Droge voeten in Noord-Holland Beeldende vorming Docentenhandleiding Primair onderwijs, groep 7 & 8 Voorgezet onderwijs, leerjaar 1
1
Inhoudsopgave
Pagina:
Introductie 3 Noodsituatie! 4 Sporen van het water 8 Net echt! 11 Bijlagen
Samenstelling: Afdeling Educatie Zuiderzeemuseum, Rianne Sponselee (stagiair Educatie)
2
15 t/m 21
Introductie Deze docentenhandleiding beeldende vorming is een aanvulling op de algemene docentenhandleiding van Droge Voeten in Noord-Holland: Evacuatie!. Deze handleiding bevat uitsluitend creatieve opdrachten omtrent het thema water. U kunt ze doen ter voorbereiding op of verwerking van het museumbezoek, maar dit is niet noodzakelijk. De opdrachten zijn geschikt voor leerlingen van groep 7-8 BO en leerjaar 1 VO. Per opdracht is er geen onderscheid gemaakt naar groep of leerjaar. U kunt naar eigen inzicht bepalen welke opdrachten geschikt zijn voor uw leerlingen. U kunt natuurlijk ook onderdelen van een opdracht uitvoeren of een andere invulling geven aan een opdracht. Mocht u naar aanleiding van de docentenhandleiding beeldende vorming vragen, opmerkingen of tips hebben, neemt u dan contact op met Martine Drenth, afdeling Educatie,
[email protected], tel: 0228-351 127. Veel plezier en succes!
3
NOODSITUATIE! INLEIDING Onze dijken beschermen ons tegen het water dat ons van drie kanten bedreigt. Maar wat als het toch een keer mis gaat? Het is altijd slim om voorbereid te zijn op een noodsituatie. Je kunt bijvoorbeeld een noodpakket samenstellen en de rampeninstructies lezen. Om iedereen te laten weten dat het belangrijk is om je op een noodsituatie voor te bereiden ga je in deze les een affiche ontwerpen. Je gaat op zoek naar informatie en kiest het meest belangrijke uit dat je wilt laten zien aan de mensen. Ook maak je een afbeelding die past bij de boodschap die je wilt overdragen en leer je wat je met verschillende lettertypen kunt doen. Het affiche hang je daar waar veel mensen het kunnen zien! Disciplines: 2D; grafische vormgeving Totaaltijd lessenserie: 375 minuten (6 uur en 15 minuten)
LEERDOELEN • De leerling leert om informatie te zoeken en deze te rangschikken. • De leerling leert een boodschap over te brengen met een affiche waarbij informatie en beeld in evenwicht zijn. • De leerling leert wat typografie is en op welke manieren dit toegepast kan worden. • De leerling kan een afbeelding creëren die aansluit op de boodschap. • De leerling leert eigen kunstzinnig werk aan derden te presenteren. • De leerling leert schriftelijk te reflecteren op eigen werk.
BENODIGDHEDEN • Computer • A4 schetspapier • A3 papier (gekleurd) • Grijspotloden • Kleurpotloden • Plakkaatverf • Kwasten/penselen • Paletten • Spoelpotjes • Scanner • Kopieerapparaat
EINDPRODUCT Een affiche
LESSTAPPEN Deel 1: Informatie verzamelen Deel 2: Lay-out schetsen Deel 3: Eindversie Deel 4: Komt de boodschap over?
VOORWAARDEN/EISEN De docent heeft zich verdiept in de opbouw van een affiche en de mogelijkheden die er zijn voor de leerlingen om een affiche te kunnen vormgeven binnen school.
4
DEEL 1 | ORIENTATIE INFORMATIE VERZAMELEN Bij het ontwerpen en maken van een affiche zijn een aantal dingen van belang. Voordat je over de vormgeving gaat nadenken, moet je weten welk doel jouw affiche heeft. In dit geval wil je mensen informeren. Maar welke informatie wil je daarbij gebruiken? Je gaat een klein onderzoekje doen waarbij je informatie verzamelt voor je affiche. Zoek op internet uit: -Wat je moet doen in het geval van een overstroming De boodschap moet duidelijk en snel te begrijpen zijn, mensen staan niet lang stil bij een affiche. Zorg er dus voor dat je niet teveel tekst plaatst; je moet keuzes maken. Wat moet er allemaal in het affiche worden geplaatst? De standaard daarvoor is de regel van de 5 W’s: Wie, Wat, Waarom, Wanneer & Waar. Dit kun je verdelen in dit affiche met: 1. Een kop 2. Een inleiding 3. Checklist (max. een opsomming van 8) ter voorbereiding op overstroming (noodsituatie) 4. Belangrijke informatie van hulpdiensten/radiofrequenties/internetsites Tijdspad: 90 minuten Bronnen die gebruikt kunnen worden in dit gedeelte: • http://nederlandveilig.nl/noodsituaties/noodpakket/ • http://risicowijzer.groningen.nl/checklists/evacuatie Leerdoel: • De leerling leert om informatie te zoeken en deze te rangschikken
DEEL 2 | ONTWERP LAY-OUT SCHETSEN Je gaat nu bedenken op welke manier je het affiche wilt indelen; dat noem je de lay-out. Verdeel het vlak van het affiche Daarbij moeten tekst en beeld goed in verhouding zijn. Witruimte rondom je tekst en beeld zijn ook belangrijk. Je krijgt drie voorbeelden van een lay-out (bijlage 1). Je ziet dat alleen wordt aangegeven waar de kop, de inleiding, de checklist, informatie van een website en de afbeeldingen kunnen staan. Dit is dus een ruwe indeling. Ga uit van een A4 poster. (Je kunt de poster altijd kopiëren of scannen op A3 formaat) Lettertype Een affiche moet op een afstand nog goed leesbaar zijn. De keuze van je lettertype heeft een grote invloed op de leesbaarheid. Probeer een aantal lettertypen uit en varieer ook met de grootte. Maak de tekst op in de computer en print deze uit. De kop moet eruit springen! Je legt de tekstvakken op je ruwe schets.
5
Beeld Je gaat een afbeelding maken die ervoor zorgt dat de kijker naar het affiche wordt getrokken; een blikvanger of ook wel een eyecatcher genoemd. Meet het vlak van de plaats van je afbeelding in je ruwe schets. Zo groot wordt je afbeelding. Nu teken je hetzelfde vlak op een tekenvel en daarin maak je de afbeelding. Het materiaalgebruik is vrij. Als je afbeelding klaar is, knip je het uit en leg je het net zoals je tekstvakken op je ruwe schets. Het begint nu al vorm te krijgen! Tijdspad: 180 minuten Bronnen die je kunt gebruiken bij dit gedeelte: • Bijlage 1 en 2 • http://www.labyrintonline.nl/onlineleren/onlinelerenfiles/Carmel_Enschede/Vaardigheden/doc/Presentatie_poster_affiche.pdf Leerdoelen: • De leerling leert een boodschap over te brengen met een affiche waarbij informatie en beeld in evenwicht zijn. • De leerling leert wat typografie is en op welke manieren dit toegepast kan worden. • De leerling kan een afbeelding creëren die aansluit op de boodschap.
DEEL 3 | VERWERKING EINDVERSIE Nu je affiche een goede basis heeft, kun je de puntjes op de ‘i’ zetten. Vraag jezelf af welke sfeer (bijvoorbeeld zakelijk, huiselijk, stoer, enz.) past bij het doel. Met signaalkleuren (bijv. rood en geel) zorg je ervoor dat je affiche goed opvalt. Deze kleuren worden ook gebruikt om te waarschuwen. Denk maar eens aan een stoplicht of een ambulance. Let ook op het taalgebruik. • Pas je ruwe schets aan en laat je docent beoordelen of het gebruiksklaar is. • Je gaat nu alles opplakken en maakt een vergroting op het kopieerapparaat. Tijdspad: 60 minuten Leerdoel: • De leerling leert kritisch te kijken naar het ontwerp en kan aanpassingen doen die het affiche ten goede komen
DEEL 4 | PRESENTATIE- EN REFLECTIEFASE KOMT DE BOODSCHAP OVER? Waar moet je affiche komen te hangen zodat zoveel mogelijk mensen het zien? Ga naar die plek en vraag of je jouw affiche daar mag opplakken. Vraag minimaal 1 voorbijganger of jouw affiche opvalt. Maak een foto van de plek waar je affiche hangt. Reflectie Bekijk je affiche en vraag jezelf af: • Is de hoeveelheid informatie genoeg (of juist teveel)? • Komt de boodschap over? • Is de verhouding tussen beeld en tekst in evenwicht?
6
• Heb ik een lettertype gekozen die past bij het doel? • Heb ik een afbeelding gecreëerd die het verhaal ondersteunt? Je levert het verslagje waarin bovenstaande vragen worden beantwoord en de foto die je hebt gemaakt van waar je het affiche hebt opgehangen in bij je docent. Tijdspad: 45 minuten Doel: • De leerling leert eigen kunstzinnig werk aan derden te presenteren. • De leerling leert schriftelijk te reflecteren op eigen werk.
7
SPOREN VAN HET WATER INLEIDING
Het is haast niet voor te stellen dat er nu een overstroming in Nederland zou kunnen plaatsvinden; Nederland is namelijk heel goed in het tegenhouden en verplaatsen van water. Toch kan het gebeuren dat er een dijk doorbreekt en je je huis moet verlaten. Als het water heel snel stijgt, zal je het hogerop moeten zoeken, bijvoorbeeld op het dak van je huis, wachtend tot de reddingsdiensten je komen helpen. Als het lek is gedicht zal het water langzaam weer zakken. Maar wat gebeurt er in de tijd dat jij niet thuis bent? Bij de watersnoodramp van 1953 werden veel huizen verwoest of mensen kwamen terug in huizen waar alles bedolven lag onder een dikke laag modder. Nu zijn de huizen sterker en kunnen ze wel tegen een stootje. Toch zullen er heel wat spullen nat en vies zijn geworden of misschien wel stuk zijn gegaan. Je gaat je in deze lessenserie inleven in het leven na de overstroming. Welke sporen heeft het water achtergelaten? Er zullen spullen zijn die je niet meer herkent als je weer naar huis bent teruggekeerd. Je kiest 3 voorwerpen uit die je zou achterlaten als je zou moeten vluchten voor een overstroming en tekent deze na bij je terugkomst. Wat kun je nog met de voorwerpen doen nu ze stuk of vies zijn?
Discipline: 2D + 3D Totaaltijd lessenserie: 300 minuten (5 uur)
LEERDOELEN • Leerlingen hebben achtergrondkennis van het begrip overstroming. • De leerlingen gaan op zoek naar een afbeelding die hen inspireert (de afbeelding gaat over een overstroming). • Ze schrijven een verhaal (±een half A4) over de afbeelding die hen inspireert. De leerling kan uiting geven aan zijn fantasie.
8
• De leerling kan werken met het materiaal grijspotlood. • De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.
• De leerling leert kunstzinnig werk te presenteren. • De leerling leert schriftelijk te reflecteren op het werk van een klasgenoot.
BENODIGDHEDEN • Computer met internet (kan als huiswerkopdracht meegegeven worden) of tijdschriften • Schrijfpapier • Pennen • A4 Schetspapier • Grijspotloden • Voorwerpen (van huis meegenomen) • A3 papier • Scharen • Lijm • Kleurpotloden • A4 Schrijfpapier • Voor stickervellen A4 formaat 25 vel voor 5 euro: www.123inkt.nl/Papier-en-labels/Stickers-p12485.html
EINDPRODUCT Een nieuw product ontstaan uit 3 ‘oude’ voorwerpen
LESSTAPPEN Deel 1: Overstroming Deel 2: Sporen van het water Deel 3: NIEUW! Deel 4: In gebruik
DEEL 1| ORIENTATIE OVERSTROMING Laat de leerlingen op internet of in tijdschriften afbeeldingen zoeken van een overstroming die hen inspireren. Ze kunnen ook de afbeeldingen gebruiken uit bijlage 3. Of kijken in de fotogalerij op www.zuiderzeemuseum.nl/drogevoeten. Laat ze vervolgens een verhaal schrijven over wat ze zien in de afbeelding (circa half A4). Ze denken na over de toestand die de overstroming met zich meebrengt. Ze beschrijven de gevolgen van de overstroming voor de bewoners. Hoe zou het zijn om terug te komen in een huis dat is overstroomd? Wat tref jij als bewoner aan? Hoe zou je je voelen als je weer thuis zou komen? Bron die gebruikt kan worden bij dit gedeelte:
• Filmpje over de nasleep van de overstroming van 1953: http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20040317_watersnood02 • Bijlage 3 Tijdspad: 60 minuten
9
Leerdoel:
• De leerling kan benoemen wat er wordt verstaan onder een overstroming • De leerling kan n.a.v. een afbeelding en eigen inzicht een verhaal schrijven over de situatie na een overstroming
DEEL 2 | ONTWERP SPOREN VAN HET WATER • De leerlingen hebben zich nu een beeld gevormd van de situatie na een overstroming. • De leerlingen kiezen 3 voorwerpen die ze na de overstroming uit hun huis halen. Deze voorwerpen zijn door de overstroming geschaad. (laat leerlingen objecten van huis meenemen)
• De leerlingen tekenen de 3 voorwerpen zoals ze na de overstroming eruit zouden kunnen zien. Is het voorwerp uitgeslagen? Is het stuk of mist het iets? Er worden 3 tekeningen gemaakt op A4 formaat met grijspotlood. (de objecten hoeven dus niet geschaad te zijn; leerlingen kunnen in gedachten een beeld vormen van hoe het object er na een overstroming uit zou kunnen zien) Tijdspad: 90 minuten Leerdoel:
• De leerling kan uiting geven aan zijn fantasie. • De leerling kan werken met het materiaal grijspotlood.
DEEL 3 | VERWERKING NIEUW! • De leerling gaat nu van de 3 voorwerpen 1 voorwerp maken. De leerlingen gaan de tekeningen knippen en samenvoegen tot een nieuw ding.
• Nu geven de leerlingen het nieuwe voorwerp een kleur met kleurpotlood. Als leerlingen meer uitdaging willen, dan kunnen de beeldaspecten schaduw (eigen schaduw en slagschaduw) en textuur toegepast worden.
• Hoe heet het nieuwe voorwerp? En wat kan het? • Leerlingen schrijven een gebruiksaanwijzing voor het nieuwe voorwerp van een half A4’tje. Hierbij moeten ze ervan uitgaan dat het voorwerp door iemand gebruikt wordt die het voor het eerst ziet. Tijdspad: 60 minuten Leerdoel:
• De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen. Tip: leerlingen kunnen ook een voorwerp maken in 3D. In dit geval moeten ze wel met voorwerpen kunnen werken die stuk mogen.
DEEL 4 | PRESENTATIE- EN REFLECTIEFASE IN GEBRUIK Het voorwerp is klaar. De gebruiksaanwijzing zorgt ervoor dat iedereen snapt waar het ding voor gebruikt kan worden. Of heeft het geen kans op een bestaan?
• De leerlingen presenteren om de beurt het nieuwe voorwerp. • In gedachte zijn de leerlingen in de klas de klanten; hoe kun je jouw product zo goed mogelijk verkopen?
10
• De leerlingen beoordelen elkaars nieuwe voorwerp door het goed te bekijken en verband te leggen met de gebruiksaanwijzing. De leerlingen beantwoorden tijdens de presentatie de onderstaande vragen: - Welke drie voorwerpen herken je? - Wat is er uit deze drie voorwerpen ontstaan? - Hoe heet het nieuwe voorwerp? - Wat kun je ermee doen? - Kun je overweg met de gebruiksaanwijzing? De klas bepaalt gezamenlijk welk product het meeste potentie heeft op een echt bestaan. Tijdspad: 30 minuten Leerdoel:
• De leerling leert kunstzinnig werk te presenteren. • De leerling leert schriftelijk te reflecteren op het werk van een klasgenoot.
Net echt! INLEIDING Zonder water zou er geen leven op aarde zijn. Vijfenzeventig procent van het aardoppervlak bestaat uit water. Daarvan is 97,5 procent zout water, dat kun je niet drinken. De 2,5 procent zoet water vind je vooral op de Noord- en Zuidpool. Of het zit heel diep onder de grond. Van al het water op aarde is slechts 1 procent bruikbaar als drinkwater voor de mens. (Bron: www.kraanwater.nu) In deze lessenserie zoek je uit welke verschillen er zijn tussen zoet en zout water. Met die informatie en een door jou uitgezochte inspiratiebron ga je propart maken. Dit is een wereldje in het klein. Je maakt een foto van je propart, zo dat mensen die naar jouw foto kijken niet weten of het nu echt of niet echt is! Veel plezier! Disciplines: 2D + 3D + fotografie Totaaltijd lessenserie: 300 minuten (5 uur)
LEERDOELEN • De leerling kan door middel van mindmapping het verschil tussen zoet en zout water uitleggen. • De leerling kan de gevonden informatie over zoet/zout water vertalen naar een schets. • De leerling kan het beeldaspect overlapping toepassen. • De leerling kan met het materiaal kleurpotlood werken. • De leerling leert een 2D ontwerp te vertalen naar 3D. • De leerling leert eigen kunstzinnig werk in een groep te presenteren. • De leerling leert mondeling te reflecteren op eigen werk en werk van anderen.
BENODIGDHEDEN • A4 schetspapier • Pennen • Grijspotloden • Kleurpotloden
11
• Computer met internet of tijdschriften/plaatjes met leven onder water • Tijdschriften • Karton (gekleurd) • Restmaterialen • Stof • Scharen • Plakkaatverf • Kwasten/penselen • Paletten • Spoelpotjes • Schilderstape • Lijm • Visdraad • Digitale fotocamera • Printer
EINDPRODUCT Een foto
LESSTAPPEN Deel 1: Zoet en zout Deel 2: Zoet of zout? Deel 3: Onder water Deel 4: Net echt!
DEEL 1| ORIENTATIE ZOET OF ZOUT? • Leerlingen verdiepen zich in het verschil tussen zoet- en zoutwaterleven. • Ze maken twee mindmaps: één van zoetwaterleven en één van zoutwaterleven. Wat leeft er in zoet water? En wat in zout water? De leerlingen kunnen denken aan dieren, planten en wat wij als mens met het water doen. Voorbeeld van een mindmap:
Bron die gebruikt kan worden bij dit gedeelte;
• Hoe maak ik een mindmap: http://www.hanslenderink.com/?p=408 (filmpje) Tijdspad: 45 minuten Leerdoel:
• De leerling kan door middel van mindmapping het verschil tussen zoet en zout water uitleggen.
12
DEEL 2 | ONTWERP ZOET OF ZOUT? • De leerlingen kiezen nu of ze zoet of zout water gebruiken om een onderwaterwereld vorm te geven. Daarnaast kiezen ze een afbeelding die als inspiratiebron dient. De leerlingen maken een schets op A4 formaat van een ruimte waarin twee soorten waterdieren en twee natuurlijke elementen (zoet of zout) voorkomen.
• De leerlingen moeten bij het maken van de schets bedenken hoe ze de dieren/planten willen plaatsen in de ruimte; hierbij maken ze gebruik van overlapping. (Manier van ruimtesuggestie; gedeelten van vormen zijn niet te zien omdat er andere vormen voor staan)
• De leerlingen kleuren de schets in met kleurpotlood. Tijdspad: 90 minuten Leerdoel:
• De leerling kan de gevonden informatie over zoet/zout water vertalen naar een schets. • De leerling kan het beeldaspect overlapping toepassen. • De leerling kan met het materiaal kleurpotlood werken.
DEEL 3 | VERWERKING ONDER WATER • De leerlingen hebben nu een basis om hun ontwerp uit te voeren. • Elke leerling krijgt een doos ter beschikking waarvan een stuk van de zijkant wordt weggesneden/geknipt. • De binnenkant krijgt een basiskleur waar straks op getekend en geplakt kan worden (met plakkaatverf). • De leerling gaat zijn schets nu naar een 3D omgeving vertalen. • Daarbij is het materiaalgebruik vrij. Minimale eisen:
• Twee soorten waterdieren (bijvoorbeeld bij zoet: paling, snoekbaars) • Twee natuurlijke elementen (bijvoorbeeld bij zoet: kranswier, kiezels) • Overlapping (gelaagdheid, manier van ruimtesuggestie) Verder zijn leerlingen vrij om het zoet of zout water aan te vullen als daar tijd voor is. Tip Werk met laagjes! Net zoals in het theater, daar werken ze met decors. De leerlingen kunnen met diffuus materiaal werken (stukjes stof, crêpepapier) zodat bij deel 4 een goede ruimtesuggestie gemaakt kan worden. Tijdspad: 120 minuten Doel:
• De leerling leert een 2D ontwerp te vertalen naar 3D. • De leerling kan het beeldaspect overlapping toepassen.
DEEL 4 | PRESENTATIE- EN REFLECTIEFASE NET ECHT! De leerlingen zijn klaar met het ontwerp van hun onderwaterwereld. Nu wordt er een foto gemaakt. Hierbij is het van belang dat je als buitenstaander niet goed begrijpt of het nu echt of niet echt is.
13
Tip Fotografeer op ooghoogte. Dit betekent dat je jouw onderwaterwereld ter hoogte van jouw ogen houdt. Dit zorgt ervoor dat je als kijker wordt meegenomen in jouw belevingswereld. Expositie
• De leerlingen printen de foto’s uit op A4 formaat. • Vervolgens worden ze op een stuk karton geplakt. • Op de achterkant worden twee lusjes onzichtbaar opgeplakt (dit kunnen twee stukjes dubbelgevouwen touw zijn). • Aan de lusjes wordt visdraad geknoopt. (alle foto’s op gelijke lengte!) • Nu kunnen de foto’s aan het plafond worden gehangen. (of aan een lat en die weer aan het plafond) • De 3D werken staan ook tentoongesteld. (niet laten concurreren met de foto’s) • De leerlingen bezoeken samen de expositie. • Elke leerling vertelt iets over zijn 3D werk. Dan laat hij de foto zien. • De vraag aan de andere leerlingen is; is het net echt? Wat wel en wat niet? Tijdspad: 90 minuten Leerdoel:
• De leerling leert eigen kunstzinnig werk in een groep te presenteren. • De leerling leert mondeling te reflecteren op eigen werk en werk van anderen.
14
Bijlage 1: voorbeelden lay-out Voorbeeld 1
Kop Inleiding
afbeelding
Checklist www.abcdefgh.nl
radiofrequentie 0.00 15
Voorbeeld 2
Inleiding
Kop afbeelding
Checklist -
afbeelding
www.abcdefgh.nl
radiofrequentie 0.00 16
Voorbeeld 3
Kop
Inleiding
afbeelding
Checklist -
www.abcdefgh.nl
radiofrequentie 0.00 17
Bijlage 2: voorbeelden affiches Zuiderzeemuseum
18
19
Bijlage 3 Marken na de overstroming van 1916
20
21