Onderzoeksrapportage inventarisatie kleinschalige woonvormen voor dementerenden in de regio Zuid-Holland Noord
Regionaal Bureau Gezondheidszorg Zuid-Holland Noord Definitieve versie d.d. 2 maart 2010, zoals vastgesteld in de stuurgroep WZW op 4 februari 2010
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding ........................................................................................... 3 Hoofdstuk 2: Werkwijze ......................................................................................... 4 2.1 Landelijk niveau ....................................................................................................4 2.2 Regionaal niveau...................................................................................................4 2.3 Regionale werkgroep.............................................................................................5 Hoofdstuk 3: Landelijke en regionale ontwikkelingen ........................................... 7 3.1 Landelijk kader .....................................................................................................8 3.1.1 Financieringsvormen kleinschalig wonen ...........................................................8 3.1.2 Exploitatie ......................................................................................................9 3.2 Ontwikkelingen per provincie ............................................................................... 10 3.3 Ervaringen elders ................................................................................................ 11 Hoofdstuk 4: Uitkomsten regionale inventarisatie............................................... 14 4.1 Uitkomsten vragenlijsten...................................................................................... 14 4.1.1 Feitelijke situatie rond KSW in de sector VV&T .................................................... 14 4.1.2. Samenvatting inventarisatie VG-sector .............................................................. 15 4.1.3. Samenvatting inventarisatie gemeenten ............................................................ 15 4.2 Ervaringen en meningen ...................................................................................... 16 4.3 Aanbevelingen respondenten ............................................................................... 18 Hoofdstuk 5: Behoefte en aanbod in de regio ...................................................... 19 5.1 Behoefte aan kleinschalig wonen in Zuid-Holland Noord ......................................... 19 5.2 Aanbod kleinschalig wonen in Zuid-Holland Noord.................................................. 20 5.3 Verhouding behoefte/ aanbod aan KSW voor dementerenden ................................. 21 5.3.1 Huidige capaciteit versus behoefte ................................................................. 21 5.3.2 Toekomstige capaciteit versus behoefte..........................................................22 5.4 Eerste conclusies................................................................................................. 24 Hoofdstuk 6: Analyse, conclusies en aanbevelingen ............................................ 26 6.1 Conclusies huidige en geplande capaciteit ............................................................. 26 6.2 Belangrijkste knelpunten...................................................................................... 26 6.3 Aanbevelingen .................................................................................................... 27 6.3.1 Oprichting van een aanjaagteam.................................................................... 27 6.3.2 Overige aanbevelingen .................................................................................. 29 Bijlage 1: Overzicht van geïnterviewde sleutelfiguren......................................... 31 Bijlage 2: Antwoorden vragenlijst V-V-T sector ................................................... 32 Bijlage 3: Antwoorden vragenlijst VG-sector ....................................................... 35 Bijlage 4: Antwoorden vragenlijst gemeenten ..................................................... 36 Bijlage 5: Huidige en toekomstige capaciteit KSW per gemeente in de regio ZHN ............................................................................................................................. 37 Bijlage 6: Literatuurlijst ....................................................................................... 40 Bijlage 7: Landelijke informatie over aanjaagteams ............................................ 42
2
Hoofdstuk 1: Inleiding Aanleiding Op basis van de CBS prognose 2008 is de verwachting dat op landelijk niveau het aantal dementerende mannen tussen 2009 en 2030 meer dan verdubbelen zal. Het aantal dementerende vrouwen zal in 2030 anderhalf keer zoveel bedragen als in 2009.1 Voor deze sterk toenemende groep cliënten zullen dus ook voldoende voorzieningen gecreëerd moeten worden. In 2006 heeft de provincie Zuid-Holland een quick scan ‘Kleinschalig wonen voor dementerenden’ laten uitvoeren door het voormalige NIZW. Uit de bijbehorende inventarisatie is gebleken dat er toen in vier gemeenten in de regio Zuid-Holland Noord 5 projecten met in totaal 72 plaatsen kleinschalig wonen gerealiseerd waren. Wat betreft de geplande projecten, bleek uit deze quick-scan bleek dat naar verwachting in 2010 in ZuidHolland slechts 15% van de benodigde plaatsen aan kleinschalig wonen gerealiseerd zou worden.2 Eind 2008 is vanuit de stuurgroep Wonen, Zorg en Welzijn van de Regionale Commissie Gezondheidszorg ZHN aangegeven dat er behoefte is om inzicht te verkrijgen in de huidige stand van zaken, ontwikkelingen en ervaringen rondom kleinschalig wonen voor dementerenden in Zuid-Holland Noord. Dit onderwerp is opgenomen in het activiteitenplan van de stuurgroep voor de periode 2009-2010 en uitgewerkt tot een onderzoeksproject. Doel Het doel van dit onderzoek is om inzicht te krijgen in de huidige stand van zaken in de regio Zuid-Holland Noord, of er nog steeds sprake is van een achterstand ten opzichte van de andere regio’s in het realiseren van kleinschalig wonen voor dementerenden. Als dat het geval is en ondersteuning noodzakelijk is, is de vervolgopdracht om een gericht actieplan op te stellen, waarin beschreven staat welke acties ondernomen kunnen worden om te bevorderen dat de geplande kleinschalige woonvormen ook gerealiseerd zullen worden. Daarbij zal ook de gewenste/ benodigde rol beschreven worden van de verschillende partijen bij het ontwikkelen en realiseren van kleinschalig woonprojecten. Daarbij gaat het om gemeenten, het zorgkantoor, woningcorporaties en zorgaanbieders. Het actieplan zal worden aangeboden aan de regionale stuurgroep Wonen-Zorg-Welzijn. Inhoudelijke kenmerken en kwaliteit van zorg in kleinschalige woonvormen voor dementerenden vallen overigens buiten het kader van dit onderzoek. Deze rapportage is tot stand gekomen in samenspraak met de werkgroep ‘Kleinschalige woonvormen voor dementerenden’ en met behulp van feedback van het regionaal ambtelijk overleg WZW. Het Regionaal Bureau is de werkgroep en het ambtelijk overleg erkentelijk voor het meedenken en de geleverde input.
1 2
Website Horizonline: www.horizonline.nl. NIZW. Quick-scan “Kleinschalig wonen voor dementerenden in de provincie Zuid-Holland”. 2006. Het NIZW is inmiddels gesplitst in drie nieuwe organisaties, te weten Movisie, Vilans en Nederlands Jeugdinstituut.
3
Hoofdstuk 2: Werkwijze In dit hoofdstuk wordt beschreven met behulp van welke methoden het onderzoek is uitgevoerd. Het onderzoek is op twee niveaus uitgevoerd, te weten op landelijk en op regionaal niveau. 2.1 Landelijk niveau Onderzocht is welke landelijke kaders en normen er zijn, en welke belemmerende en bevorderende factoren in andere regio’s worden ervaren. Voor de inventarisatie hiervan is gebruik gemaakt van landelijke literatuur. De uitkomsten hiervan zijn beschreven in hoofdstuk 3. 2.2 Regionaal niveau Op regionaal niveau zijn de volgende cijfermatige gegevens in kaart gebracht: o de ontwikkeling van de vraag naar kleinschalige woonvormen op grond van demografische ontwikkelingen en o de ontwikkeling van het aanbod (wat is er reeds in de regio aanwezig aan KSWvormen en wat is er gepland) (beschreven in hoofdstuk 5). Om de stand van zaken met betrekking kleinschalig wonen voor dementerenden in ZuidHolland Noord te inventariseren zijn schriftelijke enquêtes ontwikkeld3 en uitgezet en zijn verdiepende interviews gehouden. Beide onderzoeksmethoden worden hieronder kort toegelicht voor de drie sectoren afzonderlijk. -
-
Door middel van schriftelijke vragenlijsten is in het najaar van 2009 geïnventariseerd welke zorgaanbieders in de sector verpleging, verzorging en thuiszorg (VV&T) gestart zijn met de realisatie van kleinschalige woonvormen voor dementerenden (of al KSW-vormen gerealiseerd hebben) en welke problemen ze hierbij hebben ervaren en welke suggesties ze kunnen geven aan anderen. Ter controle is de opgegeven huidige en verwachte toekomstige capaciteit begin 2010 (nogmaals) voorgelegd aan de respondenten. Enkele wijzigingen zijn doorgevoerd, waardoor de meest actuele stand van zaken is gebruikt voor de analyse. Daarnaast is via een schriftelijke enquête onder gemeenten nagegaan, in hoeverre gemeenten bij deze ontwikkeling betrokken zijn. Verder is navraag gedaan naar kleinschalige woonprojecten voor dementeren binnen de verstandelijk gehandicaptensector (VG-sector). Hiertoe is een verkorte vragenlijst gestuurd naar alle organisaties die lid zijn van ROSAZ, het Regionaal Overleg- en Samenwerkingsverband van Aanbieders van Zorg en Diensten aan mensen met een verstandelijke handicap Zuid-Holland Noord.
Overigens zijn er vanuit de GGZ-sector geen kleinschalige woonprojecten voor dementerenden in onze regio en daarom valt deze zorgsector buiten de reikwijdte van dit onderzoek.
3
Noot: Bij het opstellen van de enquête is gebruik gemaakt van de vragen uit het onderzoek van de Universiteit van Maastricht (2008) naar de stand van zaken betreffende kleinschalig wonen voor dementerenden in Limburg. Bron: H. Verbeek e.a., Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie. Een beschrijvend onderzoek naar de situatie in de provincie Limburg. Universiteit Maastricht. Januari 2008.
4
Aan de hand van de uitkomsten uit de vragenlijsten, hebben interviews plaatsgevonden met sleutelfiguren vanuit de woningcorporaties (2), gemeenten (2), het zorgkantoor (1) en zorgaanbieders uit de VV&T-sector en de VG-sector en een particulier initiatief.4 o
o
o
o
Bij de selectie van deze personen is ook gekeken welke zorgaanbieders VV&T een aanvraag hebben ingediend voor de toenmalige stimuleringsregeling van de provincie (in 2006). Hieruit was op te maken welke organisaties al langer bezig zijn met de ontwikkeling of exploitatie van kleinschalige woonvormen. Uit deze organisaties binnen de VV&T-sector zijn zes sleutelfiguren geïnterviewd. Uit de VG-sector zijn twee personen geïnterviewd van organisaties die een vragenlijst hebben ingevuld en daarin aangaven ervaring te hebben met kleinschalig wonen (al of niet specifiek voor cliënten met dementie). Het Zorgkantoor heeft momenteel geen beleid voor kleinschalig wonen in de regio en nog geen ervaring met de ontwikkeling en het functioneren van kleinschalig wonen. Daarom is het Zorgkantoor gevraagd wat haar bijdrage zou kunnen zijn aan het stimuleren van kleinschalig wonen. Voor de interviews met gemeenten is een gemeente gekozen met ervaring rond KSW en een gemeente zonder ervaring.
Het oogmerk van deze interviews was het achterhalen van de oorzaken van de regionale achterstand in het realiseren van kleinschalig wonen en dieper in te gaan op de kansen en risico’s rond kleinschalig wonen. Vervolgens is een analyse gemaakt van de ingevulde vragenlijsten en de uitkomsten van de interviews. De uitkomsten van dit regionale onderzoek zijn te vinden in hoofdstuk 4. Respons De deadline voor het inleveren van de vragenlijst was 15 september 2009 (voor de gemeenten) en 26 september 2009 (voor de zorgaanbieders VV&T). De zorgorganisaties en gemeenten die op de genoemde datum nog geen vragenlijst hadden ingeleverd, zijn nagebeld. Zowel voor de zorgaanbieders in de VV&T sector als voor de gemeenten heeft dit geresulteerd in een respons van 100%. Alle twaalf de aanbieders en alle vijftien gemeenten hebben de vragenlijst ingevuld. Vanuit ROSAZ zijn vier vragenlijsten teruggestuurd, terwijl zeven organisaties met intramurale zorg waren aangeschreven. De respons vanuit deze sector is dus 57%. 2.3 Regionale werkgroep Een werkgroep is ingesteld om de uitkomsten uit de enquêtes en de interviews te analyseren en uit te werken tot een actieplan. Deze werkgroep bestond uit: - Dhr. Donninger, directeur WonenCentraal - Dhr. Toet, contactambtenaar Sociale Agenda van Holland Rijnland /Rijnstreekberaad - Mw. T. Weijers, locatiehoofd van Gemiva-SVG-Groep en - Dhr. A. van Zuijlen, locatiemanager Topaz Voorzitterschap en ondersteuning is verzorgd door twee beleidsmedewerkers van het Regionaal Bureau Gezondheidszorg ZHN. De werkgroep is in de periode november - december 2009 drie keer bijeen gekomen. In eerste instantie heeft de werkgroep zich gebogen over de uitkomsten van de enquête en de interviews. Vervolgens zijn de specifieke regionale knelpunten eruit gelicht, en zijn knelpunten die door de regio aangepakt kunnen worden geselecteerd. Uiteindelijk is dit alles uitgewerkt tot aanbevelingen voor de regio Zuid-Holland Noord.
4
Noot: Een lijst met geïnterviewde sleutelfiguren is opgenomen in bijlage 1.
5
In dezelfde periode dat de werkgroep bijeenkwam, is de conceptrapportage besproken in het regionale ambtelijk overleg WZW, waarbij input gegeven is voor de te ondernemen acties voor de regio.
6
Hoofdstuk 3: Landelijke en regionale ontwikkelingen Inleiding Rond 1981 werd kleinschalig wonen geïntroduceerd als tegenhanger van de traditionele ‘ziekenhuiszorg’ in verpleeghuizen. Ook ontstond een nieuwe visie op verpleeghuiszorg, waarin veiligheid, gehechtheid en herkenbaarheid belangrijk zijn. Kleinschaligheid paste in die visie van 'warme zorg’'. Kleinschalige woonvormen kunnen de menselijke maat, huiselijkheid en herkenbaarheid terugbrengen en mensen zich thuis laten voelen. Hiervan werd verwacht dat dit een positieve invloed heeft op de bewoners en leidt tot minder medicatie, fixatie en een grotere betrokkenheid van de familie. In een onderzoek uitgevoerd tussen 2004 en 2006 vergeleken het Trimbos-instituut en het VU Medisch Centrum kleinschalig wonen met moderne grootschalige verpleeghuiszorg. Kleinschaligheid bleek enkele voordelen te hebben: bewoners hebben meer om handen, zijn minder hulpbehoevend en genieten meer van de omgeving. Het onderzoek toonde verder aan dat verzorgenden in kleinschalige woonvormen meer tevreden zijn en minder burn-outklachten hebben.5 Redenen genoeg voor de landelijke politiek om het ontwikkelen van kleinschalige woonvormen voor dementerenden te bevorderen. Daarom heeft de staatssecretaris van VWS begin 2009 de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd een beleidsregel kleinschalige zorg voor mensen met dementie op te stellen. Het streven was dat deze beleidsregel uiterlijk 1 december 2009 werd vastgesteld door de NZa. Er is inmiddels een conceptbeleidsregel opgesteld. Maar doordat VWS op het laatste moment wijzigingen heeft aangebracht in hun verzoek, sluit de conceptbeleidsregel momenteel onvoldoende aan op dit verzoek. Daarom is besloten begin januari 2010 een apart overleg te voeren met alle betrokken partijen om zodoende zo snel mogelijk te komen tot de beleidsregel. Met de stimuleringsregeling wordt beoogd om de totstandkoming van kleinschalig wonen te bevorderen en meer keuzemogelijkheden te bieden met betrekking tot de wijze waarop en de omgeving waarin de zorg wordt geleverd. Het stimuleringsprogramma heeft betrekking op nieuw te starten initiatieven voor kleinschalige zorg en voor initiatieven die betrekking hebben op de omslag van grootschalig naar kleinschalig georganiseerde zorg. Met name kleinschalig wonen in de wijk wordt gestimuleerd omdat deze situering naast kleinschalige zorg ook betekenis heeft voor een grotere spreiding, betere fysieke bereikbaarheid van de zorg en een betere inbedding in de maatschappelijke en sociale omgeving voor de cliënt.6 Ondanks genoemde voordelen van kleinschalig wonen wordt natuurlijk niet alle zorg in een kleinschalige setting gegeven. Er kleven namelijk ook bezwaren aan kleinschalig wonen voor dementerenden. Als grootste obstakel gelden de bedrijfsmatige problemen, oftewel de financiële en praktische haalbaarheid van de woonvormen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de actuele landelijke ontwikkelingen betreffende kleinschalige woonvormen. Als eerste zullen de financieringsvormen van kleinschalig wonen aan bod komen en zal worden 5
Bron: M. Depla, S. te Boekhorst, Kleinschalig wonen voor mensen met dementie: doen of laten? Onderzoeksresultaten, commentaren en interviews. Trimbos-instituut 2007.
6
Bronnen: - Aedes- ActiZ Kenniscentrum Wonen - Zorg. - Ministerie VWS. Brief staatssecretaris Bussemaker, betreffende stimulering kleinschalig wonen voor mensen met dementie. 20 januari 2009. - Ministerie VWS. Aanwijzing NZa-beleidsregel kleinschalige zorg voor mensen met dementie. Kamerstuk, 23 oktober 2009. - H. Verbeek e.a., Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie. Een beschrijvend onderzoek naar de situatie in de provincie Limburg. Universiteit Maastricht. Januari 2008. - ActiZ - Nieuws: Aanwijzing Nza-beleidsregel kleinschalige zorg, 10 december 2009.
7
gekeken naar de exploitatie van de woonvorm. Vervolgens zal een landelijke vergelijking worden gemaakt. Ten slotte wordt gekeken naar de ervaringen die andere provincies hebben opgedaan bij het ontwikkelen van kleinschalige woonvormen. 3.1 Landelijk kader Voordat wordt gekeken naar de landelijke ontwikkelingen ten aanzien van kleinschalig wonen voor ouderen, is het belang een heldere begripsomschrijving van kleinschalig wonen te hebben. Onderstaand kader schept hierin duidelijkheid. Definitie kleinschalig wonen We spreken van kleinschalig groepswonen als een kleine groep mensen, die intensieve zorg en ondersteuning nodig hebben, met elkaar in een groepswoning wonen waardoor het voor hen mogelijk is een zo normaal mogelijk leven te leiden. Het gewone wonen in wijk of dorp staat voorop. Mensen zijn in de eerste plaats bewoner van hun eigen appartement in de groepswoning. De zorg is wel aanwezig, maar voegt zich naar het wonen (in het levensritme) van de bewoner.7 Situering Diverse vormen van kleinschalig wonen zijn mogelijk. Het kan gaan om: - Een losstaande woning in de wijk - Woningen geclusterd in de wijk - Woningen geclusterd op het terrein van het verpleeg- / verzorgingshuis - Een kleinschalige unit binnen het verpleeg- / verzorgingshuis - Een zorgboerderij (op het platteland) Capaciteit Het College Bouw gaat bij een kleinschalige locatie uit van een capaciteit van maximaal 24 plaatsen voor mensen met dementie met een indicatie zwaar inclusief verblijf. Hierbij hanteert zij de norm van maximaal 6 á 8 bewoners per woning.8 Over het algemeen werd tot voor kort een groepsgrootte van zes bewoners ideaal gevonden, mede vanwege de intensieve sociale contactmomenten tussen bewoners en verzorgenden. 3.1.1 Financieringsvormen kleinschalig wonen Kleinschalig wonen kan aangeboden worden als ‘zorg met verblijf’, maar een scheiding van wonen met zorg is mogelijk. Beide vormen worden hieronder kort toegelicht.
Zorg met verblijf Wanneer zorg met verblijf wordt aangeboden is op basis van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) toestemming nodig van het Ministerie van VWS. In de WTZi is een bovengrens, het zogenaamde nabijheidscriterium, opgenomen voor het maximale aantal plaatsen kleinschalig wonen in een gebied.9 Voor zwaar verblijf gaat het om 24 personen en voor licht verblijf gaat dit om maximaal 50 personen. 10 Het totaal van licht en zwaar verblijf
7 8
9 10
Bron: Website Aedes- ActiZ Kenniscentrum Wonen – Zorg: www.kcwz.nl. Noot: De bouw van zorginstellingen is genormeerd aan de hand van bouwmaatstaven die worden ontwikkeld door het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen. Noot: Het nabijheidscriterium vervangt het vroegere postcodecriterium. Noot: Categorie ‘zwaar’ betreft verblijf in combinatie met één of meer andere functies uit de AWBZ-aanspraken in woningen met ingrijpende aanpassingen ten opzichte van reguliere woningbouw. Bij de categorie ‘licht’ betreft het lichte aanpassingen ten opzichte reguliere woningbouw.
8
mag tezamen ten hoogste 50 personen bedragen. De criteria uit de beleidsregel betreffende het zelfstandige woningen voor maximaal zes personen zijn ongewijzigd gebleven. Sinds 1 januari 2009 is de zorgzwaartebekostiging in de VV&T- sector van kracht, waarmee de zorgzwaarte van cliënten bepalend is geworden voor het budget van instellingen. Voor cliënten met een lage zorgzwaarte ontvangen instellingen een lager tarief (ZZP) dan voor mensen met een hoge zorgzwaarte.
Scheiden wonen met zorg/extramurale bekostiging Een van de voornemens van het huidige kabinet is het bevorderen van het scheiden van wonen en zorg. Hieronder wordt verstaan dat de bekostiging van het verblijf (de huisvestingskosten) niet meer vanuit de AWBZ maar door de cliënt zelf worden gefinancierd. Door het scheiden van wonen met zorg wordt beoogd: - Meer keuzevrijheid voor de cliënt betreffende aanbieder, locatie en type woonvorm. - Toenemende mogelijkheid om zorgarrangementen thuis te ontvangen. - Een duidelijker onderscheid tussen zorg- en woonlasten, wat de AWBZ meer houdbaar maakt.11 De bekostiging van zorg kan verlopen via: - Het Volledig Pakket Thuis (VPT). Het VPT is in 2007 ingevoerd om te stimuleren dat ook mensen met zware beperkingen thuis of in een kleinschalige woonvorm kunnen (blijven) wonen. Zorg en ondersteuning die gewoonlijk in een instelling werd verleend kan met behulp van het VPT ook daarbuiten verleend worden. De huur of de hypotheek van hun woning moeten mensen zelf betalen, eventueel met huurtoeslag. - Het Persoonsgebonden Budget (PGB). Een PGB maakt het mogelijk om zelf zorg te regelen, hetzij bij een erkende zorgaanbieder of een particulier initiatief. Door deze laatste mogelijkheid heeft het PGB bijgedragen aan de groei van het aantal particuliere initiatieven voor kleinschalige woonvormen voor ouderen. De hoogte van het PGB-tarief is afhankelijk van de indicering (zorgzwaarte) die het CIZ aan de cliënt geeft. De regeling PGB geldt bij een indicatie langdurig verblijf. 3.1.2 Exploitatie Ten aanzien van de exploitatie van de kleinschalige woonvorm geldt dat met name de personele bezetting en de cliëntenbijdrage bepalend zijn. Bij kleinschalig wonen is per woning zo'n twintig uur personele bezetting nodig, waarvan met name de nachtdienst flink drukt op de exploitatie. De nachtdienst kan echter veelal worden gedeeld met de overige - geclusterde - woningen of het nabijgelegen zorgcentrum. 12 Toezicht in de nacht kan dan worden verricht met behulp van domotica-voorzieningen. Het budget dat cliënten inbrengen is, zoals eerder vermeld, afhankelijk van de indicatie van de zorgzwaarte. Voor een rendabele exploitatie van een kleinschalige woonvorm wordt in de praktijk veelal uitgegaan van een minimale ZZP 5. In een woonvorm kunnen echter ook mensen met een lagere indicatie opgenomen worden, waar een geringere vergoeding tegenover staat. Dit maakt de kleinschalige woonvorm meer kwetsbaar dan een intramurale setting, en kan exploitatieproblemen geven.13 11
12
13
Bron: M. Hollander, F. van Vree, H. Mutsaers, P. Driest. Scheiden van wonen en zorg. Ex-ante evaluatie naar effecten van beleid in relatie tot wensen van klanten. Eindrapport. Leiden, 24 april 2008. Via: www.ikregeer.nl. Bron: E. Krijger, Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Een stappenplan op basis van volledig pakket thuis. Vilans. Utrecht, maart 2009. Bronnen: - Zie voetnoot 12;
9
Sinds de invoering van de ZZP-bekostiging ontvangt ActiZ signalen dat kleinschalige woonvormen qua exploitatie sterk onder druk staan. Inmiddels is ActiZ in overleg met het Ministerie van VWS over een onderzoek naar de exploitatie van (reeds bestaande) kleinschalige woonvormen. Het doel is om meer inzicht te krijgen in de achtergrond waarom kleinschalige woonvormen wel of niet exploiteerbaar zijn en welke oplossingsrichtingen daarbij mogelijk zijn.14 3.2 Ontwikkelingen per provincie In Nederland groeit het aantal mensen met dementie in de periode 2005-2030 met 65%. In Zuid-Holland zal het aantal dementerenden groeien van ruim 43.000 in 2005 naar 64.000 in 2030, een groei van 48%. Ten opzichte van de andere provincies is in Zuid-Holland de groei van het aantal mensen met dementie daarmee het kleinst. De grootste groei (170%) is te verwachten in Flevoland vanwege de groeifunctie op het gebied van wonen en werken. De provincie Noord-Brabant volgt met een verwachte groei van het aantal dementerenden van 86% in de periode 2005-2030. Niet alle mensen met dementie hebben behoefte aan (psychogeriatrische) zorg.15 In 2005 had 23% van de mensen met dementie behoefte aan psychogeriatrische zorg en vormt daarmee de doelgroep voor kleinschalig wonen. In Zuid-Holland zal de behoefte aan psychogeriatrische zorg in 2030 neerkomen op bijna 15.000 plaatsen (zowel in 2elijns zorg- en expertisecentra als in KSW-vormen).16 Met de toename van het aantal dementerenden neemt ook de behoefte aan professionele zorg toe, in alle provincies groeit dan ook het aantal plaatsen kleinschalig wonen voor dementerenden. Maar de verschillen in aanbod van KSW-vormen tussen de provincies waren in 2005 (nog) groot.17 In 2005 was het gemiddelde aandeel kleinschalig wonen in Nederland 9,7% en in Zuid-Holland was dat 8,4%. Naar verwachting wordt in 2010 landelijk 24,8% van de PG-zorg verleend in kleinschalige woonprojecten. Voor Zuid-Holland werd dit in 2007 geschat op 18%. Toen werd gedacht dat kleinschalig wonen in Zuid-Holland daarmee minder snel zou groeien dan het landelijk gemiddelde. Zeeland en Noord-Holland zijn, en blijven naar verwachting, provincies waar het aandeel kleinschalig wonen het hoogst is.18 De provinciale vergelijking is te zien in de hiernavolgende tabel. -
E. Krijger, Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Een stappenplan op basis van de functie verblijf. Vilans. Utrecht, maart 2009. - E. Krijger, Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Een stappenplan op basis van het persoonsgebonden budget. Vilans. Utrecht, maart 2009. 14 Bron: Aedes - ActiZ Kenniscentrum Wonen - Zorg. Over de financieringsmogelijkheden van groepswonen is inmiddels ook een publicatie verschenen in opdracht van de Stichting Wonen met Dementie, getiteld Kleinschalig wonen voor mensen met dementie (auteur H. Nouws), met voorbeeldbegrotingen. 15 Noot: Psychogeriatrische zorg is zorg die verleend wordt aan ouderen met een psychische stoornis die verband houdt met ouderdom, zoals dementie. 16 Noot: Bij het percentage van 23% is geen rekening gehouden met vergelijkbare zorg aan ongeveer 20.000 bewoners van verzorgingshuizen die daar verblijven op basis van een psychogeriatrische grondslag met een indicatie voor verblijf en behandeling. Anders zou de totale behoefte aan PGzorg uit komen op 33%. Bron: Waarde, van H. (Alzheimer Nederland) en M. Wijnties (Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg). De toekomst van kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg. Utrecht, oktober 2007. 17 Noot: Het Aedes - ActiZ Kenniscentrum Wonen- Zorg houdt sinds 2003 een databank voor gerealiseerde en geplande kleinschalige woonprojecten voor mensen met dementie bij. Voorwaarde is dat het projecten betreft met een maximale groepsgrootte van acht bewoners. Omdat de databank wordt aangevuld door de organisaties zelf, kent deze een zekere onderregistratie. 18 Noot: De provincie Noord-Holland heeft al enige tijd een stimuleringsbeleid met subsidies voor kleinschalig wonen waar veel gebruik van wordt gemaakt. Tevens heeft de provincie Noord-Holland in 2005 een eigen actualisatie gehouden en daarmee de databank flink aangevuld. De
10
Tabel 1: Verwachte groei aanbod KSW voor dementerenden per provincie19 2005 Aandeel 2010 Aandeel KSW 2005 KSW 2010 1. Zeeland 56,2% 1. Zeeland 89,6% 2. Noord-Holland 15,1% 2. Noord-Holland 48,8% 3. Friesland 13,3% 3. Friesland 27,8% 4. Flevoland 12,0% 4. Gelderland 25,2% 5. Utrecht 10,9% 5. Utrecht 23,1% 6. Groningen 9,2% 6. Groningen 21,1% 7. Zuid-Holland 8,4% 7. Zuid-Holland 18,0% 8. Gelderland 8,3% 8. Noord-Brabant 16,3% 9. Noord-Brabant 3,9% 9. Drenthe 16,0% 10. Overijssel 2,6% 10. Flevoland 14,3% 11. Drenthe 2,0% 11. Overijssel 13,8% 12. Limburg 1,7% 12. Limburg 8,0% Nederland 9,7% Nederland 24,8% Als mogelijke oorzaken voor de achterstand in Zuid-Holland werden in 2006 door de provincie genoemd: de cultuur van instituutdenken bij veel zorginstellingen, de huidige fusiegolf bij zorginstellingen (waarbij kleinschaligheid uit het oog verloren kan worden), het ontbreken van een stimuleringsprogramma en grond(prijs)problematiek bij gemeenten. Om de ontwikkeling van kleinschalige woonvormen te stimuleren, heeft de Provincie ZuidHolland in 2006 een stimuleringsprogramma Wonen met Dementie opgezet. Het doel van het dit stimuleringsprogramma was een toename van het aantal initiatieven kleinschalig wonen en meer aandacht voor en mogelijkheden van respijtzorg. Overigens heeft slechts 1 van de zorgaanbieders VVT in onze regio subsidie gekregen uit dit stimuleringsprogramma.20 3.3 Ervaringen elders Vanuit het Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ) is in 2002 onderzoek gedaan naar de stand van zaken, kansen en knelpunten van acht kleinschalige initiatieven in de zorg voor mensen met dementie, verspreid over Nederland. Uit deze projecten is gebleken dat het ontwikkelen van kleinschalige woonvormen een complex proces is. Een eenduidig stappenplan kan daarvoor niet aangeboden worden. Wel kan er gekeken worden naar ervaringen die elders in het land zijn opgedaan. Allereerst worden daarom de kansen vanuit het programma IWZ benoemd. Daarna zijn de ervaringen elders uit het land benoemd die betrekking hebben op de ontwikkeling van kleinschalig wonen voor dementerenden.
onderregistratie van deze provincie is hierdoor waarschijnlijk kleiner. In Zeeland heeft een grote aanbieder van verpleeghuiszorg vrijwel al haar zorg voor mensen met dementie omgezet naar kleinschalig wonen en aangemeld in de databank. 19 Bronnen: - H. van Waarde (Alzheimer Nederland) en M. Wijnties (Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg). De toekomst van kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg. Utrecht, oktober 2007. - H. van Waarde (Alzheimer Nederland) en M. Wijnties (Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg). Provinciale factsheet kleinschalig wonen voor mensen met dementie in Zuid-Holland. Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg. Utrecht, oktober 2007. 20 Provincie Zuid-Holland. Notitie stimuleringsprogramma Wonen met dementie, provincie Zuid-Holland 2006.
11
Kansen bij exploitatie door een woningcorporatie Van de acht projecten die in het kader van het programma IWZ zijn onderzocht, laten zes projecten het bouwen en exploiteren over aan een woningcorporatie. Dit biedt de volgende kansen: - Er kan zodoende gebruik worden gemaakt van de expertise die de corporaties hebben om tegen redelijke prijzen kwalitatief goede woningen te bouwen. Woningcorporaties denken hierbij niet alleen aan de huidige maatstaven zoals neergelegd door het Bouwcollege, maar ook over de wensen/normen die over enkele jaren zullen gelden. Daarnaast is het voor woningcorporaties, gezien hun ervaring en expertise, makkelijker dan voor zorgaanbieders om een geschikte locatie voor een groepswoning te zoeken. - Huren zorgt voor flexibiliteit bij zorgaanbieders om van woning te veranderen bij veranderende behoeften. - In de praktijk is gebleken dat diverse woningcorporaties bereid zijn extra kosten voor vierkante meters voor hun rekening te nemen, de zogenaamde onrendabele top. Woningcorporaties komen zo tegemoet aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, en het levert hun een grotere verhuurbaarheid op bij een verandering van huurders. - Het vinden van geschikte bouwlocaties is een veel voorkomend probleem. Woningcorporaties zijn goed bekend met het bouwproces en het inbedden van woningen in de omgeving. Veelal gaat de voorkeur uit naar een locatie in het hart van de gemeente, maar dit is veelal de duurste plek. Ook daarom is het verstandig dit in samenspraak met de woningcorporatie te doen, zodat eventuele andere functies in het plan verwerkt kunnen worden.21 Knelpunten bij scheiden van wonen en zorg In § 3.1.1 zijn de financieringsmogelijkheden voor kleinschalige woonvormen beschreven. Ten aanzien van het scheiden van wonen en zorg wordt met name het volgende knelpunt ervaren: De totale kosten voor de cliënt kunnen hoger uitvallen bij een scheiding van wonen met zorg, dan bij een integraal pakket wonen met zorg. Dit is het geval als cliënten met een indicatie voor zorg een hoge eigen bijdrage moeten betalen (op basis van hun inkomen) en de uitgaven voor wonen en levensonderhoud ook hoog zijn. Bij het scheiden van wonen en zorg betaalt de cliënt alle woonlasten: huur, gas-water-licht en belastingen. Cliënten in groepswoningen maken daarnaast gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen en apparatuur die door de cliënten zelf betaald moet worden. In intramurale instellingen vallen deze kosten onder het pakket. Eventueel kan gebruik gemaakt worden van bestaande regelingen en/of sponsoring.22 Zo kan bij het huren van onzelfstandige woonruimte bij kleinschalig wonen onder bepaalde voorwaarden toch huurtoeslag verkregen worden. De voorwaarden zijn dat: • de onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt van een woongebouw die geheel of gedeeltelijk verhuurd is ten behoeve van begeleid wonen of groepswonen door ouderen • het woongebouw eigendom is van een rechtspersoon zonder winstoogmerk die mede op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam is.23
21
Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ). Receptuur voor kleinschaligheid. Een onderzoek naar de stand van zaken, kansen en knelpunten van acht kleinschalige initiatieven in de zorg voor mensen met dementie. Utrecht/Rotterdam, juli 2002. 22 Zie vorige voetnoot. 23 Stichting wonen met dementie. “Voorwaarden koppelen huurovereenkomst en zorgovereenkomst”.
12
Noord-Holland Noord-Holland scoort goed binnen Nederland als het gaat om kleinschalige woonprojecten voor dementerenden. Met een verwacht aandeel van 48,8% kleinschalig wonen in 2010 staat de provincie op de tweede plaats (zie tabel 1, §3.2). Opvallend is dat een van de pioniers van kleinschalig wonen, het Anton Pieckhofje in Haarlem, binnen de provincie ligt en dat Amsterdam ook de nodige vernieuwende projecten telt. Maar ook elders in de provincie richten zorgaanbieders zich meer en meer op kleinschalige zorg. De provincie Noord-Holland kent het stimuleringsprogramma Wonen-Welzijn-Zorg, met als onderdeel recentelijk een subsidieregeling voor kleinschalig wonen voor kwetsbare groepen. 24
24
Bron: Website Kenniscentrum Wonen-Welzijn-Zorg provincie Noord-Holland www.wwz-nh.nl.
13
Hoofdstuk 4: Uitkomsten regionale inventarisatie In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de schriftelijke enquête en de interviews (zoals beschreven in hoofdstuk 2) gepresenteerd en geanalyseerd. In paragraaf 4.1 worden de uitkomsten uit de vragenlijsten wat betreft de feitelijke situatie rond KSW beschreven. In paragraaf 4.2 worden alle meningen en verwachtingen gepresenteerd, zowel uit de vragenlijsten als uit de interviews. 4.1 Uitkomsten vragenlijsten De regionale uitkomsten vanuit de inventarisatie zijn per sector weergegeven, achtereenvolgens de V-V&T-sector, de VG-sector en de gemeenten. In bijlage 2 staat een overzicht van alle antwoorden. Hierna volgt een samenvatting van de antwoorden. 4.1.1 Feitelijke situatie rond KSW in de sector VV&T Van de twaalf zorgaanbieders VV&T in de regio Zuid-Holland Noord hebben tien organisaties aangegeven kleinschalige woonprojecten voor dementerenden te hebben. In totaal beschikken deze organisaties momenteel al over 5 kleinschalige woonvormen voor dementerenden (al operationeel of voor het eind van 2009 gerealiseerd). Vijfentwintig projecten zijn nog in ontwikkeling.25 Kenmerken projecten Bij de meeste projecten wordt of is een kleinschalige unit binnen of op het terrein van een verzorgings- of verpleeghuis gerealiseerd. Iets meer projecten bevinden zich in stedelijk gebied dan op het platteland. De aanleiding voor de meeste projecten is nieuwbouw specifiek voor deze doelgroep, gevolgd door renovatie. Acht in ontwikkeling zijnde projecten, zijn reeds ver gevorderd en bevinden zich in de uitvoerings-/bouwfase. Daarnaast verkeren acht andere projecten in de ontwerpfase en drie projecten bevinden zich in de beginfase. Van 13 projecten is al een startjaar van de bouw bekend. De bouw van zes projecten zal in 2010 starten, vijf andere projecten staan gepland voor 2011 en verder.26 Wat betreft de nog te realiseren projecten, over de meeste projecten (19) is de betrokken organisatie zeer zeker (9) of enigszins zeker (10) over de realisatie. Daarbij geldt dat ruim de helft van deze projecten al in de uitvoeringsfase verkeren. Dit maakt realisatie natuurlijk ook zeer waarschijnlijk. Over zes projecten geven de betrokken organisaties een bepaalde mate van onzekerheid aan. Als redenen hiervoor worden problemen rond de financiering genoemd en bij een project tevens de bezwarenprocedure.
25
Noot: Via de enquête werden in september 2009 24 projecten opgegeven, waarvan 19 gepland en 5 reeds operationeel, Bij voorlegging in januari 2010 werden er nog zes extra geplande projecten opgegeven. Daarmee komt het totaal aantal projecten inmiddels dus op 30. De hiernavolgende beschrijving van de uitkomsten van de enquête bevat alleen informatie over de toen aangemelde 24 projecten, behalve de vraag naar de mate van (on)zekerheid. Eén zorgorganisatie heeft een project betreffende kleinschalig wonen voor niet-dementerenden benoemd. Deze categorie valt echter buiten de doelgroep van dit onderzoek, en deze ingevulde vragenlijst is daarom buiten beschouwing gelaten. Een andere organisatie heeft een project voor extramurale dagopvang beschreven. Ook deze ingevulde vragenlijst is buiten beschouwing gelaten. 26 Noot: Bij vijf projecten is de vraag met betrekking tot de startdatum van de bouw overigens niet ingevuld (waarschijnlijk nog niet bekend).
14
Het aantal groepswoningen per project bedraagt veelal één tot vier woningen. Bij negen projecten wonen 5 á 6 mensen in een woning; en bij negen projecten bedraagt dit 7 á 8 personen per woning. Bij vier projecten zijn er 9 á 10 bewoners per woning. Het totaal van de gerealiseerde en geplande capaciteit komt aan de orde in hoofdstuk 5. Bij elf projecten verkeren de bewoners overwegend in hetzelfde stadium van dementie. Bij acht projecten is een verschil in stadium van dementie mogelijk. Het uitgangspunt dat bewoners levenslang in de woning kunnen blijven wonen, geldt voor 21 projecten. Bij veertien projecten wordt gebruik gemaakt van specifieke selectiecriteria voor opname. Het stadium van dementie en de zorgzwaarte (ZZP-indicatie 4 en 5) zijn de meest genoemde selectiecriteria. Over de financiering van de KSW-vormen kan het volgende vermeld worden. Bij bijna alle projecten wordt zowel de zorg- als de huisvestingscomponent gefinancierd met behulp van de zorgzwaartebekostiging (ZZP). Slechts bij een project ontvangen de bewoners huurtoeslag en is er dus sprake van scheiden van wonen en zorg.27 4.1.2. Samenvatting inventarisatie VG-sector De uitkomsten van de inventarisatie onder de VG-aanbieders is in bijlage 2 opgenomen. Hier volgt een samenvatting. Slechts een organisatie heeft specifiek voor dementerende cliënten een kleinschalige woonvorm opgezet, die al langer operationeel is. Omdat het uitgangspunt is dat bewoners zo lang mogelijk in hun eigen woonomgeving blijven, wonen de meeste cliënten met een verstandelijke handicap die daarbij dementie ontwikkelen, niet in een aparte groep. De zwaarte van de verstandelijke handicap is daarbij bepalend voor de samenstelling van de groep bewoners. 4.1.3. Samenvatting inventarisatie gemeenten Door middel van de schriftelijke enquête is getracht inzicht te verkrijgen op welke wijze de gemeenten betrokken zijn bij het realiseren van kleinschalige woonvormen in de regio. In bijlage 3 staat een overzicht van alle antwoorden. Hierna volgt een samenvatting van de antwoorden. De meeste gemeenten geven aan niet over een woonvisie beschikken waarin expliciet of impliciet kleinschalig wonen voor dementerenden als doelstelling is opgenomen. Dertien gemeenten28 geven aan dat er een of meerdere projecten KSW operationeel zijn of in ontwikkeling. In een gemeente is er een project in ontwikkeling dat niet op initiatief van zorgaanbieders, maar op initiatief van een particuliere stichting is ontwikkeld. Dit is dus een extra project, dat opgeteld kan worden bij het aantal geplande projecten op initiatief van de zorgaanbieders zoals vermeld in § 4.1.1.29 De realisatie hiervan is echter (inmiddels) behoorlijk onzeker. In totaal hebben de gemeenten 14 projecten benoemd die vallen onder de noemer KSW. In vergelijking met het aantal projecten dat de zorgaanbieders hebben opgegeven (inmiddels 30), is dit een duidelijk lager aantal. Een op de drie gemeenten is zich bewust dat ze niet beschikt over alle informatie, want op de vraag of de gemeente zicht heeft op alle projecten, antwoorden 5 gemeenten ontkennend. Wat betreft de rol die de gemeente speelt bij de ontwikkeling van de KSW-projecten, de meeste genoemde rol is die van facilitator (door de helft van de gemeenten genoemd).
27
Noot: Bij elf projecten is de vraag of er sprake is van huurtoeslag niet ingevuld. Noot: Twee gemeenten benoemen hierbij ook afdelingen voor dementerenden in verzorgingshuizen, die niet aan de definitie van kleinschalig wonen voldoen. Het feitelijke aantal gemeenten dat KSWprojecten voor dementerenden noemt, bedraagt dus 11. 29 Noot: Daarmee kwam het totaal aantal projecten in september op 24, inmiddels komt het op 30. 28
15
4.2 Ervaringen en meningen In deze paragraaf worden de uitkomsten van de interviews gepresenteerd, in combinatie met de benoemde problemen en suggesties in de vragenlijsten. Ook de ervaringen uit het enige particuliere initiatief zijn meegenomen. Ervaren problemen en knelpunten De respondenten is gevraagd om knelpunten in het hele ontwikkelingstraject van kleinschalige woonvormen aan te geven. De genoemde knelpunten hebben met name betrekking op financiering, personele inzet, procedurele en bouwkundige aspecten.
Financiering Het meest genoemde knelpunt voor het realiseren en draaiend houden van kleinschalige woonvormen zijn financieringsproblemen. Hierbij worden specifiek genoemd de problemen rond de financiering van: - de bouw en de tijdelijke huisvesting. - de zorg (op basis van het ZZP-tarief dat per cliënt wordt ontvangen), waaronder de nachtzorg. Als gevolg hiervan wordt inmiddels veelal gekozen voor geschakelde groepswoningen op het terrein van een zorginstelling en is het concept van kleinschalige woonvormen in de wijk als stand-alonevoorzieningen feitelijk losgelaten.30 Daarnaast hoopt één project dat er mogelijk andere financieringsbronnen aangeboord kunnen worden voor het verzorgen van onder andere activiteiten, waar tevens veel van vrijwilligers wordt verwacht.
Personele inzet Daarna worden personele aspecten het meest genoemd als knelpunt. Het aantrekken en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel is een punt van zorg.
Procedurele knelpunten Tijdens de ontwikkelfase werkte het vertragend dat men met veel samenwerkingspartijen aan tafel moet zitten en dat veel tijd gestoken moet worden in het wegnemen van bezwaren van omwonenden. Bij één project hebben bezwaren van (toekomstige) omwonenden al tot lange vertraging van realisatie geleid.
Bouwkundige aspecten Vanuit de VG-sector werd aangegeven dat de aanwezige aanpassingen en hulpmiddelen in kleinschalige woonvormen inmiddels onvoldoende blijken te zijn voor cliënten met zwaardere dementie. De huidige gebouwen zouden dus moeten worden aangepast.
Grondtekort Door een tekort aan bouwlocaties is het heel moeilijk om nieuwbouw te realiseren. Meningen over oorzaken voor de regionale achterstand Als specifieke oorzaken voor de achterstand in onze regio in het realiseren van KSW-vormen werden met name de volgende factoren genoemd: - Tekort aan grond - Grote druk op de woningmarkt - Geen uitbreidingsmogelijkheden van capaciteit van zorginstellingen - Ontbreken van medewerking (meedenken) door het zorgkantoor 30
Noot: De zorgorganisaties zijn met name bezig met het vereiste minimum aantal plaatsen en groepen om deze zorgvorm exploitabel te doen zijn. Hiervoor worden verschillende minimumnormen genoemd, bijvoorbeeld 24 (3 groepswoningen van 8 bewoners) of zelfs 36 (6 woningen van 6 bewoners). Zo’n koppeling maakt het mogelijk dat er nachtzorg gefinancierd kan worden.
16
-
Fusieprocessen gaande tussen zorgaanbieders, die daardoor hun aandacht vooral moeten richten op de harmonisatie van de interne processen.
In hoofdstuk 6 zal een analyse gegeven worden van de volgens de werkgroep belangrijkste knelpunten. Bevorderende factoren In de interviews is gevraagd naar bevorderende factoren. De volgende factoren werden genoemd: - Een heldere probleemanalyse rond de ontwikkeling van het aantal dementerenden en de vraag naar KSW. De zorgaanbieders zouden deze cijfers onder de aandacht moeten brengen van de gemeenten. - Voldoende kennis en een doordachte visie op KSW bij zorgaanbieders en bij het zorgkantoor. Beleid met visie vanuit de instelling straalt uit op personeel en bewoners. - Dat alle betrokken partijen commitment tonen, met elkaar afstemmen en samenwerken en initiatieven ontwikkelen. - De gemeente kan een belangrijke, faciliterende rol spelen; door het bij elkaar brengen van partijen en het beschikbaar stellen van grond voor nieuwbouw. - Structurele ondersteuning van kleinschalig wonen door de provincie, gemeenten en het Rijk (structurele stimuleringsregelingen van VWS in plaats van tijdelijke). - Kennisbevordering door het uitwisselen van ervaringen, leren van successen van elders en bijscholing door landelijke kenniscentra - Het zou goed zijn als het Zorgkantoor zich pro-actief als medebelanghebbende opstelt.31 - In geval van scheiding van wonen en zorg kan financiering op basis van de Wmo worden ingezet om hulp bij het huishouden te financieren in KSW-vormen, ter ondersteuning van de exploitatie van kleinschalige woonvormen. - Pro-actief zijn door locaties die zich lenen voor kleinschalig wonen vroegtijdig te identificeren en daar rekening mee houden in de verdere planvorming. - Verder werden genoemd: goede samenwerking en communicatie met de betrokken partijen, voldoende financiering, omslag in denkwijze van grootschaligheid naar kleinschaligheid bij de instellingen, loslaten van het medisch model en een model invoeren waar wonen en welzijn centraal staan. Genoemde aandachtspunten De respondenten hebben de volgende aandachtspunten benoemd: - Scheiden van wonen en zorg is niet altijd financieel voordelig. Zoals reeds in §3.3 genoemd is het namelijk lastig om financiering te vinden voor gemeenschappelijke voorzieningen zoals een brandalarmsysteem. - Kleinschalig wonen is niet voor alle psychogeriatrische cliënten geschikt, in het bijzonder cliënten met gedragsproblematiek en wegloopgedrag. Per fase van dementie kan de behoefte aan zorg en begeleiding verschillen. Visie op de toekomst van kleinschalig wonen voor dementerenden - Alle geïnterviewden gaven aan een toenemende vraag naar kleinschalige woonvormen te verwachten, ook door een groeiende behoefte aan meer individuele zorg. De verwachting is ook dat er meer particuliere initiatieven zullen ontstaan. - Zoals reeds gemeld zullen -ten behoeve van een sluitende exploitatie- nieuwe KSWvormen vooral gerealiseerd worden als onderdeel van een grootschalige setting of geclusterd, in de nabijheid van een zorginstelling. Op de vraag of men voor dezelfde 31
Noot: Het Zorgkantoor heeft zelf aangegeven een kritische partner te willen zijn en goed te kijken naar het realiteitsgehalte van een nieuw project. Ook wil zij een visie op verschillende woonvormen ontwikkelen en in de regio uitdragen.
17
-
opzet zou kiezen bij de start van een nieuw project kleinschalig wonen, antwoordt de meerderheid dat gekozen zou worden voor clustering van meer groepswoningen. De werving en het behoud van gekwalificeerd personeel zullen naar verwachting steeds moeilijker worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat er een positief beeld wordt gecommuniceerd over het werken in een KSW-vorm. In verband met de kostenbeheersing zal een grotere inzet van mantelzorgers en vrijwilligers nodig zijn. Maar het aantal mantelzorgers en vrijwilligers neemt af door de vergrijzing en ontgroening.
4.3 Aanbevelingen respondenten Op basis van de toekomstvisie deden de respondenten de volgende algemene aanbevelingen: - Bij het ontwikkelen van kleinschalige woonvormen zullen steeds de volgende vragen gesteld moeten worden: Voor wie is kleinschalig wonen (het meest) geschikt? Welke zorg hebben cliënten nodig met de zwaarste vorm van dementie? - Het is van belang om bij verandering van omstandigheden toch vast te houden aan de visie op kleinschalig wonen. Bij clustering van meerdere woongroepen bestaat het gevaar dat men alles weer gaat organiseren als in een grootschalige organisatie. - Ketenzorg voor dementerenden moet gestimuleerd worden. Bijvoorbeeld: vroegsignalering door huisartsen, screening door bijvoorbeeld GGZ-Leiden en doorverwijzing naar psychogeriatrie, goede begeleiding thuis, gevolgd door doorplaatsing naar intramurale of extramurale vorm van kleinschalig wonen. Tips voor starters Op de vraag naar suggesties voor partijen die aan het begin van het traject staan, hebben de respondenten onder meer de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Start met het opstellen van een gezamenlijke visie.32 2. Doe eerst een pilot binnen de organisatie. Het is van belang om medewerkers in voldoende mate mee te krijgen in het ontwikkeltraject. Dit kan bijvoorbeeld door gefaseerd te werken; in een eerste fase huiskamerprojecten in te voeren binnen de zorgorganisatie en in een volgende fase KSW-vormen te starten. 3. Maak (indien mogelijk) gebruik van de Wmo, in verband met de verschraling van de AWBZ. 4. Maak goede afspraken met het verpleeghuis of de behandelende instantie over verantwoordelijkheidsverdeling en tarieven.
32
Noot: Deze visie zou onder meer de volgende vragen moeten/kunnen beantwoorden: - Wat is de behoefte van de huidige cliëntenpopulatie? - Welk zorgaanbod past bij de huidige cliënten? - In- en uitsluitingscriteria
18
Hoofdstuk 5: Behoefte en aanbod in de regio In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de behoefte (§ 5.1) en het aanbod (§ 5.2) aan kleinschalige woonvormen voor dementerenden. Vervolgens wordt in § 5.3 een vergelijking gemaakt tussen de behoefte en het aanbod. Zodoende wordt duidelijk hoe de regio er momenteel voor staat en hoe de verwachtingen voor de toekomst zijn. 5.1 Behoefte aan kleinschalig wonen in Zuid-Holland Noord In paragraaf 3.2 is aangegeven dat naar verwachting het benodigd aantal plaatsen voor mensen met dementie in de provincie Zuid-Holland groeit naar 15.000 in 2030. In deze paragraaf wordt de vertaalslag gemaakt naar de behoefte aan psychogeriatrische zorg in de regio Zuid-Holland Noord, en in het bijzonder kleinschalig wonen. Dit gebeurt aan de hand van het nieuwe Ramingsmodel voor Wonen en Zorg van het Tympaan Instituut (december 2008). In het Ramingsmodel is een onderscheid gemaakt tussen tweedelijnszorg- en expertisecentra33 en beschermde woonvoorzieningen die gedeconcentreerd en/of geëxtramuraliseerd op woonkern of wijkniveau wordt aangeboden.34 Tevens zijn er in het model twee scenario’s ontwikkeld om de behoefte te berekenen: het Andante en Presto scenario. Het Andante-scenario gaat uit van een toename van de huidige (en meer grootschalige) intramurale capaciteit in tweedelijnszorg- en expertisecentra (als opvolgers van de huidige verpleeghuizen). Het Presto-scenario daarentegen gaat uit van een versnelling van de extramuralisatie ten opzichte van het huidige tempo, en dus van een toename van kleinschalig beschermd wonen in de wijk.35 Het tempo is verschillend per sector (de gehandicaptensector extramuraliseert sneller dan de ouderenzorg) en wordt afgeremd door knelpunten op het gebied van grond en vastgoed. Inmiddels is ingeschat dat het Andante-scenario als beste aansluit bij het huidige aanbod in de ouderenzorg in de regio en bij de mate waarin de aanwezige extramurale woonzorgvoorzieningen in de gemeenten de extramuraliseringstrend kunnen bijhouden. Naar verwachting verloopt de vergrijzing in de regio Zuid-Holland Noord als volgt. Het aantal 75-plussers zal in de periode 2008-2030 bijna verdubbelen naar ruim 62.000. Het Andante-scenario volgend, wordt in het Ramingsmodel voor de sector VV&T de norm gehanteerd dat 4% van de 75-plussers behoefte heeft aan psychogeriatrische zorg. Hiervan zal 2,8% zorg in een tweedelijnszorg- en expertisecentrum behoeven, en 1,2% in de vorm van kleinschalig beschermd wonen. 36 Dit laatste betreft het kleinschalige wonen zoals bedoeld in dit onderzoek. Aan de hand van deze ramingen is in tabel 2 berekend hoe de (verwachte) behoefte aan kleinschalig wonen eruit ziet voor de regio, als het Andante scenario gevolgd wordt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de regio momenteel behoefte
33
Noot: Dit betreft een centrum met expertise inzake verpleging, verzorging en behandeling. Daarnaast vervult het centrum een kortverblijf-functie als regionaal verpleeghotel, alsmede een beperkte langverblijf-functie voor cliënten met zeer zware en complexe problematiek. (Bron: Tympaaninstituut). 34 Noot: Hierbij moet worden opgemerkt dat de kengetallen uit het Ramingsmodel de maximale deconcentratie en extramuralisatie weergeven. Het is echter een beleidsmatige keuze of een dergelijke deconcentratie in de toekomst ook wordt gerealiseerd - en dit heeft uiteraard consequenties voor het draagvlak voor de tweedelijnszorg- en expertisecentra. 35 Noot: Beschermd wonen betreft een kleinschalige groepswoning (binnen de sector VV&T) met gemeenschappelijke voorzieningen en 24-uurs zorg met toezicht. Het valt binnen de AWBZ zorg. Bron: Website Aedes -ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg: www.kcwz.nl. 36 Noot: Volgens het Presto-scenario geldt de volgende raming: 2,8% van de 75+’ers heeft behoefte aan PG-zorg, waarvan 1,2% tweede lijn en 1,6% beschermd wonen.
19
heeft aan bijna 400 plaatsen kleinschalig wonen voor dementerenden (zie gearceerde kolom). Deze behoefte zal tot 2030 bijna verdubbelen naar 747 plaatsen. Dit onderzoek heeft zich alleen gericht op de capaciteit kleinschalig wonen, en kan dus alleen gerelateerd worden aan de behoefte aan kleinschalig wonen. De totale behoefte aan PG-zorg (inclusief PG-tweedelijnszorg- en expertiscecentra) is vanzelfsprekend hoger en is weergegeven in de laatste kolom in tabel 2. Deze totale behoefte zal naar verwachting groeien van ongeveer 1.300 in 2008 naar 2.500 plaatsen in 2030. Tabel 2: Raming PG-behoefte ZHN Andante scenario (Ramingsmodel 2008)
Jaar
Inwoners
Aantal 75plussers
PG-tweedelijns PG-kleinschalig zorg- en wonen expertisecentrum
Totale voorspelde PGbehoefte
2008 2020 2030
518.448 536.060 555.807
32.282 44.338 62.276
904 1241 1744
1291 1773 2491
387 532 747
Zoals reeds eerder aangegeven sluit het Andante-scenario beter aan op de huidige situatie in de regio dan het Presto-scenario. Voor de volledigheid is de behoefte aan psychogeriatrische zorg ook berekend volgens het Presto-scenario (zie tabel 3 en voetnoot 38). Volgens dit scenario zal de behoefte aan kleinschalig wonen voor dementerenden groeien van 517 plaatsen in 2008 naar 996 plaatsen in 2030. Tabel 3: Raming PG-behoefte ZHN Presto scenario (Ramingsmodel 2008)
Jaar
Inwoners
Aantal 75plussers
PG-tweedelijns PG-kleinschalig wonen zorg- en expertisecentrum
Totale voorspelde PGbehoefte
2008 2020 2030
518.448 536.060 555.807
32.282 44.338 62.276
387 532 747
904 1241 1743
517 709 996
5.2 Aanbod kleinschalig wonen in Zuid-Holland Noord In de schriftelijke enquête onder de zorgaanbieders in de VV&T-sector is gevraagd naar hun huidige en geplande capaciteit van kleinschalige woonvormen voor dementerenden. Hieruit is gebleken dat de regio Zuid-Holland Noord momenteel beschikt over 5 reeds operationele projecten kleinschalig wonen voor dementerenden. Deze projecten hebben een totale capaciteit van 77 plaatsen. Naast deze operationele projecten, zijn er 25 projecten gepland, waarvan: - 9 projecten zeer zeker (verwachte capaciteit 362 plaatsen) - 10 projecten enigszins zeker (verwachte capaciteit 236 plaatsen) - 6 projecten onzeker (verwachte capaciteit 241 plaatsen). Als alle plannen worden uitgevoerd èn de huidige capaciteit behouden blijft, beschikt de regio rond 2015 over 916 plaatsen kleinschalig wonen voor dementerenden. Maar rekening moet worden gehouden met een behoorlijke graad van onzekerheid. De projecten zijn verdeeld over 14 gemeenten. De gemeenten Noordwijkerhout en Zoeterwoude beschikken momenteel niet over kleinschalige woonvormen voor dementerenden. Bovengenoemde aantallen zijn weergegeven in tabel 4. Een uitgebreide versie van deze tabel is te vinden in bijlage 5, waarin de afzonderlijke projecten zijn benoemd met hun capaciteit (gegroepeerd per gemeente).
20
Tabel 4: Huidige en geplande capaciteit KSW voor dementerenden in Zuid-Holland Noord Huidige capaciteit (2009) 77 Geplande capaciteit, waarvan: 839 - zeer zeker - 362 (43%) - enigszins zeker - 236 (28%) - onzeker - 241 (29%) Totale verwachte capaciteit (2015) 916 Hierbij zijn echter de volgende kanttekeningen te maken: - Bij het berekenen van de huidige en geplande capaciteit is uitgegaan van de opgave door de zorgaanbieders. Er is niet gecontroleerd of alle opgegeven geplande projecten ook voldoen aan de criteria voor kleinschalig wonen. - Een andere kanttekening heeft betrekking op de bovenregionale functie die diverse zorginstellingen uit de regio vervullen. Maar daarentegen zullen ook inwoners uit de regio Zuid-Holland Noord gebruik maken van voorzieningen (net) buiten de regio. Vooral de randgemeenten van de regio hebben hier mee te maken. De benodigde capaciteit is daardoor groter (of kleiner) dan enkel op basis van de behoefte uit de regio. - In dit onderzoek is niet specifiek gevraagd of de geplande capaciteit betrekking heeft op vervanging of uitbreiding van de huidige capaciteit. Bij vervanging vindt er een verschuiving plaats van grootschalige instellingen naar kleinschalig wonen. In de meeste gevallen zal het om vervanging gaan. 5.3 Verhouding behoefte/ aanbod aan KSW voor dementerenden In deze paragraaf wordt de analyse gemaakt in hoeverre het (verwachte) aanbod voldoet aan de (verwachte) behoefte. In onderstaande tabel zijn de aantallen betreffende de capaciteit en behoefte uit § 5.1 en § 5.2 weergegeven. Tabel 5: Capaciteit versus behoefte KSW in de regio Zuid-Holland Noord Huidige capaciteit 77 Totale verwachte 916 (incl. huidige (2009): capaciteit (2015): capaciteit) Huidige behoefte 387 / 517 Verwachte behoefte 532 / 709 (scenario Andante/ (scenario Presto): Andante /Presto): In tabel 5 is de behoefte aan kleinschalige woonvormen voor dementerenden uitgedrukt in een minimum en een maximum variant, waarbij de minimale behoefte gebaseerd is op het Andante-scenario uit het nieuwe ramingsmodel en de maximale behoefte op het Prestoscenario. 5.3.1 Huidige capaciteit versus behoefte Op basis van tabel 5 kan het huidige aanbod vergeleken worden met de huidige behoefte aan kleinschalig wonen in de regio. In onderstaande tabel staat dit in percentages uitgedrukt. Tabel 6: Verhouding aanbod KSW tot behoefte in Zuid-Holland Noord Huidig aanbod (2009) • 20 % van de minimale behoefte (Andante) • 15 % van de maximale behoefte (Presto)
21
Hoe is de situatie per afzonderlijke gemeente en hoe is de spreiding over de regio? Om hier een antwoord op te geven wordt nogmaals gebruik gemaakt van de normen zoals gesteld in het Ramingsmodel 2008. Daarbij gaat het Andante-scenario uit van 40 plaatsen psychogeriatrische zorg voor dementerenden per 1000 75-plussers (4%), waarvan er 12 (1,2%) volgens het principe van kleinschalig wonen aangeboden moeten worden. Gemeenten met minder dan 12 plaatsen per 1000 75-plussers voldoen dus niet aan deze norm. Volgens het Presto-scenario geldt een norm van 16 plaatsen kleinschalig wonen per 1000 75-plussers. De hiernavolgende tabel 7 geeft weer in hoeverre, beredenerend aan de hand van het Ramingsmodel, de regio en de gemeenten afzonderlijk momenteel voldoen aan de behoefte aan kleinschalig wonen voor dementerenden. Momenteel beschikt de regio over 2,4 plaatsen kleinschalig wonen per 1000 75-plussers, beduidend minder dan de gestelde norm van minimaal 12 plaatsen volgens het Andante-scenario. Alleen de gemeenten Noordwijk en Rijnwoude voldoen wel aan de gestelde minimumnorm volgens dit scenario. Rijnwoude voldoet als enige gemeente eveneens aan de norm uit het Presto-scenario. Tabel 7: Huidige capaciteit KSW voor dementerenden per gemeente (2009) Huidige Aantal 75- Aantal plaatsen operationele plussers KSW per 1000 75Gemeente capaciteit (2008)37 plussers (2008) Alphen a/d Rijn 18 3706 4,9 Hillegom 0 1553 0,0 Kaag en Braassem 0 1433 0,0 Katwijk 9 3591 2,5 Leiden 0 6726 0,0 Leiderdorp 0 1860 0,0 Lisse 6 1551 3,9 Nieuwkoop 0 1328 0,0 Noordwijkerhout 0 1538 0,0 Noordwijk 14 1063 13,2 Oegstgeest 0 1854 0,0 Rijnwoude 30 1029 29,2 Teylingen 0 2387 0,0 Voorschoten 0 2169 0,0 Zoeterwoude38 0 494 0,0 Totaal voor ZHN 77 32.282 2,4 5.3.2 Toekomstige capaciteit versus behoefte Er kan ook een vergelijking gemaakt worden tussen het toekomstige aanbod en de toekomstige behoefte aan KSW in de regio. In tabel 5 was vermeld dat de verwachte capaciteit voor de regio in 2015 916 plaatsen bedraagt. Als al deze projecten worden uitgevoerd en de huidige capaciteit behouden blijft, zou hiermee worden voldaan aan de verwachte behoefte.39 Maar bij een groot aantal projecten (57%) geven de initiatiefnemers
37
Bron: Primos Prognoses 2009. In Zoeterwoude heeft de Gemiva-SVG Groep (Swetterhage) een woongroep met 9 plaatsen voor verstandelijke gehandicapten met dementie. Maar deze plaatsen zijn niet beschikbaar voor dementerende ouderen in het algemeen en worden daarom niet meegeteld in dit overzicht en de volgende berekeningen. 39 Voorwaarde hierbij is dat ook de capaciteit van tweedelijns zorg- en expertisecentra mee zal groeien om zodoende voldoende totale capaciteit aan PG-zorg te kunnen bieden. 38
22
aan dat er (nog) sprake is van een behoorlijke mate van onzekerheid. Daarom kan verondersteld worden dat de toekomstige capaciteit waarschijnlijk lager uit zal vallen. Bij de berekening in de hiernavolgende tabel 8 zijn wat betreft het verwachte toekomstige aanbod alleen de als ‘zeer zeker’ gekwalificeerde plannen (in totaal 362 plaatsen) meegeteld. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de regio hoogstwaarschijnlijk ook in de toekomst onvoldoende capaciteit kleinschalig wonen voor dementerenden zal hebben. Tabel 8: Verhouding toekomstig aanbod KSW tot behoefte in Zuid-Holland Noord Toekomstig aanbod (in 2015) • 68 % van de minimale behoefte in 2020 • 51 % van de maximale behoefte Onderstaande tabel 9 geeft aan dat als de ‘zeer zekere’ plannen worden gerealiseerd, de regio in 2015 zal beschikken over 11,4 plaatsen kleinschalig wonen per 1000 75-plussers. Dit bevestigt bovengenoemde conclusie dat de regio als geheel onvoldoende capaciteit zal hebben, zowel volgens het Andante-scenario (norm 12 plaatsen) als volgens het Prestoscenario (norm 16 plaatsen). Ook de onzekere projecten zullen uitgevoerd moeten worden, wil de regio voorzien in de verwachte behoefte. Tabel 9: Verwachte capaciteit KSW voor dementerenden per gemeente (2015) Totale zeker Aantal 75- Aantal plaatsen verwachte plussers KSW per 1000 75capaciteit Gemeente (2015) (2015) plussers (2015) Alphen a/d Rijn 162 4699 34,5 Hillegom 20 1793 11,2 Kaag en Braassem 24 1932 12,4 Katwijk 9 4251 2,1 Leiden 20 7024 2,8 Leiderdorp 28 2365 11,8 Lisse 6 2074 2,9 Nieuwkoop 44 1738 25,3 Noordwijk 14 2022 6,9 Noordwijkerhout 0 1327 0,0 Oegstgeest 0 2122 0,0 Rijnwoude 30 1497 20,0 Teylingen 22 2733 8,0 Voorschoten 60 2406 24,9 Zoeterwoude 0 609 0,0 Totaal ZHN
439
38592
11,4
Kijkend naar de gemeenten afzonderlijk, blijkt dat slechts vier gemeenten na realisatie van de ‘zekere’ plannen ruim voldoende capaciteit zullen hebben zowel volgens het Andante als het Presto-scenario. Dit zijn Alphen aan de Rijn, Nieuwkoop, Rijnwoude en Voorschoten. De toekomstige capaciteit in Kaag en Braassem komt boven de norm van het Andantescenario, maar onder de norm van het Presto-scenario uit. Leiderdorp en Hillegom zitten nét onder de norm van het Andante-scenario, maar ruim onder de Presto-norm. Vijf andere gemeenten, namelijk Katwijk, Leiden, Lisse, Noordwijk en Teylingen zullen (in verschillende mate) onvoldoende capaciteit hebben. Tot slot kan opgemerkt worden dat Noordwijkerhout, Oegstgeest en Zoeterwoude na realisatie van de zekere plannen op nul blijven staan, omdat
23
er binnen Noordwijkerhout en Oegstgeest geen van de huidige plannen als ‘zeker’ gekwalificeerd wordt en in Zoeterwoude geen enkele capaciteit gepland staat. 5.4 Eerste conclusies In figuur 1 op de volgende pagina is per gemeente aangegeven hoeveel plaatsen kleinschalig wonen voor dementerenden er naar verwachting zijn in 2015, als alle ‘zeer zekere’ plannen uitgevoerd worden. Deze figuur geeft weer in hoeverre gemeenten afzonderlijk voldoen aan de normen zoals gesteld in het Andante- en Presto-scenario. Gemeenten met een toekomstige capaciteit boven de 12,0 (Andante) en 16,0 plaatsen per 1000 75-plussers (Presto) zullen voldoen aan de minimumnormen uit het Ramingsmodel. Hierbij zijn de gemeenten gegroepeerd per deelregio, namelijk Rijnstreek, Duin- en Bollenstreek en de regio Leiden en omstreken. In bijlage 5 is in de tweede tabel weergegeven hoe alle gemeenten uitkomen als alle huidige plannen voor kleinschalige woonvormen gerealiseerd zouden worden.
24
25
Hoofdstuk 6: Analyse, conclusies en aanbevelingen 6.1 Conclusies huidige en geplande capaciteit Uit de quickscan van de provincie in 2006 kwam naar voren dat er in Zuid-Holland in 2010 nog steeds een achterstand zou zijn in het realiseren van kleinschalige woonvormen voor dementerenden. Op basis van de uitkomsten van de enquête (beschreven in hoofdstuk 4) kunnen er conclusies getrokken worden over de huidige en toekomstige stand van zaken in de regio Zuid-Holland Noord. Uit hoofdstuk 5 blijkt dat de regio momenteel inderdaad een achterstand heeft in het realiseren van kleinschalige woonvormen voor dementerenden. Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat er momenteel veel plannen zijn voor nieuwe kleinschalige voorzieningen. Als al deze plannen zouden worden uitgevoerd, zou tot 2015 de capaciteit bijna vernegenvoudigen naar ruim 900 plaatsen KSW. Maar de realisatie van lang niet alle plannen is gegarandeerd. Meer dan de helft van de plannen wordt door de initiatiefnemende zorgaanbieders als minder zeker of zelfs onzeker gekwalificeerd. We kunnen er dus van uitgaan dat een deel van de plannen niet gerealiseerd zal worden. Van een overschot zal dus geen sprake zijn. Overigens wordt PG-zorg behalve in kleinschalige woonvormen ook aangeboden in tweedelijns zorg- en expertisecentra. Over de toekomstige capaciteit van deze expertisecentra zijn geen gegevens beschikbaar voor onze regio. Tezamen met voldoende uitbreiding van kleinschalige woonvormen zal dus ook de capaciteit van de expertisecentra moeten toenemen, wil het totale aanbod voldoende zijn. 6.2 Belangrijkste knelpunten De werkgroep KSW voor dementerenden heeft de door de respondenten benoemde knelpunten (beschreven in hoofdstuk 4) rond KSW voor dementerenden bekeken en beoordeeld. De door de provincie genoemde mogelijke oorzaken voor de achterstand op het gebied van KSW (vermeld in hoofdstuk 1) zijn ook allen genoemd door de respondenten. Volgens de werkgroep heeft slechts een van de genoemde knelpunten specifiek te maken met de kenmerken van onze regio, namelijk de grondproblematiek. De rijksoverheid en de provinciale overheid voeren een restrictief ruimtelijk beleid.40 Voor de provincie Zuid-Holland betekent dit het volgende. De provincie streeft naar de ontwikkeling en verbetering van het woningbestand op basis van een migratiesaldo nul. Om inhoud te geven aan dit beleid, zijn rondom de kernen rode (bebouwings-)contouren getrokken, waarbinnen de verstedelijking zal moeten plaatsvinden. In de gebieden buiten de contouren geldt een restrictief beleid ten aanzien van de stedelijke ontwikkelingen. De contouren zorgen ervoor dat de tussenliggende gebieden hun ‘groenblauwe’ functie kunnen behouden en dat de dorpen en kernen niet aaneengroeien. De consequentie van dit beleid is, dat op den duur niet alle gemeenten in hun eigen woningbehoefte kunnen voorzien. Er kan dus weinig nieuwbouw gerealiseerd worden. En waar nieuwbouw mogelijk is, kiezen gemeenten vaak (al of niet noodgedwongen) voor woningbouw met de grootste opbrengst, en dat zijn dure koopwoningen. De productie van sociale woningbouw en maatschappelijk vastgoed in brede zin (waar kleinschalige woonvormen onder vallen) blijft dus achter. Ook betekent dit dat zorgaanbieders bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw vaak achter het net vissen bij de verdeling van bouwlocaties. De effecten hiervan zijn: 40
Bronnen: - J. Mastop, L. van Damme en T. Zwanikken. Instrumentatie van het restrictief beleid. Onderzoek naar relevante instrumenten voor een effectiever restrictief beleid. Katholieke Universiteit Nijmegen, 1997. - Provincie Zuid-Holland.
26
• •
stijgende grondprijzen achterstand in o.a. het aanbod van kleinschalig wonen voor dementerenden.
Overigens wordt door de huidige bezuinigingen van VWS op ondersteunende begeleiding, de zogeheten pakketmaatregelen AWBZ, de druk op intramurale voorzieningen nog verhoogd. Door het verminderen van het aanbod van dagverzorging en dagbehandeling zal de vraag naar intramurale zorg naar verwachting stijgen. De werkgroep plaatst het bovengenoemde knelpunt betreffende gebrek aan bouwlocaties in een breder perspectief. Het geldt namelijk niet alleen voor de realisatie van kleinschalige woonvormen voor dementerenden, maar voor woonvormen (intramuraal en extramuraal) voor alle doelgroepen41 in de prestatieafspraken. Daarom pleit de werkgroep dan ook voor acties in bredere zin, om dit knelpunt te aan te pakken. 6.3 Aanbevelingen Als eerste wenselijke regionale actie rond kleinschalige woonvormen noemde de werkgroep dat waar nodig ondersteuning geboden zou moeten worden bij het realiseren van alle bestaande plannen op het gebied van KSW-vormen. Zoals in tabel 4 in hoofdstuk 5 vermeld staat, kwalificeren de betrokken zorgaanbieders minder dan de helft (43%) van de plannen als ‘zeer zeker’. Van de overige 57 % van de plannen zijn de ontwikkelaars minder zeker over de realisatie. Bijna een derde van de geplande capaciteit (over zes verschillende projecten verdeeld) wordt zelfs als onzeker gekenschetst. De voornaamste redenen van onzekerheid bij deze projecten zijn financiering (van de bouw en van de zorg) en de nog te doorlopen bezwarenprocedure. De werkgroep wil dan ook aanbevelen dat de gemeenten de zorgaanbieders ondersteunen bij het doorlopen van de vereiste procedures en dat het zorgkantoor meekijkt in de fase van de planvorming indien er financiële knelpunten zijn. Zodoende kan bevorderd worden dat de ‘minder zekere’ plannen ook gerealiseerd worden. Eén project heeft als grootste knelpunt het vinden van een bouwlocatie. Daar zou een op te richten aanjaagteam (zie hieronder) een bevorderende rol in kunnen spelen. Na deze eerste stap is de werkgroep is uitgekomen op de volgende aanbevelingen. 6.3.1 Oprichting van een aanjaagteam De werkgroep pleit voor het oprichten van een regionaal aanjaagteam. Dit aanjaagteam zou zich op woonvoorzieningen voor alle doelgroepen in de prestatieafspraken moeten richten. Doel Het aanjaagteam stimuleert het realiseren van woningen/woonvormen met diensten en zorg, door actief contact te onderhouden met gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders en op verzoek te adviseren bij knelpunten waar betrokkenen tegen aanlopen bij het ontwikkelen en realiseren van woonzorgprojecten. Doel van het aanjaagteam is dus te bevorderen dat er locaties komen waar gebouwd wordt voor de bijzondere doelgroepen, door invloed uit te oefenen op gemeenten en andere partijen (hen een spiegel voor te houden). Informatie over het concept aanjaagteams en de ervaringen hiermee in Amsterdam is te vinden in bijlage 7.
41
Noot: De verschillende doelgroepen zijn: ouderen in het algemeen, mensen met lichamelijke handicaps, mensen met verstandelijke handicaps en mensen met psychiatrische ziektebeelden.
27
Taken Het voorgestelde aanjaagteam heeft de volgende taken: 1. Gesprekken aangaan met alle gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders met de vraagstelling: welke keuzes maken jullie en waarom? 42 Ook kunnen handreikingen gegeven worden en kan daarbij geïnventariseerd worden of er bepaalde knelpunten zijn, waar het aanjaagteam bij zou kunnen helpen. Door deze eerste gesprekken kan het aanjaagteam ook bekendheid creëren, zodat de partijen het aanjaagteam later zonodig weten te vinden. 2. Op verzoek van gemeenten en veldpartijen advies uitbrengen over vragen/knelpunten.43 Samenstelling aanjaagteam Voor de samenstelling denkt de werkgroep aan deskundigen uit het regionale netwerk, die parttime werkzaam zijn voor het aanjaagteam. Allereerst zou een erudiete voorzitter nodig zijn, met (bij voorkeur) gemeenteoverstijgend statuur, om mensen om de tafel te krijgen. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan een oud-wethouder. De leden van het aanjaagteam moeten kennis en expertise hebben over het ontwikkelen van nieuwbouw en de bijbehorende processen, de regio al kennen of in staat zijn deze snel te leren kennen. Misschien is een optie dat er wisselende deskundigen door het aanjaagteam ingeschakeld worden. Vergelijking met het concept woningbouwregisseurs Vanaf september 2008 tot in 2009 zijn er twee woningbouwregisseurs in de regio Holland Rijnland werkzaam geweest. De woningbouwregisseurs hadden tot taak de woningproductie te versnellen, met name door een aantal specifieke projecten t.a.v. bouwlocaties die dreigden te stagneren te ondersteunen. Daarnaast was hun taak vinger aan de pols te houden omtrent de regionale woningproductie. Helaas is gebleken dat de urgentie van deze taakstelling onvoldoende werd gevoeld door alle betrokken partijen en dat daardoor de woningbouwregisseurs geen medewerking kregen. Daarnaast bleken zij geen invloed uit te kunnen oefenen voor het oplossen van sommige problemen rond bestemmingsplannen. Daarom is deze functie weer opgeheven. Ten opzichte van het aanjaagteam is het verschil dat de woningbouwregisseurs pas in actie kwamen als er zich een probleem had voorgedaan. Het aanjaagteam zou veel eerder in actie komen, om pro-actief dergelijke problemen te voorkomen, al bij de initiatieffase. Ook het mandaat van de woningbouwregisseurs bleek onvoldoende. Dit is dus een aandachtspunt voor het aanjaagteam, dat er voldoende mandaat is. Randvoorwaarden 1. Financiering Voor het aanjaagteam moet nog financiering gezocht worden. Mogelijk heeft het zorgkantoor hiervoor ontwikkelingsgelden beschikbaar. 2. Draagvlak Het aanjaagteam zou als instrument van de gemeenten als regievoerder moeten werken. Daarvoor is het dus nodig dat het aanjaagteam ook geaccepteerd wordt door de regio en dat gemeenten en veldpartijen bereid zijn om met het aanjaagteam om de tafel te zitten. Ter bevordering van het draagvlak en ter introductie van dit voorstel stelt de werkgroep voor om in de 2e helft van 2010 een werkconferentie te organiseren, waarin de actuele ramingen 42
Voorbeeldvragen: Is er in de laatste bestemmingsplannen voor bouwlocaties ruimte gereserveerd voor bijzondere doelgroepen? Zo nee, waarom niet? Aan de zorgaanbieders en woningcorporaties vragen: welke keuzes maakt u in uw vastgoedstrategie en waarom? 43 Noot: Als gemeenten dat willen, kan het aanjaagteam een rol vervullen voor het leggen van regionale verbindingen.
28
gepresenteerd worden, de huidige en geplande capaciteit en de eventuele achterstanden. Het doel hiervan is dus om urgentiebesef te creëren. Voor die tijd is het dus nodig dat de monitor WZW geactualiseerd wordt. Met behulp van dit cijfermateriaal kan dan het voorstel voor het installeren van een aanjaagteam gepresenteerd en onderbouwd worden. 6.3.2 Overige aanbevelingen De respondenten hebben verschillende aanbevelingen genoemd. Een van de aanbevelingen is met het opstellen van dit rapport al uitgevoerd, namelijk om een heldere analyse van de ontwikkeling van het aantal dementerenden en de vraag naar KSW. Bij een andere aanbeveling, namelijk om als betrokken partijen pro-actief te zijn door locaties die zich lenen voor kleinschalig wonen vroegtijdig te identificeren en daar rekening mee houden in de verdere planvorming, kan het voorgestelde aanjaagteam een stimulerende rol spelen. Alle betrokken partijen moeten ervan doordrongen raken dat er gezamenlijk keuzes gemaakt moeten worden ten gunste van woonzorgvoorzieningen en aangepaste woningen. De werkgroep heeft die aanbevelingen eruit gelicht die te maken hebben met de ontwikkeling en realisatie van KSW-vormen (en dus niet met de exploitatie ervan). Deze analyse heeft geleid tot de volgende aanbevelingen: • Benut omvormingsmogelijkheden van gebouwen en pas daarmee de functies aan. Als bewoners van een verzorgingshuis doorschuiven naar zelfstandige appartementen, kan het vrijgekomen verzorgingshuis omgebouwd worden, bijvoorbeeld voor de doelgroep PG-cliënten. Daarom is het van belang dat elke gemeente vanuit haar regierol regelmatig met de veldpartijen om de tafel gaat zitten, om de behoefte per wijk en nieuwe mogelijkheden door middel van een dergelijke ‘schuifpuzzel’ te bezien. • Voor gemeenten luidt de aanbeveling: bevorder verbindingen tussen de afdelingen Grondzaken, Financiën en beleidsinhoudelijke afdelingen (op terrein van WZW). • Deel kennis/voorbeelden rond KSW-vormen. Zo heeft de VG-sector al veel ervaring, en zou deze beschikbaar kunnen stellen aan de V-V-T sector. • Gezien de nog onbenutte gelden in het Vogelaar- solidariteitsfonds, zou een aanbeveling kunnen zijn: bij de landelijke politiek bepleiten of er een impuls voor ontwikkeling van voorzieningen in onze regio mogelijk is vanuit dit fonds.44 • Laat het zorgkantoor (zoals het zelf ook van plan is) een visie ontwikkelen op kleinschalig wonen en laat het zijn ondersteunende rol verder uitbouwen. • Voor de stuurgroep worden de volgende aanbevelingen gedaan: o Breng de definitieve beleidsregel kleinschalige zorg voor mensen met dementie extra onder de aandacht van de zorgaanbieders die projecten in ontwikkeling hebben (via AVANT). o Verken met de afdeling Wonen van Holland Rijnland de mogelijkheden om de krachten te bundelen in het monitoren van de woningproductie en de realisatie van de prestatieafspraken.
44
Noot: Genoemd als bijkomende belemmerende factor: de woningcorporaties raken veel middelen kwijt aan het Vogelaar solidariteitsfonds. Dit geld gaat naar woningcorporaties in de grote steden. De bestemming van deze gelden is nog onzeker. Woningcorporaties uit onze regio dragen hier fors aan bij, maar kunnen geen beroep doen op dit geld. Het is dus wenselijk om een omzichtige verkenning uit te voeren en zo mogelijk via de juiste kanalen te lobbyen.
29
o o
Voeg de verkregen informatie over de huidige en toekomstige capaciteit van KSW-vormen voor dementerenden toe aan de monitor WZW. Overweeg om na deze inventarisatie rond KSW de plannen voor 2elijns zorgen expertisecentra in kaart te brengen, zodat de ontwikkeling van het totale aanbod aan PG-zorg met verblijf zichtbaar wordt.
Aandachtspunten Tot slot wil de werkgroep, op basis van de aangedragen punten van de respondenten, graag de volgende aandachtspunten benoemen. -
Het is van belang om bij verandering van omstandigheden toch vast te houden aan de visie op kleinschalig wonen. Bij clustering van meerdere woongroepen bestaat het gevaar dat men alles weer gaat organiseren als in een grootschalige intramurale zorgorganisatie. En bij de vorming van grotere woongroepen loopt men het risico dat cliënten toch verloren raken en één begeleider niet meer voldoende is. Dit kan dus leiden tot een gebrek aan aandacht en overbelasting van het personeel. Daarentegen kan bij inzet van meer personeelsleden tegelijkertijd de huiselijke sfeer en de persoonlijke aandacht in het gedrang komen. De kern van kleinschalig wonen is tenslotte de kwaliteit van zorg. Hoewel exploitatie van kleinere groepen wel lastig blijkt te zijn, moet toch bekeken worden hoe (met inzet van mantelzorgers en vrijwilligers) de kwaliteit van zorg en de huiselijkheid gegarandeerd kan worden.
-
Nu er zoveel kleinschalige woonvormen in ontwikkeling blijken te zijn, moet differentiatie van het aanbod in het oog gehouden worden. Er moet keuze blijven. Niet alle dementerenden kunnen of willen in een KSW-vorm wonen. Cliënten met gedragsproblemen en wegloopgedrag hebben zwaardere zorg nodig (in tweedelijns zorgen expertisecentra). En mensen die hun hele leven alleen gewoond hebben, willen veel meer ruimte en privacy. Ook die keuzemogelijkheid moet er zijn en blijven.
30
Bijlage 1: Overzicht van geïnterviewde sleutelfiguren Onderstaande personen zijn in de periode september - oktober 2009 geïnterviewd door een beleidsmedewerker van het Regionaal Bureau Gezondheidszorg, in het kader van dit onderzoek. Organisaties Woningcorporaties WonenCentraal Portaal
Plaats
Naam geïnterviewde
Alphen a/d Rijn Leiden
Dhr. R. Donninger Mw. K. Smidt en Dhr. J. Raus
Verpleging/verzorging/thuiszorg WWZ-Mariënstaete-Valent Katwijk Rijnland Zorggroep Alphen a/d Rijn ActiVite Leiderdorp Woonzorgcentra DSV Katwijk Groot Hoogwaak Noordwijk Topaz Leiden
Dhr. B. van Kampen Mw. A. Engel Mw. I. Poot Mw. J. Kuijt Mw. M. Hoogendoorn Dhr. H. Bekkers en Dhr. J. Kling
Sector Verstandelijk Gehandicaptenzorg Gemiva SVG-Groep Leiderdorp ’s Heerenloo sector West Noordwijk
Mw. T. Weijers Dhr. J. Hol
Zorgkantoor Zorgkantoor
Leiden
Mw. A. Augustinus
Gemeenten Nieuwkoop Alphen aan den Rijn
Nieuwkoop Mw. P. Schrama Alphen aan den Rijn Dhr. H. van Wersch
Particulier initiatief KWDOO (Kleinschalig wonen dementerende ouderen Oegstgeest)
Oegstgeest
Mw. M. Thung-Zondag en mw. M. Brouwer
31
Bijlage 2: Antwoorden vragenlijst V-V-T sector Vraagstelling
Aantal projecten 24, waarvan 5 al gerealiseerd zijn
Totaal aantal projecten
Situering (in) Losstaande woning in de wijk Woningen geclusterd in de wijk Woningen geclusterd op het terrein van het verpleeghuis/verzorgingshuis Kleinschalige unit binnen groot verpleeghuis / verzorgingshuis Anders, namelijk:
2 2 2 12 645
Omgeving Platteland/dorp Stedelijk gebied Niet ingevuld
10 13 1
Fasering Beginfase Ontwerp en/of plan van aanpak Uitvoering/bouw Operationeel sinds: 1994, 2004, 2007, 2008, 2009
2 8 9 5
Startdatum bouw Voor 2010 2010 2011 2012 e.v. Niet ingevuld N.v.t.
2 6 3 2 546 5
Project operationeel Voor 2010 2010 2011 2012 e.v. Niet ingevuld N.v.t.
2 1 747 5 348 5
45
Genoemde antwoorden zijn: op het platteland, in combinatie met kulturhus, in combinatie met woningen en zorgwoningen voor een andere zorgaanbieder incl. eerstelijnsvoorzieningen. 46 Sommige instellingen hebben deze vraag niet ingevuld, waarschijnlijk omdat het nog niet bekend is. 47 Een keer 2011-2012 geantwoord. 48 Sommige instellingen hebben deze vraag niet ingevuld, waarschijnlijk omdat het nog niet bekend is.
32
Kans realisatie49 Zeer onzeker Enigszins onzeker Enigszins zeker Zeer zeker
1 (6 in jan 2010) 2 6 (10 in jan. 2010) 9 (idem in jan. 2010) 5
N.v.t. (want reeds operationeel)
Aanleiding Renovatie van een bestaande instelling Nieuwbouw speciaal voor dit doel ontworpen Is op dit moment nog niet bekend Anders, namelijk:
6 14 0 450
Aantal groepswoningen per project 1-4 5-8 >8 Onbekend/staat ter discussie
14 2 7 1
Aantal bewoners per woning 5-6 7-8 9-10 Anders/ nog onbekend/ staat ter discussie51
9 9 4 2
Samenstelling bewonersgroep Overwegend homogeen Overwegend heterogeen Is op dit moment nog niet bekend
11 8 5
Uitgangspunt levenslang Ja Nee (Nog) niet bekend.
21 1 2
Selectiecriteria Ja Nee (Nog) niet bekend.
14 5 5
49
Bij de controleronde in januari 2010 is een nieuwe inschatting door de zorgaanbieders opgegeven. Deze gegevens staan tussen haakjes vermeld. 50 Genoemde redenen zijn: Uitbreiden verpleeghuisbedden naar witte vlek; uitbreiding zorg thuis in de vorm van dagopvang; huidige zorgcentrum sluit niet meer aan op de wensen van de klant; nieuwbouw in combinatie met diverse andere voorzieningen is de oplossing; uitbreiding intramurale zorg en visie zorgaanbieder is het aanbieden van kleinschalige zorg. 51 1 project heeft een aantal van 35 bewoners genoemd.
33
Indien ja, welke selectiecriteria (meerdere antwoorden zijn mogelijk) Stadium van dementie Mate van ADL beperkingen Mate van sociale vaardigheden Mening of wens van de huidige groep bewoners Eigen financiële bijdrage bewoner Inzet mantelzorg Anders, namelijk: in bezit van ZZP 5 of hoger. Niet van toepassing Niet ingevuld/nog niet bekend
8 2 3 1 0 0 7 2 6
Bekostiging project Zorgcomponent: Zorgzwaartebekostiging Huisvestingscomponent: Zorgzwaartebekostiging Anders, namelijk….. Niet ingevuld
22 22 152 1
Financiering ZZP 53 Ja Nee Niet ingevuld Niet van toepassing
17 5 1 1
Huurtoeslag Ja Nee Niet van toepassing Niet ingevuld
1 5 7 10
52
Een project extramurale bekostiging van zorg en huisvestingscomponent waarbij de bewoner huur betaalt. 53 De beantwoording van deze vraag komt niet overeen met die van de vorige vraag.
34
Bijlage 3: Antwoorden vragenlijst VG-sector Zorgorganisatie Gemiva-SVG Groep (locatie Swetterhage)
De Haardstee ‘s Heerenloo
Ipse de Bruggen
Reactie Swetterhage biedt drie groepen van acht bewoners de zorg die zij nodig hebben. Het gaat om intensieve zorg aan meervoudig gehandicapte cliënten. 1. Groep van cliënten -zowel lichamelijk als geestelijk gehandicaptin de leeftijd van 35-75 jaar cognitief functionerend niveau van 6 maanden tot 1 ½ jaar. 2. Groep oudere VG-cliënten, waarvan een aantal met dementie en het Down syndroom, cognitief functionerend op een leeftijdsniveau van 5 jaar, lichamelijk zwaar gehandicapt. Ze zijn bijna allemaal rolstoelafhankelijk. 3. Groep van 9 cliënten met ziekte van Alzheimer in alle stadia, ze komen lopend binnen en blijven tot aan het overlijden. Andere nieuwe initiatieven liggen er nu niet. Omvang en vraag sluiten op elkaar aan. Uitbreiding is derhalve niet nodig. De Haardstee heeft geen cliënten die lijden aan dementie. Zij heeft een goede samenwerkingsrelatie met Libertas Leiden. Er zijn kleinschalige woonvoorzieningen voor cliënten met een verstandelijke beperking ( opname indicatie) en dementie. ’s Heerenloo heeft vijftien projecten onder de noemer deconcentratie. Het gaat dan om één of meerdere woningen, niet zozeer gericht op dementerenden. Andere nieuwe initiatieven liggen er nu niet. Omvang en vraag sluiten op elkaar aan. Uitbreiding is derhalve niet nodig. Er is nauwelijks sprake van ketenzorg met sector Verpleging en Verzorging. Er is geen aparte groepen voor dementerenden. De groep is geïntegreerd in de normale populatie van de woongroepen. Door middel van scholing is er extra aandacht voor deze groep. Er is voor gekozen cliënten oud te laten worden, indien mogelijk, op de oorspronkelijke vertrouwde woongroep.
35
Bijlage 4: Antwoorden vragenlijst gemeenten Totaal gemeenten
15
Opmerkingen
Woonvisie aanwezig waarin kleinschalig wonen voor dementerenden is opgenomen? Ja 3 waarvan 2 impliciet Nee 12 Project aanwezig/ in ontwikkeling? Ja 1354 In een gemeente is er een project in ontwikkeling dat niet op initiatief van zorgaanbieders, maar op particulier initiatief is ontwikkeld.55 De gemeente ondersteunt deze stichting, waarbij gewacht wordt op het vrijkomen van grond. Nee 2 Van deze twee gemeenten geeft een gemeente aan een dergelijk project wel wenselijk te vinden en samen met de betrokken partijen het vinden van geschikte huisvesting als aandachtspunt te zien. De andere gemeente geeft aan dat er wel een KSW-project op komst is. Zicht op het aantal projecten? Ja 10 Nee 5 Aantal projecten? 1-2 projecten N.v.t. Geen antwoord
11 Waarvan 1 gemeente aangeeft dat dit project al gerealiseerd gemeenten is56 3 1
Rol gemeente? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) Faciliterend 7 Regierol 2 Financiering 2 Initiatiefnemer 1 Anders, namelijk 3 Dmv convenant, bouwaanvraag behandelen, particuliere stichting ondersteunen N.v.t. 3
54
Twee gemeenten benoemen hierbij ook afdelingen voor dementerenden in verzorgingshuizen, die niet aan de definitie van kleinschalig wonen voldoen. Het feitelijke aantal gemeenten met KSWprojecten bedraagt dus 11. 55 Dit brengt het totaal aantal projecten in ontwikkeling op 20. De realisatie van dit project is echter onzeker. 56 Zie voetnoot 53. Dit project valt niet onder de noemer KSW.
36
Bijlage 5: Huidige en toekomstige capaciteit KSW per gemeente in de regio ZHN57 Gemeente Alphen a/d Rijn Alphen a/d Rijn Hillegom Hillegom Kaag en Braassem Kaag en Braassem Katwijk Katwijk Katwijk Katwijk Leiden Leiden Leiden Leiden Leiden Leiderdorp Lisse Lisse Nieuwkoop Nieuwkoop Nieuwkoop Nieuwkoop Noordwijk Noordwijkerhout
57
Naam instelling Rijnland Zorggroep Rijnland Zorggroep HOZO HOZO Activite WIJdezorg DSV DSV DSV WWZ-Mariënstaete-Valent Libertas Leiden Libertas Leiden Libertas Leiden Libertas Leiden t Huis op de Waard Rijnland Zorggroep DSV WWZ-Mariënstaete-Valent WIJdezorg WIJdezorg WIJdezorg WIJdezorg Groot Hoogwaak WWZ-Mariënstaete-Valent
Huidige capaciteit Naam project (operationeel) Gewoonhuizen 18 Oudshoorn Bloemswaard Parkwijk t Hof van Alkemade Hussonshoek Vlietstede 9 Salem Duinrand ‘t Sandt Brede School Leiden Noord Robijnhof Lorentzhof Rijn & Vliet t Huis op de Waard Ommedijk Rustoord KSW pilot 6 Poelpolder Vaartsche Hoek Nieuwveen Brede School Ter Aar Aarhoeve Groot Hoogwaak 14 Puickendam
Geplande capaciteit Zeer zeker Enigszins zeker 144 20 20 24 24 6 6 20 36 36 24 24 28
20 24 24
Bron: Opgave door zorgaanbieders en gemeenten (via schriftelijke enquête september 2009, en controleronde januari 2010).
37
Totale verwachte Onzeker capaciteit ZHN 18 144 20 20 24 24 9 6 6 93 93 20 36 36 24 24 28 6 61 61 20 24 24 24 24 14 24 24
Gemeente Oegstgeest Oegstgeest Rijnwoude Rijnwoude Teylingen Voorschoten Zoeterwoude58
Naam instelling WWZ-Mariënstaete-Valent KWDOO WIJdezorg WIJdezorg ActiVite Topaz Gemiva SVG-Groep
Capaciteit totaal Zuid-Holland Noord
Naam project Hofwijck KWDOO Driehof Rhijndael Agnes Vlietwijk Swetterhage
Huidige capaciteit (operationeel) Geplande capaciteit 18 21 30 36 22 60 9 (VG) 77 plus 9 VGplaatsen
58
362
236
241
Totale verwachte capaciteit ZHN 18 21 30 36 22 60 9 (VG) 916 plus 9 VGplaatsen
In Zoeterwoude heeft de Gemiva-SVG Groep (Swetterhage) wel een woongroep met 9 plaatsen voor verstandelijke gehandicapten met dementie. Maar deze plaatsen zijn niet beschikbaar voor dementerende ouderen in het algemeen en worden daarom niet meegeteld in het aanbod KSW in het algemeen.
38
Maximaal te verwachten aantal plaatsen KSW in 2015 per gemeente en voor de regio als totaal Verwacht aantal 75- Aantal plaatsen KSW Totale verwachte plussers per 1000 7559 60 capaciteit (2015) (2015) Gemeente plussers (2015) Alphen a/d Rijn 162 4699 34,5 Hillegom 40 1793 22,3 Kaag en Braassem 48 1932 24,8 Katwijk 114 4251 26,8 Leiden 140 7024 19,9 Leiderdorp 28 2365 11,8 Lisse 67 2074 32,3 Nieuwkoop 92 1738 52,9 Noordwijk 14 2022 6,9 Noordwijkerhout 24 1327 18,1 Oegstgeest 39 2122 18,4 Rijnwoude 66 1497 44,1 Teylingen 22 2733 8,0 Voorschoten 60 2406 24,9 Zoeterwoude 0 609 0,0 Totaal ZHN
916
38592
23,7
Bovenstaand overzicht heeft betrekking op de toekomstige situatie in geval dat alle gemelde plannen (d.w.z. de als ‘zeer zeker’, ‘enigszins zeker’ en ‘onzeker’ gekwalificeerde plannen) gerealiseerd worden.
59 60
Bron: Opgave door zorgaanbieders en gemeenten (via schriftelijke enquête september 2009, en controleronde januari 2010). Bron: Primos Prognoses 2009.
39
Bijlage 6: Literatuurlijst -
Actieplan woningproductie Minister Vogelaar Wonen-Wijken en Integratie i.s.m. VROM najaar 2007.
-
ActiZ - Nieuws: Aanwijzing Nza-beleidsregel kleinschalige zorg, 10 december 2009.
-
Depla, M. en S. te Boekhorst, Kleinschalig wonen voor mensen met dementie: doen of laten? Onderzoeksresultaten, commentaren en interviews. Trimbos-instituut 2007
-
Hollander, M., F. van Vree, H. Mutsaers en P. Driest. Scheiden van wonen en zorg. Exante evaluatie naar effecten van beleid in relatie tot wensen van klanten. Eindrapport. Leiden, 24 april 2008. Via: www.ikregeer.nl.
-
Innovatieprogramma Wonen en Zorg (IWZ). Receptuur voor kleinschaligheid. Een onderzoek naar de stand van zaken, kansen en knelpunten van acht kleinschalige initiatieven in de zorg voor mensen met dementie. Utrecht/Rotterdam, juli 2002.
-
Krijger, E. Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Een stappenplan op basis van de functie verblijf. Vilans. Utrecht, maart 2009.
-
Krijger, E. Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Een stappenplan op basis van het persoonsgebonden budget. Vilans. Utrecht, maart 2009.
-
Krijger, E. Het Vilans exploitatiemodel kleinschalig wonen voor mensen met dementie. Een stappenplan op basis van volledig pakket thuis. Vilans. Utrecht, maart 2009.
-
Mastop, J., L. van Damme en T. Zwanikken. Instrumentatie van het restrictief beleid. Onderzoek naar relevante instrumenten voor een effectiever restrictief beleid. Katholieke Universiteit Nijmegen, 1997.
-
Ministerie VWS. Brief staatssecretaris Bussemaker, betreffende stimulering kleinschalig wonen voor mensen met dementie. 20 januari 2009.
-
Ministerie VWS. Aanwijzing NZa-beleidsregel kleinschalige zorg voor mensen met dementie. Kamerstuk, 23 oktober 2009. Te vinden op: http://www.minvws.nl/kamerstukken/lz/2009/aanwijzing-nza-beleidsregel-kleinschaligezorg-voor-mensen-met-dementie.asp.
-
NIZW. Quick-scan “Kleinschalig wonen voor dementerenden in de provincie ZuidHolland”. 2006.
-
Provincie Zuid-Holland. Notitie stimuleringsprogramma Wonen met dementie, provincie Zuid-Holland 2006.
-
Stichting wonen met dementie. “Voorwaarden koppelen huurovereenkomst en zorgovereenkomst”. Via: www.wonenmetdementie.nl.
-
Verbeek, H. e.a.. Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie. Een beschrijvend onderzoek naar de situatie in de provincie Limburg. Universiteit Maastricht. Januari 2008.
40
-
VROM-Brochure Aanjaagteams. In actie voor meer woningen (2004).
-
Waarde, van H. (Alzheimer Nederland) en M. Wijnties (Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg). De toekomst van kleinschalig wonen voor mensen met dementie. AedesActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg. Utrecht, oktober 2007.
-
Waarde, van H. (Alzheimer Nederland) en M. Wijnties (Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg). Provinciale factsheet kleinschalig wonen voor mensen met dementie in Zuid-Holland. Aedes-ActiZ Kenniscentrum Wonen-Zorg. Utrecht, oktober 2007.
Websites: -
Website Horizonline: www.horizonline.nl.
-
Website Aedes- ActiZ Kenniscentrum Wonen – Zorg: www.kcwz.nl.
-
Website Kenniscentrum Wonen-Welzijn-Zorg provincie Noord-Holland: www.wwz-nh.nl.
-
Website provincie Zuid-Holland: www.zuid-holland.nl.
-
Website wonen, zorg en dienstverlening gemeente Amsterdam: www. Wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl
41
Bijlage 7: Landelijke informatie over aanjaagteams Inzet VROM-aanjaagteams en monitoring locatieontwikkeling In navolging van de al sinds 2003 actieve VROM-aanjaagteams61 zijn in veel provincies en regio’s eigen aanjaagteams ingesteld om bij specifieke knelpunten te kunnen bijspringen. Het ministerie van Wonen-Wijken en Integratie wil(de) provincies, regionale- en lokale overheden stimuleren tot het opzetten van een monitoringsysteem om de voortgang, ontwikkeling en realisatie van locaties actief te volgen en te bewaken, en -waar nodig- tijdig voldoende harde bestemmingsplancapaciteit beschikbaar te hebben.62 Aanjaagteam wonenzorgdienstverlening Amsterdam Het Aanjaagteam is een samenwerkingsverband van de gemeente Amsterdam (Dienst Maatschappelijke ontwikkeling/Zorg en Samenleven en Dienst Wonen) en Agis Zorgkantoor/Zorgverzekeringen en bestaat sinds 2005. Het aanjaagteam is opgezet vanuit deze drie verbanden om zo vragen te behandelen op het snijvlak van deze drie velden. Het Aanjaagteam is opgezet om het realiseren van wonen met diensten en zorg te stimuleren door o.a. behulpzaam te zijn bij het oplossen van concrete problemen in projecten. Daarnaast kan het aanjaagteam aanbevelingen op beleidsniveau of regelgeving doen op grond van gesignaleerde knelpunten. Het team onderhoudt contact met stadsdelen en anderen die professioneel betrokken zijn bij wonen-zorg-dienstverlening. Het team kan gebruik maken van de expertise van de aangesloten deelnemers bij het stedelijk project. Tussen begin 2005 en najaar 2008 hebben stadsdelen en veldpartijen ruim 30 casussen voorgelegd aan het aanjaagteam. Inmiddels is het aantal casussen dat is voorgelegd aan het aanjaagteam afgenomen. Dit komt vermoedelijk doordat de veldpartijen er zelf uitkomen en omdat er per stadsdeel goede projectleiders zijn ingesteld die problemen kunnen oplossen. Momenteel wordt herzien of het aanjaagteam onderdeel blijft uitmaken van het stedelijke project wonen-zorg-dienstverlening. De financiering voor het aanjaagteam bestond uit tijdsinbreng van de verschillende partijen. Er is niet letterlijk geld voor nodig geweest. 63
61
In de VROM-aanjaagteams werken accountmanagers van VROM samen met externe deskundigen uit de wereld van de bouw en openbaar bestuur. Iedere keer kijken ze naar de lokale oorzaken van de stagnatie in de woningbouwproductie. Samen met lokale partijen zoals de gemeente, de woningbouwcorporatie en de projectontwikkelaar kijken ze naar de wensen en de mogelijkheden. Samen met hen zoeken de teams naar oplossingen voor problemen die woningbouw in de weg staan. Bron: VROM-Brochure Aanjaagteams. In actie voor meer woningen (2004). 62 Bron: Actieplan woningproductie minister Vogelaar Wonen-Wijken en Integratie i.s.m. VROM najaar 2007 63 Bron: Mondelinge informatie vanuit gemeente Amsterdam en de website Wonen, Zorg en Dienstverlening gemeente Amsterdam: www.wonenzorgdienstverlening.amsterdam.nl.
42