Droge voeten in Noord-Holland Het grote Waterexperiment Algemene docentenhandleiding, groep 1 - 4
1
Inhoudsopgave
Pagina:
1. Introductie
3
2. Doel en doelgroep programma
4
3. Opbouw lessen
4
4. Tijdsinvestering
4
5. Minimale inhoudelijke voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum
5
6. Praktische voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum
6
6.1 Begeleiding vanuit het museum en vanuit school
6
6.2 Kleding
6
6.3 Verdeling groepjes
7
6.4 Programma en begeleiding in het museum
7
7. Evaluatie van het museumbezoek
8
8. Lessen voor op school
9
8.1 Les 1: groep 1-2 Wat doe je met water?
9
8.2 Les 2: groep 1-4 Wat kan water?
11
8.3 Les 3: groep 3-4 Hoe schoon is water?
12
8.4 Les 4: groep 3- 4 Hoe veilig is water?
13
8.5 Les 5: groep 1-4 Wat is ‘vroeger’?
14
Bijlage 1: afbeeldingen les 2 kringgesprek
15
Bijlage 2: historische afbeeldingen
18
Handleiding voor de schoolbegeleider groep 1 & 2
23
Handleiding voor de schoolbegeleider groep 3 & 4
24
2
1. Introductie Deze docentenhandleiding wordt je aangeboden in het kader van de nieuwe educatiemodule Droge Voeten in Noord-Holland en sluit aan bij het educatieve programma in het Zuiderzeemuseum Het grote Waterexperiment. Doelgroep zijn leerlingen van groep 1 tot en met 4. In deze docentenhandleiding vind je lessen die je op school kunt uitvoeren wanneer je in de klas het thema water behandelt. Deze lessen kun je gebruiken als inhoudelijke voorbereiding op het museumbezoek, maar je kunt ze ook los hiervan inzetten, zonder het museum te bezoeken. Kom je met je klas naar het Zuiderzeemuseum dan raden wij je aan de gehele docentenhandleiding te lezen, maar lees in ieder geval de hoofdstukken 5 en 6. Naast Het grote Waterexperiment bestaat de nieuwe watereducatie module Droge Voeten in Noord-Holland uit nog een drietal nieuwe educatieve programma’s voor BO en VO. Meer over deze programma’s kun je vinden op de bijbehorende website www.zuiderzeemuseum.nl/drogevoeten. Het Zuiderzeemuseum heeft de module ontwikkeld in opdracht van en samenwerking met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en in het kader van het Jaar van het Water (2012) in het Zuiderzeemuseum. Het Zuiderzeemuseum werkte voor de ontwikkeling van Droge Voeten in Noord-Holland: Het grote Waterexperiment nauw samen met MEC De Witte Schuur en OBD Noordwest. Nanette Wagenaar van OBD Noordwest heeft de lessen in deze handleiding samengesteld. Naast deze algemene docentenhandleiding vind je op de website van Droge Voeten in Noord-Holland een speciale docentenhandleiding beeldende vorming met nog meer voorbeelden van creatieve activiteiten die je met je leerlingen kunt doen. Dit zijn slechts suggesties. Al naar gelang tijd en interesse bepaal je welke lessen en activiteiten je op school doet. Voor tijdsinvestering en de minimale voorbereiding die nodig is voor het museumbezoek verwijzen wij je naar punt 4 en 5 in deze handleiding. Heb je na het lezen van deze handleiding en/of na het bezoek aan het Zuiderzeemuseum nog vragen, opmerkingen of tips, neem dan contact op met Martine Drenth, afdeling Educatie Zuiderzeemuseum:
[email protected], 0228-351 127. Wij wensen je veel plezier en succes!
3
2. Doel en doelgroep programma Uit onderzoek van het HHNK is gebleken dat kinderen en jongeren vaak geen idee hebben wie onze bescherming tegen het water waarborgt en hoe. Het hoofdthema van de watereducatie module Droge Voeten in Noord-Holland is daarom toegespitst op waterveiligheid. Hoe houden we droge voeten in Noord-Holland? Hoe deden we dit vroeger en hoe zal dit gaan in de toekomst? Doel van het programma voor groep 1-4 is jonge kinderen op speelse en actieve wijze kennis te laten maken met: - eigenschappen en het gebruik van water dichtbij huis, vroeger en nu (o.a. thema’s als drinkwater, water om mee te wassen, maar ook hoe schoon is water, hoe zwaar en hoe diep) - waterveiligheid dichtbij huis, vroeger en nu (o.a. thema’s als veilig bij het water spelen, wat doet een dijk en waarvoor gebruikte men vroeger een molen). Zowel in de lessen voor op school als tijdens het museumbezoek wordt er qua onderwerp en moeilijkheidsgraad onderscheid gemaakt tussen groep 1-2 en groep 3-4. Voor beide groepen zijn in het museum dan ook twee verschillende programma’s ontwikkeld. Zo wordt er bij groep 1-2 alleen aandacht besteed aan watergebruik en waterveiligheid dichtbij huis (veilig bij het water spelen) en nog niet aan bescherming tegen het water (dijk, molen). Dit laatste komt wel weer aan de orde in de lessen en het programma voor groep 3-4. Meer hierover kun je lezen in hoofdstuk 6 Programma en begeleiding in het museum en hoofdstuk 8 Lessen op school. Overigens wordt het programma wat betreft groep 4 vooral geschikt geacht voor leerlingen die net in groep 4 begonnen zijn. Ben je aan het einde van het schooljaar bezig met het thema water, dan kan het voor jou ook interessant zijn om te kijken naar het programma Watertoppers voor groep 4-6. Natuurlijk bepaal je uiteindelijk zelf wat je geschikt en leuk vindt voor je leerlingen. De lessen op school hebben als doel de voorkennis en eigen ervaringen die jonge kinderen hebben met water te activeren en om gezamenlijke ervaringen op te bouwen.
3. Opbouw lessen De opbouw van de lessen bestaat uit een kringgesprek als inleiding, waarna suggesties worden gedaan om over het gespreksonderwerp te spelen, knutselen of experimenteren. Die vervolgactiviteiten kunnen gedurende een langere periode in de groep plaats vinden.
4. Tijdsinvestering Voor de kringgesprekken kan worden uitgegaan van maximaal 20 minuten. De vervolgactiviteiten zijn zelf in te plannen en kunnen langer of korter duren al naar gelang de beschikbare tijd en de organisatie. Waar wij spreken van kringactiviteit kan ook gewerkt worden met een kleine kring. Herhaling van de activiteit is dan wenselijk zodat alle kinderen aan de activiteit hebben deelgenomen.
4
5. Minimale inhoudelijke voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum Indien je naar het museum komt en weinig ruimte in je onderwijsprogramma heeft om voorbereidende lessen uit te voeren, vragen wij minimaal de volgende voorbereiding: 1. Oriënteer met de kinderen op het begrip water. Hoe (her)kennen zij het? Denk aan: - waterconsumptie - watergebruik in huis - waterbezoek in vrije tijd (zwembad, meer, zee, sloot) - water voor een ander (tuin / dieren) - water als natuurverschijnsel (regen, hagel, ijs, sneeuw, dauw) 2. Richt de kinderen op het doel van het museumbezoek. We gaan in het Zuiderzeemuseum kijken hoe mensen vroeger leefden en hoe zij toen gebruik maakten van water. Net als nu moesten mensen toen ook heel voorzichtig zijn zo vlak bij het water. Daarvoor maakten ze afspraken en bedachten slimme dingen. Daar gaan we naar op zoek! U hoeft met de leerlingen niet in te gaan op de geschiedenis van watergebruik en waterveiligheid. Dat komt aan de orde tijdens het museumbezoek. Bespreek wel met de leerlingen het begrip vroeger. Wat betekent dat eigenlijk, vroeger? Wanneer is dat en wat is het verschil met nu? Vroeger is bijvoorbeeld de tijd dat hun ouders en grootouders klein waren, maar ook al de tijd dat zij zelf een baby waren. Dingen waren toen vaak anders dan nu. U kunt dit, als u tijd heeft, wellicht in de klas illustreren aan de hand van foto’s van jezelf of je (groot)ouders vroeger of van oude voorwerpen (bv. oud speelgoed of een oud huishoudelijk voorwerp). U kunt je verhaal ook illustreren aan de hand van de afbeeldingen in bijlage 2 van deze docentenhandleiding. Deze afbeeldingen en meer vindt u ook in de fotogalerij op www.zuiderzeemuseum.nl/drogevoeten. Zo kunt u de afbeeldingen bijvoorbeeld via het digibord laten zien. 3. Maar…ook voor ons is het belangrijk om goede afspraken te maken om veilig bij het water te zijn in het museum. Wie weet er een goede afspraak? • We krijgen allemaal een zwemvest aan (alleen programma groep 3-4) • We blijven bij ons groepje • De museumdocent of schoolbegeleider vertelt wat we mogen bekijken en wat we mogen uitproberen. • Als je zelf een idee hebt om iets te bekijken, voelen of uit te proberen vraag je dat aan de museumdocent of schoolbegeleider. • We kijken goed waar we lopen. • We lopen op het pad • In een museum houd je rekening met andere bezoekers
5
6. Praktische voorbereiding bezoek Zuiderzeemuseum 6.1 Begeleiding vanuit het museum en vanuit school Vanuit het museum gaat er per klas 1 museumdocent mee. Zij vertelt op een heldere manier over watergebruik en bescherming tegen het water vroeger. Op verschillende plekken zal zij de kinderen uitnodigen om iets te ontdekken en uit te proberen. Bij deze activiteiten geeft de museumdocent duidelijke instructies over de wijze waarop de activiteit wordt uitgevoerd en heeft hierbij de veiligheid van de kinderen voor ogen. Omdat de klas tijdens het programma in tweeën wordt gesplitst, zal de ene helft van de klas worden begeleid door de museumdocent en de andere helft door de schoolbegeleiders zelf. In het museum krijgen de schoolbegeleiders van de museumdocent een instructiekaart uitgereikt. Deze instructiekaart vindt u ook toegevoegd aan deze handleiding. Het is handig als u deze instructiekaart van tevoren al print en uitdeelt aan de begeleiders. Zo kunnen zij zich terdege voorbereiden op het bezoek. Hoeveel begeleiders er nodig zijn vanuit school leest u hieronder. De reden dat de klas in tweeën wordt gesplitst is dat alle leerlingen op deze manier volledig kunnen deelnemen aan de activiteiten. Naast dat schoolbegeleiders activiteiten zelfstandig begeleiden, wordt er van hen ook gevraagd de museumdocent te ondersteunen tijdens het uitvoeren van haar deel van het programma. Dit in verband met een goed verloop van de activiteiten en de veiligheid van de kinderen.
Het blijft ten alle tijden de verantwoordelijkheid van de school om te letten op de kinderen en hen te corrigeren als zij zich niet aan de algemeen in een museum geldende gedragsregels houden.
Aantal begeleiders vanuit school Programma groep 1-2 Aantal schoolbegeleiders: minimaal 4 (twee om de museumdocent te ondersteunen, twee om activiteiten zelfstandig te begeleiden) Belangrijk: Dit is een minimale vereiste. Voor een onderbouwgroep wordt in het algemeen een begeleiding van 1 begeleider op 4 kinderen ten zeerste aanbevolen! Programma groep 3-4 Aantal schoolbegeleiders: minimaal 5 (drie om de museumdocent te ondersteunen, twee om activiteiten zelfstandig te begeleiden). Belangrijk: De reden dat er hier om drie begeleiders wordt gevraagd om de museumdocent te ondersteunen is dat de leerlingen activiteiten zullen doen aan en op het water (sloot). Voldoende begeleiding is daarom belangrijk voor de veiligheid van de kinderen. Daarnaast zullen zij tijdens deze activiteiten zwemvestjes dragen van het museum. 6.2 Kleding Het programma in het Zuiderzeemuseum zal zich af en toe in de buurt van water afspelen (ondiepe sloten). Tijdens een deel van het programma zullen de leerlingen daarom zwemvestjes van het museum dragen (alleen groep 3-4). Daarnaast zullen de leerlingen soms door gras of stukjes weiland lopen waar het modderig kan zijn en zullen ze met water spelen. Vraagt u daarom aan de ouders ervoor te zorgen dat de leerlingen kleding dragen die vies mag worden en dat ze oude schoenen of (beter nog) laarsjes dragen.
6
6.3 Verdeling groepjes Groep 1-2 Verdeelt u de klas van tevoren op school al in twee groepen. Dat scheelt tijd in het museum. Groep 3-4 Naast dat de klas in het museum in tweeën wordt gesplitst, wordt de helft die door de schoolbegeleiders zelf wordt begeleid ook nog een keer in twee groepjes gesplitst. Verdeelt u daarom op school de klas alvast in vier groepjes. Dat scheelt tijd in het museum. 6.4 Programma en begeleiding in het museum Totale duur programma: circa 1 ½ uur Maximaal aantal leerlingen per programma: 30 Bij aankomst in het buitenmuseum van het Zuiderzeemuseum (bij de stadsingang of met de boot via het entreepaviljoen) wordt u opgevangen door de museumdocent. Na een gezamenlijke introductie wordt de klas in tweeën gedeeld en volgt een wisselprogramma van twee maal circa een half uur. Zoals eerder vermeld wordt de ene helft van de klas begeleid door de museumdocent (met behulp van schoolbegeleiders) en wordt de andere helft van de klas begeleid door de schoolbegeleiders zelf (met behulp van instructiekaart). Na een half uur wisselen de groepjes op een vooraf afgesproken plek om het tweede onderdeel te gaan doen. Het beste is als de schoolbegeleiders niet mee wisselen, maar op dezelfde plek blijven en weer hetzelfde onderdeel begeleiden. Na het wisselprogramma volgt een afsluiting met de hele klas. Schematisch ziet het programma er als volgt uit: Aankomst en introductie
15 min.
Wisselprogramma
2x 35 min.
Afsluiting
circa 10 min.
De programma’s voor groep 1-2 en groep 3-4 verschillen inhoudelijk van elkaar: Groep 1-2: • Water uit de regenbak halen en met twee emmertjes water op stap • Op bezoek in een oud woonhuis: water uit de regenbak vergelijken met kraanwater; limonade drinken, op de ouderwetse manier afwassen • Op de ouderwetse manier wassen, was uitwringen en ophangen; • Wedstrijdje ‘juk met emmers water dragen’, voelen hoe zwaar water is. Groep 3-4: Alle activiteiten zoals hierboven beschreven plus: • Wandelen op de dijk en langs de molen; • Zelf aan een vijzel draaien en zo water omhoog schroeven; • De diepte van slootjes meten en vergelijken met je eigen lengte. • Dieren redden uit het natte weiland. De reden hiervoor is de moeilijkheidsgraad van het onderwerp ‘bescherming tegen het water’ en het feit dat leerlingen van groep 1-2 meer tijd nodig hebben om de activiteiten uit te voeren (ondervonden tijdens het proefdraaien van het programma). Mocht u het programma van groep 1-2 willen uitbreiden met de activiteiten van groep 3-4 dan is dit op verzoek mogelijk. Neemt u hiervoor contact op met de afdeling Events. Houd er dan wel rekening mee dat het programma een half uur langer zal duren en dat u meer begeleiding zult moeten regelen.
7
7. Evaluatie van het museumbezoek Na het museumbezoek hebben alle kinderen een gezamenlijke ervaring opgedaan met water. U kunt activiteiten die ter voorbereiding zijn geformuleerd ook naderhand alsnog doen. Water heeft dan verschillende betekenissen gekregen voor de kinderen. Bied kinderen na afloop van het museumbezoek in ieder geval de gelegenheid om op het bezoek terug te kijken Dit kan door: • Een kringgesprek of tweetalgesprekken waarin kinderen hun meest bijzondere ervaring uit het museum vertellen • Een verwerkingsvorm als tekenen of schilderen over het museum, voorzien van een onderschrift over hun bezoek • Een groepswerk waarin beeldend wordt gemaakt hoe het bezoek begon, wat het middenstuk was en hoe het eindigde. • Een groepswerk waarbij kinderen laten zien (tekenen) en verwoorden (tekst toevoegen zelf of door leerkracht) wat ze te weten zijn gekomen over het gebruik en het gevaar en de veiligheidsmaatregelen van water. • Een groepswerk waarbij kinderen de verschillen en overeenkomsten weergeven op bovengenoemde punten.
8
8. Lessen voor op school 8.1 Les 1: groep 1 en 2
Titel: Wat doe je met water? Groep 1 / 2 Doel: ervaringen van kinderen met water inventariseren Kringgesprek: Stel de vraag: Wat doe je met water? (naar aanleiding van een glas water dat op tafel staat of een regenbui die zichtbaar is) Uitwerking: Laat kinderen eerst in tweetallen deze vraag beantwoorden. De één vertelt, de ander luistert. Na 1 minuut wisselt de rol van spreker en luisteraar. Daarna centraal in de kring. Schrijf op verschillende stroken wat de kinderen benoemen. Als de input van de kinderen zich vooral richt op gebruik van water in huis kunt u vragen: “ En buiten?” Het gesprek krijgt een vervolg: (bepaal zelf qua tijd en spanningsboog of het aansluitend kan of op een later tijdstip) Als alle punten benoemd zijn merkt u op dat u dingen gehoord heeft die in het water gedaan worden, die met water gedaan worden en die van water gemaakt worden. Pak drie verschillend gekleurde A4 papieren en schrijf de titels er op: • In het water • Met water • Van water Laat een kind een strookje pakken, lees voor wat er staat en vraag het kind waar het bij hoort. Sorteer zo de stroken. Zie het schema op de volgende pagina.
9
Suggesties voor verdere uitwerking A. In het water (mogelijke ervaringen die kinderen benoemen) Zwemmen Visjes vangen Duiken / springen Varen Steentjes gooien
B. Met water (mogelijke ervaringen die kinderen benoemen) Wassen Douchen Afwassen Auto wassen Tuin sproeien Spelen WC doorspoelen Tanden poetsen Verfkwasten schoonmaken
C. Van water (mogelijke ervaringen die kinderen benoemen) Limonade maken IJsjes maken Thee / koffie zetten
Spelen: We gaan naar het zwembad / naar zwemles! (we maken een ‘zwembad’ in de klas) Een dagje naar het meer (we spelen dat we bij het meer gaan vissen / varen etc.)
Spelen: Huishoek rituelen met water (we doen de afwas, doen de was, pop in bad etc.)
Spelen: Kom je op de koffie / thee? (in huishoek) De ijskraam De limonadefabriek
In de watertafel: Wat vaart daar? Spelen met allerlei bootjes, van verschillende materialen
In de watertafel: Poppenwas(sen)
In de watertafel: De waterfabriek (spel met verschillende soorten flessen / maatbekers / slangen / buizen / trechters etc.)
Experiment: Drijven / zinken
Experiment: Oplossen / bezinken
Experiment: Kolken / draaien / pompen / stromen (in combinatie met de watertafel)
Doen: Bootjes maken Ontwerpen (tekenen) Benoemen wat er op en aan zit (woordenschat / schrijven) Maken van verschillende materialen (gerelateerd aan experiment; welk materiaal kies je?) Gebruiken (in watertafel de boot ‘dopen’)
Doen: Reeks tekenen:(eerst / daarna / tot slot) Mogelijke titels voor een teken-reeks: Ik douche me. Wat een afwas! Wasdag De tuin krijgt water
Doen: Lekkerste limonade / ijsrecept maken en illustreren (tekenen of schilderen)
Extra: Zie voor nog meer creatieve opdrachten die aansluiten bij In het water de aparte docentenhandleiding beeldende vorming.
Extra: Zie voor nog meer creatieve opdrachten die aansluiten bij Met water de aparte docentenhandleiding beeldende vorming.
Voor deze reeks kunnen ook (kleur-) plaatjes worden aangereikt, waarna de kinderen de reeks plakken en later benoemen wat er gebeurt.
10
Extra: Zie voor nog meer creatieve opdrachten die aansluiten bij Van het water de aparte docentenhandleiding beeldende vorming.
8.2 Les 2: groep 1-4
Titel: Wat kan water? Groep 1, 2, 3 en 4 Doel: kinderen maken kennis met de verschillende eigenschappen van water. Kringgesprek: Bekijk met de kinderen de afbeeldingen (zie bijlage). Stel steeds de volgende vragen: • Wat zie je? • Wat kan water? Benoem wat water kan. (koken, dan wordt het heet – bevriezen, dan wordt het ijskoud – wegstromen door het afvoerputje – stijgen als de put verstopt zit – stijgen als er héél veel water tegelijk door de rivier moet stromen.) Voorlezen: ’Kikker is een held’ van Max Velthuis Lees interactief voor. Dat wil zeggen: stel regelmatig vragen om de kinderen betrokken te houden bij het verhaal. Vraag hen te voorspellen hoe het verder gaat, laat hen benoemen wat ze zien, bied ruimte om eigen ervaringen te vertellen. Leg een link tussen het boek en de afbeelding van het stijgende water in de rivier. Nagesprek: Rat was heel slim want hij had een bootje waarmee hij naar z’n vrienden kon gaan. Maar mensen hebben ook iets handigs bedacht om ervoor te zorgen dat het water in de rivier blijft. Wie weet wat dat is? Laat de laatste afbeelding nog eens zien. Benoem de dijk en wijs aan. Vertel dat dijken er zijn om ervoor te zorgen dat het water in de rivier, de sloot of het meer blijft.
11
8.3 Les 3: groep 3-4
Titel: Hoe schoon is water? Groep 3-4 Doel: Kinderen ontdekken dat schoon water een rekbaar begrip is. Schoon genoeg voor de ene handeling, maar niet voor een andere! Experiment: vul verschillende glazen potjes met water: • Uit de kraan • Uit de wc-pot • Uit de schoonmaakemmer (voeg een scheut bleekmiddel aan water toe) • Uit de regenton • Uit de regenplas • Uit de sloot Laat kinderen het water ruiken en bekijken (niet proeven! Om vergissingen te voorkomen zou u de potjes met kraanwater en het water uit de wc-pot kunnen afsluiten met een deksel, om te ruiken kan het deksel verwijderd worden. Maak duidelijke afspraken! Laat de kinderen verschillen en overeenkomsten benoemen. Geef de opdracht om de potjes te ordenen van schoon naar vies. Waar denken ze dat het water vandaan komt? Geef de juiste herkomst van het water aan en geef dit aan met een sticker op het potje (tekeningetje erop). Vervolgactiviteit:
Waar kun je het water voor gebruiken? Leg de volgende voorwerpen in de kring: • Een glas • Een dweil • Een wc rol • Een vieze schoen (modder) • Een gieter • Een kledingstuk Welk potje hoort bij welk voorwerp? Laat de kinderen redeneren waarom zij een bepaald voorwerp bij een potje plaatsen. Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Zo kan de gieter prima gevuld worden met kraan-, regenton- of slootwater. Vertel dat het vroeger anders was. Hoe anders? Dat gaan we straks zien in het Zuiderzeemuseum. In het Zuiderzeemuseum kun je zien hoe mensen vroeger woonden en ook hoe ze water gebruikten en waar ze het water vandaan haalden. Zie voor een les over vroeger ook hoofdstuk 5 minimale voorbereiding en hoofdstuk 8.5 Wat is ‘vroeger’?.
12
8.4 Les 4: groep 3-4
Titel: Hoe veilig is water? Groep 3-4 Doel: Kinderen leren dat er afspraken nodig zijn om veilig bij het water te kunnen zijn. Kringgesprek: • Wat mag jij al zelf met water? • Wat mag jij al zelf bij / in het water? • Welke afspraken heb je daarover gemaakt met papa en / of mama en waarom zijn die nodig? Vervolgactiviteit: Neem 2 A3 papieren. Schrijf bovenaan het ene blad: Dit mogen wij al zelf met water En bovenaan het andere: Dit mogen wij al bij / in het water Noteer wat de kinderen noemen (schrijf klein de namen van de kinderen erbij zodat ouders kunnen lezen wat hun kind heeft genoemd). Neem nu nog een A3 papier en laat kinderen daarop benoemen wat zij samen met een volwassene mogen. Vervolgactiviteit: Vertel dat kinderen vroeger bang gemaakt werden voor het water door hun vader en moeder. Dat kwam door het verhaal van De Nokker. Kijkt u voor verhalen over de Nokker en andere watermonsters naar de activiteiten zoals beschreven in het hoofdstuk In water in de aparte handleiding beeldende vorming. Nagesprek: Hoe zou de Nokker er uit hebben gezien? Vervolgactiviteit: Kinderen maken hun eigen Nokker (zie handleiding beeldende vorming) Kringgesprek: Vraag: Hoe weet je of water diep is? (soms staat het op de rand van het zwembad, helder water lijkt ondiep, donker water wordt ervaren als diep) Wat is diep? Vergelijk een meetlat met de lengte van kinderen. Wat vind jij diep? Zo diep als… Bied ruimte aan verschillende ervaringen van kinderen met diepte. Misschien is er iemand trots omdat hij / zij zonder bandjes in het diepe mag of vindt een ander het meer diep als het tot je navel komt. Knutselen: Dieptemeter (peilstok)
13
8.5 les 5: groep 1-4
Titel: Wat is ‘vroeger’? Groep 1, 2, 3 en 4 Doel: Kinderen maken kennis met het begrip ‘vroeger’ en het verschil tussen vroeger en nu. Kringgesprek: Stel de vraag: Wat betekent dat, vroeger? Wanneer is dat en wat is het verschil met nu? Vroeger is bijvoorbeeld de tijd dat hun ouders en grootouders klein waren, maar ook al de tijd dat zij zelf een baby waren. Dingen waren toen vaak anders dan nu. Vervolgactiviteit: U kunt dit in de klas illustreren aan de hand van foto’s van jezelf of je (groot)ouders vroeger of aan de hand van oude voorwerpen (bv. oud speelgoed of een oud huishoudelijk voorwerp). U kunt ook aan de ouders van de leerlingen vragen of zij een foto of voorwerp van vroeger mee naar school kunnen nemen. Laat de kinderen in de kring iets vertellen over hun foto of voorwerp. Hoe oud is die foto of dat voorwerp? Historische afbeeldingen: Om je verhaal te illustreren kunt u ook gebruik maken van de afbeeldingen in bijlage 2 van deze docentenhandleiding. Deze afbeeldingen en meer vindt u ook in de fotogalerij op www.zuiderzeemuseum.nl/drogevoeten. Zo kunt u de afbeeldingen bijvoorbeeld via het digibord laten zien.
14
Bijlage 1: afbeeldingen les 2 kringgesprek
Water kan….koken
Water kan…bevriezen
15
Water kan…wegstromen door het afvoerputje
Water kan…niet weg als de put verstopt zit
16
Water kan…stijgen….maar daar hebben we wat op bedacht!
17
Bijlage 2: historische afbeeldingen
Zo zagen mensen er ongeveer 100 jaar geleden uit.
Auto’s waren er nog maar heel weinig. De hondenkar was heel normaal!
18
Geen kraan in huis, maar water halen buiten uit de put.
Mensen woonden vaak nog in hele kleine huizen, soms wel met z’n tienen!
19
Kinderen moesten ook werken want hun ouders verdienden niet zo veel. Ze moesten bijvoorbeeld vis schoonmaken of meewerken op het land. Dit deden ze na schooltijd, maar soms gingen ze ook helemaal niet naar school.
20
Foto: Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem Veel kinderen sliepen met hun broertjes en zusjes in 1 bed. Vaak sliepen ze dan in de bedstee. Een bedstee is een soort kast in de woonkamer. Dat kun je zien op deze hele oude foto. Met z’n allen in de bedstee was lekker warm. Maar het was in de bedstee ook benauwd en ongezond.
Schaatsen vonden ze vroeger ook al leuk!
21
En lekker spelen bij het water. Wel oppassen hoor!
De dijken waren vroeger nog niet zo sterk. Dan gebeurde dit wel eens!
22
GROTE
HET WATEREXPERIMENT Programma voor groep 1 & 2 in het Zuiderzeemuseum Handleiding voor de schoolbegeleider Met deze handleiding gaat u met de leerlingen op pad U W
door een klein deel van het museum. Op de plattegrond staan de locaties aangegeven. In de tekst kunt u lezen wat u samen met de kinderen gaat doen. Houdt u de tijd in de gaten. In totaal heeft u 20 minuten voor dit onderdeel. SUCCES EN DANK VOOR JE MEDEWERKING!
U
Urk Duur: circa 20 minuten
WATER OM TE WASSEN
Met de emmer water gaan u en de kinderen naar het huisje op Urk. Samen met de kinderen gaat u op zoek naar Marretje, de wasvrouw. Vraagt u gerust de bewoners van Urk om hulp. Als Marretje gevonden is, laat u de kinderen vragen: “mevrouw, kunt u dit water gebruiken?” Marretje zal vertellen waar zij het water voor de was vandaan haalt. Vervolgens gaan de kinderen haar helpen met wassen, was uitwringen en ophangen.
W Wisselplek Hier worden u en de kinderen door de museumdocent opgehaald voor de tweede helft van het programma. Terwijl ze wachten, kunnen de kinderen hier om de beurt met een juk met emmer waters lopen. Dit kunt u bijvoorbeeld op de volgende manier aanpakken: maak twee
WATER DRAGEN
rijen tegenover elkaar, de eerste krijgt het juk en loopt ermee naar de eerste aan de overkant, deze neemt het juk over en gaat naar de tweede aan de overkant en zo door. Ondertussen kunt u met elkaar “twee emmertjes water halen” zingen en in de handen klappen. De begeleiders staan achter de rijen om bij het overdragen van het juk te helpen.
23
GROTE
HET WATEREXPERIMENT Programma voor groep 3 & 4 in het Zuiderzeemuseum Handleiding voor de schoolbegeleider W
U
H
R
R
Met deze handleiding gaat u met de leerlingen op pad door een klein deel van het museum. Op de plattegrond staan de locaties aangegeven. In de tekst kunt u lezen wat u samen met de kinderen gaat doen. Houdt u de tijd in de gaten. In totaal heeft u 35 minuten voor dit onderdeel. SUCCES EN DANK VOOR JE MEDEWERKING!
Regenton Duur: 5 minuten
U
Allereerst gaat u met de hele groep een emmertje water halen uit de regenton. WATER HALEN Het is van belang dat alle kinderen het water in de ton zien en hoe het erin gekomen is. Wijst u aan hoe het water via de dakgoot in de ton loopt: regenwater in plaats van kraanwater. Laat een paar kinderen water uit de regenton halen. Vervolgens gaat u met je groepje naar de volgende locatie: Urk of het Huishouden van vroeger. Laat een paar kinderen samen het emmertje water dragen: één houdt het emmertje vast, een paar andere het touw.
H
Urk Duur: 15 minuten
WATER OM TE WASSEN
U gaat met de emmer water naar het huisje op Urk. Samen met de kinderen gaat u op zoek naar Marretje, de wasvrouw. Vraagt u gerust de bewoners van Urk om hulp. Als Marretje gevonden is, laat u de kinderen vragen: “mevrouw, kunt u dit water gebruiken?” Marretje zal vertellen waar zij het water voor de was vandaan haalt. Vervolgens gaan de kinderen haar helpen met wassen, was uitwringen en ophangen.
W
Huishouden van vroeger Duur: 15 minuten
Wisselplek
Hier worden u en de kinderen door de museumdocent opgehaald voor de tweede helft van het programma. Terwijl ze wachten, kunnen de kinderen hier om de beurt met WATER DRAGEN een juk met emmer waters lopen. Dit kunt u bijvoorbeeld op de volgende manier aanpakken: maak twee rijen tegenover elkaar, de eerste krijgt het juk en loopt ermee naar de eerste aan de overkant, deze neemt het juk over en gaat naar de tweede aan de overkant en zo door. Ondertussen kunt u met elkaar “twee emmertjes water halen” zingen en in de handen klappen. De begeleiders staan achter de rijen om bij het overdragen van het juk te helpen.
U gaat met de kinderen en de emmer water naar een huisje dat is ingericht WATER DRINKEN als een huishouden van vroeger. De deur van het huisje is dicht, maar niet op slot. U kunt dus zo naar binnen. Sluit u de deur wel weer achter u zodat u en de kinderen zo min mogelijk worden gestoord door andere bezoekers. In dit huisje komen de kinderen erachter waarvoor regenwater vroeger in het huishouden werd gebruikt. Op tafel ligt een instructiekaart voor de schoolbegeleider. Hierop staat wat u aan de kinderen kunt vertellen en wat voor activiteiten u hier met ze kunt doen en hoe. 24