Voorbij de lijstjes Duurzaamheidmonitoring van 100 gemeenten en het belang van individuele gemeentelijke ontwikkelingspaden
Auteurs:
Prof. dr. ir. Bastiaan Zoeteman Joost Slabbekoorn, BSc Ruben Smeets, MSc Drs. John Dagevos Prof. dr. ir. Hans Mommaas Tilburg, 12 december 2013
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Stichting Triodos Foundation
Documentnummer: 13.090 Warandelaan 2 5037 AB Tilburg Postbus 90153 5000 LE Tilburg T 013 - 466 87 12 F 013 - 466 34 99
[email protected] www.telos.nl
Inhoudsopgave
Samenvatting 1 1.1
7 11
1.2 1.3 1.4
Inleiding Gemeentelijke duurzaamheidmonitoring: van generieke ranking op lijstjes naar specifiek beleidsinstrument De Telos-aanpak leidend tot een gemeente specifiek portret Voorgeschiedenis Leeswijzer
2 2.1 2.2 2.3
Opbouw, herkomst en zeggingskracht van de dataset Opbouw van de duurzaamheidscore van gemeente Herkomst van de dataset Zeggingskracht van de dataset
15 15 21 22
3 3.1 3.2
Hoogte duurzaamheidscore en balans tussen de drie kapitalen Scores van de totale duurzaamheid en de drie kapitalen De balans tussen de drie kapitalen: Deventer meest en Lelystad minst in balans
25 25
Kenmerken van de uitkomsten op voorraadniveau De gemiddelde duurzaamheidscores en hun spreiding per voorraad Voorraadscores van het ecologisch kapitaal Voorraad bodem en grondwater Voorraad Lucht Voorraad hinder en calamiteiten Voorraad oppervlaktewater Voorraad natuur en landschap Voorraad energie en klimaat Voorraad grondstoffen Voorraadscores van het sociaal-cultureel kapitaal Voorraad sociale samenhang Voorraad participatie Voorraad kunst en cultuur Voorraad gezondheid Voorraad veiligheid Voorraad woonomgeving Voorraad onderwijs
33 33 35 35 36 36 37 37 38 39 39 39 40 41 42 42 43 43
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5 4.3.6 4.3.7
11 12 13 14
30
4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.5
Voorraadscores van het economisch kapitaal Voorraad arbeid Voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Voorraad economische structuur Voorraad infrastructuur en bereikbaarheid Voorraad kennis Correlaties tussen de voorraadscores: meest onderling correlerende voorraad is sociale samenhang
43 44 44 45 45 46
5 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3 5.4
Uitkomsten op indicatorniveau Indicatoren van de drie kapitalen en hun spreiding in scores Enkele voorbeelden van indicatoren Risico op rampen Voortgezet onderwijs High en medium tech werkgelegenheid Correlaties tussen indicatoren, arme huishoudens heeft meeste correlaties Samenvatting
49 49 52 52 53 54 55 57
6 6.1 6.2 6.3
Factoren die de duurzaamheidscore van gemeenten beïnvloeden Het belang van factoren die duurzaamheid van de gemeente beïnvloeden Factoren die samenhangen met stedelijke duurzaamheid Betekenis van de uitkomsten voor het beleid van de verschillende overheden
59 59 59 61
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10 7.11 7.12 7.13
Typologieën van steden en hun kenmerkende verhaal Algemene typologie van gemeenten Agrarische gemeente Centrumgemeente Groeigemeente Groene gemeente Historische gemeente Krimpgemeente New Town Oude industriegemeente Slaapgemeente Werkgemeente Nadere karakterisering van de gemeentelijke typologie Samenvatting van de kenmerken van stedelijke typen en hun beleidsuitdagingen richting duurzaamheid
63 63 65 66 66 66 67 67 67 68 68 69 69
Conclusies Gemeenten scoren sterk verschillend op duurzaamheid: Houten (58%) en Spijkenisse (39%) Verklaringen voor de uitkomsten De invloed van de typologie De rol van het sociaal-cultureel kapitaal Het belang van arme huishoudens en langdurige bijstand huishoudens De betekenis voor het beleid Monitoring in dienst van de eigen ontwikkelopgave
73
8 8.1 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3 8.3 8.3.1
4
47
70
73 74 74 75 75 76 76
Voorbij de lijstjes
8.3.2 8.3.3 8.4 8.5
De schaal van de gemeente Waar is er voor de gemeente een handelingsperspectief? Kanttekeningen bij het gevonden beeld Op weg naar een meer adequate datastroom
76 76 77 77
Bijlage 1: De duurzaamheideisen van het ecologisch kapitaal
79
Bijlage 2: De duurzaamheideisen van het sociaal-cultureel kapitaal
81
Bijlage 3: De duurzaamheideisen van het economisch kapitaal
83
Bijlage 4: Factsheets duurzaamheidbeoordeling gemeenten
85
Ecologisch kapitaal Bodem en grondwater Lucht Hinder en calamiteiten Oppervlaktewater Natuur en landschap Energie en klimaat Grondstoffen Sociaal-cultureel kapitaal Sociale samenhang Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Veiligheid Woonomgeving Onderwijs Economisch kapitaal Arbeid Ruimtelijke vestigingswaarden Economische structuur Infrastructuur en bereikbaarheid Kennis
86 86 88 95 98 100 105 110 114 114 117 122 125 132 138 144 150 151 156 161 167 169
Bijlage 5: Duurzaamheidscores van de kapitalen van de 100 gemeenten
173
Bijlage 6: Duurzaamheidscores van de voorraden van de 100 gemeenten
177
5
6
Voorbij de lijstjes
Samenvatting
Belang specifiek duurzaamheidsportret om voorbij generieke lijstjes te komen Dit onderzoek naar duurzaamheid in 100 gemeenten is opgezet om gemeenten te helpen bij de vormgeving van hun beleidsagenda en om informatievoorziening daarbij als sturingsinstrument te gebruiken. Daartoe is in dit onderzoek een aanzet gegeven tot een vergelijkende typologie van duurzame ontwikkelingsopgaven en -kansen onder de 100 grootste gemeenten van Nederland. Deze studie hanteert een breed duurzaamheidsbegrip dat ecologische, economische en sociaalculturele aspecten met elkaar in verband brengt. Kennis van de integrale ontwikkelingsdynamiek van een gemeente geeft inzicht in de kansen en problemen waar men zich voor gesteld ziet en met welke collega gemeenten men zich dan het beste kan benchmarken. Het opstellen van een duurzaamheidsportret in vergelijking met ‘slim’ gekozen benchmarksteden biedt gemeenten de gelegenheid voorbij generieke lijstjes te komen en zo de monitoring meer dienstbaar te maken aan de eigen agendavorming.
Noodzaak om sociaal-culturele agenda te versterken Sociaal-culturele omstandigheden, meer dan economische en ecologische, zijn van invloed op de mate van duurzaamheid van gemeenten. In lijn daarmee zijn de grootste duurzaamheidsopgaven te vinden in de grote steden, in voormalige industriesteden en in krimpgemeenten. Voor een deel is hier sprake van een overlappende problematiek. Het industriële verleden van deze steden openbaart zich niet alleen in nadelige ecologische en economische omstandigheden, die soms al zijn gerepareerd, maar bovenal in nadelige sociaal-culturele en sociaaleconomische omstandigheden, die hardnekkig voortduren. De inzet op een kenniseconomie en/of een creatieve economie zal die zorgwekkende sociaal-culturele erfenis niet automatisch wegwerken. Hier is voor de voormalige industriesteden behoefte aan een aanvullend sociaal-economisch en/of sociaal-cultureel programma.
Gemeenten die zowel oude industriestad als krimpgemeente zijn hebben het dubbel moeilijk In dit onderzoek zijn 10 typen gemeenten onderscheiden. De met het type samenhangende factoren geven een verklaring voor de verschillen en overeenkomsten
7
in duurzaamheidscores. Deze typen betreffen: de historische gemeente, de centrumgemeente, de agrarische gemeente, de oude industriegemeente, de groene gemeente, de krimpgemeente, de groeigemeente, de slaapgemeente, de werkgemeente, en de ‘New Town’. Krimpgemeenten en oude industriegemeenten blijken significant lager te scoren wat betreft hun duurzame ontwikkeling dan het gemiddelde van de 100 gemeenten. Wanneer deze typen ook nog samengaan hebben gemeenten een extra zware uitdaging. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in Emmen, Heerlen, Kerkrade, Schiedam en Sittard-Geleen. In de oude industriegemeenten zijn net als in krimpgemeenten sociaal-culturele problemen geconcentreerd. Oude industriegemeenten ontwikkelen zich in economische zin beter dan krimpgemeenten. Een goede economische ontwikkeling wordt vooral aangetroffen in centrumgemeenten en werkgemeenten. Met name de centrumgemeenten trekken echter door toedoen van hun schaal (agglomeratievorming) naast economische ontwikkelingen ook sociaal-culturele problemen aan, die hun duurzaamheid onder druk zet. De New Towns onderscheiden zich vanuit duurzaamheidoogpunt in algemene zin door de mogelijkheid om met moderne technologische oplossingen het ecologisch kapitaal te versterken om daarmee een zwaardere milieubelasting te voorkomen.
Houten loopt voorop (58%) en Spijkenisse sluit de rij (39%) De mate van duurzaamheid is opgebouwd uit scores voor drie ‘kapitalen’ (ecologisch, sociaal-cultureel en economisch) die elk bestaan uit vijf tot zeven ‘voorraden’ (bodem, lucht, gezondheid, cultuur, arbeid, infrastructuur en bereikbaarheid, etc.) die weer elk zijn opgebouwd uit gemiddeld ca. vijf indicatoren (emissie van CO2, voortijdige schoolverlaters, WOZ-waarde woningvoorraad, etc.). De gegevens zijn ontleend aan openbare bronnen. De duurzaamheidnormen voor de indicatoren zijn door Telos gekozen op basis van bestaand beleid en maatschappelijke en wetenschappelijke normeringspraktijken en uniform op alle gemeenten toegepast. Een gemeente scoort hoger op duurzaamheid naarmate de doelen voor de individuele indicatoren dichter worden genaderd. De studie laat zien dat de gemeenten Houten, Middelburg, Katwijk, Hilversum en Hengelo het duurzaamheiddoel voor 58-54% halen. Tot de laagst scorende gemeenten (39-42%) behoren Spijkenisse, Sittard-Geleen, Emmen, Schiedam en Rotterdam, veelal gemeenten met een sterk industrieel verleden.
Inwoneraantal, aandeel 65-plussers en SGP-stemmers beïnvloeden duurzaamheidscore De mogelijkheden tot economische ontwikkeling nemen toe in grote steden, maar dit gaat ook gepaard met een toenemende last aan sociaal-culturele en ecologische vraagstukken. Per saldo blijkt dat daarom grotere gemeenten lager scoren op duurzaamheid. Ook een relatief groot aandeel van ouderen werkt negatief uit
8
Voorbij de lijstjes
op de duurzaamheidscore van een gemeente, wat vooral zichtbaar wordt bij het economisch kapitaal. Zoals verwacht blijkt een groter aandeel van hoge inkomensgroepen samenhang te vertonen met een hogere duurzaamheidscore. De correlatie is echter zwak en naast een positief effect (gecorreleerd met een hoger besteedbaar inkomen, een hogere WOZ-waarde van de woning, een hogere levensverwachting en minder criminaliteit en vandalisme) heeft een toename van hogere inkomens vanuit duurzaamheidsoogpunt ook een keerzijde, die zich uit in bijvoorbeeld een hoger elektriciteitsverbruik en een groter onveiligheidsgevoel. Gemeenten scoren hoger op duurzame ontwikkeling bij een hoger aandeel vooroorlogse woningen en een groter aandeel van christelijke waarden, in deze studie benaderd met het aandeel SGP-stemmers.
Ook belangrijke rol voor sociale samenhang en arme huishoudens Uit het correlatie onderzoek komt naar voren dat de ‘voorraad’ sociale samenhang significant correleert met drie andere sociaal-culturele ‘voorraden’: veiligheid, participatie en onderwijs. Sociale samenhang is daarmee een belangrijke voedingsbodem voor die andere genoemde ‘voorraden’, evenals voor twee ecologische: het effectief inzamelen van afval, en hinder en onveilige situaties. Geen van de economische ‘voorraden’, zoals ruimtelijke vestigingsvoorwaarden of infrastructuur en bereikbaarheid, bleek in deze studie significant te correleren met andere ‘voorraden’. Er zijn enkele indicatoren die statistisch significant met meerdere andere indicatoren correleren. Het geldt vooral voor het aandeel arme huishoudens. Ook de CO2-emissie correleert met meerdere andere (in dit geval ecologische) indicatoren. Het aandeel arme huishoudens is positief gecorreleerd met de langdurige bijstand, langdurige werkloosheid, werkloosheid en vermogensdelicten. Verder is het aandeel arme huishoudens negatief (dus omgekeerd evenredig) gecorreleerd met de omvang van het besteedbare inkomen, de levensverwachting, het gasverbruik van het huishouden en de gemiddelde WOZ-waarde van de woning. De meeste van deze correlaties zijn vanzelfsprekend. Het hoge gasverbruik bij arme huishoudens valt op.
Datastroom moet vernieuwd worden Bij de voorgaande resultaten past een tweetal kanttekeningen. Ten eerste: door gegevens te verzamelen op het gemeentelijk schaalniveau wordt de betekenis van sociaal-culturele problemen vermoedelijk sterker uitvergroot, ten koste van economische en ecologische. Die worden eerder zichtbaar bij regionale of nationale studies die beter passen bij de schaal van economische en ecologische vraagstukken. Ten tweede: de huidige datastromen zijn aan herziening toe omdat zij nog te zeer een onderdeel zijn van ‘het winnen van de vorige oorlog’, de industriële wederopbouw van het naoorlogse Nederland en de daarmee verbonden ontwikkelingsfocus. De data zouden naast het detecteren van bijvoorbeeld het aantal wegen, bedrijventerreinen, gesaneerde bodems, de omvang van de participatie en de beschikbare culturele infrastructuur per gemeente meer gericht moeten zijn op de onderlinge samenhang tussen verschijnselen op regionale
9
schaal. Een dergelijke benadering komt beter tegemoet aan de samenhangende schaal waarop mensen hun alledaagse leven organiseren.
Voorgeschiedenis Deze 100 gemeenten studie is een uitwerking van een eerder door Telos opgezette 25 steden studie naar de monitoring van duurzaamheid van gemeenten, die in 2011 in opdracht van het ministerie van BZK werd uitgevoerd. Deze eerdere opdracht was gericht op het verkrijgen van achtergrondinformatie bij het introduceren van het Europese Reference Framework for Sustainable Cities (RFSC). Inmiddels is besloten dit RFSC bij ca. 550 steden in de EU te introduceren als een vrijwillig te gebruiken instrument voor duurzaamheid monitoring. De Telosmethode van de duurzaamheidbalans is een sinds 2000 in Nederland tot stand gekomen uitwerking van duurzaamheid monitoring die goed aansluit op de later ontwikkelde vrijwillige methodiek van het RFSC. Zoals bij alle monitoring systemen is de systematiek van monitoren van belang, maar staat of valt het monitoringsysteem bij de beschikbaarheid en kwaliteit van de data die kunnen worden gebruikt. Daarvoor heeft Telos inmiddels data arrangementen operationeel gemaakt die in deze studie zijn gebruikt.
10
Voorbij de lijstjes
1 Inleiding
1.1
Gemeentelijke duurzaamheidmonitoring: van generieke ranking op lijstjes naar specifiek beleidsinstrument Een integrale duurzaamheidmonitor op het schaalniveau van de gemeente heeft nog niet veel ingang gevonden. Het duurzaamheidperspectief is voor gemeenten van veel belang omdat met behulp hiervan beleidsterreinen van de gemeente in hun onderlinge samenhang kunnen worden geanalyseerd. In de aanloop naar en bij de uitwerking van verkiezingsuitslagen kan dit bijvoorbeeld behulpzaam zijn. Deze vorm van integrale monitoring kan op zulke momenten in de beleidscyclus bijdragen aan het vormen van een strategische agenda voor het gemeentebestuur. Door het meetbaar maken van duurzaamheidaspecten worden deze beter objectiveerbaar en wordt de mogelijkheid geschapen om verder te komen dan de focus op individuele gevallen. Het gevaar van generieke duurzaamheidmonitoring is echter dat onderwerpen in kaart worden gebracht vanuit een grootschalige invalshoek die ertoe leidt dan deze of gene gemeente zich boven dan wel onderaan een lijst bevindt. Zulke lijsten worden vaak bij verrassing over gemeentebesturen uitgestort Daarbij speelt mee (a) dat niet altijd duidelijk is waaraan men de eigen plaats te danken heeft, (b) men het gevoel heeft vooral een speler te zijn in iemand anders’ toneelspel’, en (c) vaak pas na veel moeite greep is te krijgen op de relevantie van de aangeleverde informatie voor het eigen beleid. Dergelijke lijstjes komen van buiten en staan los van de eigen strategische agenda van de gemeente. Zij lopen daarmee het gevaar te verworden tot een te nemen communicatiehobbel. Daarmee dreigt een lijstjesmoeheid of zelfs immuniteit te ontstaan, die voorbijgaat aan de informatiewaarde die benchmarking van gemeenten onderling wel degelijk kan hebben. De uitdaging is om voorbij dergelijke generieke lijstjes te komen tot een meer gedifferentieerde en een vorm van specifieke monitoring en benchmarking te ontwikkelen die beter aansluit bij, en voeding kan geven aan de eigen strategische agenda van een gemeente. Duurzaamheidmonitoring zal dan ook meer moeten zijn dan generieke monitoring en vorm moeten geven aan de behoefte aan differentiatie en aandacht voor de eigenheid van een gemeente. De specifieke omstandigheden van de geschiedenis van de locatie waar de gemeente is gevestigd zijn van essentieel belang. In dit rapport wordt in plaats van het opstellen van generieke lijsten ingegaan op de bruikbaarheid van typologieën van steden voor het zichtbaar maken van
11
gemeente-specifieke uitdagingen. Mede daardoor kan duidelijk worden hoe elke gemeente een eigen ontwikkelingspad gaat, waarop de gemeente-specifieke duurzaamheiddoelen kunnen worden afgestemd. Er zijn inmiddels veel monitors voor deelaspecten van duurzaamheid ontwikkeld waarbij gemeenten met elkaar worden vergeleken. Voorbeelden zijn onder meer de jaarlijks uitgebrachte: 1 Atlas voor gemeenten , door de gelijknamige private organisatie die over 50 gemeenten rapporteert, 2 Klimaat monitor , die als monitoringsinstrument van de Unie van Waterschappen door Arcadis wordt opgesteld, 3 Atlas voor de Leefomgeving , die in opdracht van het Ministerie van IenM door het RIVM voor en door provincies en gemeenten wordt bijgehouden en 4 Barometer Fysieke Leefomgeving , die advies- en ingenieursbureau Royal Haskoning DHV en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) sinds 2013 uitbrengen. Duurzaamheidmonitoring van gemeenten is geen eenvoudige zaak omdat veel informatie op het brede terrein van duurzaamheid niet op het aggregatieniveau van de gemeente voorhanden is. Toch moet duurzaamheid, als gevolg van de decentralisatie van Rijkstaken, steeds meer op gemeentelijk niveau vorm krijgen. Een benadering voor dit doel is recent gepubliceerd door de Rabobank die de 40 COROP gebieden, een geografische eenheid op een hoger aggregatieniveau dan de gemeente, als uitgangspunt voor een DuurzaamheidMonitor5 heeft genomen. Ook op EU niveau wordt de laatste jaren aandacht gevraagd voor duurzaamheidmonitoring van gemeenten. De EU ministers verantwoordelijk voor stedelijk beleid bevorderen een vrijwillig toe te passen Reference Framework for European Sustainable Cities.6 De door Telos ontwikkelde methode voor duurzaamheidmonitoring sluit hierop aan. 1.2
De Telos-aanpak leidend tot een gemeente specifiek portret Telos heeft in 2000 de methode van de duurzaamheidbalans ontwikkeld.7 Deze is inmiddels vele malen toegepast bij provincies en gemeenten. De duurzaamheidbalans laat, op basis van samen met de opdrachtgever ontwikkelde indicatoren en daaraan verbonden duurzaamheiddoelen, zien hoe de eigen gemeente scoort op de drie duurzaamheidkapitalen, te weten de drie P’s van People, Profit en Planet (het sociaal-cultureel, economisch en ecologisch kapitaal). Ook kan zo het in balans zijn van de drie kapitalen zichtbaar worden gemaakt en welke veranderingen na verloop van tijd daarin optreden.
_______________________________________________________________________________________________ 1 http://www.atlasvoorgemeenten.nl/, 2 http://energiefabriek.com/uploads/editor/Klimaatmonitor_Waterschappen_2012.pdf 3 http://www.atlasinfo.nl/over_atlas 4 http://www.vng.nl/onderwerpenindex/ruimte-en-wonen/woningcorporaties/nieuws/vng-en-royal-haskoningdhv-startenbarometer-fysieke-leefomgeving 5 htp://www.rabobank.nl/particulieren/lokalebanken/westbetuwe/nieuws/items/nieuwe_special_van_welvaart_naar_ welzijn 6 www.rfsc.eu 7 www.telos.nl
12
Voorbij de lijstjes
Het voordeel van de duurzaamheidbalans is dat door een gemeente-specifieke set aan duurzaamheiddoelen kenmerkende problemen en uitdagingen naar voren kunnen komen, waarmee maatwerk wordt verkregen. Het bezwaar van een aanpak met gemeente specifieke doelen is dat uitkomsten van verschillende steden vrijwel niet onderling zijn te vergelijken. Een dergelijke vergelijking is wel mogelijk als steden op basis van de dezelfde indicatoren en normeringen naast elkaar worden gezet. Maar zo’n generieke benchmarking is niet in alle opzichten ‘fair’. Een oude industriestad staat voor andere uitdagingen dan een nieuwe stad in een pas droog gelegde polder. Anderzijds wil een gemeentebestuur ook graag weten hoe andere steden, waarmee men zich wil vergelijken of door wil laten inspireren, scoren. Daartoe heeft Telos op basis van de beproefde methode van de duurzaamheidbalans ook een benchmarkaanpak ontwikkeld. Door de indicatoren te ontlenen aan bronnen die voor alle gemeenten beschikbaar zijn en een voor alle steden gelijke duurzaamheidnormering aan te houden, kunnen steden onderling worden vergeleken. De lijstjes met steden die hieruit voortkomen, zijn echter slechts het begin van de analyse. Op basis van de uitkomsten zal vervolgens gezocht moeten worden naar maatwerk voor elke gemeente. Daartoe onderscheidt Telos op basis van het verzamelde materiaal typologieën van Nederlandse gemeenten, zoals oude industriesteden, krimp steden, agrarische steden, etc. Gemeenten zullen tot één of meerdere typen steden behoren die bepalend kunnen zijn als referentiekader voor een gemeente om zich mee te benchmarken. De benchmark kan zo aanleiding vormen tot de vraag hoe de gemeente haar eigen ontwikkelvermogen effectiever kan aanspreken. Welke specifieke kansen en opgaven hebben we als gemeente? Wie of wat willen we zijn? Waarin zijn we uniek? Met wie willen we ons bij gevolg vergelijken? Om die vragen te beantwoorden is het relevant om een specifiek duurzaamheidportret van de gemeente te maken, waarbij benchmarkgemeenten worden gekozen die bijvoorbeeld een zelfde verleden hebben, of zich in eenzelfde situatie of ontwikkeling bevinden, dan wel een vergelijkbare ambitie naar de toekomst hebben. Bij de Telos aanpak kiest de gemeente haar eigen gewenste typologie(ën) en daarmee de gemeenten waarmee zij zich wil benchmarken. Op basis van een dergelijke keus maakt Telos een portret van de gemeente, die een bijdrage kan leveren aan het opstellen van de eigen beleidsagenda. De bouwstenen daarvoor worden in dit rapport op basis van een analyse van de 100 grootste gemeenten van Nederland gepresenteerd.
1.3
Voorgeschiedenis Deze 100 gemeenten studie is een uitwerking van een eerder door Telos opgezette 25 steden studie naar de monitoring van duurzaamheid van steden, in opdracht van het ministerie van BZK. Deze opdracht was gericht op het verkrijgen van achtergrondinformatie bij het introduceren van het hiervoor genoemde Europese Reference Framework for Sustainable Cities (RFSC). Inmiddels is besloten dit RFSC bij ca. 550 steden in de EU te introduceren als een vrijwillig te
13
gebruiken tool voor duurzaamheidmonitoring. De Telos methode van de duurzaamheidbalans is een in Nederland tot stand gekomen uitwerking van duurzaamheidmonitoring die goed aansluit op de methodiek van het RFSC. Zoals bij alle monitoring systemen is de systematiek van monitoren van belang, maar staat of valt het monitoring systeem bij de kwaliteit van de data die kunnen worden gebruikt. Daarvoor heeft Telos inmiddels een goede reeks aan data arrangementen voor Nederland operationeel gemaakt. 1.4
Leeswijzer Dit rapport van Telos zal na bespreking van de uitkomsten van een generieke monitoring van de duurzaamheid van de 100 grootste gemeenten in Nederland, nader ingaan op de mogelijkheden om voorbij de lijstjes te komen die resulteren uit deze vorm van monitoring. Daartoe wordt een tiental typen steden in Nederland uitgewerkt. Deze bieden een basis om te komen tot een gemeente-specifiek duurzaamheidportret, en een monitoringsaanpak die rekening houdt met het eigen ontwikkelingspad. Naast de betekenis van stadstypen voor de duurzaamheidagenda van gemeenten zal worden stil gestaan bij de huidige datastromen waarmee duurzaamheid in kaart wordt gebracht. Tenslotte zullen wenselijke veranderingen in de beschikbaarheid van deze data worden besproken.
14
Voorbij de lijstjes
2 Opbouw, herkomst en zeggingskracht van de dataset
De eerste hoofdstukken van dit rapport gaan over generieke monitoring van de duurzaamheid van gemeenten. Hierin worden achtereenvolgens besproken de werkwijze om tot een relevant databestand te komen, de zeggingskracht van de hier gehanteerde dataset, de algemene uitkomsten van deze studie in de vorm van de overall scores op duurzaamheid en van de drie samenstellende duurzaamheidkapitalen van gemeenten. Vervolgens zullen op het niveau van de duurzaamheidthema’s (voorraden), die de bestanddelen van de kapitalen vormen, de uitkomsten worden toegelicht. Op de individuele indicatoren zal in dit rapport niet uitgebreid worden ingegaan. De lezer wordt daartoe verwezen naar de overzichten die op de Telos website zijn te vinden (www.telos.nl). Tenslotte komt in het kader van de generieke monitoring aan de orde of er algemene kenmerken zijn die zijn geassocieerd met hoge of lage duurzaamheidscores van gemeenten. Vervolgens wordt, zoals hiervoor aangegeven, in de tweede helft van dit rapport de gemeente-specifieke monitoring als methode om voorbij de lijstjes te komen uitgewerkt. 2.1
Opbouw van de duurzaamheidscore van gemeente Aanpak In het kort komt het beoordelen van de duurzaamheid van een gemeente volgens de Telosmethode neer op het volgende. Telos gebruikt het zogeheten driekapitalenmodel, waarin een onderscheid wordt 8 gemaakt tussen het economisch, ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal. Dit zijn de drie pijlers waarop de essentie van duurzame ontwikkeling steeds is gebaseerd. Duurzame ontwikkeling wordt opgevat als een ontwikkelproces gericht op het bevorderen van een evenwichtige groei (het in balans zijn) van de veerkracht en kwaliteit van de natuur (het ecologisch kapitaal), van het lichamelijke en geestelijke welzijn van mensen (het sociaal-cultureel kapitaal) en van de houdbaarheid van de economische productie en consumptie (het economisch kapitaal). _______________________________________________________________________________________________ 8 UNCED, 1987. Our Common Future. Oxford University Press, Oxford; Zaccai, E., 2012. Over two decades in pursuit of sustainable development: Influence, transformation, limits. Environmental Development, 1 (1), 79–90; Zoeteman, K., H. Mommaas, 2012. The mission reflected in the sustainable development concept: uplifting society, in Zoeteman, K. (Ed.), Sustainable Development Drivers, The Role of Leadership in Government, Business and NGO Performance, Edward Elgar, Cheltenham and Northampton, 55-73.
15
Om te kunnen spreken van duurzame ontwikkeling moet worden voldaan aan drie eisen: 1. Er moet sprake zijn van het gelijktijdig verbeteren van het economisch, ecologisch en het sociaal-cultureel kapitaal. Verbetering van het ene kapitaal mag niet ten koste gaan van één of beide andere kapitalen. 2. De ontwikkeling moet houdbaar zijn over generaties heen: er mag geen afwenteling in de tijd plaatsvinden. 3. De ontwikkeling moet ook houdbaar zijn op mondiaal niveau of, anders geformuleerd: er mag geen afwenteling in de ruimte plaatsvinden. Onze ontwikkeling mag niet ten koste gaan van die in andere gebieden en andere landen. Met deze integrale benadering wordt nadrukkelijk voor een breed perspectief op duurzame ontwikkeling gekozen. Het begrip heeft zowel een strategische dimensie (de langere termijn), als een normatieve dimensie (verantwoordelijkheid voor andere schaalniveaus en toekomstige generaties). Het werken aan duurzame ontwikkeling vraagt om lange termijn doelen en een commitment van alle betrokkenen om op zoek te gaan naar integrale oplossingen om die doelen te bereiken.
Onderzoeksmethode Om duurzame ontwikkeling te kunnen meten heeft Telos de methode van de duurzaamheidbalans ontwikkeld.9 In een duurzaamheidbalans worden de drie ‘kapitalen’ ontleed in ‘voorraden’, eisen, indicatoren en hun normen (tabel 2.1). Tabel 2.1 De relevante begrippen uit de duurzaamheidbalans
Begrip
Omschrijving
Kapitaal
De drie essentiële delen, subsystemen van het totale maatschappelijk systeem: ecologie, sociaal-cultureel en economie.
Voorraad
De essentiële elementen die samen de kwaliteit en kwantiteit van een kapitaal bepalen.
Eisen
De lange termijn doelen die geformuleerd worden voor de ontwikkeling van een voorraad in het onderzochte gebied.
Indicatoren
Graadmeters waarmee de eisen kunnen worden geoperationaliseerd.
Normen
Normatief vastgestelde maatstaven met behulp waarvan de score van indicatoren wordt beoordeeld.
In het onderstaande schema wordt de samenhang van deze begrippen kort toegelicht.
_______________________________________________________________________________________________ 9 Dagevos, J., F. van Lamoen, 2009, Handboek Toetsingskader Duurzame Ontwikkeling, Tilburg: Universiteit Tilburg, zie http://www.telos.nl/Publicaties/PublicatiesBoeken/73653.aspx
16
Voorbij de lijstjes
Figuur 2.1 De samenhang tussen kapitalen, voorraden, eisen, indicatoren en normen
De kern van het Telos-model bestaat uit de lange termijn duurzaamheiddoelen, die in algemene zin als eisen voor de voorraden worden verwoord, maar voor de daaruit afgeleide indicatoren meer kwantitatief worden geformuleerd. Deze vormen, geïntegreerd tot voorraden en kapitalen en de overall duurzaamheidscore de stip op de horizon, het wenkend duurzaamheidsperspectief. Of in de woorden van de VN Brundtland commissie 'Our common future'. Telos formuleert deze eisen bij het opstellen van een lokale of regionale duurzaamheidsbalans samen met de relevante stakeholders uit de gemeente of regio. Zo ontstaat een gemeenschappelijk gedragen beeld over de gewenste toekomst. Daarmee wordt tegelijkertijd draagvlak gecreëerd voor een 'agenda of change'. Dit is het eigenlijke doel van het opstellen van een duurzaamheidsbalans. Tevens wordt op deze wijze gebruik gemaakt van de specifieke kennis en deskundigheid van de lokale en regionale stakeholders.10 In deze studie heeft er geen stakeholderconsultatie plaatsgevonden maar is gebruik gemaakt van een set duurzaamheidseisen die ontleend is aan de lokale en regionale duurzaamheidsbalansen die Telos in de voorbije jaren heeft opgesteld. De gehanteerde set kan gezien worden als de grootste gemene deler van eisensets uit deze balansen. De eisen zijn bewust algemeen, abstract en absoluut geformuleerd, zoals 'de lucht is schoon', 'er treedt geen broeikaseffect op', 'de arbeidsmarkt is in evenwicht', 'er is geen armoede' etc. Bijlagen 1-3 geven per kapitaal een overzicht van de gebruikte eisen. Op basis van deze eisen zijn vervolgens de indicatoren gekozen met behulp waarvan gemeten kan worden in welke mate deze eisen worden gerealiseerd. De indicatoren kunnen betrekking hebben op objectieve grootheden, zoals het percentage groen in een wijk, of op jaarlijkse wijzigingen in een bestand, zoals het aantal opgeleide leerlingen, of op de perceptie door de bevolking van een aspect, zoals de tevredenheid over de zorg. Ook kunnen indicatoren worden gekozen _______________________________________________________________________________________________ 10 Hermans, F. L. P., W. M. F. Haarmann en J. F. L. M. M. Dagevos, 2011, Evaluation of stakeholder participation in monitoring regional sustainable development, Regional Environmental Change.
17
voor de identiteit of de dominante houding ten aanzien van duurzaamheid in de stad. Dit laatste type indicatoren is niet bij deze benchmark gebruikt. Voor de andere indicatoren geldt dat de voorkeur uitgaat naar het gebruik van gegevens over de omvang van bestanden en mutaties daarin en dat alleen bij uitzondering is volstaan met gegevens over de perceptie door de bevolking. Voor iedere indicator wordt een meetschaal opgesteld. Deze meetschaal bestaat uit normatief vastgestelde maatstaven die een nul- en een streefwaarde kennen met daartussen gelegen grenswaarden. In de deze studie wordt deze klassenindeling op de volgende manier zichtbaar gemaakt. Figuur 2.2 Klassenindeling
Voor het bepalen van de grenswaarden wordt gebruikgemaakt van beleidsdocumenten van rijk, en provincies, vergelijkingen in de tijd, vergelijkingen tussen steden en de resultaten van maatschappelijke discussies. De weging van de indicatoren valt af te lezen uit de grootte van de hoekpunt die ze innemen in het taartdiagrammen dat voor elke voorraad wordt gemaakt. De straal van de taartpunt geeft aan hoe dicht de actuele situatie de als doel geformuleerde situatie nadert. Hoe groter de straal, hoe beter de score op duurzaamheid. Dit maakt dat de uitkomsten overzichtelijk kunnen worden gepresenteerd en in één oogopslag de goed en minder goed scorende aspecten worden getoond.
18
Voorbij de lijstjes
Figuur 2.3 Voorbeeld cirkeldiagram
De optelsom van de indicatoren binnen een voorraad bepaalt de score van de voorraad en de optelsom van de voorraden binnen een kapitaal bepaalt vervolgens de score van het kapitaal. Ook hierbij vindt een weging plaats. Doorgaans zijn alle voorraden even belangrijk. Telos heeft deze gewichten bepaald. Het gemiddelde van de drie kapitalen bepaalt tenslotte de overall duurzaamheidscore van de gemeente. Figuur 2.4 Samenhang tussen kapitalen, voorraden en indicatoren
19
De gekozen voorraden en indicatoren Onderstaande tabel 2.2 geeft een overzicht van de gekozen voorraden per kapitaal in deze studie. Tabel 2.2 De voor de steden gekozen voorraden binnen de drie kapitalen
Sociaal-cultureel Sociale samenhang Participatie Kunst en cultuur Gezondheid Veiligheid Woonomgeving Onderwijs
Ecologie Bodem en grondwater Lucht Oppervlaktewater Natuur en landschap Grondstoffen Energie en klimaat Hinder en calamiteiten
Economie Arbeid Kennis Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Economische structuur Infrastructuur en bereikbaarheid
Elke voorraad wordt in kaart gebracht aan de hand van daarop betrekking hebbende indicatoren. De normen, waaraan de indicatorwaarden van alle steden worden getoetst, worden door de onderzoekers van Telos gedefinieerd. Verder worden alle data ontleend aan extern publiek toegankelijke bronnen, die al dan niet tegen betaling verkrijgbaar zijn. In totaal is de studie op 87 indicatoren gebaseerd, waarvan er 37 betrekking hebben op het sociaal-cultureel kapitaal, 28 op het ecologisch kapitaal en 22 op het economisch kapitaal. Dit is een breed palet aan gegevens om de duurzaamheid aan af te meten. In tabel 2.3 is samengevat welke indicatoren zijn gemeten per voorraad. Tabel 2.3 Overzicht van gemeten indicatoren per voorraad
VOORRAAD
INDICATOREN
ECOLOGISCH KAPITAAL Bodem en grondwater Lucht Geluid/stank/externe veiligheid Oppervlaktewater Natuur en landschap
Energie Grondstoffen
20
Bodemsanering, Mesthoeveelheid Emissie CO2, Emissie stikstofoxiden, Emissie fijn stof, emissie NMVOS, GCN stikstofoxiden, GCN fijn stof, GCN NMVOS Geluidsoverlast, Overlast stank/stof/vuil, Kans op ramp Ecologische toestand, Chemische toestand Tevredenheid groen om de stad, Aandeel bos en natuurlijk terrein, Afstand openbaar groen, Aandeel (recreatief) binnenwater, Soortenrijkdom Warmte, Windenergie, Gemiddeld verbruik gas, Gemiddeld verbruik elektriciteit, Energielabels woningen Huishoudelijk restafval, GFT-afval, Oud papier en karton, Verpakkingsglas
Voorbij de lijstjes
SOCIAAL-CULTUREEL KAPITAAL Sociale samenhang
Participatie
Kunst en cultuur
Gezondheid
Arme huishoudens, Sociale cohesie, Vrijwilligers Eenzaamheid, Opkomstpercentage gemeenteraadsverkiezingen, Opkomstpercentage landelijke verkiezingen, Langdurige werkloosheid, Langdurige bijstand Podiumkunsten, Rijksmonumenten, Musea Onvoldoende beweging, Riskant gedrag, Aantal huisartsenpraktijken, Kwaliteit ziekenhuizen, Afstand ziekenhuis, Levensverwachting, Beoordeling eigen gezondheid
Veiligheid
Geweldsdelicten, Vermogensdelicten, Jeugdcriminaliteit, Vandalisme, Verkeersonveiligheid, Onveiligheidsgevoel
Woonomgeving
Woningtekort, Afstand supermarkt, Tevredenheid woonomgeving, Tevredenheid winkels, WOZ-waarde, Verhuismutaties
Onderwijs
Jeugdwerkloosheid, Aantal basisscholen, Aantal voortgezet onderwijs scholen, Voortijdige schoolverlaters, Onvertraagd naar diploma, Eindexamencijfer, Opleidingsniveau bevolking
ECONOMISCH KAPITAAL Arbeid
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Economische structuur
Werkgelegenheidsfunctie, Benutting arbeidspotentieel, Werkloosheid, Ontgroening en vergrijzing, Arbeidsongeschiktheid Voorraad bedrijventerreinen, Netto/Bruto verhouding bedrijventerreinen, Aandeel verouderd bedrijventerrein, Voorraad kantoorruimte, Leegstand kantoorruimte Aandeel starters, Opheffingen, Besteedbaar inkomen, BRP per hoofd, Aandeel topsectoren, Investeringsniveau
Infrastructuur en bereikbaarheid
Ontsluiting OV, Ontsluiting hoofdwegen
Kennis
Aandeel hoogopgeleiden, Capaciteit WO/HBO, High en medium tech werkgelegenheid, Creatieve industrie
In bijlagen 1, 2 en 3 is voor de drie kapitalen aangegeven welke duurzaamheideisen als uitgangspunt hebben gediend. 2.2
Herkomst van de dataset Op basis van de in tabel 2.3 vermelde indicatoren is een normstelling uitgewerkt die het duurzaamheiddoel per indicator definieert. Deze normen zijn per indicator vermeld in de in bijlage 4 opgenomen factsheets. De gegevens voor de berekening van de duurzaamheidscore (variërend van het 0-100% bereiken van het duurzaamheiddoel) per indicator, per voorraad en per kapitaal, op basis van de in deze factsheets vermelde normeringen, zijn ontleend
21
aan verschillende bronnen. Deze zijn resp. ABF Research, CBS, Compendium voor de leefomgeving RIVM, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), DTZ Zadelhoff, Elsevier, Emissieregistratie, GGD, IBIS bedrijventerreinenmonitor- Stec Groep & ARCADIS, Kamer van Koophandel, Kiesraad, KRW-portaal, LISA, Monumentenregister, Museumregister, Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, Nationale Atlas Volksgezondheid, Nationale Databank Flora en Fauna, NVM, Onderwijsinspectie, Provincies, UWV, Veiligheidsmonitor, Verwey-Jonker instituut en WoonOnderzoek. Bij een aantal indicatoren ontbraken data voor één of meerdere gemeenten. Bij ontbrekende gegevens is de betreffende indicator weggelaten en het gewicht van de wel beschikbare indicatoren vergroot. In totaal was er bij negentien van de 100 gemeenten soms aan de orde dat er bij één of meerdere indicatoren geen data beschikbaar waren. In het ergste geval ging het om vier van de 87 indicatoren (Súdwest Fryslân). Het weglaten van deze indicatoren kan potentieel voor kleine verschuivingen hebben gezorgd, maar heeft niet tot wezenlijk andere resultaten geleid. De indicator waarvoor data het meest frequent (13 keer) ontbraken was eenzaamheid. Bij zes andere indicatoren ontbraken gegevens voor één tot maximaal drie gemeenten. Bij indicatoren voor de voorraad gezondheid is gebruikt gemaakt van de data uit gezondheidsmonitoren van de verschillende GGD-regio’s. De gezondheidsmonitor is pas sinds de editie 2012 landelijk gestandaardiseerd en de cijfers hiervan waren bij het opstellen van dit rapport nog niet beschikbaar. Daarom is er het risico dat verschillende GGD-regio’s licht verschillende definities hebben gebruikt en de data niet helemaal vergelijkbaar zijn. In sommige gevallen waren de data van indicatoren niet direct beschikbaar per gemeente. Deze zijn dan door Telos met behulp van de bron zelf samengesteld. Bij het selecteren van de gemeenten is uitgegaan van de 100 grootste gemeenten naar inwonertal per 1 januari 2012. Enkele gemeenten zijn het resultaat van recentelijke gemeentelijke herindelingen. In het geval dat bij een indicator de data alleen beschikbaar waren voor de niet heringedeelde gemeenten, is voor die gemeenten het gewogen gemiddelde van de onderliggende gemeenten op basis van inwonertal of oppervlakte (naar gelang de aard van de indicator) genomen. 2.3
Zeggingskracht van de dataset Deze aanpak, waarbij het voor alle steden beschikbaar zijn van gegevens maatgevend is (ofwel voor zoveel mogelijk steden), betekent dat niet altijd alle beoogde indicatoren kunnen worden meegenomen. Daardoor moet soms volstaan worden met een relatief beperkt aantal indicatoren in een voorraad. Zo wordt bij deze studie wat betreft het sociaal-cultureel kapitaal de belangrijke voorraad sociale samenhang gemeten met slechts drie indicatoren (vrijwilligers, arme huishoudens, sociale cohesie). Ook de voorraad kunst en cultuur richt zich noodgedwongen alleen op fysiek beschikbare faciliteiten (musea, podiumkunsten
22
Voorbij de lijstjes
en rijksmonumenten) waardoor de mate van participatie in culturele activiteiten niet in beeld wordt gebracht. Bij het ecologisch kapitaal wordt voor de voorraad bodem alleen gemeten de indicator mesthoeveelheid die op het land wordt gebracht en de indicator niet aangepakte humane spoedlocaties voor sanering bodemvervuiling. Daarmee ontbreken bijvoorbeeld gegevens over de kwaliteit van het ondiepe en diepe grondwater. Bij de voorraad oppervlaktewater ontbreekt de indicator voor het blank staan van de straten na een stortbui door een te geringe capaciteit van de riolering. Ook voor het economisch kapitaal is het wenselijk tot een bredere set indicatoren te komen. Zo worden bij de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid alleen de indicatoren ontsluiting hoofdwegen en ontsluiting treinstations gemeten. Daarnaast ontbreken er cijfers voor het bedrijfsleven. Toch is met een totaal aan 87 indicatoren een goede indruk te verkrijgen van sterke en zwakke elementen in de duurzaamheidperformance van gemeenten. Daarna kan een gemeente door aanvullende gegevens mee te nemen in het kader van een duurzaamheidbalans tot verfijning van de eigen duurzaamheidagenda komen.
23
24
Voorbij de lijstjes
3 Hoogte duurzaamheidscore en balans tussen de drie kapitalen
3.1
Scores van de totale duurzaamheid en de drie kapitalen De meest duidelijke uitspraken van deze studie kunnen worden gedaan op het hoogste aggregatieniveau niveau van de totale score per gemeente en de drie duurzaamheidkapitalen. Verschillen tussen gemeenten zijn soms klein waardoor aan de precieze positie op basis van de totale score van een gemeente op de lijst van 100 gemeenten niet al te veel gewicht moet worden toegekend. Het onderzoek geeft daarom de lijst van 100 gemeenten weer in groepen van elk 5 gemeenten (tabellen 3.1 tot en met 3.4). De eerste groep van vijf gemeenten, die het hoogst op duurzaamheid scoort, bestaat uit: Houten, Middelburg, Katwijk, Hilversum en Hengelo. Daarbij steekt Houten met een score van 58% duidelijk af ten opzichte van de volgende steden die allen 54% scoren. Houten is de afgelopen 40 jaar stormachtig gegroeid van een dorp met ongeveer 4,000 inwoners rond 1970 tot een stad met bijna 50,000 inwoners nu. Houten is aangewezen als groeikern door zijn ligging vlak bij de gemeente Utrecht. Zo is de wijk Houten-Zuid een zogenaamde VINEX locatie en wonen er in de gemeente veel forenzen. Tot de laagst scorende groep gemeenten behoren respectievelijk Spijkenisse (39%), gevolgd door Sittard-Geleen, Emmen en Schiedam, die allen 41% scoren en een sterk industrieel verleden hebben.
25
Figuur 3.1 Duurzaamheidscores (2013) van de 100 grootse gemeenten van Nederland
26
Voorbij de lijstjes
Tabel 3.1 Duurzaamheidscores van de 100 Nederlandse gemeenten
Klasse Gemeente Houten Middelburg 1 Katwijk Hilversum Hengelo Harderwijk Zutphen 2 Lansingerland Zwolle Kampen Soest Amersfoort 3 Ede Amstelveen Rheden Barneveld Zeist 4 Doetinchem Nijmegen Apeldoorn Westland Hoorn 5 Delft Almere Berkelland Groningen Pijnacker-Nootdorp 6 Veenendaal Heerenveen Overbetuwe Lingewaard Haarlem 7 Heerhugowaard Utrechtse Heuvelrug Stichtse Vecht Vlissingen Nieuwegein 8 Veldhoven 's-Hertogenbosch Leeuwarden Heusden Hollands Kroon 9 Weert Gouda De Ronde Venen Purmerend Alkmaar 10 Leiden Dordrecht Steenwijkerland
score 58 54 54 54 54 53 53 53 53 53 52 52 52 52 52 52 52 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 49 49 49 49
Klasse Gemeente Deventer Woerden 11 Breda Haarlemmermeer Maastricht Assen Arnhem 12 Leidschendam-Voorburg Bergen op Zoom Waalwijk Peel en Maas Súdwest Fryslân 13 Amsterdam Utrecht Eindhoven Hardenberg Oss 14 Medemblik Roermond Zwijndrecht Barendrecht Lelystad 15 Zaanstad Zoetermeer Venlo Oosterhout Noordoostpolder 16 Enschede Capelle aan den IJssel Alphen aan den Rijn Velsen Tilburg 17 Ridderkerk Rijswijk Helmond Terneuzen Kerkrade 18 ‘s-Gravenhage Roosendaal Smallingerland Hoogeveen Den Helder 19 Heerlen Vlaardingen Almelo Rotterdam Schiedam 20 Emmen Sittard-Geleen Spijkenisse
score 49 49 49 49 48 48 48 48 48 48 48 48 48 47 47 47 47 47 47 46 46 46 46 46 46 46 46 46 46 45 45 45 44 44 44 44 44 44 44 44 43 43 43 42 42 42 41 41 41 39
27
Figuur 3.2 Scores op de drie duurzaamheidkapitalen van de 100 gemeenten (2013)
Scores ecologisch kapitaal
Scores sociaal-cultureel kapitaal
28
Scores economisch kapitaal
Voorbij de lijstjes
Naarmate een lager aggregatieniveau van duurzaamheid aan de orde is, nemen de uiterste waarden die de 100 gemeenten scoren toe. Is de variatie voor de totale duurzaamheidscore 39 – 58%, dus een marge van 19%, bij de samenstellende kapitalen neemt deze marge toe naar 24% voor het ecologisch kapitaal, 26% voor het sociaal-cultureel kapitaal en 33% voor het economisch kapitaal. Het ecologisch kapitaal beschouwt de verschillende ecosystemen binnen de regio. Deze dienen over voldoende veerkracht te beschikken om de natuurlijke en menselijke verstoringen op te kunnen vangen, zonder dat dit leidt tot onherstelbare schade aan de functies van het ecosysteem. Een duurzame omgang met het ecosysteem is gericht op het versterken van de ecosystemen en het voorkomen van verstoringen, welke een negatieve invloed kunnen hebben op het menselijk welzijn. Bij het ecologisch kapitaal scoren in de hoogste groep Lelystad, Almere en Zutphen (64%), gevolgd door Houten (62 %) en Katwijk (61%). Tot de laagst scorende groep op het ecologisch kapitaal behoren Rotterdam (40%), Amsterdam, Sittard-Geleen en Zaanstad (41%) en Roosendaal (42%). Opvallend is dat binnen de eerste klasse twee gemeenten uit Flevoland zijn te vinden: Almere en Lelystad. Dit zijn relatief nieuwe gemeenten, dus vermoedelijk verklaart het feit dat de gemeenten in een maagdelijke omgeving zijn gestart de hoge score. Verder worden de hogere klassen gevuld door een bonte verzameling aan gemeenten die niet direct in te delen zijn op een geografisch kenmerk. Onderin de ranking van het kapitaal ecologie zijn grote en/of industriële gemeenten te vinden. Het feit of er veel (zware) industrie binnen een gemeente aanwezig is lijkt een belangrijke factor voor het verklaren van de score binnen het ecologisch kapitaal. Binnen het sociaal-cultureel kapitaal draait alles om de sociale interacties binnen een samenleving. Kernbegrippen zijn sociale rechtvaardigheid en maatschappelijke betrokkenheid. Voor een sociaal en cultureel duurzame samenleving wordt het principe van sociale rechtvaardigheid ingevuld met gelijke kansen, vrijheid, brede toegankelijkheid van voorzieningen en veiligheid. Het principe maatschappelijke betrokkenheid blijkt door de sociale, economische en politieke participatie van burgers. Er is sprake van zowel rechten als plichten van burgers. Gebieden met een lagere graad van stedelijkheid kenmerken zich over het algemeen door sterkere sociale verbanden en een hechtere gemeenschap. De hoogst scorende groep bij het sociaal-cultureel kapitaal vormen Kampen en Houten (61%), Katwijk (60%), Lansingerland en Amstelveen (59%). De laagst scorende groep voor het sociaal-cultureel kapitaal vormen Lelystad (35%), Heerlen, Rotterdam, Kerkrade (36%) en Sittard-Geleen (37%). In top-5 zijn twee gemeenten te vinden die bekend staan om hun christelijke gemeenschap: Kampen en Katwijk. De sterke aanwezigheid van religie leidt blijkbaar in deze gemeenten ook tot een sterke gemeenschap. Onderin de lijst zijn relatief grote en Limburgse steden te vinden. Tegenover de relatief goede voorzieningen in de grote steden en de hogere scores op het gebied van kunst en cultuur, staat een vaak relatief grote onveiligheid en een lagere sociale samenhang. Binnen het economisch kapitaal staat het functioneren van de regionale economie centraal. Hierbij is de focus gericht op behoud en versterking van het vermogen van een regio om voldoende inkomen te genereren. Of een regio er ook daad-
29
werkelijk in slaagt om voldoende inkomen te generen, is afhankelijk van de vraag of de regio als gebied én de bedrijven in de regio erin slagen om in de concurrentiestrijd een goede uitgangspositie te verwerven. Een duurzame regionale economie genereert voldoende welvaart voor huidige en toekomstige generaties, en heeft voldoende dynamiek om in te spelen op veranderende maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Voor het economisch kapitaal gelden de volgende uitkomsten. Het hoogst scoren Groningen (62%), Utrecht en Delft (57 %), Amsterdam (55%) en Arnhem (54 %). Het laagst scoren Spijkenisse (29%), Medemblik (33%), Rijswijk, Ridderkerk en Smallingerland (34%). Grote steden en hun randgemeenten hebben binnen dit kapitaal een sterkere positie, terwijl regio’s in de periferie slechter scoren. 3.2
De balans tussen de drie kapitalen: Deventer meest en Lelystad minst in balans De gemiddelde duurzaamheidscore van de 100 gemeenten is 48%, terwijl dit voor het ecologisch kapitaal 51% is, voor het sociaal-cultureel kapitaal 49% en voor het economisch kapitaal 45%. Vermoedelijk staat de relatief lage score van het economisch kapitaal in verband met de economische crisis. Op dit moment is het nog niet mogelijk de Nederlandse gemeenten met buitenlandse gemeenten te benchmarken en te zien of voor deze normen bij buitenlandse gemeenten er een vergelijkbare onbalans tussen de gemiddelden van de kapitalen optreedt. De duurzaamheidbalans gaat na of de verschillen tussen de kapitalen niet te groot zijn omdat dit erop kan duiden dat het ene kapitaal zich wellicht heeft ontwikkeld ten koste van andere kapitalen. Het ideaal vanuit duurzaamheid is dat de drie kapitalen gelijk scoren, ofwel in balans zijn. Een maat voor het in onbalans zijn is daarmee het verschil tussen de scores op de drie kapitalen. In onderstaande tabel 3.2 zijn de steden ingedeeld in categorieën van toenemende onbalans tussen de kapitalen.
30
Voorbij de lijstjes
Tabel 3.2 Categorieën van onbalans tussen de drie kapitalen van een gemeente
Verschil in minimum
Aantal
Gemeenten gerangschikt in volgorde van toenemende
en onbalans
0-5
maximum score van de drie kapitalen (% punten) Deventer, Gouda, Breda, Terneuzen, ’s-Hertogenbosch,
12
Alkmaar, Vlissingen, Vlaardingen, Leiden, Roosendaal, Schiedam, Leeuwarden
6-10
32
Weert, Haarlem, Soest, Tilburg, Bergen op Zoom, Heerenveen, ’s-Gravenhage, Zwijndrecht, Zwolle, Almelo, Haarlemmermeer, Apeldoorn, Hengelo, Zeist, Waalwijk, Amersfoort, Middelburg, Oss, Dordrecht, Doetinchem, Alphen aan den Rijn, Hardenberg, Sittard-Geleen, Eindhoven, Nijmegen, Harderwijk, Enschede, Hilversum, Leidschendam-Voorburg, Heusden, Roermond, Heerlen
11-15
35
Ede, Westland, Amstelveen, Houten, Emmen, Zaanstad, Helmond, Veenendaal, De Ronde Venen, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Lansingerland, Overbetuwe, Rotterdam, Hoorn, Maastricht, Purmerend, Velsen, Barneveld, Arnhem, Hoogeveen, Zoetermeer, Delft, Assen, Amsterdam, Oosterhout, Peel en Maas, Capelle aan den IJssel, Noordoostpolder, Veldhoven, Heerhugowaard, Pijnacker-Nootdorp, Rheden, Utrecht, Venlo
16-20
17
Hollands Kroon, Utrechtse Heuvelrug, Spijkenisse, Kerkrade, Kampen, Smallingerland, Woerden, Ridderkerk, Rijswijk, Groningen, Steenwijkerland, Berkelland, Súdwest Fryslân, Den Helder, Katwijk, Lingewaard, Barendrecht
21-25
2
Zutphen, Almere
26-30
2
Medemblik, Lelystad
Tabel 3.3 Aantal keren dat een kapitaal als laagste scoort bij gemeenten waarbij het verschil tussen hoogst en laagst scorende kapitaal 16% of meer is (zie tabel 3.5).
Kapitaal Aantal gemeenten
Ecologisch
Sociaal-cultureel
Economisch
1
3
18
Tabel 3.3 laat zien dat het economisch kapitaal het meest frequent als laagste van de drie kapitalen scoort. De gemeenten waarbij niet het economische maar het sociaal-cultureel kapitaal als extreem laag scoort zijn Almere, Kerkrade en Lelystad. De gemeente waar het ecologisch kapitaal extreem laag scoort ten opzichte van de andere kapitalen is Woerden. Wanneer forse verschillen tussen de scores van de kapitalen optreden, kan vanuit duurzaamheid prioriteit gegeven worden aan mogelijkheden om het laagst scorende kapitaal te verbeteren.
31
32
Voorbij de lijstjes
4 Kenmerken van de uitkomsten op voorraadniveau
In dit hoofdstuk zullen eerst de gemiddelde scores van de voorraden worden gepresenteerd en daarna zal op scores per gemeente worden ingegaan. Vervolgens zullen onderlinge samenhangen worden besproken. 4.1
De gemiddelde duurzaamheidscores en hun spreiding per voorraad De gemiddelde scores per voorraad lopen nogal uiteen en dat geldt des te meer voor de spreiding in scores tussen de gemeenten onderling. Tabel 4.1 Gemiddelde scores in % per voorraad en de spreiding (in %) in voorraadscores voor de 100 onderzochte gemeenten
Kapitaal
Voorraad
Gemiddelde
Hoogste score Laagste score
Spreiding
score Ecologisch
Bodem en grondwater
59
99
11
88
Lucht
58
74
28
46
Hinder en calamiteiten
54
88
21
67
Oppervlaktewater
48
64
29
45
Natuur en landschap
45
68
29
39
Energie en klimaat
38
74
14
60
Grondstoffen
54
76
10
66
Sociaal-
Sociale samenhang
46
71
23
48
cultureel
Participatie
53
77
27
50
Kunst en cultuur
38
78
8
70
Gezondheid
50
69
30
30
Veiligheid
54
74
29
45
Woonomgeving
54
72
35
37
Onderwijs
50
68
29
39
Arbeid
38
59
23
36
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
45
72
26
46
Economische structuur
41
52
33
19
Infrastructuur en bereikbaarheid
57
85
22
63
Kennis
44
77
19
58
Economisch
33
Het overzicht van tabel 4.1 maakt duidelijk dat bij het ecologisch kapitaal gemiddeld de voorraden bodem en grondwater (59%), en lucht (58%) hoog scoren en de voorraad energie en klimaat (38%) laag. Dat de voorraden bodem en grondwater, en lucht hoog scoren wil niet zeggen dat de bodem en de lucht in ons land bijzonder schoon zijn. Het is een uitdrukking van het feit dat de landelijke doelstellingen en saneringsprogramma’s, voor zover gemeten met de onderzochte indicatoren, goed worden uitgevoerd. De lage score bij energie en klimaat is waarschijnlijk te wijten aan het alleen in grotere gemeenten oppakken van sommige overheidsprogramma’s op dit gebied, zoals toepassing van windenergie en stadsverwarming. Bij het sociaal-cultureel kapitaal scoren voorraden gemiddeld niet boven de 54%, terwijl de voorraad kunst en cultuur (musea, podiumkunsten, e.d.) (38%) laag scoort. Vermoedelijk komt dit laatste omdat kunst en cultuur faciliteiten zich concentreren in de grotere gemeenten, waardoor veel kleinere gemeenten weinig voorzieningen op dit gebied hebben, terwijl zij wel als gelijkwaardig meetellen in het gemiddelde resultaat. Bij het economisch kapitaal scoort de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid relatief hoog (57%) en die van arbeid (waaronder werkgelegenheidsfunctie, werkloosheid en arbeidsongeschiktheid) laag (38%). Deze uitkomsten laten zien hoe de groep van 100 gemeenten zich verhoudt tot de gekozen duurzaamheidsnormen. Belangrijke vervolgvragen zijn welke problemen door de gemeenten zelf kunnen worden aangepakt en waar verbetering sterk wordt beïnvloed door processen op de hogere schaalniveaus van regio, provincie, rijk, EU en de wereld als geheel. De mate van spreiding per voorraad geeft een eerste indicatie of de gemeente zelf een belangrijk verschil kan maken. Immers problemen die op hogere schaalniveaus worden bepaald, zullen doorgaans tot minder spreiding in uitkomsten tussen de gemeenten onderling aanleiding geven. Zo zal een economische crisis in alle gemeenten tot een hogere werkloosheid leiden. Er kunnen echter ook andere oorzaken voor spreiding zijn zoals bijvoorbeeld geografische verschillen waardoor de ene gemeente meer mogelijkheden heeft tot recreatief oppervlaktewatergebruik dan de andere. Spreiding in de scores kan daarom gezien worden als een indicatie die nader onderzoek waard is naar mogelijkheden als gemeente om invloed uit te oefenen. De voorraden die weinig spreiding in uitkomsten van de 100 gemeenten te zien geven zijn economische structuur (19%), op ruime afstand gevolgd door arbeid (36%), woonomgeving (37%), onderwijs (39%), gezondheid (39%) en natuur en landschap (39%). Oorzaken hiervan kunnen behalve in effecten van de mondiale en Europese economie worden gezocht in geografische gegevenheden en historisch gegroeide kenmerken van steden en hun bevolkingssamensteling. Voorraden met een grote spreiding betreffen bodem en grondwater (88%), kunst en cultuur (70%), hinder en calamiteiten (67%) en grondstoffen (afvalhergebruik) (66%). In deze groep neemt bodem en grondwater een wat aparte positie in, omdat oude industriesteden met geheel andere uitdagingen worden geconfronteerd dan bijvoorbeeld nieuwe steden die zijn gevestigd op maagdelijke poldergrond.
34
Voorbij de lijstjes
4.2
Voorraadscores van het ecologisch kapitaal Het ecologisch kapitaal omvat de voorraden die de natuurlijke elementen representeren zoals bodem, water en lucht, natuur en landschap, biodiversiteit en hoe gesloten kringlopen zijn bij het grondstofgebruik.
4.2.1
Voorraad bodem en grondwater
Duurzaam bodemgebruik is belangrijk omdat schade aan ecosystemen op lange termijn negatieve effecten heeft op sociale en economische ontwikkelingen. In Nederland wordt de bodem intensief gebruikt, onder andere door landbouw, bebouwing, recreatie, natuur, bosbouw, delfstofwinning en (ondergrondse) infrastructuur. Bij duurzaam bodemgebruik is er sprake van een evenwichtige ontwikkeling waarbij de huidige doelen niet worden gerealiseerd ten koste van de behoeften van toekomstige generaties. Het ecosysteem in de bodem kan ernstig ontregeld worden door het gebruik ervan, bijvoorbeeld door overbemesting en overmatig gebruik van bestrijdingsmiddelen door de landbouw of vervuiling van de bodem door de industrie. Niet alleen het ecosysteem loopt gevaar door aantasting van de bodem, ook kan vervuiling in het grondwater terecht komen en zo onze drinkwatervoorziening in gevaar brengen. Daarnaast kunnen mensen ook gevaar lopen door ernstig vervuilde bodem in de directe leefomgeving doordat bijvoorbeeld spelende kinderen daarmee in aanraking komen. Tot de best scorende gemeenten op bodem en grondwater (96-99%) behoren, zoals opgesomd in bijlage 6 tabel B6.1, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Hoorn, Vlaardingen en Katwijk. De hoge score wil zeggen dat de urgente bodemsaneringen zijn uitgevoerd en dat weinig mest op de bodem wordt uitgereden. De minst op deze voorraad scorende gemeenten (11-29%) zijn Woerden, Hardenberg, Steenwijkerland, Súdwest Fryslân en Barneveld. Figuur 4.1 Scores van 100 gemeenten op de voorraad bodem en grondwater
35
4.2.2
Voorraad Lucht
De luchtkwaliteit wordt beïnvloed door emissies van vooral landbouw, industrie, woningen en verkeer. De luchtkwaliteit in Nederland wordt zowel beïnvloed door luchtverontreinigende stoffen afkomstig uit het binnenland als uit het buitenland, doordat sommige stoffen zich over grote afstanden kunnen verspreiden. Verontreinigende stoffen in de lucht omvatten onder andere: zwaveldioxide, stikstofoxiden (NOx) en ammoniak, fijn stof, zware metalen en vluchtige organische stoffen (VOS). In Nederland staan vooral de emissies van stikstofoxiden en fijn stof in de aandacht. Te hoge concentraties van deze stoffen in de lucht vormt een gezondheidsrisico voor mensen. De concentratie van zowel stikstofoxiden en fijn stof, met daarop geabsorbeerde andere schadelijke stoffen, zijn gerelateerd aan een verminderde longfunctie doordat deze stoffen diep in de longvertakkingen doordringen. Tabel B6.2 in bijlage 6 laat de scores van de afzonderlijke gemeenten zien binnen de voorraad lucht. De hoogste duurzaamheidscores (71-74%) worden aangetroffen bij Den Helder, Hollands Kroon, Assen, Hoorn, Zutphen, allemaal gemeenten in het noordelijke deel van het land, ver weg van de Randstad en vervuilende buitenlandse regio’s zoals het Ruhrgebied en Antwerpen. Het verbaast niet dat de laagste scores voor de voorraad lucht (28-34%) te vinden zijn bij de G4 gemeenten die de Randstad vormen. 4.2.3
Voorraad hinder en calamiteiten
Industrie en verkeer beïnvloeden de leefomgeving onder andere door vervuiling van de lucht en de bodem. Daarnaast wordt de leefomgeving ook aangetast door geluid- en geuroverlast en is er het risico van een calamiteit. Geluidsoverlast, door bijvoorbeeld industrie, weg-, spoor- en vliegverkeer, kan leiden tot verstoring van de nachtrust. Een verstoring van de nachtrust is gerelateerd aan een verhoogd stressniveau met hart- en vaatziekten tot gevolg en verminderde leerprestaties bij kinderen. Geuroverlast is ook gerelateerd aan psychische problemen. Daarnaast vormen de productie, het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen een risico voor de externe veiligheid. In het geval van een calamiteit kunnen mensen aanwezig in de directe omgeving gewond raken of komen te overlijden afhankelijk van het gevaar van de stoffen. Voorbeelden van bedrijven met een extern veiligheidsrisico zijn: spoorwegemplacementen, LPG-tankstations en grote chemische bedrijven. Niet alleen deze bedrijven zelf, maar ook het vervoer van de stoffen van en naar de bedrijven vormt een risico voor de mensen in de directe omgeving. In tabel B6.3 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad hinder en calamiteiten. De hoogste scores (>80%) worden aangetroffen bij een aantal gemeenten uit Gelderland en Overijssel, ver weg van de Randstad en waar weinig industrie is. Zoals verwacht worden de laagste scores behaald in gemeenten waar juist wel veel industrie aanwezig is. Onder andere Rotterdam, Terneuzen, Velsen en Sittard-Geleen zijn in de laagste twee klassen te vinden.
36
Voorbij de lijstjes
Figuur 4.2 Scores 100 gemeenten op voorraad hinder en calamiteiten
4.2.4
Voorraad oppervlaktewater
Nederland heeft een grote verscheidenheid aan oppervlaktewateren. Dit wordt onder andere gebruikt voor recreatie, als vaarwater en voor de drinkwatervoorziening. Daarnaast is er in het oppervlaktewater een grote diversiteit van dieren en planten aanwezig. Daarom is het van belang dat het oppervlaktewater schoon is. Afvalwater van industrie en huishoudens en overmatig of verkeerd gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw vormen een bedreiging voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Op het oppervlaktewater is de EU Kaderrichtlijn Water (KRW) van toepassing. Deze stelt uniforme eisen aan de chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewater aan alle Europese landen. De chemische toestand van het oppervlaktewater wordt bepaald door de aanwezigheid van stoffen in het water, zoals: fosfaat, stikstof en chloride. De ecologische toestand wordt bepaald door de aanwezigheid van onder andere algen, vegetatie en vissen. In tabel B6.4 staan de scores van de gemeenten op de voorraad oppervlaktewater. Bij deze voorraad behalen drie gemeenten de hoogste score. Arnhem, Hilversum en Lingewaard scoren een duurzaamheidscore van 64%. Onderaan staan de gemeenten Velsen (29%), Bergen op Zoom (31%) en Zaanstad (32%). 4.2.5
Voorraad natuur en landschap
De aanwezigheid van natuur heeft vele voordelen zoals gebruik om te recreëren. In de natuur is het mogelijk om te wandelen en te fietsen. Wel is het daarbij noodzakelijk dat er voldoende natuur dicht bij de woonomgeving aanwezig is. Voldoende beschikbaarheid van natuur in de omgeving kan ervoor zorgen dat mensen gemakkelijk de mogelijkheid hebben om te bewegen en te recreëren.
37
Daarnaast zorgt een grote beschikbaarheid van natuur ook voor biodiversiteit in de leefomgeving en maakt het de woonomgeving aantrekkelijker. In tabel B6.5 staan de scores van de gemeenten op de voorraad natuur en landschap. De hoogste duurzaamheidscores van de voorraad natuur en landschap worden gehaald door twee relatief nieuwe gemeenten: Almere en Lelystad (68%). Niet verwonderlijk zijn de hoge scores van de gemeenten Utrechtse Heuvelrug en Ede, beide gelegen in de grootste bosgebieden van Nederland, de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Onderaan staan Waalwijk (29%), Capelle aan den IJssel (29%) en Heerhugowaard (30%). 4.2.6
Voorraad energie en klimaat
Energie speelt een cruciale rol in de maatschappij. Vaak komt energie uit de verbranding van fossiele brandstoffen waarbij emissies vrijkomen die schadelijk zijn voor het milieu. Een duurzamere energiemix omvat energie opgewekt uit bronnen die onuitputtelijk zijn en die geen of weinig emissies uitstoten. Voorbeelden hiervan zijn energie uit wind en zon. Een duurzame gemeente wekt de energie duurzaam op en minimaliseert het verbruik van energie. In tabel B6.6 van bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad energie en klimaat. Opvallend is de hoge score van Rotterdam (74%) op de voorraad energie en klimaat, dat bij andere voorraden in het ecologisch kapitaal vaak niet zo hoog scoort. Ook de andere G4 steden van Nederland zijn in de hoogste twee klassen te vinden. Onderaan staan Peel en Maas (14%), Utrechtse Heuvelrug (19%) en Hardenberg (21%). Figuur 4.3 Scores 100 gemeenten op de voorraad energie en klimaat
38
Voorbij de lijstjes
4.2.7
Voorraad grondstoffen
De hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner is verviervoudigd sinds 1950 in Nederland. Deze berg afval moet op één of andere manier verwerkt worden. Het nuttig toepassen van afvalstoffen spaart grondstoffen en energie uit. Hierdoor vermindert onder meer de uitstoot van CO2. Ook hoeft er minder afval te worden verbrand of gestort. Dat leidt weer tot minder nadelige milieueffecten van deze afvalbeheersvormen. Daarbij is het belangrijk dat afval gescheiden opgehaald wordt bij de bron. Scheiding van afvalstoffen welke vervolgens een nuttige toepassing krijgen heeft kostenvoordelen ten opzichte van integrale inzameling. Deze voordelen zitten vooral in de duurdere verwerking van integraal afval. Storting en verbranding kosten geld, echter hebben de materialen van gescheiden afvalstoffen vaak een positieve waarde voor de verwerker waardoor ze tegen een laag of nultarief worden geaccepteerd door de verwerker. Daarnaast is de belasting voor het milieu lager als afval wordt hergebruikt in plaats van storting of verbranding. Over het algemeen wordt er in stedelijke gebieden minder afval gescheiden opgehaald. In tabel B6.7 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad grondstoffen. Gemeenten die hoog scoren op de voorraad grondstoffen zijn Apeldoorn (76%), Maastricht (75%) en Venlo (73%). Ook een andere Limburgse gemeente, Peel en Maas, heeft een hoge duurzaamheidscore voor grondstoffen (73%). Onderaan staan de grote Nederlandse steden. 4.3
Voorraadscores van het sociaal-cultureel kapitaal Het sociaal-cultureel kapitaal omvat thema’s die zich vooral op de schaal van de gemeente afspelen. In tegenstelling tot economische en ecologische vraagstukken, die vaak een bovengemeentelijk karakter hebben, is bij het sociaal-cultureel kapitaal vaker sprake van processen die de stad als basis hebben. Dit zal vooral gelden bij inwoners die minder kapitaalkrachtig zijn. De voorraden betreffen onder meer sociale samenhang, kunst en cultuur, gezondheid, veiligheid en woonomgeving.
4.3.1
Voorraad sociale samenhang
Sociale samenhang is een breed begrip dat de samenhang tussen mensen aanduid. Het is de mate waarin mensen in gedrag en beleving uitdrukking geven aan de betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven. Het kenmerkt een groep of gemeenschap. Een hoge sociale samenhang heeft over het algemeen een positief effect voor de gemeenschap. Zo blijken gemeenschappen met een hogere sociale samenhang gezonder dan gemeenschappen met een lagere sociale samenhang. Daarnaast kan een hoge sociale samenhang mensen die in een achterstandswijk wonen beschermen tegen de negatieve effecten van het wonen in een achterstandswijk. In tabel B6.8 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad sociale samenhang. Zoals verwacht hebben meer landelijke gemeenten zoals Berkelland (71%), Peel en Maas (69%) en Hardenberg (68%) een hoge duur-
39
zaamheidscore op de voorraad sociale samenhang. In de laagste twee klassen zijn de G4 steden te vinden met duurzaamheidscores onder de 30%. Figuur 4.4 Scores van 100 gemeenten op de voorraad sociale samenhang
4.3.2
Voorraad participatie
Participatie is deelnemen aan het maatschappelijke leven. De mate waarin iemand participeert in de samenleving kan de gezondheid beïnvloeden, echter het verband tussen participatie en gezondheid is wederkerig. Iemand die minder gezond is participeert minder, maar er is ook aangetoond bij ouderen dat participatie een positief effect heeft op de gezondheid. Participatie staat ook voor de betrokkenheid van burgers bij het lokale bestuur. In tabel B6.9 staan de scores van de gemeenten op de voorraad participatie. Bovenin de ranking van de voorraad participatie vinden we de Zuid-Hollandse gemeenten Lansingerland (77%), Westland (73%) en Barendrecht (72%). Onderaan staan Almelo en de Limburgse gemeenten Heerlen en Kerkrade, met scores onder de 28%.
40
Voorbij de lijstjes
Figuur 4.5 Scores 100 gemeenten op de voorraad participatie
4.3.3
Voorraad kunst en cultuur
De beschikbaarheid van kunst en cultuur in de omgeving heeft positieve effecten voor de gemeenschap. Allereerst maakt een gevarieerd en groot aanbod van kunst en cultuur in de regio de woonomgeving aantrekkelijker door de mogelijkheid om te recreëren. Daarnaast kan het aanbod van kunst en cultuur ook leiden tot een welvaartswinst doordat het mensen van buiten trekt die voor korte of langere tijd in de regio verblijven. Kunst en cultuur kan zich in meerdere vormen manifesteren: in de vorm van musea, monumenten en het aanbod van theater- en concertvoorstellingen. In tabel B6.10 staan de scores van de gemeenten op de voorraad kunst en cultuur. Amsterdam heeft de hoogste duurzaamheidscore in de voorraad kunst en cultuur (78%). Niet verwonderlijk daar Amsterdam het culturele centrum van Nederland is. De andere G4 steden scoren allemaal bovengemiddeld, maar komen niet in de buurt van Amsterdam. In de top vijf staan verder steden met een historisch centrum, zoals Delft, Leiden en Haarlem. Onderaan vinden we Almere (9%). Een grote maar relatief nieuwe stad. Blijkbaar is het cultureel aanbod in Almere niet erg ontwikkeld, en inwoners zijn aangewezen op Amsterdam. Verder staan onderaan Veenendaal en Hoogeveen, beiden met een duurzaamheidscore van 8%.
41
Figuur 4.6 Scores 100 gemeenten op de voorraad kunst en cultuur
4.3.4
Voorraad gezondheid
Gezondheid is een toestand van algeheel welbevinden, waarbij geen sprake is van ziekte. Het is een breed begrip wat niet alleen het lichamelijk welbevinden omvat, maar ook het geestelijk en maatschappelijk welbevinden. Een slechte gezondheid heeft een negatieve invloed op vele andere factoren, omdat een slechte gezondheid beperkingen met zich mee brengt waardoor er minder kan worden bijgedragen aan de maatschappij. Leefstijl is een belangrijke factor in het voorkomen van lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk ongemak. In het geval van een slechte gezondheid is het van belang dat er voldoende medische voorzieningen van hoge kwaliteit in de nabije omgeving te vinden zijn. In tabel B6.11 van bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad gezondheid. De hoogste duurzaamheidscores op de voorraad gezondheid zijn behaald door de gemeenten Amstelveen (69%), Zeist (65%) en LeidschendamVoorburg (65%). De laagst scorende gemeenten zijn: Emmen (30%), Heerhugowaard (31%) en Sittard-Geleen (36%). 4.3.5
Voorraad veiligheid
Veiligheid is de mate van afwezigheid van potentiële oorzaken van gevaarlijke situaties of de aanwezigheid van beschermende maatregelen tegen deze oorzaken. Veiligheid kan zowel subjectief als objectief zijn omdat het gevoel van (on)veiligheid niet altijd gelijk is aan het objectieve risico van een calamiteit. Belangrijke determinant van de ervaren veiligheid in een regio is de criminaliteit. Veiligheid is ook nauw verbonden met andere factoren: een veilige omgeving is een fijne woonomgeving, en een hoge mate van sociale controle is ook gerelateerd aan een hogere mate van veiligheid.
42
Voorbij de lijstjes
In tabel B6.12 staan de scores van de gemeenten op de voorraad veiligheid. De verwachting is dat stedelijkheid een belangrijke factor is in het verklaren van een hoge of lage duurzaamheidscore op de voorraad veiligheid. Een blik op tabel B6.12 leert dat inderdaad meer landelijke gemeenten hoger scoren op deze voorraad, zoals Steenwijkerland (74%), Hollands Kroon (71%) en Súdwest Fryslân (71%). In de onderste twee klassen vinden we voornamelijk grote gemeenten en Limburgse gemeenten. 4.3.6
Voorraad woonomgeving
De kwaliteit van de woonomgeving wordt door diverse factoren bepaald, waarvan velen buiten deze voorraad en dit kapitaal vallen. Een lage tevredenheid over de woonomgeving is gerelateerd aan lagere inkomensgroepen, omdat deze vaker wonen in buurten die te maken hebben met een stapeling van factoren die de tevredenheid over de woonomgeving negatief beïnvloeden, zoals luchtverontreiniging, stank- en geuroverlast. Een aantrekkelijke woonomgeving heeft voldoende woonruimte beschikbaar en een voldoende voorzieningenniveau in de nabije omgeving. In tabel B6.13 staan de scores van de gemeenten op de voorraad woonomgeving. De hoogst scorende klasse (66-72%) van de voorraad woonomgeving bestaat vaak uit randgemeenten van grote steden. Zij zijn populair om te wonen, en ook om te werken. De laagste score wordt behaald door Heerenveen (35%). Verder zijn er in de laagst scorende klasse voornamelijk Limburgse gemeenten te vinden. 4.3.7
Voorraad onderwijs
Onderwijs is van groot belang voor de ontwikkeling van onze (kennis)samenleving en is gericht op het overbrengen van kennis, vaardigheden en attitude. Om in te kunnen blijven spelen op de maatschappelijke behoeften en de behoeften van de arbeidsmarkt moet het onderwijs continu in ontwikkeling blijven. Voor de jeugd is het van belang dat er voldoende mogelijkheden voor goed onderwijs in de regio aanwezig zijn. Daarnaast moeten jongeren nadat ze een opleiding hebben voltooid voldoende mogelijkheden hebben om de arbeidsmarkt te betreden. In tabel B6.14 staan de scores van de gemeenten op de voorraad onderwijs. De hoogst scorende gemeenten op de voorraad onderwijs zijn: Katwijk (68%), Woerden (67%) en Velsen (65%). Onderin staan Venlo (29%) en Emmen (30%), en ook grote steden zoals Rotterdam en Enschede. 4.4
Voorraadscores van het economisch kapitaal Economische ontwikkeling wordt doorgaans gezien als de motor voor een kwalitatief hoogwaardig bestaan en daarmee een duurzame samenleving. Het economisch kapitaal is in beeld gebracht met de voorraden arbeid, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden, economische structuur, infrastructuur en bereikbaarheid, en kennis.
43
4.4.1
Voorraad arbeid
Arbeid refereert aan het vermogen van de mens om een bijdrage te leveren aan het proces van het produceren van goederen en diensten. De kwaliteit van het beschikbare arbeidsaanbod en de beschikbaarheid van werk vormen samen dan ook een cruciale economische factor. Een gezonde economie heeft en goed functionerende arbeidsmarkt die vraag en aanbod efficiënt bij elkaar brengt. In tabel B6.15 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad arbeid. De hoogst scorende gemeente op de voorraad arbeid is Veldhoven (59%), een randgemeente van Eindhoven. Verder staan bovenin Utrecht (55%), het economische centrum van Nederland. Ook Haarlemmermeer (54%), waar de luchthaven Schiphol is gevestigd scoort hoog. Op de voorraad arbeid wordt het laagst gescoord door de gemeenten Emmen (23%), Lelystad (25%) en Kerkrade (26%). Figuur 4.7 Scores 100 gemeenten op de voorraad arbeid
4.4.2
Voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
De ruimtelijke vestigingsvoorwaarden in een regio bepalen de mogelijkheden voor bedrijven om uit te breiden of zich te vestigen. Hierbij gaat het om zaken als de beschikbaarheid, segmentatie en kwaliteit van bedrijventerreinen en kantoorruimte. Bedrijfshuisvesting is geen directe input in het productieproces, maar is een absolute randvoorwaarde voor het goed functioneren van de regionale economie. In tabel B6.16 in bijlage 6 staan de scores van de gemeenten op de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden. Opvallende hoogste duurzaamheidscore op de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden wordt behaald door de Zeeuwse gemeente Terneuzen (72%). Verder scoren ook Groningen (69%) en Apeldoorn
44
Voorbij de lijstjes
(67%) hoog. Het laagst wordt er gescoord door de Randstedelijke forensengemeenten Pijnacker-Nootdorp, Vlaardingen, Alphen aan den Rijn en Schiedam (<28%). Figuur 4.8 Score 100 gemeenten op de voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
4.4.3
Voorraad economische structuur
De economische structuur geeft de mogelijkheden aan van een regio op economisch gebied. Economische structuur is een breed begrip voor de concurrentiekracht van een regio en omvat naast de aanwezigheid en kwaliteit van productiefactoren in een omgeving ook onder andere de geografische ligging. Een goede economische structuur heeft voldoende dynamiek en innovatie om economische groei te genereren maar ook conjuncturele schokken op te vangen. In tabel B6.17 staan de scores van de gemeenten op de voorraad economische structuur. Wederom scoort Terneuzen, gekenmerkt door een sterke aanwezigheid van de chemische industrie, hoog op deze voorraad (52%). Andere gemeenten met een sterke economische structuur zijn Heusden (52%) en Houten (50%). Een lage score wordt behaald door de Randstedelijke gemeenten Haarlem en Zoetermeer (beiden 33%). 4.4.4
Voorraad infrastructuur en bereikbaarheid
Een goede infrastructuur is van belang voor een gezonde regionale economie. Een regio met een goede ontsluiting is een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven. Eventuele productie kan gemakkelijk vervoerd worden en bedrijven zijn snel bereikbaar voor werknemers. Daarnaast biedt een goed bereikbare regio ook de gelegenheid voor forensen om zich binnen de regio te vestigen en buiten de regio te werken.
45
In tabel B6.18 staan de scores van de gemeenten op de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid. Hoge duurzaamheidscores (>80%) op de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid worden gehaald door de gemeenten Rheden, Delft en Middelburg. Lage scores zijn voor Spijkenisse (22%), Veldhoven (24%) en Smallingerland (26%). Figuur 4.9 Scores 100 gemeenten op de voorraad infrastructuur en bereikbaarheid
4.4.5
Voorraad kennis
De voorraad kennis gaat primair om kennis die gebruikt wordt in het productieproces. Er is een onderscheid te maken tussen ‘embodied’ en ‘disembodied knowledge’. Disembodied knowledge staat voor kennis die is opgenomen in kapitaalgoederen, en embodied knowledge staat voor kennis die arbeidskrachten bezitten. Voor het op peil houden van het kennisniveau van de bedrijven en de beroepsbevolking in een gemeente is een goede kennisinfrastructuur noodzakelijk. In tabel B6.19 staan de scores van de gemeenten op de voorraad kennis. Grote steden lijken een hogere duurzaamheidscore te hebben op de voorraad kennis. Niet verwonderlijk: in grote steden zijn universiteiten en kennisintensieve bedrijven aanwezig. Utrecht, Nijmegen en Groningen scoren het hoogst, met een duurzaamheidscore van 77%. Onderaan de lijst staan meer landelijke gemeenten: Den Helder (19%), Hoogeveen (20%) en Hardenberg (20%).
46
Voorbij de lijstjes
4.5
Correlaties tussen de voorraadscores: meest onderling correlerende voorraad is sociale samenhang De voorraad sociale samenhang laat significante (p<0.05) correlaties zien met vijf andere voorraden: veiligheid (0.77), participatie (0.73), grondstoffen (hergebruik) (0.55), hinder en calamiteiten (0.52), en onderwijs (0.52). Sociale samenhang is daarmee een belangrijke voedingsbodem voor het hoog scoren van de andere genoemde voorraden, zoals het effectief inzamelen van afval, het voorkomen van hinder en onveilige situaties, het participeren in sociale processen. Sociale samenhang correleert ook significant met onderwijs. Er zijn nog enkele voorraden die, zij het minder frequent, met andere voorraden correleren. Zo correleert participatie ook significant met veiligheid (0.69) en onderwijs (0.62). Daarnaast zijn de voorraden veiligheid en lucht significant met elkaar gecorreleerd (0,50). De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat grootstedelijke omgevingen leiden tot minder veiligheid en meer luchtvervuiling. Wat opvalt is dat voor geen enkele economische voorraad een significante correlatie met andere voorraden is gevonden.
47
48
Voorbij de lijstjes
5 Uitkomsten op indicatorniveau
De uitkomsten van de duurzaamheidscores op indicatorniveau laten zich door hun uitgebreidheid (meetwaarden van 87 indicatoren voor 100 gemeenten) lastig samenvatten in dit rapport. Anderzijds liggen de aangrijpingspunten voor het beleid in de concrete thema’s die door de indicatoren in beeld worden gebracht. Daarom zal hier toch enige aandacht aan de indicatoren worden besteed maar wordt de geïnteresseerde lezer voor uitgebreide informatie over de scores per indicator van de 100 gemeenten verwezen naar de website van Telos (www.telos.nl). In dit hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij de gemiddelde scores voor elke indicator en de spreiding daarin. Ook zal een enkel voorbeeld van grote verschillen in scores tussen de gemeenten worden toegelicht. 5.1
Indicatoren van de drie kapitalen en hun spreiding in scores Het niveau van de indicatoren is gedetailleerder dan het niveau van de voorraden. Tabellen 5.1 tot en met 5.3 geven een overzicht van de gebruikte indicatoren per kapitaal en voorraad, en de mate van spreiding in de duurzaamheidscores van de indicatoren. Indicatoren met een hoge spreiding (80% of meer) komen het meest voor bij het ecologisch kapitaal en zijn bodemsanering, mesthoeveelheid, emissie CO2, aandeel bos en natuurlijk terrein, aandeel recreatief binnenwater, soortenrijkdom, (stads)warmte en windenergie. Bij het sociaal-cultureel kapitaal gaat het om de indicatoren rijksmonumenten, beoordeling eigen gezondheid en woningtekort. Bij het economisch kapitaal is de hoge spreiding aan de orde bij ontgroening en vergrijzing, voorraad bedrijventerreinen, en aandeel verouderde bedrijventerreinen. Het handelingsperspectief voor gemeenten is bij het ecologisch kapitaal kennelijk vaak het grootst, al zijn er binnen de beschreven groep indicatoren ook onderwerpen die sterk geografisch vastliggen zoals het aandeel bos en natuurlijk terrein, en het aandeel recreatief binnenwater. Indicatoren met een kleine spreiding (kleiner dan 50%) zijn ecologische en chemische toestand oppervlaktewater, bij het sociaal-cultureel kapitaal sociale cohesie, eenzaamheid, en opkomst gemeenteraads- en landelijke verkiezingen, en bij het economisch kapitaal werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, en investeringsniveau door bedrijven. Bij de beïnvloeding van deze onderwerpen speelt waarschijnlijk niet alleen het gemeentelijke beleid maar ook dat van bijvoorbeeld provincie en rijk een belangrijke rol.
49
Tabel 5.1 Gemiddelde scores in % per indicator en de spreiding in indicatorscores van het ecologisch kapitaal
Voorraad
Indicator
Bodem en grondwater
Lucht
Hinder en calamiteiten
Gemiddelde
Hoogste
Laagste
score
score
score
Spreiding
Bodemsanering
65
100
20
80
Mesthoeveelheid
55
100
1
99
Emissie CO2
69
91
4
87
Emissie stikstofoxiden
70
93
18
75
Emissie fijn stof
71
93
25
68
Emissie NMVOS
67
88
21
67
GCN stikstofoxiden
48
80
22
58
GCN NMVOS
52
76
24
53
GCN fijn stof
43
77
25
53
Overlast geluid
39
82
19
63
Overlast stank/stof/vuil
49
84
18
66
Kans op ramp
65
98
20
78
Ecologische toestand
42
61
22
39
Chemische toestand
55
67
33
33
Tevredenheid groen in de buurt
44
79
22
57
Aandeel bos en natuurlijk terrein
38
87
1
87
Afstand tot openbaar groen
50
83
25
58
Aandeel recreatief binnenwater
34
97
1
97
Soortenrijkdom
52
94
14
80
Warmte
14
92
0
92
Windenergie
22
96
0
96
Gasverbruik huishoudens
72
93
30
63
Elektriciteitsverbruik huishoudens
38
77
15
62
Energielabel woningen
46
77
20
57
Huishoudelijk restafval
48
83
4
79
GFT-afval
55
77
0
77
Oud papier en karton
60
76
14
62
Verpakkingsglas
52
75
18
57
Oppervlaktewater
Natuur en landschap
Energie en klimaat
Grondstoffen
50
Voorbij de lijstjes
Tabel 5.2 Gemiddelde scores in % per indicator en de spreiding in indicatorscores van het sociaalcultureel kapitaal
Voorraad
Sociale samenhang
Participatie
Kunst en cultuur
Gezondheid
Indicator
Gemiddelde
Hoogste
Laagste
score
score
score
Spreiding
Arme huishoudens
49
82
23
59
Sociale cohesie
43
65
24
41
Vrijwilligers
47
81
18
63
Eenzaamheid
41
70
23
47
Opkomst gemeenteraadsverkiezingen
37
70
24
46
Opkomst landelijke verkiezingen
60
81
32
49
Langdurige werkloosheid
66
92
24
68
Langdurige bijstand
56
84
24
60
Podiumkunsten
37
83
5
78
Rijksmonumenten
40
80
0
80
Musea
36
77
0
77
Onvoldoende bewegen
55
83
21
62
Riskant gedrag
32
78
17
61
Huisartsen
42
82
6
76
Kwaliteit ziekenhuizen
57
83
17
67
Afstand ziekenhuis
61
86
22
64
Levensverwachting
49
76
24
52
Beoordeling van eigen gezondheid
57
88
7
81
Vandalisme
48
80
21
59
Geweldsdelicten
52
87
17
70
Vermogensdelicten
54
85
11
74
Jeugdcriminaliteit
54
86
25
61
Verkeersonveiligheid
65
92
26
66
Onveiligheidsgevoel
50
78
23
55
Woningtekort
42
88
3
85
Afstand supermarkt
58
75
24
51
Tevredenheid woonomgeving
47
87
20
67
Tevredenheid winkels
49
85
22
63
WOZ-waarde
71
100
36
64
Verhuissaldo
55
90
23
68
Jeugdwerkloosheid
59
91
23
68
Aanbod basisscholen
55
91
15
76
Aanbod voorgezet onderwijs
43
79
2
77
Voortijdig schoolverlaters
48
89
22
67
Onvertraagd naar diploma
48
90
23
68
Eindexamencijfer
43
76
24
51
Opleidingsniveau bevolking
52
81
21
60
Veiligheid
Woonomgeving
Onderwijs
51
Tabel 5.3 Gemiddelde scores in % per indicator en de spreiding in indicatorscores van het economisch kapitaal
Voorraad
Indicator
Arbeid
Gemiddelde
Hoogste
Laagste
score
score
score
Spreiding
Werkgelegenheidsfunctie
25
81
11
70
Benutting arbeidspotentieel
59
82
24
58
Werkloosheid
33
63
20
43
Ontgroening en vergrijzing
39
92
4
87
Arbeidsongeschiktheid
34
55
24
31
Voorraad bedrijventerreinen
29
85
0
85
53
89
22
67
Netto/bruto verhouding Ruimtelijke
bedrijventerreinen
vestigingsvoorwaarden
Aandeel verouderd bedrijventerrein
43
100
0
100
Voorraad kantoorruimte
47
79
6
72
Leegstand kantoorruimte
53
90
24
66
Aandeel starters
45
75
20
55
Opheffingen
61
77
25
52
Besteedbaar inkomen
48
77
23
55
BRP per hoofd
41
95
17
78
Aandeel topsectoren
45
80
19
61
Investeringsniveau
26
34
23
11
Infrastructuur/
Ontsluiting treinstations
51
84
9
75
bereikbaarheid
Ontsluiting hoofdwegen
62
87
24
63
Aandeel hoogopgeleiden
44
83
13
70
Capaciteit WO/HBO
48
78
14
64
Medium en high tech werkgelegenheid
39
78
6
72
Creatieve industrie
44
80
14
66
Economische structuur
Kennis
5.2
Enkele voorbeelden van indicatoren Onderstaand wordt van elk kapitaal een indicator ter illustratie gepresenteerd.
5.2.1
Risico op rampen
De indicator kans op een ramp is gedefinieerd als het aandeel van het landoppervlak van een gemeente dat onder de 10-6 risicocontour valt. Een risicocontour geeft de mogelijke kans op overlijden aan van een fictief persoon. Binnen de 10-6 risicocontour heeft deze fictieve persoon een kans van één op de miljoen om te komen te overlijden als gevolg van een ongeval. De risicocontour hangt nauw samen met de opslag, verwerking en het transport van gevaarlijke stoffen. Zo kunnen installaties, opslagterminals, LPG tankstations, maar ook spoorwegen een risicocontour hebben. Het risico op een ongeluk hangt af van de aard van de activiteiten die plaatsvinden, maar ook van het aantal mensen dat in de buurt woont of werkt. De score op deze indicator heeft een sterk verband met de mate van
52
Voorbij de lijstjes
industriële activiteiten in een gemeente. De laagste duurzaamheidscores worden gemeten bij gemeenten waar veel zware industriële installaties staan (Rotterdam, Terneuzen, Velsen, Sittard-Geleen), een grote gastransportleiding aanwezig is (Leidschendam-Voorburg) of waar (spoor)wegen liggen waar veel gevaarlijke stoffen over worden getransporteerd (Barendrecht). Niet alleen gemeenten waar industriële activiteiten plaatsvinden hebben met externe veiligheidsrisico’s te maken, ook de omliggende gemeenten zijn hierbij betrokken door het transport van de stoffen. Figuur 5.1 Duurzaamheidscores op de indicator kans op ramp voor 100 gemeenten
5.2.2
Voortgezet onderwijs
Figuur 5.2 geeft de duurzaamheidscores weer voor de indicator aanbod voortgezet onderwijs. Deze indicator is gedefinieerd als het gemiddeld aantal middelbare scholen binnen vijf kilometer. Het gemiddeld aandeel middelbare scholen is sterk gecorreleerd met het gemiddeld aantal basisscholen (correlatiecoëfficiënt is 0.82), dus de scores op deze indicator kunnen ook in een bredere zin worden geïnterpreteerd als het onderwijs aanbod. De grote steden en hun randgemeenten scoren hoog op deze indicator. In deze gemeenten zijn vaak meerdere scholen gevestigd, terwijl de inwoners hier ook relatief dichtbij wonen. Grote, landelijke gemeenten, waar vaak maar een of enkele scholen gevestigd zijn, staan onderaan de lijst bij deze indicator.
53
Figuur 5.2 Duurzaamheidscores op de indicator voortgezet onderwijs voor 100 gemeenten
5.2.3
High en medium tech werkgelegenheid
De duurzaamheidscores op de indicator high en medium tech werkgelegenheid zijn in figuur 5.3 weer gegeven. Deze indicator is gedefinieerd als het aandeel banen in de high en medium tech sector ten opzichte van het totaal aantal banen. In tegenstelling tot low tech (vervaardiging van basis producten, zoals kunststoffen en kleding) staat high en medium tech voor de vervaardiging van chemische producten, machines en apparaten. Daarbij worden meer geavanceerde technologieën gebruikt en is meer geschoold personeel vereist. De high tech industrie is ook een van de negen aangewezen topsectoren, waar de overheid sterk op inzet. Een twintigtal gemeenten scoren tussen de 75% en 78% op deze indicator. Daarna gaan de scores snel omlaag, en zijn er ook gemeenten waar de high en medium tech sector nauwelijks een aandeel in de werkgelegenheid heeft.
54
Voorbij de lijstjes
Figuur 5.3 Duurzaamheidscores op de indicator high en medium tech werkgelegenheid voor 100 gemeenten
5.3
Correlaties tussen indicatoren, arme huishoudens heeft meeste correlaties Op basis van de duurzaamheidscores voor de indicatoren kunnen enkele onderlinge correlaties worden vastgesteld. Correlaties tussen indicatoren van een zelfde kapitaal zijn meestal weinig verrassend en al langer bekend, maar correlaties die over de kapitaalgrenzen heen gaan zijn vanuit duurzaamheid oogpunt extra interessant.
55
Tabel 5.4 Significante (p<0.05) correlaties tussen de 87 indicatoren
Indicator
Totaal aantal significante waarvan correlaties Ecologisch Sociaal-cultureel Economisch
Sociaal-cultureel kapitaal Arme huishoudens
8
5
2
Langdurige bijstand
7
1
5
2
Levensverwachting
5
4
1
Vermogensdelicten
5
5
Langdurige werkloosheid
4
6
1
WOZ-waarde
4
6
1
Aanbod voortgezet onderwijs
3
1
2
Sociale cohesie
2
1
1
Werkloosheid
4
3
Besteedbaar inkomen
4
4
4
4
Economisch kapitaal
Ecologisch kapitaal Emissie CO2
Tabel 5.4 laat zien dat onderlinge correlaties vooral tussen de sociaal-culturele indicatoren voorkomen evenals met een aantal economische indicatoren. Het meest sterk met andere indicatoren correlerend zijn arme huishoudens en langdurige bijstand. Naarmate de duurzaamheidscores voor arme huishoudens lager zijn is er meer langdurige bijstand (0.91), een lager besteedbaar inkomen (0.86), een lagere levensverwachting (0.78), een hoger gas- en elektriciteitsverbruik van huishoudens (0.30 en 0.69), meer werkloosheid (0.77) en langdurige werkloosheid (0.74) en zijn er meer vermogensdelicten (0.68). Ook is uiteraard de gemiddelde WOZwaarde van de woningen lager bij een lagere duurzaamheidscore voor arme huishoudens (0.76). De scores op vermogensdelicten zijn sterk gecorreleerd met de duurzaamheidscores op vandalisme (0.84), geweldsdelicten (0.82) en jeugdcriminaliteit (0.67). De scores voor levensverwachting zijn hoger in steden met een hogere WOZwaarde van de woningen (0.69) en met een hoger besteedbaar inkomen (0,80). De hogere duurzaamheidscore van het aanbod voortgezet onderwijs correleert significant met die van aanbod basisonderwijs (0.82), beschikbaarheid huisartsen (0.86) en het elektriciteitsverbruik van huishoudens (0.65). Dat wil zeggen dat vaker gebruik maken van voortgezet onderwijs samengaat met minder elektriciteitsverbruik van het huishouden. Significante correlaties met scores van de ecologische indicatoren komen veel minder frequent voor. Binnen het ecologisch kapitaal is de CO2 emissie een
56
1
Voorbij de lijstjes
belangrijke indicator voor andere emissies naar de lucht van bijvoorbeeld stikstofoxiden (0.90) en fijn stof (0.71). 5.4
Samenvatting Bovenstaande resultaten tonen dat spreiding een interessante invalshoek biedt om verschillen en mogelijke oorzaken van verschillen tussen gemeenten op indicator niveau op het spoor te komen. En in het geografisch kleine Nederland zijn er toch behoorlijk grote verschillen tussen gemeenten aanwezig. Deze liggen minder in conjunctuur gevoelige aspecten maar vooral in geografische (bv. beschikbaarheid oppervlaktewater voor recreatief gebruik) en door lokale politiek beïnvloedbare aspecten (bv wel of geen windenergie of stadswarmte). Bij het vergelijken van gemeenten bieden deze verschillen in scores op indicatoren en hun gevoeligheid voor lokaal beleid een belangrijk referentiekader voor nader onderzoek of beleid door gemeenten dan wel door overheden op hogere schaalniveaus effectief kan zijn. Ook blijken er statistisch significante verbanden tussen een aantal indicatoren, waarbij er vooral correlaties zijn gevonden met de sociale indicatoren arme huishoudens, langdurige bijstand, levensverwachting en vermogensdelicten.
57
58
Voorbij de lijstjes
6 Factoren die de duurzaamheidscore van gemeenten beïnvloeden
6.1
Het belang van factoren die duurzaamheid van de gemeente beïnvloeden Een van de aanleidingen voor het onderzoek naar de duurzaamheidscore van de 100 gemeenten is de vraag of de duurzaamheidscore kan worden verklaard aan de hand van algemene kenmerken van een gemeente. Zijn steden minder duurzaam naarmate ze groter zijn, een lager opgeleide bevolking kennen, de last van een industrieel verleden met zich mee dragen, etc.? Wanneer meer inzicht in dergelijke factoren wordt verkregen, kan ook een toegespitst beleidsperspectief voor het besturen van de betreffende gemeenten worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk wordt daarom stilgestaan bij dergelijke generieke verklarende factoren voor de duurzaamheidscore van een gemeente. In het volgende hoofdstuk zullen meer specifieke karakteristieken van gemeenten worden verkend.
6.2
Factoren die samenhangen met stedelijke duurzaamheid In het onderzoek zijn op basis van de hiervoor gepresenteerde uitkomsten een aantal mogelijke verklarende factoren voor de duurzaamheidscore van gemeenten beoordeeld. Voorbeelden hiervan zijn: bevolkingsomvang, adressendichtheid, percentage allochtonen, percentage ouderen, universiteitsstad, percentage HBO en WO studenten, percentage SGP stemmende bevolking, aandeel agrarisch terrein, aandeel sociale huursector, aandeel koopwoningen op totale woningvoorraad, aandeel vooroorlogse woningen, aandeel bevolking met hoog inkomen, aantal banen in dienstverlening, aantal banen in de industrie, landoppervlak per inwoner, etc. Met behulp van regressie analyse is nagegaan welke van deze factoren een statistisch significante correlatie hebben met de duurzaamheidscore van een gemeente. Eerst zullen er enkele resultaten op het niveau van de kapitalen worden gepresenteerd. Voor de score van het ecologisch kapitaal zijn er statistisch significante negatieve correlaties (p<0.05) met factoren zoals adressendichtheid, aandeel agrarisch terrein, omvang woning voorraad van voor 1970, het aandeel banen in de industrie en het al dan niet zijn van een oude industriestad. Bij het sociaal-
59
cultureel kapitaal zijn er statistisch significant positieve correlaties met het aandeel van de Gereformeerde bevolkingsgroep, het aandeel vooroorlogse woningen en hoge inkomens; en significant negatieve correlaties met bevolkingsomvang, omvang sociale huursector en het zijn van een oude industriestad. Voor het economisch kapitaal zijn er statistisch significant positieve correlaties met het aandeel vooroorlogse woningen en het zijn van een universiteitsstad; en een significant negatieve correlatie met het aandeel 65-plussers in de bevolking. In tabel 6.1 is het totaal resultaat voor de factoren die de duurzaamheidscore significant beïnvloeden weergegeven. Het betreft de volgende zeven factoren: inwoneraantal, percentage ouderen, aandeel SGP stemmers, aandeel vooroorlogse woningen, het zijn van een oude industriestad, aandeel inwoners met hoog inkomen11, en het aandeel van de sociale huursector. De combinatie van deze zeven factoren verklaart 38% van de variatie in duurzaamheidscores. Tabel 6.1 Factoren die de duurzaamheidscore van een gemeente bepalen
Factor
Bijdrage aan duurzaamheidscore
Significantie
(% verandering score/eenheid variatie van de factor) Inwonersaantal (x 1000)
-0.011
p<0.01
% 65-plussers van totaal
-0.39
p<0.01
Wel/niet >5% SGP-stemmers
2.4
p<0.01
Aandeel woningen van vóór 1945
0.12
p<0.01
Wel/niet oude industriestad
-2.0
p<0.05
Aandeel hoog inkomen
0.14
p<0.1
Aandeel sociale huursector
-0.90
p<0.1
Bovenstaande analyse indiceert dat de groei van een gemeente met 100,000 inwoners samengaat met een daling in duurzaamheidscore van ruim 1 %. En dat een toename van het aantal 65-plussers samengaat met een daling van de duurzaamheidscore. Ook betekent het afnemen van het aantal SGP stemmers een daling van de duurzaamheidscore. Wanneer het percentage vooroorlogse woningen afneemt, daalt de duurzaamheidscore eveneens. Of een gemeente al dan niet oude industriestad is maakt een verschil uit van enkele procenten in de duurzaamheidscore. En een stijging van de groep personen met een hoog inkomen heeft een opwaartse invloed op de duurzaamheidscore. Een stijging in het aandeel van de sociale huursector doet de duurzaamheidscore dalen. Deze correlaties geven een indruk van de invloed van veranderingen in deze factoren op de totaalscore van de duurzaamheid. Een nadere analyse van de invloed van hogere inkomens (meer dan 46,500 €/jaar), zoals getoond in tabel 6.2, laat zien dat hogere inkomens niet op alle duurzaamheidscores van indicatoren een positieve uitwerking hebben. Positieve correlaties zijn er met de duurzaamheidscore voor de WOZ-waarde van de _______________________________________________________________________________________________ 11 Het CBS houdt hierbij op national niveau aan de hoogste 20% inkomens. In absolute getallen is de grens meer dan €41,300 voor individuele hoge inkomens. Dit gaat om het persoonlijk inkomen, waarbij inkomen uit arbeid, eigen onderneming, sociale uitkeringen (m.u.v. kinderbijslag) en eventuele uitkeringen uit verzekeringen zijn meegeteld.
60
Voorbij de lijstjes
woningen, de levensverwachting, criminaliteit en vandalisme. Daarentegen is er een groter onveiligheidsgevoel, zijn er minder startende ondernemers en is er een hoger elektriciteitsgebruik in de huishoudens. Tabel 6.2 Overzicht van de positieve en negatieve (significante p<0.05) correlaties van aandeel huishoudens met hoge inkomens (CBS definitie) met de duurzaamheidscores van individuele indicatoren
Indicator
Correlatie duurzaamheidscore indicator en huishoudens met hoge inkomens
Besteedbaar inkomen WOZ-waarde Levensverwachting Vermogensdelicten Aandeel starters Geweldscriminaliteit Vandalisme Elektr. verbruik huishoudens Jeugdcriminaliteit Onveiligheidsgevoel
0.94 0.85 0.75 0.56 -0.55 0.54 0.53 -0.52 0.50 -0.42
De in tabel 6.1 beschreven factoren zijn vanuit beleidsoogpunt vaak niet gemakkelijk te beïnvloeden. Daarbij moet ook gerealiseerd worden dat het niet altijd het door de factor vertegenwoordigde aspect is (bijvoorbeeld het aandeel van de vooroorlogse woningvoorraad) maar een complex van daaraan gerelateerde factoren (bijvoorbeeld een aantrekkelijke historische stadskern, met grote sociale samenhang, etc.) die het effect op de duurzaamheidscore veroorzaakt. De gerelateerde aspecten zijn mogelijk wel te beïnvloeden door een gemeentebestuur of een op groter schaalniveau opererende overheid. 6.3
Betekenis van de uitkomsten voor het beleid van de verschillende overheden De hiervoor gepresenteerde uitkomsten vestigen de aandacht op een aantal sociaal-economische factoren zoals het percentage 65-plussers en de omvang van de traditioneel christelijke bevolkingsgroep, die de hoogte van de duurzaamheidscore van gemeenten sterk beïnvloeden. Ook de conclusies van hoofdstuk 5 tenderen in deze richting. Dit roept de vraag op of de vaak gegeven accenten op investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur wel het vanuit duurzaamheid beoogde effect sorteren. Uit de tot nu toe besproken analyses komen vooral de op sociale samenhang gerichte indicatoren als belangrijke beleidsterreinen voor het ontwikkelen van gemeentelijke duurzaamheid naar voren.
61
62
Voorbij de lijstjes
7 Typologieën van steden en hun kenmerkende verhaal
In de voorgaande hoofdstukken is een generieke analyse van de duurzaamheidscores van 100 gemeenten gemaakt. Hieruit zijn een reeks van lijsten voortgekomen die de gemeenten ranken op kapitalen, voorraden en indicatoren. Ook is gekeken naar verklarende factoren voor deze algemene uitkomsten. Deze lijsten met steden zijn echter slechts het begin van een werkelijke analyse van het ontwikkelingspad richting meer duurzaamheid dat individuele gemeenten gaan. Dit onderzoek beoogt daarom te komen tot meer maatwerk voor individuele gemeenten. Daartoe wordt door Telos een typologie van Nederlandse gemeenten onderscheiden, zoals oude industriesteden, krimp steden, agrarische steden, etc. Gemeenten zullen tot één of meerdere typen steden behoren die bepalend zijn als referentiekader indien een gemeente zich wil benchmarken. De uitkomst van een benchmarkanalyse kan aanleiding vormen tot de vraag hoe de gemeente haar eigen ontwikkelvermogen effectiever kan aanspreken. Welke specifieke kansen en opgaven heeft de gemeente? En door welke andere gemeenten wil men zich laten inspireren? Om die vragen te beantwoorden is het relevant om een specifiek duurzaamheidportret van de gemeente te maken, waarbij benchmarkgemeenten worden gekozen die bijvoorbeeld een zelfde verleden hebben, of zich in eenzelfde situatie bevinden, dan wel een vergelijkbare ambitie naar de toekomst hebben. Op basis van een dergelijk duurzaamheidsportret van de gemeente kan de eigen beleidsagenda worden geformuleerd. De bouwstenen voor een typologie van steden worden in dit hoofdstuk, op basis van de hiervoor beschreven analyses van de 100 grootste steden van Nederland, gepresenteerd. 7.1
Algemene typologie van gemeenten Er wordt al lange tijd gezocht naar typologieën van steden die de essentie van hun overeenkomsten en verschillen beschrijven en de manier om daar invloed op 12 uit te oefenen. Veel van deze typologieën zijn gericht op grote steden die de _______________________________________________________________________________________________ 12 Musterd, S,, W. Ostendorf, (eds) ,2013, Urban segregation and the welfare state: Inequality and exclusion in western cities, Routledge.
63
gevolgen van de geglobaliseerde economie ondervinden of waar antwoorden op vraagstukken zoals segregatie worden gezocht. Er is zodoende een rijke variatie aan benaderingen ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden een aantal typologieën van steden onderscheiden die meer ruimte laten voor kleinschaliger onderscheid. De hier onderscheiden 10 typen gemeenten zullen naar verwachting gepaard gaan met een aantal karakteristieke kenmerken in de Nederlandse context. Elk type zal zich naar verwachting bovendien in meerdere opzichten onderscheiden van andere typen. Deze typen dragen een theoretisch karakter. Weinig steden of gemeenten zullen uitsluitend door één type gekarakteriseerd worden. In de praktijk zal een gemeente veelal te maken hebben met een combinatie van typen. Maar door de typen theoretisch van elkaar te onderscheiden, kan het mogelijk worden de aard van duurzaamheidstekorten en -kansen in beeld te krijgen en de daarmee gepaard gaande duurzame ontwikkelingsopgaven zichtbaar te maken. Of deze gedachtegang in de praktijk ook bewaarheid wordt, zal in dit hoofdstuk worden uitgewerkt op basis van het verzamelde gegevensbestand. In de volgende paragrafen zullen kenmerken van elk onderscheiden type in detail worden beschreven. In totaal worden in deze studie 10 typen benoemd. Voor een deel volgen de onderscheiden 10 typen gemeenten de historische ontwikkelingen die gemeenten in Nederland hebben doorgemaakt. Zo onderscheiden we historische gemeenten, die het verleden nog steeds zichtbaar met zich meedragen, en agrarische gemeenten, die in sociaal-economische zin nog sterk met het dominante landbouwverleden zijn verbonden. Ook zijn er oude industriesteden waar de grootschalige industrialisatie in havengebieden, de mijnbouw en bijvoorbeeld de textiel de gemeenten tekent, al zijn zij nu op zoek naar een andere identiteit. Ook zijn, ondanks de kleinschaligheid van Nederland, nog gemeenten aanwezig die een centrumfunctie vervullen naar de omliggende regio. Tweede helft 20ste eeuw is verder het onderscheid tussen slaap- en werksteden van belang geworden om de verschillende duurzaamheidsuitdagingen te kunnen duiden. Recent is na de decennia van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog naast het fenomeen van groeisteden ook dat van krimpsteden zijn intrede gaan doen, door de stabilisatie van de bevolkingsomvang in regio’s en de blijvende trek naar de Randstad. In sommige gevallen is echter een stormachtige groei door planning gecreëerd waaruit het ook in het buitenland bekende verschijnsel van de New Towns is voortgekomen. Welke gemeenten zich kwalificeren voor deze typologie zal onderstaand per type worden uitgewerkt. Er is voor elk type gemeente een objectief criterium gehanteerd op basis waarvan kan worden bepaald of een gemeente in een categorie valt of niet. Tabel 7.1 geeft aan hoeveel van de 100 gemeenten op basis van de later te presenteren criteria onder een bepaald type valt en welke mate van overlap daarbij optreedt.
Sassen S., 2012, Cities in a World Economy, 4e druk, Sage; Van Winden, W., L. Van den Berg, P Pol, 2007, European cities in the knowledge economy: towards a typology, Urban Studies, 44 (3), 525-549; Reese, L. A., 2006, Do we really need another typology? Clusters of local economic development strategies, Economic Development Quarterly, 20(4), 368-376. Taylor, P., M. Hoyler, 2000, The spatial order of European cities under conditions of contemporary globalization, Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 91 (2),176-189. Atchley, R.C., 1967, A size-function typology of cities, Demography, 4 (2), 721-733.
64
Voorbij de lijstjes
2 0 5 3 22
2 3 5 6 8 21
6 7 7 2 3 0 29
5 6 3 5 2 4 5 18
2 5 6 1 7 4 6 0 20
> sluit elkaar uit per definitie
Tabel 7.1 laat zien dat in de categorie oude industriesteden zoals Rotterdam, Tilburg en Enschede, sommige vertegenwoordigers tegenwoordig ook werkstad zijn en anderen zich als krimpstad voordoen. De historische stad, zoals Utrecht, Zutphen en Zwolle, kan zich op vele verschillende manieren hebben ontwikkeld, bijvoorbeeld tot groene stad, werkstad, of groeistad, maar regelmatig ook tot krimpstad. Agrarische gemeenten, zoals Kampen, Smallingerland en Westland, hebben soms het lot van slaapstad gekregen, waar burgers wel graag wonen maar niet werken. De New Towns, zoals Almere, Zoetermeer en Houten, zijn vaak slaapsteden en groeisteden tegelijk. Krimpsteden, zoals Den Helder, Emmen en Kerkrade, hebben vaak tegelijk een identiteit die met de historische of oude industriële stad is verbonden. Met de gedefinieerde typen zijn 97 van de 100 gemeenten bij één of meerdere typen ingedeeld. De gemeenten die hiermee niet konden worden ondergebracht, omdat ze onder geen van de gehanteerde criteria vallen, zijn Amstelveen, Waalwijk en Zwijndrecht. Zij zouden gekarakteriseerd kunnen worden als atypische steden, omdat zij aan geen van de toegepaste criteria voldoen. Onderstaand zal uitgebreider bij de criteria voor elk van de tien typen gemeenten worden stilgestaan en bij de kenmerkende beleidsopgaven die met een dergelijk type zijn verbonden. 7.2
Agrarische gemeente De agrarische gemeente is gedefinieerd als een gemeente waar meer dan 70% van het oppervlak wordt gebruikt voor landbouw. Er zijn 18 gemeenten die dit kenmerk dragen: Berkelland, Emmen, Hardenberg, Heerenveen, Hollands Kroon, Hoogeveen, Houten, Kampen, Lingewaard, Noordoostpolder, Overbetuwe, Peel en Maas, Smallingerland, Stichtse Vecht, Súdwest Fryslân, Terneuzen, Westland
65
Centrumstad
Groeistad
1 4 1 18
Krimpstad
Agrarisch
Groene stad
3 5 25
Werkstad
2 26
Slaapstad
17
New Town
Oude industriestad Historische stad Groene stad Agrarisch New Town Slaapstad Werkstad Krimpstad Groeistad Centrumstad
Historische stad
Oude industriestad
Tabel 7.1 Verdeling van de 100 gemeenten over de 10 gekozen typen
5 9 3 3 2 1 7 3 6 21
en Woerden. Er doen zich zes slaapsteden en vijf krimpsteden in deze groep voor, maar ook drie New Towns. De agrarische gemeente onderscheidt zich op statistisch significante wijze (p<0.05) van de groep van 100 steden door lagere prestaties op het gebied van energie en klimaat, maar betere bij afvalhergebruik. Ook treden er minder problemen op bij sociale samenhang, participatie, en gezondheid. De agrarische gemeente heeft echter juist grotere problemen bij veiligheid, infrastructuur en bereikbaarheid, en bij kennis. 7.3
Centrumgemeente De centrumgemeente is gedefinieerd als een gemeente waarbij meer dan 40% van de inwoners van het betreffende COROP-gebied in de gemeente woont. Er zijn 21 centrumgemeenten in de onderzochte groep van 100 steden: Alkmaar, Almere, Amsterdam, Assen, Breda, Deventer, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Hilversum, Hoogeveen, Leeuwarden, Rotterdam, ’s-Gravenhage, Terneuzen, Tilburg, Utrecht, Venlo en Zwolle. Er is regelmatig een samenloop met o.a. de volgende andere typen: historische stad, werkstad en groeistad. De centrumgemeente onderscheid zich significant van de groep van 100 steden door een lagere score op bodem en grondwater, lucht, grond(afval)stoffen, sociale samenhang, participatie, veiligheid, en onderwijs. Maar op de volgende thema’s scoort de centrumgemeente beter dan de totale groep steden: natuur en landschap, energie en klimaat, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en kennis.
7.4
Groeigemeente De groep van groeigemeenten is gedefinieerd als gemeenten die naar verwachting een meer dan 15% grotere bevolking hebben in 2040. In totaal vallen binnen de 100 steden 20 steden binnen deze groep: Almere, Amersfoort, Assen, Barneveld, Breda, Delft, Gouda, Haarlemmermeer, Heerhugowaard, Katwijk, Lansingerland, Lelystad, Middelburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Tilburg, Utrecht, Westland, Zaanstad en Zwolle. De groeigemeente gaat regelmatig samen met de New Town, de werkstad, de groene stad en de centrumstad. Kenmerkend voor de groeigemeente is dat deze significant minder geluid, stank en externe veiligheidsproblemen kent, beter scoort op energie en klimaat, en beter scoort op woonomgeving, onderwijs en arbeid.
7.5
Groene gemeente Tot de groene gemeenten worden gerekend gemeenten met meer dan 15% landoppervlakte aan bos en natuur. Er behoren 25 gemeenten tot deze groep: Almere, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Barneveld, Bergen op Zoom, Dordrecht, Ede, Enschede, Harderwijk, Helmond, Heusden, Hilversum, Katwijk, Lelystad, Oosterhout, Peel en Maas, Rheden, Soest, Steenwijkerland, Tilburg, Utrechtse
66
Voorbij de lijstjes
Heuvelrij, Velzen, Weert en Zeist. De groene gemeente gaat regelmatig samen met onder andere de werkgemeente en de groeigemeente. De groene gemeente kent significant minder geluid/stank/externe veiligheidsproblemen, en scoort hoger dan de totale groep van 100 gemeenten op natuur en landschap en op hergebruik van grond(afval)stoffen. Er zijn geen voorraden die in de groene gemeente negatief afsteken ten opzichte van het totaal van de onderzochte groep. 7.6
Historische gemeente Het criterium om als een historische gemeente getypeerd te worden is dat meer dan 7% van de woningen in de voorraad van vóór 1905 dateert. Er zijn 26 gemeenten die aan dit criterium voldoen: Amsterdam, Arnhem, De Ronde Venen, Delft, Gouda, Groningen, Haarlem, Hilversum, Hollands Kroon, Kampen, Leiden, Maastricht, Medemblik, Middelburg, Rheden, Roermond, Rotterdam, Schiedam, ’s-Gravenhage, Steenwijkerland, Súdwest Fryslân, Terneuzen, Utrecht, Utrechtse Heuvelrug, Zutphen en Zwolle. Negen van deze gemeenten hebben net als vroeger nog altijd een centrum functie, maar de meesten hebben zich ook in de richting van andere typen ontwikkeld. De historische gemeente onderscheidt zich op statistisch significante wijze van de totale groep van 100 gemeenten (p<0.05) door een hoger niveau van kunst en cultuur voorzieningen en een betere score op de voorraad kennis.
7.7
Krimpgemeente De andere kant van de medaille van de groeigemeenten wordt bij de krimpgemeenten aangetroffen. Daarbij is het criterium dat wordt verwacht dat het huidige aantal inwoners groter is dan het aantal dat in 2040 wordt voorzien. Tot deze groep gemeenten behoren 18 gemeenten: Berkelland, Den Helder, Doetinchem, Emmen, Heerlen, Kerkrade, Medemblik, Nieuwegein, Peel en Maas, Roosendaal, Schiedam, Sittard-Geleen, Spijkenisse, Steenwijkerland, Súdwest Fryslân, Terneuzen, Utrechtse Heuvelrug en Venlo. Krimpgemeenten zijn ook vaak historische stad, oude industriestad of agrarische gemeente. De krimpgemeente wijkt van de totale groep af doordat er significant lager wordt gescoord op gezondheid, woonomgeving, onderwijs, arbeid en op kennis.
7.8
New Town De groep van New Towns is in deze studie gedefinieerd als gemeenten waar minder dan 30% van de woningvoorraad voor 1970 is gebouwd, een criterium dat markeert dat de gemeente recentelijk is ontwikkeld. Van de 100 gemeenten behoren er 22 tot deze groep: Almere, Alphen aan de Rijn, Assen, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Haarlemmermeer, Harderwijk, Heerhugowaard, Helmond, Hoorn, Houten, Lansingerland, Lelystad, Lingewaard, Nieuwegein, Pijnacker-
67
Nootdorp, Purmerend, Spijkenisse, Veenendaal, Veldhoven, Woerden, Zoetermeer. New Towns zijn vaak tegelijk slaapstad en groeistad. New Towns wijken statistisch significant van de totale groep steden af doordat zij weinig bodem en grondwater problemen hebben, schonere lucht, hoger scoren op energie en klimaat, op participatie, en op onderwijs. Maar er zijn ook thema’s waar deze New Towns het minder goed doen dan het gemiddelde van de onderzochte 100 steden: kust en cultuur, ruimtelijke vestigingsvoorwaarden, en kennis. 7.9
Oude industriegemeente De oude industriegemeente wordt in deze studie gekenmerkt doordat meer dan 30% van de beroepsbevolking in 1930 werkzaam was in de industrie of mijnbouw. Een totaal van 17 gemeenten behoort tot deze groep. Dit zijn Almelo, Eindhoven, Emmen, Enschede, Heerlen, Helmond, Hengelo, Kerkrade, Oss, Rotterdam, Schiedam, Sittard-Gellen, Tilburg, Veenendaal, Vlissingen en Zaanstad. Er doen zich zes werksteden, vijf krimp- en vijf centrumsteden voor in deze groep, maar ook drie groene steden. De oude industriegemeente draagt een aantal specifieke kenmerken. Ten opzichte van de groep van 100 gemeenten is er een statistisch significante (p<0.05) lagere score bij een reeks van voorraden waar geen positief scorende voorraden ten opzichte van de groep van 100 steden tegenover staan. De lage scores gelden voor de voorraden lucht, geluid/stand/externe veiligheid, de voorraad sociale samenhang, en de voorraden participatie, gezondheid, woonomgeving, onderwijs en arbeid. De oude industriegemeente moet daarmee opboksen tegen een veelkoppige onduurzame erfenis uit het verleden, met weinig pluspunten. Dit type gemeente moet zichzelf opnieuw uitvinden.
7.10
Slaapgemeente De slaapgemeente is de keerzijde van de werkgemeente. Hier is de hoeveelheid banen 86 % of minder dan de omvang van de beroepsbevolking. Een deel van de beroepsbevolking moet de gemeente verlaten om elders werk te vinden. Tot dit type gemeenten behoren 21 gemeenten: Almere, Alphen aan de Rijn, De Ronde Venen, Hardenberg, Heusden, Hollands Kroon, Katwijk, Kerkrade, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Lingewaard, Overbetuwe, Peel en Maas, PijnackerNootdorp, Purmerend, Spijkenisse, Steenwijkerland, Stichtse Vecht, Vlaardingen, Vlissingen en Zoetermeer. De slaapgemeente gaat nogal eens samen met New Towns, agrarische gemeenten of groene gemeenten. De slaapgemeente wijkt significant af van de groep van 100 steden doordat deze hoger scoren op twee voorraden van het sociaal-cultureel kapitaal: participatie en veiligheid, maar logischerwijs lager op onderdelen van het economisch kapitaal, te weten de voorraden ruimtelijke vestigingsvoorwaarden en kennis.
68
Voorbij de lijstjes
7.11
Werkgemeente Het kenmerk van de werkgemeente is dat de werkgelegenheidsfunctie meer dan 120 scoort wat wil zeggen dat er 20% of meer banen zijn dan de omvang van de beroepsbevolking. Tot dit type gemeenten behoren Almelo, Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Barneveld, Doetinchem, Ede, Eindhoven, Enschede, Groningen, Haarlemmermeer, Heerenveen, Heerlen, Hengelo, Leeuwarden, Maastricht, Nieuwegein, Nijmegen, Rijswijk, Roermond, ’s-Hertogenbosch, Sittard-Geleen, Utrecht, Veldhoven, Venlo, Weert, Westland, Zeist en Zwolle. De werkgemeente gaat regelmatig samen met de historische en de groene gemeente. De statistische analyse laat zien dat de werkgemeente op de volgende voorraden significant beter scoort dan het gemiddelde van de 100 gemeenten: oppervlaktewater, arbeid, vestigingsvoorwaarden en kennis. Anderzijds scoort de werkgemeente significant lager op de voorraden lucht, participatie en veiligheid.
7.12
Nadere karakterisering van de gemeentelijke typologie Voor het onderscheiden van de typen steden is, zoals hiervoor beschreven, een drempelwaarde voor een criterium aangehouden. Uiteraard is in werkelijkheid het onderscheid niet zo zwart wit als de drempelwaarde suggereert. Een gemeente heeft meestal ook kenmerken van andere typen steden in zich al wordt de drempelwaarde van het criterium niet overschrijden. Wanneer een gedetailleerd duurzaamheidportret van een gemeente wordt gemaakt kan hier beter rekening mee worden gehouden. Tabel 7.2 illustreert de score op alle tien de criteria van de typologie voor Spijkenisse en Houten. Tabel 7.2 Voorbeelden van typologiescores
Gemeente typologie Agrarisch Centrum Groei Groene Historische Krimp New Town Oude industrie Slaap Werk
Gemeente Spijkenisse
Houten
-52 -95 -51 -61 -93 15 30 -65 100 -100
19 -99 -14 -90 -64 -22 71 -78 -20 -26
De typologiescore is als volgt opgebouwd: Een stad die exact de drempelwaarde voor een type scoort, krijgt de score nul. Dat betekent dat een gemeente die bij een type hoort op dat type positief scoort, en een gemeente die niet bij een type hoort een negatieve score krijgt. De scores vallen binnen -100 (absoluut geen overeenkomst met het type omdat 0 op het criterium wordt gescoord) tot +100
69
(komt helemaal overeen met het type waarbij 100% is toegewezen aan de hoogst scorende gemeente op dit criterium), dus de scores laten de afstand tot de drempelwaarde in positieve of negatieve zin zien. De gemeente die het best binnen een typologie past (hoogste waarde op de indicator van de typologie) scoort +100, de gemeente die het slechts binnen de typologie past (laagste waarde op de indicator van de typologie) krijgt -100. Spijkenisse scoort in dit voorbeeld +100 als slaapgemeente en -100 als werkgemeente. In deze twee typen ligt ook het grootste onderscheid tussen de gemeenten Houten en Spijkenisse. 7.13
Samenvatting van de kenmerken van stedelijke typen en hun beleidsuitdagingen richting duurzaamheid In tabel 7.3 is een overzicht gegeven van de correlaties tussen het behoren tot een bepaald type stad en de invloed op de score op duurzaamheid en op de drie kapitalen. Tabel 7.3 Uitkomst regressie analyse tussen ‘ behoren tot een gemeentetype’, ’ de scores van de kapitalen’ en ‘de totale duurzaamheid’ (n=100) (*=p<0,05 en **=p<0,01)
Type gemeente
Totale score
Score ecologisch
Score sociaal-
Score economisch
duurzaamheid
kapitaal
cultureel kapitaal
kapitaal
Agrarisch
0.78
1,54
2.81
-2.00
Centrum
-1.39
-1.92
-4.92**
2.67*
Groei
1.12
0.74
2.22
0.38
Groen
0.90
2.73*
0.087
-0.12
Historisch
1.16
1.04
0.35
2.10
-2.85**
-0.23
-3.04*
-5.28**
0.40
3.88**
-0.93
-1.76 0.12
Krimp New Town Oude industrie
-2.64**
-2.39
-5.63**
Slaap
-0.05
-0.03
-0.37
0.25
Werk
0.72
-0.20
-0.84
3.19**
47.99**
49.37**
52.25**
42.35**
0.32
0.23
0.33
0.40
Constante R2
Tabel 7.3 laat zien dat sommige typen steden duidelijke eigen problemen en kansen hebben. Zo zijn lagere duurzaamheidscores vooral verbonden met twee typen gemeenten: oude industriegemeenten en krimpgemeenten. Gemeenten waar deze typen samen gaan scoren gemiddeld 5.5% lager op duurzaamheid dan de andere steden. De oude industriegemeente kent vooral problemen op het vlak van het sociaal-cultureel kapitaal, terwijl bij de krimpgemeente de economische problematiek er nog meer uit springt dan de ook problematische sociaal-culturele aspecten. Hun gemeentebesturen staan voor extra moeilijke opgaven van niet alleen het vinden van een nieuwe identiteit van de stad, maar ook van het vinden van nieuwe economische dragers en het intussen oplossen van de meest intensieve problemen die in het sociale, maar ook het ecologisch kapitaal liggen. Extra steun vanuit hogere overheidsorganen bij het realiseren van deze opgaven lijkt gerechtvaardigd.
70
Voorbij de lijstjes
De centrumgemeente kampt met sociaal-culture problemen, maar daar staat tegenover dat zich in deze gemeenten extra economische kansen voordoen. De New Towns zijn niet zonder problemen maar deze komen toch minder pregnant naar voren. Daarnaast is er ten aanzien van het ecologisch kapitaal vaak een bijzonder gunstige situatie. Tenslotte springt er nog uit dat bij werkgemeenten, zoals zou mogen worden verwacht, een hoge score van het economisch kapitaal is te vinden. Bij de andere typen gemeenten zijn de relaties minder scherp omlijnd. Kennis van de typologie van een gemeente kan dus al veel inzicht geven in de kansen en problemen waar een gemeentebestuur zich voor ziet gesteld.
71
72
Voorbij de lijstjes
8 Conclusies
Het welvarende Nederland met zijn intensieve industriële verleden heeft een landschap aan gemeenten opgeleverd dat rijk is geschakeerd. Er zijn dan ook behoorlijke verschillen in duurzaamheidscores tussen gemeenten te vinden. Kennis van de eigen ontwikkelingsdynamiek van een gemeente geeft inzicht in de kansen en problemen waar een gemeente zich voor ziet gesteld en met welke collega gemeenten men zich dan het beste kan benchmarken. Door ook rekening te houden met verschillen in ontwikkelingstypologie tussen steden kan het gemeentebestuur informatievoorziening als sturingsinstrument inzetten. In dit kader worden onderstaand de belangrijkste lessen uit het hiervoor gepresenteerde onderzoek besproken. 8.1
Gemeenten scoren sterk verschillend op duurzaamheid: Houten (58%) en Spijkenisse (39%) In deze studie zijn de 100 onderzochte gemeenten ingedeeld in 20 klassen van elk vijf steden. De hoogste klasse heeft circa 58-54% van het duurzaamheiddoel bereikt. Dit betreft de gemeenten Houten, Middelburg, Katwijk, Hilversum en Hengelo. Tot de laagst scorende groep gemeenten, waarbij 39-42% van het duurzaamheiddoel is bereikt, behoort Spijkenisse, Sittard-Geleen, Emmen, Schiedam en Rotterdam, die doorgaans een sterk industrieel verleden hebben. Bij het ecologisch kapitaal behoren Lelystad, Almere en Zutphen (64%), gevolgd door Houten (62 %) en Katwijk (61%) tot de hoogste klasse. Een aantal gemeenten in deze groep heeft pas recent een grote groei gekend en zo bijvoorbeeld nog niet vervuilde grond in gebruik genomen. Tot de laagst scorende groep op het ecologisch kapitaal behoort Rotterdam (40%), Amsterdam, Sittard-Geleen, Zaanstad (41%) en Roosendaal (42%), gemeenten waar zware industrie een belangrijke rol heeft gespeeld. Gebieden met een lagere graad van stedelijkheid kenmerken zich over het algemeen door sterkere sociale verbanden en een hechtere gemeenschap. De hoogste klasse bij het sociaal-cultureel kapitaal wordt gevormd door Kampen en Houten (61%), Katwijk (60%), Lansingerland en Amstelveen (59%). Kampen en Katwijk, staan bekend om hun christelijke gemeenschap. De sterke aanwezigheid van deze religie leidt blijkbaar in deze gemeenten ook tot een sterke sociale gemeenschap. Onderin de lijst zijn relatief grote en Limburgse steden te vinden. De laagste klasse voor het sociaal-cultureel kapitaal wordt gevormd door Lelystad
73
(35%), Heerlen, Rotterdam, Kerkrade (36%) en Sittard-Geleen (37%). Tegenover de relatief goede voorzieningen in de grote steden en de hogere scores op het gebied van kunst en cultuur, staat een relatief grote onveiligheid en een lagere sociale samenhang. Binnen het economisch kapitaal staat het functioneren van de regionale economie centraal. In termen van het economisch kapitaal scoren Groningen (62%), Utrecht en Delft (57 %), Amsterdam (55%) en Arnhem (54 %) het hoogst. Het laagst scoren Spijkenisse (29%), Medemblik (33%), Rijswijk, Ridderkerk en Smallingerland (34%). Grote steden hebben binnen dit kapitaal een sterkere positie. De drie kapitalen zijn niet altijd in balans. Lelystad scoort de grootste onbalans met een verschil tussen ecologisch en sociaal-cultureel kapitaal van 29%. Het meest in balans zijn Deventer en Gouda waarbij het maximale verschil tussen de drie kapitalen slechts 1% bedraagt. Het economisch kapitaal scoort het meest frequent als laagste van de drie kapitalen. Bij gemeenten waarbij forse verschillen tussen de scores van de kapitalen optreden, is het vanuit duurzaamheid van belang te onderzoeken of prioriteit moet worden gegeven aan het verbeteren van het laagst scorende kapitaal. Soms wordt daarin echter voorzien door nabij gelegen gemeenten, bijvoorbeeld in het geval van slaapgemeenten. 8.2
Verklaringen voor de uitkomsten Door onderzoek naar onderlinge verbanden tussen de scores voor voorraden of voor indicatoren, door onderzoek naar de invloed van onafhankelijke variabelen en van de typologische karakteristieke van gemeenten is nagegaan welke invloeden een dominante rol spelen in de duurzaamheidscore van gemeenten.
8.2.1
De invloed van de typologie
Onder de 10 onderscheiden typen gemeenten blijken krimpgemeenten en oude industriegemeenten significant lager te scoren dan gemiddeld. Wanneer beide typen ook nog samengaan hebben gemeenten een extra zware uitdaging in het vormgeven van ontwikkeling. Dit doet zich voor bij Emmen, Heerlen, Kerkrade, Schiedam en Sittard-Geleen. In de oude industriegemeenten zijn net als in krimpgemeenten sociaal-culturele problemen geconcentreerd. Oude industriegemeenten vertonen in vergelijking tot krimpgemeenten echter een betere economische ontwikkeling. Een goede economische ontwikkeling wordt vooral aangetroffen in centrumgemeenten en werkgemeenten. Met name de centrumgemeenten trekken naast economische ontwikkelingen echter ook sociaal-culturele problemen aan die de eindscore negatief beïnvloeden. De New Towns onderscheiden zich in algemene zin door de mogelijkheid om met moderne oplossingen (o.a. moderne woningbouw) het ecologisch kapitaal te versterken en zware milieubelasting te voorkomen. Grotere steden hebben meer mogelijkheden tot ontwikkeling maar dit gaat ook gepaard met een toenemende last aan sociaal-culturele en ecologische vraag-
74
Voorbij de lijstjes
stukken. Per saldo blijkt dat grotere gemeenten daarom lager scoren op duurzaamheid. Ook een relatief groot aandeel ouderen werkt negatief uit op de duurzaamheidscore van een gemeente, wat vooral zichtbaar wordt bij het economisch kapitaal. Zoals verwacht blijkt een groter aandeel van hogere inkomensgroepen samen te gaan met een hogere duurzaamheidscore. De correlatie is echter zwak en naast een positief effect (gecorreleerd met een hogere WOZ-waarde van het woningenbestand) heeft een grotere groep met hoge inkomens vanuit duurzaamheidoogpunt ook een keerzijde. Die hangt vermoedelijk samen met segregatieverschijnselen (vandalisme, geweldsdelicten etc.). Gemeenten scoren hoger op duurzame ontwikkeling bij een hogere voorraad vooroorlogse woningen en een groter aandeel van een in christelijke waarden verankerde civil society, in deze studie benaderd middels het aandeel SGP-stemmers. 8.2.2
De rol van het sociaal-cultureel kapitaal
De centrale rol van het sociaal-cultureel kapitaal in de hoogte van de duurzaamheidscore van een gemeente is ook gebleken bij het correlatie onderzoek. De voorraad sociale samenhang laat significante (p<0.05) correlaties zien met drie andere sociaal-culturele voorraden: veiligheid (0.77), participatie (0.73) en onderwijs (0.52). Sociale samenhang lijkt daarmee een belangrijke voedingsbodem voor het hoog scoren van de andere genoemde voorraden, evenals voor het effectief inzamelen van afval (0.55), en het voorkómen van hinder en onveilige situaties (0.52). Daarnaast correleert participatie significant met veiligheid (0.69) en onderwijs (0.62). Geen van de economische voorraden, zoals ruimtelijke vestigingsvoorwaarden of infrastructuur en bereikbaarheid, bleek in deze studie significant te correleren met andere voorraden. 8.2.3
Het belang van arme huishoudens en langdurige bijstand huishoudens
Op het detailniveau van de indicatoren kon de bevinding dat vooral enkele sociaal-culturele voorraden het meest met andere voorraden correleren meer specifiek worden gemaakt. Het zijn vooral de indicatoren arme huishoudens, langdurige bijstand, levensverwachting en vermogensdelicten die statistisch significant met meerdere andere indicatoren correleren. De indicator arme huishoudens correleert het meest frequent met andere indicatoren: langdurige bijstand (0.94), besteedbaar inkomen (-0.80), levensverwachting (-0.76), gasverbruik huishoudens (-0.76), langdurige werkloosheid (0.74), werkloosheid (0.73), vermogensdelicten (0.73) en de gemiddelde WOZ waarde van de woningen (-0.70). De score van de indicator vermogensdelicten is gecorreleerd met vandalisme (0.79), geweldsdelicten (0.85) en met jeugdcriminaliteit (0.72). Het aanbod van voortgezet onderwijs correleert significant met het aanbod van basisonderwijs (0.82), de mate van beschikbaarheid van huisartsen (0.86) en het elektriciteitsverbruik van huishoudens (-0.72). De negatieve correlatie met het elektriciteitsverbruik van huishoudens duidt erop dat in de grootstedelijke omgeving waar het aanbod van het voortgezet onderwijs, er kennelijk minder aandacht is voor energiebesparende maatregelen. Anderzijds speelt het gedrag van huishoudens met hogere inkomens hierbij ook een rol.
75
8.3 8.3.1
De betekenis voor het beleid Monitoring in dienst van de eigen ontwikkelopgave
De typologie van de stedelijke ontwikkeling, de omvang van de gemeente en het sociaal-cultureel kapitaal zijn naar voren gekomen als belangrijke determinanten voor de duurzaamheidscore van een gemeente. Het rangschikken van gemeenten in algemene lijstjes van duurzame ontwikkeling heeft bijgevolg een beperkte waarde. Belangrijker is om de eigenheid en het unieke ontwikkelingspad van gemeenten te onderkennen. De veelheid aan meetgegevens dient daartoe meer op de karakteristiek van de individuele gemeente te worden toegesneden. Het ideaal daarbij is dat elke gemeente een eigen duurzaamheidsportret opstelt dat behalve aan generieke scores op duurzaamheidsaspecten aandacht besteed aan de vraag welke ontwikkelingstypologie in de gemeente aan de orde is en met welke gemeenten men bijgevolg wil benchmarken. Dergelijke ‘beleidsrijke’ vormen van monitoring kunnen beter dienstbaar zijn aan de vormgeving van de eigen strategische agenda. 8.3.2
De schaal van de gemeente
Een opvallende uitkomst van dit onderzoek is dat we minder uitkomen bij gebruikelijke duurzaamheidsfactoren zoals de verlaging van de milieudruk of het herstellen van de natuur en investeringen in infrastructuur en bedrijfsactiviteiten. De resultaten van dit onderzoek wijzen in de richting van de noodzaak om de sociaalculturele agenda te versterken. Het aanleggen van een weg of de sanering van een vervuilde bodem kunnen belangrijk zijn om fysieke en/of economische tekorten het hoofd te bieden, maar ze wissen op zichzelf nog niet de sociaal-culturele erfenis van het verleden van de industrialisatie uit. Dat verleden bestaat nog steeds en vraagt gericht beleid. Een mogelijke reden voor dit beeld kan zijn dat veel socio-economisch onderzoek op het hogere schaalniveau van de regio, de provincie of het land is gericht. Dat is het schaalniveau waarop zich de belangrijkste economische processen afspelen. In zekere zin geldt dit ook voor een aantal onderdelen van het ecologisch kapitaal, zoals met betrekking tot de lucht, het oppervlaktewater, hinder en calamiteiten, en energie en klimaat. Op het schaalniveau van de gemeente komen de sociaalculturele ontwikkelingen scherper in beeld. Omdat in deze studie de gemeente het geografische uitgangspunt is wordt de rol van de sociaal-culturele agenda pregnanter zichtbaar. 8.3.3
Waar is er voor de gemeente een handelingsperspectief?
De vervolgvraag is waarop een sociaal-culturele strategie voor gemeenten zich zou moeten richten. Het voert te ver om daar in deze studie nader op in te gaan, daarvoor verschillen de omstandigheden teveel. Wel bieden de uitkomsten als aanknopingspunt dat de scores van de voorraden en indicatoren soms wel en soms niet een grote spreiding vertonen tussen de gemeenten onderling, ook binnen een groep steden van een zelfde type. Nagegaan kan worden of de oorzaken een vast (bv geografisch of conjunctureel) gegeven zijn of dat zij door de gemeente zelf beïnvloed kunnen worden. Soms kunnen toegankelijke kwaliteiten
76
Voorbij de lijstjes
van buurgemeenten (bijvoorbeeld recreatief oppervlaktewater of musea) reden zijn om af te zien van eigen activiteiten op die gebieden in een gemeente. 8.4
Kanttekeningen bij het gevonden beeld Bij het hiervoor geschetste beeld moeten kanttekeningen worden geplaatst. Het beeld is gebaseerd op een relatief beperkte set van 87 indicatoren. Bovendien representeren deze indicatoren de maatschappelijke aspecten die in de tweede helft van de twintigste eeuw, dus in de periode van wederopbouw, globalisering van de economie, de strijd tegen de milieuvervuiling en het natuurverval als relevant werden gezien. De keuze van de data zijn hier een afspiegeling van. Ook in dit opzicht is het van belang voorbij de klassieke lijstjes van het vorige tijdperk te komen en betere data te verzamelen op het gemeentelijke schaalniveau en de relaties tussen de kapitalen. In plaats van wat relevant was in het industriële tijdperk moet gemeten gaan worden wat nu relevant is. Verschillende malen bleek dat beschikbare gegevens weinig zeggingskracht hadden voor de alledaagse gemeentelijke werkelijkheid. Zo zijn wel gegevens bekend van het aantal musea en rijksmonumenten per gemeente maar niet op landelijk niveau hoe intensief zij worden bezocht. Wel wordt bijgehouden hoe groot de gemiddelde afstand is van een woning naar de snelweg maar niet hoeveel tijd gemiddeld de reis naar de snelweg vraagt. De gedragskant van de samenleving is veel minder in beeld dan de wegen en gebouwen, de hardware van de samenleving. Daarom moet de vraag gesteld worden of we wel kunnen zien wat we willen zien. Deze eenzijdigheid in de gebruikte set data moet in het oog gehouden worden bij het interpreteren van het slotbeeld dat in 8.3 is geschetst.
8.5
Op weg naar een meer adequate datastroom Dit laatste leidt naar de noodzaak om de momenteel beschikbare datastroom voor de duurzaamheidmonitoring onder de loep te nemen. Een passend kader daarvoor is in VNG verband bijvoorbeeld KING (Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten) en landelijk het CBS. Vaak zijn belangrijke gegevens voor duurzaamheidmonitoring, vooral op ecologisch en sociaal-cultureel gebied, alleen op hogere schaalniveaus voorhanden of worden bijvoorbeeld gedragskenmerken wel door afzonderlijke gemeenten verzameld maar zijn deze niet nationaal gecoördineerd. Een verdere actualisering en betere afstemming van de verzamelde data voor de monitoring van de duurzame ontwikkeling van gemeenten kan veel meerwaarde opleveren. Zowel voor het verkrijgen van een scherper beeld van effectieve beleidsopgaven als voor te onderscheiden typen gemeenten en de effectiviteit van de aanpak daarvan.
77
78
Voorbij de lijstjes
Bijlage 1: De duurzaamheideisen van het ecologisch kapitaal
79
80
Voorbij de lijstjes
Bijlage 2: De duurzaamheideisen van het sociaal-cultureel kapitaal
81
82
Voorbij de lijstjes
Bijlage 3: De duurzaamheideisen van het economisch kapitaal
83
84
Voorbij de lijstjes
Bijlage 4: Factsheets duurzaamheidbeoordeling gemeenten
85
Ecologisch kapitaal Bodem en grondwater Indicator
1
bodemsanering
Planet
Bodem en grondwater
Eis
De bodem is schoon
Omschrijving indicator Totaal niet aangepakte humane spoedlocaties.
Relatie eis De overheid streeft naar sanering van humane spoedlocaties en het minimaal in beeld hebben van alle overige spoedeisende bodemverontreinigingen voor eind 2015. Spoedeisende gevallen zijn die gevallen van bodemverontreiniging waarbij onacceptabel risico bestaat voor de mens. Humane risico's worden weggenomen door saneringen of maatregelen (Tijdelijke beveiligingsmaatregelen (TBM)). Indien gekozen wordt voor TBM dan volgt totaalsanering bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Eenheid
aantal
(Des)aggregatie Weging
50
Richting
-
Norm Rood
>5
Norm Oranje
2-5
Norm Groen
0.01 - 2
Norm Goud
< 0.01
86
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
mesthoeveelheid
Planet
Bodem en grondwater
Eis
Het grondwater is schoon
Omschrijving indicator De hoeveelheid uitgescheiden stikstof uit mest.
Relatie eis De hoeveelheid mest in de bodem zegt iets over de mate waarin er verontreinigingen van de bodem optreden in de gemeente. Overbemesting (meer mineralen in de bodem dan de gewassen op kunnen nemen) kan verontreiniging van de bodem en het grondwater veroorzaken.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie Weging
50
Richting
-
Norm Rood
> 1000
Norm Oranje
500 - 1000
Norm Groen
100 - 500
Norm Goud
< 100
87
Lucht Indicator
1
emissie CO2
Planet
Lucht
Eis
De gemeente is klimaatneutraal
Omschrijving indicator Uitstoot koolstofdioxide (CO2).
Relatie eis Deze indicator zegt in hoeverre een gemeente de lucht vervuilt en bijdraagt aan het broeikaseffect.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 2000
Norm Oranje
1000 - 2000
Norm Groen
500 - 1000
Norm Goud
< 500
88
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
emissie stikstofoxyden
Planet
Lucht
Eis
De lucht is schoon
Omschrijving indicator Uitstoot stikstofoxiden (NOX).
Relatie eis De uitstoot van stikstofoxiden is sterk gecorreleerd aan de uitstoot van fijn stof, omdat ze waarschijnlijk uit dezelfde bron komen (verkeer). Daarom hebben ze allebei een halve weging.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
8.33
Richting
-
Norm Rood
>3
Norm Oranje
2-3
Norm Groen
1-2
Norm Goud
<1
89
Indicator
3
emissie fijn stof
Planet
Lucht
Eis
De lucht is schoon
Omschrijving indicator Uitstoot fijn stof (PM10).
Relatie eis De uitstoot van fijn stof is sterk gecorreleerd aan de uitstoot van stikstofoxiden, omdat ze waarschijnlijk uit dezelfde bron komen (verkeer). Daarom hebben ze allebei een halve weging.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
8.33
Richting
-
Norm Rood
> 0.3
Norm Oranje
0.2 - 0.3
Norm Groen
0.1 - 0.2
Norm Goud
< 0.1
90
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
emissie NMVOS
Planet
Lucht
Eis
De lucht is schoon
Omschrijving indicator Uitstoot Niet Methaan Vluchtige Organische Verbindingen (NMVOS), exclusief methaan.
Relatie eis De uitstoot van NMVOS veroorzaakt smogvorming. Bronnen van uitstoot van NMVOS zijn: verkeer, industrie en huishoudens.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 1.5
Norm Oranje
1 - 1.5
Norm Groen
0.5 - 1
Norm Goud
< 0.5
91
Indicator
5
GCN stikstofoxiden
Planet
Lucht
Eis
De lucht is schoon
Omschrijving indicator De gemiddelde grootschalige concentraties (GCN) van stikstofdioxide (NO2) in de gemeente.
Relatie eis De GCN, gemeten door het RIVM, zijn een maatstaf voor de concentratie van schadelijke stoffen in de lucht binnen de gemeente. De gemiddelde GCN neemt naast de uitstoot van schadelijke stoffen binnen de gemeente, ook de schadelijke stoffen die overgewaaid zijn van buiten de gemeente mee.
Eenheid
µg/m3
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 27.5
Norm Oranje
22.5 - 27.5
Norm Groen
17.5 - 22.5
Norm Goud
< 17.5
92
Voorbij de lijstjes
Indicator
6
GCN NMVOS
Planet
Lucht
Eis
De lucht is schoon
Omschrijving indicator De gemiddelde grootschalige concentraties (GCN) van Niet Methaan Vluchtige Organische Verbindingen (NMVOS) in de gemeente.
Relatie eis De GCN, gemeten door het RIVM, zijn een maatstaf voor de concentratie van schadelijke stoffen in de lucht binnen de gemeente. De gemiddelde GCN neemt naast de uitstoot van schadelijke stoffen binnen de gemeente, ook de schadelijke stoffen die overgewaaid zijn van buiten de gemeente mee.
Eenheid
µg/m3
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 42.5
Norm Oranje
40 - 42.5
Norm Groen
37.5 - 40
Norm Goud
< 37.5
93
Indicator
7
GCN fijn stof
Planet
Lucht
Eis
De lucht is schoon
Omschrijving indicator De gemiddelde grootschalige concentraties (GCN) van fijn stof (PM10) in de gemeente.
Relatie eis De GCN, gemeten door het RIVM, zijn een maatstaf voor de concentratie van schadelijke stoffen in de lucht binnen de gemeente. De gemiddelde GCN neemt naast de uitstoot van schadelijke stoffen binnen de gemeente, ook de schadelijke stoffen die overgewaaid zijn van buiten de gemeente mee.
Eenheid
µg/m3
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 27
Norm Oranje
25 - 27
Norm Groen
23 - 25
Norm Goud
< 23
94
Voorbij de lijstjes
Hinder en calamiteiten Indicator
1
overlast geluid
Planet
Hinder en calamiteiten
Eis
Er is geen door de mens veroorzaakte overlast in de vorm van geur, licht en geluid
Omschrijving indicator Percentage van de inwoners dat ‘soms’ of ‘vaak’ hinder ondervindt van geluid in de omgeving.
Relatie eis De hinder die mensen ervaren ten aanzien van geluid heeft een negatieve invloed op de gezondheid en maakt de woonomgeving minder aantrekkelijk.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 35%
Norm Oranje
30% - 35%
Norm Groen
25% - 30%
Norm Goud
< 25%
95
Indicator
2
kans op ramp
Planet
Hinder en calamiteiten
Eis
De kans dat er slachtoffers vallen bij een calamiteit is minimaal
Omschrijving indicator Percentage van het landoppervlak binnen de gemeente dat onder een 10-6 risicocontour valt.
Relatie eis Bedrijven en installaties, voornamelijk in de industrie, vormen een risico voor de externe veiligheid. Dit risico wordt uitgedrukt door een 10-6 risicocontour. Binnen deze contour rond het bedrijf is de kans dat iemand komt te overlijden bij een calamiteit 1 op de miljoen. De risicocontour wordt bepaald door de bron (omvang en aard) en door de mensen die in de omgeving aanwezig zijn omdat ze daar wonen of werken. Een kleinere oppervlakte van de risicocontour verkleint de kans van slachtoffers bij een calamiteit. Naast bedrijven, hebben ook wegen, buisleiding en spoorlijnen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd een risicocontour. Op de risicokaart (www.risicokaart.nl), kunnen burgers zelf inzien welke risico’s ze lopen in de omgeving. Om recht te doen aan het feit dat deze eis slechts door één indicator wordt vertegenwoordigd in de voorraad, heeft deze indicator een zwaardere weging gekregen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
50
Richting
-
Norm Rood
> 2.5%
Norm Oranje
1.5% - 2.5%
Norm Groen
0.5% - 1.5%
Norm Goud
< 0.5%
96
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
overlast, stank, stof en vuil
Planet
Hinder en calamiteiten
Eis
Er is geen door de mens veroorzaakte overlast in de vorm van geur, licht en geluid
Omschrijving indicator Percentage van de inwoners dat ‘soms’ of ‘vaak’ hinder ondervindt van stank, stof en vuil in de omgeving.
Relatie eis De hinder die mensen ervaren ten aanzien van geur, stof en vuil heeft een negatieve invloed op de gezondheid en maakt de woonomgeving minder aantrekkelijk.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 25%
Norm Oranje
20% - 25%
Norm Groen
15% - 20%
Norm Goud
< 15%
97
Oppervlaktewater Indicator
1
ecologische toestand
Planet
Oppervlaktewater
Eis
Het oppervlaktewater is schoon
Omschrijving indicator De gemiddelde score van alle oppervlaktewaterlichamen binnen de gemeente op een schaal van 1-5.
Relatie eis De gemiddelde score van waterlichamen op de schaal van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor de ecologische doelstellingen is de indicator die de verontreinigingen te meet in het oppervlaktewater.
Eenheid
score
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
50
Richting
+
Norm Rood
<2
Norm Oranje
2-3
Norm Groen
3 - 4.5
Norm Goud
> 4.5
98
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
chemische toestand
Planet
Oppervlaktewater
Eis
Het oppervlaktewater is schoon
Omschrijving indicator De gemiddelde score van alle oppervlaktewaterlichamen binnen de gemeente op een schaal van 1-5.
Relatie eis De gemiddelde score van waterlichamen op de schaal van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voor de chemische doelstellingen is de indicator die de verontreinigingen te meet in het oppervlaktewater.
Eenheid
score
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
50
Richting
+
Norm Rood
<2
Norm Oranje
2-3
Norm Groen
3 - 4.5
Norm Goud
> 4.5
99
Natuur en landschap Indicator
1
tevredenheid groen in de buurt
Planet
Natuur en landschap
Eis
De natuur moet zoveel mogelijk in stand worden gehouden en zo mogelijk versterkt
Omschrijving indicator Het percentage inwoners dat ‘tevreden’ of ‘zeer tevreden’ is met het aanbod van natuur in de buurt.
Relatie eis De tevredenheid groen in de buurt geeft aan in hoeverre het natuurlijk netwerk in de directe omgeving aan de wensen van de bevolking voldoet.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 70%
Norm Oranje
70% - 80%
Norm Groen
80% - 90%
Norm Goud
> 90%
100
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
aandeel bos en natuurlijk terrein
Planet
Natuur en landschap
Eis
De identiteit van het landschap moet worden behouden en versterkt
Omschrijving indicator Het aandeel van bos en natuurlijk terrein in de totale oppervlakte van een gemeente.
Relatie eis Het aandeel bos en natuurlijk terrein zegt iets over de beschikbaarheid en de robuustheid van het natuurlijk netwerk, te gebruiken voor recreatie en ontspanning.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 5%
Norm Oranje
5% - 10%
Norm Groen
10% - 15%
Norm Goud
> 15%
101
Indicator
3
afstand tot openbaar groen
Planet
Natuur en landschap
Eis
De natuur moet zoveel mogelijk in stand worden gehouden en zo mogelijk versterkt
Omschrijving indicator De gemiddelde afstand tot openbaar groen in de gemeente.
Relatie eis Het aandeel bos en natuurlijk terrein zegt iets over de beschikbaarheid van het natuurlijk netwerk, te gebruiken voor recreatie en ontspanning.
Eenheid
kilometer
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 0.7
Norm Oranje
0.5 - 0.7
Norm Groen
0.3 - 0.5
Norm Goud
< 0.3
102
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
aandeel recreatief (binnen)water
Planet
Natuur en landschap
Eis
De identiteit van het landschap moet worden behouden en versterkt
Omschrijving indicator Het aandeel van bos en natuurlijk terrein in de totale oppervlakte van een gemeente.
Relatie eis Naast bos en open natuur bestaan er meerdere vormen van natuur die kunnen worden gebruikt voor recreatie en ontspanning en onderdak bieden aan een ecosysteem. Onder (binnen)water wordt verstaan: zee, meren, binnenvaarten, sloten, etcetera.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 5%
Norm Oranje
5% - 10%
Norm Groen
10% - 15%
Norm Goud
> 15%
103
Indicator
5
soortenrijkdom
Planet
Natuur en landschap
Eis
De natuurlijke biodiversiteit moet worden behouden
Omschrijving indicator Het totaal aantal soorten waargenomen in de gemeente van 2003 tot 2013.
Relatie eis Biodiversiteit is een begrip voor de graad van verscheidenheid aan levensvormen (soorten) binnen een gegeven ecosysteem. De biodiversiteit wordt vaak gebruikt als een indicator voor de gezondheid van een ecosysteem. Om recht te doen aan het feit dat deze eis slechts door één indicator wordt vertegenwoordigd in de voorraad, heeft deze indicator een zwaardere weging gekregen.
Eenheid
aantal
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
< 1000
Norm Oranje
1000 - 2000
Norm Groen
2000 - 3000
Norm Goud
> 3000
104
Voorbij de lijstjes
Energie en klimaat Indicator
1
warmte
Planet
Energie en klimaat
Eis
Alle geconsumeerde energie is duurzaam opgewekt
Omschrijving indicator Percentage huishoudens dat warmte geleverd krijgt uit stads-, blok- of duurzame verwarming.
Relatie eis In huishoudens wordt voor verwarming en warm tapwater relatief laagwaardige warmte gebruikt. In plaats van deze warmte direct uit gas op te wekken kan stads-, blok- of duurzame verwarming worden ingezet. Door het nuttig gebruik van deze restwarmte wordt energie efficiënter en daarmee duurzamer gebruikt.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
< 1%
Norm Oranje
1% - 5%
Norm Groen
5% - 10%
Norm Goud
> 10%
105
Indicator
2
windenergie
Planet
Energie en klimaat
Eis
Alle geconsumeerde energie is duurzaam opgewekt
Omschrijving indicator De productiecapaciteit van de windmolens binnen de gemeente.
Relatie eis Binnen de regio wordt er op alternatieve wijze energie opgewekt die geen CO 2 uitstoot en geen fossiele brandstoffen uitput. Een van de duurzame manieren om energie op te wekken is windenergie.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
< 100%
Norm Oranje
100% - 5000%
Norm Groen
5000% - 10000%
Norm Goud
> 10000%
106
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
gasverbruik huishoudens
Planet
Energie en klimaat
Eis
Burgers consumeren minder energie en stoten minder schadelijke stoffen uit
Omschrijving indicator Het gemiddelde verbruik van gas in woningen binnen de gemeente.
Relatie eis Er wordt efficiënt met energie omgegaan in de gemeente, het gemiddelde verbruik van gas is minimaal.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
> 2000%
Norm Oranje
1750% - 2000%
Norm Groen
1500% - 1750%
Norm Goud
< 1500%
107
Indicator
4
elektriciteitsverbruik huishoudens
Planet
Energie en klimaat
Eis
Burgers consumeren minder energie en stoten minder schadelijke stoffen uit
Omschrijving indicator Het gemiddelde verbruik van elektriciteit in woningen binnen de gemeente.
Relatie eis Er wordt efficiënt met energie omgegaan in de gemeente, het gemiddelde verbruik van elektriciteit is minimaal.
Eenheid
Kwh
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
> 3500
Norm Oranje
3000 - 3500
Norm Groen
2500 - 3000
Norm Goud
< 2500
108
Voorbij de lijstjes
Indicator
5
energielabels woningen
Planet
Energie en klimaat
Eis
Burgers consumeren minder energie en stoten minder schadelijke stoffen uit
Omschrijving indicator Score energielabel van de woningen in de gemeente.
Relatie eis Er wordt efficiënt met energie omgegaan in de gemeente, de woningen hebben een goede energieprestatie. Het energielabel geeft de energieprestatie van een woning aan, waarbij A++ de meest zuinige energieklasse is en G de minst, en het wordt bepaald door onder andere isolatie en kierdichtheid. Het energielabel is verplicht bij het overdragen van eigendom van woningen.
Eenheid
score
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
>2
Norm Oranje
1.75 - 2
Norm Groen
1.5 - 1.75
Norm Goud
< 1.5
109
Grondstoffen Indicator
1
huishoudelijk restafval
Planet
Grondstoffen
Eis
Burgers werken toe naar een afvalloze samenleving
Omschrijving indicator Gemiddelde hoeveelheid huishoudelijk restafval per inwoner.
Relatie eis Voor bedrijven vormen naast arbeid, kapitaal en kennis ook grond- en hulpstoffen belangrijke input voor het productieproces. Waar het gaat om grond- en hulpstoffen kan vastgesteld worden dat deze in toenemende mate niet dan wel tegen hoge kosten (moeilijk winbaar, schaars) beschikbaar zijn. Vandaar dat er in toenemende mate aandacht is voor het gebruik van nieuwe materialen ter vervanging van deze schaarse, uitputbare inputs, het zuiniger gebruiken van de beschikbare voorraden en het hergebruiken van materialen. Huishoudelijk restafval is niet meer her te gebruiken.
Eenheid
hectare
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 275
Norm Oranje
225 - 275
Norm Groen
175 - 225
Norm Goud
< 175
110
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
GFT-afval
Planet
Grondstoffen
Eis
Burgers werken toe naar een afvalloze samenleving
Omschrijving indicator Gemiddelde hoeveelheid ingezameld verpakkingsglas per inwoner.
Relatie eis Hoeveelheid apart ingezamelde GFT-afval voor gemakkelijk hergebruik.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 30
Norm Oranje
30 - 65
Norm Groen
65 - 100
Norm Goud
> 100
111
Indicator
3
oud papier en karton
Planet
Grondstoffen
Eis
Burgers werken toe naar een afvalloze samenleving
Omschrijving indicator Gemiddelde hoeveelheid ingezameld oud papier en karton per inwoner.
Relatie eis Hoeveelheid apart ingezamelde oud papier en karton voor gemakkelijk hergebruik.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 40
Norm Oranje
40 - 55
Norm Groen
55 - 70
Norm Goud
> 70
112
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
verpakkingsglas
Planet
Grondstoffen
Eis
Burgers werken toe naar een afvalloze samenleving
Omschrijving indicator Gemiddelde hoeveelheid ingezameld verpakkingsglas per inwoner.
Relatie eis Hoeveelheid apart ingezamelde verpakkingsglas voor gemakkelijk hergebruik.
Eenheid
kilogram
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 15
Norm Oranje
15 - 20
Norm Groen
20 - 25
Norm Goud
> 25
113
Sociaal-cultureel kapitaal Sociale samenhang Indicator
1
arme huishoudens
People
Sociale samenhang
Eis
Er is armoede noch uitsluiting
Omschrijving indicator Percentage huishoudens met inkomen onder 105% van het sociale minimum ten opzichte van het totaal aantal huishoudens.
Relatie eis Armoede is een situatie waarin men door een veelheid van oorzaken terecht kan komen (bijv. door ziekte, werkloosheid, overlijden partner). De mate waarin een gemeenschap in staat is het aantal huishoudens dat onder een sociaal aanvaardbaar minimum zit, beperkt te houden is een indicatie van de solidariteit van die samenleving met sociaal zwakkeren.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
-
Norm Rood
> 10%
Norm Oranje
8% - 10%
Norm Groen
6% - 8%
Norm Goud
< 6%
114
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
sociale cohesie
People
Sociale samenhang
Eis
De sociale samenhang van de samenleving is gewaarborgd
Omschrijving indicator Een cijfer dat de sociale cohesie binnen een regio beoordeelt.
Relatie eis Sociale cohesie is een breed begrip dat gaat over de samenhang tussen mensen. Het is de mate waarin mensen in hun gedrag en beleving uitdrukking geven aan hun betrokkenheid bij maatschappelijke verbanden in hun persoonlijke leven, als burger in de maatschappij en als lid van de samenleving. Het is een kenmerk van een groep of gemeenschap.
Eenheid
schaal
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
<6
Norm Oranje
6 - 6.5
Norm Groen
6.5 - 7
Norm Goud
>7
115
Indicator
3
vrijwilligers
People
Sociale samenhang
Eis
De sociale samenhang van de samenleving is gewaarborgd
Omschrijving indicator Percentage mensen van 18 jaar en ouder die vrijwilligerswerk doen ten opzichte van de totale bevolking van 18 jaar en ouder.
Relatie eis Het percentage burgers dat vrijwilligerswerk doet zegt iets over de mate waarin de sociale cohesie van de samenleving is gewaarborgd.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
< 18%
Norm Oranje
18% - 21%
Norm Groen
21% - 24%
Norm Goud
> 24%
116
Voorbij de lijstjes
Participatie Indicator
1
eenzaamheid
People
Participatie
Eis
Burgers zijn betrokken bij de samenleving
Omschrijving indicator Percentage volwassenen dat matig of ernstig eenzaam is.
Relatie eis Sociaal isolement gaat vaak gepaard met eenzaamheid.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 45%
Norm Oranje
35% - 45%
Norm Groen
25% - 35%
Norm Goud
< 25%
117
Indicator
2
opkomstpercentage gemeenteraadsverkiezingen
People
Participatie
Eis
Elke burger heeft zeggenschap in politieke besluitvorming die hem of haar en de samenleving en haar toekomst aangaat en maakt daar ook gebruik van
Omschrijving indicator Gemiddelde opkomst van de verkiezingen voor de gemeenteraad van de gemeenten bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2010.
Relatie eis Burgers zijn betrokken bij het openbaar bestuur en beantwoorden aan de (morele) plicht gebruik te maken van hun stemrecht. Voor de volledigheid is deze indicator opgenomen naast de indicator opkomstpercentage landelijke verkiezingen, waarbij beide indicatoren een halve weging krijgen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
12.5
Richting
+
Norm Rood
< 45%
Norm Oranje
45% - 60%
Norm Groen
60% - 75%
Norm Goud
> 75%
118
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
opkomstpercentage landelijke verkiezingen
People
Participatie
Eis
Elke burger heeft zeggenschap in politieke besluitvorming die hem of haar en de samenleving en haar toekomst aangaat en maakt daar ook gebruik van
Omschrijving indicator Opkomstpercentage in de gemeente bij de landelijke verkiezingen voor de tweede kamer in 2012.
Relatie eis Burgers zijn betrokken bij het openbaar bestuur en beantwoorden aan de (morele) plicht gebruik te maken van hun stemrecht. Voor de volledigheid is deze indicator opgenomen naast de indicator opkomstpercentage gemeenteraadsverkiezingen, waarbij beide indicatoren een halve weging krijgen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
12.5
Richting
+
Norm Rood
< 60%
Norm Oranje
60% - 70%
Norm Groen
70% - 80%
Norm Goud
> 80%
119
Indicator
4
langdurige werkloosheid
People
Participatie
Eis
Burgers zijn in staat om zich economisch staande te houden
Omschrijving indicator Met langdurige werkloosheid wordt bedoeld het aandeel niet-werkende werkzoekenden op de gehele beroepsbevolking dat langer dan 36 maanden werkzoekend is.
Relatie eis Langdurige werkloosheid is zowel vanuit economisch als sociaal oogpunt onwenselijk. Binnen de voorraad Participatie is deze langdurige werkloosheid om twee redenen als indicator opgenomen. Allereerst geeft het een indicatie over hoe solidair de samenleving is. In een solidaire samenleving mag langdurige werkloosheid niet voorkomen. Daarnaast gaat langdurige werkloosheid ook hand in hand met een aantal andere maatschappelijk onacceptabele problemen, zoals armoede en sociale uitsluiting. Naarmate de werkloosheid langer duurt, wordt het risico om sociaal geïsoleerd te raken groter. De indicator langdurige werkloosheid weerspiegelt niet alleen de mate van solidariteit van een samenleving. De indicator wordt sterk bepaald door conjuncturele schommelingen en dient daarom geïnterpreteerd te worden in het licht van andere werkloosheid- en werkgelegenheidscijfers.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 2%
Norm Oranje
1.5% - 2%
Norm Groen
1% - 1.5%
Norm Goud
< 1%
120
Voorbij de lijstjes
Indicator
5
landurige bijstand
People
Participatie
Eis
Burgers zijn in staat om zich economisch staande te houden
Omschrijving indicator Aandeel personen dat minimaal 3 jaar behoort tot een huishouden waarvan de voornaamste inkomensbron een uitkering is.
Relatie eis Net als langdurige werkloosheid is langdurige bijstand ook onwenselijk.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 7%
Norm Oranje
5% - 7%
Norm Groen
3% - 5%
Norm Goud
< 3%
121
Kunst en cultuur Indicator
1
podiumkunsten
People
Kunst en cultuur
Eis
Iedereen kan actief of passief deelnemen aan culturele uitingen of activiteiten
Omschrijving indicator Gemiddeld aanbod van podiumkunsten binnen een straal van 20 kilometer.
Relatie eis Deze indicator geeft de omvang van het aanbod van cultuur in de omgeving aan.
Eenheid
aantal
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
<5
Norm Oranje
5 - 20
Norm Groen
20 - 35
Norm Goud
> 35
122
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
rijksmonumenten
People
Kunst en cultuur
Eis
Het culturele aanbod is voldoende groot, evenals de diversiteit
Omschrijving indicator Het aantal rijksmonumenten in een gemeente per 1.000 inwoners.
Relatie eis Deze indicator geeft inzicht in de hoeveelheid monumenten in een gemeente die een beschermde status hebben.
Eenheid
aantal per 1.000 inwoners
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
<1
Norm Oranje
1-3
Norm Groen
3-6
Norm Goud
>6
123
Indicator
3
musea
People
Kunst en cultuur
Eis
Het culturele aanbod is voldoende groot, evenals de diversiteit
Omschrijving indicator Het aantal musea in de gemeente per 100.000 inwoners.
Relatie eis Voor deze indicator is gekeken naar het aantal musea in de gemeente gebaseerd op de data van de Nederlandse Museumvereniging. Het aantal musea geeft mede aan in hoeverre het cultureel erfgoed wordt beschermd in een gemeente.
Eenheid
aantal per 100.000 inwoners
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
<1
Norm Oranje
1-2
Norm Groen
2-3
Norm Goud
>3
124
Voorbij de lijstjes
Gezondheid Indicator
1
onvoldoende bewegen
People
Gezondheid
Eis
Iedereen heeft een eigen verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl
Omschrijving indicator Percentage burgers die niet voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB).
Relatie eis De NNGB schrijft voor dat mensen ten minste 5 dagen in de week, 30 minuten matig intensieve beweging hebben. Voldoen aan de NNGB heeft een positief effect op de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Zo is er een direct verband tussen lichaamsbeweging en de verminderde kans op depressie, beroerte en hart- en vaatziekten.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
-
Norm Rood
> 50%
Norm Oranje
40% - 50%
Norm Groen
30% - 40%
Norm Goud
< 30%
125
Indicator
2
riskant gedrag
People
Gezondheid
Eis
Iedereen heeft een eigen verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl
Omschrijving indicator Het percentage mensen dat riskant gedrag vertoond dat schadelijk is voor de gezondheid. Onder riskant gedrag wordt verstaan: roken, excessief drinken en overgewicht.
Relatie eis Deze indicator zegt iets over hoe mensen invulling geven aan de eis “Iedereen neemt een eigen verantwoordelijkheid voor een gezonde leefstijl”. De indicator riskant gedrag is opgebouwd uit drie onderliggende indicatoren te weten: • Rokers • Overmatige drinkers • Overgewicht
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
-
Norm Rood
> 80%
Norm Oranje
75% - 80%
Norm Groen
70% - 75%
Norm Goud
< 70%
126
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
huisartsen
People
Gezondheid
Eis
De gezondheidszorg is van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen
Omschrijving indicator Het aantal huisartsenpraktijken binnen 3 kilometer afstand.
Relatie eis Het aantal huisartsen zegt iets over de dichtheid en bereikbaarheid van de gezondheidszorg in de diverse gemeenten.
Eenheid
aantal
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
+
Norm Rood
<5
Norm Oranje
5 - 10
Norm Groen
10 - 15
Norm Goud
> 15
127
Indicator
4
kwaliteit ziekenhuizen
People
Gezondheid
Eis
De gezondheidszorg is van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen
Omschrijving indicator Gemiddelde kwaliteit ziekenhuizen binnen de gemeente.
Relatie eis Om te kunnen toetsen of de gezondheidszorg van goede kwaliteit is in de gemeente wordt, naast het aantal huisartsen, tevens gekeken naar de kwaliteit van ziekenhuizen in de gemeente.
Eenheid
score
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
+
Norm Rood
< 1.5
Norm Oranje
1.5 - 2.5
Norm Groen
2.5 - 3.5
Norm Goud
> 3.5
128
Voorbij de lijstjes
Indicator
5
afstand ziekenhuizen
People
Gezondheid
Eis
De gezondheidszorg is van goede kwaliteit en toegankelijk voor iedereen
Omschrijving indicator Gemiddelde afstand tot het dichtstbijzijnde ziekenhuis.
Relatie eis De afstand tot het dichtstbijzijnde ziekenhuis zegt iets over de afstand tot intensieve zorg in de omgeving.
Eenheid
kilometer
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
-
Norm Rood
>9
Norm Oranje
6-9
Norm Groen
3-6
Norm Goud
<3
129
Indicator
6
levensverwachting
People
Gezondheid
Eis
De bevolking is lichamelijk en geestelijk gezond
Omschrijving indicator De gemiddelde levensverwachting bij de geboorte in een regio.
Relatie eis De levensverwachting is een uitkomst van allerlei gezondheidsfactoren, zoals: leefstijl, zorg, omgeving en preventie.
Eenheid
jaren
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
+
Norm Rood
< 79.5
Norm Oranje
79.5 - 80.5
Norm Groen
80.5 - 81.5
Norm Goud
> 81.5
130
Voorbij de lijstjes
Indicator
7
beoordeling van eigen gezondheid
People
Gezondheid
Eis
De bevolking voelt zich gezond
Omschrijving indicator Het percentage burgers dat de eigen gezondheid als ‘matig’ of ‘slecht’ beoordeelt.
Relatie eis Om de eis te toetsen of de bevolking zich gezond voelt moeten we afgaan op de subjectieve perceptie van de gezondheid. Het gaat hier om de subjectieve ervaring van de eigen gezondheidstoestand. De bevolking dient niet alleen gezond te zijn maar zich ook gezond te voelen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
14.29
Richting
-
Norm Rood
> 15%
Norm Oranje
12.5% - 15%
Norm Groen
10% - 12.5%
Norm Goud
< 10%
131
Veiligheid Indicator
1
geweldsdelicten
People
Veiligheid
Eis
De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen is verwaarloosbaar.
Omschrijving indicator Het aantal aangehouden verdachten van geweldsdelicten per 10.000 inwoners.
Relatie eis Om de eis dat de kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen verwaarloosbaar is, te kunnen toetsen zijn verschillende vormen van slachtofferschap geïntroduceerd. Want slachtofferschap van geweldsdelicten komt relatief weinig voor, maar de impact van geweldscriminaliteit is zowel op het slachtoffer als op de samenleving vele malen groter dan de impact van zogenaamde vermogenscriminaliteit, die verhoudingsgewijs veel vaker voorkomt.
Eenheid
aantal per 10.000 inwoners
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
15
Richting
-
Norm Rood
> 30
Norm Oranje
20 - 30
Norm Groen
10 - 20
Norm Goud
< 10
132
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
vermogensdelicten
People
Veiligheid
Eis
De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen is verwaarloosbaar.
Omschrijving indicator Het aantal aangehouden verdachten van vermogensdelicten per 10.000 inwoners.
Relatie eis Vermogensdelicten komen veel vaker voor dan geweldscriminaliteit, maar de impact op zowel het slachtoffer als ook de samenleving is geringer dan bij geweldscriminaliteit. De kans om slachtoffer te worden van een vermogensdelict is vele malen groter dan de kans om slachtoffer te worden van een geweldsdelict. Maar gelet op de impact zal de doorwerking op het gevoel van onveiligheid (hoewel dit van persoon tot persoon zal verschillen) geringer zijn dan bij geweldscriminaliteit.
Eenheid
aantal per 10.000 inwoners
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
15
Richting
-
Norm Rood
> 45
Norm Oranje
35 - 45
Norm Groen
25 - 35
Norm Goud
< 25
133
Indicator
3
vandalisme
People
Veiligheid
Eis
De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen is verwaarloosbaar.
Omschrijving indicator Het aantal aangehouden verdachten van vernielingen en verstoring van de openbare orde per 10.000 inwoners.
Relatie eis De maatschappelijke impact van vandalisme is groot. Het kan onder andere leiden tot verpaupering van openbaar gebied, aantasting van het leefgenot van burgers en het herstel van de schade brengt enorme kosten met zich mee. De gevolgen van vernielingen aan gebouwen en straatmeubilair zijn voor iedereen direct waarneembaar. Vandalisme als een zichtbaar delict, leidt tot gevoelens van onveiligheid, normvervaging en trekt vaak meer vandalisme aan.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
15
Richting
-
Norm Rood
> 60%
Norm Oranje
40% - 60%
Norm Groen
20% - 40%
Norm Goud
< 20%
134
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
jeugdcriminaliteit
People
Veiligheid
Eis
De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen is verwaarloosbaar.
Omschrijving indicator Percentage 12-21 jarigen in een gemeente dat voor de rechter moest verschijnen naar aanleiding van een delict.
Relatie eis Jeugdcriminaliteit is een veelbesproken thema in de politiek en de media. Meestal gaat het om kleine eenmalige delicten, zoals vechtpartijen, winkeldiefstal en vandalisme. Deze jongeren leren van hun fouten en kunnen weer normaal participeren in de samenleving. Aan de andere kant is er een kleine groep jongeren die regelmatig in aanraking komt met justitie, ook voor grotere delicten. Zij vormen een groter probleem omdat het waarschijnlijk is dat ze in het verdere leven vaker met justitie in aanraking zullen komen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
15
Richting
-
Norm Rood
> 4%
Norm Oranje
3% - 4%
Norm Groen
2% - 3%
Norm Goud
< 2%
135
Indicator
5
verkeersonveiligheid
People
Veiligheid
Eis
De kans om slachtoffer te worden van geweld, misdaad, ongelukken en rampen is verwaarloosbaar.
Omschrijving indicator Het aantal verkeersongevallen per 1.000 inwoners.
Relatie eis Dit betreft alle ongevallen door de politie geregistreerd, ongeacht de ernst hiervan. Naast veiligheid in termen van criminaliteit is er ook het risico van ongevallen in het verkeer die een invloed heeft op de onveiligheidsbeleving van burgers. Het aantal verkeersongevallen is een objectieve maat van de aanwezigheid van veiligheidscondities in de leefomgeving en van het (verkeers)gedrag van mensen.
Eenheid
aantal per 1.000 inwoners
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
15
Richting
-
Norm Rood
> 10
Norm Oranje
7.5 - 10
Norm Groen
5 - 7.5
Norm Goud
<5
136
Voorbij de lijstjes
Indicator
6
onveiligheidsgevoel
People
Veiligheid
Eis
Iedereen voelt zich veilig
Omschrijving indicator Percentage inwoners dat zich ‘wel eens’ onveilig voelt.
Relatie eis Naast de objectieve indicatoren die de veiligheid meten in deze voorraad, geeft deze indicator het subjectieve gevoel van (on)veiligheid aan dat burgers ervaren. Om recht te doen aan het feit dat deze eis slechts door één indicator wordt vertegenwoordigd in de voorraad, heeft deze indicator een zwaardere weging gekregen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
-
Norm Rood
> 30%
Norm Oranje
25% - 30%
Norm Groen
20% - 25%
Norm Goud
< 20%
137
Woonomgeving Indicator
1
f
People
Woonomgeving
Eis
Iedereen heeft toegang tot een betaalbare woning van goede kwaliteit
Omschrijving indicator Aantal gereedgekomen woningen per 10.000 inwoners
Relatie eis Voor de indicator woningtekort wordt gekeken naar het aantal nieuwe woningen dat gereed is gemaakt. Om te corrigeren voor de grootte van de gemeente is gekeken naar het aantal gereedgekomen woningen per 10.000 inwoners.
Eenheid
aantal per 10.000 inwoners
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 20
Norm Oranje
20 - 40
Norm Groen
40 - 60
Norm Goud
> 60
138
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
afstand supermarkt
People
Woonomgeving
Eis
Publieke en dagelijkse voorzieningen zijn bereikbaar en toegankelijk voor iedereen
Omschrijving indicator Gemiddelde afstand tot een grote supermarkt.
Relatie eis De afstand tot een supermarkt geeft de kwantitatieve beschikbaarheid van voorzieningen, zoals winkels, aan in de buurt.
Eenheid
kilometer
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 1.5
Norm Oranje
1 - 1.5
Norm Groen
0.5 - 1
Norm Goud
< 0.5
139
Indicator
3
tevredenheid woonomgeving
People
Woonomgeving
Eis
Iedereen is tevreden met de eigen woonomgeving waar hij of zij woont: veilig, aangenaam en gezond
Omschrijving indicator Percentage van de bevolking, dat ‘tevreden’ of ‘zeer tevreden’ is over de woonomgeving.
Relatie eis Deze indicator geeft het subjectieve gevoel over de (on)tevredenheid van de woonomgeving aan.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 80%
Norm Oranje
80% - 85%
Norm Groen
85% - 90%
Norm Goud
> 90%
140
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
tevredenheid winkels
People
Woonomgeving
Eis
Publieke en dagelijkse voorzieningen zijn bereikbaar en toegankelijk voor iedereen
Omschrijving indicator Percentage van de bevolking, dat ‘tevreden’ of ‘zeer tevreden’ is over de winkels in de buurt.
Relatie eis Deze indicator geeft aan in hoeverre de inwoners van een gemeente tevreden zijn over het voorzieningen niveau in de buurt. Naast de indicator ‘afstand voorzieningen’, die de kwantitatieve beschikbaarheid aangeeft, geeft deze indicator de subjectief ervaren kwaliteit van de voorzieningen in de buurt.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 80%
Norm Oranje
80% - 85%
Norm Groen
85% - 90%
Norm Goud
> 90%
141
Indicator
5
WOZ-waarde
People
Woonomgeving
Eis
Iedereen heeft toegang tot een betaalbare woning van goede kwaliteit
Omschrijving indicator Mediane WOZ-waarde in de gemeente.
Relatie eis De WOZ-waarde is een waardering van woningen ten behoeve van belastingheffing, en daarom een goede indicatie van de waarde van die woningen. De waarde van woningen wordt door vele factoren beïnvloed. Naast economische factoren en de staat van de woning hebben factoren uit de woonomgeving invloed op de waarde van een woning. De WOZ-waarde is dus een resultaatvariabele die iets zegt over de gehele aantrekkelijkheid van de woonomgeving.
Eenheid
euro
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 100000
Norm Oranje
100000 - 150000
Norm Groen
150000 - 200000
Norm Goud
> 200000
142
Voorbij de lijstjes
Indicator
6
verhuissaldo
People
Woonomgeving
Eis
Iedereen is tevreden met de eigen woonomgeving waar hij of zij woont: veilig, aangenaam en gezond
Omschrijving indicator Instroom gemeente (excl. geboorte) minus uitstroom gemeente (excl. sterfte).
Relatie eis Het verhuissaldo is het resultaat van de in- en uitstroom van inwoners in de gemeente, en zegt daarom iets over de aantrekkelijkheid van de gemeente als woonomgeving. Immers, als het verhuissaldo positief en groot is, willen veel mensen in de gemeente wonen en is er ook voldoende nieuwe woonruimte beschikbaar.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< -0.5%
Norm Oranje
-0.5% - 0%
Norm Groen
0% - 0.5%
Norm Goud
> 0.5%
143
Onderwijs Indicator
1
jeugdwerkloosheid
People
Onderwijs
Eis
Het onderwijs sluit aan op de maatschappelijke behoefte
Omschrijving indicator Percentage niet-werkende werkzoekenden jonger dan 23 jaar.
Relatie eis Om te toetsen of het onderwijs aansluit op de maatschappelijke behoefte is deze behoefte onder andere vertaald naar de economische behoefte op de arbeidsmarkt. Aan de hand van de indicator jeugdwerkloosheid wordt zicht verkregen op de mate waarop het onderwijs aansluit op de arbeidsmarkt.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 7%
Norm Oranje
5.5% - 7%
Norm Groen
4% - 5.5%
Norm Goud
< 4%
144
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
aanbod basisscholen
People
Onderwijs
Eis
Iedereen heeft toegang tot een vorm van onderwijs of scholing die past bij zijn of haar capaciteiten
Omschrijving indicator Het aantal basisscholen binnen 3 kilometer.
Relatie eis Voor de jeugd is het belangrijk dat onderwijs dicht in de buurt is, zodat ze van het onderwijs kunnen genieten zonder een lange reistijd. Deze indicator is zeer sterk gecorreleerd met de indicator aantal voortgezet onderwijs scholen, vandaar dat de weging gehalveerd is.
Eenheid
aantal
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
8.33
Richting
+
Norm Rood
<5
Norm Oranje
5 - 10
Norm Groen
10 - 15
Norm Goud
> 15
145
Indicator
3
aanbod voortgezet onderwijs
People
Onderwijs
Eis
Iedereen heeft toegang tot een vorm van onderwijs of scholing die past bij zijn of haar capaciteiten
Omschrijving indicator Het aantal middelbare scholen binnen 5 kilometer.
Relatie eis Voor de jeugd is het belangrijk dat onderwijs dicht in de buurt is, zodat ze van het onderwijs kunnen genieten zonder een lange reistijd. Deze indicator is zeer sterk gecorreleerd met de indicator aantal basisscholen, vandaar dat de weging gehalveerd is.
Eenheid
aantal
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
8.33
Richting
+
Norm Rood
<4
Norm Oranje
4-6
Norm Groen
6-8
Norm Goud
>8
146
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
voortijdig schoolverlaters
People
Onderwijs
Eis
Iedereen heeft de plicht er voor zorg te dragen dat zijn of haar competenties (blijven) aansluiten op maatschappelijke behoeften
Omschrijving indicator Het percentage leerlingen dat zonder op zijn minst een MBO niveau 1 diploma het onderwijs verlaat.
Relatie eis Een van de eisen die aan de voorraad onderwijs is gesteld zegt dat iedereen toegang heeft tot een vorm van onderwijs of scholing die past bij zijn of haar capaciteiten (ongeacht leeftijd, geslacht, afkomst en achtergrond). In het geval veel leerlingen voortijdig de schoolloopbaan beëindigt zonder een diploma kan gesteld worden dat aan deze eis niet is voldaan.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 1.25%
Norm Oranje
1% - 1.25%
Norm Groen
0.75% - 1%
Norm Goud
< 0.75%
147
Indicator
5
onvertraagd naar diploma
People
Onderwijs
Eis
Het onderwijs is van hoge kwaliteit
Omschrijving indicator Het percentage leerlingen dat het voortgezet onderwijs doorloopt zonder in één van de (bovenbouw) klassen te blijven zitten.
Relatie eis Deze indicator meet de doorlooptijd van de opleiding door leerlingen. Naast dat er goede cijfers worden gehaald, is het rendement van een opleiding ook een factor die de kwaliteit van het onderwijs aangeeft.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 70%
Norm Oranje
70% - 75%
Norm Groen
75% - 80%
Norm Goud
> 80%
148
Voorbij de lijstjes
Indicator
6
eindexamencijfer
People
Onderwijs
Eis
Het onderwijs is van hoge kwaliteit
Omschrijving indicator Het gemiddeld eindexamencijfer per school.
Relatie eis De kwaliteit van het voortgezet onderwijs is een belangrijke variabele voor de totale kwaliteit van het onderwijs. Dit is een tweede indicator die de kwaliteit van het onderwijs meet.
Eenheid
score
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 6.3
Norm Oranje
6.3 - 6.4
Norm Groen
6.4 - 6.5
Norm Goud
> 6.5
149
Indicator
7
opleidingsniveau bevolking
People
Onderwijs
Eis
Iedereen heeft de plicht er voor zorg te dragen dat zijn of haar competenties (blijven) aansluiten op maatschappelijke behoeften
Omschrijving indicator Percentage laagopgeleiden naar hoogst behaald opleidingsniveau ten opzichte van de totale bevolking van 18 jaar en ouder, exclusief studenten.
Relatie eis Het opleidingsniveau van de bevolking is het resultaat na het genieten van onderwijs totdat de scholingsplicht afgelopen is bij het 18de levensjaar. Echter, ook na het 18de levensjaar kunnen volwassenen blijven investeren in zichzelf om de eigen professionele expertise en competenties, de kennis, vaardigheden en attitudes te verbeteren.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 40%
Norm Oranje
35% - 40%
Norm Groen
30% - 35%
Norm Goud
< 30%
150
Voorbij de lijstjes
Economisch kapitaal Arbeid Indicator
1
werkgelegenheidsfunctie
Profit
Arbeid
Eis
De vraag naar en het aanbod van arbeid zijn in evenwicht, kwalitatief en kwantitatief
Omschrijving indicator Verhouding tussen werkgelegenheid en werkzame beroepsbevolking.
Relatie eis Bij de werkgelegenheid gaat het om arbeid in een bepaalde gemeente en dit betreft zowel mensen die in die gemeente zelf wonen als mensen die van elders komen (‘pendelen’). Bij de werkzame beroepsbevolking gaat het om mensen die in een gemeente wonen en deze kunnen zowel binnen als buiten die gemeente emplooi vinden. De verhouding tussen aanwezige werkgelegenheid en werkzame beroepsbevolking geeft aan of een gemeente per saldo arbeid ‘importeert’ om de banen in de gemeente te vervullen of juist arbeid ‘exporteert’ om aan de vraag in omliggende regio’s te voldoen. De verhouding tussen beide grootheden wordt aangeduid met de term werkgelegenheidsfunctie en is een maat voor de kwantitatieve vraag/aanbod verhouding.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
< 90%
Norm Oranje
90% - 100%
Norm Groen
100% - 110%
Norm Goud
> 110%
151
Indicator
2
benutting arbeidspotentieel
Profit
Arbeid
Eis
Het arbeidspotentieel van de totale potentiële beroepsbevolking wordt benut
Omschrijving indicator Percentage van de bevolking in de leeftijd 15 jaar en 65 jaar ten opzichte van de totale bevolking.
Relatie eis De arbeidsparticipatie is het aandeel van de beroepsbevolking in de totale bevolking tussen de 15 en 65 jaar (ook wel aangeduid als potentiële beroepsbevolking). Wanneer het uitsluitend het werkzame deel van de beroepsbevolking betreft, spreekt men van netto participatie. Volgens de definitie die in Nederland meestal wordt gehanteerd, worden uitsluitend personen die minimaal 12 uur per week werken tot de werkzame beroepsbevolking gerekend.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
< 60%
Norm Oranje
60% - 65%
Norm Groen
65% - 70%
Norm Goud
> 70%
152
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
werkloosheid
Profit
Arbeid
Eis
De vraag naar en het aanbod van arbeid zijn in evenwicht, kwalitatief en kwantitatief
Omschrijving indicator Percentage van de beroepsbevolking die niet werkend werkzoekende is, ten opzichte van de totale beroepsbevolking
Relatie eis Het werkloosheidpercentage zegt iets over het functioneren van de arbeidsmarkt. Een hoog werkloosheidpercentage duidt er op dat de arbeidsmarkt slecht functioneert, dat zowel het gevolg kan zijn van het in kwantitatief opzicht niet op elkaar aansluiten van vraag en aanbod, maar het kan ook betrekking hebben op het in kwalitatief opzicht niet goed op elkaar aansluiten van vraag en aanbod.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
> 6%
Norm Oranje
4% - 6%
Norm Groen
2% - 4%
Norm Goud
< 2%
153
Indicator
4
ontgroening en vergrijzing
Profit
Arbeid
Eis
De vraag naar en het aanbod van arbeid zijn in evenwicht, kwalitatief en kwantitatief
Omschrijving indicator Het aandeel van 15-35 en 45-65 jarigen in de beroepsbevolking ten opzichte van het nationale gemiddelde.
Relatie eis De leeftijdsopbouw van de beroepsbevolking zegt iets over de toekomstige verhouding tussen de beroepsbevolking en de totale bevolking en daarmee iets over de toekomstbestendigheid van de arbeidsmarkt. Een relatief oudere beroepsbevolking kan een probleem opleveren voor de toekomst doordat de verhouding werkenden/niet werkenden af zal nemen; dit is de zogenaamde afhankelijkheidsratio. Naarmate er minder sprake is van ontgroening en/of vergrijzing is een regionale arbeidsmarkt beter toegerust voor de toekomst.
Eenheid
score
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
<1
Norm Oranje
1-5
Norm Groen
5 - 10
Norm Goud
> 10
154
Voorbij de lijstjes
Indicator
5
arbeidsongeschiktheid
Profit
Arbeid
Eis
Werk is gezond: langdurig ziekteverzuim en uitstroom t.g.v. arbeidsongeschiktheid worden voorkomen
Omschrijving indicator Percentage inwoners met een WAO uitkering ten opzichte van de totale beroepsbevolking.
Relatie eis Mensen kunnen beroep doen op verschillende wettelijke regelingen waar het gaat om arbeidsongeschiktheid. Onderscheid wordt gemaakt tussen de WAO (Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering), de Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) en de WAZ (Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen). De gebruikte indicator: het aandeel WAO-ers in de totale beroepsbevolking.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
> 6%
Norm Oranje
3% - 6%
Norm Groen
1% - 3%
Norm Goud
< 1%
155
Ruimtelijke vestigingswaarden Indicator
1
voorraad bedrijventerreinen
Profit
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
Eis
Er is voldoende ruimte (terreinen, bedrijfspanden) beschikbaar voor bedrijvigheid
Omschrijving indicator Totale aanbod uitgeefbaar bedrijventerrein.
Relatie eis Voor de ontwikkeling van de bedrijvigheid, in het bijzonder voor nieuw aan te trekken bedrijven van buiten de gemeente en voor bedrijven die op hun huidige locatie te krap in hun ruimtelijke jasje zitten, is het van belang dat er voldoende ruimte beschikbaar is voor bedrijventerreinen. Als indicator is daarom gebruik gemaakt van het aanbod uitgeefbaar bedrijventerrein. Hierbij wordt zowel het gemeentelijk aanbod als het particuliere aanbod meegerekend.
Eenheid
hectare
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
< 50
Norm Oranje
50 - 100
Norm Groen
100 - 150
Norm Goud
> 150
156
Voorbij de lijstjes
Indicator
2
verhouding netto/bruto bedrijventerreinen
Profit
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
Eis
De beschikbare ruimte voor bedrijvigheid wordt optimaal beheerd: zuinig met ruimte en aangepast aan de tijd
Omschrijving indicator Aantal m2 bedrijfsvloeroppervlak t.o.v. het uitgegeven grondoppervlak van het bedrijventerrein.
Relatie eis Deze indicator is opgenomen in de studie om een maat van zuinig ruimtegebruik te kunnen aanduiden met behulp van een kwantitatieve methode. De netto/bruto verhouding is de verhouding tussen het aantal uitgeefbare hectares bedrijventerrein en de totale oppervlakte van het bedrijventerrein. Naarmate de verhouding netto/bruto hoger is, gaat de hoeveelheid uitgeefbare ruimte gepaard met minder bruto ruimtebeslag. Omdat, zeker in Nederland, ruimte schaars is speelt de netto/bruto verhouding een belangrijke rol in de voorraad Ruimtelijke Vestigingsvoorwaarden.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
< 65%
Norm Oranje
65% - 75%
Norm Groen
75% - 85%
Norm Goud
> 85%
157
Indicator
3
veroudering bedrijventerreinen
Profit
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
Eis
De beschikbare ruimte voor bedrijvigheid wordt optimaal beheerd: zuinig met ruimte en aangepast aan de tijd
Omschrijving indicator Percentage oppervlakte bruto voorraad bedrijventerreinen van totaal dat verouderd is.
Relatie eis Voor gemeenten en provincies is het vaak (financieel) aantrekkelijker om een nieuw bedrijventerrein aan te leggen dan een bestaand bedrijventerrein op te knappen. Dit kan ervoor zorgen dat bestaande bedrijventerreinen op termijn verloederen, wat voor de bedrijven gevestigd op het verouderde bedrijventerrein kan leiden tot omzetverlies en imagoschade. Eventueel zijn de bedrijven gedwongen te verhuizen met potentieel negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid in een gemeente. Daarnaast zorgt het overaanbod van ruimte op bedrijventerreinen voor lage grondprijzen, verspilling van ruimte en landschapsvervuiling.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
> 50%
Norm Oranje
25% - 50%
Norm Groen
15% - 25%
Norm Goud
< 15%
158
Voorbij de lijstjes
Indicator
4
voorraad kantoorruimte
Profit
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
Eis
Er is voldoende ruimte (terreinen, bedrijfspanden) beschikbaar voor bedrijvigheid
Omschrijving indicator Oppervlakte kantoorruimte per inwoner aanwezig in de gemeente.
Relatie eis Naast bedrijventerreinen is er ook kantoorruimte nodig voor bedrijven. De voorraad kantoorruimte is ook een maatstaf van de bedrijvigheid gecorrigeerd voor het inwonertal in een gemeente. Verder betekent een groot aanbod van kantoorruimte dat er flexibiliteit is in de markt voor kantoorruimte.
Eenheid
m2
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
+
Norm Rood
<1
Norm Oranje
1-3
Norm Groen
3-5
Norm Goud
>5
159
Indicator
5
leegstand kantoorruimte
Profit
Ruimtelijke vestigingsvoorwaarden
Eis
De beschikbare ruimte voor bedrijvigheid wordt optimaal beheerd: zuinig met ruimte en aangepast aan de tijd
Omschrijving indicator Percentage aangeboden kantoorruimte ten opzichte van de totale voorraad kantoorruimte.
Relatie eis Een groot aanbod van kantoorruimte heeft een keerzijde als de vraag het aanbod niet volgt: leegstand. Een kleine hoeveelheid kantoorruimte die leeg staat is niet slecht, die zorgt voor flexibiliteit op de markt van kantoorruimte. Echter, in Nederland is sinds 2007 de vraag naar kantoorruimte sterk gedaald terwijl het aanbod is gegroeid. Daardoor staat nu ongeveer 16% van de aangeboden kantoorruimte leeg. De vraag naar kantoorruimte daalt niet alleen door de slechte economische omstandigheden, ook ‘het nieuwe werken’ zorgt ervoor dat er minder kantoorruimte nodig is. Leegstaande kantoren kunnen verloederen en een negatief effect hebben op de kantoren in de omgeving en de buurt. Om de negatieve effecten van een grote voorraad kantoorruimte mee te nemen is deze indicator opgenomen, naast de indicator voorraad kantoorruimte, die staat voor de positieve effecten van een groot aanbod van kantoorruimte. Deze indicator meet het aandeel van het aanbod kantoorruimte in de voorraad. Dat is geen perfecte maatstaf voor de leegstand is omdat kantoorruimte die aangeboden wordt niet per se leeg hoeft te staan. Echter, omdat voor alle gemeenten dezelfde methode is gebruikt, is deze methode een redelijk alternatief om de leegstand van kantoorruimte te meten.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
20
Richting
-
Norm Rood
> 20%
Norm Oranje
15% - 20%
Norm Groen
10% - 15%
Norm Goud
< 10%
160
Voorbij de lijstjes
Economische structuur Indicator
1
aandeel starters
Profit
Economische structuur
Eis
De economische structuur wordt permanent versterkt en vernieuwd door de komst van startende ondernemingen en zich nieuw vestigende ondernemingen
Omschrijving indicator Percentage starters ten opzichte van het totaal aantal bedrijven.
Relatie eis Nieuwe bedrijven hebben een positieve invloed op de werkgelegenheid. Ook hebben nieuwe startende bedrijven een positieve invloed op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Dit zit hem niet zozeer in de eigen initiële arbeidsproductiviteit (deze is immers bij de start laag), maar vooral in hun positieve invloed op de structurele ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Dit komt enerzijds doordat bestaande bedrijven hun gedrag aanpassen en anderzijds doordat startende ondernemingen in de tijd een snelle groei van de arbeidsproductiviteit laten zien. Nieuwe startende ondernemingen hebben vaak prikkelende en vernieuwende inzichten en dwingen daarmee bestaande bedrijven scherp te blijven, zich aan te passen aan de zich wijzigende concurrentieverhoudingen op hun markten.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
+
Norm Rood
< 1.5%
Norm Oranje
1.5% - 3%
Norm Groen
3% - 4.5%
Norm Goud
> 4.5%
161
Indicator
2
opheffingen
Profit
Economische structuur
Eis
De economische structuur wordt permanent versterkt en vernieuwd door de komst van startende ondernemingen en zich nieuw vestigende ondernemingen
Omschrijving indicator Percentage opheffingen op het totaal aantal bedrijven.
Relatie eis Er is sprake van opheffing van een bedrijf als de activiteiten niet door een ander bedrijf worden voortgezet. Daarmee meet deze indicator het aantal bedrijven dat ophoudt te bestaan door faillissement en het beëindigen van de bedrijfsvoering, en niet door fusies en overnames.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
16.67
Richting
-
Norm Rood
> 9%
Norm Oranje
8% - 9%
Norm Groen
7% - 8%
Norm Goud
< 7%
162
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
besteedbaar inkomen
Profit
Economische structuur
Eis
De economie is concurrerend
Omschrijving indicator Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden
Relatie eis De ontwikkeling van het gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner in de gemeente is een indicator voor de groei van de welvaart van een regio en daarmee ook voor de concurrentiepositie.
Eenheid
euro
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
11.11
Richting
+
Norm Rood
< 30.8
Norm Oranje
30.8 - 34.3
Norm Groen
34.3 - 37.7
Norm Goud
> 37.7
163
Indicator
4
BRP per hoofd van de bevolking
Profit
Economische structuur
Eis
De economie is concurrerend
Omschrijving indicator Het bruto regionaal product (BRP) betreft de waarde van de totale regionale productie minus de waarde van het intermediaire verbruik. Bij dit laatste gaat het om goederen en diensten die in het productieproces worden verbruikt voor verdere bewerking en voor de productie van andere goederen en diensten zoals ingekochte grondstoffen, halffabricaten en diensten van accountantskantoren. De term marktprijzen geeft aan dat er wordt gecorrigeerd voor belastingen en subsidies. De toevoeging per hoofd van de bevolking wijst erop dat het BRP wordt gerelateerd aan de bevolkingsomvang.
Relatie eis De ontwikkeling van het BRP is een indicator voor de economische groei van een regio en daarmee ook voor de concurrentiepositie van een regio. Om de regio’s onderling te kunnen vergelijken en ook vergelijkingen in de tijd te kunnen maken wordt gebruik gemaakt van het BRP per hoofd van de bevolking.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
11.11
Richting
+
Norm Rood
< 85%
Norm Oranje
85% - 100%
Norm Groen
100% - 115%
Norm Goud
> 115%
164
Voorbij de lijstjes
Indicator
5
aandeel topsectoren
Profit
Economische structuur
Eis
De economie is concurrerend
Omschrijving indicator Het aandeel van banen in de zogenaamde topsectoren ten opzichte van het totaal aantal banen.
Relatie eis De overheid heeft in 2011 negen sectoren aangewezen als zogenaamde Topsectoren. In deze sectoren staat Nederland sterk, heeft het een goede internationale concurrentiepositie en deze sectoren kenmerken zich door een hoge kennisintensiteit. De relatieve aanwezigheid van de Topsectoren in een regio geeft dus deels de concurrentiekracht van de regio aan.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
11.11
Richting
+
Norm Rood
< 20%
Norm Oranje
20% - 30%
Norm Groen
30% - 40%
Norm Goud
> 40%
165
Indicator
6
investeringsniveau
Profit
Economische structuur
Eis
Voor het instandhouden en versterken van het productieve vermogen van de economie is het nodig dat het bedrijfsleven voldoende investeert
Omschrijving indicator Percentage ondernemers dat een toename van de investeringen in activa verwacht minus het percentage ondernemers dat een daling van de investeringen verwacht. Gemiddelde over de vier kwartalen van 2011.
Relatie eis Het investeringspeil van bedrijven dient op een zodanig niveau te zijn dat de bedrijven kunnen beschikken over een adequaat machinepark en een up-to-date uitrusting waar het de ICT betreft. Het saldo of ondernemers wel of niet gaan investeren laat ook het vertrouwen in de economie zien. Een hogere investeringsbereidheid is over het algemeen goed voor de economie, omdat het op lange termijn tot uitbreiding van de productiecapaciteit leidt. Op korte termijn leveren de bestellingen van investeringsgoederen werk en inkomen. Om recht te doen aan het feit dat deze eis slechts door één indicator wordt vertegenwoordigd in de voorraad, heeft deze indicator een zwaardere weging gekregen.
Eenheid
saldo
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
33.33
Richting
+
Norm Rood
<0
Norm Oranje
0 - 20
Norm Groen
20 - 40
Norm Goud
> 40
166
Voorbij de lijstjes
Infrastructuur en bereikbaarheid Indicator
1
ontsluiting treinstations
Profit
Infrastructuur en bereikbaarheid
Eis
Bedrijven, voorzieningen, instellingen en economische centra zijn goed bereikbaar dan wel ontsloten zijn via de weg, het spoor, het water, de lucht en de ICT
Omschrijving indicator De gemiddelde afstand tot een treinstation in kilometers.
Relatie eis De ontsluiting van het openbaar vervoer is voor een gemeente een belangrijke indicator. Het wegennet wordt immers zwaar belast en zonder goede alternatieven voor de auto worden fileproblemen niet opgelost.
Eenheid
kilometer
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
50
Richting
-
Norm Rood
>4
Norm Oranje
3-4
Norm Groen
2-3
Norm Goud
<2
167
Indicator
2
ontsluiting hoofdwegen
Profit
Infrastructuur en bereikbaarheid
Eis
Bedrijven, voorzieningen, instellingen en economische centra zijn goed bereikbaar dan wel ontsloten zijn via de weg, het spoor, het water, de lucht en de ICT
Omschrijving indicator De gemiddelde afstand tot een oprit van een hoofdverkeersweg in kilometers.
Relatie eis Naast de ontsluiting van het openbaar vervoer is voor een gemeente tevens de ontsluiting van het wegennet een relevante indicator. De bereikbaarheid van wegen is voor zowel inwoners als bedrijven van vitaal belang.
Eenheid
kilometer
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
50
Richting
-
Norm Rood
> 2.5
Norm Oranje
2 - 2.5
Norm Groen
1.5 - 2
Norm Goud
< 1.5
168
Voorbij de lijstjes
Kennis Indicator
1
aandeel hoogopgeleiden
Profit
Kennis
Eis
De kennisinfrastructuur is van een hoog niveau en ondersteunt de bedrijvigheid
Omschrijving indicator Percentage van de beroepsbevolking met minimaal een afgeronde HBO of WO opleiding.
Relatie eis Een stijging van het opleidingsniveau van de (beroeps)bevolking is een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling. Het aandeel hoogopgeleide mensen in de beroepsbevolking geeft als het ware aan hoe kennisintensief de in de regio aanwezige productiefactor arbeid is. Een hoog opgeleide beroepsbevolking heeft als voordeel dat de factor arbeid in een regio beter in staat zal zijn aan de steeds hogere eisen van de werkgevers te voldoen in vergelijking met regio’s met een laag geschoolde beroepsbevolking. Kennisintensieve arbeid levert over het algemeen een hogere arbeidsproductiviteit op.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 25%
Norm Oranje
25% - 35%
Norm Groen
35% - 45%
Norm Goud
> 45%
169
Indicator
2
capaciteit WO/HBO
Profit
Kennis
Eis
De kennisinfrastructuur is van een hoog niveau en ondersteunt de bedrijvigheid
Omschrijving indicator Percentage ingeschreven WO en HBO studenten van de populatie.
Relatie eis Deze indicator geeft de verspreiding van kennis weer. Voor ondernemingen zijn het opleidingsniveau en de vaardigheden van de beroepsbevolking zeer belangrijk. Voor een goed ontwikkeld bedrijfsleven is de toegang tot hoogwaardige kennis en gekwalificeerd personeel van groot belang. Een grote capaciteit van het WO/HBO in de omgeving zorgt voor voldoende nieuw, hoogopgeleid personeel voor ondernemingen.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 2%
Norm Oranje
2% - 3%
Norm Groen
3% - 5%
Norm Goud
> 5%
170
Voorbij de lijstjes
Indicator
3
high- en medium tech werkgelegenheid
Profit
Kennis
Eis
Het creatieve, adaptieve en innovatieve vermogen van werknemers en werkgevers van en in bedrijven en organisaties als geheel, wordt voortdurend versterkt
Omschrijving indicator Percentage banen in de high- en medium tech industrie ten opzichte van het totaal aantal banen.
Relatie eis De high- en medium tech industrie zijn afhankelijk van hoogopgeleid personeel. Er is een wisselwerking tussen de aanwezigheid van deze kennisintensieve industrieën en het opleidingsniveau van de bevolking Deze industrieën vestigen zich daar waar veel menselijk kapitaal aanwezig is, maar maakt de regio ook aantrekkelijk voor hoogopgeleiden als ze daar gevestigd is.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 1.5%
Norm Oranje
1.5% - 3%
Norm Groen
3% - 4.5%
Norm Goud
> 4.5%
171
Indicator
4
creatieve industrie
Profit
Kennis
Eis
Het creatieve, adaptieve en innovatieve vermogen van werknemers en werkgevers van en in bedrijven en organisaties als geheel, wordt voortdurend versterkt
Omschrijving indicator Percentage banen in de creatieve industrie ten opzichte van het totaal aantal banen.
Relatie eis De creatieve industrie (o.a. kunst en cultuur, media, entertainment, vormgeving, architectuur, gaming, mode, etc.) voegen waarde toe aan de economie, cultuur en de maatschappij. Goede culturele en creatieve voorzieningen dragen ook bij aan de aantrekkelijkheid van steden voor toeristen, bedrijven en bewoners, waarmee tevens de kennisinfrastructuur positief wordt beïnvloed.
Eenheid
percentage
(Des)aggregatie
Gemeente
Weging
25
Richting
+
Norm Rood
< 1.5%
Norm Oranje
1.5% - 3%
Norm Groen
3% - 4.5%
Norm Goud
> 4.5%
172
Voorbij de lijstjes
Bijlage 5: Duurzaamheidscores van de kapitalen van de 100 gemeenten
Tabel B5.1 Duurzaamheidscores van het ecologisch kapitaal Tabel B5.2 Duurzaamheidscores van het sociaal-cultureel kapitaal Tabel B5.3 Duurzaamheidscores van het economisch kapitaal
173
Tabel B5.1: Duurzaamheidscores van het ecologisch kapitaal
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
174
Gemeente Lelystad Almere Zutphen Houten Katwijk Rheden Hilversum Lingewaard Heerhugowaard Middelburg Hoorn Harderwijk Veenendaal Berkelland Hengelo Maastricht Purmerend Hollands Kroon Soest Nieuwegein Utrechtse Heuvelrug Pijnacker-Nootdorp Nijmegen Zeist Assen Doetinchem Den Helder Apeldoorn De Ronde Venen Steenwijk Capelle aan den IJssel Heusden Oosterhout Súdwest Fryslân Zoetermeer Heerenveen Venlo Noordoostpolder Amersfoort Dordrecht Kerkrade Barneveld Lansingerland Westland Leeuwarden Helmond Kampen Zwolle Vlissingen Overbetuwe
score 64 64 64 62 61 61 59 58 58 58 58 57 57 56 56 56 56 56 56 56 56 55 55 55 55 55 55 54 54 54 54 54 53 53 53 53 53 53 52 52 52 52 52 52 52 52 51 51 51 51
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Peel en Maas Veldhoven Enschede Smallingerland Roermond Gouda Ede Hoogeveen Medemblik Weert ‘s-Hertogenbosch Barendrecht Breda Deventer Stichtse Vecht Emmen Bergen op Zoom Arnhem Amstelveen Zwijndrecht Alkmaar Eindhoven Ridderkerk Waalwijk Haarlem Rijswijk Oss Groningen Hardenberg Heerlen Leiden ‘s-Gravenhage Spijkenisse Haarlemmermeer Almelo Terneuzen Tilburg Alphen aan den Rijn Velsen Vlaardingen Schiedam Delft Leidschendam-Voorburg Woerden Utrecht Roosendaal Zaanstad Sittard-Geleen Amsterdam Rotterdam
score 51 51 51 51 51 50 50 50 50 49 49 49 49 49 49 49 49 49 49 48 48 48 48 48 48 48 47 47 47 47 46 46 45 45 45 45 45 45 45 44 44 43 43 42 42 42 41 41
41 40
Voorbij de lijstjes
Tabel B5.2: Duurzaamheidscores van het sociaal-cultureel kapitaal
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Kampen Houten Katwijk Lansingerland Amstelveen Woerden Medemblik Ede Barneveld Berkelland Stichtse Vecht Veldhoven Zwolle Overbetuwe Westland Amersfoort Hengelo Steenwijkerland Pijnacker-Nootdorp Utrechtse Heuvelrug Harderwijk Barendrecht Lingewaard Middelburg Súdwest Fryslân Hilversum Haarlem Hollands Kroon Delft Zaanstad Peel en Maas De Ronde Venen Apeldoorn Weert Doetinchem Leidschendam-Voorburg Zutphen Velsen Haarlemmermeer Heusden Soest Heerenveen Alkmaar Zeist Ridderkerk Rijswijk Waalwijk Hardenberg Leiden Nieuwegein
score 61 61 60 59 59 59 58 58 58 58 57 57 56 56 56 56 56 56 56 55 55 55 54 54 54 54 53 53 53 53 53 53 53 53 52 52 52 52 52 52 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Oss Bergen op Zoom Hoorn Veenendaal Deventer Breda Purmerend Alphen aan den Rijn Rheden Gouda 's-Hertogenbosch Heerhugowaard Zwijndrecht Assen Vlissingen Amsterdam Roosendaal Leeuwarden Noordoostpolder Zoetermeer Nijmegen Smallingerland Oosterhout Dordrecht Terneuzen Groningen Hoogeveen Maastricht Capelle aan den IJssel Spijkenisse Vlaardingen Tilburg Utrecht Eindhoven Arnhem Schiedam Enschede Roermond Almere Helmond ‘s-Gravenhage Den Helder Almelo Venlo Emmen Sittard-Geleen Kerkrade Rotterdam Heerlen Lelystad
175
score 51 50 50 50 50 49 49 49 49 49 49 49 49 48 48 47 47 47 46 46 46 46 45 45 45 44 44 44 43 43 43 42 42 42 41 41 41 40 40 40 40 39 39 37 37 37 36 36 36 35
Tabel B5.3: Duurzaamheidscores van het economisch kapitaal
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
176
Gemeente Groningen Utrecht Delft Amsterdam Arnhem Nijmegen 's-Hertogenbosch Vlissingen Eindhoven Leeuwarden Leiden Middelburg Dordrecht Haarlem Houten Soest Zwolle Hengelo Gouda Roermond Leidschendam-Voorburg Hilversum Almere Amersfoort Haarlemmermeer Rotterdam Deventer Alkmaar Zeist Tilburg Amstelveen Venlo Ede Breda Apeldoorn Harderwijk Doetinchem Lansingerland Heerenveen Weert Woerden Rheden Heerlen Westland Sittard-Geleen Hoorn Barneveld Enschede Kampen Maastricht
score 62 57 57 55 54 53 51 51 51 51 51 51 50 50 50 50 50 50 49 49 49 49 49 49 49 49 49 48 48 48 48 48 48 48 47 47 47 47 47 47 46 46 46 45 45 45 45 45 45 45
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Veenendaal ‘s-Gravenhage Stichtse Vecht Zaanstad Bergen op Zoom Waalwijk Overbetuwe Heerhugowaard Nieuwegein Heusden Kerkrade Almelo Purmerend Hardenberg Oss Terneuzen Zutphen Roosendaal Veldhoven Zwijndrecht De Ronde Venen Alphen aan den Rijn Helmond Assen Katwijk Pijnacker-Nootdorp Vlaardingen Hollands Kroon Lelystad Utrechtse Heuvelrug Capelle aan den IJssel Zoetermeer Oosterhout Berkelland Velsen Schiedam Peel en Maas Lingewaard Noordoostpolder Emmen Steenwijkerland Hoogeveen Den Helder Súdwest Fryslân Barendrecht Smallingerland Ridderkerk Rijswijk Medemblik Spijkenisse
score 45 45 45 45 45 44 44 44 44 43 43 43 43 43 43 43 43 42 42 42 42 42 41 41 41 41 40 40 40 40 40 39 39 39 39 39 39 39 38 38 38 37 35 35 35 34 34 34 33 29
Voorbij de lijstjes
Bijlage 6: Duurzaamheidscores van de voorraden van de 100 gemeenten
Tabel B6.1 Ranking voorraad bodem en grondwater Tabel B6.2 Ranking voorraad lucht Tabel B6.3 Ranking voorraad hinder en calamiteiten Tabel B6.4 Ranking voorraad oppervlaktewater Tabel B6.5 Ranking voorraad natuur en landschap Tabel B6.6 Ranking voorraad energie en klimaat Tabel B6.7 Ranking voorraad grondstoffen Tabel B6.8 Ranking voorraad sociale samenhang Tabel B6.9 Ranking voorraad participatie Tabel B6.10 Ranking voorraad kunst en cultuur Tabel B6.11 Ranking voorraad gezondheid Tabel B6.12 Ranking voorraad veiligheid Tabel B6.13 Ranking voorraad woonomgeving Tabel B6.14 Ranking voorraad onderwijs Tabel B6.15 Ranking voorraad arbeid Tabel B6.16 Ranking voorraad ruimtelijke vestigingsvoorwaarden Tabel B6.17 Ranking voorraad economische structuur Tabel B6.18 Ranking voorraad infrastructuur en bereikbaarheid Tabel B6.19 Ranking voorraad kennis
177
Tabel B6.1: Ranking voorraad bodem en grondwater Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
178
Gemeente Barendrecht Capelle aan den IJssel Hoorn Vlaardingen Katwijk Dordrecht Purmerend Nijmegen Maastricht Spijkenisse Veenendaal Zeist Almere Lansingerland Pijnacker-Nootdorp Nieuwegein Rijswijk Gouda Ridderkerk Zwijndrecht Rheden Zutphen Heerhugowaard Alkmaar Kerkrade Amersfoort Hengelo Den Helder Velsen Vlissingen Lingewaard Venlo Hilversum Westland Houten Harderwijk Zoetermeer Middelburg 's-Hertogenbosch Amstelveen Oosterhout Alphen aan den Rijn Lelystad Bergen op Zoom Utrechtse Heuvelrug Doetinchem De Ronde Venen Leiden Assen Veldhoven
score 99 99 99 98 96 94 94 91 90 89 89 88 86 84 83 80 80 79 79 79 79 79 78 78 78 78 77 75 73 73 72 72 70 69 68 67 67 66 66 65 65 64 63 63 62 61 61 61 61 59
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Haarlem Oss Schiedam Soest Peel en Maas Roermond Eindhoven ‘s-Gravenhage Delft Berkelland Hollands Kroon Heerlen Zaanstad Rotterdam Leidschendam-Voorburg Enschede Heusden Haarlemmermeer Arnhem Sittard-Geleen Waalwijk Almelo Amsterdam Zwolle Overbetuwe Stichtse Vecht Smallingerland Emmen Groningen Leeuwarden Utrecht Terneuzen Medemblik Roosendaal Hoogeveen Apeldoorn Noordoostpolder Kampen Weert Tilburg Ede Helmond Heerenveen Deventer Breda Barneveld Súdwest Fryslân Steenwijkerland Hardenberg Woerden
score 59 59 58 58 58 57 56 55 55 54 54 50 50 49 48 47 47 45 45 45 44 43 43 43 43 43 43 42 42 41 40 38 37 37 37 36 36 35 35 33 33 33 32 31 29 29 25 21 16 11
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.2: Ranking voorraad lucht Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Den Helder Hollands Kroon Assen Hoorn Zutphen Smallingerland Harderwijk Heerenveen Medemblik Heerhugowaard Hoogeveen Steenwijkerland Kampen Rheden Veldhoven Soest Middelburg Heusden Purmerend Doetinchem Houten Kerkrade Almelo Waalwijk Berkelland Leeuwarden Zeist Utrechtse Heuvelrug Noordoostpolder Súdwest Fryslân Hardenberg De Ronde Venen Barendrecht Hilversum Amstelveen Helmond Hengelo Rijswijk Peel en Maas Capelle aan den IJssel Veenendaal Spijkenisse Vlaardingen Roermond Weert Katwijk Ridderkerk Nieuwegein Overbetuwe Roosendaal
score 74 73 72 71 71 71 71 70 70 69 69 69 69 69 69 68 68 67 67 67 67 66 66 66 66 66 66 65 65 64 64 64 64 64 64 64 63 63 63 63 63 63 62 62 62 62 62 62 62 62
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Woerden Lingewaard Gouda Zwijndrecht Oosterhout Schiedam Stichtse Vecht Deventer Alkmaar Alphen aan den Rijn Bergen op Zoom Zwolle Pijnacker-Nootdorp Leidschendam-Voorburg Lelystad Barneveld Emmen Haarlem Zoetermeer Oss Delft Venlo Groningen Enschede Leiden Amersfoort Lansingerland Almere Heerlen Ede Arnhem Maastricht 's-Hertogenbosch Dordrecht Apeldoorn Tilburg Breda Zaanstad Eindhoven Vlissingen Nijmegen Sittard-Geleen Westland Terneuzen Haarlemmermeer Utrecht Amsterdam ‘s-Gravenhage Velsen Rotterdam
179
score 62 62 61 61 61 60 60 59 59 59 58 58 58 58 57 56 56 56 56 56 56 56 55 54 54 54 53 52 52 51 50 49 49 46 46 46 45 45 42 42 42 41 39 35 35 34 32 32 30 28
Tabel B6.3: Ranking voorraad hinder en calamiteiten Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
180
Gemeente Berkelland Steenwijkerland Barneveld Kampen Lansingerland Houten Hollands Kroon Rheden Zutphen Apeldoorn Lingewaard Lelystad Heusden Soest Katwijk Hilversum Hengelo Pijnacker-Nootdorp Súdwest Fryslân Middelburg Noordoostpolder Emmen Heerhugowaard Zeist Westland Ede Heerenveen Hardenberg Stichtse Vecht Almere Zoetermeer De Ronde Venen Hoorn Leeuwarden Purmerend Breda Veenendaal Doetinchem Den Helder Helmond Assen Harderwijk Haarlemmermeer Haarlem ‘s-Gravenhage 's-Hertogenbosch Zwolle Overbetuwe Deventer Enschede
score 88 87 83 82 79 79 78 78 76 75 75 75 74 74 73 73 72 71 69 68 68 68 67 67 67 66 66 65 65 65 64 64 63 63 63 62 62 62 60 59 58 58 58 58 58 57 57 57 57 57
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Kerkrade Medemblik Maastricht Utrechtse Heuvelrug Weert Amersfoort Rijswijk Veldhoven Hoogeveen Nieuwegein Oosterhout Zaanstad Schiedam Arnhem Eindhoven Waalwijk Peel en Maas Capelle aan den IJssel Groningen Smallingerland Gouda Almelo Heerlen Woerden Nijmegen Venlo Delft Amstelveen Tilburg Alphen aan den Rijn Zwijndrecht Oss Utrecht Dordrecht Vlissingen Leiden Leidschendam-Voorburg Barendrecht Ridderkerk Roosendaal Sittard-Geleen Alkmaar Spijkenisse Velsen Roermond Bergen op Zoom Terneuzen Vlaardingen Amsterdam Rotterdam
score 57 56 55 55 54 53 52 51 51 50 50 50 49 49 49 49 48 48 47 46 46 45 44 43 42 40 40 39 39 38 37 37 37 37 36 35 33 33 32 30 30 29 29 29 29 28 26 23 23 21
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.4: Ranking voorraad oppervlaktewater Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Arnhem Hilversum Lingewaard Nijmegen Overbetuwe Doetinchem Nieuwegein Vlissingen Assen Almere Berkelland Utrecht Lelystad Houten Terneuzen Deventer Steenwijkerland Barneveld Heerenveen Woerden Roermond Apeldoorn Noordoostpolder Zutphen Hoogeveen Enschede Harderwijk Weert Middelburg Leeuwarden Emmen Hengelo Amersfoort Hardenberg Utrechtse Heuvelrug Ede Smallingerland Súdwest Fryslân Veenendaal Zwolle Almelo Eindhoven Peel en Maas Venlo Capelle aan den IJssel Rheden Stichtse Vecht Barendrecht Ridderkerk Zwijndrecht
score 64 64 64 62 61 60 59 59 59 59 58 58 58 58 57 57 57 57 57 57 56 56 56 56 56 56 56 56 55 55 55 54 54 54 54 53 53 53 53 52 51 51 51 51 50 50 50 49 49 49
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Waalwijk ‘s-Gravenhage Gouda Schiedam Dordrecht Groningen Kampen Veldhoven Westland De Ronde Venen Helmond Maastricht Soest Breda Leiden Oosterhout 's-Hertogenbosch Heusden Kerkrade Spijkenisse Zoetermeer Katwijk Heerlen Sittard-Geleen Amstelveen Tilburg Rijswijk Alphen aan den Rijn Amsterdam Rotterdam Haarlem Hoorn Den Helder Leidschendam-Voorburg Oss Pijnacker-Nootdorp Purmerend Delft Haarlemmermeer Heerhugowaard Medemblik Hollands Kroon Alkmaar Lansingerland Vlaardingen Zeist Roosendaal Zaanstad Bergen op Zoom Velsen
181
score 49 49 49 49 48 47 47 47 47 46 46 46 46 46 45 44 44 44 44 44 43 43 43 43 43 43 42 41 41 41 40 40 40 40 40 39 39 38 36 36 35 35 35 33 33 33 33 32 31 29
Tabel B6.5: Ranking voorraad natuur en landschap Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
182
Gemeente Almere Velsen Lelystad Utrechtse Heuvelrug Ede Dordrecht Apeldoorn Katwijk Arnhem Rotterdam ‘s-Gravenhage Steenwijkerland Bergen op Zoom Roermond Rheden Harderwijk Amsterdam Heusden Emmen Enschede Hilversum Soest Weert Zwolle Peel en Maas Zutphen Groningen Zeist Helmond Hollands Kroon Barneveld 's-Hertogenbosch Tilburg Súdwest Fryslân Amstelveen Eindhoven Oss Noordoostpolder Oosterhout Vlissingen Breda Heerenveen Venlo Deventer Terneuzen Maastricht Stichtse Vecht Smallingerland Amersfoort Assen
score 68 68 68 64 63 62 61 60 59 59 58 58 57 56 55 55 54 53 52 52 52 51 50 50 50 50 50 50 50 49 49 49 49 49 49 48 48 48 47 46 46 46 46 46 46 46 45 45 45 45
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Hardenberg Den Helder Haarlem Westland Hoogeveen Nijmegen Vlaardingen Purmerend Veldhoven Kampen Veenendaal Hengelo Doetinchem Utrecht Zoetermeer Houten Nieuwegein Leeuwarden Berkelland Leidschendam-Voorburg Zaanstad De Ronde Venen Lingewaard Haarlemmermeer Medemblik Zwijndrecht Spijkenisse Barendrecht Middelburg Heerlen Delft Overbetuwe Roosendaal Ridderkerk Hoorn Leiden Almelo Woerden Alkmaar Sittard-Geleen Schiedam Lansingerland Alphen aan den Rijn Gouda Rijswijk Pijnacker-Nootdorp Kerkrade Heerhugowaard Capelle aan den IJssel Waalwijk
score 45 44 44 44 44 43 43 43 42 41 41 41 41 40 40 40 40 40 39 39 39 38 38 38 38 38 38 37 37 36 36 36 36 35 34 34 34 34 34 33 32 31 31 31 31 31 30 30 29 29
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.6: Ranking voorraad energie en klimaat Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Rotterdam Almere Lelystad Amsterdam Heerhugowaard Tilburg Zoetermeer ‘s-Gravenhage Utrecht Alkmaar Purmerend Nieuwegein Houten Vlissingen Breda Pijnacker-Nootdorp Enschede Terneuzen Zwolle Leiden Helmond Súdwest Fryslân Middelburg Capelle aan den IJssel Den Helder Leeuwarden Medemblik Velsen Groningen Zutphen Bergen op Zoom Hollands Kroon Schiedam Oosterhout Haarlemmermeer Hoorn Zaanstad 's-Hertogenbosch Waalwijk Lansingerland Noordoostpolder Haarlem Heerlen Gouda Nijmegen Westland Assen Arnhem Barendrecht Delft
score 74 71 69 68 64 64 57 53 53 52 52 52 51 51 50 50 50 49 49 49 48 48 48 47 46 45 45 44 44 43 43 43 42 42 41 40 40 40 40 39 38 38 38 38 36 36 36 36 35 34
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Kerkrade Heerenveen De Ronde Venen Dordrecht Harderwijk Leidschendam-Voorburg Vlaardingen Roermond Woerden Maastricht Eindhoven Rijswijk Amersfoort Kampen Ridderkerk Doetinchem Venlo Deventer Veenendaal Lingewaard Alphen aan den Rijn Amstelveen Spijkenisse Hoogeveen Veldhoven Almelo Katwijk Steenwijkerland Zwijndrecht Apeldoorn Ede Roosendaal Oss Heusden Barneveld Sittard-Geleen Smallingerland Hengelo Berkelland Rheden Overbetuwe Hilversum Weert Soest Stichtse Vecht Zeist Emmen Hardenberg Utrechtse Heuvelrug Peel en Maas
183
score 34 34 34 34 33 33 33 33 33 33 33 32 32 32 32 32 31 31 31 31 31 30 30 30 30 30 30 29 29 29 29 29 29 28 28 28 28 28 27 26 26 25 25 24 23 22 22 21 19 14
Tabel B6.7: Ranking voorraad grondstoffen Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
184
Gemeente Apeldoorn Maastricht Venlo Overbetuwe Peel en Maas Nijmegen Utrechtse Heuvelrug De Ronde Venen Houten Soest Smallingerland Zutphen Lingewaard Sittard-Geleen Rheden Roosendaal Medemblik Hilversum Heerenveen Breda Heerhugowaard Súdwest Fryslân Oosterhout Weert Middelburg Haarlemmermeer Heusden Katwijk Heerlen Oss Helmond Terneuzen Berkelland Hoogeveen Barneveld Doetinchem Zeist Westland Deventer Lelystad Bergen op Zoom Hardenberg Roermond Hengelo Veenendaal Harderwijk Veldhoven Waalwijk Hoorn Steenwijkerland
score 76 75 73 73 73 72 71 71 69 69 69 69 68 67 67 66 66 66 65 65 65 65 64 64 64 63 63 63 63 63 62 62 62 62 62 62 62 62 62 61 61 61 60 60 60 59 59 58 58 58
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Eindhoven Noordoostpolder Kerkrade Hollands Kroon Ede Stichtse Vecht Pijnacker-Nootdorp Assen Woerden Leeuwarden Alkmaar Kampen Vlissingen Amersfoort Amstelveen Gouda Alphen aan den Rijn Emmen Ridderkerk Zwolle Leiden Nieuwegein Dordrecht Zwijndrecht Almelo Almere Leidschendam-Voorburg Delft Lansingerland Groningen Zoetermeer Den Helder Capelle aan den IJssel Tilburg Enschede Velsen Haarlem 's-Hertogenbosch Arnhem Purmerend Rijswijk Utrecht Zaanstad Barendrecht Spijkenisse Amsterdam Schiedam Vlaardingen ‘s-Gravenhage Rotterdam
score 57 57 57 57 57 57 57 56 55 54 53 53 52 52 50 50 50 48 48 48 47 47 46 46 46 46 45 45 44 44 43 42 41 40 40 40 39 39 38 35 35 32 32 27 25 23 18 18 18 10
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.8: Ranking voorraad sociale samenhang Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Berkelland Peel en Maas Hardenberg Kampen Medemblik Barneveld Houten Katwijk Woerden Apeldoorn Overbetuwe Steenwijkerland Oss Utrechtse Heuvelrug Heerhugowaard Hollands Kroon Veldhoven Pijnacker-Nootdorp Lansingerland Hoogeveen Ede Súdwest Fryslân Middelburg Harderwijk Heusden Westland Zwolle Soest Stichtse Vecht Hengelo Heerenveen De Ronde Venen Smallingerland Assen Lingewaard Amersfoort Doetinchem Zutphen Noordoostpolder Barendrecht Zeist Veenendaal Terneuzen Alphen aan den Rijn Deventer Weert Zwijndrecht Zaanstad Rheden Oosterhout
score 71 69 68 66 66 64 64 64 64 63 63 62 62 62 61 60 60 60 60 60 60 59 59 59 59 59 58 58 58 58 56 56 56 55 55 54 54 53 53 52 51 50 50 50 50 49 49 49 48 48
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Leeuwarden Ridderkerk Gouda Waalwijk Haarlemmermeer Bergen op Zoom Almelo Amstelveen Nieuwegein Alkmaar Hoorn Velsen Purmerend Leidschendam-Voorburg 's-Hertogenbosch Roosendaal Vlissingen Venlo Den Helder Hilversum Eindhoven Emmen Zoetermeer Breda Leiden Enschede Roermond Delft Haarlem Dordrecht Groningen Nijmegen Helmond Spijkenisse Capelle aan den IJssel Rijswijk Arnhem Sittard-Geleen Tilburg Maastricht Utrecht Almere Kerkrade Heerlen Lelystad Vlaardingen ‘s-Gravenhage Schiedam Rotterdam Amsterdam
185
score 48 47 47 46 45 45 43 43 43 42 41 41 40 40 39 39 38 38 37 37 37 36 36 36 36 35 34 33 33 33 32 31 31 31 31 30 30 29 29 29 29 28 27 27 26 26 24 23 23 23
Tabel B6.9: Ranking voorraad participatie Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
186
Gemeente Lansingerland Westland Barendrecht Barneveld Houten Ridderkerk Katwijk Woerden Middelburg Hardenberg Pijnacker-Nootdorp Kampen Peel en Maas Berkelland Amstelveen Ede Haarlemmermeer Hollands Kroon Utrechtse Heuvelrug Stichtse Vecht Alphen aan den Rijn De Ronde Venen Velsen Medemblik Lingewaard Harderwijk Heerhugowaard Overbetuwe Soest Veldhoven Hilversum Terneuzen Steenwijkerland Zwolle Heusden Noordoostpolder Apeldoorn Amersfoort Vlissingen Haarlem Zwijndrecht Veenendaal Heerenveen Súdwest Fryslân Hoorn Purmerend Weert Rheden Oosterhout Waalwijk
score 77 73 72 70 69 69 69 68 68 68 68 67 67 67 67 66 66 66 66 65 64 64 64 64 64 63 63 63 62 62 62 61 61 60 60 60 60 59 58 57 57 57 57 57 57 56 56 56 56 55
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Gouda Doetinchem Almere Deventer Roosendaal Zeist Capelle aan den IJssel Nieuwegein Alkmaar Leidschendam-Voorburg Spijkenisse Assen Zaanstad Bergen op Zoom Vlaardingen Breda Dordrecht Zoetermeer Hengelo 's-Hertogenbosch Smallingerland Leiden Tilburg Zutphen Schiedam Hoogeveen Rijswijk Delft Leeuwarden Amsterdam Sittard-Geleen Utrecht Oss Emmen Roermond Groningen Den Helder Lelystad Eindhoven Nijmegen Venlo ‘s-Gravenhage Enschede Arnhem Helmond Maastricht Rotterdam Almelo Heerlen Kerkrade
score 55 55 55 54 54 54 54 54 53 53 53 53 53 52 52 51 51 50 49 49 45 45 43 43 43 43 43 41 41 40 40 39 39 39 38 38 38 36 36 35 35 33 32 30 30 29 29 28 27 27
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.10: Ranking voorraad kunst en cultuur Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Amsterdam Delft Leiden Haarlem Zaanstad Zutphen Arnhem Maastricht Stichtse Vecht 's-Hertogenbosch Leidschendam-Voorburg Hoorn Medemblik ‘s-Gravenhage Steenwijkerland Leeuwarden Alkmaar Nieuwegein Velsen Bergen op Zoom Súdwest Fryslân Katwijk Schiedam Kampen Vlissingen Nijmegen Zwolle Overbetuwe Waalwijk Ede Berkelland Heerlen Hilversum Amstelveen Heerenveen Rotterdam Gouda Hengelo Kerkrade Deventer Dordrecht Barneveld Venlo Amersfoort Lingewaard Utrecht Purmerend Utrechtse Heuvelrug Westland Rijswijk
score 78 76 71 71 64 59 58 57 57 56 56 56 55 55 55 55 53 53 52 52 52 51 50 50 49 49 49 47 47 46 46 46 45 44 44 44 44 43 43 43 42 41 40 40 40 39 39 39 39 37
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Oss Helmond De Ronde Venen Houten Zeist Doetinchem Breda Harderwijk Sittard-Geleen Heusden Haarlemmermeer Den Helder Zoetermeer Middelburg Weert Hollands Kroon Tilburg Almelo Assen Pijnacker-Nootdorp Roermond Roosendaal Groningen Ridderkerk Soest Vlaardingen Enschede Terneuzen Woerden Eindhoven Lansingerland Apeldoorn Barendrecht Capelle aan den IJssel Oosterhout Rheden Zwijndrecht Emmen Alphen aan den Rijn Veldhoven Spijkenisse Hardenberg Peel en Maas Lelystad Smallingerland Noordoostpolder Heerhugowaard Almere Hoogeveen Veenendaal
score 37 36 36 36 35 35 35 34 34 34 34 33 33 32 32 31 31 30 30 30 28 28 28 28 27 27 27 27 26 26 25 24 23 20 20 20 20 19 19 18 17 15 15 14 13 11 10 9 8 8
187
Tabel B6.11: Ranking voorraad gezondheid Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
188
Gemeente Amstelveen Zeist Leidschendam-Voorburg Weert Barendrecht Amersfoort Veldhoven Soest Lansingerland Delft Ede Nijmegen Hengelo Nieuwegein Houten Hilversum Doetinchem Utrechtse Heuvelrug Zoetermeer Rijswijk Middelburg Deventer Gouda Pijnacker-Nootdorp Roermond Woerden Haarlem Veenendaal Vlissingen Haarlemmermeer Groningen Spijkenisse Enschede Harderwijk Vlaardingen Ridderkerk Zutphen Apeldoorn Barneveld Eindhoven Roosendaal Overbetuwe Stichtse Vecht Zwolle De Ronde Venen Noordoostpolder Westland Arnhem Peel en Maas Utrecht
score 69 65 65 64 62 62 62 62 61 60 60 60 59 59 59 59 59 59 58 58 58 57 57 57 57 56 56 56 56 55 55 55 55 54 54 54 53 53 53 52 52 52 51 51 51 51 51 51 50 50
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Kampen Alkmaar Almere Capelle aan den IJssel Leiden Hoorn Lingewaard Amsterdam Zaanstad 's-Hertogenbosch Waalwijk Katwijk Lelystad Alphen aan den Rijn Breda Maastricht Heerenveen Bergen op Zoom Rotterdam Purmerend Leeuwarden Rheden Helmond Tilburg Hoogeveen Heerlen Heusden ‘s-Gravenhage Oosterhout Medemblik Zwijndrecht Almelo Hollands Kroon Assen Dordrecht Berkelland Smallingerland Súdwest Fryslân Steenwijkerland Hardenberg Velsen Venlo Schiedam Terneuzen Kerkrade Oss Den Helder Sittard-Geleen Heerhugowaard Emmen
score 50 50 50 50 49 49 49 49 49 48 48 48 48 48 48 46 46 46 46 45 45 45 45 45 45 45 45 44 44 44 44 44 44 43 43 43 42 42 42 42 42 41 41 39 39 39 38 36 31 30
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.12: Ranking voorraad veiligheid
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Steenwijkerland Veldhoven Hollands Kroon Súdwest Fryslân Medemblik Kampen Hardenberg Lingewaard Ridderkerk Houten Barendrecht Heusden De Ronde Venen Woerden Lansingerland Rheden Barneveld Harderwijk Berkelland Amstelveen Emmen Noordoostpolder Overbetuwe Hengelo Stichtse Vecht Smallingerland Zwijndrecht Veenendaal Heerenveen Doetinchem Peel en Maas Utrechtse Heuvelrug Soest Breda Katwijk Apeldoorn Pijnacker-Nootdorp Westland Zutphen Heerhugowaard Bergen op Zoom Hilversum Oss Waalwijk Middelburg Hoogeveen Groningen Haarlemmermeer Alphen aan den Rijn Leidschendam-Voorburg
score 74 72 71 71 71 69 69 69 68 67 65 65 65 64 64 64 64 64 64 64 64 64 63 63 62 61 61 61 61 61 61 60 60 59 59 58 58 58 58 57 57 57 57 57 56 55 55 55 54 53
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Roosendaal Spijkenisse Vlaardingen Assen Weert Zaanstad Zwolle Ede Enschede Amersfoort Terneuzen Alkmaar Tilburg Deventer Rijswijk Purmerend Velsen Maastricht Capelle aan den IJssel Zoetermeer Almelo Helmond Hoorn Sittard-Geleen Oosterhout Eindhoven Haarlem Zeist Nieuwegein Den Helder Nijmegen Schiedam Delft 's-Hertogenbosch Leeuwarden Almere Vlissingen Gouda Dordrecht Leiden Kerkrade Lelystad Utrecht Venlo Amsterdam Arnhem Roermond Rotterdam Heerlen ‘s-Gravenhage
score 53 53 53 53 53 53 52 52 52 51 51 51 50 50 49 49 48 48 48 48 48 47 47 46 46 46 46 46 45 45 45 45 44 43 43 42 41 40 40 39 37 37 37 36 34 33 33 32 31 29
189
Tabel B6.13: Ranking voorraad woonomgeving
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
190
Gemeente Amstelveen Houten Amersfoort Veldhoven Lansingerland Ede Katwijk Woerden Breda Harderwijk Hilversum Rijswijk Weert Zwolle Purmerend Kampen Overbetuwe Hengelo Barneveld Apeldoorn Delft Barendrecht Waalwijk Utrecht 's-Hertogenbosch Oss Alphen aan den Rijn Veenendaal Tilburg Groningen Utrechtse Heuvelrug Haarlem Heerhugowaard Almere Amsterdam Smallingerland Zaanstad Eindhoven Zeist Pijnacker-Nootdorp Zutphen Medemblik Westland Rheden Vlissingen Nijmegen Alkmaar Helmond Dordrecht Stichtse Vecht
score 72 70 68 67 66 66 66 65 64 64 63 63 63 62 62 62 62 62 62 61 61 60 60 60 60 59 59 58 58 58 57 57 57 56 56 55 55 55 55 55 55 55 55 54 54 54 54 54 53 53
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Ridderkerk Hoogeveen Leiden Leidschendam-Voorburg Assen Enschede Oosterhout Haarlemmermeer Doetinchem Hardenberg Velsen Heusden Leeuwarden Steenwijkerland Peel en Maas Zoetermeer Lingewaard Zwijndrecht Roosendaal ‘s-Gravenhage Middelburg Maastricht Súdwest Fryslân De Ronde Venen Bergen op Zoom Berkelland Arnhem Roermond Nieuwegein Hoorn Capelle aan den IJssel Noordoostpolder Terneuzen Vlaardingen Rotterdam Gouda Lelystad Hollands Kroon Deventer Den Helder Soest Venlo Schiedam Emmen Spijkenisse Kerkrade Heerlen Almelo Sittard-Geleen Heerenveen
score 53 53 53 53 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 52 50 50 50 50 49 49 49 49 49 49 48 48 48 46 46 45 45 45 45 45 44 44 43 43 43 42 41 40 40 38 38 35
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.14: Ranking voorraad onderwijs
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Katwijk Woerden Velsen Leiden Kampen Berkelland Houten Pijnacker-Nootdorp Zwolle Heerhugowaard Lansingerland Oss Westland Heerenveen Hengelo Amersfoort Ede Veenendaal Zwijndrecht Alkmaar Rheden Middelburg Veldhoven Delft Amstelveen Peel en Maas Haarlemmermeer Medemblik Hilversum Gouda Hollands Kroon Breda Hoorn Purmerend Lingewaard Nieuwegein Barneveld Zeist Dordrecht Haarlem Alphen aan den Rijn Capelle aan den IJssel Stichtse Vecht Doetinchem Amsterdam Bergen op Zoom Weert Spijkenisse Assen Harderwijk
score 68 67 65 64 64 63 62 62 62 62 61 61 61 60 60 59 58 58 58 57 57 57 56 56 56 56 56 56 55 55 54 54 54 54 54 53 53 53 53 53 53 52 52 52 52 52 51 51 50 50
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Zaanstad Roosendaal Barendrecht Apeldoorn Nijmegen Oosterhout Deventer Smallingerland De Ronde Venen Heusden Rijswijk Soest Súdwest Fryslân Zoetermeer Leidschendam-Voorburg 's-Hertogenbosch Utrechtse Heuvelrug Overbetuwe Waalwijk Maastricht Zutphen Hardenberg Schiedam Steenwijkerland Groningen Leeuwarden Roermond ‘s-Gravenhage Utrecht Eindhoven Vlaardingen Almere Hoogeveen Tilburg Kerkrade Noordoostpolder Ridderkerk Vlissingen Den Helder Arnhem Almelo Terneuzen Sittard-Geleen Heerlen Helmond Lelystad Enschede Rotterdam Emmen Venlo
191
score 50 49 49 49 49 49 48 48 48 48 48 48 48 48 48 47 46 45 45 45 45 44 44 43 43 43 43 43 42 42 42 42 41 41 40 40 40 40 39 39 38 37 37 37 36 36 35 34 30 29
Tabel B6.15: Ranking voorraad arbeid
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
192
Gemeente Veldhoven Utrecht Haarlemmermeer Zwolle 's-Hertogenbosch Barneveld Heerhugowaard Heerenveen Eindhoven Leeuwarden Waalwijk Middelburg Amsterdam Katwijk Arnhem De Ronde Venen Kampen Westland Lansingerland Breda Groningen Gouda Nieuwegein Dordrecht Doetinchem Tilburg Woerden Nijmegen Pijnacker-Nootdorp Veenendaal Assen Hardenberg Zeist Zwijndrecht Houten Barendrecht Rotterdam ‘s-Gravenhage Leiden Velsen Rijswijk Vlissingen Bergen op Zoom Amstelveen Oosterhout Alphen aan den Rijn Delft Amersfoort Roosendaal Hilversum
score 59 55 54 53 51 50 50 49 49 49 49 48 48 48 47 45 45 45 45 44 44 44 44 43 43 42 42 42 42 41 41 41 41 40 40 39 39 39 39 39 38 38 38 38 38 38 38 37 37 37
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Overbetuwe Stichtse Vecht Harderwijk Medemblik Hollands Kroon Purmerend Ridderkerk Roermond Capelle aan den IJssel Peel en Maas Lingewaard Apeldoorn Leidschendam-Voorburg Zoetermeer Vlaardingen Deventer Helmond Heusden Weert Almelo Haarlem Utrechtse Heuvelrug Berkelland Alkmaar Súdwest Fryslân Zutphen Noordoostpolder Enschede Ede Hoorn Venlo Hengelo Spijkenisse Almere Hoogeveen Steenwijkerland Soest Sittard-Geleen Smallingerland Oss Terneuzen Zaanstad Rheden Schiedam Den Helder Maastricht Heerlen Kerkrade Lelystad Emmen
score 37 37 37 37 37 36 36 36 36 36 36 36 35 35 35 35 35 34 34 34 33 33 33 33 33 32 32 32 32 31 31 31 31 31 30 30 30 29 29 29 29 29 28 28 27 26 26 26 25 23
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.16: Ranking voorraad ruimtelijke vestigingswaarden
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Terneuzen Groningen Apeldoorn Vlissingen Roermond Heerenveen Zeist Hardenberg Arnhem Emmen Tilburg Weert Almelo Ede Haarlemmermeer Hengelo Eindhoven Delft Heerlen Venlo ‘s-Gravenhage Lelystad Amsterdam Almere Zwolle Leidschendam-Voorburg Hoorn Velsen Harderwijk Leeuwarden Rotterdam Alkmaar Hoogeveen Amstelveen Sittard-Geleen Maastricht Nijmegen Breda Enschede Westland 's-Hertogenbosch Dordrecht Nieuwegein Hollands Kroon Lansingerland Doetinchem Zaanstad Assen Utrecht Noordoostpolder
score 72 69 67 66 64 64 60 59 58 58 57 57 57 57 56 56 55 55 54 54 54 54 53 53 52 52 51 51 51 51 50 50 50 49 49 48 48 48 48 47 47 47 47 47 46 46 45 45 45 44
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Capelle aan den IJssel Soest Smallingerland Bergen op Zoom Gouda Súdwest Fryslân Heusden Oss Lingewaard Zoetermeer Leiden Helmond Veldhoven Houten Purmerend Deventer Middelburg Den Helder Haarlem Roosendaal Kerkrade Heerhugowaard Barneveld Overbetuwe Waalwijk Oosterhout Hilversum Kampen Zwijndrecht Woerden Amersfoort Steenwijkerland Rijswijk Katwijk Stichtse Vecht Spijkenisse Zutphen Peel en Maas Medemblik Utrechtse Heuvelrug Berkelland Rheden Ridderkerk Veenendaal Barendrecht De Ronde Venen Schiedam Alphen aan den Rijn Vlaardingen Pijnacker-Nootdorp
score 44 43 42 42 42 41 41 41 41 41 41 40 40 40 40 40 39 39 39 39 39 39 39 39 38 38 38 37 37 37 37 35 35 34 33 33 33 32 32 32 32 31 30 30 29 28 28 27 26 26
193
Tabel B6.17: Ranking voorraad economische structuur
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
194
Gemeente Terneuzen Heusden Houten Westland Oosterhout Veldhoven Haarlemmermeer Stichtse Vecht Amersfoort Soest Breda Hardenberg Utrecht Nieuwegein Vlissingen Zeist Steenwijkerland Roosendaal 's-Hertogenbosch Lansingerland Peel en Maas Groningen Katwijk Barneveld Bergen op Zoom Zwolle Eindhoven Middelburg Apeldoorn Helmond Oss Kampen Hollands Kroon Ede Alphen aan den Rijn Barendrecht Medemblik Amstelveen Weert Gouda Pijnacker-Nootdorp Delft Deventer Woerden Harderwijk De Ronde Venen Amsterdam Roermond Hengelo Smallingerland
score 52 52 50 50 48 48 48 47 47 46 46 46 46 46 46 46 46 45 45 44 44 44 44 44 44 44 44 43 43 43 43 43 43 43 43 43 42 42 42 42 42 42 42 42 42 41 41 41 41 41
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Berkelland Hoogeveen Heerenveen Leeuwarden Waalwijk Ridderkerk Súdwest Fryslân Venlo Overbetuwe Spijkenisse Velsen Utrechtse Heuvelrug Almelo Rotterdam Leiden Vlaardingen Doetinchem Sittard-Geleen Veenendaal Capelle aan den IJssel Kerkrade Emmen Tilburg Enschede Heerhugowaard Hoorn Schiedam Zutphen Zwijndrecht Hilversum Dordrecht Assen Leidschendam-Voorburg Noordoostpolder Almere ‘s-Gravenhage Maastricht Lingewaard Zaanstad Heerlen Nijmegen Rheden Arnhem Alkmaar Den Helder Purmerend Rijswijk Lelystad Zoetermeer Haarlem
score 41 41 41 41 41 41 41 40 40 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 38 38 38 38 38 38 38 38 37 37 37 36 36 36 36 35 35 35 35 35 34 34 34 34 33 33
Voorbij de lijstjes
Tabel B6.18: Ranking voorraad infrastructuur en bereikbaarheid
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemeente Rheden Delft Middelburg Kerkrade Haarlem Alkmaar Dordrecht Almere Doetinchem Veenendaal Zaanstad Gouda Hilversum Leidschendam-Voorburg Groningen Rijswijk Vlaardingen Zutphen Venlo Purmerend Kampen Harderwijk Heerlen Roermond Soest Weert Deventer Amersfoort Arnhem Schiedam Zwijndrecht Hengelo Hoorn Overbetuwe Leiden Vlissingen Utrecht Ede Nijmegen Woerden Sittard-Geleen Heerhugowaard Houten Stichtse Vecht Enschede Leeuwarden 's-Hertogenbosch Alphen aan den Rijn Den Helder Oss
score 85 80 80 78 78 77 77 76 76 76 76 75 75 75 74 74 74 74 71 71 70 70 70 70 70 69 69 68 68 68 68 66 66 66 65 65 64 63 63 63 61 60 60 60 59 59 59 58 58 58
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Roosendaal Barneveld Amsterdam Bergen op Zoom Westland Utrechtse Heuvelrug Helmond Peel en Maas Katwijk Lansingerland Berkelland Rotterdam Zwolle Heerenveen Amstelveen Lingewaard Almelo Haarlemmermeer Steenwijkerland Hardenberg Noordoostpolder Heusden Apeldoorn Maastricht Hollands Kroon Capelle aan den IJssel Pijnacker-Nootdorp Waalwijk Nieuwegein Zoetermeer Tilburg Hoogeveen Lelystad Assen Zeist Breda Oosterhout ‘s-Gravenhage Súdwest Fryslân Velsen Eindhoven De Ronde Venen Emmen Ridderkerk Barendrecht Terneuzen Medemblik Smallingerland Veldhoven Spijkenisse
score 58 57 56 56 55 54 54 54 53 53 52 51 51 51 50 50 50 50 50 49 49 49 49 49 48 48 47 47 44 44 43 42 42 41 41 39 39 38 37 36 36 36 35 35 30 30 29 26 24 22
195
Tabel B6.19: Ranking voorraad kennis
Klasse
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
196
Gemeente Utrecht Groningen Nijmegen Amsterdam Eindhoven Delft Leiden Haarlem Maastricht Arnhem Rotterdam Soest Amstelveen Breda Houten De Ronde Venen Tilburg Rijswijk Deventer Hilversum ‘s-Gravenhage 's-Hertogenbosch Leeuwarden Amersfoort Zeist Hengelo Rheden Almere Sittard-Geleen Zwolle Enschede Lansingerland Alkmaar Dordrecht Leidschendam-Voorburg Stichtse Vecht Pijnacker-Nootdorp Woerden Waalwijk Lelystad Ede Zoetermeer Gouda Oss Alphen aan den Rijn Bergen op Zoom Venlo Middelburg Heerlen Apeldoorn
score 77 77 77 75 71 71 70 68 66 64 63 61 61 61 61 59 59 58 58 58 57 55 55 55 54 54 50 49 49 49 48 48 47 47 47 46 46 45 45 45 45 45 44 44 44 43 43 43 42 42
Klasse
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Gemeente Assen Heusden Vlissingen Utrechtse Heuvelrug Hoorn Veldhoven Veenendaal Zaanstad Almelo Harderwijk Nieuwegein Berkelland Overbetuwe Zutphen Emmen Kerkrade Barneveld Haarlemmermeer Purmerend Helmond Oosterhout Roermond Barendrecht Schiedam Roosendaal Doetinchem Terneuzen Heerhugowaard Weert Capelle aan den IJssel Smallingerland Heerenveen Westland Velsen Lingewaard Kampen Ridderkerk Vlaardingen Noordoostpolder Zwijndrecht Peel en Maas Steenwijkerland Katwijk Hollands Kroon Súdwest Fryslân Medemblik Spijkenisse Hardenberg Hoogeveen Den Helder
score 42 41 41 40 40 40 40 38 37 37 37 37 37 37 36 36 35 35 35 35 35 35 34 33 33 32 32 32 32 32 32 30 30 30 29 29 29 29 29 28 28 28 27 26 24 24 21 20 20 19
Voorbij de lijstjes
197