Werken aan een veiliger Rotterdam, de aanpak 2. De Veilig Op School-methodiek Een methodiek voor het Voortgezet Onderwijs
1 De Veilig Op School-methodiek Het Programmabureau Veilig van de gemeente Rotterdam heeft in 2001 het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een integrale veiligheidsmethodiek voor scholen voor voortgezet onderwijs (VO-scholen). De - al ver ontwikkelde - aanpak van veiligheid op scholen in de Verenigde Staten diende hierbij als inspiratiebron. Uitgangspunt in de Veilig Op School-methodiek is dat veiligheidsmaatregelen zich niet mogen beperken tot beveiliging van de schoollocatie alleen. Ook andere aspecten van veiligheid (sociale, onderwijskundige en criminogene aspecten) moeten de aandacht krijgen. In de zomer van 2003 is deze methodiek overgegaan van het Programmabureau Veilig naar de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO).
Maatwerk Veiligheid op school is maatwerk
Vanuit die gedachte is de Veilig Op School-methodiek (VOS) ontwikkeld. Deze methodiek, die uitgaat van vijf verschillende domeinen van veiligheid, brengt (on)veiligheid in en om de school in kaart, als basis voor door te voeren verbeteringen. Aan de hand van de VOS-methodiek kunnen deelnemende scholen een integraal schoolveiligheids-actieprogramma (svap) specifiek toegesneden op hun situatie, opstellen. Veiligheid op school is namelijk maatwerk: elke schoollocatie heeft een eigen unieke aanpak nodig.
Samenwerking De VOS-methodiek is ontworpen in samenspraak met een aantal Rotterdamse partners: het Programmabureau Veilig (PbV), de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO), de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), de Politie en het Openbaar Ministerie (OM). Bij de uitvoering van de VOS-methodiek wordt de DSO bijgestaan door een begeleidingscommissie bestaande uit de hierbovengenoemde partners. De GGD doet tweejaarlijks onderzoek naar de het welbevinden van jongeren in Rotterdam. Dit onderzoek, de Rotterdamse Jeugdmonitor (RJM), heeft raakvlakken met de Veilig Op School-methodiek. In de ontwikkeling van de methodiek is hiermee rekening gehouden.
Continue aanpak De Veilig Op School-methodiek gaat uit van een continue aanpak. De eerste stap is het onderzoeken en meten van de veiligheid en van veiligheidsgevoelens op een specifieke schoollocatie. Stap twee is het benoemen van de belangrijkste problemen. Stap drie betreft het kiezen van een aanpak op grond van concrete aanbevelingen. In stap vier worden maatregelen genomen. Of die maatregelen in de praktijk werken wordt in stap vijf onderzocht. Zo begint de cyclus weer opnieuw. Hiernaast is de continue aanpak in beeld gebracht.
2
Veilig Op School - continue aanpak Onderzoeken en meten
Aan het werk met maatregelen
Prioriteiten van problemen
Kiezen van een aanpak
Vanuit de gedachte van de continue aanpak is de Veilig Op School-methodiek ingedeeld in een uitvoerings- en een evaluatiefase. Tijdens de uitvoeringsfase wordt de veiligheid op schoollocaties met behulp van het RISICO-model onderzocht en gemeten (VOS-scan). Vervolgens gaat de schoollocatie, op basis van de uitkomsten van deze scan, aan de slag met de maatregelen. In de evaluatiefase wordt gekeken of de opgepakte maatregelen ook het gewenste effect hebben gehad. Dit gebeurt door middel van een herscan. Uit deze herscan kunnen ook nieuwe aanbevelingen voor de komende periode naar voren komen. In de volgende hoofdstukken wordt op beide fases ingegaan.
3
2 Uitvoeringsfase: het RISICO-model Tijdens de uitvoeringsfase vindt de Veilig Op School (VOS)-scan plaats op een schoollocatie. Deze scan is gebaseerd op het RISICO-model waarbij sprake is van vijf veiligheidsdomeinen (zie de volgende paragraaf). De scan bestaat uit de volgende stappen:
Integrale aanpak kenmerk van Veilig Op School
1. Er vindt een gesprek plaats met de locatieleiding (en eventueel de veiligheidsverantwoordelijke). Tijdens dit gesprek wordt de locatieleiding bevraagd naar zijn/haar veiligheidsbeleving op de schoollocatie. Tevens worden er afspraken gemaakt over de toepassing van de VOS-methodiek op de desbetreffende schoollocatie. 2. Vervolgens vult een selectie van de leerlingen, de docenten en het onderwijsondersteunend personeel de VOS-vragenlijsten in. De vragen uit de scan grijpen terug op de vijf veiligheidsdomeinen. Tevens wordt bestaand materiaal geanalyseerd. 3. Deze resultaten worden verwerkt in een rapportage, die vervolgens besproken wordt met de locatieleiding. 4. Daarna stelt de locatieleiding, in overleg met de DSO, prioriteiten voor de komende periode vast om de veiligheid in en om de school te verbeteren. 5. Deze prioriteiten worden opgenomen in een zogenaamd schoolveiligheids-actieprogramma (svap), waarna de schoollocatie aan de slag gaat met het uitvoeren van deze prioriteiten/maatregelen. Het RISICO-model De Rotterdamse Veilig Op School-methodiek gaat uit van een integrale aanpak. De methodiek is opgezet vanuit het RISICO-model, een model waarbij vanuit vijf 'domeinen' systematisch naar veiligheid en onveiligheid in en om de school wordt gekeken. Die vijf domeinen zijn: • Ruimtelijke domein De Fysieke aspecten in en om het schoolgebouw • Institutionele domein De samenwerking tussen school en diverse partners (bondgenoten) • Sociale domein De onderlinge contacten op de schoollocatie, het schoolklimaat • Criminogene domein De factoren die tot (kleine) criminaliteit kunnen leiden, zoals pestgedrag, bezit en gebruik van wapens, alcohol en drugs • Onderwijskundige domein De kwaliteit van het onderwijs: aantrekkelijkheid van lessen en deskundigheid van docenten
4
Meerwaarde Uitgangspunt is dat deze vijf domeinen niet op zichzelf staan, maar elkaar beïnvloeden. In de methodiek zijn dan ook in principe alle domeinen even belangrijk. De nadruk in de aanpak van veiligheid op scholen ligt vaak binnen de verschillende ‘losse’ domeinen, en dan met name het ruimtelijke en het criminogene domein. Het onderwijskundige domein was tot nu toe vaak onderbelicht. Meer dan in andere onderzoeken op het gebied van veiligheid wordt binnen de Rotterdamse aanpak aandacht besteed aan het sociale en onderwijskundige domein De meerwaarde van de Rotterdamse Veilig Op School-methodiek bestaat dan ook vooral uit de toevoeging van het onderwijskundige en het sociale domein én uit de integrale aanpak van de vijf domeinen.
Risico- en beschermingsfactoren In elk van de vijf domeinen spelen risico- en beschermingsfactoren. Risicofactoren zijn factoren die (on)veiligheid in en om de school in de hand werken. Aan elke risicofactor zijn één of meer beschermingsfactoren gekoppeld. Beschermingsfactoren zijn factoren die de veiligheid in en om de school positief beïnvloeden. Risico- en beschermingsfactoren zijn vastgesteld op grond van literatuuronderzoek en ervaringsgegevens. Daarbij is gebruik gemaakt van nationale en internationale wetenschappelijke informatie. Hierna worden per domein voorbeelden van risico- en beschermingsfactoren gegeven. Beschermingsfactoren zijn dus maatregelen die een school kan nemen om risicofactoren het hoofd te bieden. De daadwerkelijke lijst met risico- en beschermingsfactoren is vanzelfsprekend uitgebreider.
Rode draad Uit de literatuur en ervaringen op scholen komen steeds drie onderwerpen naar voren die van grote invloed zijn op veiligheid op scholen. Deze drie onderwerpen zijn: • Persoonlijke aandacht • Participatie en samenwerking • Rust en orde Deze onderwerpen lopen dan ook als een rode draad door de vijf domeinen van de VOS-methodiek heen.
5
Ruimtelijke domein Veiligheid in het ruimtelijke domein heeft te maken met fysieke en technische aspecten van veiligheid. Het gaat dan bijvoorbeeld om de veiligheid van het schoolgebouw of om een toegangscontrole tot de school. Scholen treffen bij het verbeteren van veiligheid doorgaans in eerste instantie maatregelen binnen dit domein, bijvoorbeeld door inbraakbeveiliging, cameratoezicht, pasjesregelingen, enzovoort. Vragen Vragen die rond het ruimtelijke domein gesteld kunnen worden, zijn: • Voelen leerlingen en docenten zich veilig in het schoolgebouw? • Is er goed zicht op wie er binnenkomt? • Zijn er onveilige plekken in de omgeving van de school? Voorbeeld van risicofactoren met bijbehorende beschermingsfactoren
Risicofactoren
Beschermingsfactoren
SCHOOLPLEIN Onoverzichtelijk, openbaar schoolplein
Beperk de begroeiing op/rond het schoolplein Zorg voor een goed hekwerk Hanteer APV voor toegankelijkheid schoolplein
SCHOOLGEBOUW Massale gebouwen, met onoverzichtelijke nissen, hoeken, trapportalen, etc.
Breng fysiek onveilige plekken en situaties in kaart en neem daarvoor maatregelen
6
Benoem een veiligheidscoördinator
Institutionele domein Veiligheid in en om de school is niet alleen een zaak van de school zelf. Intensieve samenwerking met partners is heel belangrijk. Partners zijn alle bij het onderwijs en de jeugd betrokken instellingen, bijvoorbeeld deelgemeente, politie, jeugdzorg en openbaar ministerie. Maar ook instellingen, verenigingen en middenstand in de directe omgeving van de school zoals winkeliers, caféhouders en buurtverenigingen. Vragen Vragen die rond het institutionele domein gesteld kunnen worden, zijn: • Vindt er structureel overleg plaats met de buurt, politie en andere scholen? • Wordt er binnen de school duidelijk gecommuniceerd over de afspraken rond veiligheid? • Voelt iedereen op school zich betrokken bij het veiligheidsbeleid? Voorbeeld van risicofactor met bijbehorende beschermingsfactoren
Risicofactoren
Beschermingsfactoren
SAMENWERKING PARTNERS Er wordt niet structureel samengewerkt met de omgeving van de school en met (andere) partners
Inventariseer welke veiligheidsaspecten op school samenwerking met partners vereisen Creëer een breed draagvlak door een overlegvorm met partners te starten met bijvoorbeeld een schoolleider als voorzitter
7
Sociale domein Het sociale domein heeft betrekking op het schoolklimaat. Hoe beter leerlingen, docenten en onderwijsondersteunend personeel op school met elkaar omgaan, hoe kleiner de kans op onveilige situaties. Vragen Vragen die rond het sociale domein gesteld kunnen worden, zijn: • Hoe is het schoolklimaat? • Hoe gaan leerkrachten en leerlingen onderling en met elkaar om? • Is er een gedragscode? • Is er voldoende sociale binding en controle? Voorbeeld van risicofactor met bijbehorende beschermingsfactoren
Risicofactoren
Beschermingsfactoren
GEACCEPTEERD GEDRAG Onduidelijk is wat wel en wat niet getolereerd wordt binnen de school en in de directe omgeving van de school
• Stel een duidelijk gedragsprotocol op (gebaseerd op respect en positieve omgang met elkaar) waar leerlingen (en personeel) zich in en rondom de school aan moeten houden
• Maak draaiboeken rondom calamiteiten en specifiek voorkomende situaties binnen de school (zoals pesten)
• Stel duidelijke klassenregels op • Draag zorg voor een duidelijk, consequent en goed uitvoerbaar sanctiesysteem, waar nodig in samenwerking met politie en justitie
8
Criminogene domein Het criminogene domein gaat in op aspecten die criminaliteit in de hand kunnen werken. Zoals bezit en gebruik van wapens, drugs en alcohol, gebruik van geweld, vandalisme, diefstal en (seksuele) intimidatie. Vragen Vragen die rond het criminogene domein gesteld kunnen worden: • Is er gemakkelijk aan wapens en/of aan drugs te komen? • Gebruiken de leerlingen alcohol tijdens schooluren? • Vinden er veel incidenten als vecht- en scheldpartijen plaats?
Voorbeeld van risicofactoren met bijbehorende beschermingsfactoren
Risicofactoren
Beschermingsfactoren
REGISTRATIE INCIDENTEN Onbekend is welke leerlingen wanneer ontsporen en hoe vaak
• Zet een (incidenten) registratiesysteem op
REGELS CRIMINEEL GEDRAG Onduidelijk is wat getolereerd wordt op het gebied van wapens, drugs en alcohol
• Stel duidelijke schoolregels op over bezit en gebruik van wapens, drugs en alcohol
• Controleer en evalueer de schoolregels • Maak docenten én leerlingen verantwoordelijk voor controle (formeel en informeel)
9
Onderwijskundige domein Het onderwijskundige domein heeft betrekking op de kwaliteit van het onderwijs. Kwalitatief goed onderwijs leidt tot bevordering van gewenst sociaal gedrag. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de aantrekkelijkheid van lessen en de mate waarin de leerstof leerlingen aanspreekt, leidt tot vermindering van schoolverzuim en uitval. Vragen Vragen die rond het onderwijskundige domein gesteld kunnen worden, zijn: • Spreken de lesboeken de leerlingen aan? • Is het makkelijk of juist moeilijk om orde te houden in de klas? • Krijgen leerlingen ook een ‘’beloning’’ bij goed gedrag of goede prestaties?
Voorbeeld van risicofactoren met bijbehorende beschermingsfactoren
Risicofactoren
Beschermingsfactoren
DIDACTISCHE KWALITEIT Slechte kwaliteit lessen: onvoldoende attractief lesaanbod, lessen die geen beroep doen op zelfstandigheid leerlingen
• Geef adequate didactische instructie per schoolvak: - Varieer in didactische werkvormen - Stem af op ervaringswereld van leerling - Stimuleer zelfstandig werken waar mogelijk - Stimuleer samenwerken waar mogelijk - Zorg voor gezamenlijke verantwoordelijkheid
• Maak duidelijke regels en afspraken over VERZUIM Er wordt veel gespijbeld en verzuimd
schoolverzuim
• Stel een begeleidingstraject op voor leerlingen
• Maak afspraken met andere scholen over opvang van leerlingen die van school verwijderd zijn
10
Vaststellen prioriteiten Naar aanleiding van de uitkomsten van de VOS-scan, stelt de locatieleiding in overleg met de DSO, prioriteiten vast, waarmee ze de komende periode mee aan de slag gaan. Deze prioriteiten worden in het s choolveiligheids-actieprogramma verder uitgewerkt. Vervolgens gaat de schoollocatie aan de slag met het uitvoeren van de genoemde concrete acties. Hierbij kunnen scholen, indien nodig en waar mogelijk, ondersteuning krijgen van de DSO.
Methodiek sluit naadloos aan bij het nieuwe
Daar waar scholen werken met schoolveiligheids-actieprogramma’s, werken de deelgemeenten met wijkveiligheids-actieprogramma’s. Het is van belang dat de maatregelen genoemd in beide actieprogramma’s waar mogelijk op elkaar aansluiten. Wanneer relevant kunnen maatregelen uit het schoolveiligheids-actieprogramma opgenomen worden in het wijkveiligheids-actieprogramma van de eigen deelgemeente. Zo sluit de Veilig Op School-methodiek naadloos aan bij het nieuwe veiligheidsbeleid van de gemeente Rotterdam.
veiligheidsbeleid
Schoolveiligheids-actieprogramma (svap) De schoolleiding neemt in het schoolveiligheids-actieprogramma op welke maatregelen op het gebied van veiligheid zij de komende tijd willen nemen. Naast de maatregelen zelf wordt hierin ook benoemd op welke wijze de schoolleiding deze punten gaat oppakken, wat het resultaat moet zijn, wie verantwoordelijk is en binnen welke tijdsperiode een en ander gerealiseerd wordt (SMART). Uiteraard is er binnen het svap ook ruimte voor reeds ingezette acties op het gebied van veiligheid. Zo is het schoolveiligheids-actieprogramma een eerste stap naar een integraal veiligheidsbeleid, dat door alle personen en bondgenoten die bij de school betrokken zijn, gedragen moet worden. Het svap is een doorlopend document dat de vinger aan de pols houdt voor wat betreft de integrale aanpak van veiligheid op school. De DSO levert desgewenst een format voor het schoolveiligheids-actieprogramma aan. Uiteraard staat het de school vrij een eigen format te gebruiken.
Uitvoeren concrete acties Vervolgens gaat de schoollocatie (aan de hand van het svap) aan de slag met het uitvoeren van de concrete acties. Er zijn regelmatig voortgangsgesprekken met de DSO om de voortgang te bewaken, maar ook om te kijken of er problemen/knelpunten zijn bij de uitvoering van bepaalde acties en of de gemeente hierin ondersteuning kan bieden.
11
3. Evaluatiefase: Circulaire aanpaak Na gemiddeld twee jaar wordt een schoollocatie opnieuw gescand om te kijken of de uitgevoerde acties het gewenste effect hebben gehad en wat eventueel nieuwe prioriteiten zijn komende tijd. De aandacht voor veiligheid houdt immers nooit op. Het uiteindelijke doel van de VOS-methodiek is dat scholen na de herscan verder werken aan aan het thema veiligheid en dat de aandacht voor veiligheid een structureel onderdeel wordt van het schoolbeleid.
4. Afsluitend
Werken aan veiligheid vergt tijd, energie en menskracht
De Veilig Op School-methodiek legt de vinger op de zere plek(ken) maar maakt evengoed de positieve kanten in de veiligheidssituatie van schoollocaties zichtbaar. Natuurlijk is het toepassen van de VOS-methodiek geen garantie dat een school van de ene op de andere dag veiliger is. Het werken aan het verbeteren van de veiligheid op school is immers een proces dat tijd, energie en menskracht vergt. Het bewustmaken van factoren die veiligheid beïnvloeden speelt bij het verbeteren van veiligheid een grote rol. Daarbij is een omslag in denken vaak noodzakelijk. In een gemeenschappelijke aanpak van Veilig Op School gaat dat zeker lukken.
Vragen, suggesties, opmerkingen Wilt u meer weten over de Veilig Op School-methodiek of heeft u vragen, suggesties o f opmerkingen naar aanleiding van deze uitgave, neem dan contact op met de Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO) van de gemeente Rotterdam, telefoon 010 - 891 44 44.
12
Bijlage Procesbeschrijving Veilig Op School-methodiek Hieronder de procesbeschrijving van de Veilig Op School-methodiek, zoals die in de praktijk uitgevoerd dient te worden. Het stappenplan leidt in een aantal fasen tot het opstellen van een schoolveiligheids-actieprogramma en de uitvoering daarvan. 1. Aanvraag/werving schoollocatie Schoollocaties kunnen zich aanmelden voor de Veilig Op School-methodiek of worden zelf benaderd door de DSO. 2. Gesprek locatieleiding Nadat er een aanmelding van een schoollocatie binnen is, volgt een gesprek met een vertegenwoordiger van de locatieleiding. De informatie die voortvloeit uit dit gesprek is onderdeel van de eindrapportage. 3. Veiligheidsscan Er wordt een veiligheidsscan op een schoollocatie uitgevoerd door drie verschillende vragenlijsten uit te zetten onder docenten, onderwijsondersteunend personeel en leerlingen. De vragen uit de scan zijn gebaseerd op het RISICO-model, waarin vijf domeinen van veiligheid worden onderscheiden (ruimtelijke, institutionele, sociale, criminogene en onderwijskundige). 4. Conceptrapportage De conceptrapportage bevat een analyse van de vragenlijsten (veiligheidsscan) die in de school zijn uitgezet. In deze rapportage worden de vragen uit de scan per domein verwerkt. Ook worden in de rapportage prioriteiten voorgesteld om de veiligheid binnen de school te vergroten. 5. Bespreking conceptrapportage met locatieleiding Met de locatieleiding wordt de conceptrapportage besproken. In dit gesprek wordt gekeken of de locatieleiding zich herkent in het rapport en of de rapportage op bepaalde aspecten kan worden toegespitst. Ook worden de prioriteiten van de schoollocatie vastgesteld.
13
6. Definitieve rapportage Wanneer de prioriteiten door de schooldirectie zijn vastgesteld kan de rapportage definitief worden gemaakt. Bij de definitieve rapportage wordt het format voor een schoolveiligheidsactieprogramma uitgereikt. 7. Schoolveiligheids-actieprogramma De schoollocatie stelt een schoolveiligheids-actieprogramma (svap) op. Bij het maken (en uitvoeren) van een svap heeft de school de regie. De Dienst Stedelijk Onderwijs kan hierbij eventueel de helpende hand bieden. 8. Uitvoeren De schoollocatie voert de acties uit zoals genoemd in het svap. 9. Ondersteuning Gedurende het hele proces kan de Dienst Stedelijk Onderwijs ondersteuning bieden. Bijvoorbeeld door relaties te leggen met de deelgemeente of door betrokken partijen met elkaar in contact te brengen. Indien bij de te nemen maatregelen gemeentelijke diensten en deelgemeenten zijn betrokken, moeten er afspraken worden gemaakt met deze organisaties. Ook hierbij kan de Dienst Stedelijk Onderwijs helpen. De DSO houdt, als uitvoerder van de methodiek, regelmatig contact met de scholen. 10. Herscan Na gemiddeld twee jaar wordt een schoollocatie opnieuw gescand om te kijken of de uitgevoerde maatregelen het gewenste effect hebben gehad. Uit deze herscan kunnen ook nieuwe aanbevelingen voor de komende periode naar voren komen. Het uiteindelijke doel van de VOS-methodiek is dat scholen bezig blijven met het thema veiligheid en dat de aandacht voor veiligheid een structureel onderdeel wordt van het schoolbeleid.
Begeleidingscommissie Voor Veilig Op School (VOS) is een begeleidingscommissie actief. In deze begeleidingscommissie zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: de Dienst Stedelijk Onderwijs (voorzitter), het Programmabureau Veilig, de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), de Politie en het Openbaar Ministerie (OM). De begeleidingscommissie VOS heeft een adviserende rol in de uitvoering van het programma.
14
Notities
Notities