Drijflaag en zaklaag onderzoek op de locatie Chemie-Pack te Moerdijk
Definitief
2001 + 2101 In opdracht van Opgesteld door Projectnummer Documentnaam Datum
Provincie Noord-Brabant MWH B.V. M12B0327 \\nlarn1s01\data\data\project\M12\M12B0327\2 (T ) Inhoudelijk Technisch\T4 Deliverables\m12b0327_def.r01-ciho.docx 18 december 2012
Postadres Postbus 5076 6802 EB ARNHEM Nederland T +31(0)26 7513800 F +31(0)26 7513818
Bezoekadres Westervoortsedijk 50 6827 AT ARNHEM Nederland www.mwhglobal.nl
KVK Haaglanden 27 18 43 23 ING Bank Delft 65 93 74 331 IBAN NL 63 ING B 0659 374331/BIC INGBNL2A MWH is ISO 9001:2008 en VCA* gecertificeerd
2
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Doelstelling nader onderzoek en aanpak 1.2 Leeswijzer 1.3 Betrouwbaarheid
2
Puur product, drijflagen en zaklagen 2.1 Drijflagen 2.2 Zaklagen 2.3 Toetsingswaarden voor indicatie aanwezigheid van puur product
9 9 10 11
3
Conceptueel model mogelijke aanwezigheid zak- en drijflagen 3.1 Hypothese voorkomen zaklagen 3.2 Hypothese voorkomen drijflagen
13 14 14
4
Afweging in te zetten onderzoekstechnieken 4.1 Bodemluchtmetingen 4.2 Drijflaagdiktemeter 4.3 Geoprobe liner sampling en beschrijving 4.4 Sudan rood test
15 15 16 16 16
5
Onderzoeksstrategie 5.1 Fase 1 Aanvullende interpretatie bestaande gegevens 5.2 Fase 2 : Veldwerkonderzoek drijflagen en zaklagen 5.3 Fase 3 : Optioneel verificatie onderzoek
17 17 18 21
6
Uitgevoerde werkzaamheden, resultaten en interpretatie. 6.1 Veiligheid en kwaliteitswaarborging 6.2 Resultaten en interpretatie fase 1 6.3 Uitgevoerde werkzaamheden, resultaten en interpretatie fase 2
23 23 24 38
7
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 7.1 Conclusies fase 1 7.2 Conclusies fase 2 7.3 Conclusies fase 3 7.4 Algemene conclusie 7.5 Aanbevelingen
43 44 46 46 47 47
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
3
5 5 6 7
overzichtskaart (1:25.000) situatietekening (1:1250) locatietekening met bluswatercontour en infiltratiegebieden locatietekening met indicaties voor aanwezigheid product diepteligging kleilaag
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10:
4
resultaten PID en drijflaagmetingen aangepast boorplan fase 2 boorprofielen linersampling locatietekeningen beoordeelde rapporten tabel met analyseresultaten grond van liners
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
1
Inleiding
Op woensdag 5 januari 2011 heeft zich een ongewoon voorval voorgedaan binnen de inrichting van Chemie-Pack Nederland B.V. (hierna: Chemie-Pack), gelegen aan de Vlasweg 4 (4782 PW) te Moerdijk. Het betrof een grote brand als gevolg waarvan grote hoeveelheden chemicaliën en bluswater, verontreinigd met chemicaliën, verspreid zijn op en in de omgeving van Chemie-Pack. Het gaat dan om tenminste het terrein van Chemie-Pack (Vlasweg 4), de terreinen van de naastgelegen inrichtingen, ERS (Vlasweg 2), “Wärtsila” (Vlasweg 6) en “Martens en Van Oord” (verder MVO, Oostelijke Randweg 48) en “OBM” (Oostelijke Randweg 5) en het perceel Oostelijke Randweg 3 te Moerdijk (tussen terrein “Chemie-Pack” / ERS en terrein “Martens en Van Oord”), alsmede diverse openbare gebieden zoals wegen, fiets- en voetpaden, groenstroken, de spoorlijn en omliggende sloten. Als gevolg van dit ongewone voorval is de bodem verontreinigd geraakt met diverse stoffen. Het betreft een cocktail van chemicaliën met onder andere hoge concentraties benzeen, tolueen, ethylbenzeen, m,p-xyleen, o-xyleen, naftaleen en tetrachlooretheen. Kenmerkend voor deze cocktail is dat er stoffen in voorkomen met verschillende (bodem)chemische, fysische (opdrijven, oplossen, zakken) en toxicologische eigenschappen. Door V&S Milieu Adviseurs bv en de Regionale Milieudienst West-Brabant is in samenwerking met de Provincie Noord-Brabant een routeplanner opgesteld voor de aanpak van de grond- en grondwaterverontreiniging Chemie-Pack en omgeving. Een van de onderdelen uit dit het plan van aanpak is het uitvoeren van onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van zak- en of drijflagen in het kader van het aanvullend grond- en grondwater onderzoek dat uitgevoerd wordt. Op 9 oktober 2012 is door de Provincie Noord Brabant aan MWH B.V. opdracht verstrekt voor het uitvoeren van het onderzoek naar de (mogelijke) aanwezigheid van drijf- en zaklagen op de locatie Chemie-Pack te Moerdijk.
1.1
Doelstelling nader onderzoek en aanpak
De doelstelling van het nader onderzoek is om na te gaan of er op de locatie mogelijk zaklagen en/of drijflagen aanwezig zijn. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van de NTA 5755, Strategie voor het uitvoeren van nader onderzoek. Het conceptueel model (of site conceptual model) vormt de rode draad voor de aanpak van het NO. Het opstellen van een conceptueel model is een cyclisch proces. De werkwijze om te komen tot een conceptueel model wordt door MWH al vele jaren toegepast. In eerste instantie wordt een eerste, globale versie van het model opgesteld. Onze onderzoeksstrategie en de in te zetten technieken zijn hierop gebaseerd.
5
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Dit model wordt gedurende het onderzoek, op basis van de verkregen resultaten, verder aangepast. Indien er na uitvoering van het onderzoek nog steeds cruciale kennisleemten zijn, kan ervoor worden gekozen verder onderzoek te doen totdat het conceptuele model voldoende inzicht geeft in de situatie. Dit cyclisch proces is in figuur 1 schematisch weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het conceptueel model voor de mogelijke aanwezigheid van zaklagen en drijflagen op de locatie Chemie-Pack.
Figuur 1: Schematische weergave van het cyclisch proces voor de opstelling van een conceptueel model
1.2
Leeswijzer
In onderhavig rapport wordt het onderzoek naar het (mogelijk) voorkomen van drijflagen en zaklagen op de locatie Chemie-pack beschreven. In hoofdstuk 2 wordt nader beschreven wat bedoeld wordt met drijflagen en zaklagen. In hoofdstuk e 3 wordt onze visie (1 conceptueel model) op het voorkomen van zaklagen en drijflagen weergegeven. Op basis van dit conceptueel model en de onderzoeksvraag is een afweging gemaakt van de in te zetten onderzoekstechnieken. Deze afweging is weergegeven in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt de onderzoeksstrategie beschreven waarna in hoofdstuk 6 de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden worden besproken. De conclusies en aanbevelingen op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn weergegeven in hoofdstuk 7.
6
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
1.3
Betrouwbaarheid
Dit onderzoek is op een zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de huidige richtlijnen en methoden op het gebied van bodemonderzoek. Aan de hand van de uit de bronnen verzamelde informatie is een onderzoeksstrategie afgeleid en wordt aannemelijk geacht dat deze representatief is voor de locatie. Tevens wordt opgemerkt dat een bodemonderzoek een momentopname is. De resultaten van het onderzoek kunnen minder representatief worden naarmate de tijd verstrijkt. Indien na het onderzoek op of nabij de locatie (bodembedreigende) activiteiten of calamiteiten plaatsvinden en/of in de omgeving (mobiele) verontreinigingen aanwezig zijn, kan de bodemkwaliteit hierdoor worden beïnvloed.
7
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
8
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
2
Puur product, drijflagen en zaklagen
In de praktijk wordt de term puur product veelal direct geassocieerd met drijflagen of zaklagen. Puur product kan echter ook voorkomen zonder dat er daadwerkelijk sprake is van drijflagen of zaklagen. In dit hoofdstuk geven we daarom een korte uiteenzetting van de termen “puur product’, drijflagen en zaklagen. In geval van bodemverontreiniging is er sprake van puur product als de verontreiniging als aparte fase in de bodem voorkomt. Puur product kan enerzijds voorkomen als mobiele vrije fase (drijflaag of zaklaag) en anderzijds in de bodemporiën (retentie). Er is pas sprake van een mobiele vrije fase als de retentiecapaciteit van de bodem wordt overschreden. Drijflagen en zaklagen worden gevormd door mobiel puur product. Een drijflaag wordt gevormd door een verbinding met een lagere dichtheid dan water, een LNAPL (Light Non Acqueous Phase Liquid). Zaklagen worden gevormd door verbindingen met een hogere dichtheid dan water, een DNAPL (Dense Non Acqueous Phase Liquid).
2.1
Drijflagen
Er is sprake van een drijflaag in de bodem als er op en rond het grensvlak van de onverzadigde en verzadigde zone op het grondwater een aaneengesloten laag van 'puur product' aanwezig is. De vloeistof blijft op het grondwater liggen doordat deze niet goed in wateroplosbaar is en een lagere dichtheid heeft dan water. Een drijflaag kan daarbij voorkomen in de vorm van: een enkelvoudige vloeistof (zoals tolueen); een mengsel van soortgelijke vloeistoffen, zoals kerosine (C6-C15 alifaten); een mengsel van verschillende vloeistoffen, zoals benzine (C4-C12 alifaten) plus aromaten (BTEX); een mengsel van verschillende vloeistoffen en vaste stoffen, zoals creosoot (minerale olie plus fenolen en polycyclische aromaten); een mengsel van vloeistoffen die verschillen in dichtheid ten opzichte van water, zoals minerale olie. De dichtheid van het mengsel is afhankelijk van de samenstelling. Zo kan een DNAPL/LNAPL mengsel dus zowel een drijflaag maar ook een zaklaag vormen. Drijflagen ontstaan in de bodem als er zodanig veel puur product in de bodem aanwezig is dat de zogenaamde retentiecapaciteit van de bodem wordt overschreden. De retentiecapaciteit is gedefinieerd als het volume aan product per volume grond dat door de bodem kan worden vastgehouden en is afhankelijk van het bodemtype en product type. Ter illustratie is in tabel 2.1 een indicatie van de retentiecapaciteit voor enkele bodemtypes voor verschillende olieverontreinigingen weergegeven, hieruit blijkt dat hoe grover de bodem is hoe lager de retentiecapaciteit.
9
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Tabel 2.1: Retentiecapaciteit van diverse bodemtypes voor benzine diesel en stookolie (API, 1993)
2.2
Zaklagen
Er is sprake van een zaklaag in de bodem als er op en rondom minder doorlatende lagen in de verzadigde zone een aaneengesloten laag van 'puur product' aanwezig is. De vloeistof verzamelt zich op de minder doorlatende lagen doordat deze niet goed in water oplosbaar is en een hogere dichtheid heeft dan water. Een zaklaag kan daarbij, analoog aan drijflagen, voorkomen in de vorm van: een enkelvoudige vloeistof (zoals tetrachlooretheen); een mengsel van soortgelijke vloeistoffen; een mengsel van verschillende vloeistoffen, zoals benzine (C4-C12 alifaten) plus aromaten (BTEX); een mengsel van verschillende vloeistoffen en vaste stoffen; een mengsel van vloeistoffen die verschillen in dichtheid ten opzichte van water, zoals minerale olie. De dichtheid van het mengsel is afhankelijk van de samenstelling. Zo kan een DNAPL/LNAPL mengsel dus zowel een drijflaag maar ook een zaklaag vormen. In de onverzadigde zone kan de DNAPL door relatief minder doorlatende lagen (met relatief fijne textuur) worden geabsorbeerd. Onder invloed van capillaire krachten zuigen deze lagen de DNAPL’s op en veroorzaken zo een laterale verspreiding. In de verzadigde zone verspreiden de DNAPL’s zich naar beneden en vormen, zodra de retentiecapaciteit wordt overschreden, zaklagen bovenop, en dus niet in, de minder doorlatende bodemlagen. Daarbij kan ook laterale verplaatsing (ook tegen de heersende grondwaterstromingsrichting in!) optreden onder invloed van de zwaartekracht als er sprake is van scheefgestelde minder doorlatende bodemlagen. Dit laatste kan tot zogenaamde secundaire bronzones leiden op relatief grote afstand van de oorspronkelijke bron. In de onverzadigde zone worden DNAPL’s dus eerder aangetroffen in de relatief fijne textuur en in de verzadigde zone in relatief grovere textuur, dichtbij het grensvlak met fijne textuurlagen (fijn zand, leem of klei). Als er door aanvulling van puur product van bovenaf echter voldoende drukhoogte wordt opgebouwd, zal een DNAPL uiteindelijk in staat zijn de kleinere poriën binnen te dringen, waardoor de zaklaag aan de onderzijde wordt gedraineerd.
10
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Als de aanvulling van bovenaf stopt, zal op termijn ook de neerwaartse verspreiding van DNAPL’s eindigen en stelt zich een evenwicht in. De in de poriën van het verspreidingspad achtergebleven DNAPL wordt restverzadiging genoemd.
2.3
Toetsingswaarden voor indicatie aanwezigheid van puur product
2.3.1 Toetsingswaarde op basis van grondwaterconcentraties De indicatie voor het voorkomen van puur product wordt veelal afgeleid uit de gemeten grondwaterconcentraties. Als vuistregel geldt dat zolang als er concentratieniveaus in het grondwater gemeten worden van meer dan 10 % van hun maximale oplosbaarheid er sprake is van het voorkomen van puur product in de bodem in de directe nabijheid van het filter waaruit het grondwatermonster is genomen. In onderstaande tabel 2.2 zijn daartoe de concentratieniveaus opgenomen, gebaseerd op 10 % van hun wateroplosbaarheid, van de specifieke stoffen die op en rondom het terrein van Chemie-Pack in hoge concentraties zijn aangetroffen en die mogelijk drijflagen of zaklagen kunnen vormen. Opgemerkt wordt dat het hier slechts een selectie betreft van de stoffen die op en rondom het terrein van Chemiepak aanwezig (kunnen) zijn. In geval van som-parameters of groepsnaam (bijvoorbeeld alifaten) is uitgegaan van de stof met de laagste oplosbaarheid, of de stof die het meest wordt gebruikt / voorkomt. Deze stof wordt dan vermeld achter de som-parameter / groepsnaam. Tabel 2.2: Concentratieniveaus 10% wateroplosbaarheid
Stof 2-ethyl-1-hexanol Benzeen Tolueen Ethylbenzeen Xyleen 1,3,5-trimethylbenzeen Tetrachlooretheen (per) Indaan Alifatische koolwaterstoffen (hexaan) Methylnaftaleen C9-aromaten (mesityleen) C-10 aromaten (tertiairbutylfenol) Propylbenzeen Ferroceen Methylethylketon
10% oplosbaarheidsgrens (µg/l) 100.000 178.000 51.500 15.200 17.500 4.800 15.000 10.900 1.100 2.700 4.800 58.000 6.000 100 22.300
1
1
Bron : RIVM-rapport 607096002 Relatie incident Chemie-Pack en gemeten stoffen in grond(water), door milieudienst aangeleverde Excel-file met stofgegevens, opgesteld door de heer K. Verschueren.
11
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
2.3.2 Toetsingswaarde op basis van gehalten in grond Om op basis van het gehalte van een stof in grond na te gaan of er mogelijk sprake is van mobiel puur product dient per stof de retentiecapaciteit van de bodem bepaald te worden. De retentiecapaciteit is afhankelijk van het bodemtype en product type (zie tabel 2.1.), ook interactie tussen producten zal hierbij een rol spelen. Om toch zonder veel complexe berekeningen een inschatting te maken over de mogelijke aanwezigheid van mobiel puur product is de volgden aanname gedaan. 3
Uitgaande van een soortelijk gewicht van de grond van 1,6 kg/dm en porievolume van 20% kan er tot 125 ml aan product per kg grond in de poriën gaan zitten. Met een gemiddeld soortelijk gewicht van 0,9 kg/l (voor drijflagen) kan theoretisch maximaal ca. 100 g van een product per kg grond aanwezig zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat niet alle poriën beschikbaar zullen zijn. Indien dus meer dan 10 g / kg aan een stof aanwezig is in de grond is dit een indicatie zijn dat er mobiel product in de bodem aanwezig is. Dit komt ongeveer overeen met de retentiecapaciteit van benzine in fijn zand.
12
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
3
Conceptueel model mogelijke aanwezigheid zak- en drijflagen e
Op basis van een 1 screening van de op de website “www.saneringChemie-Pack.nl” beschikbare rapporten, de aangeleverde stoffenlijst en het gesprek tussen de heren Somers (V&S milieuadviseurs), Kemperman (RMD West Brabant) en Stuut (MWH) van 3 september 2012 blijkt onder andere het volgende: uit het rapport “Relatie incident Chemie-Pack en gemeten stoffen in grond(water)” opgesteld door het RIVM blijkt dat er grote hoeveelheden stoffen aanwezig waren die drijflagen of zaklagen kunnen vormen indien ze in de bodem terecht komen; de opslag van de chemicaliën heeft deels buiten en deels in loodsen plaatsgevonden, de opslag buiten was gelegen in de directe nabijheid van de groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila; het terrein van Chemie-Pack was ten tijde van de brand grotendeels verhard; het terrein Wärtsila was ten tijde van de brand voor ongeveer 80%verhard: het terrein ten noorden van Chemie-Pack ligt lager dan het bedrijfsterrein van Chemie-Pack en was ten tijde van de brand onverhard; tussen dit lager gelegen terrein en het terrein van Chemie-Pack is een gebouw aanwezig dat fungeert als afscheidingswand. Er is wel een directe verbinding met dit lager gelegen terrein vanaf het Wärtsila terrein; tussen het terrein van Chemie-Pack en Wärtsila is een groenstrook aanwezig, ten tijde van de brand lag deze groenstrook lager dan het terrein van Chemie-Pack en Wärtsila; door het gebruik van water tijdens de bluswerkzaamheden heeft de brand zich sneller verspreid. Dit duidt er op dat er op dat moment stoffen brandden met een lagere dichtheid dan water en zodoende dus een brandende “drijflaag” op het bluswater vormden; op het terrein van Chemie-Pack en omliggen terreinen heeft ca. 0,5 m aan bluswater gestaan, tevens is er bluswater in de omringende sloten terecht gekomen. In de sloten zijn, daags na de brand, geen drijflagen waargenomen; de groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila is, op basis van huidige gegevens, het meest verontreinigde gedeelte; na het infiltreren van het bluswater in de bodem bleef een (dikke) sliblaag achter van chemicaliën op het maaiveld; de kleilaag die op ca. 2,5 m-mv aanwezig is heeft een gemiddelde dikte van ca. 0,5 m. De kleilaag mag niet doorboord worden. Het onderzoek beperkt zich dan ook tot deze diepte; er zijn reeds snijdende peilbuizen geplaatst om het terrein van Chemie-Pack, deze zijn niet afgepompt. Op het rond het terrein zijn de volgende infiltratie bieden te onderscheiden: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila; infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 3: Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 5: Omringende sloten. Deze gebieden zijn samen met de bluswatercontour weergegeven in bijlage 3.
13
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Op basis van deze gegevens zijn hypothesen opgesteld voor de aanwezigheid van zak- en drijflagen.
3.1
Hypothese voorkomen zaklagen
Zaklagen zullen zich met name vormen in de directe nabijheid van de locatie waar product in de bodem geïnfiltreerd kan zijn. Door de druk vanuit het bluswater zal het product ook redelijk snel de bodem in zakken. Verwacht wordt dat de DNAPL’s op de locatie met opgespoten zand met name de neiging zal hebben om “loodrecht” de bodem in te zakken. Op basis van de aangeleverde informatie zijn een drietal infiltratiegebieden te onderscheiden waar mogelijk DNAPL’s in de bodem terecht zijn gekomen, te weten: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila, hier achten we de aanwezigheid het grootst aangezien de opslag van producten in de directe nabijheid heeft plaatsgevonden; infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4 Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack.
3.2
Hypothese voorkomen drijflagen
De verspreiding van drijflagen op de locatie Chemie-Pack is complexer dan die van zaklagen. Een groot gedeelte van de producten die drijflagen kunnen vormen zullen namelijk pas in de bodem terecht zijn gekomen nadat het bluswater geïnfiltreerd was. Door de slibvorming door residuen van chemicaliën zal op dat moment de doorlatendheid van de bodem al sterk verminderd zijn en een grotere heterogeniteit vertonen dan normaliter al het geval is. Ook het mogelijke verspreidingsgebied is daardoor groter dan in het geval van zaklagen aangezien ze middels het bluswater verder verspreid kunnen zijn. Op basis van de aangeleverde informatie zijn een vijftal infiltratiegebieden te onderscheiden waar mogelijk LNAPL’s in de bodem terecht zijn gekomen, te weten: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila;. infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 3: Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 5: Omringende sloten.
14
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
4
Afweging in te zetten onderzoekstechnieken
De afgelopen jaren is een breed scala aan onderzoekstechnieken ontwikkeld waarmee bodemonderzoek beter, sneller en efficiënter uitgevoerd kan worden. Zo zijn er verschillende geofysische technieken (grondradar, EM-metingen, Hoge Resolutie Seismiek) en sondeertechnieken ontwikkeld (MIP, ROST, videoconus) waarmee met een grote betrouwbaarheid onderzoek naar zaklagen en drijflagen uitgevoerd kan worden. Door zowel de te verwachte diepte van de drijflagen en zaklagen (1 respectievelijk 2,5 m-mv) alsmede door de locatie specifieke eigenschappen van de locatie Chemie-Pack kunnen deze technieken echter niet ingezet worden. De geofysische technieken kunnen niet ingezet worden omdat deze te veel hinder ondervinden van zowel de verhardingen als van de cocktail aan verontreinigingen. In geval van de sondeertechnieken vormt de verwachtte dikte van de kleilaag (0,5 m) een belemmering. De meetsondes bevinden zich namelijk 0,5 m boven de punt van de sondeerconus waardoor het niet mogelijk is om tot op de kleilaag metingen te verrichten zonder lekstromen te creëren. Om deze redenen is gekozen voor de inzet van “traditionele” technieken. De gekozen technieken worden in de volgende paragrafen besproken.
4.1
Bodemluchtmetingen
Voor het screenen naar de aanwezigheid van drijflagen kan het screenen van de bodemlucht met behulp van de PID een snelle indicatie geven van de omgeving waar drijflagen verwacht kunnen worden. De trefkans is in de bodemlucht veel groter dan door middel van grondmonsters in de grond. Kanttekening bij de inzet van bodemluchtmetingen op de locatie Chemie-Pack is echter wel dat er ook een breed scala aan andere stoffen in de grond en het grondwater aanwezig kunnen zijn die een respons op de PID-meter geven. Echter, bodemluchtmetingen kunnen snel uitgevoerd worden en zijn relatief goedkoop. Daarnaast zijn ze ook goed uit te voeren onder verhardingen (ook wel sub-slab metingen genaamd). Voor het uitvoeren van sub-slab metingen wordt met een 80 cm lange betonboor (20 mm) een gaatje gemaakt door de betonvloer. Door de betonvloer wordt een lans voor bodemluchtmetingen (bodemluchtfilter) in de grond gedrukt (tot maximaal 1 m). Uit dit filter wordt lucht onttrokken waarna direct met een Photo Ionisatie Detector (PID) het totaal aan vluchtige koolwaterstoffen wordt gemeten.
15
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
4.2
Drijflaagdiktemeter
De drijflaagdiktemeter is een sonde gemonteerd aan een meetlint. De veldwerker laat de sonde zakken in een peilbuis. Een geluidssignaal geeft aan wanneer de sonde in contact komt met de bovenkant van een drijflaag. Als de sonde de drijflaag is gepasseerd wordt verandert de toonhoogte van het geluidssignaal. Met het meetlint kan de diepte worden afgelezen waarop deze overgangen zich ten opzichte van de bovenkant van de peilbuis bevinden. De drijflaagdikte meter kan ook gebruikt worden voor het meten van zaklagen.
4.3
Geoprobe liner sampling en beschrijving
Door met behulp van een Geoprobe liners (soort steekbussen) te steken wordt per liner een ongeroerd monster genomen van maximaal 120 cm. De liners worden in het veld opengemaakt waarna een boorbeschrijving gemaakt wordt.
4.4
Sudan rood test
Sudan Rood is een donkerrood gekleurd fijn poeder kleurstof die helderrood verkleurt bij contact met puur product van een organisch oplosmiddel. Bij deze test wordt een ongeroerd grondmonster in contact gebracht met de kleurstof. Bij de aanwezigheid van puur product zal de kleurstof verkleuren en zodoende aantonen in welke laag puur product aanwezig is.
16
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
5
Onderzoeksstrategie
Het onderzoek wordt in verschillende fasen uitgevoerd. De reden hiervan is dat hierdoor gerichter en dus goedkoper onderzoek kan plaatsvinden. De voorgestelde fasering is weergegeven in tabel 5.1: Tabel 5.1. Voorgestelde onderzoeksfasen Fase 1
Omschrijving Aanvullende interpretatie bestaande gegevens
Uit te voeren werkzaamheden
2
Veldwerkonderzoek drijflagen en zaklagen
3 4
Optioneel verificatie onderzoek Rapportage
Bodemluchtmetingen Liner-sampling middels Geoprobe en Sudan Rood test. Verifiëren mogelijke aanwezigheid van zaklagen en drijflagen Rapporteren
Uitvoeren PID-metingen en drijflaagmetingen in bestaande peilbuizen op terrein Chemie-Pack Interpreteren bestaande gegevens Uitzetten diepte kleilaag ten opzichte van NAP Bijstellen onderzoeksplan
De verschillende onderzoeksfasen 1 tot en met 3 en bijbehorende initiële onderzoeksstrategie worden hieronder, per fase, besproken.
5.1
Fase 1 Aanvullende interpretatie bestaande gegevens
5.1.1 Interpreteren bestaande gegevens Om het veldonderzoek naar zaklagen en drijflagen zo efficiënt mogelijk uit te voeren zullen de reeds uitgevoerde onderzoeken in meer detail gescreend worden op aanwijzingen voor de aanwezigheid van zaklagen en drijflagen. Hierbij worden eerst de visuele waarnemingen, die vermeld staan in de boorprofielen uit de uitgevoerde onderzoeken, beoordeeld op indicaties voor de aanwezigheid van product. Daarnaast zullen, met behulp van de toetsingswaarden uit paragraaf 2.3, de resultaten van de uitgevoerde grondanalyses en grondwateranalyses geïnterpreteerd worden op indicaties voor de aanwezigheid van puur product. Op basis van de contouren die zo verkregen worden kan het vervolg onderzoek gerichter uitgevoerd worden. 5.1.2 Uitzetten diepte kleilaag t.o.v. NAP Uit de huidige boorprofielen (weergegeven in m-mv) is duidelijk dat de diepte waarop de kleilaag aanwezig is alsmede de dikte van de kleilaag varieert. Om de verspreidingsmogelijkheden van met name DNAPL’s te beoordelen is het gewenst om de gegevens van de boorprofielen uit te zetten in een kaart t.o.v. NAP. Deze gegevens worden door de provincie Noord-Brabant aangeleverd.
17
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
5.1.3 Uitvoeren PID-metingen en drijflaagmetingen in bestaande peilbuizen Op het terrein van Chemie-Pack zijn recent een 10-tal snijdende filters geplaatst tot op de kleilaag. In deze peilbuizen zullen we een headspace meting uitvoeren met de PID en zullen we middels de drijflaagmeter nagaan of er drijflagen en zaklagen aanwezig zijn. 5.1.4 Bijstellen onderzoeksplan Op basis van de resultaten van de werkzaamheden van fase 1 zal een definitief onderzoeksplan worden opgesteld voor het onderzoek naar de aanwezigheid van zaklagen en drijflagen en dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het projectteam voor de sanering van locatie Chemie-Pack.
5.2
Fase 2 : Veldwerkonderzoek drijflagen en zaklagen
Voor het veldwerk onderzoek naar de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen zal gebruik gemaakt worden van bodemluchtmetingen (voor drijflagen) en liner-sampling. 5.2.1 Bodemluchtmetingen Op basis van de aangeleverde informatie is het waarschijnlijk dat producten die drijflagen kunnen vormen in de bodem geïnfiltreerd zijn ter plaatse van de volgende infiltratie gebieden: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila hier achten we de aanwezigheid het grootst aangezien de opslag van producten in de directe nabijheid heeft plaatsgevonden; infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 3: Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 5: Omringende sloten. Op deze locaties zijn de volgende bodemluchtmetingen voorzien: Tabel 5.2 Initiële opzet bodemluchtmetingen per infiltratiegebied Infiltratiegebied 1. Groenstrook tussen Chemie-pack en Wärtsila 2. Lager gelegen terrein noord ten noorden van Chemie-Pack 3. Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack 4. Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack 5. Omringende sloten
Grid Drie raaien Raster 20 x 20 m Raster 20 x 20 m Één raai -
Aantal bodemluchtmetingen 54 50 18 16 -
In onderstaande paragrafen wordt de onderzoeksopzet per infiltratiegebied nader onderbouwd. Infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila. De kans op de aanwezigheid van zaklagen en drijflagen is hier het grootst aangezien de opslag van producten in de directe nabijheid van dit gebied heeft plaatsgevonden. De groenstrook is ongeveer 170 m lang en maximaal 2 m breed. Voorgesteld wordt om in één raai bodemluchtmetingen te doen in het hart van de groenstrook en één raai westelijk en één oostelijk van de groenstrook.
18
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Gezien de omvang van de calamiteit gaan is uitgegaan van een bodemluchtmetingen in een raai met een onderlinge afstand van 20 m uit te voeren. Aangezien het infiltratiegebied maximaal 2 m breed is wordt een raaiafstand van 5 m voorgesteld. In totaal zijn dan 18 * 3 = 54 locaties voor bodemluchtmetingen voorzien voor dit infiltratiegebied. Op basis van de resultaten in het veld wordt beoordeeld of het grid verdicht moet worden of dat kan worden volstaan met een grotere onderlinge afstand. Infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack Het terrein ten noorden van Chemie-Pack heeft een omvang van ongeveer 150 bij 100 m en was ten tijde van de brand onverhard. Aangezien het terrein lager ligt dan het terrein van Chemie-Pack kan er mogelijk bluswater met daarop drijflagen weggestroomd zijn richting dit terrein. Voorgesteld wordt om, voor zover mogelijk, bodemluchtmetingen uit te voeren in een raster van 20 bij 20 m. Dit komt neer op circa 50 locaties voor bodemluchtmetingen. Infiltratiegebied 3: Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack Op basis van de bluswatercontour is het aannemelijk dat ook hier product de grond ingezakt kan zijn. Omdat het hier de rand van de contour betreft is uitgegaan van 1 raai bodemluchtmetingen met een onderlinge afstand van 20 m. In totaal komt dit neer op circa 16 locaties voor bodemluchtmetingen Infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack Voorgesteld wordt om in eerste instantie bodemluchtmetingen uit te voeren in het hart van het spoortraject tot 100 meter aan weerszijden van het terrein van Chemie-Pack. Dit komt neer op een traject van 350 m. Ook hier is uitgegaan van bodemluchtmetingen met een afstand van 20 m. In totaal komt dit neer op 18 locaties voor bodemluchtmetingen. Infiltratiegebied 5: Omringende sloten Aangezien er geen drijflagen of de sloten zijn waargenomen gaan we er vanuit dat er hier geen drijflagen aanwezig zijn. Mochten de resultaten van het onderzoek naar de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen in de overige infiltratiegebieden aangeven dat deze aanwezig zijn dan zal beoordeeld worden of de sloten toch onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van drijflagen. 5.2.2 Liner-sampling, beschrijving en sudan rood test Op basis van de resultaten van de bodemluchtmetingen zullen gebieden aangewezen worden waarbij met behulp van een Geoprobe liners gestoken worden. De liners zullen in het veld geopend worden waarna een boorbeschrijving gemaakt wordt. Tevens zal op basis van de visuele waarnemingen middels de Sudan rood test beoordeeld worden of er daadwerkelijk sprake is van de aanwezigheid van puur product.
19
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
We stellen voor om, gezien de geringe diepte waarop zak en drijflagen verwacht worden, in alle gevallen de liner-sampling door te zetten tot op de kleilaag. Op de eerder genoemde infiltratiegebieden is de volgende strategie voor de liner-sampling opgesteld: Tabel 5.3 Initiële opzet liner-sampling per infiltratiegebied Infiltratiegebied 1. Groenstrook tussen Chemie-pack en Wärtsila 2. Lager gelegen terrein noord ten noorden van Chemie-Pack 3. Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack 4. Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack 5. Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack
Grid Raai, 10 m Raster 10 x 10 m Raai, 10 m Raai, 10 m -
Aantal liners 2 x 50 50 25 25 -
In onderstaande paragrafen wordt de onderzoeksopzet per infiltratiegebied nader onderbouwd. Infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila. De groenstrook is ongeveer 170 m lang en maximaal 2 m breed. In eerste instantie wordt uitgegaan van het steken van liners in het hart van de groenstrook met een onderlinge afstand van 10 m. In totaal zijn dit circa 20 locaties waar 2 à 3 liners gestoken worden (totaal aantal liners : 50) Op basis van de resultaten van de bodemluchtmetingen en de bevindingen van de beoordeling van de liners van de raai in de groenstrook zal bepaald worden waar ten oosten en westen van de raai in de groenstrook nog liners gestoken moeten worden. Aangenomen is dat dit ongeveer 20 locaties betreft waar 2 à 3 liners gestoken worden (totaal aantal liners : 50). Op basis van de resultaten in het veld zal beoordeeld worden of het grid aangepast moet worden. Infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack De locaties voor de liner-sampling worden bepaald op basis van de resultaten van fase 1 en de bodemluchtmetingen. Aangenomen is dat er op de locatie op 2 deellocaties in een grid van 10 bij 10 liners gestoken worden. Aanname is dat dit ca 20 locaties betreft waar 2 à 3 liners gestoken worden (totaal aantal liners : 50). Infiltratiegebied 3: Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack De locaties voor de liner-sampling worden bepaald op basis van de resultaten van fase 1 en de bodemluchtmetingen. Aangenomen wordt dat er over een traject van 100 m om de 10 m liners gestoken worden (totaal aantal liners : 25). Infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack De locaties voor de liner-sampling worden bepaald op basis van de resultaten van fase 1 en de bodemluchtmetingen. Aangenomen is dat er over een traject van 100 m, om de 10 m liners gestoken worden (totaal aantal liners : 25).
20
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Infiltratiegebied 5: Omringende sloten Aangezien er geen drijflagen in de sloten zijn waargenomen gaan we er vanuit dat er hier geen drijflagen aanwezig zijn. Mochten de resultaten van het onderzoek naar de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen in de overige infiltratiegebieden aangeven dat deze aanwezig zijn dan zal beoordeeld worden of de sloten toch onderzocht moeten worden op de aanwezigheid van drijflagen Bemonsteringsstrategie voor analyses. Aangezien het onderzoek zich richt op het in kaart brengen van zak- en/of drijflagen is er van uitgegaan dat slechts een beperkt aantal monsters waarin daadwerkelijk product is aangetroffen in een laboratorium geanalyseerd worden. De opdrachtverstrekking aan het lab zal via de provincie Noord-Brabant verlopen.
5.3
Fase 3 : Optioneel verificatie onderzoek
5.3.1 Actief verificatie onderzoek aanwezigheid drijflagen of zaklagen Op basis van de resultaten van fase 1 en 2 moet duidelijk worden waar er mogelijk drijf- en of zaklagen aanwezig zijn. De resultaten van fase 1 en 2 betreft echter nog steeds puntmetingen. Om meer inzicht te krijgen in de aanwezigheid van de hoeveelheid puur product kan er voor gekozen worden om aanvullend op fase 1 en 2 actief de aanwezigheid van drijf- en/of zaklagen te onderzoeken. We denken hierbij aan het installeren van injectiefilters met daarom heen onttrekkingsfilters. Door bv perslucht of stikstof in de onttrekkingsfilters te injecteren en rondom het injectiefilter het grondwater te onttrekken en op te vangen, wordt meer inzicht verkregen in de daadwerkelijke omvang van zak en drijflagen. Aangezien er nog te weinig informatie beschikbaar is over de manier waarop dit onderzoek uitgevoerd zou moeten worden is deze optie is niet verder uitgewerkt.
21
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
22
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
6
Uitgevoerde werkzaamheden, resultaten en interpretatie.
6.1
Veiligheid en kwaliteitswaarborging
De werkzaamheden zijn uitgevoerd in nauw overleg met het projectteam Chemie-Pack. Een KLICmelding is uitgevoerd om de ligging van de kabels en leidingen te achterhalen. Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden is aangegeven dat de op de locatie aanwezige (oude) kabels en leidingen zijn afgesloten en niet meer in gebruik zijn. Wel is er op het terrein van Wärtsilla ten behoeve van de stroomvoorziening een nieuwe kabel getrokken. Daarnaast is er, om verspreiding van de op de locatie aanwezige grondwaterverontreiniging te voorkomen, een beveiligingssysteem aangelegd. De onttrekkingsfilters van dit systeem zijn geplaatst in de groenstrook tussen het terrein van Chemie-Pack en Wärtsilla (infiltratiegebied 1) en aan de zuidzijde van terreinen Chemie-Pack en Wärtsilla (nabij de perceelgrens met de openbare weg). Gedetailleerde informatie over het onttrekkingssysteem is opgenomen in de rapportage “Plan van aanpak beveiligingssysteem grondwaterverontreiniging Chemie-Pack e.o., kenmerk 27.150 d.d. 19 december 2011.” Bij het bepalen van de uiteindelijke boorlocaties is hier rekening mee gehouden. De coördinatie van de veldwerkzaamheden is, namens MWH, uitgevoerd door drs. ing. R. Stuut. De PID- en drijflaagmetingen en de liner-sampling zijn uitgevoerd door Soil Select B.V. Het veldwerk is uitgevoerd onder certificaat van de BRL SIKB 2000 en BRL 2100. De werkzaamheden zijn uitgevoerd conform een gecertificeerd kwaliteitssysteem (ISO 9001:2008 en VCA*). Dit houdt onder andere in dat alle uitgaande rapportages door een senior adviseur zijn beoordeeld. MWH B.V. is voor de werkzaamheden gecertificeerd door Lloyd’s Register. De veldmedewerkers van Soil Select zijn erkend en geregistreerd bij AgentschapNL. MWH B.V. en Soil Select hebben geen financiële of juridische belangen met betrekking tot het eigendom van de locatie. De analyses van de grondmonsters zijn uitgevoerd door Omegam Laboratories. De opdrachtverstrekking en analysestrategie is uitgevoerd door Bureau Milieumetingen van provincie Noord-Brabant.
23
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
6.2
Resultaten en interpretatie fase 1
6.2.1 Interpreteren bestaande gegevens Door de provincie Noord-Brabant zijn verschillende onderzoeksrapporten aan MWH ter beschikking gesteld. De rapporten zijn allen opgesteld door Bureau Milieumetingen van de provincie NoordBrabant. Het betreft de volgende rapporten: 1. 2. 3. 4.
5. 6. 7. 8.
Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op en rondom de locatie van ChemiePack, Vlasweg 4 Moerdijk, rapportnummer 2011-0042-B-H, 16 april 2011; Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek ter plaatse van het openbaar gebied, n.a.v. de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk, rapportnummer 2011-0137-B-H, 11 juli 2011; Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op de locatie van Martens en Van Oord, n.a.v. de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk, rapportnummer 2011-0118-B-H, 11 juli 2011; Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op en rondom de locatie van ChemiePack, Vlasweg 4 Moerdijk, rapportnummer 2011-0119-B-H, 16 augustus 2011 Gewijzigde versie; Inspectie van de bodem middels aanvullend bodemonderzoek op de locatie van Martens en Van Oord, n.a.v. brand Chemie-Pack Moerdijk, rapport 2011-0228-B-H, 20 december 2011; Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op de locatie Vlasweg 6 Moerdijk (terrein Wärtsilla B.V.), rapport 2011-0207-B-H, 10 februari 2012; Inspectie van de bodem middels beperkt bodemonderzoek op de locatie van Chemie-Pack n.a.v. brand Chemie-Pack Moerdijk, rapport 2012-0074-B-H, 23 april 2012; Inspectie van de bodem middels aanvullend bodemonderzoek op de locatie Vlasweg 4 Moerdijk (terrein Chemie-Pack), rapport 2012-0129-B-H, 4 september 2012;
Om het veldonderzoek naar zaklagen en drijflagen zo efficiënt mogelijk uit te voeren zijn de reeds uitgevoerde onderzoeken in meer detail gescreend op aanwijzingen voor de mogelijke aanwezigheid van puur product, zaklagen en drijflagen. Hierbij zijn de visuele waarnemingen die vermeld staan in de boorprofielen uit de uitgevoerde onderzoeken beoordelen op indicaties voor de aanwezigheid van product. Verder zijn de resultaten van de grond- en grondwateranalyses geïnterpreteerd op aanwijzingen voor de aanwezigheid van puur product. Hierbij is gebruik gemaakt van de toetsingswaarden uit paragraaf 2.3. De interpretatie van de bestaande gegevens wordt hieronder per rapport kort besproken. De resultaten van deze interpretatie zijn samengevat in een locatietekening (weergegeven in bijlage 4) waarin aangegeven staat of er product is waargenomen of dat op basis van een overschrijding van de toetsingswaarden uit paragraaf 2.3 product wordt verwacht. Hieruit blijkt dat er slechts op een beperkt aantal punten indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van product. De locatietekeningen van beoordeelde onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 9.
24
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
1. Rapportage “Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op en rondom de locatie van Chemie-Pack, Vlasweg 4 Moerdijk”, rapportnummer 2011-0042-B-H, 16 april 2011 (grond en grondwateronderzoek) Doel van het onderzoek was een eerste indruk te krijgen van de verontreinigingssituatie van grond en grondwater op het terrein van Chemie-Pack en omliggende terreinen. Hiertoe zijn op een 10-tal locaties een tweetal peilbuizen geplaatst in het zandpakket (20 boringen en peilbuizen in totaal). Voor het grondonderzoek zijn in totaal zijn 38 grondmonsters geselecteerd voor analyse op verschillende pakketten (pakket A, B, C of D). Een nadere beschrijving van de analysepakketten is weergegeven in de rapportage. Voor het grondwateronderzoek konden 5 van de 20 nieuw geplaatste filters niet bemonsterd worden vanwege onvoldoende toestroming van water (03C, 06C, 08C, 09C en 10C). Aanvullend zijn een 4tal bestaande peilbuizen bemonsterd (11D, 12D, 13D en 14D). In totaal zijn 19 grondwatermonsters geanalyseerd. De situatietekening met de locaties van de boringen en peilbuizen is opgenomen als bijlage 9.1. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en de interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6.1. In tabel 6.2. zijn de bijzonderheden tijdens de grondwaterbemonstering weergegeven alsmede de stoffen uit tabel 3.2. waarvoor de 5-10% oplosbaarheidsgrens wordt overschreden. Tabel 6.1 Bijzonderheden uit boorprofielen en indicatie product op basis van interpretatie grondanalyses Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
04B 05B 06B
-
07B
-
9,3 (3,00) 50,2 (1,20) 7,3 (2,20) -
25
Indicatie product op basis Interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv) -
Opmerkingen
-
-
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
-
Tabel 6.2 Bijzonderheden bij bemonstering grondwater en stoffen in concentratie > 5-10 %oplosbaarheid Peilbuis
Filterstelling (m-mv)
03C
0,44-1,44
PID-meting grondwater (PPM) 13,5
Bijzonderheden
Stoffen in concentraties > 5-10% oplosbaarheid
Opmerkingen
Drijflaag van 5 cm
-
Geen monster
04A
1,03-2,03
15,5
06B
1,18-2,18
23
Volledig product?
06C 11D
0,00 – 0,78 0,03 – 1,03
Niet bepaald 7,3
Volledig product? -
Alifaten (30.000) 1,3,5-trimethylbenzeen (3200) C9-aromaten (7500) 2-ethyl-1-hexanol (52.200) Tolueen (110.000) C9-aromaten (68.000) Propylbenzeen (24.000) C10-aromaten 140.000) 2-ethyl-1-hexanol (125.000) Methylnaftaleen (2.600) Indaan (12.000) Ferroceen (9.500)
Geen grondwater??
Geen monster
2. Rapportage “Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek ter plaatse van het openbaar gebied, n.a.v. de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk, rapportnummer 2011-0137B-H, 11 juli 2011” (grondonderzoek) Doel van het onderzoek was het vaststellen van de verontreinigingssituatie in de vaste bodem ter plaatse van het openbaargebied, ten zuiden van Chemie-Pack en Wärtsilla. Hiertoe zijn in een 5-tal raaien, per raai een drietal boringen geplaatst tot 1 m-mv. Per boring is een ongeroerd monsters genomen (steekbus) in de trajecten 0-0,2 m, 0,3-0,5 m en 0,8-1,0 m. Op de monsters is een GC-MS screening (vluchtig en niet-vluchtig) uitgevoerd en is het gehalte aan zware metalen bepaald. De situatietekening met de locaties van de boringen is opgenomen als bijlage 9.2. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en een interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6.3. Tabel 6.3 Bijzonderheden uit boorprofielen en interpretatie grondanalyses rapport 2011-0137-B-H Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
01A 03A
-
0,9 (0,5) -
26
Indicatie product op basis Interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv)
Opmerkingen
2-ethyl-1-hexanol 1,9 (0,0 – 0,2) 2-ethyl-1-hexanol 4,4 (0,8 – 1,0)
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
3. Rapport ”Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op de locatie van Martens en Van Oord, n.a.v. de brand bij Chemie-Pack te Moerdijk”, rapportnummer 2011-0118-B-H, 11 juli 2011 (grondonderzoek) Doel van het onderzoek was het vaststellen van de verontreinigingssituatie in de vaste bodem op het terrein van Martens en Van Oord, gelegen ten noorden van Chemie-Pack-Nederland B.V. Omdat ten tijde van het onderzoek depots met grond en bouwstoffen aanwezig waren konden niet alle geplande boringen geplaatst worden. In totaal zijn op de locatie 17 boringen geplaatst tot 0,4 mmv. Per boring zijn ongeroerde grondmonsters genomen (steekbussen) van het traject 0-0,2m-mv en 0,2-0,4 m-mv. Op de monsters is een GC-MS screening (vluchtig en niet-vluchtig) uitgevoerd en is het gehalte aan zware metalen bepaald. De situatietekening met de locaties van de boringen is opgenomen als bijlage 9.3. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en een interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6.4. Tabel 6.4 Bijzonderheden uit boorprofielen en interpretatie grondanalyses rapport 2011-0118-B-H Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
Indicatie product op basis Interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv) -
A4
-
0,5 (0,0-0,2) 6,5 (0,2-0,4)
B1
-
51,5 (0,0-0,2) 22,5 (0,2-0,4)
-
B3
-
-
B4
-
B7
-
B8
-
B9
-
B10
-
C2
-
3,5 (0,0-0,2) 6,3 (0,2-0,4) 3,7 (0,0-0,2) 21,9 (0,2-0,4) 2,7 (0,0-0,2) 18,8 (0,2-0,4) 0,9 (0,0-0,2) 1,5 (0,2-0,4) 16,9 (0,0-0,2) 18,7 (0,2-0,4) 1,2 (0,0-0,2) 0,7 (0,2-0,4) 52,4 (0,0-0,2) 182 (0,2-0,4)
Opmerkingen
Er is wel een breed scala aan stoffen aangetoond die op PID reageren Ethylhexanol : 1200 mg/kg, daarnaast breed scala aan stoffen aangetoond die op PID reageren.
-
PID-waarde 16,9 door 1,3,5trimethylbenzeen? ( 0,36 mg/kg)
-
PID-waarde 52,4 door 1,3,5trimethylbenzeen? ( 0,21 mg/kg)
Zoals uit de tabel duidelijk wordt zijn bij verschillende boringen sterk verhoogde PID-waarden aangetroffen. Ook worden er stoffen aangetroffen die met behulp van de PID zijn waar te nemen, er is echter geen duidelijke relatie te zien tussen een gemeten PID-waarde en aanwezige verontreinigingen.
27
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
4. Rapport “Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op en rondom de locatie van Chemie-Pack, Vlasweg 4 Moerdijk”, rapportnummer 2011-0119-B-H, 16 augustus 2011 Gewijzigde versie (grondwateronderzoek) Het onderzoek had tot doel om een indruk te krijgen van de verontreinigingssituatie in het grondwater op het terrein van Chemie-Pack en de omliggende percelen. Hiertoe zijn 47 nieuwe peilbuizen geplaatst en is gebruik gemaakt van een negental bestaande filters. De situatietekening met de locaties van de boringen en filters is opgenomen als bijlage 9.4. In totaal zijn 53 grondwatermonsters geanalyseerd. Peilbuizen 112-1 en 113-1 gaven onvoldoende toestroming van water, peilbuis 111-1 is alleen gebruikt voor het bepalen van een drijflaag. De grondwatermonsters zijn geanalyseerd op GC-MS-screening (vluchtig en niet-vluchtig), zware metalen, PFOS en amines. Er zijn geen grondmonsters geanalyseerd. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en een interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6. 5. Tabel 6.5 Bijzonderheden uit boorprofielen en interpretatie grondanalyses rapport 2011-0119-B-H Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
102 (filter 2 en 4)
-
106 (filter 2 en 4)
-
108 (filter 4)
-
110 (filter 4)
-
116 (filter 4)
-
5,3 (1,2 – 2,4) 5,0 (2,4 – 3,0) 2,9 (4,2 – 4,8) 150 (0,1 – 0,3) 10 (0,3 – 1,5) 2,5 (1,5 – 2,7) 2,5 (0,6 – 1,2) 12,5 (1,2 – 1,8) 2,5 (1,8 – 2,6) 5,5 (4,2 – 5,2) 12 (0,7 – 1,2) 16 (1,1 – 1,3) 4,8 (1,3 – 2,6) 1,1 (4,6 – 5,9) 2,4 (6,1 – 7,2) 2,5 (0,0 – 0,8) 7,5 (0,8 – 1,2)
28
Indicatie product op basis Interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv) Geen grondanalyses uitgevoerd
Opmerkingen
Geen grondanalyses uitgevoerd
Geen grondanalyses uitgevoerd
Filter in veenpakket
Geen grondanalyses uitgevoerd
Filter in veenpakket
Geen grondanalyses uitgevoerd
Filter in veenpakket
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
In tabel 6.6. zijn de bijzonderheden tijdens de grondwaterbemonstering weergegeven alsmede de stoffen uit tabel 3.2. waarvoor de 5-10% oplosbaarheidsgrens wordt overschreden. In geen van de peilbuizen is tijdens de bemonstering een drijflaag aangetroffen. Tabel 6.6 Bijzonderheden bij bemonstering grondwater en stoffen in concentratie > 5-10 %oplosbaarheid Peilbuis
Filterstelling (m-mv)
102-2
2,02 – 3,02
PID-meting grondwater (PPM) 149
Bijzonderheden
106-1 106-2
0,91 – 1,91 1,54 – 2,54
78 31,3
114-1
1,08 – 2,08
14,4
114-2
2,38 – 3,38
4,1
Arcadis 303 Aveco 20
0,24 – 2,24
19
0,61 – 1,61
12,2
Aveco 21
0,67 – 1,67
51,5
Lichte schuimvorming Schuimvorming Lichte schuimvorming Lichte schuimvorming Lichte schuimvorming Lichte schuimvorming Lichte schuimvorming Schuimvorming
Mc1
? – 2,73
12
-
Stoffen in concentraties > 5-10% oplosbaarheid (µg/l) -
Opmerkingen
Indaan (6800) -
1 1
-
-
2-ethyl-1-hexanol (47500)
-
Alifaten (8100)
-
Methylethylketon (9500) Indaan (4900) 2-ethyl-1-hexanol (50.500) -
PID vermoedelijk door methylethyl keton
1
-
1
Er zijn wel vluchtige stoffen aangetroffen die PID-waarde kunnen verklaren. Geen duidelijke relatie tussen PID en concentraties
Uit de tabel komt naar voren dat er op een 4-tal locaties, op basis van de aangetroffen gehalten in het grondwater, indicaties zijn voor de aanwezigheid van product. Er is echter geen duidelijke relatie met de gemeten PID-waarden. Daar waar de hoogste PID-waarde (149, pb 102-2) is gemeten zijn geen stoffen aangetroffen boven de 5 tot 15% oplosbaarheidsgrens. Wel zijn er hier verschillende stoffen in het grondwater aangetroffen die een respons op de PID geven. 5. Rapport “Inspectie van de bodem middels aanvullend bodemonderzoek op de locatie van Martens en Van Oord, n.a.v. brand Chemie-Pack Moerdijk”, rapport 2011-0228-B-H, 20 december 2011 (grondonderzoek) Doel van het onderzoek is het vaststellen van de verontreinigingssituatie in de vaste bodem op het terrein van Martens en Van Oord, gelegen ten noorden van Chemie-Pack Nederland B.V. Dit onderzoek betreft een aanvulling op rapport 2011-0118-B-H d.d. 11 juli 2011. In totaal zijn een 27-tal boringen geplaatst tot maximaal 1,0 m. De situatietekening met de locaties van de boringen is opgenomen als bijlage 9.5. In de boorprofielen wordt geen melding gemaakt van de aanwezigheid van “product”, afwijkende kleuren/geuren of een o/w reactie. Er zijn ook geen verhoogde PID waarden aangetroffen.
29
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
In geen van de geanalyseerde grondmonsters worden gehalten aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van product in de poriën. 6. Rapport “Inspectie van de bodem middels bodemonderzoek op de locatie Vlasweg 6 Moerdijk (terrein Wärtsilla B.V.)”, rapport 2011-0207-B-H, 10 februari 2012 (grond- en grondwateronderzoek) Doel van het onderzoek was het vaststellen van de verontreinigingssituatie in de vaste bodem en grondwater ter plaatse van het terrein van Wärtsilla. Hiertoe zijn in totaal 28 boringen geplaatst tot 1 m-mv en zijn 21 boringen geplaatst voor het plaatsen van peilbuizen. De situatietekening met de locaties van de boringen en peilbuizen is opgenomen als bijlage 9.6. De grond en grondwatermonsters zijn op een breed pakket geanalyseerd (GC-MS screening vluchtig en niet-vluchtig, amines en gPFOS. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en een interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6.7. Tabel 6.7 Bijzonderheden uit boorprofielen en interpretatie grondanalyses rapport 2011-0207-B-H Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
B1
-
B2
-
B3
-
B10
-
B11
-
B20
-
B23
-
B25
-
118,2 (0,1 – 0,3) 232 (0,3 – 0,5) 40,2 (0,4 – 1,0) 3,2 (0,3 – 0,5) 4,6 (0,5 – 1,0) 1,5 (0,2 – 0,4) 80 (0,4 – 1,0) 1,4 (0,1 – 0,3) 3,1 (0,3 – 0,5) 6,1 (0,5 – 1,0) 6,9 (0,1 – 0,3) 37,3 (0,3 – 0,5) 20,5 (0,5 – 1,0) 10,2 (0,1 – 0,3) 22 (0,3 – 0,5) 29,7 (0,5 – 1,0) 17,2 (0,2 – 0,5) 84,4 (0,8 – 2,0) 100 (0,8 – 1,0)
Indicatie product op basis Interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv) -
Opmerkingen
1
-
1
-
1
-
1
-
1
-
1
-
veenlaag
1
Er zijn wel vluchtige stoffen aangetroffen die PID-waarde kunnen verklaren (waar onder Tetrachlooretheen, 1,3,5trimethylbenzeen en C9 en C10 aromaten). Geen duidelijke relatie tussen PID en concentraties
In tabel 6.8. zijn de bijzonderheden tijdens de grondwaterbemonstering weergegeven alsmede de stoffen uit tabel 3.2. waarvoor de 5-10% oplosbaarheidsgrens wordt overschreden. In geen van de peilbuizen is tijdens de bemonstering een drijflaag aangetroffen.
30
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Tabel 6.8 Bijzonderheden bij bemonstering grondwater en stoffen in concentratie > 5-10 %oplosbaarheid rapport 2011-0207-B-H Peilbuis
Filterstelling (m-mv)
P4-1 P5-1 P11-1 P12 P101
1,14 – 2,14 1,04 – 2,04 1,30 – 2,30 1,51 – 2,51 1,30 – 2,30
PID-meting grondwater (PPM) 78 119 97 16 1,4
Bijzonderheden
Schuimvorming
Stoffen in concentraties > 5-10% oplosbaarheid (µg/l) -
Opmerkingen
1 1 1 1 1
1
Er zijn wel vluchtige stoffen aangetroffen die PID-waarde kunnen verklaren. Geen duidelijke relatie tussen PID en concentraties
7. Rapport “Inspectie van de bodem middels beperkt bodemonderzoek op de locatie van Chemie-Pack n.a.v. brand Chemie-Pack Moerdijk”, 2012-0074-B-H, 23 april 201220120074-B-H, 23 april 2012 (grondonderzoek) Het betreft een beperkt onderzoek naar de bodemverontreiniging op de locatie Chemie-Pack. Onderzoek heeft alleen plaatsgevonden ter plaatse van de klinkerverharding. In totaal zijn 4 boringen geplaatst tot een maximale diepte van 0,9 m. Van ieder boring is het traject 0,1-0,3 m, 0,30,5 m en 0,5-0,5 m bemonsterd en geanalyseerd. De situatietekening met de locaties van de boringen en peilbuizen is opgenomen als bijlage 9.7. In de boorprofielen wordt geen melding gemaakt van de aanwezigheid van “product”, afwijkende kleuren/geuren of een o/w reactie. Er zijn ook geen verhoogde PID waarden aangetroffen. In geen van de geanalyseerde grondmonsters worden gehalten aangetroffen de wijzen op de aanwezigheid van product in de poriën. 8. Rapport “Inspectie van de bodem middels aanvullend bodemonderzoek op de locatie Vlasweg 4 Moerdijk (terrein Chemie-Pack)”, 2012-0129-B-H, 4 september 2012 (grondonderzoek) Het onderzoek had tot doel om een nadere indruk te krijgen van de verontreinigingssituatie in de vaste bodem op het terrein van Chemie-pack. Hiertoe zijn een 28-tal boringen geplaatst tot op de grondwaterspiegel. Een 10-tal boringen is doorgezet tot ongeveer 3 m-mv en afgewerkt als peilbuis met een snijdend filter. De situatietekening met de locaties van de boringen en peilbuizen is opgenomen als bijlage 9.8. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en een interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6.9.
31
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Uit de tabel blijkt er, net als bij de eerder uitgevoerde onderzoeken, geen duidelijke relatie te zijn tussen gemeten PID-waarden en wat er aan verontreinigingen gevonden wordt. De hoogste PID waarden zijn gemeten bij boring 602 en 609. Het betreft de locatie waar de hoogste gehalten in de grond zijn aangetoond. In verschillende boringen (bijvoorbeeld 603, 624 en 626) is een hoge PID waarde gemeten maar zijn geen aantoonbare verontreiniging in de grond.
32
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Tabel 6.9 Bijzonderheden uit boorprofielen en interpretatie grondanalyses rapport 2012-0129-B-H Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
602
-
265 (0,2-0,4)
1150 (0,5 – 0,7)
Indicatie product op basis Interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv) Vluchtige olie 1,4 Min. Olie 2,7 Alifaten 1,1 Indaan 0,9 Trimethylbenzeen 1,5 Ethyl-tolueen 1,5 Som alkylbenzenen 33 Vluchtige olie 2,4 Min. Olie 3,6 Alifaten 1,8 Indaan 0,8 Trimethylbenzeen 1,5 Ethyl-tolueen 1,5 Som alkylbenzenen 6,8 -
Opmerkingen
603
-
606
-
65 (0,2-0,4) 320 (0,4 – 0,6) 103 (0,2 – 0,4)
609
-
26,3 (0,5 – 0,7) 110 (0,2 – 0,4)
Min. Olie 4,0 Alifaten 0,5 Trimethylbenzeen 0,5 Ethyl-tolueen 0,5 Som alkylbenzenen 8,9
560 (0,4 – 0,6)
Vluchtige olie 1,3 Trimethylbenzeen 0,3 Ethyl-tolueen 0,2 Som alkylbenzenen 4,1 -
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
612 613 614
-
615 616
-
617
-
623 624
-
625
-
626
-
33
24,4 (0,4 – 0,6) 10,9 (0,2 – 0,4) 1,2 (0,2 – 0,4) 3,1 (0,5 – 0,7) 6,8 (0,6 – 0,8) 1,5 (0,4 – 0,6) 2,5 (0,6 – 0,8) 10,5 (0,1 – 0,3) 58 (0,3 – 0,5) 395 (0,6 – 0,8) 1,8 (0,1 – 0,3) 160 (0,5 – 0,7) 7,1 (0,1 – 0,3) 101 (0,6 – 0,8) 1,2 (0,1 – 0,3) 212 (0,5 – 0,7)
-
Opgesteld door Datum
Geen indicatie van stoffen in grond voor PID-waarde PID door tetrachlooretheen (3 mg/kg) en alkylbenzenen (3 mg/kg)? Geen verklaring PID -
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
6.2.2 Uitzetten diepte kleilaag t.o.v. NAP Door de provincie is een kaart aangeleverd met daarop de ligging van de kleilaag t.o.v. NAP. Deze kaart is bijgevoegd in bijlage 5. Het maaiveld op de locatie is gelegen op ca NAP + 3,3 m. e
Uit de gegevens blijkt dat de kleilaag op het terrein van Wartsilla en de 1 helft van het terrein van Chemie-Pack naar het noorden toe wegzakt (verhang van NAP + 0,8 naar NAP +0,3 m) . Op het terrein van Martens en Van Oord zakt de kleilaag daarna naar het Zuid-Oosten weg tot NAP -0,58 m). Eventuele zaklagen die in de groenstrook tussen Wartsilla en Chemie-Pack en/of het terrein van Martens en Van Oord gevormd zijn zullen naar verwachting dan ook eerst in noordelijke en daarna in noordoostelijke richting kunnen verspreiden. 6.2.3 Uitvoeren PID-metingen en drijflaagmetingen in bestaande peilbuizen Door het projectteam Chemie-Pack zijn een 37-tal filters geselecteerd voor de headspace metingen en drijflaag en zaklaag metingen. In het veld konden slechts in 32-filters de metingen uitgevoerd worden. De drijflaag en zaklaag metingen zijn uitgevoerd met een drijflaagmeter. Aanvullend op het gebruik van de drijflaagmeter is ook door middel van een bemonsteringsslang gekeken of er zaklagen of drijflagen aanwezig zijn. De resultaten van de metingen zijn opgenomen in bijlage 6 en worden hieronder besproken. Interpretatie PID -metingen In het merendeel van de peilbuizen zijn geen verhoogde PID-waarden waargenomen. Wel nam vrijwel overal het zuurstof gehalte af en liep de LEL-metingen op tot 20 á 60%. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door de aanwezigheid van methaan. De hoge LEL metingen kunnen echter ook veroorzaakt worden door het lage zuurstof gehalte. Vergelijkingen van de gemeten PID-waarden met de PID-waarden uit de eerder uitgevoerde onderzoeken (zie ook paragraaf 6.2.1) laat zien dat resultaten uit de headspace metingen over het algemeen in overeenstemming zijn met de metingen uit voorgaande onderzoeken zijn gedaan. Grote uitzondering hierop vormen de PID-waarden in de headspace metingen van de boringen van de 600-serie op het terrein van Chemie-Pack. Hierbij zijn tijdens de boorwerkzaamheden hogere PIDwaarden gemeten dan bij de headspace metingen (zie rapport 2012-0129-B-H). Hierbij wordt opgemerkt dat de huidige PID-metingen als headspace in de peilbuizen zijn uitgevoerd en niet bij het uitvoeren van boorwerkzaamheden waar het hier PID-metingen betreft bij een boring en dat deze PID-metingen alleen in de peilbuizen zijn uitgevoerd. Met deze metingen zijn dan ook alleen componenten gemeten die vanuit het grondwater in de luchtfase terecht zijn gekomen. Op 24 september 2012 zijn door de Milieudienst van de Provincie Noord Brabant enkele controle metingen op de peilbuizen 609, 311 en 602 uitgevoerd met de op de locatie aanwezige PID/H2S meter. Bij deze metingen zijn wat lagere PID-waarden gemeten dan bij de metingen die door MWH zijn uitgevoerd. Dit kan verklaard worden doordat de metingen door MWH zijn uitgevoerd voorafgaand aan de verstoring door drijflaagmetingen en bemonsteringen.
34
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
De metingen van de milieudienst zijn na deze verstoringen uitgevoerd. Verder kan door veroudering van de lamp van de PID-meter de ene PID een hogere respons geven dan de ander, ondanks het gebruik van een lamp met dezelfde ionisatiepotentiaal (standaard 10,6 eV). Resultaten drijflaagmetingen De drijflaagmetingen zijn uitgevoerd zowel met de drijflaagmeter als met een bemonsteringsslang. Slechts in 1 peilbuis (bij 609) is een kleine oliefilm waargenomen met de drijflaagmeter. Deze was echter niet te zien in de bemonsteringslang. Verder zijn er geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van zak- en drijflagen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat niet alle peilbuizen snijdend waren en/of tot op de kleilaag afgewerkt waren. 6.2.4
Aangepaste hypothese en onderzoeksplan
6.2.4.1 Aangepaste hypothese voorkomen zaklagen en drijflagen Uit de beoordeling van de reeds eerder uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er slechts op een beperkt aantal punten (zie bijlage 4 voor een overzicht) indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van product. Verder zijn, uitgezonderd een kleine oliefilm in peilbuis 609, bij de uitgevoerde drijflaagmetingen geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen. Ook zijn de in april 2011 waargenomen “drijflagen” en/of product in de peilbuizen in recentere bemonsteringsronden en tijdens de recentelijk uitgevoerde drijflaagmetingen niet meer waargenomen. Door het projectteam is, ten tijde van het uitgevoerde veldwerk door MWH, aangegeven dat sinds de 3 in gebruik name van het grondwaterbeheersysteem (in gebruik name medio 2011) ruim 4000 m water is onttrokken. In de waterzuivering van deze beheersmaatregel, die aangelegd is het meest verontreinigde gedeelte, zijn geen aanwijzingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van drijflagen. Alle informatie overwegende, te weten, dat er daags na de brand geen drijflagen op het bluswater en in de sloten zijn waargenomen; dat er op basis van de beoordeling van de eerder uitgevoerde onderzoek weinig tot geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van zak- en drijflagen; dat er geen drijflagen en zaklagen zijn waargenomen in de door MWH uitgevoerde drijflaagmetingen; dat er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen vanuit de waterzuivering van de beheersmaatregel; dat de terreinen van Chemie-Pack en Wärtsilla grotendeels verhard zijn; dat er op het terrein een hevige en langdurige brand heeft gewoed. Is het aannemelijk dat het merendeel van de op het terrein opgeslagen organische stoffen zijn verbrand. Het is dan ook zeer de vraag of er op de locatie zaklagen of drijflagen aanwezig zijn in die mate als verwacht werd op basis van de omvang van de calamiteit.
35
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Mocht er toch dusdanig veel product in de bodem terecht gekomen zijn dat er sprake is van “mobiel” product dan zijn deze naar verwachting te vinden in en nabij de volgende infiltratiegebieden: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila; infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack. 6.2.4.2 Heroverweging in te zetten technieken In de initiële onderzoeksopzet waren voor het veldwerkonderzoek naar de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen bodemluchtmetingen en liner-sampling voorzien (zie paragraaf 5.2.). Uit de beoordeling van de eerder uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen eenduidige relatie bestaat tussen gemeten PID-waarden en aangetroffen verontreinigingen. Daar waar de hoogste PID-waarden worden gevonden (op terrein van Chemie-Pack bij boring 602 en 609) zijn ook de hoogste gehalten aan verontreinigingen aangetroffen. Er zijn ook boringen waarbij er hoge PIDwaarden (tot ongeveer 350 ppm) worden gemeten zonder dat sprake is van aantoonbare verhoogde gehalten in de grond. Daar komt bij dat een van de meest aangetroffen stoffen, te weten 2-ethyl-1-hexanol met een ionisatie potentiaal van ongeveer 10,6 eV, zeer slecht te meten is met de standaard PID-meter. Het e gebruik van de PID-metingen als indicator voor 1 afbakening van zones met product biedt dan ook onvoldoende zekerheid. Alles overwegende is geconcludeerd dat het screenen van de bodemlucht met behulp van de PID voor deze locatie niet geschikt is om, met voldoende mate van zekerheid, de gebieden waar mogelijk drijflagen aanwezig zijn te lokaliseren. De inzet van bodemluchtmetingen in fase 2 komt daardoor te vervallen. In fase 2 worden vooralsnog alleen liner-sampling en Sudanrood testen ingezet. 6.2.4.3 Aangepaste onderzoeksopzet In overleg met het projectteam is een boorplan uitgewerkt voor de liner-sampling en Sudanrood testen. De focus van de boringen (20 in totaal) ligt op het terrein van Chemie-Pack en de groenstrook omdat dit het meest verontreinigde gedeelte is en, als er zak- en of drijflagen aanwezig zijn, de kans het grootst is dat deze hier worden aangetroffen. Verder staan er boringen gepland op en nabij de locaties waar eerder drijflagen zijn waargenomen. De aangepaste boorlocaties zijn weergegeven in bijlage 7. De locatie van de boringen is gemotiveerd in onderstaande tabel 6.10.
36
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Tabel 6.10. motivatie aangepast boorplan Infiltratiegebied 1. Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila
2. Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack 4
Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack
Boring 809, 811, 818 812, 814 813, 816, 820 815 808, 810 803, 804, 805, 806, 807 801, 802 817, 819
Motivatie hart groenstrook indicatie product in eerdere onderzoeken afperking aan oostzijde op verzoek projectteam voor verificatie gw-analyses afperking aan westzijde indicatie product in eerdere onderzoeken afperking noordzijde indicatie product in eerdere onderzoeken
De liners worden in het veld geopend en beschreven. Over het gehele profiel wordt een PIDscreening uitgevoerd. Indien er visueel indicaties voor drijflagen of zaklagen aanwezig zijn wordt een Sudan Rood test uitgevoerd. De boorgaten worden afgewerkt met een snijdende peilbuis. In het veld wordt door het project team aangegeven of de peilbuis afgewerkt moet worden met een straatpot, een vloeistofdichte dop of met een metalen koker. Van elke boorlocatie wordt het gehele boorprofiel in trajecten van 50 cm bemonsterd. De bemonstering zal plaatsvinden volgens de door Omegam aangegeven wijze. Hierbij worden de monsters verpakt worden in een slibpot. Alleen indien er onvoldoende materiaal beschikbaar is mag een grondpot gebruikt worden. Deze monsters worden vervolgens verpakt in AP-04 emmers die afgesloten worden met een plastic zak. De monsters worden door het bureau milieumetingen van provincie Noord-Brabant ingezet voor analyse en gerapporteerd.
37
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
6.3
Uitgevoerde werkzaamheden, resultaten en interpretatie fase 2
6.3.1 Uitgevoerde werkzaamheden In totaal zijn op 4 en 5 oktober op 19 locaties liners gestoken met de Geoprobe tot op de kleilaag. De geplande boringen 801 en 802 zijn komen te vervallen in verband met de ligging van een gestuurde boring (effluent van waterzuivering). De boringen 817 en 819 die gepland waren in het spoor zijn naar binnen verplaatst omdat vanwege de tijdsplanning de formele procedure voor het werken op/nabij het spoor niet afgerond kon worden. Bij diverse boringen zakte de boor ineens weg hetgeen duidde op de aanwezigheid van een zachte kleilaag. Deze boringen zijn uit voorzorg gestaakt. De liners zijn op de locatie geopend waarna er een boorprofiel van is gemaakt, hierbij zijn over het gehele profiel een PID-metingen uitgevoerd. Alleen verhoogde (PID > 0,5) waarden zijn opgenomen in de boorprofielen. Met uitzondering van boring 817 zijn alle boringen afgewerkt met een snijdende peilbuis. Bij boring 817 kon dit niet uitgevoerd worden omdat hier de boorcasing is afgebroken en in de grond is achtergebleven. Van elke boorlocatie is het gehele boorprofiel in trajecten van 50 cm bemonsterd. De bemonstering is uitgevoerd conform de door Omegam aangegeven wijze. De monsters zijn door bureau milieumetingen ingezet voor analyse. De boorlocaties zijn ingemeten met behulp van een GPS. De resultaten zijn weergegeven in tabel 6.11. Tabel 6.11 Inmeetgegevens boorpunten
meetpunt
38
X
Y
Z (NAP)
810
100743,759
411820,251
3,386
808
100727,751
411858,191
3,33
809
100755,162
411877,449
3,362
807
100743,626
411923,912
3,024
806
100687,804
411919,242
3,044
805
100657,101
411900,108
2,991
804
100646,975
411907,861
3,041
803
100600,269
411896,276
3,273
811
100771,358
411819,432
3,173
818
100782,541
411767,385
3,362
814
100798,407
411801,549
3,258
815
100842,794
411817,215
3,297
812
100802,572
411854,352
3,293
813
100862,872
411905,631
3,355
816
100892,632
411819,96
3,396
820
100883,992
411746,311
3,44
819
100835,691
411741,315
3,415
817
100737,154
411769,269
3,076
821
100821,395
411810,231
3,286
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
6.3.2
Resultaten en interpretatie fase 2
De boorprofielen van de uitgevoerde liner-sampling zijn opgenomen in bijlage 8. Door de milieudienst is een excel-file aangeleverd met de analyseresultaten van de grondanalyses. Deze zijn weergegeven in bijlage 10. Een samenvatting van de bijzonderheden uit de boorprofielen (visuele waarneming product en PIDwaarden) en een interpretatie van de grondanalyses voor de aanwezigheid van product (stoffen met gehalte > 5 - 10 g/kg ) is weergegeven in tabel 6.10. Tabel 6.10 Bijzonderheden uit boorprofielen en interpretatie grondanalyses bijlage 10 Boring
Visuele waarnemingen
PID-waarde (ppm) + diepte (m-mv)
808
-
810
-
80 (2,0 – 2,5) 30 (2,5 – 3,0) 172 (1,5 – 2,0) 58 (2,0 – 2,5) 9 (2,5 – 3,0)
811
-
-
39
Indicatie product op basis interpretatie grondanalyse (gehalte in g/kg, diepte m-mv) -
-
Opgesteld door Datum
Opmerkingen / aanvullingen. Analyseresultaten in mg/kg Geen indicatie van stoffen in grond voor PID-waarde Geen indicatie van stoffen in grond voor PID-waarde. Tussen 2,0 en 3,0 m wel wat tolueen (tot 0,2 mg/kg) en vluchtige aromaten C8-C10 (tot 0,3 mg/kg) aanwezig. 2,0 – 2,4 m-mv : Tolueen : 3,8 Xyleen : 0,8 Naftaleen : 6 Vl. Aromaten (C8-C10) 69,3 2,4 – 2,9 m-mv : Tolueen : 19 Ethylbenzeen 0,47 Xyleen : 2,9 Naftaleen : 9,7 Vl. Aromaten (C8-C10) 224,1 Minerale olie 780 PAK (10) 80
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
812
-
1(0,2 – 0,5) 5 (0,5 – 1,0) 11 (1,0 – 2,0) 8 (2,0 – 2,5) 22 (2,5 – 3,0) 36 (3,0 – 3,2)
-
0,2 – 0,5 m-mv : Ethylbenzeen : 0,17 Xyleen : 2,6 Naftaleen : 1,7 Vl. Aromaten (C8-C10) 62,4 0,5 – 1,0 m-mv : Xyleen : 0,36 Naftaleen : 0,18 Vl. Aromaten (C8-C10) 8,7 1,0 – 1,5 m-mv : Xyleen : 0,51 Vl. Aromaten (C8-C10) 5,0 1,5 – 2,0 m-mv : Xyleen : 0,5 Vl. Aromaten (C8-C10) 10,4 2,0 – 2,5 m-mv : Xyleen : 0,3 Vl. Aromaten (C8-C10) 12,9 2,5 – 3,0 m-mv : Ethylbenzeen : 0,46 Xyleen : 3,2 Naftaleen : 1,7 Vl. Aromaten (C8-C10) 62,8 3,0 – 3,2 m-mv : Tolueen : 0,11 Ethylbenzeen 1,5 Xyleen : 11 Naftaleen : 3,1 Vl. Aromaten (C8-C10) 162,3 Minerale olie 750
814
-
10 (1,0 – 1,5) 9 (1,5 – 2,0) 17 (2,0 – 2,5) 6 (2,5 – 7,0)
-
1,0 – 1,5 m-mv : Xyleen : 0,3 Vl. Aromaten (C8-C10) 21,1 1,5 – 2,0 m-mv : Vl. Aromaten (C8-C10) 5,5 2,0 – 2,5 m-mv : Vl. Aromaten (C8-C10) 5,8 Cis 0,3 2,5 – 2,7 m-mv : Vl. Aromaten (C8-C10) 4,5
815
-
43 (0,1 – 0,5) 8 (0,5 – 1,0) 16 (1,0 – 1,5) 7 (1,5 – 2,0) 5 (2,0 – 2,5)
-
0,07 – 0,5 m-mv : Indaan : 120 Tolueen : 0,13 Ethylbenzeen : 0,56 Xyleen : 13 Naftaleen : 2,4 Vl. Aromaten (C8-C10) 1164,24 Per 0,95 0,5 – 1,0 m-mv : Vl. Aromaten (C8-C10) 7,4
40
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
818
-
-
-
2,0 – 2,5 m-mv : Ethylbenzeen : 0,32 Xyleen : 2,5 Naftaleen : 0,24 Vl. Aromaten (C8-C10) 40 2,5 – 3,0 m-mv : Ethylbenzeen 0,1 Xyleen : 7,2 Naftaleen : 0,2 Cis 0,3
Er zijn visueel geen bijzonderheden waargenomen die duiden op de aanwezigheid van product, zaklagen of drijflagen. Er was dan ook geen aanleiding voor het uitvoeren van de Sudan Rood test. Uit de analyseresultaten blijkt dat er, zoals verwacht, geen duidelijke relatie tussen de gemeten PIDwaarden en de verontreinigingsgraad in de grond. Op basis van de aangetroffen gehalten in de grond zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van drijflagen of zaklagen. De hoogste gehalten zijn aangetoond ter plaatse van boring 815 ( ca 1200 mg/kg aan vluchtige aromaten van 0,07 tot 0,5 m-mv). Verder worden in en rond de groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila hoge concentraties aangetroffen. Hier zie je echter dat de verontreiniging dieper zit hetgeen niet verwonderlijk is aangezien hier bluswater geïnfiltreerd is. 6.3.3 Fase 3 Aangezien er geen aanwijzingen gevonden zijn voor de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen is fae 3 niet uitgevoerd.
41
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
42
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
7
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Op woensdag 5 januari 2011 heeft zich een ongewoon voorval voorgedaan binnen de inrichting van Chemie-Pack Nederland B.V. (hierna: Chemie-Pack), gelegen aan de Vlasweg 4 (4782 PW) te Moerdijk. Het betrof een grote brand als gevolg waarvan grote hoeveelheden chemicaliën en bluswater, verontreinigd met chemicaliën, verspreid zijn op en in de omgeving van Chemie-Pack. Het gaat dan om tenminste het terrein van Chemie-Pack (Vlasweg 4), de terreinen van de naastgelegen inrichtingen, ERS (Vlasweg 2), “Wärtsila” (Vlasweg 6) en “Martens en Van Oord” (verder MVO, Oostelijke Randweg 48) en “OBM” (Oostelijke Randweg 5) en het perceel Oostelijke Randweg 3 te Moerdijk (tussen terrein “Chemie-Pack” / ERS en terrein “Martens en Van Oord”), alsmede diverse openbare gebieden zoals wegen, fiets- en voetpaden, groenstroken, de spoorlijn en omliggende sloten. Als gevolg van dit ongewone voorval is de bodem verontreinigd geraakt met diverse stoffen. Het betreft een cocktail van chemicaliën met onder andere hoge concentraties benzeen, tolueen, ethylbenzeen, m,p-xyleen, o-xyleen, naftaleen en tetrachlooretheen. Kenmerkend voor deze cocktail is dat er stoffen in voorkomen met verschillende (bodem)chemische, fysische (opdrijven, oplossen, zakken) en toxicologische eigenschappen. Op het rond het terrein van Chemie-Pack zijn een vijftal infiltratie gebieden te onderscheiden: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila;. infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 3: Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 5: Omringende sloten. Deze gebieden zijn samen met de bluswatercontour weergegeven in bijlage 3. Voorafgaand aan het onderzoek is een initiële hypothese opgesteld voor de voor de aanwezigheid van zak- en drijflagen. Zaklagen werden in eerste instantie met name verwacht in de infiltratiegebieden 1, 2 en 3. Drijflagen werden in eerste instantie verwacht in de infiltratiegebieden 1,2,3 en 4. Om deze hypothesen te toetsen is een gefaseerde onderzoeksopzet opgesteld, weergegeven in onderstaande tabel:
43
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Tabel 7.1. Voorgestelde onderzoeksfasen Fase 1
Omschrijving Aanvullende interpretatie bestaande gegevens
Uit te voeren werkzaamheden
2
Veldwerkonderzoek drijflagen en zaklagen
3 4
Optioneel verificatie onderzoek Rapportage
Bodemluchtmetingen Linersampling middels Geoprobe en Sudan Rood test. Verifiëren mogelijke aanwezigheid van zaklagen en drijflagen Rapporteren
Uitvoeren PID-metingen en drijflaagmetingen in bestaande peilbuizen op terrein Chemie-Pack Interpreteren bestaande gegevens Uitzetten diepte kleilaag ten opzichte van NAP Bijstellen onderzoeksplan
De conclusies van de verschillende onderzoeksfasen zijn in de volgende paragrafen weergegeven.
7.1
Conclusies fase 1
Uit de beoordeling van de reeds eerder uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er slechts op een beperkt aantal punten (zie bijlage 4 voor een overzicht) indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van product. Verder zijn bij de uitgevoerde drijflaagmetingen geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van drijflagen en/of zaklagen. Ook zijn de in april 2011 waargenomen “drijflagen” en/of product in de peilbuizen in recentere bemonsteringsronden door de milieudienst en tijdens de recentelijk uitgevoerde drijflaagmetingen niet meer waargenomen. Door het projectteam is, ten tijde van het uitgevoerde veldwerk door MWH, aangegeven dat sinds de in gebruik name van het grondwaterbeheersysteem (in gebruik name medio 2011) ruim 4 miljoen liter water is onttrokken. In de waterzuivering van deze beheersmaatregel, die aangelegd is het meest verontreinigde gedeelte, zijn geen aanwijzingen gevonden die duiden op de aanwezigheid van drijflagen. Alle deze informatie overwegende, te weten, dat er daags na de brand geen drijflagen op het bluswater en in de sloten zijn waargenomen; dat er op basis van de beoordeling van de eerder uitgevoerde onderzoek weinig tot geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van zak- en drijflagen; dat er geen drijflagen en zaklagen zijn waargenomen in de door MWH uitgevoerde drijflaagmetingen; dat er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen vanuit de waterzuivering van de beheersmaatregel; dat de terreinen van Chemie-Pack en Wärtsilla grotendeels verhard zijn; dat er op het terrein een hevige en langdurige brand heeft gewoed. Is het aannemelijk dat het merendeel van de op het terrein opgeslagen organische stoffen zijn verbrand. Het is dan ook zeer de vraag of er op de locatie zaklagen of drijlagen aanwezig zijn in die mate als verwacht werd op basis van de omvang van de calamiteit.
44
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Mocht er toch dusdanig veel product in de bodem terecht gekomen zijn dat er sprake is van “mobiel” product dan is dit naar verwachting te vinden in en nabij de volgende infilitratiegebieden: infiltratiegebied 1: Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila;. infiltratiegebied 2: Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack; infiltratiegebied 4: Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack. Om deze aangepaste hypothese, dat er naar verwachting geen zaklagen en drijflagen aanwezig zijn, te toetsten, is ten opzichte van de initiële onderzoeksopzet, een aangepaste onderzoeksstrategie uitgewerkt. In overleg met het projectteam is een boorplan uitgewerkt voor de liner-sampling en Sudanrood testen. De focus van de boringen (20 in totaal) ligt op het terrein van Chemie-Pack en de groenstrook omdat dit het meest verontreinigde gedeelte is en, als er zak- en of drijflagen aanwezig zijn, de kans het grootst is dat deze hier worden aangetroffen. Verder zijn er boringen uitgevoerd op en nabij de locaties waar eerder drijflagen zijn waargenomen. De aangepaste boorlocaties zijn weergegeven in bijlage 7. Tabel 7.2. motivatie aangepast boorplan Infiltratiegebied 1. Groenstrook tussen Chemie-Pack en Wärtsila
45
2.
Lager gelegen terrein ten noorden van Chemie-Pack
3.
Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack
Boring 809, 811, 818 812, 814 813, 816, 820 815 808, 810 803, 804, 805, 806, 807 801, 802 817, 819
Opgesteld door Datum
Motivatie hart groenstrook indicatie product in eerdere onderzoeken afperking aan oostzijde op verzoek projectteam voor verificatie gw-analyses afperking aan westzijde indicatie product in eerdere onderzoeken afperking noordzijde indicatie product in eerdere onderzoeken
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
7.2
Conclusies fase 2
In totaal zijn op 4 en 5 oktober op 19 locaties liners gestoken met de Geoprobe tot op de kleilaag. De geplande boringen 801 en 802 zijn komen te vervallen in verband met de ligging van een gestuurde boringen (effluent van waterzuivering). De boringen 817 en 819 die gepland waren in het spoor zijn naar binnen verplaatst omdat vanwege de tijdsplanning de formele procedure voor het werken op/nabij het spoor niet afgerond kon worden. De liners zijn op de locatie geopend waarna er een boorprofiel van is gemaakt, hierbij is over het gehele profiel een PID-metingen uitgevoerd. Met uitzondering van boring 817 zijn alle boringen afgewerkt met een snijdende peilbuis. Bij boring 817 kon dit niet uitgevoerd worden omdat hier de boorcasing is afgebroken en in de grond is achtergebleven. Van elke boorlocatie is het gehele boorprofiel in trajecten van 50 cm bemonsterd. De bemonstering is uitgevoerd conform de door Omegam aangegeven wijze. De monsters zijn door bureau milieumetingen ingezet voor analyse. Uit de boorprofielen valt op te maken dat alleen in enkele boringen die in infiltratiegebied 1 zijn geplaatst lichte tot sterke PID-gehalten zijn aangetoond. In de overige boringen zijn geen verhoogde PID-gehalten waargenomen. Visueel zijn in geen van de liners bijzonderheden waargenomen die duiden op de aanwezigheid van zak- of drijflagen. Uit de analyseresultaten blijkt dat er, zoals verwacht, geen duidelijke relatie bestaat tussen de gemeten PID-waarden en de verontreinigingsgraad in de grond. Op basis van de aangetroffen gehalten in de grond zijn er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van drijflagen of zaklagen. De hoogste gehalten zijn aangetoond bij van boring 815 ( ca 1200 mg/kg aan vluchtige aromaten van 0,07 tot 0,5 m-mv). Verder worden in en rond de groenstrook tussen Chemie-Pack Wärtsila hoge concentraties aangetroffen. Hier zie je echter dat de verontreiniging dieper zit hetgeen niet verwonderlijk is aangezien hier bluswater geïnfiltreerd is.
7.3
Conclusies fase 3
Aangezien er geen aanwijzingen gevonden zijn voor de aanwezigheid van drijflagen en zaklagen is fase 3 niet uitgevoerd.
46
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
7.4
Algemene conclusie
Op basis van de resultaten van het onderzoek is het aannemelijk dat er op met name rondom infiltratiegebied 1 residuaal “product” in de bodem aanwezig is. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat er op/nabij de infiltratiegebieden mobiel product aanwezig is. Vermoedelijk is het merendeel van de stoffen die zaklagen en drijflagen konden vormen verbrand. Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt geconcludeerd dat het zeer waarschijnlijk is dat er op de locatie geen zaklagen en drijflagen aanwezig zijn. Hierbij wordt opgemerkt dat niet uitgesloten kan worden dat drijflagen of zaklagen plaatselijk worden aangetroffen. In onderstaande tabel is per infiltratiegebied aangegeven of er indicaties zijn voor de aanwezigheid van product Tabl 7.2. Overzicht infiltratiegebieden en indicaties voor aanwezigheid product. Infiltratiegebied
1. 2. 3. 4. 5.
7.5
Groenstrook tussen Chemie-pack en Wärtsila Lager gelegen terrein noord ten noorden van Chemie-Pack Groenstrook ten oosten van Chemie-Pack Spoortraject ten zuiden van Chemie-Pack Omringende sloten
Indicatie “residuaal” product Ja
Indicatie mobiel product
Nee
Nee
Nee Nee Nee
Nee Nee Nee
Nee
Aanbevelingen
Aanbevolen wordt om bij toekomstige onderzoeken de resultaten van grond- en grondwateranalyses te toetsen aan de 10% porieverzadigingsgrens respectievelijk de 10% oplosbaarheidsgrens te toetsen.
47
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
48
Opgesteld door Datum
MWH B.V. 18 december 2012, Definitief
Bijlagen
Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10:
overzichtskaart (1:25.000) situatietekening (1:1250) locatietekening met bluswatercontour en infiltratiegebieden locatietekening met indicaties voor aanwezigheid product diepteligging kleilaag resultaten PID en drijflaagmetingen aangepast boorplan fase 2 boorprofielen linersampling locatietekeningen beoordeelde rapporten tabel met analyseresultaten grond van liners
Bijlage 1:
overzichtskaart (1:25.000)
Bijlage 2:
situatietekening (1:1250)
Bijlage 3:
locatietekening met bluswatercontour en infiltratiegebieden
Bijlage 4: locatietekening met indicaties product
Bijlage 5:
diepteligging kleilaag
Bijlage 6:
resultaten PID en drijflaagmetingen
Peilbuisnummer 02C 03C * 04A 05A 06C 07C 08C 101-1 102-2 106-2 Aveco 20 Aveco 21 Arcadis 1-01 Arcadis 3-03 Arcadis 5-03 P101 P102 P104 P4-2 ** P5-2 ** P11-2 ** P12 311-1 312 602 608 609 611 612 613 617 623 624 626 701 702 703
Snijdend filter (Filter in m-mv) Ja (0,02-1,02) Ja (0,44-1,44) Nee (1,03-2,03) Nee (1,05-2,05) Ja (0-0,78) + Ja (0,01-1,01) Ja (1,07-2,07) Nee (2,02-3,02) Ja (0,91-1,91) Ja (0,61-1,61) Ja (0,67-1,67) Ja (0,60-2,60) Ja (0,24-2,24) Ja (0,33-2,33) Nee (1,3-2,3) Nee (1,51-2,51) Nee (1,10-2,10) Ja (0,29-2,29) Ja (0,25-2,25) Ja (0,30-2,30) Nee (1,51-2,51) Nee (1,0-2,0) Nee (1,2-2,2) Ja (0,1-3,02) Ja (0,1-2,45) Ja (0,1-3,15) Ja (0,1-3,1) Ja (0,1-2,75) Ja (0,1-3,02) Ja (0,1-2,85) Ja (0,1-2,75) Ja (0,1-2,83) Ja (0,1-3,2) ? ? ?
Toelichting Terrein MvO, ten noorden van CP Terrein ATM, rand bluswatercontour Rand westelijke bluswatercontour Rand westelijke bluswatercontour Groenstrook Rand oostelijke bluswatercontour Rand oostelijke bluswatercontour Terrein MvO, richting ATM Terrein MvO, ten noorden van CP Chemie-Pack Vlasweg Vlasweg Vlasweg Vlasweg Vlasweg Zuidgrens terrein CP Zuidgrens terrein CP Grens groenstrook/MvO Groenstrook Groenstrook Groenstrook Wärtsilä Chemie-Pack Vlasweg-sloot Chemie-Pack Chemie-Pack Chemie-Pack Chemie-Pack Chemie-Pack Chemie-Pack Chemie-Pack CP/groenstrook CP/groenstrook CP/groenstrook ATM ATM ATM
PID (ppm)
Drijflaag?
Zaklaag
Opmerkingen
0 0
-
-
0 0 23 0 0 0 0 0 0 0 nvt 0 0 0 0 0 0 0 2 0 71 (14,7) 0 82 (0) 45 85 (36,4) 0 0 65 0 33 1 22 nvt nvt nvt
nvt oliefilm nvt nvt nvt
nvt nvt nvt nvt
*als pb 03C niet meer aanwezig is, dan peilbuis W03 nemen (iets ten NW van 03C) ** als in P4 en/of P5 een drijflaag wordt gemeten, worden ook de westelijker gelegen pb P3 en P6 meegenomen ***als in P11 en/of P12 een drijflaag wordt gemeten, worden ook de westelijker gelegen pb P9 en P10 meegenomen () Controle PID-metingen door bureau milieumetingen op 24-9-2012
peilbuis droog
Peilbuis niet meer aanwezig
dop was er af dop was er af dop was er af
film wel meetbaar met drijflaagmeter, niet zichtbaar in slang
Peilbuis niet gevonden Peilbuis niet gevonden Peilbuis niet gevonden
Bijlage 7:
aangepast boorplan fase 2
Bijlage 8:
boorprofielen linersampling
Boring:
803
Datum:
5-10-2012 0
0 1 50
Boring:
804
Datum:
5-10-2012
braak Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, matig puinhoudend, donkergrijs
0
0 1 50
2
2
90
100
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
3 150
4
Zand, matig grof, zwak siltig, donkergrijs, klei geraakt, geen monster.
200
100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbruin
3 150
150
160
5
braak Zand, zeer fijn, matig siltig, matig grindig, donkerbruin
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraalgrijs
4 200 5
6 250
250 6
7 300
300
Boring:
805
Datum:
5-10-2012 0
0 1
7
Boring:
806
Datum:
5-10-2012
braak Zand, zeer fijn, matig siltig, matig grindig, donkerbruin
0
320
Klei, matig siltig, resten planten, donkergrijs
0
braak Zand, zeer fijn, matig siltig, matig grindig, donkerbruin
1
50
50 2
2 100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbruin
3 150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraalgrijs
4 200
100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbruin
3 150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraalgrijs
4 200
5
5
250
250 6
300
300
300
7
320
6 7
300
Klei, matig siltig, resten planten, donkergrijs
300
270 300
Klei, matig siltig, resten planten, donkergrijs
getekend volgens NEN 5104
Projectcode:
M12B0327
Opdrachtgever: Provincie Noord Brabant Projectnaam:
Drijf- en zaklaagonderzoek Chemie Pack
Boring:
807
Datum:
5-10-2012 0
0 1
Boring:
808
Datum:
5-10-2012
braak Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
0
0
beton
19
50
1
100
2
50
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
2 100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbruin
3 150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraalgrijs
4 200
3 150
200
6
Boring:
809
Datum:
4-10-2012 1
Klei, zwak siltig, klei geraakt, geen monster.
Boring:
810
Datum:
5-10-2012
braak Zand, matig fijn, matig siltig, zwak steenhoudend, licht groenbruin
0
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (30), donkergrijs, klei geraakt, geen monster
0
beton
30
50
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
2 100
1
50
2
3
3 150
Zand, matig fijn, zwak siltig, lenzen klei, neutraalgrijs
4 200
150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (172), donkergrijs
4 200
200 5
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (58), donkergrijs
5
250
250
250 6
6 300
300
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbruin
100
150
7 350
300
6 300
50
50
250
270
0
0
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (80), donkergrijs
5 250 300
300
Zand, matig grof, zwak siltig, donkergrijs 200
5 250
150
4
350
Klei, matig siltig, matig humeus, zwak plantenhoudend, donker zwartgrijs
300
300
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (9), donkergrijs, klei geraakt, geen monster.
getekend volgens NEN 5104
Projectcode:
M12B0327
Opdrachtgever: Provincie Noord Brabant Projectnaam:
Drijf- en zaklaagonderzoek Chemie Pack
Boring:
811
Datum:
4-10-2012 0
0 1
Boring:
812
Datum:
4-10-2012
groenstrook Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
0
0 1
50
50 2
50
2 100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraalgrijs
3 150
beton
20
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (1), lichtbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, pid (5), lichtbruin Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (11), donkergrijs
3 150
4
4
200
200
200 5 240
250 6 7
300
290 300
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindhoudend, donkergrijs
250
Klei, sterk siltig, donker grijsbruin
300
250
300
7
350
813
Datum:
5-10-2012 0
0 7
klinker
50
Zand, matig grof, zwak siltig, sporen puin, lichtbruin
1 50
Boring:
814
Datum:
4-10-2012
2
50
200
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (9), donkergrijs 200
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (17), donkergrijs
5 250
6 300
7
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (10), donkergrijs
4
5
300
320
beton
150
150
200
250
Klei, sterk siltig, pid (6), donkerbruin
100
3 Zand, matig grof, zwak siltig, lichtgrijs
4
Klei, sterk zandig, sterk humeus, pid (36), donker grijsbruin
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (0), lichtgrijs
1 2
140
150
350
20
100 3
320
0
0
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin
100
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (22), donker bruingrijs
6
8
Boring:
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (8), donkergrijs
5
Klei, sterk siltig, sterk humeus, donker grijsbruin
250
6 7
270 290
Zand, matig grof, zwak siltig, pid (6), donkergrijs Klei, zwak siltig, sterk humeus, matig veenhoudend, pid (0), donker zwartbruin
getekend volgens NEN 5104
Projectcode:
M12B0327
Opdrachtgever: Provincie Noord Brabant Projectnaam:
Drijf- en zaklaagonderzoek Chemie Pack
Boring:
815
Datum:
4-10-2012 0 7
0 1
50
50 2
100
100 3
150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (8), lichtbruin
250
6 290
300
7
Boring:
817
Datum:
5-10-2012
320
0 7
0 1
50
50 2
100
100
5-10-2012
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (0), lichtgrijs Klei, sterk siltig, matig humeus, pid (0), donkerbruin
2 100
110
150 4 200 5 250 6 7
300
Boring:
818
Datum:
4-10-2012 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, zwak puinhoudend, roodbruin
150
Zand, matig grof, zwak siltig, neutraalgrijs
3
klinker
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs
klinker Zand, matig grof, zwak siltig, zwak roesthoudend, lichtbruin
1 50
280 300
Klei, sterk siltig, matig humeus, matig houthoudend, donker grijsbruin
0
braak Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, bevat humeuse laagjes
1 50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin
2 100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs
3
0 7
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (16), lichtbruin
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (5), lichtgrijs
5 250
Datum: Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (43), lichtbruin, bevat een donkere laag
200
200
816
klinker
Zand, matig fijn, zwak siltig, pid (7), lichtgrijs
4
Boring:
Zand, matig grof, zwak siltig, laagjes leem
3 150
4
4
200
200 5
5 250 6
280
250
250
260
Klei, sterk siltig, matig humeus, zwak veenhoudend, donker grijsbruin
6 300
300
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgrijs, zeer zacht bijna geen monster
getekend volgens NEN 5104
Projectcode:
M12B0327
Opdrachtgever: Provincie Noord Brabant Projectnaam:
Drijf- en zaklaagonderzoek Chemie Pack
Boring:
819
Datum:
5-10-2012 0 7
0
Boring:
820
Datum:
5-10-2012
klinker
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin
1 50
1
0 7
klinker
40
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, lichtbruin
50 2
2
90
100
100 120
3 150
Zand, matig grof, zwak siltig, sterk grindig, grijs
3 Zand, matig fijn, zwak siltig, neutraalgrijs
140
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, grijs
4
4 200
Zand, matig grof, zwak siltig, matig grindig, brokken klei, lichtbruin
200 5
5 250
6
250 Klei, sterk siltig, donkerbruin
Boring:
821
Datum:
5-10-2012 0
0
6
275 276
7 300
270 300
Klei, sterk siltig, sterk humeus, donkerbruin
beton
20
1 50
50
2 100
100
Zand, matig grof, zwak siltig, lichtbruin Zand, matig grof, zwak siltig, licht grijsbruin Zand, matig grof, zwak siltig, donkergrijs
3 150
150
Zand, matig grof, zwak siltig, donkergrijs, Klei geraakt, geen monster.
4 200 5 250
6
270
getekend volgens NEN 5104
Projectcode:
M12B0327
Opdrachtgever: Provincie Noord Brabant Projectnaam:
Drijf- en zaklaagonderzoek Chemie Pack
Bijlage 9: locatietekeningen beoordeelde rapporten
Bijlage 9.1 locatietekeningen rapport 2011-0042-B-H
Bijlage 9.2 locatietekeningen rapport 2011-0137-B-H
Bijlage 9.3 locatietekeningen rapport 2011-0118-B-H
Bijlage 9.4 locatietekeningen rapport 2011-0119-B-H
Bijlage 9.5 locatietekeningen rapport 2011-0228-B-H
Bijlage 9.6 locatietekeningen rapport 2011-0207-B-H
Bijlage 9.7 locatietekeningen rapport 2012-0074-B-H
Bijlage 9.8 locatietekeningen rapport 2012-0129-B-H
Bijlage 10:
Excel-file met analyseresultaten grond van liners
Diepte (cm-mv) 0-50 50-90 90-140 140-160 160-210 210-260 260-300 0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 300-320 0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-270 0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-270 19-69 69-119 119-150 150-200 200-250 250-300 0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 300-350 30-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300
0-50 50-100 100-150 150-200 200-240 240-290 20-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 300-320 7-50
85 750
1,2,4-trimethylbenzeen 423 1,3,5-trimethylbenzeen 175 a-methylstyreen 135 n-propylbenzeen 269 iso-propylbenzeen (cumeen) 309
2-tert-butylfenol
4-tert-butylfenol
2,4-di-tert-butylfenol
2,6-di-tert-butylfenol
2,4,6-tri-tert-butylfenol
GCMS-onderzoek (o.a 4-n-nonylfenol)
1,63
?
?
?
?
?
?
0,21
Metalen
3-ethyl-5-methylfenol
1,63
2-ethylhexanal
2-ethylhexylnitraat
2-ethylhexanol
Aldehydes
Oplosmiddelen
Ketonen
Hexachloorethaan
Vl. gehalogeneerde alifaten
Vl.chloorbenzenen
per 0,8 cis-DCE 0,06
PCB
B 10, T 35, E 108, o-X 43 m- en p-X 108,N 95
Vl chlooralifaten
11,2
NEN-pakket
PAK
Boring 803-1 803-2 803-3 803-4 803-5 803-6 803-7 804-1 804-2 804-3 804-4 804-5 804-6 805-1 805-2 805-3 805-4 805-5 805-6 805-7 806-1 806-2 806-3 806-4 806-5 806-6 807-1 807-2 807-3 807-4 807-5 807-6 808-1 808-2 808-3 808-4 808-5 808-6 809-1 809-2 809-3 809-4 809-5 809-6 809-7 810-1 810-2 810-3 810-4 810-5 810-6 810-7 811-1 811-2 811-3 811-4 811-5 811-6 812-1 812-2 812-3 812-4 812-5 812-6 812-7 813-1
B 0,2; TEX 0,25; S 17,2
EHN-verbindingen
M.O
Retardatiefactor bij 2% o.c.
Vl.aromaten overig C8-C10 aromaten
Indaan
Divers
100
Vl. aromaten BTEXNSC
GRH (mg/kg ds)
M.O
Vl olie C5-C10
pakket VKW uitgebreid
Cd 0,86 Hg 0,96 Zn 303
100
40
0,1
53
6,4 (VROM)
0,036 (som 7)
2,1 (som 10) 80 (som 10)
Cis-DCE 46
N 1,2
N 0,53
0,08
<0,1 <0,1
1
<
0,65 61
0,22 1,7
0,54 3,6
0,58 1,3
1,5 15
4 7,8
B 10, T 35, E 108, o-X 43 m- en p-X 108,N 95
1,2,4-trimethylbenzeen 423 1,3,5-trimethylbenzeen 175 a-methylstyreen 135 n-propylbenzeen 269 iso-propylbenzeen (cumeen) 309
T 0,06
2-tert-butylfenol
4-tert-butylfenol
2,4-di-tert-butylfenol
2,6-di-tert-butylfenol
2,4,6-tri-tert-butylfenol
GCMS-onderzoek (o.a 4-n-nonylfenol)
1,63
?
?
?
?
?
?
0,21
Metalen
3-ethyl-5-methylfenol
1,63
2-ethylhexanal
2-ethylhexylnitraat
2-ethylhexanol
Aldehydes
Oplosmiddelen
Ketonen
Hexachloorethaan
Vl. gehalogeneerde alifaten
Vl.chloorbenzenen
Vl chlooralifaten per 0,8 cis-DCE 0,06
PCB
Diepte (cm-mv) 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 20-70 70-100 100-150 150-200 200-250 250-270 7-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-290 290-320 7-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-280 7-50 50-100 100-150 150-200 200-260 260-280 0-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 7-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-276 7-40 40-90 90-140 140-190 190-240 240-270 270-300 20-50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-270
11,2
NEN-pakket
PAK
Boring 813-2 813-3 813-4 813-5 813-6 814-1 814-2 814-3 814-4 814-5 814-6 815-1 815-2 815-3 815-4 815-5 815-6 815-7 816-1 816-2 816-3 816-4 816-5 816-6 817-1 817-2 817-3 817-4 817-5 817-6 818-1 818-2 818-3 818-4 818-5 818-6 819-1 819-2 819-3 819-4 819-5 819-6 820-1 820-2 820-3 820-4 820-5 820-6 820-7 821-1 821-2 821-3 821-4 821-5 821-6
B 0,2; TEX 0,25; S 17,2
EHN-verbindingen
M.O
Retardatiefactor bij 2% o.c.
Vl.aromaten overig C8-C10 aromaten
Indaan
Divers
100
Vl. aromaten BTEXNSC
GRH (mg/kg ds)
M.O
Vl olie C5-C10
pakket VKW uitgebreid
Cd 0,86 Hg 0,96 Zn 303
100
40
0,1
< GRH
< GRH
220
2,4 (som 10)
0,071 (som 7)
< GRH
Cis-DCE 46
0,12
0,1
0,76
0,67
5,6
0,13
4,7
0,13
Formaldehyde 0,07