waarin gekeken wordt naar het optimaliseren van de logistiek en naar de benutbaarheid van deze biomassastromen voor energieproductie, maar ook voor de vervaardiging van board en karton. Het zal echter wel enkele jaren duren tot de technieken die nu worden ontwikkeld operationeel zijn. Voor enkele grote biomassastromen zijn de opties voor verwerking beperkt: hierbij gaat het om veen, kragge en (in mindere mate) heideplaggen. Verwerking tot potgrond en compost zijn, naast storten of verwerking in grondlichamen, op dit moment de enige opties. Er lopen nog weinig of geen projecten waarin de haalbaarheid van energieopwekking uit deze stromen wordt onderzocht. Staatsbosbeheer heeft tijdens het interview aangegeven dat er momenteel onderzoek wordt gedaan voor de mogelijke verwerking van rietkraggen voor energieopwekking binnen het nationaal park Weerribben-Wieden. Het zou de moeite waard kunnen zijn op dit vlak te stimuleren. Ook zou creativiteit los gemaakt kunnen worden door bij de aanbesteding van natuurontwikkelingsprojecten duurzaamheidsaspecten als gunningscriterium mee ten nemen.
5.2
INVLOED VAN EN BEHEER OP BIOMASSASTROMEN Voor biomassastromen als hout en gras geldt dat niet zozeer het gebrek aan verwerkingstechnieken of verwerkingscapaciteit het probleem vormt, maar dat de belemmeringen veel meer van logistieke aard zijn. Daarnaast geldt dat oogsttechnieken op dit moment niet zijn gericht op optimalisatie van de kwaliteit van de gewonnen biomassa. Het verdient de aanbeveling om in het natuurbeheer meer aandacht te besteden aan deze aspecten. Wat betreft de winning van het materiaal, zou meer aandacht kunnen worden besteed aan ‘schone’ winning, dus voorkomen van storende factoren als zand in gras en bladeren in hout. Daarnaast zouden bij nieuwe en wellicht bij sommige bestaande gebieden verzamelpunten kunnen worden aangelegd. Bij grotere gebieden zouden centrale verwerkingseenheden kunnen worden ingericht, waar materialen zo nodig worden voorbewerkt (bijvoorbeeld gehakseld) en worden opgeslagen (ingekuild) tot het moment waarop het materiaal op de markt wordt gebracht. Met relatief beperkte aanpassingen zoals oogstfrequentie, tussenopslag en voorbewerking kan een betere kwaliteit worden verkregen. Dit zal de kosten van de handelingen als zodanig verhogen, maar de indruk is dat de totale kosten van de oogst kunnen worden verlaagd als de handelingen goed op elkaar worden afgestemd en de hoeveelheden geoogst en op de markt te zetten materiaal maar groot genoeg zijn. Zo is een hakselaar duur en vaak te zwaar om in te zetten in natuurgebieden. Maar als een depot wordt ingericht en de hakselaar pas wordt ingezet als het depot gevuld is, zouden de kosten per ton verwerkt materiaal acceptabel kunnen zijn.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
18
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
De praktisch beschikbare hoeveelheid biomassa die uit een natuurgebied kan worden afgevoerd zonder afbreuk te doen aan de ecologische waarden, kan niet in zijn algemeenheid worden aangegeven. Deels heeft dit natuurlijk te maken met de grote diversiteit van de natuurgebieden, deels echter ook met de visie van de beheerder; van persoon tot persoon kunnen de meningen verschillen. De hoeveelheid biomassastromen die op dit moment in de gebieden blijft liggen, wordt in ieder geval niet alleen bepaald door ecologische overwegingen. Kosten en opbrengsten spelen zeker een rol. De hoeveelheden biomassa die uit de gebieden kunnen worden geoogst, wordt in belangrijke mate bepaald door de beheerdoelstelling. De inrichting van het terrein en de oogsttechnieken zijn hier een afgeleide van. Het college van GS heeft opdracht om te bezien in welke mate het natuur- en landschapsbeheer efficiënter vorm gegeven kan worden met behoud van slagkracht. Aanbevolen wordt om energiedoelstellingen mee te nemen in het opstellen van nieuwe beheer- en inrichtingsplannen en energiedoelstellingen mee te nemen in de aanpassing van bestaande beheerplannen.
5.3
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN Het ligt in de lijn der verwachting dat de komende jaren andere vormen van hergebruik beschikbaar zullen komen, zoals productie van karton en board. Deze opties zullen concurreren met energieproductie. Bij natuurontwikkelingsprojecten speelt nuttig gebruik van biomassastromen over het algemeen nog geen rol van betekenis. De praktijk is dat het thema te laat wordt ingebracht, waardoor het geen rol meer kan spelen in de planvorming. In het stadium van de aanbesteding kan het nog wel worden ingebracht als EMVI-criterium. Duurzaamheidaspecten zoals hergebruik van biomassa, kan als fictieve korting mee worden genomen. Winning en verwaarding van biomassa als middel om beheerkosten te verlagen, lijkt te passen binnen de nieuwe doelstelling van Natuurmonumenten. Staatsbosbeheer begeeft zich al langer op dit terrein, aanvankelijk vooral met hout, maar de laatste tijd ook met natuurgras en rietkraggen.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
19
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
BIJLAGE
1
Onderbouwing resultaten ---Stap 1: Bepalen hoeveelheid vrijkomende biomassastromen--B1. SOORTEN BIOMASSASTROMEN Voor het bepalen van de hoeveelheden vrijkomende biomassa uit natuur en landschap is de volgende indeling aangehouden:
Tabel 2 Biomassa
Soorten biomassa
Subcategorieën biomassa
Spilhout5 Tak- en tophout
1
-
Natuurgras
-
Riet
(overjarig) riet Rietsluiksel Rietplaggen (vaste bodem) Rietkraggen (trilveen)
Heide
Heideplaggen
Bermmaaisel
Maaisel uit bermen, taluds en kaden
Biomassa uit stedelijk groen en baggerspecie zijn in deze verkenning buiten beschouwing gelaten omdat deze buiten de opdracht van dit onderzoek vallen. B2. HOEVEELHEDEN BIOMASSA B.2.1. GIS-INVENTARISATIE B.2.1.1. ONDERVERDELING BIOMASSASTROOM NAAR GRONDGEBRUIK Om een GIS-inventarisatie uit te voeren van de hierboven genoemde biomassastromen, waarbij we de hoeveelheden in hectares bepalen, wordt er een onderverdeling gemaakt naar grondgebruik typen volgens de LGN66. In tabel 2 is door ons een selectie aangeven van de gehanteerde gebruikstypen. In tabel 3 zijn de hierboven genoemde biomassastromen gekoppeld aan de grondgebruiktypen uit tabel 2. Tabel 3 Legenda LGN6-bestand
Code
Hoofdklasse
1
Agrarisch gebied
11 12
Subgroep
Agrarisch gras (e.o.) Loofbos
Bos
Naaldbos
36
Heide
37 38
5
Klasse
Heidegebied Natuur
Matig vergraste heide Sterk vergraste heide
40
Hoogveen
Bos in hoogveengebied
42
Moeras
Rietvegetatie
Blz. 8, Kuiper L., de Lint S., 2008, Binnenlands biomassapotentieel: Biomassa uit natuur, bos,
landschap, stedelijk groen en houtketen, Ecofys Netherlands B.V. 6
Hazeu G.W., Schuiling C., Dorland G.J., Oldengarm J., Gijsbertse H.A., 2010, Landelijk
Grondgebruikbestand Nederland versie 6 (LGN6), Vervaardiging, nauwkeurigheid en gebruik, Alterra, Alterra-rapport 2012, 132 blz. 075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Code
Hoofdklasse
Subgroep
Klasse
43
Bos in moerasgebied
45
Natuurgraslanden
Tabel 4 Onderverdeling biomassa
Klasse (LGN6)
Biomassa
Subcategorieën biomassa
naar grondgebruik type
Agrarisch gras (e.o.)
Bermmaaisel
Maaisel van bermen, taluds en kaden
Hout uit productiebos
Spil-, tak- en tophout
Hout uit natuurbos
Spil-, tak- en tophout
Heide
Heide en heideplaggen
Rietvegetatie
Riet
Riet, rietsluiksel, rietplaggen en -kraggen
Natuurgraslanden
Natuurgras
-
Loofbos Naaldbos Bos in hoogveengebied Bos in moerasgebied Heide Matig vergraste heide Sterk vergraste heide
Bermmaaisel kon niet door middel van een GIS-inventarisatie worden bepaald. Hoeveelheden zijn bepaald aan de hand van literatuur en interviews. B.2.1.2. EIGENAREN EN TERREINBEHEERDERS Naast de indeling op basis van de grondgebruiktypen wordt de verkregen data gekoppeld aan kadastrale informatie. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt wie de eigenaar of beheerder is van de biomassastromen. Om het grootste potentieel aan biomassa uit natuur en landschap in kaart te brengen, worden de volgende organisaties onderscheden:
Staatsbosbeheer (SBB)
Natuurmonumenten (NM)
Landschap Overijssel (LO)
Overijssels particulier grondbezit (OPG)
Waterschap Reest en Wieden
Waterschap Velt & Vecht
Waterschap Groot Salland
Waterschap Rijn en IJssel
Waterschap Regge en Dinkel
Provincie Overijssel (PO)
Voor Staatbosbeheer, Natuurmonumenten en Landschap Overijssel is er binnen de provincie Overijssel kadastrale informatie digitaal beschikbaar. Voor OPG en de waterschappen is er geen kadastrale informatie via GIS te genereren. De provincie Overijssel is meegenomen voor het weergeven van de hoeveelheid bermmaaisel. Deze wordt bepaald aan de hand van literatuur. Om voor de overige organisaties inzichtelijk te krijgen hoeveel biomassa er vrijkomt bij beheer en inrichting, wordt de hoeveelheden bepaald door middel van interviews. De ontbrekende hoeveelheden zijn weergegeven in hoofdstuk B2.2.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
B.2.1.3. REGIONALE INDELING GIS-INVENTARISATIE De GIS inventarisatie wordt op verschillende schaalgroottes uitgevoerd. Allereerst wordt er een inventarisatie uitgevoerd op provinciale schaal (figuur 1 en tabel 5). De tweede indeling bestaat uit een selectie van de nationale landschappen en parken (figuur 2 en tabel 6 t/m 9), waarvoor de volgende gebieden zijn geselecteerd:
Nationaal park Weerribben-Wieden;
Nationaal park Sallandse Heuvelrug;
Nationaal landschap IJsseldelta;
Nationaal landschap Noordoost-Twente;
De derde indeling bestaat uit de omgeving van 5 km rondom de Overijsselse Vecht (figuur 3 en tabel 10). Deze inventarisatie is een afzonderlijke opdracht. De eindresultaten zijn weergegeven in bijlage 3. Daarbij worden deze gegevens al meegenomen in de resterende gebieden. Figuur 1 Provincie Overijssel
Tabel 5 is geen optelsom van de hoeveelheden uit tabellen 6 t/m 10, omdat in tabel 5 de ‘resterende gebieden’7 van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en Landschap Overijssel zijn meegenomen. Vanwege de stap om de hoeveelheden uit GIS eerst te verifiëren, worden pas in tabel 22 en 23 de resterende hoeveelheden binnen de provincie (incl. overige eigenaren/terreinbeheerders) meegenomen.
7
De resterende gebieden hebben betrekking op de regio’s buiten de nationale parken en landschappen,
binnen de provinciegrens van Overijssel 075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 5 Provincie Overijssel
GIS-inventarisatie gehele
Staatsbosbeheer
provincie voor
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel
Staatsbosbeheer,
Biomassa
Natuurmonumenten en
Hout uit productiebos
6.110
1.609
2.554
Totaal 10.273
Landschap Overijssel
Hout uit natuurbos
1.025
660
282
1.967
Heide
2.551
876
1.900
5.327
Riet
1.642
1.776
34
3.452
Natuurgras
1.266
699
911
2.876
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha)
Figuur 2 Nationale parken en landschappen in Overijssel
Tabel 6 IJsseldelta (incl. 85 ha IJsseldeltagebied buiten provinciale grens
GIS-inventarisatie
Staatsbosbeheer
nationaal landschap IJsseldelta
Biomassa Hout uit productiebos Hout uit natuurbos
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) 28
26
0
54
4
1
0
5
0
0
0
0
Riet
171
315
12
498
Natuurgras
163
57
22
242
Heide
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 7 Weerribben-Wieden
GIS-inventarisatie
Staatsbosbeheer
Nationaal Park Weerribben-Wieden
Biomassa Hout uit productiebos Hout uit natuurbos Heide Riet Natuurgras
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) 6
16
0
22
719
633
0
1.352
0
0
0
0
1.191
1.483
0
2.674
49
199
0
248
Noordoost Twente
Tabel 8
Staatsbosbeheer
GIS-inventarisatie Nationaal Landschap
Biomassa
Noordoost Twente
Hout uit productiebos Hout uit natuurbos Heide Riet Natuurgras
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) 685
502
343
1.530
0
0
0
0
135
20
96
251
2
3
0
5
411
0
94
505
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel
Tabel 9 GIS-inventarisatie Sallandse Heuvelrug
Nationaal Park Sallandse
Staatsbosbeheer
Heuvelrug Biomassa Hout uit productiebos Hout uit natuurbos Heide Riet Natuurgras
Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) 928
429
0
1.357
0
0
0
0
672
369
0
1.041
0
0
0
0
12
26
0
38
Figuur 3 5 km rondom Overijsselse Vecht
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 10 Overijsselse Vechtdal
GIS-inventarisatie 5 km
Staatsbosbeheer
rondom Overijsselse Vecht Biomassa
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha) 1.671
296
643
2.610
8
0
0
8
Heide
117
26
175
318
Riet
119
0
14
133
Natuurgras
670
76
226
972
Hout uit productiebos Hout uit natuurbos
B.2.2. ONTBREKENDE HOEVEELHEDEN In deze paragraaf zijn de ontbrekende hoeveelheden weergegeven voor de vijf waterschappen, Overijssels Particulier Grondbezit en bermmaaisel binnen de provincie Overijssel. Zoals eerder is vermeld is er geen kadastrale informatie beschikbaar om deze hoeveelheden te koppelen in GIS. In de onderstaande tabellen zijn de ontbrekende hoeveelheden weergegeven. Hierbij moet worden vermeld dat voor sommige hoeveelheden geldt dat deze op basis van aannames (‘expert judgement’) zijn ingevuld. Voor welke hoeveelheden dit geldt, is in de tabel aangegeven. Daarnaast zijn de hoeveelheden vrijkomende biomassastromen van de vijf waterschappen gebaseerd op de gebieden binnen de grenzen van de provincie Overijssel (zie figuur 4). Figuur 4 Ligging waterschappen t.o.v. provinciale grens
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Biomassa
Ton(nat) per jaar
Hectares per jaar
-
-
-
-
-
8.846**
1.025
-
-
-
-
2.983**
Heide
-
-
-
-
-
731***
Riet
-
-
-
-
-
171*** 619***
Hout uit productiebos Hout uit natuurbos
Natuurgras Bermmaaisel
Provincie Overijssel
Overijssels Particulier Grondbezit
Waterschap Regge en Dinkel
literatuur
Waterschap Rijn en IJssel
op basis van interviews en
Waterschap Groot Salland
Waterschap Reest en Wieden
Hoeveelheden biomassa
Waterschap Velt en Vecht
Tabel 11
-
-
-
--
-
3.700
3.000
996
400*
-
9.7008
Bronvermeldingen, tabel 11: *Is onbekend of dit alleen maaisel betreft, wordt hier wel zo aangehouden **Bij OPG is wel een verdeling bekend van bos op basis van vijf regio’s binnen de provincie Overijssel. Aan de hand daarvan is de verdeling tussen hout uit productiebos en natuurbos gebaseerd op de verschillen in de verhoudingen productie- en natuurbos zoals weergegeven voor de nationale parken en landschappen (tabel 6 t/m 9). De hoeveelheid in hectares wat in eigen gebruik (woonbestemming, tuin, etc.) is of is verpacht zijn niet meegenomen. ***Alleen de hoeveelheid hectares aan natuur is bekend. Op basis van de verdeling van OPG van vijf regio’s binnen de provincie Overijssel, zijn zelf de verhoudingen bepaald voor de hoeveelheden aan riet (11%), heide (48%) en natuurgras (41%) t.o.v. de verhoudingen zoals weergegeven bij de nationale parken en landschappen. De hoeveelheid in hectares wat in eigen gebruik (woonbestemming, tuin, etc.) is of is verpacht zijn niet meegenomen
----Stap 2: Bepalen theoretisch winbare hoeveelheden biomassa--B3. BEPALING THEORETISCH BIOMASSAPOTENTIEEL Om te bepalen hoeveel biomassa er theoretisch beschikbaar is voor energie, dienen de hoeveelheden omgezet te worden in tonnages droge stof per jaar. Om tot deze hoeveelheden te komen, dienen er vooraf een aantal kengetallen te worden bepaald. De benodigde gegevens hangen af van de vooraf beschikbare informatie (0-situatie). Toelichting hierop volgt uit tabel 12. Voor het opzoeken van de ontbrekende gegevens wordt er gebruik gemaakt van de literatuur welke met een verwijzing bij het kengetal staan aangegeven. Indien er geen verwijzing bij het getal staat vermeld, is deze afgeleid van de getallen met verwijzing.
8
Blz. 2 (tabel 1): Berg van den D., Meuleman B., 2003, Verkennend onderzoek naar mogelijkheden voor
de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energieopwekking, BTG biomass technology group BV, eindrapport, Project No. 1146 075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Nadat de gegevens bekend zijn worden deze, indien mogelijk, getoetst aan de huidige praktijk tijdens de interviews met de eigenaar of beheerder In tabel 12 zijn de kengetallen weergeven, welke nodig zijn voor het bepalen van de hoeveelheid droge stof in tonnages. De kengetallen zijn gebaseerd op de soorten biomassa (en subcategorieën) zoals deze zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 12 Bijgroei (m³/ha/ jaar)
Bijgroei (tonds/ m³)
Bijgroei (tonds/ha/ jaar)
Bijgroei (tonnat/ha/ jaar)
Bijgroei (tonnat/ jaar)
Vochtgehalte (%)
Spilhout
3,2-9,61
0,522
1,66-4,99
-
-
-
Tak- en tophout
2
1,5
0,82
1,2
-
-
-
Natuurgras
-
-
5,61
-
-
-
1
-
-
-
Bepaling tonds/ha/jaar
(Overjarig) riet en rietsluiksel
-
-
6,0
Rietplaggen
2.0003
-
1003
-
-
-
Rietkraggen
3
-
3
-
-
-
-
-
-
60%4
Gegevens waterschap5
60%6
6.213
1,72
Heide Heideplaggen Bermmaaisel
311
Bijgroei (tonds/ jaar)
-
-
Maaisel van taluds en kaden
502 2,24
4
5,6
Bronvermeldingen, tabel 12: 1
Blz. 12-16, 29: Tolkamp, G.W., C.A. van den Berg, G.J. Nabuurs en A.F. Olsthoorn, 2006.
Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit Staatsbosbeheerterreinen. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Alterra, Alterra-rapport 1380. 46 blz. 2
Blz. 23-28, 32 (tabel 10): Spijker, J.H., H.W. Elbersen, J.J. de Jong, C.A. van den Berg en C.M. Niemeijer,
2007. Biomassa voor energie uit de Nederlandse natuur. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1616, 61 blz. 3
Blz. 7: Jansen P. A.G., Kuiper L.C., 2004, Praktijkexperiment ‘Duurzame energie uit rietplaggen’,
Stichting Probos. 4
Blz. 3, 3 (tabel 2): Berg van den D., Meuleman B., 2003, Verkennend onderzoek naar mogelijkheden
voor de inzet van bermgras in Overijssel voor duurzame energieopwekking, BTG biomass technology group BV, eindrapport, Project No. 1146. 5
Gegevens van de hoeveelheid nat en droog maaisel verkregen uit interviews.
6
Gemiddelde van nat (45%) en droog maaisel (75%): Wiersma T., Kolkman I., 2009,
Biomassaonderzoek Vijf Noordelijke waterschappen, E Kwadraat advies BV, projectnr. 100427.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
---Stap 3: Toetsen gegevens bij eigenaren en terreinbeheerders--B4. VERIFICATIE GEGEVENS GIS-INVENTARISATIE EN LITERATUUR Nu de hoeveelheden door middel van de GIS-inventarisatie bepaald zijn en de kengetallen via de literatuur zijn opgezocht, is de volgende stap om deze te toetsen aan de huidige praktijk. Via de beschikbare informatie uit interviews met eigenaren en terreinbeheerders worden de voorgaande gegevens getoetst. Naar aanleiding hiervan worden de tabellen 5, 9 en 12 bijgewerkt. Voor de hoeveelheden in de tabellen 6, 7, 8 en 10 zijn vanuit de interviews geen wijzigingen doorgevoerd. Deze worden daarom hier buiten beschouwing gelaten. Tabel 11 is al gebaseerd op gegevens vanuit interviews. Hieronder zijn de vorige tabellen weergegeven, met daarin de wijzigingen in het rood aangegeven. Tabel 13 Provincie Overijssel
Toetsing GIS-
Staatsbosbeheer
inventarisatie gehele Biomassa
provincie
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha)
Hout uit productiebos
6.110
2.554 2.5467
1.609
10.273 10.265
660
282
1.967
2.551
876
1.900
5.327
1.642
1.776
34
3.452
1.266
699
911
2.876
Natuurmonumenten
Landschap Overijssel
Hout uit natuurbos
1.025
Heide Riet Natuurgras
Bronvermelding, tabel 13 7
Bron: mevr. A. Kamerling, Landschap Overijssel.
Tabel 14 Weerribben-Wieden
Toetsing GIS-
Staatsbosbeheer
inventarisatie Nationaal Biomassa
Park Weerribben-Wieden
Totaal
Hoeveelheden hectares in eigendom/beheer (ha)
Hout uit productiebos Hout uit natuurbos
16
0
22
633
0
1.352
0
0
0
0
1.191 1.1098
1.483 1.3188
0
2.674
8
8
Heide Riet
6 719
2.427 Natuurgras
49 745
199 1.362
248
0
2.107 2128
Rietkraggen
848
296
Bronvermelding, tabel 14 8
Blz. 26 (bijlage 2): Biomassa Weerribben-De Wieden, Huidige situatie en potentieel voor
biomassa, oogst en logistiek, Natuurlijk Advies. Tabel 15 Bijgroei (m³/ha/ jaar)
Bijgroei (tonds/ m³)
Bijgroei (tonds/ha/ jaar)
Bijgroei (tonnat/ha/ jaar)
Bijgroei (tonnat/ jaar)
Vochtgehalte (%)
Spilhout
3,2-9,6i
0,52ii
1,66-4,99
-
-
-
Tak- en tophout
ii
1,2
-
-
-
Toetsing kengetallen
075791432:A - Definitief
1,5
9
0,8 0,2
Bijgroei (tonds/ jaar)
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Bijgroei
Natuurgras
(m³/ha/ jaar)
Bijgroei (tonds/ m³)
Bijgroei (tonds/ha/ jaar)
Bijgroei (tonnat/ha/ jaar)
Bijgroei (tonnat/ jaar)
Vochtgehalte (%)
-
-
5,6 4,09
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
10
(Overjarig) riet en rietsluiksel
-
-
6,0 2,3
Rietplaggen
2.000iii
-
100iii
Rietkraggen
iii
6.213
-
9
311 1.000
Bijgroei (tonds/ jaar)
1,7ii
Heide Heideplaggen
-
-
50ii
-
-
-
Bermmaaisel
-
-
2,24
5,6iv
-
60%iv
Gegevens waterschapv
60%vi
Maaisel van taluds en kaden
Bronvermelding, tabel 15 9
Bron: dhr. F. van Hedel, Staatsbosbeheer.
10
Groot R., 2010: Blz.26 (bijlage 2), 1e tabel, kolom ‚Hoeveelheid per Ha (ton vers maaisel)‛,
getallen (5 + 1,5+ 2)/3 x 0,8 (20% vochtgehalte). ---Stap 4: Van theoretisch naar praktisch potentieel--B5. VAN THEORETISCH NAAR PRAKTISCH POTENTIEEL In de hiervoor beschreven stappen is een inschatting van de theoretische hoeveelheid aan biomassa bepaald. Oftewel een hoeveelheid gebaseerd op beschikbare informatie vanuit literatuur en kaartmateriaal. Op basis van de gegevens uit de interviews met eigenaren en terreinbeheerders is er al een stap gemaakt richting een meer praktische hoeveelheid. Om de praktische hoeveelheid verder te benaderen gaan we deze vermenigvuldigen met de volgende percentages:
Het praktisch oogstbare deel.
Het ecologisch wenselijk oogstbare deel.
Het gedeelte wat beschikbaar is voor energie.
Hierbij moet worden opgemerkt dat ook in het praktisch potentieel meerdere hiaten overblijven. Ook hier worden de percentages bepaald op praktijkervaringen en aannames. Daarbij zijn deze niet voor elk gebied gelijk. Hieronder geven we een toelichting op de onderbouwing van de drie percentages. Het praktisch oogstbare deel (tabel 16, 17) is het percentage van de biomassa dat logistiek bereikbaar is met materieel (zaag- een oogstapparatuur, transportmaterieel). Dit percentage is bepaald op basis van literatuur, praktijksituaties en informatie uit interviews. Het is een ‘generiek’ percentage per terreintype, dat niet is gespecificeerd per gebied. Uit ecologisch oogpunt is het niet altijd wenselijk alle biomassa die oogstbaar is ook werkelijk te oogsten of uit het gebied af te voeren. Voorbeelden hiervan zijn het achterlaten van dood hout en het inrichten van broeihopen. Het ecologisch wenselijk oogstbare deel (tabel 16, 17) is het percentage dat vanuit ecologisch standpunt gezien, uit het gebied kan worden afgevoerd. Ook dit is een generiek percentage per natuurtype, dat niet is gespecificeerd per natuurgebied of beheerder.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Een percentage hiervan is benutbaar voor energie (tabel 16, 17). Een deel van de biomassa kent op dit moment al een toepassing; denk hierbij aan gras dat wordt gebruikt als veevoer (hetzij door begrazing, hetzij na oogst) en hout dat nu al door de beheerders rechtstreeks aan particulieren wordt verkocht. In deze inventarisatie is de keuze gemaakt om dit deel van de biomassa af te trekken van het totale potentieel. Het resultaat van het percentage voor energie is de praktisch beschikbare hoeveelheid. Hieronder is een rekenvoorbeeld gegeven van de wijze waarop bovenstaande resulteert in een praktische hoeveelheid aan biomassa welke beschikbaar is voor energie. Tabel 16 Rekenvoorbeeld bepaling
Theoretisch
Praktisch oogstbare deel
beschikbare hoeveelheid biomassa
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Gedeelte beschikbaar voor energie
Praktisch beschikbare hoeveelheid biomassa voor energie
10.000 tonds/jaar
7.500 tonds/jaar
4.500 tonds/jaar
2,250 tonds/jaar
2.250 tonds/jaar
= 100%
= 75% van totaal
= 60% van 75%
= 50% van 60%
= 22,5% van totaal
In de volgende tabel worden voor alle eigenaren en terreinbeheerders de percentages bepaald. De percentages zijn bepaald aan de hand van literatuur, interviews en eigen aannames. Voor elke percentage is aangeven hoe deze is onderbouwd. Boven de getallen staan in de kolommen aangegeven welk getal betrekking heeft op welke eigenaren en terreinbeheerders (zie afk.: SBB, NM, LO, OPG, PO en vijf Waterschappen). Tabel 17 Onderbouwing percentage
Biomassa
praktisch
Subcategorieën biomassa
Praktisch oogstbare deel
biomassapotentieel voor
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
%
energie
SBB
NM
Beschikbaar voor energie
%
LO
OPG*
SBB
NM
%
LO
OPG*
SBB
NM
LO
OPG*
Hout uit productiebos
Spilhout
951
106
57
013
Tak- en tophout
951
106
57
5014
Hout uit natuurbos
Spilhout
702
108
09
57
013
10015
013
Tak- en tophout
702
108
09
57
508,
10015
5014
Heide
703
510
3
7
907, 17
557
10018
511
10019
1005
10019
Heide
14
70
Heideplaggen (Overjarig) riet en rietsluiksel
Riet
Natuurgras
504
Rietplaggen Rietkraggen
1005
-
704 Prov. O.
Bermmaaisel
5
Bermmaaisel
075791432:A - Definitief
8016
Watersch. 21
100
9512 Prov. O.
907 Watersch. 22
100
4012
5020
5024
Prov. O.
Watersch. 23
100
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Biomassa
Subcategorieën biomassa
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
% SBB Maaisel van taluds en kaden
NM
Beschikbaar voor energie
%
LO
OPG*
SBB
21
100
NM
%
LO
OPG*
SBB
NM
22
100
LO 23
100
*Voor Overijssels Particulier Grondbezit (OPG) zijn alleen de hoeveelheden in hectares bekend. Wat betreft percentages conform de bovenste indeling zijn te weinig gegevens beschikbaar om hiervoor een goede inschatting van de hoeveelheden te maken. Gemakshalve worden de percentages van Landschap Overijssel aangehouden om toch een indicatie te geven. Bronvermeldingen, tabel 17: 1
In Tolkamp et al (2006) wordt uitgegaan van 100% oogstbaar. Onze schatting is dat er altijd wel een
klein percentage is wat logistiek niet haalbaar is om te oogsten. Daarom wordt er met 95% gerekend 2
Eigen aanname, met als uitgangspunt dat natuurbos minder goed bereikbaar is als een productiebos
3
Blz. 12 (tabel 1): Tolkamp, G.W., C.A. van den Berg, G.J. Nabuurs en A.F. Olsthoorn, 2006.
Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit Staatsbosbeheerterreinen. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Alterra, Alterra-rapport 1380. 46 blz. 4
Kuiper, L. en Caron, G., 2003, Energetische benutting van biomassa uit natuurterreinen, In: Vakblad
Natuurbeheer, 42, 1, p. 3-9. 5
Hier wordt het percentage op 100% gehouden, omdat de vermelde hoeveelheid in hectares ook het
gedeelte is wat in één jaar geoogst dient te worden om het gebied open te houden. Dit is ook vanuit ecologisch oogpunt. 6
Hier is aangenomen dat jaarlijks 10% van het productiebos vanuit ecologisch oogpunt beschikbaar is
om te kappen of is uit te dunnen met betrekking tot beheer. 7
Percentage verkregen door middel van interview met mevr. A. Kamerling van Landschap Overijssel.
Percentage wordt ook aangenomen voor overige terreinbeheerder(s). 8
Staatbosbeheer maakt geen onderscheid tussen definities ‘natuurbos’ en ‘productiebos’. Hiervoor
wordt daarom hetzelfde percentage aangehouden. 9
Tot op heden wordt er geen hout geoogst uit natuurbos.
10
Blz. 31: Spijker, J.H., H.W. Elbersen, J.J. de Jong, C.A. van den Berg en C.M. Niemeijer, 2007. Biomassa
voor energie uit de Nederlandse natuur. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1616, 61 blz. 11
Hier wordt aangenomen dat 5% van het totale areaal aan riet jaarlijks wordt geplagd. E.e.a. gebaseerd
op het percentage van het plaggen van heide. 12
Percentage verkregen door middel van interview met dhr. F. van Hedel van Staatsbosbeheer.
13
Hout wordt nu afgevoerd naar een houthandel of verkocht als brandhout (of overige doeleinden).
14
Aangenomen dat 50% van het tak- en tophout meegaat als brandhout, waarbij het overige blijft liggen
wat in theorie beschikbaar is voor andere doeleinden. 15
Indien beheersdoelstellingen wijzigen, waarbij het gedeelte wat zou kunnen worden geoogst, dan is
hier vooralsnog geen bestemming voor. Aangenomen dat 50% van het tak- en tophout meegaat als brandhout, waarbij het overige blijft liggen wat in theorie beschikbaar is voor andere doeleinden. 16
Er is weinig informatie beschikbaar wat betreft de toepassingen van heidemaaisel. Vanuit een
interview met Staatsbosbeheer is bekend dat heidemaaisel ook wordt toegepast als filtermateriaal voor varkensstallen. Verder is bekend dat heidemaaisel wordt afgevoerd voor verwerking tot compost. Daarnaast wordt het materiaal gebruikt om verstuiving van paden tegen te gaan en wordt het soms toegepast in potstallen. In dit onderzoek wordt aangenomen dat het gedeelte dat aangewend wordt
075791432:A - Definitief
ARCADIS
OPG*
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
voor productie van compost ook kan worden toegepast als biomassa voor energie. Voor het resterende percentage van 20% wordt uitgegaan dat hiervoor andere toepassingen zijn. 17
90% wordt afgevoerd voor o.a. het ophoging van akkers. 10% blijft liggen in het terrein t.b.v.
ecologisch doelstellingen. Hier wordt aangenomen dat het percentage van 90% ook beschikbaar zou kunnen zijn voor andere doeleinden, waaronder biomassa voor energie (nog even los van de vraag of dit materiaal zich daarvoor leent). 18
Gebaseerd op informatie uit het Nationaal Park Weerribben-Wieden wordt overjarig riet en
rietsluiksel verbrand omdat het niet wenselijk om te laten liggen en vanuit logistiek oogpunt moeilijk bereikbaar is. Aangenomen wordt dat wanneer het logistiek geen probleem meer is om het weg te halen, dat het vrijkomende materiaal beschikbaar is voor energie. 19
De afzetmarkt voor rietplaggen- en kraggen is beperkt, waarbij het materiaal voornamelijk blijft
opgeslagen in depots (zie ook: Jansen et al, 2004). Op basis hiervan wordt aangenomen dat het materiaal 100% beschikbaar is voor ander doeleinden. 20
Zijn geen gegevens bij Natuurmonumenten bekend, aangenomen wordt dat 50% van het areaal een
andere toepassing heeft. 21
Aangenomen wordt dat de betreffende bermen, taluds, en kaden bereikbaar zijn.
22
Aangenomen wordt dat de betreffende bermen, taluds, en kaden vanuit onderhoud, veiligheid en
beheer dienen te worden onderhouden. Ecologie speelt in minder belangrijke rol, daarom wordt hier 100% aangehouden. 23
De vrijkomende hoeveelheden wordt afgevoerd als afval of als compost. Aanname is dat deze dan
ook beschikbaar kunnen zijn voor biomassa voor energie. 24
Aangenomen wordt dat 50% wordt verwerkt als veevoer of wordt begraasd.
---Stap 5: Berekenen tussenresultaten--B6. Bepalen tussenresultaten Aan de hand van de gegevens uit de voorgaande hoofdstukken (B1 t/m B5) kan worden gestart met het bepalen van de hoeveelheid biomassa in ton droge stof per jaar. Alvorens de tabel in hoofdstuk 3 op provinciale schaal kan worden ingevuld, dienen eerst de gegevens uit de nationale parken en landschappen en het resterende gebied te worden bepaald. De volgende gebieden worden in tabel onderscheiden:
Nationaal landschap IJsseldelta (Tabel 18).
Nationaal park Weerribben-Wieden (Tabel 19).
Nationaal landschap Noordoost-Twente (Tabel 20).
Nationaal park Sallandse Heuvelrug (Tabel 21).
Resterend gebied binnen de provincie (Tabel 22).
Voor de bovenstaande vijf gebieden geldt dat alleen Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Landschap Overijssel worden meegenomen, omdat deze circa 95% van deze gebieden in eigendom/beheer hebben. Voor het overige percentage zijn de eigenaren en terreinbeheerders niet bekend en daarom niet meegenomen. De overige eigenaren en terreinbeheerders (Overijssels Particulier Grondbezit, Waterschappen en Provincie Overijssel m.b.t. gegevens bermmaaisel) zijn apart op provinciale schaal geïnventariseerd (Tabel 23).
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
In tabel 1 zijn alle hierboven genoemde tussenresultaten samengevoegd, waarna de totale hoeveelheid aan ton droge stof per jaar voor natuurtypen binnen de provincie Overijssel, voor alle eigenaren en terreinbeheerders, wordt weergegeven. Voor de resultaten van het gebied 5 km rondom de Vecht wordt verwezen naar bijlage 3 (Tabel 24). Deze inventarisatie is een afzonderlijke opdracht. Daarbij worden de gegevens meegenomen in de resterende gebieden.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 18 Praktisch potentieel regio
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: IJsseldelta
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
IJsseldelta
Hoeveelheid biomassa
Bijgroei
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
Totaal praktisch potentieel
Hectares (ha)
tonds/ ha/jaar
%
%
%
tonds/jaar
Biomassa
Subcategorieën biomassa
11, 12
Hout uit productiebos
Spilhout
28
26
0
1,66-4,99
95
10
5
0
0
Tak- en tophout
28
26
0
1,2
95
10
5
50
3,1
40, 43
Hout uit natuurbos
Spilhout
4
1
0
1,66-4,99
70
10
0
0
0
100
0
Tak- en tophout
4
1
0
1,2
70
10
0
5
50
100
50
36, 37, 38
Heide
Heide
0
0
0
1,7
70 70
LGN6Code
42
45
Riet
Natuurgras
075791432:A - Definitief
Heideplaggen
0
0
0
50
(Overjarig) riet en rietsluiksel
171
315
12
2,3
Rietplaggen
171
315
12
100
Rietkraggen
-
-
-
1.000
100
163
57
22
4,0
70
-
5
0 0,2 0
80
5
90
0
55
100
315,0
5
100
1.245,0
100
100
-
50
95
90
40
50
50
278,0
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 19 Praktisch potentieel
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Weerribben-Wieden
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Weerribben-Wieden
Hoeveelheid biomassa
Bijgroei
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
Totaal praktisch potentieel
Hectares (ha)
tonds/ ha/jaar
%
%
%
tonds/jaar
Biomassa
Subcategorieën biomassa
11, 12
Hout uit productiebos
Spilhout
6
16
0
1,66-4,99
95
10
5
0
0
Tak- en tophout
6
16
0
1,2
95
10
5
50
1,0
40, 43
Hout uit natuurbos
Spilhout
719
633
0
1,66-4,99
70
10
0
0
0
100
0
Tak- en tophout
719
633
0
1,2
70
10
0
5
50
100
50
36, 37, 38
Heide
0
0
0
1,7
70
5
80
70
5
90
LGN6Code
42
45
Riet
Natuurgras
Heide Heideplaggen
0
0
0
50
(Overjarig) riet en rietsluiksel
1.109
1.318
0
2,3
Rietplaggen
1.109
1.318
0
Rietkraggen
212
84
-
745
1.362
0 30,0 0 0 948,0
-
-
100
-
-
0
1.000
-
-
22*
65*
0
4,0
-
-
26*
24*
11*
22*
41.195,0 -
101.240,0 2.083,0
Toelichting tabel 19 * In het rood gearceerde getallen wijken bewust af van de vooraf vastgestelde percentages. Hiervoor zijn betrouwbaardere cijfers beschikbaar op basis van het rapport van R. Groot (2010). Er is geen onderverdeling bekend op basis van onze categorieën. Dit is dan ook weggelaten.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 20 Praktisch potentieel regio
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Noordoost Twente
LGN6Code 11, 12
40, 43 36, 37, 38
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Noordoost Twente
Hoeveelheid biomassa
Bijgroei
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
Totaal praktisch potentieel
Hectares (ha)
tonds/ ha/jaar
%
%
%
tonds/jaar
1,66-4,99
95
Biomassa
Subcategorieën biomassa
Hout uit productiebos
Spilhout
685
502
343
Tak- en tophout
685
502
343
1,2
95
Hout uit natuurbos
Spilhout
0
0
0
1,66-4,99
70
10
0
0
0
100
0
0
Tak- en tophout
0
0
0
1,2
70
10
0
5
50
100
50
0
Heide
Heide
135
20
96
1,7
70
5
80
12,0
Heideplaggen
135
20
96
50
70
5
90
395,0
(Overjarig) riet en rietsluiksel
2
3
0
2,3
55
100
Rietplaggen
2
5
100
42
Riet
45
Natuurgras
Rietkraggen
075791432:A - Definitief
-
10
5
10
5
50 3
0
100
-
-
-
1.000
100
411
0
94
4,0
70
78,0
50
100 95
0
0
3,0 13,0 -
100 90
40
50
50
555,0
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 21 Praktisch potentieel regio
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Sallandse Heuvelrug
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Sallandse Heuvelrug
Hoeveelheid biomassa
Bijgroei
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
Totaal praktisch potentieel
Hectares (ha)
tonds/ ha/jaar
%
%
%
tonds/jaar
Biomassa
Subcategorieën biomassa
11, 12
Hout uit productiebos
Spilhout
928
429
0
1,66-4,99
95
10
5
0
0
Tak- en tophout
928
429
0
1,2
95
10
5
50
77,0
Hout uit natuurbos
Spilhout
0
0
0
1,66-4,99
70
10
0
0
0
100
0
0
40, 43
Tak- en tophout
0
0
0
1,2
70
10
0
5
50
100
50
0
36, 37, 38
Heide
Heide
672
369
0
1,7
70
5
80
50,0
Heideplaggen
70
5
90
1.640,0
55
100
5
100
0
100
100
-
LGN6Code
42
45
Riet
Natuurgras
075791432:A - Definitief
672
369
0
50
(Overjarig) riet en rietsluiksel
0
0
0
2,3
Rietplaggen
0
0
0
100
Rietkraggen
-
-
-
1.000
100
12
26
0
4,0
70
-
50
95
90
40
50
0
50
48,0
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 22 Praktisch potentieel
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Resterende gebieden in provincie Overijssel
LGN6Code 11, 12
40, 43
36, 37, 38
42
45
Biomassa
Hout uit productiebos
Hout uit natuurbos
Heide
Riet
Natuurgras
075791432:A - Definitief
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
resterende gebieden
Hoeveelheid biomassa
Bijgroei
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
Totaal praktisch potentieel
Subcategorieën biomassa
Hectares (ha)
tonds/ ha/jaar
%
%
%
tonds/jaar
Spilhout
4.463
636
2.211
1,664,99
95
Tak- en tophout
10
5
10
5
0
0
242,0
4.463
636
2.211
1,2
95
Spilhout
302
26
282
1,664,99
70
10
0
0
0
100
0
Tak- en tophout
302
26
282
1,2
70
10
0
5
50
100
50
Heide
1.965
793
1.784
1,7
70
5
80
216,0
Heideplaggen
70
5
90
7.154,0
55
100
5
100
750,0
100
100
-
1.965
793
1.784
50
(Overjarig) riet en rietsluiksel
278
0
22
2,3
Rietplaggen
278
0
22
100
Rietkraggen
-
-
-
1.000
100
410
111
815
4,0
70
-
50
95
90
50
40
50
0 13,0
190,0
50
1.027,0
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Tabel 23 Praktisch potentieel
Bepaling praktische beschikbare biomassa: Overige eigenaren en terreinbeheerders
Hoeveelheid biomassa LGN6Code
11, 12
40, 43
36, 37, 38
42
45
1
Biomassa
Hout uit productiebos
Hout uit natuurbos
Heide
Riet
Natuurgras
Bermmaaisel
Overijssels particulier grondbezit
Overijssels particulier grondbezit
Overijssels particulier grondbezit
Praktisch oogstbare deel
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
Waterschap Regge en Dinkel
Waterschap Rijn en IJssel
Waterschap Velt en Vecht
Waterschap Reest en Wieden
Overijssels Particulier Grondbezit
Provincie Overijssel
terreinbeheerders
Waterschap Groot Salland
resterende eigenaren en
Vochtgehalte Tonnat/jaar
Bijgroei
%
tonds/ ha/jaar
%
%
%
-
-
1,664,99
95
5
0
0
-
-
-
1,2
95
5
50
252,0
-
-
-
-
1,664,99
70
0
0
0
-
-
-
-
-
1,2
70
0
50
0
-
-
-
-
-
-
1,7
70
5
80
35,0
731
-
-
-
-
-
-
50
70
171
-
-
-
-
-
-
2,3
Subcategorieën biomassa
Hectares (ha)
Spilhout
-
8.84 6
-
-
-
-
Tak- en tophout
-
8.84 6
-
-
-
Spilhout
-
2.98 3
-
-
Tak- en tophout
-
2.98 3
-
Heide
-
731
Heideplaggen
-
(Overjarig) riet en rietsluiksel
-
Rietplaggen
-
171
-
-
-
-
-
-
100
Rietkraggen
-
171
-
-
-
-
-
-
1.000
-
-
619
-
-
-
-
-
-
4,0
tonds/jaar
5
90
1.151,0
55
100
108,0
5
100
428,0
100
100
780,0
50 100 70
90
50
Prov. O./Watersch.
Prov. O./Watersch.
Prov. O./Watersch.
Bermmaaisel
-
-
-
-
-
-
-
-
2,4
100
100
100
23.280,0
Maaisel van taluds en kaden
-
-
3.700
3.000
996
400*
**
60
-
100
100
100
3.238,0
Toelichting tabel 23 *Is onbekend of dit alleen maaisel betreft **Geen tonnages kunnen bepalen
075791432:A - Definitief
Totaal praktisch potentieel
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
BIJLAGE
2
Verslaglegging interviews
075791432:A - Definitief
ARCADIS
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111
VERSLAG
Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Projectnummer:
Beschikbaarheid biomassastromen uit terreinen Natuurmonumenten
B02032.000286.0100
Afdeling:
Ons kenmerk:
Inrichting & Gebiedsplannen
:
Plaats/datum bespreking:
Verslagnummer:
Zwolle, 3 oktober 2011
B02032.000286.0100
Opgesteld door:
Verzenddatum:
M.W. Winkel
18 oktober 2011
Aanwezig:
Afwezig:
DIVISIE WATER
Kopieën aan:
Jos Bisschops (Natuurmonumenten) Martin Winkel (ARCADIS) Actie door:
Nummer:
Verslag:
1
Achtergrond gesprek ARCADIS inventariseert voor de Provincie Overijssel de hoeveelheid biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als onderdeel van dit project worden de geïnventariseerde gegevens uit GIS voorgelegd aan de eigenaren/terreinbeheerders om ze te toetsen en aan te vullen.
2
Natuurmonumenten § De heer Bisschops geeft aan dat voor de verificatie van de GIS inventarisatie van ARCADIS vooralsnog geen gegevens beschikbaar zijn. Dergelijke informatie is wel beschikbaar maar vergt een wat grondiger analyse. Het vergt enige inspanning van Natuurmonumenten om deze informatie te verzamelen en dat zou kunnen indien de meerwaarde voor Natuurmonumenten in dit project meer helder is gemaakt. § Biomassastromen als natuurgras, snoeihout, heide, en riet kunnen interessant zijn voor energieopwekking. Meer concreet onderzoek hiernaar voor wat betreft de beschikbaarheid is vanuit Natuurmonumenten gewenst. Ook t.a.v. vraag en aanbod. § Natuurmonumenten is wel bereid om andere benaderingen van beheer te onderzoeken en eventueel toe te gaan passen, waarbij o.a. een verdienmodel centraal staat. Binnen bestaande natuurterreinen zijn de mogelijkheden niet zo zeer voor handen, maar als realisatie van nieuwe natuur zou het interessant kunnen zijn, om een buffer rondom oude waardevolle natuurgebieden te kunnen krijgen. § Ecologisch waardevolle bossen dienen ongeveer 30% aan dood hout
Pagina
1/1
Actie door:
Nummer:
Verslag:
§
§
§
§
3
Ons kenmerk:
:
te kennen. . Er zijn een aantal locaties waar mogelijk éénmalig veel hout gaat vrijkomen, onder andere bij Landgoed Eerde waar ca. 1 hectare aan parkbossen wordt hersteld. De verwaarding van dat hout staat nog volop ter discussie. Wat betreft nieuwe EHS gronden ligt het momenteel stil. nieuwe natuur via een verdienmodel op basis van biomassa is zeer de moeite waard om te verkennen. Natuurmonumenten staat dus open voor een andere aanpak van inrichten van nieuw natuurgebied (in bestaande terreinen ziet men niet zoveel kans) waarbij biomassa een onderdeel wordt in de wijze van effectief inrichten. Een idee dat de heer Bisschops spontaan oppert is een inrichting waarbij natuur en de winning van biomassa voor energie worden gecombineerd in de vorm van een nieuwe stijl rabattenbos, waarbij de rabbatten vervangen worden door paden om efficiënt het hakhout te kunnen oogsten. Op deze wijze ontstaat een tijdelijk vorm van natuur met een cyclus van 10 jaar die als buffer voor ammoniak e.d. kan dienen rondom meer kwetsbare bestaande natuur. Natuurmonumenten zou graag budget willen om een business case op te zetten waarbij er een concreet rekenmodel wordt opgesteld waarin vraag en aanbod op elkaar kunnen worden afgestemd. Dit zou men graag met het bedrijfsleven en/of de provincie Overijssel gezamenlijk willen oppakken. Verder is het interessant om te kijken naar andere wijzen van logistiek, zoals per trein of water (bijv. zie spoorlijn door gebied in Salland). Valt daar per spoor hakhout of maaisel via goederenvervoer te combineren door speciale laadpunten in te richten en naar Almelo te laten rijden. Hetzelfde kan ook gelden voor scheepvaart (bijv. vegetatie langs Twentekanaal).
Aanvullende informatie beheereenheid Zuid Twente (NM) Onderstaande informatie is verkregen via email contact met dhr. J.W. in ’t Veld, beheerder bij Natuurmonumenten. § Graslanden worden verpacht, gehooid en afgevoerd. § Heide percelen 2 ha. plaggen per jaar (1000 kuub plagsel wordt afgevoerd naar bouwlanden) § Bij het maaien van heide en vergraste heide wordt in de toekomst ca. 6000 kg maaisel afgevoerd (project ’t Lankheet) § Dunningshout uit bos wordt afgevoerd en verkocht (100-150 kuub per jaar)
Verslagnummer:
Pagina
B02032.000286.0100
2/2
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111
VERSLAG
Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Projectnummer:
Beschikbaarheid biomassastromen uit terreinen Staatbosbeheer
B02032.000286.0100
Afdeling:
Ons kenmerk:
Inrichting & Gebiedsplannen
:
Plaats/datum bespreking:
Verslagnummer:
Deventer, 12 september 2011
B02032.000286.0100
Opgesteld door:
Verzenddatum:
M.W. Winkel
6 oktober 2011
Aanwezig:
Afwezig:
DIVISIE WATER
Kopieën aan:
Frank van Hedel (Staatsbosbeheer) Martin Winkel (ARCADIS)
Actie door:
Nummer:
Verslag:
1
Achtergrond gesprek ARCADIS inventariseert voor de Provincie Overijssel de hoeveelheid biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als onderdeel van dit project worden de geïnventariseerde gegevens uit GIS voorgelegd aan de terreinbeheerders om ze te toetsen en aan te vullen. getoetst bij de eigenaren/terreinbeheerders. In navolging op bovenstaande zijn een aantal aanvullende vragen gesteld.
2
Staatsbosbeheer Onderstaande vragen zijn besproken ARCADIS: Komen de gegenereerde hoeveelheden aan biomassa uit onze GIS inventarisatie uitgedrukt in hectare (ha) , m3 per ha en ton/m3, overeen met uw eigen gegevens? Staatsbosbeheer: § De 0,8 ton ds per m3 voor tak- en tophout wijkt af van de beschikbare literatuur. In de praktijk ligt deze gemiddeld wat lager op 0,2 ton droge stof per m3. § De hectares voor natuurgraslanden kloppen aardig. De opbrengst in ton droge stof zal in de praktijk gemiddeld richting de 4 ton ds/ha/jaar gaan. § Voor riet wijken de oogst inschattingen in hectare af van de GIS inventarisatie. In de Weerribben-Wieden komen andere tonnages van een hectare. Zie hiervoor het rapport van dhr. R. Groot van Natuurlijk Advies
Pagina
1/1
Actie door:
Nummer:
Verslag:
§ Heide geen indicatie of betrouwbare cijfers. § SBB heeft de intentie om in de Weerribben-Wieden 25 ha per jaar aan rietkraggen te oogsten. De omvang van de vrijkomende biomassa wordt geschat op 250.000m3 met een vochtgehalte van 90%, wat neerkomt op 25.000 ton droge stof per jaar. Hierbij wordt uitgegaan van een cyclus van ca. 20 jaar. § Voor natuurgras, droog van het land, wordt gerekend met 30% droge stofgehalte § Riet in de winter bevat ca. 85% droge stofgehalte § Riet in de zomer bevat ca. 30% droge stofgehalte ARCADIS: Kunnen de verpachte gronden ook meegenomen worden in het totaal aan theoretisch en praktisch vrijkomende biomassa voor Staatsbosbeheer? Staatsbosbeheer: § Ja, voor deze gronden gelden dezelfde omstandigheden, maar de hier vrijkomende biomassa wordt vaak toegepast in de landbouw. Dit staat hoger op de ladder van Lansink dan een energietoepassing ARCADIS: De gegenereerde cijfers gaan uit van het praktisch oogstbare gedeelte, oftewel datgene wat logistiek bereikbaar is. Kunt u op basis hiervan aangeven wat van dit gedeelte oogstbaar is vanuit ecologisch oogpunt? Staatsbosbeheer: Bij Staatsbosbeheer worden nauwelijks harde definities en verschillen voor productie- en natuurbos gehanteerd. Normaal gesproken wordt per bos gekeken of en in welke hoeveelheden oogst/onderhoud wenselijk en noodzakelijk is. § Het ecologisch wenselijke deel voor natuurgras is bijna 100%, omdat er naar gestreefd wordt bijna alle terreinen te maaien. § Voor het riet dat in de zomer wordt geoogst geldt 100% als ecologisch wenselijk. Riet dat in de winter wordt gemaaid is ca. 50% bestemd voor productieriet. Voor het overige gedeelte (ca. 50%) is het ecologisch wenselijk om af te voeren. ARCADIS: a. Welk percentage van de nu vrijkomende biomassastromen wordt al afgevoerd uit uw gebieden? b. Kunt u hierbij onderscheid maken naar bestemmingen, dus naar wie de biomassa wordt afgevoerd? (verwerkers, stortplaatsen, boeren, etc.) c. Kunt u aangeven welk gedeelte nu al wordt omgezet naar energie? (hoeveel en soort) Staatsbosbeheer: a/b/c. § Ongeveer 40% (schatting) van het oogstbare deel is beschikbaar als biomassa. Het overgrote deel van deze biomassa bestaat uit hout en natuurgras Hout wordt toegepast in verbrandingsinstallaties voor energie (Natuur)gras wordt toegepast als brandstof voor vergisters. Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
B02032.000286.0100
2/2
Actie door:
Nummer:
Verslag:
Natuurgras is, in tegenstelling tot de huidige informatie, wel een aantrekkelijke brandstof voor vergisters. § Van die 40% zal in de toekomst ook een steeds kleiner deel omgezet worden in energie, omdat niet-houtig materiaal steeds meer wordt ingezet als duurzame grondstof voor andere processen (bijv. kartonindustrie) § 60% van de vrijkomende biomassa gaat naar de agrarische sector. § Heide komt weinig voor op de markt als biomassa of anderszins. Echter het materiaal zou wel toepasbaar kunnen zijn in de energiesector. Heide wordt al wel toegepast als filtermateriaal in varkensstallen ARCADIS: Indien uw organisatie biomassa afvoert, welke tarieven worden hierbij gehanteerd door de acceptant of verwerker? Staatsbosbeheer: § Hier is geen eenduidig antwoord op te geven. Uitgangspunt is dat de oogst en logistiek van onze biomassa betaald moet kunnen worden uit de opbrengst om een duurzame basis te hebben voor levering. Maar verder hangt het veel af van kwaliteit, transportafstanden en open overslag. ARCADIS: Is uw organisatie betrokken bij initiatieven op het gebied van energieproductie uit biomassa? b. Verwacht u nog door u geïnitieerde projecten waarbij er sprake zal zijn van vrijkomende biomassastromen? (herinrichtingproject, onderhoud,..) c. Zo ja, welke partijen zijn bij deze projecten/initiatieven betrokken? (publieke en/of private partijen) Staatsbosbeheer: a. § Voor het nationaal park Weerribben-Wieden worden toepassingen onderzocht voor het op een kosten efficiënte manier transporteren van biomassa uit het gebied. De vrijkomende biomassa wordt vooralsnog toegepast voor energieproductie. § Voor het bovenstaande moet worden opgemerkt dat er binnen 5 jaar een verschuiving plaats vindt richting de toepassing van biomassa voor andere toepassingen dan energie. Dit geldt ook voor andere terreinen van Staatsbosbeheer. b. § Er worden te allen tijde mogelijkheden gezocht om biomassastromen rendabel te maken
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
B02032.000286.0100
3/3
Actie door:
Nummer:
Verslag:
c. § Hierbij wordt samenwerking gezocht met biomassaverwerkers op verschillende schaalgroottes. Daarnaast vindt er samenwerking plaats met chemiebedrijven voor het onderzoeken van verwerking van biomassa in andere producten dan energie. Verder zijn er samenwerkingsverbanden met energiebedrijven, ingenieursbureaus en aannemers. Een voorbeeld hiervan is het project ‘Rietimpuls’ in de Weerribben-Wieden
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
B02032.000286.0100
4/4
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111
VERSLAG
Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Projectnummer:
Verwerkingscapaciteit biomassa uit natuurbeheer
B02032.000286.0100
Afdeling:
Ons kenmerk:
Inrichting & Gebiedsplannen
:
Plaats/datum bespreking:
Verslagnummer:
Anerveen, 26 september 2011
3
Opgesteld door:
Verzenddatum:
ing. M.W. Winkel MSc
7 oktober 2011
Aanwezig:
Afwezig:
DIVISIE WATER
Kopieën aan:
Jan Hulter (MestvergisterAnerveen) Martin Winkel (ARCADIS)
Actie door:
Nummer:
Verslag:
Achtergrond gesprek ARCADIS inventariseert voor de provincie Overijssel de hoeveelheid biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als onderdeel van dit project wordt ook verkend welk deel van deze biomassa momenteel wordt verwerkt in installaties voor opwekking van energie Interview Wat zijn uw verwerkingstechnieken voor biomassa? (op dit moment en voorziene ontwikkelingen in de toekomst) Biovergistingsinstallatie: § Verwerking van organische afvalstromen en restproducten; § Vaste en vloeibare mest (kippen, geiten en varkens) § Verwachting is dat suikerbieten ook nog een rol kunnen gaan spelen als biomassa. Overige bedrijfstakken (de verdere ontwikkeling van): § Grasraffinage om te komen van gras tot houtachtige vezel, vloeibare kunstmest en een vloeibare stroom voor vergisten § Telen van eendenkroost en verwerken tot eiwitten § Groen Gasinjectie in aardgasnet § Optimalisatie van het vergistingsproces § Drogen van restproducten en digistaat § Biogas hubs § Verwerken GFT § Mestraffinage tot water en kunstmest § Lokale restproducten verwerken tot lokale producten
Pagina
1/1
Actie door:
Nummer:
Verslag:
CO2 rechten produceren Mestverwerking en mest export Groene stroom productie Benutten van restwarmte ( verwarmen refaja ziekenhuis te Stadskanaal ) Wat is uw verwerkingscapaciteit (op dit moment en voorziene ontwikkelingen in de toekomst) § De vergistingsinstallatie in Anerveen heeft een capaciteit van 25.000 ton te verwerken biomassa per jaar. Heeft u capaciteit beschikbaar voor verwerking van biomassa uit natuurbeheer? (nu en in de toekomst). § Ja, er is ruimte voor verwerking van biomassa uit natuurbeheer. Als u capaciteit beschikbaar had, welke van de biomassastromen zouden dan door u verwerkt kunnen worden? § (Natuur)gras is nagenoeg de enige biomassastroom die geschikt zou kunnen zijn voor de vergister. De ander genoemde stromen zijn of te droog waardoor er te weinig gas in zit. Voor bijvoorbeeld plaggen en kraggen is het zandgehalte te hoog. § Bermgras zou een goed aanvulling kunnen zijn, mits de definiëring van bermgras als afvalstof opnieuw bekeken zou kunnen worden. Daarbij geeft de huidige oogsttechniek problemen, doordat het gras wordt geklepeld en opgezogen. Bij het opzuigen gaat er veel zand mee waardoor de vergister dit niet meer kan verwerken. Welke eisen zou u stellen aan deze stromen (vochtgehalte, versheid, hakselmaat, etc) § Hoe verser het product hoe beter (50 - 80 %). § Hakselmaat van max. 30 mm § Stikstofgehalte i.v.m. bacterieleven in de vergister § Het materiaal dient zo weinig mogelijk zand te bevatten, dit is funest voor de vergister. De wijze van oogsten is van belang. Welk verwerkingstarief zou gelden? § Tarieven is om en nabij €10,- per ton § Tarieven voor biomassa van naweide percelen van boeren waarin gras en mest door elkaar verspreid ligt, worden voor €0,- per ton opgehaald. Alleen de uren voor hakselen en transport worden hier gerekend. We willen graag een indruk krijgen van de ‘aantrekkelijkheid’ van deze stromen. In welke mate concurreren biomassastromen uit natuurbeheer met andere biomassastromen? § Vooralsnog vindt er geen concurrentie plaats met andere biomassastromen. Het is maar net hoe de prijzen van gras concurreren met andere stromen. Wat geschikt, beschikbaar en goedkoop is krijgt voorrang t.o.v. andere stromen. § § § §
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
3
2/2
Actie door:
Nummer:
Verslag:
Met wat voor initiatieven houd u zich bezig? § Alleen biovergisting, waarbij stroom geleverd wordt aan het net. Het restproduct uit de vergister, genaamd digistaat, dient als mestproduct voor in de agrarische sector.
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
3
3/3
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111
VERSLAG
Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Projectnummer:
Verwerkingscapaciteit biomassa uit natuurbeheer
B02032.000286.0100.
Afdeling:
Ons kenmerk:
Milieu & Ruimte
:
Plaats/datum bespreking:
Verslagnummer:
Zwolle, 7 september 2011
1
Opgesteld door:
Verzenddatum:
Matthijs Wetterauw
5 oktober 2011
Aanwezig:
Afwezig:
DIVISIE MILIEU & RUIMTE
Kopieën aan:
Ronald Colenbrander (ROVA) Matthijs Wetterauw (ARCADIS)
Actie door:
Nummer:
Verslag:
Achtergrond gesprek ARCADIS inventariseert voor de provincie Overijssel de hoeveelheid biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als onderdeel van dit project wordt ook verkend welk deel van deze biomassa momenteel wordt verwerkt in installaties voor opwekking van energie. ROVA ROVA exploiteert samen met HVC een vergister in Zwolle. Groen gas wordt geleverd aan het net, restmateriaal wordt afgezet als compost. De capaciteit van de vergister is zo’n 45.000 ton biomassa per jaar. Daarnaast voert ROVA nog biomassa door naar andere verwerkers die het materiaal verwerken tot biobrandstoffen, elektriciteit en compost. De installatie in Zwolle verwerkt hoofdzakelijk GFT. Pilots om bermmaaisel (2.000 tot 4.000 to per jaar) en structuurrijk materiaal (3.000 tot 4.000 ton per jaar), zoals plantsoenafval te verwerken, lopen. Zowel het maaisel als het snoeiafval zijn in de gebieden waar ROVA actief is beschikbaar. Het snoeiafval wordt toegevoegd om een goede werking van de het proces te bewerkstelligen; dit vergt een bepaalde hoeveelheid structuurrijk materiaal. Zoals aangegeven verwerkt ROVA naast GFT een hoeveelheid bermmaaisel en snoeiafval uit eigen beheer. Nadeel is dat dit materiaal in een relatief korte periode vrijkomt; de stroom is niet afgestemd op de behoefte van de vergister. Het moet dus opgeslagen worden, wat kosten
Pagina
1/2
Actie door:
Nummer:
Verslag:
met zich meebrengt en ook niet gunstig is voor de gasopbrengst. Mede om deze reden heeft ROVA binnenkort een gesprek met Het Overijssels Landschap over verwerking van enkele duizenden tonnen gras uit natuurbeheer. Wellicht kan de aanlevering van dit materiaal worden afgestemd op de behoefte van de vergister, waardoor een beter in de tijd gespreide aanvoer ontstaat. De verwerkingscapaciteit van ROVA voor materiaal uit natuurbeheer is vooralsnog beperkt tot de stroom die nodig is voor optimalisatie van het proces. ‘Hoofdtaak’ blijft de verwerking van GFT. Er zijn op dit moment geen concrete plannen voor uitbreiding van de verwerkingscapaciteit. R. Colenbrander
R. Colenbrander vraag aan het Overijssels Landschap op ARCADIS mag worden geïnformeerd over de resultaten van het gesprek.
M. Wetterauw
M. Wetterauw vraagt de provincie Overijssel of de VAR een exemplaar van het eindrapport kan krijgen
Ons kenmerk:
Verslagnummer:
Pagina
1
2/2
:
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111
VERSLAG
Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl
Onderwerp:
Projectnummer:
Verwerkingscapaciteit biomassa uit natuurbeheer
B02032.000286.0100
Afdeling:
Ons kenmerk:
Inrichting & Gebiedsplannen
:
Plaats/datum bespreking:
Verslagnummer:
Hengelo, 23 september 2011
2
Opgesteld door:
Verzenddatum:
ing. M.W. Winkel MSc
29 september 2011
Aanwezig:
Afwezig:
DIVISIE WATER
Kopieën aan:
Frank Siebelt (Twence) Martin Winkel (ARCADIS)
Actie door:
Nummer:
Verslag:
Achtergrond gesprek ARCADIS inventariseert voor de provincie Overijssel de hoeveelheid biomassa die vrijkomt en potentieel kan vrijkomen bij natuurbeheer. Als onderdeel van dit project wordt ook verkend welk deel van deze biomassa momenteel wordt verwerkt in installaties voor opwekking van energie Interview Wat zijn uw verwerkingstechnieken voor biomassa? (op dit moment en voorziene ontwikkelingen in de toekomst) De huidige verwerkingstechnieken van biomassa naar energie en warmte bestaan uit een vergistingsinstallatie, een verbrandingsinstallatie en een groencompostering. De vergistingsinstallatie is vorige week donderdag officieel geopend. Vergistingsinstallatie § De vergistingsinstallatie is geïntegreerd met de bestaande composteerinstallatie. Hierin wordt organische materiaal ‘droog’ vergist. De installatie kan ook zogeheten ‘over-datum materiaal’ verwerken waarbij het organisch materiaal van de verpakking wordt gescheiden. § De huidige verwerkingstechnieken zijn voor traditionele biomassastromen. Of de installatie geschikt is voor rietkraggen en -plaggen en heideplaggen zijn niet bekend, maar vergisting van deze stromen lijkt onwaarschijnlijk. § Indien er behoefte is naar andere technieken om bijvoorbeeld bovenstaande biomassastromen te verwerken dan is Twence bereid
Pagina
1/1
Actie door:
Nummer:
Verslag:
om hiervoor nieuwe technieken te onderzoeken. Mogelijk kan het bioenergiepark hierin een rol spelen (zie verderop). Biomassa verbrandingsinstallatie § De Biomassa Elektriciteits Centrale (BEC) van Twence wekt elektriciteit op door verbranding van organische afvalmaterialen, voornamelijk B-hout (geverfd en behandeld hout), houtige nietcomposteerbare delen uit de composteringsinstallaties en de grove delen uit het groenafval. § Of de installatie geschikt is voor rietkraggen en -plaggen en heideplaggen hangt af van verder onderzoek naar het materiaal. Vooraf kan worden vastgesteld dat het zandgehalte en vochtgehalte een bepalende factor is in de mate van verwerking. Groencompostering § Twence composteert diverse groenafvalstromen, zoals blad, gras, snoeihout. Afval energiecentrale § Brandbaar afval, dat niet kan worden gescheiden of hergebruikt, wordt verbrand in de afvalenergiecentrale. Een deel van het brandbaar huishoudelijk restafval wordt als biogeen beschouwd. Twence verwerkt gen monostromen biomassa in de afvalenergiecentrale. Toekomstige verwerkingsmogelijkheden § De ambitie van Twence is om in de toekomst meer duurzame energie te produceren, onder andere door de verwerking van biomassa. Dat kan ook in decentrale, relatief kleine installaties. Diverse verwerkingstechnieken en een variëteit aan biomassasoorten komen mogelijk in aanmerking. O.a. technologische ontwikkelingen en marktontwikkelingen zullen mede bepalend zijn. Wat is uw verwerkingscapaciteit (op dit moment en voorziene ontwikkelingen in de toekomst) § De vergistingsinstallatie heeft een capaciteit van circa 50.000 ton GFT en ander organisch afval per jaar. De composteringsinstallatie heeft een capaciteit van ca. 120.000 ton per jaar. § BEC: ca.160.000 ton/jaar Heeft u capaciteit beschikbaar voor verwerking van biomassa uit natuurbeheer? (nu en in de toekomst). § Ja, zowel in de vergister als in de BEC is capaciteit beschikbaar voor eventuele ander biomassastromen. § Voor de BEC is op dit moment en in de toekomst de vraag naar afvalhout groter dan het aanbod; Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
2
2/2
Actie door:
Nummer:
Verslag:
§ De vergister heeft genoeg aanbod, echter de spreiding over het jaar is divers. Indien er teveel aanbod is dan wordt het materiaal opgeslagen of gecomposteerd. Als u capaciteit beschikbaar had, welke van de biomassastromen zouden dan door u verwerkt kunnen worden? § Vooralsnog de traditionele stromen § Indien, na verder onderzoek, andere stromen mogelijk zijn (rietkraggen, plaggen, etc.) zouden deze in aanmerking kunnen komen. § In beginsel kan alle biomassa duurzaam verwerkt worden. Truc is om de beste techniek bij de juiste stroom te vinden. Welke eisen zou u stellen aan deze stromen (vochtgehalte, versheid, hakselmaat, etc) § Het materiaal dat in de vergister gaat, wordt verkleind en zoveel mogelijk ontdaan van storende stoffen. Hierbij betreft het vooral GFT en niet houtige biomassa. § De BEC kan grote houtige niet-composteerbare delen en grove delen groenafval aan. Het brandbare materiaal wordt eerst verkleind tot stukken van maximaal 50 centimeter. In de meeste gevallen heeft het materiaal bij levering al deze afmetingen. Mocht dat niet geval zijn dan vermaalt een shredder (versnipperaar) het materiaal op de juiste maat. Welk verwerkingstarief zou gelden? § Tarieven voor compostering van groenafval variëren van €20,- tot €25,- per ton § Tarieven voor biomassa voor de vergister en BEC zijn o.a. afhankelijk van de afmeting van: • het materiaal; • de gehalten aan chloor en zware metalen; • hoeveelheid zand; • concurrentie in de markt. Hiervoor is geen exacte prijs voor aan te geven. § In zijn algemeenheid geldt dat de tarieven voor biomassa sterk onder druk staan door toenemende verwerkingscapaciteit en technologische ontwikkelingen. We willen graag een indruk krijgen van de ‘aantrekkelijkheid’ van deze stromen. In welke mate concurreren biomassastromen uit natuurbeheer met andere biomassastromen? § Vooralsnog vindt er geen concurrentie plaats met andere biomassastromen. De verwerkingscapaciteit is voldoende. Bij de BEC is het aanbod kleiner dan de vraag. Hier zit nog wel rek in. § Het aanbod van biomassastromen uit natuurbeheer is op het moment nog vrij summier, omdat deze logistiek nogal versnipperd liggen en het aanbod in verhouding tot GFT niet groot is. Biomassastromen Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
2
3/3
Actie door:
Nummer:
Verslag:
kunnen soms goedkoper geïmporteerd worden (N-Amerika) dan uit landschapsonderhoud verkregen worden. Met wat voor initiatieven houdt u zich bezig? § Twence onderzoekt de mogelijkheid voor de bouw van kleinere biomassacentrales (o.a. vergistinsinstallaties). Deze kunnen decentraal worden ingezet op plaatsen waar een groot aanbod is van organisch afval. Zo wordt lokaal de keten gesloten. Twence levert dan ondersteuning, onder meer in de vorm van kennis, of kan een rol spelen in de levering van biomassa en de productie van energie. § Twence biedt de mogelijk aan kleine bedrijven om zich te ontwikkelen in nieuwe technieken voor energieopwekking: bioenergiepark. Hiervoor is een terrein beschikbaar naast de locatie van Twence in Hengelo. Op deze wijze wordt de mogelijkheid geboden om gebruik te maken van de aanwezige biomassa op het terrein en van voorzieningen en vergunningen.
Ons kenmerk:
:
Verslagnummer:
Pagina
2
4/4
Verslaglegging informatie per e-mail en telefonisch contact Gestelde vragen
1 Komen de gegenereerde hoeveelheden aan biomassa uit onze GIS inventarisatie (zie bijlage 2), uitgedrukt in hectare (ha) ,
Landschap Overijssel
Overijssels Particulier Grondbezit
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Verkregen antwoorden
Waterschap Reest en Wieden
Waterschap Velt en Vecht
Geen antwoord
Er wordt niets afgevoerd (blijft liggen of wordt versnipperd) • Het krooshek-vuil bij de gemalen wordt 1 of 2 keer per jaar opgehaald en deels afgevoerd naar een compostering en het restvuil naar de vuilverwerking • Afvoeren van maaisel langs de wegberm is mogelijk en wordt door de gemeente afgevoerd (wel geschikt voor biomassa)
Een groot deel van het maaisel blijft op de onderhoudspaden liggen (ontvangstplicht), slechts een zeer gering percentage wordt afgevoerd. Grove schatting is minder dan 5%.
Waterkering 100%, watersysteem 20%
• Bij de kleinere watergangen worden de vrijkomende hoeveelheden maaisel op de naastliggende percelen neergelegd (ontvangstplicht); • Bij de grotere watergangen met een smal onderhoudspad erlangs wordt het vrijkomende maaisel op dit pad verkleind, waarna het hier verteerd; • Bij de grotere watergangen met een breed onderhoudspad erlangs wordt het vrijkomende maaisel afgevoerd
• Niet alles is geschikt om af te voeren. • Veel waterlopen kunnen alleen bereikt worden via aanliggende percelen • De waterlopen die wel afgevoerd worden, hebben een drie meter breed pad of het maaisel wordt verwijderd via het water
b. Kunt u hierbij onderscheid maken naar soorten biomassa?
• maaisel • houtachtige begroeiing
Gaat om maaisel dat vrijkomt van onderhoudspaden en taluds van watergangen.
zie antw. 3a
• maaisel • houtachtige begroeiing
c. Kunt u hierbij onderscheid maken naar bestemmingen, dus naar wie de biomassa wordt afgevoerd? (verwerkers, stortplaatsen, boeren, etc.)
Maaisel blijft liggen (ontvangstplicht) of wordt Maaisel dient afgevoerd te worden naar een versnipperd erkende verwerker. • Het maaisel moet worden ontvangen door de aangrenzende eigenaar • Afvoeren van maaisel door/langs de percelen is technisch moeilijk
• Al het maaisel wordt nu afgevoerd naar Maaisel wordt afgevoerd naar verwerkers groenverwerkingslocaties • Op dit moment verwerkt het waterschap nog niet heel veel maaisel op het land. In een gedeelte van ons beheersgebied ligt het nu op onderhoudspaden van 1.50 meter breed, dit kun je nagenoeg niet afvoeren, in het andere gedeelte ligt het op het talud. Waarom wij maaisel nu in het land gaan leggen is dat de kaderrichtlijn water vraagt om een ecologisch gezond water (dus weinig voedingstoffen) waardoor het maaisel uit het profiel gehaald moet worden en er op basis van de Keur en waterwet een ontvangstplicht is voor 0 Geen antwoord
• Voor een groot deel van de waterlopen is er een ontvangstplicht bij de aanliggende eigenaren. • De waterlopen die afgevoerd worden, worden op twee manieren verwerkt. 1. Maaisel wordt opgeladen door aanliggende eigenaar en op zijn terreinen verwerkt. 2. Maaisel wordt verzameld door het waterschap. Verwerking van het maaisel gebeurd door een erkend verwerkingsbedrijf. • Bij houtachtige begroeiing wordt afhankelijk van de bereikbaarheid het hout verzameld en afgevoerd ( haardhout, klompenhout en snippers). Indien dit niet mogelijk is wordt het Geen antwoord
14-2-2012
Zie verslag interview
Zie verslag interview d. Kunt u aangeven welk gedeelte nu al wordt omgezet naar energie? (hoeveel en soort)
4 Indien uw organisatie biomassa afvoert, welke tarieven worden hierbij gehanteerd door de acceptant of verwerker?
Groot percentage blijft liggen vanuit ecologisch oogpunt (percentage onbekend) • Tijdens de winter-snoeiwerkzaamheden worden de takken / snippers ter plaatse verwerkt (habitat flora/fauna)
Zie antwoord 3a en b • Hout uit bos: wordt voor betaald, prijs van vele factoren afhankelijk. • Hout uit landschapselementen: wordt voor betaald, prijs van vele factoren afhankelijk. • Natuurgras: voor afvoeren van maaisel wordt betaald: € 19,- per ton ophalen € 29,- per ton ophalen + verwerken . Vaak kleine hoeveelheden en moeilijk bereikbare plekken. • Riet: onbekend • Heide: onbekend
OPG heeft geen verdere gegevens beschikbaar
Geen antwoord
3 a. Welk percentage van de nu vrijkomende biomassastromen wordt al afgevoerd uit uw gebieden?
• Hout uit bos: zeer weinig, einddoel van een groot aantal van onze bossen is dat er niet meer geoogst gaat worden. Op dit moment dus misschien 0-5% per jaar oogstbaar uit bossen. • Hout uit landschapselementen: blijven sterker onder beheer, 5-10% per jaar oogstbaar uit landschapselementen. • Natuurgras: ca. 90% per jaar oogstbaar. • Riet: ca. 50-60% per jaar oogstbaar, overjarig riet is interessant voor fauna. • Heide: 5% per jaar is oogstbaar door plaggen. • Hout uit bos: verschilt sterk. Soms zijn er grote ingrepen, soms slechts dunning (ca. 5%). Bij grote dunningen wordt het hout afgevoerd naar de houthandel, bij kleine dunningen wordt het hout verkocht als brandhout. • Hout uit landschapselementen: 100% wordt afgevoerd. Verkocht als brandhout. • Natuurgras: 100% wordt afgevoerd. 95% van de terreinen wordt verpacht (afvoer door begrazing of maaien en afvoeren). 5% door onszelf gemaaid (afvoer door boeren of markt). • Riet: onbekend • Heide: 90% van plagsel wordt afgevoerd (vaak verwerkt in akkers in de buurt). 10% blijft achter voor fauna. • Bermmaaisel: onbekend.
• LGN 6 code 1 (Agrarisch gras), herkomst: Waterkering, 60 ha, 16.6 ton/ha. • LGN 6 code 6 (Zoet water), herkomst: Watersysteem, 1000 ha, 7.9 ton/ha
Waterschap Regge en Dinkel
Het waterschap maait voor de doorstroming van Onbekend water. Er wordt rekening gehouden met de floraen faunawet middels prioritering van watergangen.
Kunt u op basis hiervan aangeven wat van dit gedeelte oogstbaar is vanuit ecologisch oogpunt?
Zijn geen gegevens bekend. Bij ons waterschap gaan we uit van een afvoer van maaisel van ca. 3000 ton (5% van totaal) op jaarbasis.
Waterschap Rijn en IJssel
2600 km aan watergangen met verschillende breedtes.
2 De gegenereerde cijfers gaan uit van het praktisch oogstbare gedeelte, oftewel datgene wat logistiek bereikbaar is.
• Hout snoeiafval: ca. 1025 ton/jaar • Kroos bij gemalen: ca. 475 ton/jaar • Maaisel: ca. 3700 ton/jaar
Waterschap Groot Salland
• Voor enkele watergangen waar 2 x per jaar wordt gemaaid is de vrijkomende hoeveelheid maaisel bepaald. Dit ligt gemiddeld rond de 2 kg/m² (=0,2 ton/m3). • In dit deel van het waterschap wordt jaarlijks rond de 400 ton afgevoerd
m3 per ha en ton/m3 , overeen met uw eigen gegevens? Mocht u niet over vergelijkbare gegevens beschikken, kunt u dan aangeven of de gehanteerde omrekenfactoren (gevoelsmatig) juist zijn? Het gaat hierbij om de productie van biomassa per hectare en de oogstbare fractie hiervan.
• Hout: 2828 ha • Natuurgras: 1900 ha • Riet: onbekend • Heide: 911 ha • Normen voor hout uit bos lager dan voor hout uit landschapselementen is zeker correct. • Beide normen wat aan de hoge kant.
Niet van toepassing
Nee.
Niet van toepassing
Voor 2010 was dit € 19,- /m³ voor het afvoeren en Afhankelijk van de samenstelling varieert de prijs Poorttarief van € 15,00 tot € 25,00 per ton verwerken van het maaisel. tussen de 20 en 50 euro per ton De prijs wordt vooral bepaalt door de volgende twee aspecten: - transport naar verwerkingslocatie, bij een transportafstand van 30 kilometer, kost het transport net zo veel als het verwerken. bij grotere afstanden is het zelfs duurder dan de verwerking. - vervuilingsgraad van het maaisel; maaisel uit stedelijk gebied heeft een groot deel zwerfvuil in zicht dit maakt het verwerken zeer veel duurder.
€ 24,- /ton voor het afvoeren en verwerken van het maaisel.
5 a. Is uw organisatie betrokken bij initiatieven op het gebied van energieproductie uit biomassa?
b. Verwacht u nog door u geïnitieerde projecten waarbij er sprake zal zijn van vrijkomende biomassastromen? (herinrichtingproject, onderhoud,..)
c. Zo ja, welke partijen zijn bij deze projecten/initiatieven betrokken? (publieke en/of private partijen)
14-2-2012
• Bijdrage aan Mooi Nederland project Welhuis en Aequator "Duurzame energiewinning uit Nationaal Landschap Noordoost Twente". • Samenwerking met Twence m.b.t. biomassa analyses en doelstelling tot strategische samenwerking. • Samenwerking met Bio-energiecluster Oost Nederland. • Bijdrage aan onderzoek UT Twente naar mobiele energie-verwerking. • Contacten met BeGreen voor mogelijk opzetten praktijkpilot.
Niet van toepassing
Onbekend
Nee, niet actief
Op diverse fronten actief om berm- en slootmaaisel in te zetten voor de energiebehoefte • projecten: wkk-Rekken; vergisting in Winterswijk, Etten en Olburgen;
• Boetelerveld: 20 ha bos kappen en plaggen. • Soeslo: vijver/poel opschonen.
Niet van toepassing
Onbekend
Niet van toepassing
Onbekend
Ja het areaal aan watersysteem zal aanzienlijk nieuwe mogelijkheden worden onderzocht groter worden (in meest optimale scenario verdubbelen) Waterschap is bezig met een uitvoeringsprogramma voor de opgaven uit de Kaderrichtlijn water en nationaal bestuursakkoord water. Met name het bestuursakkoord vraagt meer ruimte om extreme hoeveelheden water goed op te kunnen vangen. De ruimte die hiervoor nodig is wordt ook benut voor de ecologische doelen vanuit de kaderrichtlijn water. • LTO: afzetten maaisel bij agrariër als Geen antwoord bodemverbeteraar • Gemeente Kampen: afzetten maaisel bij agrariërs als bodemverbeteraar • Onderzoek naar mogelijke pilot projecten m.b.t. bio-energie met o.a. ROVA en bio liquid
Het waterschap Regge en Dinkel is in het kader van duurzaamheid betrokken bij een aantal projecten waarbij maaisel wordt omgezet naar energie of als een andere grondstof.
Geen antwoord
Geen antwoord
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
BIJLAGE
3
Inventarisatie rondom Overijsselse Vecht Voor toelichting op de onderbouwing van deze resultaten wordt verwezen naar bijlage 1.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
LGN6Code 11, 12
40, 43
36, 37, 38
42
45
Biomassa
Hout uit productiebos
Hout uit natuurbos
Heide
Riet
Natuurgras
075791432:A - Definitief
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Natuurmonumenten
Staatsbosbeheer
Landschap Overijssel
Staatsbosbeheer
Staatsbosbeheer
rondom Overijsselse Vecht
Natuurmonumenten
Praktisch potentieel 5 km
Natuurmonumenten
Bepaling praktisch beschikbare biomassa: Overijsselse Vecht Landschap Overijssel
Tabel 24
Hoeveelheid biomassa
Bijgroei
Praktisch oogstbare deel
Subcategorieën biomassa
Hectares (ha)
Tonds/ ha/jaar
%
Spilhout
1.671
296
643
1,664,99
95
10
5
0
0
Tak- en tophout
1.671
296
643
1,2
95
10
5
50
112,0
8
0
0
1,664,99
70
10
0
0
0
100
0
10
0
5
50
100
50
Spilhout Tak- en tophout
Ecologisch wenselijk oogstbare deel
Beschikbaar voor energie
%
%
Totaal praktisch potentieel Tonds/jaar
0 0,3
8
0
0
1,2
70
Heide
117
26
175
1,7
70
75
80
15,0
Heideplaggen
117
26
175
50
70
5
90
501,0
(Overjarig) riet en rietsluiksel
119
0
14
2,3
55
100
84,0
Rietplaggen
119
0
14
100
5
100
333,0
Rietkraggen
-
-
-
1.000
100
100
100
-
670
76
226
4,0
70
-
50
95
90
40
50
50
1.099,0
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
BIJLAGE
4
Stakeholdersanalyse biomassa uit natuur en landschap provincie Overijssel
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Stakeholderanalyse biomassa uit natuur en landschap Overijssel Uitgevoerd door: Thomas Hoppe, 16 november 2011, In het kader van project BE2.O Onderzoeksinstituut: Twente Centre for Studies in Technology and Sustainable Development (CSTM), Universiteit Twente
Introductie In dit overzicht zijn stakeholders omschreven en van toelichting voorzien op het gebied van biomassa uit natuur en landschap in Overijssel (met nadruk op de regio Twente) met als doel energieopwekking. Het overzicht is tot stand gekomen naar aanleiding van een bureaustudie en een reeks verkennende interviews aan de hand van open einde-vragenlijsten met vertegenwoordigers van stakeholders (ook met betrokkenen van lopende projecten in Overijssel, o.a. Noordoost Twente). In dit overzicht worden per actor diens doelstelling(en), hulpbronnen, macht in besluitvormingsprocessen, voordelen en barrières ten aanzien van deelname in de bio-energieketen vermeld. Het gaat hierbij om de volgende partijen: 1. boeren en andere particuliere grondeigenaren in buitengebieden; 2. lokale aannemers en verwerkers; 3. gemeenten; 4. de provincie Overijssel; 5. Twence; 6. financiers; 7. Twente Milieu; 8. eindgebruikers van bio-energie; 9. netbeheerders (inzake distributie van duurzame warmte); 10. natuur- en landschapsbeheerders; 11. de Rijksoverheid.
1
Beschrijving van stakeholders
A1. Actor: boeren en andere particuliere grondeigenaren in buitengebieden Doelstelling: onderhoud van erf, eigen bedrijfsvoering rendabel draaiende houden, schaduwwerking en onkruid voorkomen. Hulpbronnen: biomassa (snoeihout en maaisel). Macht in besluitvormingsprocessen: toestemming verlenen om biomassa van erf door derden te laten benutten. (Voldoende) Aanbod van biomassa genereren. Voordelen van deelname in de bio-energieketen: biomassa(afval)stromen die voorheen niet werden gewaardeerd (of alleen als afvalstroom waar men transportkosten voor moest rekenen om er van af te komen), kunnen nu als grondstof voor energieopwekking worden gewaardeerd. Financieeleconomisch betekent dit een netto-vooruitgang (al was het maar dat onderhoud mogelijkerwijs door een ander kan worden gedaan en door een ander (tegen gereduceerde kosten) kan worden afgevoerd). Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Het blijkt moeilijk om particulieren te overtuigen zich te committeren aan langjarige contracten voor levering van biomassa aan verwerkers. Kennis over voordelen van biomassalevering is beperkt en het ontbreekt vaak aan ‘knowhow’. Daarnaast heerst er een conservatieve cultuur (angst voor vernieuwing, bedreiging van bestaande werkwijze(n), angst om anderen toegang te verlenen op eigen erf/domein) en bestaat er weerzin om nieuwe biomassa-oogstwijze(n) te gaan toepassen (tenzij ander dit voor zijn rekening neemt). Traditionele (lokale) contacten worden heel belangrijk gevonden; met name het contact met de aannemer (verwerker) die de biomassa afneemt. Voordat particulieren een contract ondertekenen, dienen zij eerst te worden ontzorgd. Er bestaat veel aarzeling onder hen op dit gebied. Voor boeren staat hun primaire bedrijfsvoering voorop (vnl. veeteelt, ten dele gewassen verbouwen); hoewel houtwallen tot schaduwwerking leiden (hetgeen als nadelig wordt beschouwd), is snoeien geen prioriteit (voorwaarde om biomassa te leveren). Houtwallen op boerenerven worden regelmatig verwaarloosd. Tevens bestaat wantrouwen andere partijen op het eigen terrein/erf aan de slag te laten gaan: “Eigen grond is heilig.” Ten aanzien van bio-energie op de boerderij is men ook wantrouwig: “Eerst zien, dan geloven.” Een ander probleem ligt in gewoontegedrag: heel veel biomassa uit natuur en landschap wordt door de eigenaar/beheerder in de open lucht verbrand. Weer een ander probleem is dat een ongedefinieerde hoeveelheid biomassa naar het buitenland verdwijnt voor consumptie daar (verkocht door particulieren zelf of via aannemers). Hier is weinig bekend over.
2
A2. Actor: lokale aannemers en verwerkers Doelstelling: Biomassa verwerken (voor hoogwaardige dan wel laagwaardige benutting óf voor export). Exploitatie rondkrijgen. Winstmaximalisatie (theoretisch gezien). Hulpbronnen: Kapitaal om biomassa te verzamelen en te verwerken. Kennis, ‘knowhow’. Regionaal (of groter) netwerk van partijen in de keten. Investeringsvermogen. NB. Zeer afhankelijk van langjarig gegarandeerde stroom biomassa met vastgestelde prijs door leveranciers. Macht in besluitvormingsprocessen: lokaal of regionaal oligopolie om biomassa af te nemen (hoewel: sterke concurrentie met Twence). Mogelijkheid om te willen en kunnen investeren in kapitaal om biomassa te verwerken (dan wel te verzamelen). Indien verwerker niet investeert, dan investeren andere partijen ook niet (leidt tot ‘deadlock’ voor lokale markt). Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Aanvullende manier om biomassareststromen op exergetisch laagwaardige manier nog te kunnen benutten door energie op te wekken en te verkopen (als aanvullende bron van inkomsten). Wellicht zijn er eveneens andere manieren om deze biomassastromen op hoogwaardiger manier te benutten. Optimaliseren van biomassa-omzet in regio. Kans om bedrijf(-svoering) te vergroten. Creëren van nichemarkt en optimalisatie ervan. Expertise opbouwen en deze op korte en middellange termijn exploiteren. Op wetgeving vooruit lopen. In aanmerking komen voor subsidies, certificatie, belastingvoordelen. Vergroten van exportmogelijkheden voor biomassarestromen. Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Lokale aannemers en verwerkers zijn afhankelijk van een voldoende op lange termijn gegarandeerd aanbod van leveranciers biomassa (tegen een vastgestelde prijs, die anders dan de meeste biomassa stromen niet fluctueert en veel onzekerheden met zich meebrengt). Afhankelijk van toezegging subsidies om onrendabele toppen te compenseren van investeringen in duurzame energie-installaties (alhoewel dit voor hout gestookte installaties schijnt mee te vallen). Concurrentie met hoogwaardiger mogelijkheden voor benutting van biomassa dan energieopwekking. Het ontbreekt bij lokale aannemers aan kennis en ‘knowhow’ hoe logistiek te organiseren en duurzame energie op efficiënte en effectieve wijze op te wekken en te verkopen (m.u.v. Bruins en Kwast). Transport is (vermoedelijk) een hoge kostenpost en kan bij lange afstanden tussen producent en verwerker tot onevenredig hoge uitstoot van broeikasgassen ten aanzien van de vermeden emissies door duurzame energieopwekking [dit argument is niet genoemd, maar is vermoedelijk wel aan de orde; nader uitzoeken]. Inter-organisationele factoren spelen vermoedelijk ook een rol (vastlegging in beleid bedrijfsvoering, managementaspecten, standaardwerkprocedures, e.a.). Concurrentie met grote regionale spelers (zoals Twence) in het aanbod van biomassa is een belangrijke beperkende factor. Schaalvoordelen van grote installaties (ook vanwege bij-verbranding) spelen er een belangrijke rol. Voor verbanding van biomassa (droge stof) gelden strenge kwaliteitseisen (geen bladeren, geen zand of andere vormen van vervuiling). Dit leidt tot bewerking van de biomassagrondstof vooraf, waarbij de kosten óf voor de producent/leverancier dan wel voor de verwerker zijn (of verdeling van kosten).
3
A3. Actor: gemeenten Doelstelling: onderhoud van stadsgroen en groen in buitengebied naar behoren uitvoeren. Hulpbronnen: Wettelijke toestemmingsvereisten (kapverordening, Wabo). Budget om (waarschijnlijk uit het budget voor lokaal klimaatbeleid, SLOK) lokale pilots mee te ondersteunen (zoals de gemeente Wierden, maar zie ook deelname van vier gemeenten in project N.O. Twente). Gemeentelijke groendienst. Kennis, ‘knowhow’ van gemeentelijke groendiensten (optimalisatie verzameling biomassa). Belangrijke partner in subsidieaanvragen. Binnen de gemeentelijke organisatie speelt de klimaatcoördinator een belangrijke rol. Hij/zij dient verschillende gemeentelijke diensten (en hun wethouders) mee te krijgen en ervoor te zorgen dat zij hun inspanningen afstemmen. Een andere hulpbron vormen de afspraken (en inspraak) die gemeenten hebben met de groenafvalverwerker (bijvoorbeeld Twente Milieu). Voordelen van deelname in de bio-energieketen: (Meer) Opbrengsten uit verkoop van (deel van) biomassa stadsgroen en uit buitengebieden (hogere prijs die wordt geboden door andere afnemers dan de centrale afnemer Twente Milieu / Twence). De gemeente zou de opgewekte energie kunnen gebruiken voor verwarming van openbare gebouwen (of faciliteiten die zij beheren, zoals zwembaden, sporthallen, openbare scholen, e.a.). Macht in besluitvormingsprocessen: Met name inzet van groendiensten, vergunningverlening, inzet van budget en capaciteit om lokale of regionale projecten te ondersteunen. Ook belangrijk: aandeelhouderschap in Twence (en daarmee ‘medezeggenschap’ in strategie groen afval verwerking Twence). Keuze om hoeveelheid opgewekte energie af te nemen en te gebruiken. Tot voor kort ging biomassa van gemeenten (GFT en snoeiafval) via Twente Milieu naar Twence (respectievelijk voor vergisting en bijverbranding) en was daarbij dus afhankelijk voor de prijs die Twence bood (in haar regionale monopolie; idem dito Rova voor Salland en West-Overijssel). Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Kennistekort, budget, (wellicht) bijbrengen nieuwe werkwijzen binnen groendienst, coördinatie van diensten (en tussen hun wethouders), erop toezien dat lokale partijen gemaakte afspraken naleven. Kappen en snoeien is beperkt mogelijk; dit hangt af van het seizoen (november t/m maart) en het weer (bij sneeuwval niet mogelijk).
A4. Actor: provincie Overijssel Doelstelling: Bio-energie stimuleren binnen kaders provinciaal bestuur. Provinciale en regionale economieën versterken. Hulpbronnen: Budget en beleidsinstrumentarium programmaplan Energiepact, deelprogramma Bioenergie en Investeringsfonds duurzame energie. Ondersteuning van lokale projecten. Smeden van vitale coalities die in aanmerking kunnen komen voor subsidies. Monitoren van biomassapotentieel. Macht in besluitvormingsprocessen: Ruimtelijke toestemming inzake vergunningstelsels (Wabo) en vergunning ex Wm (voor ingebruikname bio-energie-installatie). Daarnaast macht verbonden aan inzet economische beleidsinstrumenten (subsidies voor haalbaarheidsstudies, bijdrage in regionale projecten, Investeringsfonds). 4
Voordelen van deelname in de bio-energieketen: bijdrage aan behalen klimaatdoelstelling programmaplan Energiepact. Versterken provinciale (en regionale) economie(ën). Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: afhankelijkheid van andere partijen op lokaal niveau. Beperkingen om biomassapotentieel te bepalen (van technische aard, dankzij privacywetgeving, afhankelijkheid van derde partijen, en onenigheid over juridische definities). De betrouwbaarheid van deze gegevens laat te wensen over. Hoewel natuur- en landschapsbeheerders en de provincie Overijssel over vele contacten beschikken wordt geconstateerd dat er veel ‘eilandjes’ bestaan wat betreft lopende lokale en regionale initiatieven.
A5. Actor: Twence Doelstelling: Deels behalen van klimaatdoelstellingen Twentse gemeenten (gemeenten zijn aandeelhouder Twence). Vergroten regionale markt voor bio-energie. Kostprijs biomassa liefst stabiel en laag houden. Regionale markt voor afvalverwerking behouden en aandeel in duurzame energie vergroten. Hulpbronnen: bestaande infrastructuur, verbrandingsinstallatie (en andere relevante installaties en kapitaal op locatie). Grootte van installatie om energie op te wekken (vanwege schaalvoordelen waarmee concurrentievoordeel ontstaat). Huidige beleidsstimuli die bij-verbranden stimuleren (EUrichtlijn, nu ook landelijk beleid) dat op biomassamarkt tot voordeel leidt ten opzichte van andere bioconversielijnen (bij energieproducenten). De schaalgrootte is een ook voordeel wat betreft de kans om de SDE+-subsidie gehonoreerd te krijgen (waarin grote installaties een betere kans op honorering hebben dan kleine installaties). Macht in besluitvormingsprocessen: Vrijwel regionaal monopolie in afzet van biomassa uit natuur en landschap (en gemeentelijk afval biomassa uit snoeien). Als biomassaverwerker hanteert Twence strenge eisen voor de kwaliteit van biomassa (geen bladeren, geen zand of andere vormen van vervuiling; vloeit voort uit milieuwetgeving). Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Duurzaam energienichemarkt(en). Vergroten productiecapaciteit duurzame energie.
imago.
Betreden
van
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Opkomende concurrentie van andere afnemers van biomassa. Twente Milieu is niet meer verplicht gemeentelijke biomassastromen alleen aan te bieden aan Twence. Voor Twence is het kwijtraken van deze monopoliepositie reden om te willen investeren in innovatieve technieken waarmee nichemarkten te betreden zijn (bijv. energie opwekken door GFT te vergisten, e.a.). Twence werpt lokale en regionale biomassamarkten (uit natuur en landschap) ook barrières op door haar schaalgrootte en daarmee concurrentievoordeel (en niet te vergeten het concurrentievoordeel van goedkoop bij-verbranden energie op te wekken). Ook is van ingewijden bekend dat Twence biomassa importeert om het bij te verbranden in haar afvalcentrale en daar groene elektriciteit en duurzame warmte uit te genereren.
5
A6. Actor: financiers Doelstelling: krediet verstrekken aan ondernemers die in duurzaamheid investeren, en beloven een gunstig rendement in het vooruitzicht te hebben. Wel duurzaam en innovatief, maar niet met te veel risico’s. Hulpbronnen: kredietverstrekking. Macht in besluitvormingsprocessen: weigeren van kredietverstrekking betekent voor de ondernemer dat een installatie om energie op te wekken uit biomassa niet doorgaat. Voordelen van deelname in de bio-energieketen: groen imago en de hoop op een duurzame investering (met rendement). Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Risico’s die gepaard gaan met investeringen in bio-energieprojecten (te lange terugverdientijden, kans op mislukken projecten, niet sluitende business cases). Hout gestookte installaties schijnen overigens rendabel geëxploiteerd te kunnen worden (wordt minder riskant gevonden dan vergistingsinstallaties). In de praktijk is eigenlijk alleen de Rabobank financier. Dankzij de economische crisis en slechte ervaringen is het momenteel lastig voor ondernemers om krediet te krijgen om te investeren in duurzame energie-installaties.
A7. Actor: Twente Milieu Doelstelling: Afvalstromen uit Twente gemeenten verzamelen en tegen een goede prijs verkopen aan afnemers. Hulpbronnen: Afvalstromen van Twentse gemeenten (waaronder snoeihout en andere droge biomassa; GFT laten we hier buiten beschouwing). In de verzameling van afvalstromen heeft Twence een regionaal monopolie. Macht in besluitvormingsprocessen: regionaal monopolist van gemeentelijke afvalstromen. Bepaalt zelf aan wie de afvalstromen verkocht worden (degene die de hoogste prijs biedt). Vroeger ging alles naar Twence, maar dat is niet meer het geval. Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Meer dan vroeger krijgt droge biomassa waarde (als grondstof om energie op te wekken dan wel als grondstof hoogwaardiger benutting in de cascade). Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: door marktwerking kan regionale biomassa buiten de regio Twente verkocht worden door Twente Milieu wanneer daar een hogere prijs wordt geboden.
6
A8. Actor: Eindgebruikers bio-energie Doelstelling: duurzame warmte gebruiken voor een prijs die niet meer is dan voor conventionele warmte (groene elektriciteit is voor de opwekker van energie zelf en wordt direct op het net geleverd; daarom laten we het in deze analyse buiten beschouwing). Hulpbronnen: Geld (meer willen betalen voor duurzame warmte dan conventionele warmte, indien aan de orde; veel woonwijken en bedrijventerreinen zijn al duurzaam aangelegd of hebben parkmanagement, zodat gebruikers / bewoners eigenlijk geen andere keuze hebben dan aansluiting op het duurzame warmtenet). Macht in besluitvormingsprocessen: Doorgaans weinig (besluit over aansluiting is al genomen door projectontwikkelaar, gemeente en netbeheerder). Indien eindgebruikers opdrachtgever zijn bij de bouw van hun (nieuwbouw-)woning of bedrijfspand dan kan de invloed groter zijn. In de bestaande situatie kunnen eindgebruikers (huurders) door middel van instemmingsregels (bijv. 70% bij grootschalige renovatie van huurwoningen) invloed uitoefenen en projectvoortgang tegenhouden wanneer zij er geen netto voordeel uit denken te behalen (bijvoorbeeld wanneer zij vermoeden dat de niet-meer-dan-anders-norm niet gehaald gaat worden). Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Groen imago. Mogelijk lagere energierekening dan bij gebruik van conventionele energie. Opwaardering bedrijfspand of woning met hoog(er) energielabel, hetgeen zich (hopelijk) vertaalt in de prijs van het pand bij verkoop. Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: veel institutionele barrières (wet- en regelgeving; deze worden nog lastiger met invoering van de nieuwe Woningwet en Warmtewet). Eindgebruikers hebben weinig middelen in handen om invloed uit te oefenen. Ze zijn erg afhankelijk van andere partijen (ook van aannemers en installateurs die niet altijd goed werk leveren). Ze zijn vaak ook slecht geïnformeerd, niet gemotiveerd, en huiverig om in iets te investeren waar ze niet bekend mee zijn en waarmee de revenuen pas op (middel-)lange termijn contant worden gemaakt.
A9. Actor: Netbeheerder (inzake distributie duurzame warmte) Doelstelling: Warmtenetten rendabel exploiteren (het gaat hier om kleine lokale warmtenetten, niet om conventionele aardgasnetwerken). Hulpbronnen: Bestaande pijpleidingen en andere relevante infrastructuur. Geld. Kennis, expertise. Macht in besluitvormingsprocessen: Belangrijk. Sinds de Splitsingswet hebben netbeheerders een belangrijke verantwoordelijkheid in de distributie van gas en warmte. De energieproducent en afnemers van bio-energie zijn afhankelijk van de eisen die de netwerkbeheerder stelt. Voor de netbeheerder is het belangrijk dat de warmte de juiste kwaliteit heeft en dat niet vergaand hoeft te worden mee geïnvesteerd in nieuwe infrastructuur (hetgeen (co-)financiering door verwerkers, afnemers of overheden noodzakelijk maakt). Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Imago. Afzetgarantie bij langjarige contracten.
7
Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: Vrees voor toenemend onderhoud. Vrees voor een te grote (structurele) investering in pijpleidingen (terwijl anderen daar de revenuen van krijgen). Vrees voor slechte kwaliteit warmte (hetgeen tot bewerking en hoge kosten leidt).
A10. Actor: Natuur- en landschapsbeheerders Doelstelling: Natuurgebied en cultuurlandschap beheren, zodat de duurzame en ecologische waarde van deze gebieden gewaarborgd blijven. Natuur- en landschapsbeheerders (SBB, Natuurmonumenten, Landschap Overijssel, e.a.) worden gefinancierd uit donaties van leden en subsidiestromen van overheden (de rijksoverheid en de provincie) [nalopen of dit klopt]. Doordat de financiering voor natuur- en landschapsbeheer ‘opdroogt’, zijn beheerders genoodzaakt naar andere inkomstbronnen op zoek te gaan. Benutting van biomassa voor energieopwekking (en hoogwaardiger benutting in de cascade) zou als aanvullende inkomstenbron kunnen dienen. Niettemin mag het oogsten van biomassa niet ten koste gaan van duurzame en ecologische waarden van beheerde terreinen (m.n. landschappen, bossen en houtwallen). Hulpbronnen: natuur- en landschapsbeheerders zijn eigenaar van grote hoeveelheden biomassa (hout (droge stof), hoogwaardige biomassa). Zij hebben toegang tot een groot netwerk van partijen die bezig zijn met landschapsbeheer en houtverwerking (ngo’s, gemeenten, provincie, rijksoverheid, lokale particulieren, verwerkers, recreanten). Belangrijk is ook link met recreanten (de belangrijkste ‘klant’; NB. Opinievorming onder het publiek). Macht in besluitvormingsprocessen: toegang tot grote hoeveelheden biomassa kunnen eventueel worden geblokkeerd. Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Exploitatie van landschapsbeheer kan op een meer rendabele wijze plaatsvinden. Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: In de praktijk blijkt het lastig biomassa uit natuur en landschap te oogsten (verschilt echter per stroom). Bestaande regelgeving (Boswet, Floraen faunawet), angst voor kaalslag en teloorgang van ecologische waarden van beheerde terreinen (vnl. wantrouwen ten aanzien van aannemers die om financieel-technische redenen in een kort tijdbestek zoveel mogelijk biomassa willen oogsten zonder oog te hebben voor de ecologische en cultuurhistorische waarden van natuur en landschap; daarbij bestaat de vrees dat de herstelcapaciteit van het bos/landschap aangetast wordt). Bosbeheer wordt sterk bepaald door prijsstimuli. Dit maakt duurzaam beheer lastig. Bovendien is duurzaam beheer (en zeker omgang met biomassastromen voor energieopwekking) niet voldoende ingebed met onderhoud en omgangswerkwijzen van natuur- en landschapsbeheerders. Dit blijkt ook het feit dat veel biomassa uit natuur en landschap in de open lucht verbrand dan wel verkeerd wordt opgeslagen (om het nog als hoogwaardige grondstof voor verwerking te kunnen gebruiken). Een ander probleem is dat een onbekende hoeveelheid biomassa naar het buitenland verdwijnt voor consumptie aldaar. Natuur- en landschapsbeheerders beschikken niet over voldoende handhavingscapaciteit om illegale kap (e.a. vormen van biomassaverzameling) te voorkomen.
8
Niet alle natuur- en landschapsbeheerders staan even open ten aanzien van de mogelijkheid reststromen te gaan benutten voor energieopwekking. Hoewel de natuur- en landschapsbeheerders (en de provincie Overijssel) over vele contacten beschikken wordt geconstateerd dat er veel ‘eilandjes’ bestaan wat betreft lopende lokale en regionale initiatieven.
A11. Actor: rijksoverheid Doelstelling: Het collectief belang behartigen. Er zijn verschillende doelstellingen op verschillende maatschappelijke (beleids-)terreinen die relevant zijn voor het vraagstuk over biomassa uit natuur en landschap voor opwekking van energie: natuur- en landschapsbeheer (programma ‘Mooi Nederland’, subsidies voor landschapsbeheer, regelgeving natuurbescherming), milieu- en afvalregulering (normering verbranding, afvalstromen, vergunning ex Wm, e.a.), stimuleringsbeleid duurzame energie (subsidies: SDE+, EIA, VAMIL). Rijksagentschappen, zoals DLG en Agentschap NL, zijn ook betrokken en hebben een ondersteunende rol (om partijen bij elkaar te brengen, coalities te smeden, scenario’s te ontwikkelen, studies uit te voeren, e.a.). Hulpbronnen: Verschillende beleidsprogramma’s met hun sets van beleidsinstrumenten: vnl. regulering, subsidies. Macht in besluitvormingsprocessen: vnl. normering en toekenning van subsidies voor hout gestookte installaties die groene elektriciteit opwekken. Voordelen van deelname in de bio-energieketen: Doelstellingen van verschillende beleidsterreinen bereiken (zie ook doelstellingen). Barrières voor verdere deelname in bio-energieprojecten: barrières in regelgeving die met name belangen van andere partijen raken in hun pogingen om hun doelen te bereiken.
Vragen die volgen uit de stakeholderanalyse: 1) Via welke partijen gaat biomassa naar Twence? 2) Aan wie levert Twente Milieu tegenwoordig biomassa uit het Twentse landschap en wat is de zeggenschap van Twentse gemeenten daarin? 3) Via welke partijen gaat biomassa naar het buitenland en om wat voor hoeveelheden gaat het daarbij? 4) Hoeveel biomassa wordt er geïmporteerd in Overijssel met als doel bij-verbrand te worden in afvalcentrales?
9
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
BIJLAGE
5
Projectenoverzicht provincie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) Het overzicht van initiatieven en projecten zijn niet limitatief. Voor de actuele stand van zaken wordt verwezen naar de internetsite van de provincie Overijssel (http://www.overijssel.nl/thema's) Initiatieven bio-energie 1. Energie en ruimtelijke kwaliteit. Onderzoek onder meer in IJsseldelta naar landschappelijke inpassing van installaties voor biovergisting. Deze opdracht leidt tot een Handboek voor ruimtelijke inpassing. 2.
Vermarkting van biomassa uit bestaande landschapselementen in het Nationale Landschap Noordoost Twente.
3.
Rietimpuls ondersteunt de regionale rieteconomie in de Weerribben-Wieden.
4.
IMG Steenwijkerland: met drie energieprojecten: warmtenetwerk Eeserwold (biomassa en aardwarmte), biogasleidingproject Steenwijk (mestvergisting) en Energieregio (met ROVA en andere gemeenten).
5.
Haalbaarheidsstudie energieproductie uit biomassa afkomstig uit de Wieden en Weerribben (ARCADIS e.a.), met subsidie provincie.
6.
Haalbaarheidsonderzoek regionale rietketen (LTO Noord projecten), met subsidie provincie.
7.
Haalbaarheidsstudie voor het drogen van natte biomassa (Grassfuel, Sustec, Eneco), met subsidie provincie.
8.
Project Liederholthuis, waar boeren natuurgras inzamelen dat na voorbewerking vergist kan worden bij Jansen Wijhe, met subsidie provincie.
9.
Programma Natuur verdient beter (LNL), diverse projecten.
10. Energiepact, deelprogramma duurzame energie uit biomassa, diverse projecten.
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Inrichtingsprojecten natuur en landschap Natuur 1. Inrichting 1000 ha ‘nieuwe natuur’ Oldematen Water 1. ‘De Doorbraak’: aanleg beek en ecologische verbindingszone tussen Sallandse Heuvelrug en Noordoost-Twente (werkzaamheden tot 2015) 2. Uiterwaarden Olst: Natuurontwikkeling, meer veiligheid tegen hoog water, bodemsanering Landelijk gebied (Groen: prioriteit in uitvoering) 1.
Azelerbeek (Provincie Overijssel)
2.
Dalmsholte (Waterschap Groot Salland)
3.
Diepenheim (gemeente Hof van Twente)
4.
Dortherbeek
5.
Eelen en Rhaan (provincie Overijssel)
6.
Engbertsdijksvenen (provincie Overijssel)
7.
Enschede-Noord (gemeente Enschede)
8.
Enschede-Zuid (gemeente Enschede)
9.
Enter (provincie Overijssel)
10. Gooiermars (gemeente Deventer) 11. Haaksbergen 12. Losser (provincie Overijssel) 13. Noordwest Overijssel (provincie Overijssel) 14. Olst-Wesepe (provincie Overijssel) 15. Oud-Ootmarsum-Nutter (gemeente Dinkelland) 16. Raalte-zuid (gemeente Raalte) 17. Rijssen (provincie Overijssel) 18. Saasveld-Gammelke (provincie Overijssel) 19. Staphorst/Reestdal (gemeente Staphorst) 20. Tubbergen (gemeente Tubbergen) 21. Varsen (gemeente Ommen)
075791432:A - Definitief
ARCADIS
Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel
Colofon
INVENTARISATIE BIOMASSASTROMEN UIT NATUUR EN LANDSCHAP IN DE PROVINCIE OVERIJSSEL
OPDRACHTGEVER: Provincie Overijssel
STATUS: Definitief
AUTEUR: Martin Winkel
GECONTROLEERD DOOR: Matthijs Wetterauw
VRIJGEGEVEN DOOR: Matthijs Wetterauw 14 februari 2012 075791432:0.4
ARCADIS NEDERLAND BV Zendmastweg 19 Postbus 63 9400 AB Assen Tel 0592 392 111 Fax 0592 353 112 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504
©ARCADIS. Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitzonderingen door de wet gesteld, mag zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbenden niets uit dit document worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, digitale reproductie of anderszins.
075791432:A - Definitief
ARCADIS