Werken aan een veiliger Rotterdam, de aanpak 1. Het wijkveiligheids-actieprogramma
1 Inleiding Alle 62 wijken in Rotterdam hebben of krijgen op de korte termijn een wijkveiligheidsactieprogramma. Veiligheid wordt op wijkniveau aangepakt omdat dat het meest effectief is. Bovendien is een wijkgerichte aanpak de beste garantie dat bewoners en ondernemers meedoen. Alle deelgemeenten praten regelmatig met bewoners en ondernemers in de wijken over veiligheid en leefbaarheid. Er gebeurt dus al veel, daar wordt op aangesloten. De deelgemeente heeft de regie bij het opstellen en uitvoeren van het wijkveiligheids-actieprogramma. De wijkveiligheidsaanpak wordt vastgesteld door de deelgemeenteraad, na instemming door het bestuurlijk-justitieel overleg (BJO). Dat laatste is nodig met het oog op afstemming tussen de wijkveiligheidsaanpak en de activiteiten van de politie en het Openbaar Ministerie. De Stuurgroep Veilig – waarin het College van B. en W., de Korpschef van de Politie en de Hoofdofficier van Justitie participeren – toetst de aanpak aan de volgende criteria:
• aansluiting bij de thema’s uit het vijfjaren-actieprogramma • betrokkenheid van burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers in de wijk • instemming met het plan door het bestuurlijk-justitieel overleg. Informatie - analyse - doelstellingen - actie/prestatieafspraken - evaluatie Basis van de wijkveiligheidsaanpak vormt een analyse van de problematiek in de wijk en van de effectiviteit van de huidige aanpak. Op basis van deze analyse worden prioriteiten en meetbare doelen geformuleerd. De keuze van maatregelen om deze doelen te realiseren wordt mede gebaseerd op de analyse van (knelpunten of witte vlekken in) de huidige aanpak. De maatregelen worden geformuleerd in termen van prestatieafspraken tussen de deelgemeente, de stedelijke diensten, de politie, het Openbaar Ministerie en eventueel andere justitie-instellingen (bureau Halt, Raad voor de Kinderbescherming, reclassering), woningcorporaties, welzijnsinstellingen (inclusief jongerenwerk en opbouwwerk), scholen en de hulpverleningsinstellingen (o.a. Bouman Verslavingszorg, Centrum voor Dienstverlening en het Leger des Heils). Tussen de deelgemeente en de overige betrokken diensten en instellingen bestaat een 'opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie'. De deelgemeente stuurt de partners aan op basis van de vastgelegde prestatie-afspraken. Pro-actie - preventie - repressie/actie - nazorg/hulpverlening Een systematische aanpak van onveiligheid omvat alle schakels van de veiligheidsketen:
• pro-actie: maatregelen gericht op de structurele oorzaken van onveiligheid, zoals investeringen in de woningvoorraad en de openbare ruimte • preventie: de aanpak van directe oorzaken van onveiligheid (b.v. hulpverlening voor risico-jongeren) 2
• repressie/actie: het aanpakken van incidenten, door toezicht en handhaving • hulpverlening/nazorg: maatregelen gericht op daders (b.v. individuele trajectbegeleiding) en slachtoffers (slachtofferzorg) van incidenten. Dader - domein - slachtoffer Aan elke inbreuk op de veiligheid zijn de dimensies dader, domein en slachtoffer te onderscheiden. Kenmerken van de daders, de slachtoffers of de plaatsen waar incidenten plaatsvinden kunnen niet alleen verklaringen bieden voor de problematiek, maar kunnen ook fungeren als aangrijpingspunten voor actie. Als de meeste inbraken zich voordoen in een straat met veel leegstaande woningen die gebruikt worden door drugsverslaafden, is sloop wellicht de beste maatregel om het aantal inbraken terug te brengen. Zowel bij de analyse van de problematiek als bij het uitwerken van maatregelen moeten de dimensies dader, domein en slachtoffer dan ook nadrukkelijk worden betrokken. Toezicht en handhaving - beheer en onderhoud - investeringen Veiligheid is niet alleen een zaak van de politie en het Openbaar Ministerie, maar vraagt om brede samenwerking en een aanpak door: • toezicht en handhaving • beheer en onderhoud • investeringen in de woningvoorraad, de openbare ruimte en de sociale infrastructuur. Als een van deze elementen ontbreekt is structurele verbetering van de veiligheid in de wijk niet goed mogelijk. Jeugd - drugs - geweld In het vijfjaren-actieprogramma zijn 3 stedelijke thema’s opgenomen: • drugs en overlast • jeugd en veiligheid • geweld. De maatregelen die op wijkniveau worden genomen om drugsoverlast, geweld en jongerenoverlast aan te pakken worden opgenomen in het wijkveiligheids-actieprogramma. Wezenlijk voor effectieve uitvoering Een systematische aanpak begint bij een plan en afspraken, maar uiteindelijk gaat het om de uitvoering en de resultaten die daarmee geboekt worden. Wezenlijk voor een effectieve uitvoering zijn: • dat alle betrokken diensten en organisaties in hun reguliere activiteiten aandacht besteden aan veiligheid en leefbaarheid 3
• dat zij systematisch informatie uitwisselen • dat zij elkaar aanspreken en aanspreekbaar zijn op naleving van de prestatie-afspraken. Dit is een ingewikkeld proces, dat veel vraagt van alle betrokkenen. Er zullen nieuwe werkwijzen moeten worden ontwikkeld, nieuwe omgangsvormen waarbij betrokkenen elkaar aanspreken op resultaten zonder in een afrekencultuur terecht te komen. Voorwaarden voor succes zijn dat deelgemeenten, diensten, politie, Openbaar Ministerie, maatschappelijke organisaties en het college van B. en W. hierbij gezamenlijk optrekken in een leerproces. Daarbij zullen en mogen we fouten maken. Dat is niet erg, mits we leren van die fouten. Bewoners en ondernemers erbij En nog iets: De wijkveiligheidsaanpak moet van en voor de bewoners zijn. Niet alleen moeten zij zich herkennen in de aanpak, zij moeten ook zelf een bijdrage leveren aan verbetering van de veiligheid in de wijk. Bewoners en ondernemers moeten daarom in alle fasen van de wijkveiligheidsaanpak intensief bij het proces betrokken worden: bij de analyse van de problematiek en de huidige aanpak, bij de keuze van maatregelen en bij de toetsing van de voortgang in de uitvoering.
4
Handreiking In deze handreiking worden de stappen beschreven die voor een systematische aanpak van wijkveiligheid doorlopen moeten worden. De handreiking is opgesteld op basis van ervaringen in andere steden en eerder opgedane ervaringen met de nieuwe wijkveiligheidsaanpak in Tussendijken, het Nieuwe Westen, Hillesluis, Hoogvliet-Noord en -Zuid en de Tarwewijk. De handreiking is bedoeld om deelgemeenten, diensten, politie, Openbaar Ministerie en maatschappelijke organisaties te ondersteunen bij de nieuwe wijkveiligheidsaanpak. De handreiking is met name geschikt voor professionals die daadwerkelijk aan de slag moeten met het opstellen van de plannen. In die zin kan de handreiking een goed hulpmiddel zijn voor de stappen die zij in de praktijk moeten zetten. De intensiteit van de aanpak zal verschillen, afhankelijk van de lokale problematiek, de bestaande aanpak en de beschikbare capaciteit.
Indeling Deze handreiking heeft de volgende indeling: Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het stappenplan om te komen tot een wijkveiligheidsactieprogramma. Hoofdstuk 3 beschrijft de communicatie met en participatie van bewoners en bedrijven bij het proces. Hoofdstuk 4 somt de stappen en instrumenten op voor het opstellen van een analyse van de veiligheids- en leefbaarheidproblematiek in de wijk en de huidige aanpak. Hoofdstuk 5 gaat in op de prioriteiten en doelen. Hoofdstuk 6 geeft de maatregelen en prestatie-afspraken weer. Hoofdstuk 7 (bijlage) bevat een format (verkorte handreiking) voor het maken van een wijkveiligheids-actieprogramma, een planning voor het wijkveiligheidsactieprogramma en een aantal gegevensdefinities.
5
2 Het stappenplan Bij het opstellen van het wijkveiligheids-actieprogramma kunnen de volgende fasen worden onderscheiden: • start- en analysefase • maatregelen • prestatieafspraken • besluitvorming en toetsing Communicatie met en participatie van bewoners, organisaties en ondernemers in de wijk is wezenlijk voor een effectieve aanpak. Als de analyse niet aansluit bij de beleving van de mensen in de wijk, er geen draagvlak bestaat voor de prioriteiten en maatregelen en bewoners en maatschappelijke organisaties niet participeren in de uitvoering is succes bij voorbaat uit-gesloten. In alle fasen van het proces zal daarom intensief gecommuniceerd moeten worden met bewoners, organisaties en ondernemers in de wijk (zie hoofdstuk 3). Het opstellen en vaststellen van prestatieafspraken over wijkveiligheid duurt circa 6,5 maand. Per fase zijn hieronder de activiteiten en de planning weergegeven.
Start- en analysefase Deze fase omvat: • het startgesprek met de deelgemeentevoorzitter waarin het proces wordt besproken en afspraken m.b.t. de organisatie worden gemaakt (projectleiding, planning en werkwijze) • voorlopige analyse van de problematiek op basis van de cijfers èn de huidige aanpak door de deelgemeente op basis van het schriftelijk materiaal • interviews/groepsgesprekken met professionals (deelgemeente, diensten, politie, Openbaar Ministerie, woningcorporaties, welzijns- en hulpverleningsinstellingen) over de problematiek, (knelpunten in) de huidige aanpak en prioriteiten: - uitleg systematiek en planning - presenteren, toetsen en aanvullen/aanpassen van de voorlopige analyse en de prioriteiten • bijeenkomst met bewoners en ondernemers over de problematiek, (knelpunten in) de huidige aanpak en prioriteiten: - uitleg systematiek en planning - presenteren, toetsen en aanvullen/aanpassen van de voorlopige analyse en de prioriteiten - zo mogelijk direct aanpakken van een aantal (kleine) acute problemen (verlichting, onderhoud, etcetera) • vaststellen van de analyse, prioriteiten en meetbare doelen door de deelgemeente • bespreking van de analyse, de prioriteiten en de doelen in het management team (mt) en het dagelijks bestuur (db) van de deelgemeente en in het BJO. De start- en analysefase duurt circa 1,5 maand. 6
Maatregelen In deze fase vinden de volgende activiteiten plaats: • voorlopige inventarisatie van mogelijke maatregelen door deelgemeente • bijeenkomsten met betrokken diensten en organisaties per thema (toezicht en handhaving, beheer en onderhoud, investeringen, jeugd en veiligheid, geweld, drugs en overlast en eventueel sociale cohesie): bespreking van mogelijke maatregelen, mede o.b.v. de voorlopige inventarisatie en toetsing van het draagvlak daarvoor bij de diensten en organisaties • bijeenkomst met bewoners en ondernemers: presenteren van de mogelijke maatregelen, toetsen van het draagvlak daarvoor bij bewoners en ondernemers en inventarisatie van voorstellen voor aanvullende maatregelen • vaststellen welke maatregelen worden uitgewerkt in prestatieafspraken. Om het aantal bijeenkomsten met bewoners en ondernemers te beperken en negatieve communicatie over de analyse te voorkomen, kan er voor worden gekozen de bijeenkomsten met bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties over de analyse en de maatregelen te combineren. Deze fase duurt circa 1,5 maand.
Prestatieafspraken In deze fase komt het volgende aan de orde: • de maatregelen worden vertaald in concept-prestatieafspraken • per afspraak wordt aangegeven welke organisaties er bij betrokken zijn, wie de actie trekt (organisatie en persoon), wat de bijdrage per organisatie (deelgemeente, diensten, politie, Openbaar Ministerie, woningcorporaties, welzijns- en hulpverleningsinstellingen, scholen) is, wie binnen deze organisaties aanspreekpunt zijn en op welke termijnen welke (tussen)resultaten geboekt moeten worden • per thema worden de concept-prestatieafspraken besproken met accountmanagers van de betrokken diensten, de politie, het Openbaar Ministerie, corporaties, welzijnsinstellingen en de hulpverlening en zo nodig bijgesteld • de aangepaste afspraken worden geaccordeerd binnen de diensten (dienstleiding, zo nodig wethouder) en de deelgemeente (mt en db) • in de jaarplannen van diensten en organisaties worden de afspraken verwerkt, inclusief de doorwerking in de begroting. Deze fase duurt circa 2 maanden.
7
Besluitvorming en toetsing In deze fase vinden de volgende activiteiten plaats: • opstellen definitief wijkveiligheids-actieprogramma: samenvoegen deelrapportages uit de voorgaande fasen • bijeenkomst met bewoners: wijkveiligheidsaanpak presenteren, toetsen (draagvlak) en eventueel aanvullen/aanpassen • besluitvorming db • instemming in BJO • bespreken met deelgemeenteraad (commissie ABZ) • toetsing door Stuurgroep Veilig Deze fase duurt 1-1,5 maand. In bijlage 2 is het stappenplan in een planning samengevat.
8
3 Participatie en communicatie Participatie Bij het opstellen en uitvoeren van de wijkveiligheidsaanpak dienen bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties in de wijk nadrukkelijk te worden betrokken. Hun kennis van de wijk moet benut worden bij het opstellen van de afspraken. De maatregelen moeten aansluiten bij door bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties beleefde problemen. Prioriteiten en maatregelen dienen in overleg met hen te worden vastgesteld. Daarnaast moeten zij worden betrokken bij de uitvoering en de toetsing van de voortgang en de resultaten. De participatie verschilt per fase van het proces. In onderstaande tabel wordt schematisch weergegeven hoe de participatie van bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties per fase van de wijkveiligheidsaanpak kan worden vormgegeven (meer hierover in het communicatieplan "Focus op Veilig").
Fase Participatie bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties
Instrumenten
Startfase en analyse - voorlichting procedure/ stappen - inbrengen ervaringsdeskundigheid - draagvlak verwerven/ toetsen analyse
Prioriteiten en maatregelen - meebepalen prioriteiten - voorstellen maatregelen
Prestatie-afspraken
- brede bijeenkomst (bekend maken in lokale media, via bewonersorganisaties, moskeeën, internet en evt. huis aan huisbrieven): . uitleg systematiek . presenteren en bespreken voorlopige analyse - BV-Straatspel - desgewenst aparte bijeenkomsten voor ouderen en jongeren
- brainstormbijeenkomsten voor verschillende groepen bewoners (jongeren, ouderen, allochtonen, ondernemers, wijktafel): . inventariseren prioriteiten en maatregelen - BV-Straatspel
- brede bijeenkomst: . toetsen afspraken aan wensen bewoners en ondernemers . bekend maken van afspraken aan bewoners, zodat zij de deelgemeente daar op kunnen aanspreken
Uitvoering en toetsing - uitwerken maatregelen op straatniveau - periodieke bespreking voortgang - toetsen uitvoering t.b.v. viermaandsrapportages
- toetsen afspraken, terugkoppelen
- wijktafel (input voor vier-maandsrapportages) - wijkschouwen - portiek-gesprekken en buurt/straatdebatten (invulling maatregelen op straatniveau en bespreken resultaten en knelpunten) - bewonersenquêtes - stadsetiquette
9
Communicatie Bij het wijkveiligheids-actieprogramma moet een communicatiestrategie worden ontwikkeld, die de volgende elementen omvat:
• in- en externe communicatiedoelen: - bekendheid met het wijkveiligheids-actieprogramma onder professionals en bewoners/ondernemers in de wijk - zichtbaarheid van de resultaten - vertrouwen in de aanpak - bewoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers pakken hun eigen verantwoordelijkheid op.
• de hoofdlijn van de communicatiestrategie: - nadruk op veiligheid i.p.v. onveiligheid - aansluiten bij de systematiek van het vijfjaren-actieprogramma (toezicht en handhaving, beheer en onderhoud, investeringen, drugs en overlast, jeugd en veiligheid en geweld) - zichtbare resultaten en vergroten van de participatie van bewoners - concentratie rond mijlpalen - ondersteunen van de samenwerking tussen partijen.
• een overzicht van doelgroepen, onderscheiden naar: - primaire doelgroepen - die actief betrokken moeten worden bij de aanpak - en secundaire doelgroepen - die moeten worden geïnformeerd over de aanpak, de voortgang en de resultaten - interne doelgroepen (medewerkers van de (deel)gemeente) en externe doelgroepen (bewoners, ondernemers en medewerkers van andere organisaties).
• specificatie van de communicatiedoelen per doelgroep en vaststellen van de centrale boodschap
• vaststellen van de strategie/methode per doelgroep • inventarisatie van mogelijke middelen per doelgroep: -
lokale media (wijkkrant) eventueel een aparte krant over wijkveiligheid de deelgemeente-site op internet intranet of een elektronische nieuwsbrief voor betrokken medewerkers van de deelgemeente, de politie, het Openbaar Ministerie, stedelijke diensten, corporaties, welzijns- en hulpverleningsinstellingen - flyers 10
-
voorlichtingsbijeenkomsten brieven benutten van zelforganisaties of moskeeën als kanaal portiekgesprekken lokale omroepen of migrantenomroepen.
De resultaten van de communicatiestrategie moeten periodiek geëvalueerd worden, onder andere door gebruik van media-analyses en evaluatie van de in- en externe communicatie. De uitkomsten hiervan kunnen leiden tot aanpassing van de doelen of de instrumenten. In de viermaandsrapportages moeten ook de resultaten en knelpunten op het gebied van communicatie worden opgenomen. Organisatie van de communicatie De deelgemeente voert de regie over de communicatie over het wijkveiligheids-actieprogramma. Er moeten afspraken gemaakt worden tussen de deelgemeenten en de diensten over de taakverdeling m.b.t. communicatie. De coördinatie op het gebied van communicatie over het vijfjaren-actieprogramma ligt bij de communicatiemanager van het Programmabureau Veilig. Het Programmabureau verzorgt ook ondersteuning aan deelgemeenten en diensten.
11
4 Informatie en analyse Analyse Vertrekpunt voor het wijkveiligheids-actieprogramma is een analyse van de problematiek in de wijk en van de huidige aanpak. Op basis van de analyse van de problematiek worden de prioriteiten vastgesteld: waar moet in deze wijk vooral aandacht aan worden besteed? Uit de analyse van de effectiviteit van de huidige maatregelen kunnen condities worden afgeleid waaraan de aanpak moet voldoen: wat is nodig om de knelpunten in de huidige aanpak op te lossen? De analyse van de problematiek is gericht op: - het scherp in beeld brengen van de subjectieve en objectieve veiligheids- en leefbaarheidssituatie in de wijk - het relateren van de veiligheid en leefbaarheid aan andere kenmerken van de wijk, zoals de bevolkingsopbouw, sociaal-economische ontwikkeling en de kenmerken van de woningvoorraad en de openbare ruimte - het in beeld brengen van onderliggende processen of kenmerken, die bepalend zijn voor veiligheids- en leefbaarheidsrisico's. Twee delen De analyse van de problematiek valt uiteen in twee delen. Het cijfermatige deel wordt verzorgd door het Expertisecentrum Veiligheid Rotterdam (EVR), dat per wijk beschikt over gegevens over meldingen en aangiften bij de politie, oordelen van bewoners over onveiligheid en gegevens over demografische en sociaal-economische kenmerken van de wijk, de woningvoorraad, het voorzieningenniveau, het opleidingsniveau en schoolverzuim. Deze gegevens zijn gerelateerd aan het aantal inwoners of woningen ('normalisatie'). Bovendien zijn de wijken in Rotterdam vergeleken met de andere wijken, het gemiddelde van de deelgemeente en het gemiddelde van de stad als geheel. Tot slot is de ontwikkeling over de afgelopen jaren in beeld gebracht. Voor vragen over deze gegevens kunnen de deelgemeenten contact opnemen met het Expertisecentrum Veiligheid Rotterdam dat een onderdeel is van het Programmabureau Veilig. Bij het tweede deel van de analyse ligt het voortouw bij de deelgemeente. Het betreft hier een meer kwalitatieve benadering op grond van de huidige aanpak/het reeds gevoerde beleid en de opvattingen van professionals, bewoners etc. Kortom wat zit er achter de cijfers? Deze inkleuring maakt de analyse herkenbaar voor bewoners en professionals in de wijk. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bewonersavonden, bewonersenquêtes of brainstormsessies met professionals (politie, wijkcoördinatoren welzijnsinstellingen, scholen, opbouwwerk, corporaties) of informatie uit beleidsdocumenten of wijkplannen. 12
Veiligheid en leefbaarheid hebben een objectieve component (incidenten) en een subjectieve component (oordelen en gevoelens van bewoners).
Objectieve veiligheid Indicatoren voor objectieve veiligheid zijn: - het aantal meldingen en aangiften bij de politie en klachten bij de deelgemeente en stedelijke diensten - (kenmerken van) daders - (kenmerken van) 'hot spots', locaties waar overlast en criminaliteit veel voorkomen. Meldingen en aangiften Niet alle meldingen en aangiften zijn relevant voor wijkveiligheid. Het gaat vooral om zaken die op wijkniveau voorkomen en ook op dat niveau moeten worden aangepakt. Dus als het gaat om drugsoverlast is straathandel wel van belang, maar de groothandel in harddrugs veel minder. Aansluitend bij het Informatiemodel van de politie heeft het EVR gegevens op wijkniveau over drugsoverlast, overige overlast (o.a. horeca- en burenoverlast), geweld, vandalisme, diefstal, inbraak, milieu en verkeer. In bijlage 3 (gegevensdefinities) is weergegeven welke delicten onder deze categorieën vallen.
Het gaat vooral Op zich zegt het aantal meldingen en aangiften in een wijk niet zo veel. Het gaat er vooral om: - is er sprake van een stijging of daling - hoe verhouden de meldingen en aangiften in een bepaalde wijk zich tot andere wijken. Daarom zijn de meldingen en aangiften gerelateerd aan het aantal inwoners of woningen/ adressen (‘genormaliseerd’) en vergeleken met de voorgaande twee jaren. Zowel het genormaliseerde aantal meldingen en aangiften als de stijging of daling zijn vergeleken met de deelgemeente en de stad als geheel. Daarnaast is er per categorie een ranglijst opgesteld, van de meest onveilige tot de meest veilige wijk. Naast meldingen en aangiften zijn ook klachten indicatoren voor objectieve veiligheid: - klachten bij de deelgemeente (b.v. wijkposten/wijkkantoren of meldpunt drugspanden) - klachten bij corporaties (overlast bewoners/buren). - het meldingensysteem buitenruimte van Gemeentewerken en de Roteb (klachten over schoon en heel). Daderkenmerken Voor een effectieve aanpak van onveiligheid zijn daderanalyses van groot belang. Daarbij gaat het om zaken als het aantal jeugdige daders, het aantal first offenders, recidivisten en 13
om zaken die op wijkniveau voorkomen en ook op dat niveau moeten worden aangepakt
de harde kern. Gegevens over daders zijn vaak privacygevoelig. Het EVR zal met politie en Justitie nagaan welke gegevens op wijkniveau beschikbaar gesteld kunnen worden. Hot spots Naast deze kwantitatieve gegevens zijn de (kenmerken van) hot spots in de wijk belangrijk om de objectieve veiligheid in beeld te brengen. Zijn het uitgaansgelegenheden, winkelstraten of -centra, scholen of hangplekken, tramhaltes of metrostations of slooplocaties. Hangen er groepen rond, en zo ja welke? Zijn er deal- en andere drugspanden of coffeeshops? Op welke tijdstippen is sprake van overlast of criminaliteit? Wat zijn risicofactoren (b.v. slechte verlichting, beheer en onderhoud/verloedering, leegstand, horeca-concentratie)?
Subjectieve veiligheid
1) Slachtofferschap is een indicator voor subjectieve veiligheid,
Indicatoren voor subjectieve veiligheid zijn: - buurtproblemen - slachtofferschap 1 - meldings- en aangiftebereidheid - gevoelens van onveiligheid.
omdat het gaat om het aantal bewoners dat zelf heeft aangegeven het afgelopen jaar tenminste eenmaal slachtoffer te
De indicatoren voor subjectieve veiligheid zijn ontleend aan de Politiemonitor Bevolking en bevolkingsonderzoeken. Twee maal per jaar worden bevolkingsenquêtes over subjectieve veiligheid afgenomen, zodat elk half jaar het beeld van de veiligheidsbeleving van de Rotterdammers geactualiseerd wordt.
zijn geweest
Buurtproblemen De oordelen van bewoners over buurtproblemen zijn verdeeld over de categorieën vermogenscriminaliteit, dreiging, verloedering en verkeersoverlast. Per categorie zijn de scores weergegeven op een schaal van 1 tot 10. Bijlage 3 geeft een specificatie van de delicten/pro blemen per categorie. Slachtofferschap De oordelen over slachtofferschap betreffen het percentage bewoners dat naar eigen zeggen het afgelopen jaar slachtoffer is geweest. Daarbij zijn de volgende categorieën onderscheiden: geweld, inbraak, overige vermogenscriminaliteit, autocriminaliteit en fietsdiefstal. Bijlage 3 geeft een specificatie van de delicten per categorie. Meldings- en aangiftebereidheid De meldings- en aangiftebereidheid wordt uitgedrukt in het percentage van de bewoners dat zegt melding/aangifte te hebben gedaan van een incident waarvan men zegt slachtoffer te zijn geweest. De meldings- en aangiftebereidheid is vooral van belang als indicator van het 'dark 14
number': het percentage delicten dat niet wordt aangegeven of gemeld. Hoe hoger dit 'dark number', des te onbetrouwbaarder de meldingen en aangiften. Daarnaast kan de meldings- en aangiftebereidheid een indicator zijn enerzijds voor het vertrouwen van de bewoners in de overheid en anderzijds voor de mogelijkheden tot het vlot en gemakkelijk doen van aangifte. Gevoelens van onveiligheid De onveiligheidsgevoelens van de bewoners zijn weergegeven in een score van 1 tot 10, waarbij een hogere score uitdrukt dat bewoners zich minder veilig voelen. Beoordeling subjectieve veiligheid Voor de subjectieve veiligheid is niet zozeer de absolute score van belang, maar gaat het vooral om: - de vraag wat bewoners als de grootste aantasting van hun veiligheid beschouwen - de vraag hoe de wijk scoort in relatie tot andere wijken (de plaats op de ranglijst van meest onveilige tot meest veilige wijken) en tot het gemiddelde van de deelgemeente en de stad - de ontwikkeling van de score over de jaren - de verhouding tussen subjectieve en objectieve veiligheid.
De meldings- en aangiftebereidheid is ook een indicator
Buurtkenmerken
voor het vertrouwen van de bewoners in
Buurtkenmerken kunnen een verklaring bieden voor subjectieve of objectieve veiligheid. Daarom moet de analyse van de problematiek zich niet beperken tot veiligheid sec maar moeten daar ook andere buurtkenmerken bij worden betrokken. Enkele voorbeelden kunnen dit illustreren.
de overheid
Een wijk waar de woningvoorraad vooral bestaat uit slecht onderhouden woningen die voor een groot deel in handen zijn van huisjesmelkers trekt vooral kansarmen aan. Deze kansarmen hebben in het algemeen een laag opleidingsniveau en een laag gemiddeld gezinsinkomen. De werkloosheid onder deze groep is relatief hoog. Door de instroom van kansarmen treedt een negatief selectieproces op de woningmarkt op. Degenen die de kans krijgen trekken de wijk uit, hun plaats wordt ingenomen door nieuwe kansarmen. Risico is dat door daling van het gezinsinkomen en instroom van nieuwe bewoners het draagvlak voor voorzieningen afneemt. De wijk komt in een negatieve spiraal terecht, waardoor de kans op overlast en criminaliteit steeds groter wordt. Het gevoel van onveiligheid hangt niet alleen af van het (objectieve) aantal incidenten, maar ook van de bevolkingssamenstelling. Zo is het gevoel van onveiligheid in wijken met veel ouderen of gezinnen met kinderen hoger dan in andere wijken, omdat deze groepen zich naar verhouding sneller onveilig voelen.
15
2) In de verzuimdefinitie die de Dienst Stedelijk Onderwijs hanteert is
Een hoog percentage schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten vergroot de kans op jeugdcriminaliteit en jongerenoverlast. Voortijdig schoolverlaters hebben weinig perspectief op de arbeidsmarkt. Doordat spijbelaars veel rondhangen op straat neemt de kans op overlast toe. Veelvuldig schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten zijn dan ook goede voorspellers van probleemgedrag. Daarbij speelt het schooltype en het verzorgingsgebied van de school een grote rol 2. Drugsoverlast en inbraken door verslaafden komen relatief veel voor in wijken met veel slooppanden en/of panden die in handen zijn van malafide huiseigenaren. (“huisjesmelkers”).
het kortdurend maar wel veelvuldig spijbelen (uurtjes) niet meegenomen
Categorieën buurtkenmerken De buurtkenmerken zijn geordend naar de volgende categorieën: - bevolkingskenmerken, zoals gezinssamenstelling, leeftijdsopbouw en etniciteit - sociaal-economische kenmerken, zoals het gemiddeld gezinsinkomen, werkloosheid en het gemiddeld opleidingsniveau - kenmerken van de woningvoorraad, zoals het percentage koopwoningen, de gemiddelde WOZ-waarde, de verhouding tussen woningtypen - de gemiddelde woonduur/migratie - het voorzieningenniveau in de wijk - uitval uit het onderwijs (verzuim en voortijdig schoolverlaten). Bijlage 3 geeft een specificatie van de buurt kenmerken per categorie. Bij de beschrijving van buurtkenmerken gaat het er om aan de hand van deze categorieën het kenmerkende van de wijk in beeld te brengen (een 'antropologie van de wijk'). Daarbij kunnen de volgende vragen behulpzaam zijn: • wat zijn de kenmerken van de bevolkingssamenstelling? - leeftijdsopbouw - etniciteit - gezinssamenstelling - aantal mensen dat uit de wijk verhuist - kenmerken van nieuwe bewoners - gemiddelde woonduur. • hoe staat het met de sociale cohesie in de wijk? - leven de bewoners met of naast elkaar - verschilt de sociale cohesie tussen verschillende delen van de wijk - hoe heeft de sociale cohesie zich de afgelopen jaren ontwikkeld. • hoe staat de wijk er sociaal-economisch voor? - opleidingsniveau - inkomen - werkloosheid - bedrijvigheid. 16
• wat zijn de kenmerken van de woningvoorraad? - verhouding koop-huur - is de woningvoorraad gedifferentieerd - zijn de woningen in het bezit van corporaties of particulieren - zijn er malafide huiseigenaren actief in de wijk - heeft er stadsvernieuwing plaatsgevonden, en zo ja wanneer en op welk niveau - zijn er resterende stadsvernieuwingslocaties in de wijk (slooppanden, braakliggende terreinen); zo ja, lukt het om deze locaties te ontwikkelen. • wat is het voorzieningenniveau in de wijk? - buurthuizen - scholen - branchering winkelbestand (aandeel horeca, belwinkels, groothandels) - voorzieningen voor kinderen en jongeren. • wat is de staat van de jeugd in de wijk? - etnische samenstelling - aandeel achterstandsleerlingen - schoolverzuim - voortijdig schoolverlaten, opleidingsniveau en jeugdwerkloosheid - voorzieningen en activiteiten - hanggroepen in de wijk. Bij het opstellen van de analyse moeten zowel professionals als bewoners en ondernemers in de wijk betrokken worden. De uitkomsten van de analyse moeten bij bewoners getoetst worden. Zij moeten hun wijk herkennen in de analyse. Hoe scherper de analyse het kenmerkende van de wijk in beeld brengt, hoe groter de kans dat de wijkveiligheidsaanpak leidt tot maatwerk. Belangrijkste veiligheidsproblemen De laatste stap van de analyse van de problematiek is het vaststellen wat de belangrijkste veiligheids- en leefbaarheidsproblemen in de wijk zijn. Daarbij is het van belang duidelijke keuzes te maken en niet alles tegelijk aan te willen pakken (prioritering en fasering).
17
De huidige aanpak Het tweede deel van de analyse betreft de huidige aanpak. Doel van deze analyse is: - inventariseren van welke activiteiten vanuit verschillende sectoren van de deelgemeente en door de betrokken diensten en organisaties worden ondernomen om de veiligheid en leefbaarheid in de wijk te verbeteren - na te gaan of deze activiteiten aansluiten bij de belangrijkste veiligheids- en leefbaarheidsproblemen in de wijk zoals die uit de analyse blijken - na te gaan of deze activiteiten goed gespreid zijn over de thema's toezicht en handhaving, beheer en onderhoud, investeringen, drugs en overlast, jeugd en veiligheid en geweld - na te gaan of deze maatregelen goed gespreid zijn over de schakels van de veiligheidsketen (pro-actie, preventie, actie/repressie en hulpverlening/nazorg) - per (cluster van) activiteit(en) de knelpunten in beeld te brengen. Eerste stap: Inventarisatie van de lopende activiteiten Eerste stap is de inventarisatie van lopende activiteiten. Deze inventarisatie is er op gericht een totaalbeeld te krijgen van de maatregelen die worden genomen om de veiligheid en leefbaarheid in de wijk te verbeteren. Meestal ontbreekt een dergelijk totaalbeeld, omdat de activiteiten door veel betrokken organisaties - de deelgemeente en gemeentelijke diensten zoals Stadstoezicht, de Roteb, Gemeentewerken (GW), Dienst Stedelijk Onderwijs (DSO), SoZaWe, Dienst Stedebouw en Volkshuisvesting (dS+V), het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR), en de GGD, maar ook de politie, het OM, woningcorporaties, welzijnsinstellingen, de hulpverlening en scholen - worden uitgevoerd. Daardoor is er ook onvoldoende zicht op de samenhang (c.q. overlap) tussen deze activiteiten en vindt onvoldoende uitwisseling van informatie plaats. Activiteiten om te komen tot een dergelijke inventarisatie zijn: - gesprekken met medewerkers van verschillende sectoren van de deelgemeente en vertegenwoordigers van de betrokken organisaties: de accountmanagers van de diensten voor de deelgemeente, stedelijke programma’s (Veilig, Opgroeien in Rotterdam), de chef van de basiseenheid en/of de districtschef van de politie, de teamleider van het Openbaar Ministerie en vertegenwoordigers van de woningcorporaties, het welzijnswerk, het jongerenwerk, het opbouwwerk en de scholen. In deze gesprekken kan aandacht worden besteed aan de bestaande activiteiten, knelpunten in de uitvoering en voornemens voor de aanpak in de toekomst - analyse van beleidsplannen, begrotingen, (wijk)jaarplannen, rapportages, jaarverslagen en project- en activiteitenplannen en evaluaties van de deelgemeente, de stedelijke diensten, het welzijnswerk, het jongerenwerk, het opbouwwerk en woningcorporaties, het districtsplan van de politie, het teamplan van het Openbaar Ministerie en eventuele contracten tussen stedelijke diensten en de deelgemeente 18
- media-analyses en communicatieplannen en gesprekken met communicatiemedewerkers. In de inventarisatie moeten alle relevante activiteiten in beeld gebracht worden. Daarbij dient ook aandacht te worden besteed aan de activiteiten op het gebied van communicatie. Anderzijds moeten keuzes gemaakt worden over de vraag wat tot wijkveiligheid wordt gerekend en wat niet. Zo dragen de aanpak van werkloosheid en het bestrijden van onderwijsachterstanden ontegenzeggelijk bij aan het creëren van voorwaarden waaronder overlast en criminaliteit kunnen worden teruggebracht, maar werkgelegenheidsbeleid en onderwijsbeleid maken als zodanig geen onderdeel uit van de aanpak van wijkveiligheid. Om te komen tot een goede mix tussen volledigheid en hanteerbaarheid kan bij de inventarisatie worden uitgegaan van de indeling uit het vijfjaren-actieprogramma: - toezicht en handhaving hieronder vallen de reguliere inzet van de politie en de dienst stadstoezicht (m.n. veiligheidsassistenten en reinigingspolitie), activiteiten van corporaties (toezicht op complexen), de RET (handhavingsarrangement openbaar vervoer) en eventueel de inzet van particuliere beveiligingsbedrijven, maar ook specifieke maatregelen zoals horecacontroles en cameratoezicht - beheer en onderhoud hieronder vallen de activiteiten van de Roteb en Gemeentewerken, woningcorporaties (buurtbeheer), de inzet van Topscore, het (zelf)beheer van binnenterreinen en campagnes op het gebied van schoon en heel - investeringen hieronder vallen activiteiten van de deelgemeente, dS+V, het OBR, GW, corporaties en eventueel projectontwikkelaars, gericht op investeringen in de woningvoorraad en verbetering van de kwaliteit van straten en pleinen, maar ook zaken als inbraakpreventie en brede investeringsprogramma's, gericht op een integrale aanpak (fysiek, sociaal en economisch) van bepaalde gebieden - drugs en overlast hieronder vallen de aanpak van dealpanden, bestrijding van straatoverlast en straathandel, drugshulpverlening en het tegengaan van drugsgerelateerde overlast zoals verloedering en geweld - jeugd hieronder vallen het realiseren van activiteiten en voorzieningen voor jongeren, bestrijding van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten, de opvang van risicojongeren en de aanpak van recidivisten en criminele jeugdgroepen, maar ook preventie-projecten in het onderwijs - geweld hieronder vallen naast toezicht en handhaving en de maatregelen gericht op de jeugd het bestrijden van vuurwapengeweld, deskundigheidsbevordering en een meldplicht voor professionals en maatregelen gericht op het tegengaan van geweld achter de voordeur. Door bij de inventarisatie van deze indeling uit te gaan wordt ook in beeld gebracht hoe de 19
Wat kan tot wijkveiligheid gerekend worden en wat niet?
activiteiten zijn gespreid over de thema's uit het vijfjaren-actieprogramma. Met het oog op de analyse is het van belang in de inventarisatie aandacht te besteden aan de volgende elementen: - wat is het probleem? wat is de oorzaak van het probleem? welke maatregel is getroffen? - wie zijn bij de maatregel betrokken (als trekker en als participant)? - wat zijn de beoogde resultaten (zijn er meetbare doelen en termijnen geformuleerd, is er een evaluatie afgesproken)? - zijn er prestatieafspraken over de bijdrage van elke partner; zo ja, wordt er gestuurd op de naleving hiervan? - tegen welke knelpunten loopt men aan in de uitvoering? - tot welke resultaten leidt de maatregel? - hoe is over de maatregel gecommuniceerd en tot welke effecten heeft dat geleid? Tweede stap: Analyse van de huidige aanpak Na de inventarisatie is de volgende stap de analyse van de huidige aanpak, gericht op aansluiting bij de problematiek en de prioriteiten uit het vijfjaren-actieprogramma, spreiding over de veiligheidsketen en knelpunten in de uitvoering. 1) Aansluiting bij de problematiek Eerst wordt nagegaan of de huidige aanpak aansluit bij de veiligheids- en leefbaarheidsproblematiek in de wijk. 2) Spreiding over de keten Vervolgens wordt nagegaan of de maatregelen goed gespreid zijn over de schakels van de veiligheidsketen, of dat zich op bepaalde gebieden witte vlekken voordoen. De veiligheidsketen omvat de volgende schakels: - pro-actie: lange termijn-maatregelen gericht op het aanpakken van de structurele oorzaken van veiligheids- en leefbaarheidsproblemen. Voorbeelden zijn investeringen in de woningvoorraad en realisatie van voorzieningen voor jongeren, maar ook spreiding van de drugsinfrastructuur - preventie: maatregelen gericht op het aanpakken van de directe oorzaken van onveiligheid. Voorbeelden zijn voorlichting aan jongeren, de aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten en hulpverlening aan risicojongeren, maar ook beheer en onderhoud van de openbare ruimte
20
- actie/repressie: maatregelen om veiligheids- en leefbaarheidsproblemen te beheersen en terug te dringen. Voorbeelden zijn toezicht en handhaving door de politie en de dienst Stadstoezicht, de leerplichtambtenaren en Bouw en Woningtoezicht - nazorg/hulpverlening: maatregelen om de gewone situatie te herstellen nadat zich incidenten hebben voorgedaan. Voorbeelden zijn slachtofferzorg, herstel van vernielingen en hulpverlening en arbeidstoeleiding voor jeugdige criminelen. Bij de analyse of de maatregelen goed gespreid zijn over de schakels van de veiligheidsketen kan gebruik gemaakt worden van onderstaande tabel. pro-actie
preventie
repressie/actie
nazorg/hulpverlening
toezicht en handhaving beheer en onderhoud Investeringen drugs en overlast jeugd en veiligheid geweld
3) Knelpunten in de uitvoering Laatste stap van de analyse is het in beeld brengen van de knelpunten in de huidige aanpak. Daarbij kan worden voortgebouwd op de lijst knelpunten uit de inventarisatiefase. Per (cluster van) maatregel(en) wordt nagegaan of er in de praktijk sprake is van knelpunten. Onderstaande opsomming van mogelijke knelpunten kan fungeren als checklist bij de analyse: - er is geen scherp beeld van de problematiek. Globaal weet men wel wat er aan de hand is, maar precieze informatie op het niveau van individuele daders, risicogroepen, risicolocaties etc. is niet beschikbaar - onvoldoende capaciteit of expertise bij de deelgemeente - de informatie die bij verschillende diensten en organisaties beschikbaar is wordt onvoldoende uitgewisseld - de voortgang bij investeringen stokt doordat het niet lukt rendabele plannen te ontwikkelen en doordat procedures (onteigening, uitplaatsing) lang duren - er wordt te veel tegelijk aangepakt, focus en fasering ontbreken 21
De knelpunten zijn aangrijpingspunten voor actie
- er is gebrek aan personele capaciteit (vacatures, ziekteverzuim) - diensten en organisaties beschouwen veiligheid niet als kernactiviteit en geven er in de praktijk geen prioriteit aan - prestatieafspraken met diensten en organisaties ontbreken - deelgemeenten zijn (nog) niet goed in staat diensten aan te sturen - er is te weinig geld (m.n. voor investeringen) - door verkokering is er onvoldoende samenwerking tussen verschillende diensten en organisaties - ontbreken van evaluaties en/of best practices - onduidelijkheid over de taakverdeling tussen deelgemeenten en gemeente bij de aanpak van de stedelijke thema’s - te projectmatige aanpak - samenwerking is te veel afhankelijk van individuele personen en heeft nog te weinig het karakter van samenwerking tussen organisaties. De knelpunten zijn aangrijpingspunten voor actie. De aanvullende maatregelen zullen enerzijds gericht moeten zijn op de prioriteiten van de veiligheidsaanpak in de wijk (zie volgende hoofdstuk), anderzijds op het oplossen van de knelpunten en witte vlekken in de huidige aanpak.
22
5 Prioriteiten en doelen Prioriteiten De uitkomsten van de analyse vormen de basis voor het vaststellen van prioriteiten. De analyse van de problematiek resulteert in een rangorde van de belangrijkste problemen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid in de wijk. De analyse van de huidige aanpak geeft aan wat de witte vlekken of knelpunten zijn, op basis waarvan vastgesteld kan worden aan welke van de belangrijkste problemen extra aandacht besteed moet worden. Acties Er moeten in elk geval prioriteiten geformuleerd worden binnen de thema's toezicht en handhaving, beheer en onderhoud en investeringen en - voorzover voor de wijk van toepassing - de stedelijke thema's drugs en overlast, geweld en jeugd en veiligheid. Binnen de genoemde thema's moeten concrete acties worden benoemd, zoals toezicht op een bepaalde locatie of een bepaalde doelgroep, aanpak van zwerfvuil of het tegengaan van straatoverlast door drugsverslaafden. Strategieën Vervolgens wordt per actie een strategie vastgesteld. Daarbij kunnen vier basisstrategieën worden onderscheiden: - beheersen/voorkomen van groei/bestrijden van uitwassen de strategie past bij problemen waarvan de aanpak geen tot weinig prioriteit heeft, waarbij de aanpak gericht is op behoud van de bestaande situatie, maar ook bij de aanpak van problemen met hoge prioriteit die de afgelopen tijd sterk in omvang zijn gegroeid. In dat laatste geval komt beheersen neer op het tot stand brengen van een trendbreuk - terugdringen het probleem heeft (hoge) prioriteit; door een effectieve aanpak moeten de problemen worden verminderd. Als er al sprake is van een dalende tendens komt deze strategie neer op het (versterkt) doortrekken van deze ontwikkeling, als sprake is van groei leidt deze strategie tot een trendbreuk - uitbannen deze strategie is gericht op een zeer intensieve aanpak van problemen met zeer hoge prioriteit - voorkomen deze strategie is gericht op een preventieve aanpak van problemen die zich (nog) niet voordoen en waarvan voorkomen moet worden dat ze zich zullen gaan voordoen.
23
Doelen De prioriteiten worden vertaald in meetbare doelen, zodat: - het voor bewoners en ondernemers in de wijk duidelijk is waar zij de overheid op kunnen aanspreken - er duidelijke ijkpunten zijn waaraan periodiek getoetst kan worden of de maatregelen het gewenste effect hebben bereikt. Bij het formuleren van meetbare doelen gaat het zowel om de resultaten van de aanpak (output) als om het effect op de veiligheid en de leefbaarheid in de wijk (outcome). Outputdoelen worden geformuleerd per maatregel in termen van gerealiseerde activiteiten, bijdragen per actor en termijnen (b.v. X horecacontroles in een jaar, waaraan de deelgemeente X, de politie Y en BWT Z bijdraagt) of producten (bijdragen per actor) en termijnen (b.v. X door het OBR gesloopte panden voor de zomer van 200Y). Outcomedoelen worden geformuleerd voor de totale aanpak in termen van veiligheidseffecten (indexscore, vermindering van meldingen en aangiften, van onveiligheidsgevoelens en oordelen over buurtproblemen, al of niet in vergelijking tot andere wijken). Een voorbeeld van outputdoelen is dat er X horecacontroles worden uitgevoerd, een voorbeeld van outcomedoelen dat dit leidt tot vermindering van drugsoverlast vanuit horecagelegenheden met Y%. Aan de doelen in termen van output kan afgelezen worden of de voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd ('doen we de dingen goed?'), aan de doelen in termen van outcome of ze het gewenste effect hebben gehad ('doen we de goede dingen?'). In deze paragraaf wordt ingegaan op outcomedoelen. De outputdoelen, die worden geformuleerd in termen van prestatieafspraken, komen aan de orde in het volgende hoofdstuk. De keuze van outcomedoelen kan (mede-)gebaseerd worden op de ontwikkeling over de afgelopen jaren of vergelijking met andere wijken, de deelgemeente of de stad. Onderstaande tabel geeft een overzicht van mogelijke doelen. Huidige positie Veiligheid wijk blijft achter bij deelgemeente/stad Veiligheid wijk is hoger dan deelgemeente/stad Veiligheid wijk is de afgelopen jaren afgenomen Veiligheid wijk is de afgelopen jaren stabiel geweest of toegenomen
24
Doel Verschil mag niet toenemen of moet kleiner worden Score mag niet onder gemiddelde zakken of verschil met deelgemeente/stad moet gehandhaafd blijven Tenminste stabiliseren (Verder) verbeteren
Er kunnen doelen geformuleerd worden voor de totale sociale veiligheid in de wijk of voor de afzonderlijke prioriteiten. Het formuleren van doelen is een dynamisch proces. Op basis van de uitkomsten van de veiligheidsindex en de viermaandsrapportages kunnen de doelen zo nodig worden bijgesteld. In de loop van de tijd zal er beter zicht ontstaan op de vraag wat een goede mix van realisme en ambitie is. De doelen hebben dan ook niet het karakter van absolute ijkpunten, maar meer van dynamische referentiepunten aan de hand waarvan afgelezen kan worden in hoeverre de beoogde effecten worden gerealiseerd, dan wel of dat bijstelling van de doelen of maatregelen nodig is. Daarmee zijn de doelen sturingsinstrumenten in een permanent ontwikkelproces.
Het formuleren van doelen is een dynamisch proces
25
6 Maatregelen en prestatieafspraken Maatregelen Het hart van het wijkveiligheids-actieprogramma vormen de maatregelen. Uiteindelijk kan de veiligheid alleen verbeterd worden door actie. De keuze van maatregelen moet echter gebaseerd zijn op de analyse. Zonder analyse blijft actie ongericht, zoals analyse zonder actie doelloos is. De maatregelen hebben het karakter van voortbouwen op en aanvullen en intensiveren van de lopende aanpak, Er gebeurt - vooral in het kader van de wijkaanpak en de strategische wijkaanpak - al het nodige. Voor zover deze activiteiten aansluiten bij de problematiek en effectief zijn, zijn aanvullende maatregelen niet nodig. Extra inzet is alleen nodig voor zover in de huidige aanpak sprake is van knelpunten of witte vlekken. De wijkveiligheids-actieprogramma’s bevatten de huidige en aanvullende maatregelen - voor zover van toepassing - voor de thema's: - toezicht en handhaving - beheer en onderhoud en - investeringen. en - voor zover relevant voor de betreffende wijk - de stedelijke thema's - jeugd en veiligheid, - geweld en - drugs en overlast. Door deze thema's in alle wijkveiligheidsplannen de revue te laten passeren is de kans op een brede, integrale aanpak groter. Afhankelijk van de lokale prioriteiten krijgen thema's meer of minder aandacht en kunnen andere thema's worden toegevoegd. Elke maatregel wordt uitgewerkt in de volgende elementen: - wat is het probleem? - wat is de oorzaak van het probleem? - wat is het beoogde resultaat? - op wat voor termijn wordt dit (tussen)resultaat bereikt? - wie zijn bij de uitvoering betrokken en wat is de rol van elke betrokkene? - wat is de relatie met lopende maatregelen? - wat zijn de kosten en hoe worden deze gedekt? Bij het uitwerken van maatregelen is het raadzaam een onderscheid te maken tussen een korte termijn-aanpak en een aanpak voor de langere termijn. De korte termijn-aanpak is meestal gericht op symptomen. 26
Op korte termijn is het immers vaak gewenst zichtbare resultaten te boeken, het publieke domein te heroveren en het vertrouwen te herstellen van bewoners en ondernemers in de overheid. Vaak komt het neer op het aanpakken van een beperkt aantal zaken die sterk leven onder de bewoners en extra inzet op 'schoon, heel en veilig'. De langere termijnaanpak zal meer gericht zijn op de achterliggende oorzaken. De maatregelen worden vervolgens geformuleerd in termen van prestatieafspraken tussen de deelgemeente en stedelijke diensten, de politie, het Openbaar Ministerie, woningcorporaties, welzijnsinstellingen (inclusief jongerenwerk en opbouwwerk), scholen en hulpverleningsinstellingen en de (strategische) wijkaanpak indien aanwezig.
Prestatieafspraken De prestatieafspraken leggen vast wat elke partner doet om de veiligheid en leefbaarheid in de wijk te verbeteren. Afhankelijk van de bestaande sturingsrelaties tussen de deelgemeente en de betreffende dienst of organisatie en de mogelijkheid om de output te beïnvloeden kunnen afspraken gemaakt over: • input: hoeveel formatieplaatsen, netto inzetbare uren of budget zet de dienst of organisatie in voor wijkveiligheid, zo mogelijk gespecificeerd naar thema's of activiteiten? • output: tot welke (tussen)resultaten leiden de activiteiten van de dienst of organisatie? In de praktijk komen verschillende sturingsmodellen naast elkaar voor. Zo zijn de contracten tussen de deelgemeenten en de dienst Stadstoezicht gebaseerd op sturing op input, terwijl de contracten tussen de deelgemeenten en Gemeentewerken en de Roteb in het kader van de wijkservice-aanpak gebaseerd zijn op sturing op output/outcome. Bij het maken van prestatieafspraken moet in elk geval duidelijk zijn in welke termen de afspraken gemaakt worden (input of output). Bovendien moet per afspraak duidelijk worden aangegeven wie het voortouw heeft bij de uitvoering (trekker), wie daar verder bij betrokken zijn en welke bijdrage elke betrokkene levert (in termen van output, activiteiten of personele en financiële inzet). De mogelijkheden tot het maken van prestatieafspraken worden mede bepaald door de formele sturingsrelaties. Voor de stedelijke diensten geldt dat in het vijfjaren-actieprogramma is vastgelegd dat zij prestatie-afspraken met deelgemeenten moeten maken. Tussen de deelgemeente en de diensten bestaat een opdrachtgever-opdrachtnemer-relatie. In de dienstplannen van de stedelijke diensten moet een veiligheidsparagraaf worden opgenomen, waarin wordt aangegeven wat de dienst doet aan veiligheid. Voor het college van B. en W. zijn de afspraken uit de vastgestelde en door de Stuurgroep Veilig getoetste wijkveiligheids-actieprogramma’s kaderstellend bij de aansturing van de diensten. Het college zal de diensten zo nodig aanspreken op naleving van de afspraken. 27
De deelgemeente heeft formeel geen sturingsrelatie met de politie en het Openbaar Ministerie. In de praktijk fungeert het bestuurlijk-justitieel overleg echter analoog aan de Driehoek, formeel blijft de burgemeester uiteraard conform de politiewet volledig verantwoordelijk voor de inzet van de politie. De prestatie-afspraken tussen de deelgemeente, de politie en het Openbaar Ministerie worden vastgelegd in de wijkveiligheids-actieprogramma, de districtsjaarplannen (politie) en teamplannen (OM), die allemaal instemming van het BJO behoeven. Bij afspraken met andere organisaties kan de deelgemeente in een aantal gevallen sturen via subsidievoorwaarden (vgl. welzijnsinstellingen), in andere gevallen - bijvoorbeeld bij woningcorporaties - zullen de afspraken gebaseerd moeten worden op een door beide partijen onderkend gezamenlijk belang bij verbetering van de veiligheid en leefbaarheid in de wijk. De prestatieafspraken worden gegroepeerd in termen van de prioriteiten. Zij kunnen schematisch als volgt worden beschreven. Dit schema vormt de kern van de wijkveiligheidsaanpak
De afspraken in schema Maatregelen per thema Toezicht en handhaving: 1
Trekker
2 3 Beheer en onderhoud 1 2 Investeringen 1 2 Jeugd en veiligheid 1 2 Geweld 1 2 Drugs en overlast 1 2 28
Deelnemers
Bijdragen
Resultaten
Termijn
- per partner per maatregel
- output per maatregel, evt. outcome per thema
- per maatregel, ook eventuele tussenstappen
Valkuilen In de pilots met wijkveiligheids-actieprogramma’s is gebleken dat het maken van prestatieafspraken een weerbarstige materie is, waarbij zich verschillende valkuilen voordoen: - de neiging om te wijzen op wat anderen moeten doen, wat er op een ander niveau (stedelijk, nationaal) moet gebeuren of wat er niet kan - de neiging om de lat zo laag te leggen dat er geen risico is de afspraak niet na te kunnen komen - gebrek aan mandaat bij de vertegenwoordigers van de diensten (accountmanagers; zie hierna voor een meer gedetailleerde beschrijving) - een planning voor de wijkveiligheids-actieprogramma’s die niet parallel loopt met de planning voor de jaarplannen van de diensten en organisaties - diensten en organisaties die pas afspraken willen maken als er extra geld beschikbaar is of de deelgemeente alle extra inspanningen betaalt ('u vraagt, wij draaien, mits u betaalt').
Voorwaarden Van deze valkuilen kunnen voorwaarden voor een succesvolle aanpak worden afgeleid. In de eerste plaats moeten de vertegenwoordigers van diensten of organisaties over voldoende mandaat beschikken om te kunnen beslissen over inzet van personeel en/of geld, dan wel zeer korte lijnen hebben naar de leiding van de dienst of organisatie. In elke gemeentelijke dienst is per (cluster van) deelgemeente(n) een accountmanager aangesteld, die verantwoordelijk is voor het maken en nakomen van de prestatieafspraken over wijkveiligheid namens de betrokken dienst. Deze accountmanager is het eerste aanspreekpunt voor de deelgemeente, die met hem/haar de afspraken maakt. De accountmanager zorgt vervolgens voor afstemming binnen de eigen dienst(leiding) en zo nodig met de betrokken wethouder. Naast accountmanagers hebben alle diensten binnen de directie een portefeuillehouder veiligheid aangewezen. Elke deelgemeente heeft van het Programmabureau Veilig een overzicht gekregen van de accountmanagers en de portefeuillehouders van de verschillende diensten voor de deelgemeente. Als de deelgemeente er niet in slaagt prestatieafspraken te maken met de accountmanager, kan de projectleider of het verantwoordelijke lid van het dagelijks bestuur van de deelgemeente de kwestie voorleggen aan de portefeuillehouder binnen de dienst. Binnen de politie en het Openbaar Ministerie moeten de afspraken uiteindelijk gemaakt worden met respectievelijk de districtschef en de teamleider. Die kunnen zich laten vertegenwoordigen door de chef van het wijkteam of de coördinator van Justitie in het buurt-team, mits deze beschikken over voldoende mandaat om afspraken te maken. 29
De afspraken met de maatschappelijke organisaties (woningcorporaties, welzijns-, jongerenen opbouwwerk en scholen) moeten gemaakt worden met accountmanagers of directieleden. Het is van groot belang in het gesprek over de prestatieafspraken steeds de vraag centraal te stellen wat er op wijkniveau gedaan kan worden om de problemen aan te pakken en welke bijdrage elk van de partners zelf kan leveren en niet te veel in te gaan op wat er niet kan of wat er op stedelijk en landelijk niveau moet gebeuren. In het overleg over de prestatieafspraken moet er overeenstemming bestaan tussen de gesprekspartners over de problematiek en datgene wat er bereikt moet worden. Daarom moeten de diensten en organisaties betrokken worden bij de analysefase en het vaststellen van prioriteiten en doelen. Daarna moet overeenstemming worden bereikt over de maatregelen die nodig zijn om de problemen effectief aan te pakken en de doelen te realiseren. Daarbij wordt vooralsnog afgezien van de bijdrage van elke betrokkene en de vraag wat binnen de bestaande formatie en budgettaire kaders haalbaar is. Vervolgens wordt gesproken over de vraag wat ieder op korte termijn kan bijdragen en wat door een meer systematische werkwijze en een meer gerichte inzet van mensen en middelen kan worden gerealiseerd. Via de viermaandsrapportages wordt gemonitored of de prestatie-afspraken worden nagekomen, dan wel welke condities daarvoor nog vervuld moeten worden.
Planning en fasering: een ontwikkelmodel De komende jaren wordt een inhaalslag gemaakt op het gebied van wijkveiligheid. Voor de korte termijn kan vooral worden ingezet op een meer systematische werkwijze binnen de bestaande formatieve en budgettaire randvoorwaarden, met name door: - verbetering van informatie-uitwisseling (informatiemodellen, frequent afstemmingsoverleg) - gemeenschappelijke regie op de inzet van medewerkers van verschillende diensten en organisaties, gericht op de plaatsen en tijdstippen waar de problematiek zich concentreert. Hiermee kan effectiviteitswinst worden geboekt. Vervolgens kan in de viermaandsrapportages het eventuele ‘gat’ tussen de beschikbare en benodigde middelen in beeld worden gebracht. Op basis van de viermaandsrapportage kan zo nodig besloten worden tot bijstelling van de aanpak of tot het beschikbaar stellen van extra budget of formatie.
30
Dit ontwikkelmodel impliceert dat de prestatieafspraken naar aanleiding van de viermaandsrapportages en eventueel naar aanleiding van de uitkomsten van de veiligheidsindex periodiek (kunnen) worden bijgesteld. De uitkomsten van de viermaandsrapportages kunnen ook vertaald worden in indicaties van de benodigde financiële middelen bij de uitvoering van de jaarplannen van de diensten, de voorbereiding van de collegeretraites en het opstellen van de begrotingen van de deelgemeenten.
Aanpak Op basis van de ervaringen in de pilots is de volgende aanpak uitgewerkt voor het maken van prestatieafspraken. Door de deelgemeente wordt op basis van de uitkomsten van de analyse en de gekozen prioriteiten en best practices een eerste voorzet gegeven voor de maatregelen. Daarbij worden uiteraard voorstellen van bewoners, ondernemers en professionals, die gedaan zijn tijdens de gesprekken over de analyse en de prioriteiten, betrokken. Deze eerste voorzet wordt als discussiestuk besproken met bewoners/ondernemers en met professionals in de wijk. De gesprekken met professionals worden gevoerd met de accountmanagers, die verantwoordelijk zijn voor de afstemming binnen de eigen organisatie. Er vinden themagewijs gesprekken plaats, waarbij de volgende thema's worden onderscheiden: - toezicht en handhaving - beheer en onderhoud - investeringen - drugs en overlast - jeugd en veiligheid - geweld.
De tabel op de volgende pagina geeft aan welke diensten en organisaties per thema betrokken moeten worden bij het maken van prestatieafspraken.
31
Thema
Betrokkenen
Toezicht en handhaving
Politie, OM, Stadstoezicht, RET, evt. particuliere beveiliging, evt. woningcorporaties, wijkcoördinator, deelgemeente (accounthouder)
Beheer en onderhoud
Roteb, GW, Woningcorporaties, evt. wijkcoördinator deelgemeente (accounthouder)
Investeringen
OBR, dS+V, woningcorporaties, deelgemeente (accounthouder) evt. projectontwikkelaars
Drugs en overlast
Politie, OM, GGD, hulpverlening (CvD, Bouman Verslavingszorg, Leger des Heils), SoZaWe, deelgemeente (accounthouder)
Jeugd en veiligheid
Welzijnswerk, jongerenwerk, opbouwwerk, DSO, scholen, politie. OM, deelgemeente (accounthouder)
Geweld
Politie, OM, slachtofferzorg/vrouwenhulpverlening, scholen, deelgemeente
De uitkomsten van deze gesprekken worden door de deelgemeente verwerkt tot conceptprestatieafspraken, waarin ook een raming van de kosten en een voorstel voor dekking wordt opgenomen. De conceptafspraken worden vervolgens voorgelegd aan de accountmanagers van de diensten en organisaties. De aangepaste prestatieafspraken worden vervolgens voorgelegd aan het db van de deelgemeente en de leiding van de diensten en organisaties en zo nodig de betrokken wethouder. Over eventuele geschilpunten vindt zo nodig overleg plaats tussen de projectleider of de portefeuillehouder van de deelgemeente en de portefeuillehouder veiligheid in de directie van de dienst of organisatie. Vervolgens worden de uitkomsten besproken met bewoners en ondernemers, zodat zij weten wat zij van de deelgemeente en de betrokken diensten en organisaties kunnen verwachten en waar zij hen op kunnen aanspreken.
32
Bijlage 1 Format voor een wijkveiligheids-actieprogramma Hoe maak je een wijkveiligheids-actieprogramma (wvap)? De format wvap is gebaseerd op de volgende deelvragen:
I. Wat is er aan de hand? Analyse aard en omvang (schaal) problematiek: Objectieve veiligheid: - meldingen & aangiften bij politie (drugsoverlast, overige overlast o.a. horeca / prostitutie / buren, geweld, vandalisme, diefstal, inbraak, milieu) en klachten bij deelgemeente, diensten en corporaties - hot spots. Subjectieve veiligheid: - bewonersoordeel (vermogenscriminaliteit, zware criminaliteit, dreiging, verloedering, verkeersoverlast) op basis van de politiemonitor en bewonersonderzoeken - slachtofferschap (geweld, inbraak, overige vermogenscriminaliteit, autocriminaliteit, fietsdiefstal) - melding- en aangiftebereidheid (dark number) - gevoelens van onveiligheid.
II. Waardoor wordt de problematiek veroorzaakt? Analyse oorzaak probleem: 1. dader / domein / slachtoffer 2. buurtkenmerken: - bevolking (gezinssamenstelling, leeftijdsopbouw, etniciteit) - sociaal-economisch (gemiddeld gezinsinkomen, werkloosheid, opleidingsniveau, bedrijvigheid) - woningvoorraad (koop/huurwoningen, malafide huiseigenaren, gemiddelde WOZ-waarde, woningtypen, stadsvernieuwingslocaties, gemiddelde woonduur/migratie, wie zijn de nieuwe bewoners) - voorzieningenniveau in de wijk (en activiteiten voor de jeugd / buurthuizen, scholen, branchering winkelbestand) - uitval uit het onderwijs (verzuim en voortijdig schoolverlaten).
III. Wat wordt al gedaan aan de problematiek? Analyse huidige aanpak: 1. Inventarisatie: Om inzicht te krijgen in de volledigheid en hanteerbaarheid van de maatregelen wordt uitgegaan van de indeling uit het vijfjaren-actieprogramma. Aanpak langs drie lijnen: a. toezicht en handhaving b. beheer en onderhoud c. investeringen (in de woningvoorraad openbare ruimte en sociale infrastructuur). 33
Die aansluiten bij de stedelijke thema’s: a. drugs en overlast b. jeugd en veiligheid c. geweld. Daarbij worden de volgende elementen in kaart gebracht: - wie zijn bij de maatregel betrokken (als trekker en participant)? - wat zijn de beoogde resultaten (zijn er meetbare doelen gesteld en volgt er een evaluatie)? - binnen welke termijn dienen de doelen te zijn gerealiseerd (zijn hier concrete afspraken over gemaakt)? - zijn er prestatieafspraken gemaakt over de bijdrage van elke partner (en wie stuurt op de naleving hiervan)? - tegen welke knelpunten loopt men aan? 2. Hoe zijn de maatregelen gespreid over de veiligheidsketen? De veiligheidsketen bevat de volgende schakels: a. pro-actie: maatregelen gericht op structurele oorzaken van onveiligheid b. preventie: maatregelen gericht op het aanpakken van directe oorzaken van onveiligheid c. actie/repressie: maatregelen om problemen te beheersen en terug te dringen d. nazorg/hulpverlening: maatregelen om de gewone situatie te herstellen, gericht op daders en slachtoffers nadat incidenten zich hebben voorgedaan. 3. Wat gaat er niet goed? Analyse van de knelpunten in de huidige aanpak, die de aangrijpingpunten vormen voor de te nemen acties.
IV. Wat willen we bereiken? Op basis van de analyse van de problematiek en de maatregelen worden prioriteiten gesteld en het te realiseren ambitieniveau bepaald. Dit kan zijn: 1. beheersen / van voorkomen groei / bestrijden van uitwassen 2. terugdringen 3. uitbannen 4. voorkomen De prioriteiten moeten worden vertaald in meetbare doelen, zowel wat betreft de resultaten van de aanpak (output) als het effect ervan op de veiligheid en leefbaarheid in de wijk (outcome). De output-doelen worden vastgelegd in prestatieafspraken, de outcome-doelen worden gemeten met behulp van de veiligheidsindex. De basis van de veiligheidsindex wordt gevormd door directe veiligheidselementen die zijn gebaseerd op objectieve en subjectieve gegevens (over diefstal, drugsoverlast, geweld, inbraken, vandalisme, overige overlast) en contextvariabelen (fysieke, sociale, economische kenmerken van wijken).
V. Hoe gaan we gestelde doelen bereiken? Er zijn korte en lange termijn maatregelen die deels zullen aansluiten bij bestaande initiatieven en deels nieuw ontwikkeld moeten worden. Op de korte termijn krijgen urgente problemen extra aandacht (bijv. hot spots), waarbij het 34
draait om het boeken van zichtbare resultaten, het heroveren van het publieke domein en het herstellen van het vertrouwen in de overheid. De lange termijn aanpak zal zich meer kenmerken door preventie en pro-actie. Bij het kiezen van de maatregelen wordt rekening gehouden met de invalshoek: dader, domein en slachtoffer. De aanpak verloopt langs de lijnen van toezicht en handhaving, beheer en onderhoud en investeringen.
VI. Wat gaat er gebeuren? Opzet projectplan: - welk probleem? - welke oorzaken? - welke oorzaken kunnen worden beïnvloed? - dader / domein / slachtoffer - gewenst effect - uitvoerende instanties: aanspreekpunt per instantie - projectleider - omschrijving activiteiten - communicatie - planning - kosten - dekking van de kosten - evaluatie.
VII. Organisatie De regierol ligt bij de deelgemeente. Het Programmabureau Veilig (PbV) zal de deelgemeente ondersteunen bij het ontwikkelen van het wijkveiligheids-actieprogramma. De Stuurgroep Veilig toetst de plannen aan de (stedelijke) thema’s, betrokkenheid van burgers, maatschappelijke organisaties en ondernemers en aan de instemming van het Bestuurlijk Justitieel Overleg. Het vijfjarenactieprogramma heeft het karakter van ‘work in progress’. Aan de hand van viermaandsrapportages wordt gemonitored of de prestatieafspraken worden nagekomen c.q. welke condities daarvoor nog vervuld moeten worden. Ontwikkelingen in de veiligheidsbeleving worden in beeld gebracht met behulp van de veiligheidsindex die periodiek verschijnt. Tussen de deelgemeente en de diensten worden prestatieafspraken gemaakt: - input: hoeveel fte, inzetbare uren of budget zet de dienst/organisatie in? - output: welke meetbare resultaten beoogt dat op te leveren?
35
Bijlage 2 Het stappenplan samengevat in een planning Wat moet er gebeuren?
Wie is er bij betrokken? Wie trekt de actie?
Tijd mnd
Beoogd resultaat
a. Startgesprek dgm-voorzitter Toelichting systematiek wijkveiligheidsaanpak. Globale verkenning problematiek Afspraken over werkwijze en aanpak
a. dgm-voorzitter, dgm-secretaris, veco, Programmabureau Veilig (PbV )
1,5
b. Vaststellen interne werkwijze wijkveiligheidsaanpak deelgemeente
b. Veco, hoofd communicatie, medewerkers welzijn, volkshuisvesting, beheer en onderhoud, politie
c. Opstellen planning en plan van aanpak, inclusief het maken van een overzicht van relevante schakels in het proces (namen en rugnummers: accounthouders dgm, diensten/ instellingen, politie, OM, corporaties, bewonerscomités, ondernemersverenigingen etc.) d. Verspreiden planning, plan van aanpak en inventarisatie contactpersonen binnen deelgemeente en onder contactpersonen
c. dgm
a. - systematiek duidelijk - afspraken over werkwijze dgm/PbV b. - aanpak wijkveiligheid bekend binnen dgm - betrokkenheid bij de aanpak c. - planning - plan van aanpak
Wanneer Doorlooptijd behaald in mnd.
I. start- en analysefase
e. Inventarisatie huidige aanpak/bestaand beleid
d. dgm
e. dgm, diensten/instellingen, politie/OM, PbV
f. Voorlopige analyse problematiek en f. dgm, PbV (knelpunten in) huidige aanpak (expertisecentrum) g. Valideringsbijeenkomsten met resp. g. dgm, diensten/instellingen, - professionals over de analyse, (knelpunten in) politie/OM de huidige aanpak en prioriteiten en zonodig aanvullen/aanpassen analyse en prioriteiten - bewoners en ondernemers over de analyse, g. dgm, bewoners, (knelpunten in) de huidige aanpak en prioriteiten ondernemers en zo nodig aanvullen/aanpassen analyse en prioriteiten. Indien nodig een aparte bijeenkomst beleggen voor ondernemers.
h. Validering van de analyse, prioriteiten en meetbare doelen
1,5
d. aanpak, rol en moment van inschakeling op op hoofdlijnen bekend bij alle betrokkenen e. gegevens verzameld en geïnventariseerd
g/h - gevalideerde analyse problematiek en (knelpunten in) huidige aanpak - vastgestelde prioriteiten - prioriteiten vertaald in meetbare doelen
h. mt dgm, db, BJO
dgm = deelgemeente; OM = Openbaar Ministerie; mt = management team; PbV = Programmabureau Veilig; veco = Veiligheidscoördinator db = dagelijks bestuur; wvap = wijkveiligheids-actieprogramma 36
Wat moet er gebeuren?
Wie is er bij betrokken? Wie trekt de actie?
Tijd mnd
Beoogd resultaat
Wanneer Doorlooptijd behaald in mnd.
II. validering maatregelen a. Voorlopige inventarisatie mogelijke maatregelen b. Valideringsbijeenkomsten met betrokken diensten/instanties per prioriteit/stedelijk stedelijk thema: bespreken mogelijke maatregelen en het draagvlak daarvoor. c. Valideringsbijeenkomst met bewoners en ondernemers: presenteren voorlopige maatregelen, toetsen draagvlak, evt. aanvullende maatregelen. Indien nodig een aparte bijeenkomst beleggen voor ondernemers. d. Vaststellen welke maatregelen worden uitgewerkt in presentatieafspraken (pa) e. Bestuurlijke kennisgeving/besluitvorming
a. dgm, PbV (expertisecentrum) b. dgm, diensten/instellingen, politie/OM
1,5
- inventarisatie maatregelen - validering maatregelen - vaststellen welke maatregelen in pa worden vastgelegd
3
2
- prestatieafspraken
5
2
- resultaat gerichte communicatie met de buitenwereld - afgestemde ambtelijke/interne comm.
5 fase IV en V vinden gelijktijdig plaats
- goedgekeurd, aktiegericht, uitvoerbaar en breed gedragen wvap
7
c. dgm, bewoners, ondernemers
d. dgm, diensten/instellingen, politie/OM, PbV e. db, BJO, PbV,
III. prestatieafspraken (pa) a. Maatregelen uitwerken in pa: - welke organisatie is erbij betrokken? - wie (organisatie en persoon) trekt de actie? - welke bijdrage wordt verwacht/geleverd? - wie is het aanspreekpunt binnen elke organisatie? - binnen welke termijn moeten resultaten zijn geboekt? - hoe/aan wie wordt gerapporteerd? b. concept-pa per team bespreken met accountanthouders en zo nodig bijstellen
c. (aangepaste) afspraken voorleggen/ accorderen binnen diensten/instellingen en dgm d. verwerken afspraken in jaarplannen (inclusief begroting)
a. dgm, diensten/ instellingen, politie/OM, PbV
b. dgm, accounthouders diensten, politie/OM corporaties, welzijnsinstellingen, hulpverlening c. accounthouders (evt. wethouder), dgm (evt. db, Stuurgroep) d. dgm, accounthouders diensten/instellingen
IV. communicatie a. Afspraken maken over communicatie tussen dgm a. dgm, diensten/instellingen, en diensten/instellingen: Doelgroepen, strategie PbV boodschappen, inzet instrumenten, organisatie
V. besluitvorming en toetsing a. Definitief wvap b. Bewonersbijeenkomst (indien nodig ook voor ondernemers een bijeenkomst beleggen): presentatie plan, toetsen draagvlak c. Instemming BJO d. Vaststellen db (evt. dgm-raad) 37 e. Toetsing Stuurgroep Veilig
a. dgm 1,5 b. dgm, bewoners, ondernemers
c. BJO d. db (dgm-raad) e. Stuurgroep Veilig
Bijlage 3 Gegevensdefinities Objectieve gegevens De objectieve gegevens bestaan uit meldingen en aangiften zoals geregistreerd door de politie Rotterdam-Rijnmond. In de veiligheidsindex worden 8 veiligheidsbouwstenen onderscheiden. De delictsoorten in de politieregistratie zijn geclusterd naar de 8 veiligheidsbouwstenen. Per veiligheidsbouwsteen is in de opbouw van de veiligheidsindex gebruikt gemaakt van meldingen of aangifte en gegevens van gemeentelijke diensten. Er is gekozen voor de grootheid die het beste de omvang van de problematiek weergeeft.
veiligheidselement
grootheid
diefstal
aangiften
delictsoorten winkeldiefstal zakkenrollerij diefstal uit/van (motor)voertuigen diefstal van motorvoertuigen diefstal van brom-, snor- en fietsen overige vermogensdelicten
drugsoverlast
meldingen
drugs- en drankoverlast
geweld
aangiften
zedenmisdrijven openlijk geweld tegen personen straatroof overval
meldingen
bedreiging mishandeling
inbraken
aangiften
diefstal/inbraak woning diefstal/inbraak box/garage diefstal/inbraak bedrijven en instellingen
vandalisme
meldingen
vernieling cq zaaksbeschadiging kleine buitenbranden
overige overlast
meldingen
burengerucht overlast (overige leefbaarheid)
schoon en Heel verkeer
38
aangiften
milieuovertredingen
directe opruimingskosten
milieuovertredingen
meldingen
verkeersongevallen
In de analyse worden zowel het absolute aantal als het genormaliseerde aantal meldingen of aangiften gebruikt. Met uitzondering van ‘inbraken’, geldt voor alle veiligheidselementen en delictsoorten dat het genormaliseerde aantal gelijk is aan het absolute aantal per 1000 inwoners. Het genormaliseerde aantal aangiften diefstal/inbraak bedrijven en instellingen is het absolute aantal aangiften per 1.000 bedrijven of instellingen. Het genormaliseerde aantal aangiften diefstal/inbraak woning is het absolute aantal aangiften per 1.000 bewoonde adressen.
Subjectieve gegevens De subjectieve gegevens bestaan uit de uitkomsten van de bevolkingsenquête onder bijna 11.000 Rotterdammers. In de enquête wordt onder meer gevraagd naar het voorkomen van diverse buurtproblemen en de mate waarin men slachtoffer is geweest van een aantal delicten. Buurtproblemen In de bevolkingsenquête wordt gevraagd naar diverse buurtproblemen die mogelijk een rol spelen in de buurt. Van elk buurtprobleem is door bewoners aangegeven of het vaak, soms, (bijna) nooit voorkomt. In de overzichten ten behoeve van de wijkveiligheids-actieprogramma’s is het percentage geënquêteerden weergegeven dat vindt dat een buurtprobleem vaak voorkomt. Buurtproblemen bevolkingsenquête Fietsendiefstal Diefstal uit auto Vernieling aan/diefstal vanaf de auto Agressief verkeersgedrag Geluidsoverlast door verkeer Geluidsoverlast door burengerucht Geluidsoverlast van een horeca-inrichting Andere vormen van geluidsoverlast Bedreiging Bekladding van muren en/of gebouwen Overlast van groepen jongeren Te hard rijden Dronken mensen op straat Vrouwen en mannen op straat lastig gevallen Rommel op straat Hondenpoep op straat Aanrijdingen Vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes Inbraak in woningen Geweldsdelicten Parkeeroverlast Drugsoverlast 39
Slachtofferschap In de vragenlijst van de Politiemonitor zijn aan de respondenten 13 delicten voorgelegd met de vraag hoe vaak zij hiervan slachtoffer zijn geworden. Daarnaast konden respondenten delicten opnoemen die niet op de vragenlijst voorkomen en waarvan men wel slachtoffer is geweest. De 13 delicten kunnen worden onderverdeeld in twee groepen: objectgebonden (huishoudens) delicten en persoonsgebonden delicten. Tot de eerste categorie delicten kunnen alle autodelicten, inbraak en fietsdiefstallen worden gerekend, waarbij is gevraagd hoe vaak auto’s en fietsen van het huishouden onderwerp zijn geworden van respectievelijk autocriminaliteit en fietsdiefstal. In het geval van de persoonsgebonden delicten is bij het berekenen van slachtoffercijfers gewerkt met een persoonsweging. Het berekende slachtoffercijfer is het percentage inwoners van 15 jaar en ouder dat één keer of vaker slachtoffer is geweest. In geval van objectgebonden delicten is een huishoudensweging gehanteerd. In geval van (poging tot) inbraak wordt het percentage woningen dat 1 keer of vaker slachtoffer is geweest gepresenteerd. Voor fietsen en auto’s is het slachtoffercijfer het aantal voorvallen per 100 auto’s of fietsen.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
delicten waarvan slachtoffer portemonneediefstal/ tasjesroof met geweld bedreiging met geweld mishandeling poging tot inbraak inbraak portemonneediefstal/ tasjesroof zonder geweld overige vernieling aanrijding met doorrijden autodiefstal diefstal uit auto vernieling aan/ diefstal vanaf auto fietsendiefstal aanrijding zonder doorrijden overige diefstallen overige misdrijven
Domein gegevens De domein gegevens bestaan uit een selectie van de statistische gegevens die per buurt beschikbaar zijn. De gegevens zijn afkomstig van het COS (Centrum voor Onderzoek en Statistiek).
40