vlaamse GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Zitting 2010-2011 Nr. 9
INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 18 MAART 2011 OCHTENDVERGADERING
INHOUD BERICHT VAN VERHINDERING.................................................................................................. 4 DISCUSSIENOTA (R.v.O., art.51)..................................................................................................... 4 Discussienota “Cultuurplan voor Brussel”, ingediend door de heren Herman Mennekens en René Coppens – Stuk 441 (2010-2011) – Nrs.1 en 2 Bespreking........................................................................................................................................... 4 Sprekers: mevrouwen Greet Van Linter, verslaggever, Sophie Brouhon, de heren Herman Mennekens, René Coppens, Jef Van Damme, mevrouwen Bianca Debaets, Annemie Maes, de heren Dominiek Lootens-Stael en Fouad Ahidar INTERPELLATIES (R.v.O., art.62)................................................................................................... 16 van de heer Jef Van Damme tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de digitale aanmelding in het basisonderwijs Sprekers: de heren Jef Van Damme en Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter
2
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
van de heer Walter Vandenbossche tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de institutionele gevolgen van de procedure van de Franse Gemeenschap Sprekers: de heren Walter Vandenbossche REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN......................................................... 22 De interpellatie wordt hervat Sprekers: de heren Herman Mennekens, Dominiek Lootens-Stael, Fouad Ahidar, Paul De Ridder en Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.v.O., art.62)..................................... 29 van de heer Paul De Ridder tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over de klacht van de Franse Gemeenschap tegen de voorrangsregels in het Nederlandstalig onderwijs te Brussel van mevrouw Bianca Debaets tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de voorrangsregel in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de klacht hiertegen vanwege de Franse Gemeenschap van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de capaciteitsproblemen in het basisonderwijs in Brussel en de klacht van de Franse Gemeenschapsregering tegen delen van het Vlaams onderwijsdecreet Sprekers: de heer Paul De Ridder, mevrouwen Bianca Debaets, Elke Van den Brandt, de heer Jef Van Damme, mevrouw Els Ampe, de heer Dominiek Lootens-Stael en de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter Persoonlijk feit............................................................................................................ 35 Spreker: mevrouw Elke Van den Brandt REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN......................................................... 40 SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.v.O., art.62)..................................... 40 van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welziijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium en tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken over het woonzorgproject Pieter en Pauwel en de plannen voor het gemeenschapscentrum te Neder-Over-Heembeek
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
3
van de heer Paul De Ridder tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het Heembeeks “Pieter en Pauwel-project” Sprekers: mevrouw Greet Van Linter, de heer Paul De Ridder, mevrouw Elke Roex, de heer Dominiek Lootens-Stael, mevouw Els Ampe en de heer Bruno De Lille, collegelid BIJLAGEN................................................................................................................ 46 TREFWOORDENREGISTER................................................................................. 89
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
422
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9.05 u geopend. Voorzitter: mevrouw Carla Dejonghe BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.- De heer Johan Demol is verontschuldigd voor deze vergadering wegens gezondheidsredenen. DISCUSSIENOTA (R.v.O., art. 51) Discussienota ‘Cultuurplan voor Brussel’, ingediend door de heren Herman Mennekens en René Coppens – Stuk 441 (2010-2011) – Nrs.1 en 2 Bespreking Mevrouw Greet Van Linter, verslaggever.- Ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Mevrouw Sophie Brouhon.- Ik wil een opmerking formuleren bij het verslag. Door technische problemen werd mijn laatste opmerking immers niet juist weergegeven. Ik wil dat bij deze corrigeren. De sp.a is het vooreerst eens over het doel, maar niet over de methode. Uit de discussie in de Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport is gebleken dat iedereen het cultureel potentieel van Brussel beter wil laten renderen. Iedereen wil een grotere uitstraling en een grotere economische impact voor cultuur. Over hoe dat precies in zijn werk moet gaan, verschillen echter de meningen. Zelf heb ik daar geen problemen mee, maar de heer René Coppens en mevrouw Brigitte De Pauw vinden dat er eerst een consensus moet heersen binnen de Raad. Pas nadien zou men dan de discussie met de Franstaligen kunnen aangaan. Ik deel hun mening niet. Het verhaal van de verhouding tussen citymarketing en cultuur is in se het verhaal van de kip of het ei. Sommige raadsleden denken dat de verschillende overheden eerst een akkoord moeten bereiken over de manier waarop ze Brussel willen promoten op het vlak van citymarketing en toerisme. In dat stramien duikt cultuur pas in de tweede fase op. De heren Herman Mennekens en René Coppens lanceren het voorstel om een Cultuurkoepel op te richten. Met deze Cultuurkoepel willen ze in het cultuurdomein eerst orde op zaken stellen. Eigenlijk is het een vicieuze cirkel. Moet er in Brussel in de eerste plaats meer samenhang komen in het cultuurbeleid of moet er eerst een citymarketing uitgebouwd worden? Wat moet er primeren? Beide aspecten zijn belangrijk: men kan ze niet los van elkaar zien.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
423
De voorzitter.- Wil mevrouw Sophie Brouhon een aantal rechtzettingen aanbrengen in het verslag? Mevrouw Sophie Brouhon.- Inderdaad. Het is eigenlijk een herhaling van 2 discussies. De uiteindelijke conclusie wordt gepuurd uit beide aspecten. In ieder geval: als men in Brussel naar een coherente citymarketing en cultuurbeleid wil evolueren, zal dat stap voor stap moeten gaan. Sowieso zal dit in overeenstemming met de Franstaligen moeten gebeuren. Vandaar dat de sp.a-fractie heeft voorgesteld om een gemeenschappelijke vergadering met de Franstaligen te beleggen. In het verslag komt dit onvoldoende uit de verf. Ik vind het bovendien erg belangrijk om in een open geest naar deze gemeenschappelijke cultuurcommissie te gaan. Een eigen voorstel dat te nemen of te laten is, is hierbij uit den boze. Nederlands- en Franstaligen moeten op zoek gaan naar een gezamenlijke aanpak. Dit laatste kan alleen zonder taboes of zonder vooraf vastgelegde standpunten gebeuren. Deze elementen vond ik niet in het verslag terug. De heer Herman Mennekens.- De tussenkomst van mevrouw Sophie Brouhon bewijst dat het Cultuurplan voor Brussel een onderwerp is dat ons allemaal na aan het hart ligt en ons boeit. Uiteraard zal ik hier nu bondiger zijn dan in de commissie waar deze discussienota al werd besproken. Voor die bespreking verwijs ik naar het verslag. We moeten elkaar hier niet overtuigen: Brussel is een stad die beschikt over heel wat capaciteiten en troeven. Ook op cultureel gebied heeft Brussel heel wat te bieden. Het ontbreekt ons hier zeker niet aan Nederlandstalige, Franstalige en anderstalige culturele initiatieven en instellingen. Op cultureel vlak hoeven we ons nergens voor te schamen. Ondanks dit gegeven wordt onze stad veel te weinig geassocieerd met haar immens cultureel potentieel. Ter inleiding van onze discussienota hebben collegelid René Coppens en ik verwezen naar een aantal bestaande studies. Deze studies tonen aan in welke mate het culturele potentieel van Brussel onderbenut wordt en in welke mate deze onderbenutting economische repercussies heeft voor onze stad. Vooreerst verwijs ik hierbij naar de studie van het liberaal kenniscentrum Prometheus. Prometheus becijferde en vergeleek in zijn studie Het verdriet van Brussel de economische dimensie van het Brussels cultureel potentieel ten opzichte van andere steden zoals Amsterdam en Washington DC. Uiteraard heeft elke rekenoefening zijn voor- en nadelen. Men kan hierover veel discussiëren. De studie toont echter wel heel duidelijk aan dat Brussel, in tegenstelling tot Amsterdam en Washington DC, er veel minder in slaagt om zijn cultureel potentieel ook economisch te verzilveren. Men kan natuurlijk niet voorbij aan de uitstekende studie, het zogenaamde Brussels Cultuurplan, die uitgevoerd werd door het Brussels kunstenoverleg Réseau des Arts à Bruxelles. Deze studie neemt de kloof tussen de actuele demografie van het Brussels hoofdstedelijk Gewest en het institutionele uitgetekende culturele beleid als uitgangspunt. Ook in deze studie komt men tot de bevinding dat het ons ontbreekt aan een aantal instrumenten om het cultureel aanbod ten volle te benutten. Het Brussels Cultuurplan formuleert zelf 34 voorstellen om, in de brede zin van het woord, te komen tot een beter
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
424
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
cultuurbeleid. Het siert de Raad en haar voorzitter dat zij, samen met de Assemblée de la Commission Communautaire Française, het initiatief heeft genomen om deze voorstellen alvast op de politieke agenda te plaatsen. Er zijn vervolgens ook nog de conclusies van de derde studie van Ineum Consulting die eveneens tot de bevinding komt dat Brussel er onvoldoende in slaagt zijn culturele potentieel economisch te verzilveren. De studie van Ineum Consulting is interessant omdat zij Brussel met niet minder dan 47 steden in 21 landen vergelijkt. Het gaat om steden met een vergelijkbaar cultureel aanbod, zoals bijvoorbeeld Rome, Parijs, Londen, New York. Ineum Consulting komt tot de vaststelling dat kleine steden als Venetië en Avignon verhoudingsgewijs meer uit hun cultuurbeleid halen dan Brussel. Er wordt ook opnieuw verwezen naar het feit dat door de grote versnippering van de bevoegdheden op cultureel vlak het ons ontbreekt aan een globale visie, aan coördinatie en aan citymarketing. De heer René Coppens zal zo dadelijk een aantal voorbeelden van goede referenties in het buitenland illustreren. Ik weet dat de heer René Coppens beter vertrouwd is met het buitenland dan ik. (Vrolijkheid) Ik maak nu een sprongetje om ons voorstel, dat we hebben geformuleerd op basis van de bevindingen die we hebben gevonden in tal van studies, toe te lichten. Wij noemden dat voorstel: “Een cultuurkoepel voor Brussel”. Wij vragen meer aandacht voor de economische waarde van cultuur, gekoppeld aan een doorgedreven en efficiënte citymarketing. Deze citymarketing moet volgens ons uiteraard drietalig zijn: Frans-, Nederlands- en Engelstalig. Maar ook die voorwaarden volstaan volgens ons niet om het culturele potentieel van onze hoofdstad te valoriseren. Wij hebben hiervoor inspiratie opgedaan in Berlijn, waar de heer René Coppens al geweest is. Ik niet, maar dat komt dan nog wel. Wij hebben daar een heel interessante structuur gevonden, de Stiftung Preussischer Kulturbesitz, die sinds 1961 bestaat en die aanvankelijk in haar schoot een aantal deelstaten samenbracht. Sedert de ‘Wende’, de val van de Muur in 1989 zijn alle deelstaten toegetreden tot de Stiftung. De Stiftung Preussischer Kulturbesitz heeft als opdracht het bewaren en onderhouden van de collecties van diverse musea, bibliotheken en archieven, alsook het voortzetten van academisch en wetenschappelijk onderzoek. Zij belichaamt met andere woorden de gedeelde overheidsverantwoordelijkheid voor cultuur. Dat is uiteindelijk de reden waarom wij geïnteresseerd zijn in de opdrachten van die stichting. Naar analogie met de Stiftung Preussischer Kulturbesitz stellen wij een soort cultuurkoepel voor die alle overheden zou verenigen in één organisatie en die op die manier alle organisaties en overheidsinstellingen die betrokken zijn bij het culturele beleid en aanbod in onze hoofdstad, zou samenbrengen. Wij vernoemen daarbij de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie maar uiteraard ook de federale overheid, die in onze stad ook een zeer belangrijk cultureel aanbod beheert – zoals de federale musea - en het Brussels hoofdstedelijk gewest, de facto vanuit zijn coördinerende rol. Die cultuurkoepel zou moeten komen tot afspraken en overleg over het beheer en de financiering van instellingen en collecties, het coördineren en stroomlijnen van een gezamenlijk cultuuraanbod in de hoofdstad en het professioneel communiceren ervan naar de buitenwereld.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
425
Wij hebben uitdrukkelijk gesteld dat ons voorstel niet te nemen of te laten is. Het is vooral een basis om de discussie te voeren, om de reflectie en de gedachtewisseling over de coördinatie en het belang van ons culturele aanbod en onze culturele uitstraling in de hoofdstad te voeden. Ik heb geprobeerd bondig te zijn, zodat de heer René Coppens nog wat toelichting kan geven bij de buitenlandse voorbeelden. De heer René Coppens .- Het eerste punt dat ik wens te bespreken, is de noodzaak om het cultuurbeleid in de strikte zin van het woord te koppelen aan een efficiënte citymarketing. Uit de verschillende studies waarnaar in de discussienota werd verwezen, blijkt immers dat Brussel zich te weinig op de kaart zet op het vlak van cultuur. We kunnen enkele voorbeelden in het buitenland bekijken. Ik denk dan vooral aan Barcelona, een van de kampioenen van de citymarketing, een stad die qua schaal vergelijkbaar is met Brussel. De heer Fouad Ahidar zou zeggen: “Une ville qui a de la gueule” – een stad die “een smoel heeft”, om het in het Brussels te zeggen. Een ander mooi voorbeeld is Berlijn. Deze stad is veel groter dan Brussel maar moet, omwille van haar minder centrale ligging, knokken om bezoekers naar zich toe te halen. Het is ook de hoofdstad van een federaal land. Wij kunnen ons misschien erdoor laten inspireren om een performant cultuur- en toerismebeleid uit te bouwen. Waaraan denkt men als men het heeft over cultuur in Brussel? Iedereen weet het: de Grote Markt, Manneken Pis, de Beenhouwersstraat, het Atomium, de Zavel, de Koninklijke Musea en het Justitiepaleis. Niet slecht, maar het kan altijd beter. We hebben in de discussienota een aantal denksporen aangegeven. Wij denken ook aan de goede prijs-kwaliteitverhouding van ons eten. Wij zetten dat niet genoeg in the picture. Het is misschien even lekker in Parijs, maar daar is het wel drie maal zo duur. En waar het even duur is, bijvoorbeeld in Oostenrijk, daar is het minder lekker, toch volgens onze smaak. We zijn ook de beer capital of the world. De anderen hebben allerlei zaken, zoals in Dublin The Guinness Storehouse of The Heineken Experience in Amsterdam, met respectievelijk bijna een miljoen en 300.000 bezoekers per jaar. Ter vergelijking: het Atomium heeft er 500.000. Brussel is ook een stad van vele parlementen. Men kan een wandeling beginnen op de Grote Markt en via de regionale parlementen - of parlementjes - naar het Europees Parlement wandelen. Dat idee is het onderzoeken zeker waard. Er is dus nog werk aan de winkel. Het probleem met het toerisme in Brussel is dat het een gemeenschapsmaterie is. Ik weet dat men dat ook kan bepleiten, maar de economische factoren spelen hier een grote rol. Wij hebben dat opgelost op een pragmatische manier: iedereen kan meespelen! Om ons institutionele kluwen te ontwarren, hebben wij Brussel Internationaal Toerisme en Congressen (BITC) opgericht. Die organisatie heeft die heel ingewikkelde toestand van de vele bevoegde overheden vrij pragmatisch opgevangen. Maar niet alles loopt op wieltjes. Anders zou er geen discussienota meer nodig zijn. Er zijn nog altijd schermutselingen. Vandaar ons pleidooi voor een Brusselse cultuurkoepel. Het tweede punt waarop ik nog eens de nadruk wil leggen, is de meertalige overheidscommunicatie op het vlak van cultuur. Wij hebben vele buitenlandse toeristen. Nog te weinig,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
426
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
vinden velen onder wie ikzelf. En of we het nu graag hebben of niet, de Brusselse bevolking is steeds internationaler. Bijna de helft van de Brusselaars is niet in Brussel of België geboren, een tendens die trouwens ook in andere grote Europese steden merkbaar is. De toenemende internationalisering leidt ertoe dat de meertaligheid in Brussel eerder toedan afneemt. Uit een studie van de VUB inzake talenkennis en -gebruik blijkt dat meer dan 90 procent van de Brusselaars het Frans beheerst – ik denk dat de meesten onder ons daar ook bij zijn – en dat een derde van de Brusselaars regelmatig Engels of Nederlands spreekt. Uiteraard zitten er daar overlappingen in. Het spreekt voor zich dat een goede overheidscommunicatie inzake cultuur en toerisme het best consequent in deze drie talen verloopt omdat zij het meest gesproken worden, omdat 2 van die 3 talen lands- en streektalen zijn, omdat het onderwijs meestal in deze talen wordt aangeboden en omdat het Engels een internationale wereldtaal is die aansluit bij de functie van Brussel als Europese hoofdstad. Ik wil besluiten met mijn voldoening uit te spreken over het feit dat de meeste, om niet te zeggen alle partijen die hier vertegenwoordigd zijn, het eens waren, zo is gebleken in de commissie. Ik weet wel dat de middelen en de methode om het doel te bereiken niet altijd eensluidend waren. Het allerbelangrijkste is dat het College rekening kan houden met het beste uit deze nota en uit dit debat. Voor mij is het belangrijker dat er iets gebeurt dan dat we hier gelijk krijgen. De heer Jef Van Damme.- Proficiat en bedankt voor deze nota, heren Herman Mennekens en René Coppens! De sp.a is er blij mee. Het is echt een mooie en doorwrochte nota, een nota met een hart voor Brussel. De nota begint met een goede en gefundeerde, vrij uitgebreide analyse, gebaseerd op de vele bezoeken van de heer René Coppens in het buitenland, zoals ik heb begrepen. Wij kunnen het alleszins grotendeels eens zijn met deze analyse. Zij legt een mooie basis voor de rest van de nota. De heel belangrijke link tussen cultuur en citymarketing wordt terecht in de verf gezet en uitgewerkt. We moeten die 2 van elkaar blijven onderscheiden, maar we moeten toch ook weten dat ze elkaar structureel kunnen en moeten versterken. Dat is een heel belangrijk aspect van deze nota. Plus est en vous, zei de heer René Coppens daarnet nog. Dat hart voor Brussel zit ook in de nota. Wij geloven daar ook heel sterk in: plus est en vous, plus est en nous, plus est en Bruxelles. Dat is de realiteit waarvoor we ons moeten inzetten. Met de analyse zijn we allemaal akkoord. Wij halen niet het volle potentieel uit onze stad en daarop moeten wij inzetten. Of dat dan vooral culinair moet, zoals in de nota staat, met het Chocoladehuis en het Bierhuis? Misschien spreken daarin een paar persoonlijke voorkeuren. (Glimlachjes) Maar het zijn in elk geval mooie voorbeelden van hoe we dat concreet zouden kunnen aanpakken. We moeten daarin zeker verdergaan. Dit is een goede, gefundeerde nota. Hoewel de sp.a ze met plezier zal steunen en wij ons helemaal kunnen vinden in de doelstellingen, hebben wij toch enkele kritische opmerkingen over de methode. Misschien kunnen ze bijdragen tot een verdere verbetering van de nota. Ten eerste vinden wij het belangrijk om niet eerst in ons eigen Vlaamse gemeenschapshoekje van alles te bedisselen, uit te werken en op te starten en dán pas naar de Franstalige Gemeenschap te gaan. Het is belangrijk om van meet af aan samen te zitten met
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
427
de Franstalige partner en samen te werken aan de gemeenschappelijk doelstelling. Wij moeten samen een politiek actieplan opstellen voor het promoten en uitwerken van het cultuuraanbod in Brussel. Wij hopen dat het voorbeeld van BKO-RAB wordt gevolgd. Daar heeft men van in het begin samen een cultuurplan uitgewerkt. Een ander punt van kritiek gaat over de cultuurkoepel. Het klinkt als een aanlokkelijk idee, maar wij vrezen voor de werkbaarheid van een koepel die is samengesteld uit de drie Gemeenschappen, het Waalse Gewest, de stad Brussel, de Europese Unie, de Gemeenschapscommissies en de federale overheid. Dat is de Belgische Regering in het kwadraat, met nog veel meer partners rond de tafel dan nu. Op termijn is dat misschien een goed plan, als einddoel, maar als we willen dat de zaken vooruitgaan, dan moeten we kiezen voor een meer operationele en praktische aanpak. Laten we in eerste instantie starten met bijvoorbeeld een kleine coördinatiecel waarin de Franstalige Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap en de Gemeenschapscommissies zitten of eventueel met een cultuurintendant. Daar valt nog over de discussiëren, belangrijk is dat de methode die we kiezen, in staat is om de samenwerking over de taalgrenzen heen te trekken. Een te grote mastodont wordt alras een lege doos. Ondanks deze twee punten van kritiek, geven wij graag onze volle steun aan elk initiatief dat tot doel heeft om de citymarketing en cultuursamenwerking te stimuleren. Wij hopen dat het collegelid zijn beleid erop afstemt. Mevrouw Bianca Debaets.- Ik wil de heer Mennekens bedanken om dit thema op de politieke agenda te plaatsen. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat Brussel een cultuurstad is, daarover bestaat geen twijfel. Maar als cultuurstad kampt Brussel met een serieus imagoprobleem. De weg naar de bekendste toeristische attracties, zoals het Atominum, vinden de toeristen nog wel, maar de drempel tot het bezoeken van een culturele instelling zoals Bozar of Argos is hoog. Dat geldt trouwens niet enkel voor buitenlandse toeristen, maar ook voor bewoners zelf. Dat Brussel daardoor jaarlijks maar liefst 1,5 miljoen euro aan inkomsten misloopt, is des te jammer. Dat Brussel haar cultureel potentieel niet verzilvert, werd eerder ook al aangetoond door het Ineum Consult die een vergelijkende studie van 47 cultuursteden maakte. De bevolkingssamenstelling is veranderd en het beleid is onvoldoende mee geëvolueerd, stelt de discussienota. Dat beleid is ook erg versnipperd, zoals de heer Mennekens terecht aanhaalt. Er zijn voorbeelden genoeg van wat er gebeurt als de overheden niet in dezelfde richting kijken, denken we maar aan Wiels en Flagey. Op gebied van culturele citymarketing moeten we onze troeven nog veel sterker uitspelen. Want cultuur draagt inderdaad bij tot de uitstraling van een stad. We hebben namen zoals Rosas, Jan Decock, Magritte, Bozar, Wiels ... Ook op het vlak van mode en architectuur heeft Brussel namen die in de Europese top meespelen en die kunnen bijdragen aan een positieve uitstraling van Brussel. En toch speelt ons Gewest die troeven amper uit. De studie van Ineum Consult stelt dat steden die werk maken van hun culturele aantrekkelijkheid daar ook positieve effecten van zien op de tewerkstelling. In een stad met een werkloosheid van 23 procent kan dat tellen als argument. Kijken we maar naar een stad
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
428
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
als Bilbao. Die stad had 15 jaar geleden te kampen met dezelfde problemen als Brussel. Het was een verpauperde, grijze industriestad die op cultuur gebied weinig aantrekkelijk was. Het stadbestuur had toen het lumineuze idee een museum te bouwen, dat een heus baken in de stad is geworden. Kijk eens naar Bilbao vandaag: met één gebouw - maar wel één met visie en durf - heeft men de stad er bovenop geholpen. Door dat beeld consequent te promoten en te verkopen, is de werkloosheid er tot bijna nul herleid. Naast Barcelona is het de tweede grootste toeristische stad in Spanje. De stad staat weer op de wereldkaart doordat ze heeft geïnvesteerd in cultuur. Dat moet een voorbeeld voor ons zijn. Om te kunnen investeren in cultuur, zegt de heer Mennekens terecht dat we eerst moeten weten wie of wat we zijn ‘als stad’. Wordt daarover voldoende nagedacht en voldoende visie ontwikkeld? Ik vraag het me af. Zoveel verschillende partners zijn bezig met citymarketing, dat eigenlijk niemand er nog mee bezig is. Het is te versnipperd. Volgens Ideum Culsult zijn er in Brussel liefst 42 mensen bezig zijn met citymarketing, met het promoten van de stad. Mooi dat er zoveel mensen mee bezig zijn, maar als die mensen niet voldoende met elkaar praten en geen eenduidige visie ontwikkelen, is dat wel een probleem. Dat probleem is wel niet uniek voor Brussel, in Vlaanderen zijn er maar liefst 200 diensten mee bezig. Onze fractie vindt dat de er niet alleen met andere overheden moet worden samengewerkt, maar dat ook de verschillende beleidsdomeinen steviger moeten samenwerken. Toerisme, cultuur en tewerkstelling zijn complementair. Wij zouden graag meer kruisbestuiving zien. Wie aan cultuur denkt, denkt ook aan ruimtelijke ontwikkeling of tewerkstelling. CD&V is niet gewonnen voor een overheveling van gemeenschapsbevoegdheden zoals cultuur naar het Gewest, maar wij willen wél meer samenwerking tussen de verschillende overheden. Wij waren een van de eerste partijen om daarop te wijzen, lees onze partijprogramma’s van 5 of 10 jaar geleden er maar op na. Meer overleg, meer dialoog, een intensere samenwerking moeten ervoor zorgen dat we tot een eenduidige visie en ambitie komen. Ons Gewest heeft méér ambitie, méér durf nodig. Wij moeten daar samen aan werken. Deze discussienota is een stap in de goede richting, we steunen de nota dan ook graag. Mevrouw Greet Van Linter. - In Brussel Deze Week stelde Leo Goovaerts enige tijd geleden dat er veel problemen zijn in Brussel en dat, als men het niet meer weet, men maar over cultuur begint. (Onderbrekingen) Deze nota getuigt hiervan. Cultuur is het lapmiddel voor andere problemen. Er is niets op tegen om de cultuur in Brussel eens op een economische manier te bekijken, maar deze nota drijft het op de spits. Ze is volledig geschreven vanuit de vraag wat Brussel te winnen heeft, in puur geldelijke termen, bij haar cultuuraanbod. En dan specifiek voor buitenlandse toeristen. De vergelijkingen met Barcelona en Berlijn kunnen er zijn, maar laten we misschien even een voorbeeld dichter bij huis nemen: Parijs. Het zou ridicuul zijn om de culturele uistraling van Parijs in al haar vormen – gebouwen, theaters, Montmartre, het Louvre – op een citymarketingachtige wijze als één pakket te promoten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
429
Cultuur in Brussel moet in de eerste plaats worden bekeken vanuit een culturele vraagstelling, en dan voornamelijk wat het Nederlandstalige aanbod betreft, en niet vanuit een economisch benadering van en voor het toerisme. Dat is een heikel punt. Het aanbod in Brussel sluit immers te weinig aan bij de culturele behoeften van een aantal gewone Vlamingen in Brussel. Nergens in deze nota wordt hier gewag van gemaakt. Nochtans is het probleem bekend. In die zin is deze nota absoluut niet vernieuwend aangezien ze verder borduurt op de eeuwig gekende mantra van ‘Brussel met zijn rijke culturele uitstraling’. Niemand zal betwisten dat Brussel aan Vlaamse kant in de jaren tachtig en negentig de broedplaats was van experimenten en vernieuwing, die inderdaad tamelijk vlug haar weg vond naar het buitenland. Ik denk bijvoorbeeld aan Anna-Theresa De Keersmaecker. Zoiets is natuurlijk nooit tot stand gekomen door citymarketing, maar wel door het genie van de kunstenaars zelf. Over smaken en kleuren valt te discussiëren, maar het andere, meer eenvoudige aanbod – en ik heb het in deze context niet over de tientallen musea – is en blijft te veel geïnspireerd door het zogeheten experiment. Indien het aanbod al niet voldoet aan de noden van de Brusselse Vlamingen als geheel, blijft de grote vraag waarom het wel zou aansluiten bij die van buitenlandse toeristen. Hoewel de nota zich baseert op een aantal studies, kan men zich afvragen hoe het cultureel gegeven in Brussel in al zijn uitingsvormen überhaupt een sterke economische of financiële bijdrage zal opleveren. Eigenlijk is deze nota in hetzelfde bedje ziek als veel van de Brusselse politieke beleidsopties, namelijk dat men alle problemen in Brussel op een gestuurde wijze wil oplossen. In realiteit ontwikkelen de zaken zich meestal anders. Er is dus veel verbale daadkracht, maar de uitkomst zal mager zijn. De nota haspelt verder ook zowat alle dingen door elkaar, zoals pralines, theater, musea en bier. Dit wordt allemaal als unieke cultuur voorgesteld die moet worden gepromoot. Eigenlijk wordt hierdoor ongewild een cultuurrelativisme tentoongespreid, aangezien alles gelijkwaardig wordt behandeld zolang het kan worden gerelateerd aan de grote kapstok ‘cultuur’. Indien er nu iets is waardoor het Brussels cultureel gegeven wordt gekenmerkt, dan is het juist het overvloedig promoten van het aanbod door ondermeer de stadsmedia. De nota gaat van de veronderstelling uit dat dit niet voldoende gebeurt. Aan onderling overleg binnen de Brusselse kunstensector ontbreekt het ook niet. Men beschouwt het als een volstrekt normale zaak dat de culturele beleving in Brussel altijd moet vertrekken vanuit een meervoudige culturele Brusselse identiteit, waarbij uiteraard de politieke ondertoon van interculturaliteit aanwezig is. Hierbij nauw aansluitend is het idee om bruggen te slaan met de Franse Gemeenschap. Tijdens de vorige regeerperiode werden hierover interessante debatten gevoerd in het Vlaams Parlement naar aanleiding van de zaak-Flagey en de eventuele implementatie van een co-communautaire culturele samenwerkingsvorm in Brussel. Het ging toen wel over co-communautaire, maar niet over bi-communautaire samenwerking.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
430
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Hoewel de opstellers van de nota er geen gewag van maken, vrees ik dat het cultureel gegeven in Brussel ten prooi zal vallen aan een bepaalde Brusselse politieke optie. Uit andere debatten leid ik af dat een meerderheid van de raadsleden ervan overtuigd is dat cultuur een gemeenschapsmaterie moet blijven. Men bewijst minstens lippendienst aan deze stelling. Dit stelt me hoegenaamd niet gerust. Gelet op de communautaire patstelling, waarbij soms sprake is van een mogelijke Brusselse mini-staatshervorming, vrees ik dat het culturele gegeven in Brussel wel eens gedeeltelijk of geheel zou kunnen worden overgeheveld naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We moeten goed weten dat de GGC in principe cultureel kan worden geactiveerd. De mogelijkheid bestaat, en het is een stelling die in het eeuwigdurend debat over de Brusselse identiteit bij een aantal mensen politiekfilosofisch wel eens welgekomen kan zijn. Zo vinden sommigen ook dat onderwijs omwille van de Brusselse specificiteit een Brusselse gemeenschapsaangelegenheid moet zijn, wat ook tot de mogelijkheden behoort. Deze stelling heeft in Vlaanderen hoegenaamd niet veel aanhangers, maar ik houd mijn hart vast dat een evolutie in deze zin niet ondenkbaar is op cultureel vlak, met alle gevolgen van dien. Wat de Franstaligen hierover precies denken, zullen ze niet meteen aan onze neus komen hangen. Ook hierover vindt men in deze nota, die louter financieel-economisch geïnspireerd is, geen woord terug. Zij heeft dienaangaande dus slechts een geringe meerwaarde. De nota roept meer vragen op dan de indieners waarschijnlijk hadden verwacht. Mevrouw Annemie Maes.- “Nogal stil maar intrigerend. Mooi, maar niet opzichtig en zonder nijging tot drama.” Het gaat niet over mezelf of over één van jullie (Gelach), maar wel over Brussel en dat volgens Lonely Planet. We hebben het in de Commissie Cultuur reeds uitvoerig over deze nota van de heren Herman Mennekens en René Coppens gehad. Ik dank de leden die aanwezig waren voor het zeer positieve en inhoudelijk interessante debat dat toen werd gevoerd. Ik heb toen al gezegd dat ik zeer blij ben dat cultuur hoog op de agenda van de VGC staat. Het is belangrijk dat er over nagedacht en gesproken wordt en dat de Commissie Cultuur opnieuw leeft en beweegt. Dit was voordien immers minder het geval. Dat was ook het opzet van de oorspronkelijke nota die ik een tijdje geleden heb ingediend, het spreekwoordelijk startschot. Ik ben blij dat daarop werd ingegaan. Politici zijn dus wel degelijk bezorgd over het cultuurbeleid in ons Gewest, in tegenstelling tot wat ik soms lees in bepaalde kranten. Mevrouw Sophie Brouhon heeft het even gehad over de technische problemen die er waren. Ik merkte ook op dat er enkele passages uit mijn tussenkomst ontbraken. Wanneer er dergelijke technische problemen zijn, is het misschien best dat de interpellanten de tekst kunnen bekijken. Ik zal misschien enkele dingen herhalen die in de commissievergadering reeds aan bod kwamen. De analyse van de nota is zeer correct, namelijk het feit dat er meer moet worden samengewerkt en overlegd tussen de gemeenschappen. Dit is echter al jaren geweten. In het Cultuurplan wordt dit ook al aangestipt. Het is echter hoog tijd om te stoppen met praten en om te handelen. We moeten stap voor stap te werk gaan. Ik treed de collega’s van de sp.a daarin bij. De nota op zich is inhoudelijk zeer mooi, maar we moeten stap voor stap bekijken hoe we er op de beste manier kunnen geraken. Dit zal over de communautaire grenzen heen moeten gebeuren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
431
Cultuur was een van de eerste materies die aan de Gemeenschappen werden toegewezen, maar de tijd dat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap elk apart vanuit hun hoekje en de eigen visie cultuur organiseerden in Brussel is voor Groen! voorbijgestreefd. Er zijn de laatste jaren tal van initiatieven gegroeid, niet alleen vanuit de culturele sector zelf, waarbij beide gemeenschappen wel samenwerken. We hebben een bezoek gebracht aan Recyclart, waar men ook aanhaalde dat het project door de verschillende Gemeenschappen werd gesubsidieerd. Dit is niet altijd evident, maar het werkt dus wel. Voor Groen! zijn verscheidenheid, duurzaamheid en het overstijgen van communautaire grenzen dan ook sleutelbegrippen, die niet mogen en kunnen ontbreken in een gedegen cultuurbeleid. We hebben cultuurhuizen die gerust mogen wedijveren met andere grote internationale huizen. Ik denk daarbij aan Wiels, het Magrittemuseum, Bozar, maar ook het dansgezelschap Rosas. De Munt werd vorig jaar nog uitgeroepen tot de beste Europese opera. Kortom, volgens ons is Brussel wel een cultuurstad van formaat. Het is maar hoe je het bekijkt, want een glas kan halfvol of halfleeg zijn. Alleen slagen we er jammer genoeg niet in om het economisch potentieel te verzilveren, zoals de studies ook aantonen, en laten we hierdoor veel kansen liggen. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat we cultuur moeten reduceren tot een economisch verhaal. Brussel heeft ook te kampen met een imagoprobleem, zowel in binnen- als in buitenland. Met 42 politieke cultuurverantwoordelijken is de institutionele versnippering enorm. Dit heeft als gevolg dat citymarketing ondermaats blijft, waardoor Brussel voor velen onbekend en dus onbemind is. Er is nog veel werk te verrichten om Brussel aantrekkelijker en toegankelijker te maken, niet alleen voor de vele toeristen, maar ook voor de eigen stadsbewoners. Ik weet dat mevrouw Greet Van Linter er een andere mening op nahoudt, maar voor ons is het een realiteit dat we een multiculturele samenleving hebben. Er leven hier niet alleen migranten van de eerste, tweede of derde generatie, maar ook heel wat nieuwkomers, onderdanen van landen die sinds kort deel uitmaken van de Europese Unie en heel wat mensen die aan de slag zijn in de verschillende internationale instellingen die onze hoofdstad rijk is. Sommigen zijn hier voor een paar maanden, anderen voor een aantal jaren. Nog anderen waren van plan hier slechts een aantal maanden te blijven, en blijven dan uiteindelijk een aantal jaren. Brussel omvat een bont gezelschap. Die verscheidenheid manifesteert zich in alle lagen en niveaus van onze samenleving. Bijgevolg moet cultuur voor Groen! toegankelijk zijn voor al die mensen. Cultuur moet er zijn voor iedereen. Vandaar dat we het belang van de vele waardevolle kleine culturele actoren en de laagdrempeligheid niet uit het oog mogen verliezen. We moeten er over blijven waken dat de kleinere organisaties en initiatieven niet verwaarloosd worden, want ze zijn van wezenlijk belang voor het cultuurleven in Brussel. Ik verwijs hierbij even naar een hedendaags kunstencentrum, Atelier 340 in Jette, dat al jaren bestaat en zeer waardevol is, heeft het elk jaar opnieuw financieel zwaar om te overleven. Ook het huis van Magritte is zo’n instelling. We moeten er als Vlamingen in onze stad over waken dat dergelijke kleine instellingen niet verloren gaan. Ik wil nog eens benadrukken dat bruggen slaan tussen de twee gemeenschappen, niet enkel op cultureel vlak, essentieel en broodnodig is. Mijn wens is, en die heb ik al eerder uitgedrukt, om tot een gemeenschappelijke vergadering van beide cultuurcommissies van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
432
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
dit parlement te komen. Ik treed de heer Jef Van Damme bij – misschien voor het eerst – (Glimlachjes) in zijn oproep om de noden en de behoeften, gesignaleerd door de sector, ook op parlementair niveau te vertalen met beide commissies. Er is reeds samenwerking tussen collegelid Bruno De Lille en zijn Franstalige collega Emir Kir, maar als parlementsleden kunnen we ook initiatieven nemen. De Commissie Cultuur heeft al een eerste bezoek aan Recylart en Globe Aroma achter de rug, in samenwerking met het BKO. Het tweede bezoek is voor volgende week gepland, aan onze internationaal gerenommeerde instelling De Munt. Alle collega’s worden uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn. De bedoeling van die terreinbezoeken is om kennis te maken met instellingen die zich op verschillende niveaus bevinden, maar ook om hetzelfde parcours af te leggen als onze Franstalige collega’s. Met de kennis van deze terreinbezoeken, met de voorstellen en de analyses die in de huidige nota staan en de bijhorende discussie in de commissie, hebben wij hopelijk voldoende stof om met de Franstalige collega’s het debat aan te gaan. Ik zal er ook werk van maken om dat zo spoedig mogelijk te starten. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Terug naar de planeet aarde nu. Wat mevrouw Annemie Maes hier allemaal zei klinkt heel sympathiek, maar de realiteit is helaas helemaal anders. We hebben in voorgaande debatten al aan bod laten komen dat er mooie plannen worden gemaakt om samen met de Franse Gemeenschap een cultuurbeleid uit te stippelen, maar dat er in de praktijk weinig van in huis komt. De Franse Gemeenschap gaat zijn eigen weg, waardoor men noodgedwongen zelf ook maar terreinbezoeken begint te doen om met iets bezig te zijn. Met samenwerking heeft dat weinig te maken. Ook ik heb het liberale cultuurplan voor Brussel doorgenomen. Dit is een plan waarbij cultuur, toerisme en citymarketing door elkaar worden gehaspeld als ware het uitwisselbare termen. Dat dit cultuurplan – dat eigenlijk absoluut geen cultuurplan is – een stevige liberale stempel draagt, hoeft geen betoog. Voor de indieners ervan wordt cultuur al te gemakkelijk verengd tot een economische factor, zonder stil te staan bij de maatschappelijke factor van het gegeven ‘cultuur’. Of om het met een boutade te zeggen: voor Open Vld is cultuur voor Brussel wat MacDonald’s is voor de culinaire wereld! Het maakt niet uit wat er allemaal inzit, als het maar geld opbrengt. Door cultuur te gaan verengen tot een liberaal economisch concept komen de auteurs van de nota al gauw tot bij wat cijferfetisjisme terecht. Het blijkt inderdaad dat de doorsnee toerist liever Londen of Parijs, Berlijn of Amsterdam bezoekt dan Brussel. Vragen waarom dat zo is, was blijkbaar echter een stap te ver. De redenen waarom zowel binnenlandse als buitenlandse toeristen Brussel vaak links laten liggen, zijn diegene die de liberalen samen met de andere traditionele machtspartijen als hun bedenkelijke verdienste mogen beschouwen. Vele Brusselse wijken zijn verloederd en ongezellig. Brussel is onveilig. Brussel is voor binnenlandse toeristen onbereikbaar omdat het voor autobestuurders quasi onmogelijk gemaakt wordt hier nog te rijden. Het openbaar vervoer wordt door veel mensen gemeden wegens het potentiële gevaar en de onveiligheid. Stuk voor stuk fraaie verwezenlijkingen van de machtspartijen die niet van dien aard zijn om van Brussel een bruisende, aantrekkelijke cultuurstad te maken, zoals Barcelona. De zielloze poging tot ‘ramblas’ aan het Centraal Station mogen we daarbij niet vergeten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
433
Wat echter veel belangrijker is dan cijfermateriaal over het aantal toeristische overnachtingen in Brussel, is het bedenkelijke cultuuraanbod voor de eigen bevolking in de hoofdstad. En dan heb ik het niet over een paar topmusea of over de grote theaterhuizen in Brussel, maar over het dagelijkse, doorleefde culturele Nederlandstalige aanbod in Brussel. Terwijl wij hier palaveren over waarom Amerikanen liever naar Parijs gaan, Britten Amsterdam verkiezen en Nederlanders een voorkeur hebben voor Berlijn, worden onze eigen Brusselse Vlamingen steeds minder verzorgd. Deze week nog konden we vernemen dat, na vele tientallen jaren, de Vlaamse boekhandel De Slegte, deze zomer definitief de deuren sluit. Terwijl liberale partijen zitten te becijferen hoeveel euro de toeristische tocht langs de diverse parlementen in Brussel kan opbrengen, is intussen ons eigen Vlaamse cultuuraanbod voor de Brusselse Vlamingen verder aan het verschralen. De heer Fouad Ahidar.- De Slegte verdwijnt omwille van economische redenen. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Het feit dat de boekhandel verdwijnt, is betekenisvol. De heer Fouad Ahidar.- U spreekt uzelf tegen! De heer Dominiek Lootens-Stael.- Natuurlijk zijn er economische redenen, daar ben ik het mee eens. Maar als zij er niet in slagen het hoofd boven water te houden, dan zeg ik u dat u morgen misschien met een bibliotheek zit waar geen bezoekers meer naartoe komen. Denkt u daar maar eens over na. Terwijl wij hier bezig zijn met te berekenen hoe we toeristen naar Brussel kunnen krijgen, moeten we spijtig genoeg vaststellen dat we in een situatie beland zijn waarin de Brusselse Vlaming binnenkort nog met moeite een Nederlandstalige boekhandel zal kunnen vinden. We moeten ons toch eerst beraden over de grond van de zaak alvorens grote bespiegelingen te maken. De heer Herman Mennekens.- Ik dank de collega’s voor hun uiteenzettingen en dan vooral voor de constructieve. Ik beaam volledig wat de heer Jef Van Damme zei. Uiteraard is de relativiteit van de oefening groot, mocht die oefening zich beperken tot dit forum en deze assemblee. Het gaat maar om een klein deel van een groter geheel en dat laatste mogen we niet uit het oog verliezen. Wat betreft het operationeel aspect van een dergelijke cultuurkoepel kan ik enkel het slechte voorbeeld van het overlegcomité aanhalen. Ik geef toe dat dit niet direct het meest schitterende voorbeeld is van efficiëntie. Het uittekenen van een doordacht stappenplan is een goede aanvulling bij de nota. Het zal ons helpen een meer structurele samenwerking uit te bouwen tussen die verschillende instellingen en overheden. Ik dank ook mevrouw Bianca Debaets voor de interessante suggesties, onder andere over Bilbao. Het is belangrijk om na te denken en het debat te voeren over de identiteit. Als men iets wil uitstralen en iets wil uitdragen, dan moet men ook weten wat en wie men is, wat men voorstaat en waarom men daar fier op kan zijn. Ik ben het niet eens met mevrouw Greet Van Linter en de heer Dominiek Lootens-Stael dat wij er enkel een economische benadering op zouden nahouden. Er is een belangrijk economisch aspect verbonden aan het cultuurbeleid. Dat is geen fetisj, maar het is dat aspect dat voor werkgelegenheid en welvaart zorgt. Als er genoeg welvaart is, dan zullen die verloederde buurten vanzelf verdwijnen. Om die welvaart te genereren moet men de troeven ook economisch uitspelen. Als De Slegte sluit, dan heeft dat een puur economische reden. Men heeft zijn locatie niet
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
434
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
voldoende economisch kunnen verzilveren en daar zou een betere uitstraling van Brussel eventueel wel toe hebben kunnen bijdragen. Ik ben het er ook niet mee eens dat het cultuuraanbod voor Nederlandstalige Brusselaars van bedenkelijk allooi zou zijn. Dit is te gek voor woorden. Ik ga daar verder niet op in. Ik kan mevrouw Van Linter en de heer Lootens-Stael alleen maar suggereren om te verhuizen en hun geluk ergens anders te gaan zoeken als het hen in die mate deprimeert. Niemand is verplicht om hier te wonen en de hoofdstedelijke samenleving te ondergaan. (Opmerkingen van de heer Lootens-Stael) Ik kijk uit naar de nota van de heer Lootens-Stael evenals naar de constructieve voorstellen van mevrouw Van Linter. - De bespreking is gesloten. INTERPELLATIES ( R.v.O. art.62) INTERPELLATIE VAN DE HEER JEF VAN DAMME TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING over de digitale aanmelding in het basisonderwijs De heer Jef Van Damme.- Deze interpellatie is ingediend in tempore non suspecto, dus zal ik ze een beetje aanpassen zonder aan de grond van de zaak te raken. De inschrijving van een kind is een belangrijke stap, zoals ik persoonlijk mocht ervaren. De inschrijvingen in het Nederlandstalig onderwijs zijn nog steeds bezig. Broertjes en zusjes konden zich in januari 2011 rechtstreeks in de school inschrijven en in februari 2011 konden de andere ouders zich aanmelden via de website voor het basisonderwijs. Na februari 2011 kunnen ouders hun aanmelding omzetten in een inschrijving. De vrije inschrijvingen starten in mei 2011. Het opzetten van de website heeft heel wat voeten in de aarde gehad. De eerste aanmelding vorig jaar was een ramp en de verdere procedure verliep ook niet van een leien dakje. Men is, naar ik begrepen heb, net op tijd met een nieuwe website kunnen starten, omdat de vorige provider een te hoge prijsofferte indiende. Men is dus op zoek gegaan naar alternatieven. De actuele website is het resultaat van een samenwerking tussen de VGC en een privépartner. Bij de aanmeldprocedure zijn een aantal voorrangsregels veranderd. Zo is de voorrang voor kinderen met thuistaal Nederlands verhoogd naar 55 procent. Ouders die aangeven dat zij Nederlandstalig zijn, moeten die kennis bewijzen met een document. Indien zij hier niet over beschikken, moeten zij via het Huis van het Nederlands een examen afleggen. We weten dat de aanmeldprocedure op 28 februari 2011 werd afgesloten. De gegevens werden verwerkt door een rangordemotor. Ik heb begrepen dat dit vrij goed is verlopen. Op 11 maart 2011 werden de ouders uiteindelijk geïnformeerd over de mogelijkheid om zich al dan niet effectief in te schrijven. Ik heb een aantal vragen over enerzijds de procedure en anderzijds de voorlopige resultaten van de aanmelding.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
435
Over de procedure wou ik graag weten of de collegevoorzitter een vergelijking kan maken met het verloop van de procedure vorig jaar. Hoeveel heeft het dit jaar uiteindelijk gekost om de website op te stellen en wie heeft die uiteindelijk gemaakt? Graag kreeg ik ook een bevestiging op de vraag of die website effectief goed heeft gewerkt. Voor zover ik er zicht op heb, was dat het geval, maar ik krijg er graag meer informatie over. Ik zou ook graag meer zicht krijgen op het aantal testen dat werd afgenomen in het Huis van het Nederlands met het doel een kind te kunnen inschrijven. Wat waren de resultaten van die testen? Hoeveel mensen zijn erin geslaagd? Verder heb ik nog een vraag over de hulporganisaties. Er zijn een aantal nevenorganisaties die hebben geassisteerd bij het digitaal aanmelden. Vorig jaar waren zij niet tevreden over de aanmeldprocedure. Heeft de collegevoorzitter al zicht op hun feedback over de procedure van dit jaar? Waren er veel organisaties die de inschrijvingen hebben begeleid? Het meest zichtbare aspect van deze procedure zijn de resultaten. Ik begreep uit het persbericht dat er zich dit jaar heel veel broers en zussen hebben willen inschrijven in januari. Ongeveer de helft daarvan wou zich inschrijven in de onthaalklas. Ik ben nogal verwonderd over die cijfers. Dit zijn wel erg veel broers en zussen. Zijn het er meer dan vorig jaar? Er zijn broers en zussen die zich niet hebben ingeschreven in de onthaalklas, maar die zich in een andere klas hebben ingeschreven. Ik vind dat vreemd. Zijn dat allemaal kinderen die van school veranderen of waren zij voorheen nergens ingeschreven? Kan de collegevoorzitter wat bijkomende informatie geven over de aanmelding via de website en dit vergelijken met vorig jaar? In zijn perscommuniqué zegt hij dat er ongeveer 2.000 leerlingen niet zijn ingeschreven, van wie er 500 niet ingeschreven konden worden in de onthaalklas. Wat is de situatie van de andere 1.500 leerlingen? Zaten zij al in een andere school en willen ze van school veranderen of gaat het om kinderen die vorig jaar niet ingeschreven zijn geraakt en zich nu opnieuw niet konden inschrijven? Wat gebeurt er met de 500 kinderen die zich niet in de onthaalklas konden inschrijven? Ik heb vernomen dat heel wat kinderen aangemeld werden als Nederlandstalig, van wie verondersteld wordt dat ze dat eigenlijk niet zijn en dus bij de echte inschrijving hun recht op inschrijving zullen verliezen omdat zij niet de nodige documenten kunnen voorleggen. Zullen er zo nog plaatsen vrijkomen voor die 500 kinderen die nu op de wachtlijst staan? Of verwacht de collegevoorzitter dat een groot aantal kinderen niet ingeschreven zullen geraken? Kan de collegevoorzitter een vergelijking met vorig jaar maken? Is het percentage hoger of lager en kan de collegevoorzitter een opsplitsing maken tussen het aantal GOK- en Nederlandstalige leerlingen? Ik ben mij ervan bewust dat ik veel details vraag, maar ik vermoed dat de collegevoorzitter wel over deze gegevens beschikt. Ik wil zoveel mogelijk gedetailleerde informatie krijgen over dit jaar en een vergelijking zien met vorig jaar. Natuurlijk ben ik ook benieuwd naar de beleidsconclusies die de collegevoorzitter daar uittrekt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
436
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Wat de technische aspecten betreft, hebben we het inderdaad over een andere boeg gegooid. Iedereen kent de feiten. Het laatste voorstel dat we ontvingen van de vroegere firma die de software had ontwikkeld, was op financieel vlak buiten alle proporties. Gelukkig zijn we er dankzij de goede samenwerking tussen de medewerkers en de VCC-administratie toch in geslaagd de procedure op technisch vlak vlot te laten verlopen. Ik heb geen enkele klacht ontvangen over de technische kant van de inschrijfprocedure. Helaas heb ik vastgesteld dat in Antwerpen – waar nog steeds met het oude systeem gewerkt wordt – dezelfde problemen opdoken als vorig jaar bij ons. Dat toont aan dat de software van de vroegere firma echt ontoereikend was. De dienst Communicatie van de VGC heeft samen met het LOP Brussel Basisonderwijs het aanmeldformulier ontwikkeld. De ouders konden dat invullen op de website www. inschrijveninbrussel.be. Het LOP heeft nagedacht over de voorrangsregels en heeft ervoor gezorgd dat ook op dat vlak de inschrijfprocedure veel minder complex werd. Om fouten van ouders bij het invullen van het aanmeldformulier te controleren en om de correcte coördinaten te bepalen van de adressen die de ouders konden ingeven, is een helpdesk ontwikkeld door de firma RealDolmen. Deze firma ontwikkelde de rangordemotor. Bij de functionele analyse van de rangordemotor waren ook de algemene directie Onderwijs en Vorming, en de dienst IT van de VGC, het LOP Brussel Basisonderwijs, Broso vzw en de netverantwoordelijken betrokken. Al deze partijen hebben extra inspanningen geleverd om de aanmeld- en inschrijfprocedure zo vlot mogelijk te laten verlopen. Hiervoor heeft de VGC geen extra mensen aangeworven. De personeelsleden hebben daaraan heel wat uren en overuren besteed. Door het stellen van een aantal prioriteiten werd het mogelijk om dit in eigen beheer te doen. Vermits het aanmeldformulier in eigen beheer was, hadden we ook het voordeel dat alles op de voet gevolgd kon worden door de dienst IT van de VGC. Ondertussen heeft het LOP Brussel Basisonderwijs dit jaar preventief een helpdesk geïnstalleerd die telefonisch en via e-mail bereikbaar was en onmiddellijk kon inspelen op problemen van ouders. Er werd steeds getracht om kort op de bal te spelen met de informatie op de website. Om de stabiliteit van de website tijdens de aanmeldperiode te garanderen, werd ze tijdelijk op een externe server geplaatst die een grote toevloed aan bezoekers aankon. Op 1 februari bleek dat de website effectief bestand was tegen een toevloed van een 1000-tal bezoekers. Het was ook een voordeel dat er nu geen voorrang werd gegeven aan de eerste inschrijvingen, maar dat er een ruime periode werd aangeboden om in te schrijven. Het Brussels Huis van het Nederlands heeft laten weten dat 252 ouders een test tot vaststelling van niveau B1 in de Nederlandse taal hebben afgelegd, van wie er 194 of 77 % slaagden. Vermits de ouders nog tot 8 april de tijd hebben om hun kind in een school in te schrijven, was het niet nodig dat diegenen die aanspraak willen maken op de voorrang voor Nederlandstaligen het attest al in hun bezit hadden op het moment van het draaien van de rangordemotor. Ouders kunnen nog steeds een afspraak maken om een test af te leggen. De ouders worden nu op de scholen uitgenodigd, waar effectief gecontroleerd wordt of ze beantwoorden aan de voorrangscriteria.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
437
De hulporganisaties die de ouders hielpen bij de aanmelding, hebben drukke dagen gekend. Enkel via deze organisaties konden ouders met kinderen zonder rijksregisternummer een nummer aanvragen om zich aan te melden. De vzw’s Foyer en BON hebben heel wat anderstalige ouders over de vloer gekregen en bijgestaan bij de aanmelding van hun kind. Ook in de bibliotheken hebben heel wat ouders via de beschikbare computer het formulier ingevuld, maar daarover hebben we momenteel nog geen concrete cijfers. Ik weet niet of die cijfers goed zijn bijgehouden, maar het belangrijkste was dat het initiatief goed gewerkt heeft en dat er geen klachten waren. Wij hebben ons ook vragen gesteld over de verschuivingen van de rangorde. We moeten wachten tot na het gesprek van de ouders met de schooldirecties om definitieve conclusies te trekken. Nu hebben we cijfers over de aanmelding. Ik vermoed dat heel wat ouders uiteindelijk toch niet zullen beantwoorden aan de voorrangscriteria. We moeten afwachten hoeveel plaatsen er uiteindelijk opnieuw zullen vrijkomen. Er zijn 2 studies uitgevoerd over de bevolkingsexplosie in Brussel. Het enige waarvan ik geschrokken ben, is de snelheid waarmee alles verloopt. We hadden voorspellingen tot 2015. Vorig jaar waren er veel problemen met het aanmeldsysteem, maar het voordeel was wel dat we een goed zicht kregen op de evoluties. Nu zien we dat de druk in het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs nog vergroot door het groot aantal geboortes. Mijn beleidsconclusies zijn dezelfde als diegene die ik 1,5 jaar geleden trok, namelijk dat we moeten overleggen tussen de Gemeenschappen. Straks krijg ik een vraag waardoor ik de kans zal krijgen om mijn ongenoegen te uiten over de houding van de Franse Gemeenschap. Dankzij de cijfers weten we duidelijk waar de noden zijn. Die noden zijn niet noodzakelijk hetzelfde aan Nederlandstalige en Franstalige kant. Ik raadpleeg opnieuw de gemeenten om gronden vrij te maken om daar eventueel modulair te bouwen en om zo snel mogelijk te kunnen antwoorden op de noden. We weten al geruime tijd dat er in Brussel algemeen een grote nood is aan meer schoolcapaciteit, maar de noden zijn niet overal hetzelfde. Dankzij deze inschrijfmethode hebben we langs Nederlandstalige kant een tamelijk goed zicht op de noden in de specifieke gemeenten. Nu al weten we dat er in Sint-LambrechtsWoluwe, Sint-Pieters-Woluwe en Oudergem geen grote nood is, maar dat in alle andere gemeenten wel een groot probleem is langs Nederlandstalige kant. We moeten daar iets aan doen. Ik heb een oproep gedaan aan de voltallige Vlaamse Gemeenschap. Het is niet mijn bedoeling om de bevoegde minister te viseren. Het probleem is dat de voltallige Vlaamse en Franse Gemeenschap niet inzien wat er in Brussel aan het gebeuren is. Prioriteiten worden gesteld door een regering en een minister beschikt over budgetten, maar soms zijn er uitzonderlijke omstandigheden die de noodzaak creëren dat de regering beslist om bijkomende budgetten ter beschikking te stellen. Vorig jaar is dat gebeurd aan Vlaamse kant. De nood in Brussel is enorm groot en dat wordt in beide gemeenschappen fel onderschat. Ik probeer de gemeenschappen ter verantwoording te roepen op een tamelijk eenvoudige manier. Het belangrijkste criterium voor de verdeling van de middelen – de fameuze btw-middelen die federaal worden doorgestort aan de gemeenschappen – is het aantal kinderen dat effectief school loopt. Het zwaartepunt van het aantal leerlingen verandert
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
438
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
geografisch. Langs Vlaamse kant zien we dat het zwaartepunt verschuift naar de grote steden, zoals Brussel en Antwerpen. De Vlaamse Gemeenschap moet dan concluderen dat ook de middelen moeten verschuiven. Ik probeer dat uit te leggen. Het is absoluut noodzakelijk dat de beide gemeenschappen eindelijk gaan inzien wat er aan de gang is. Op mijn verzoek en op aandringen van Vlaams minister voor Onderwijs Pascal Smet werd een taskforce opgericht. Dat is enkel een middel om de bevoegde ministers en ministerspresidenten en vooral de gemeenschapsministers samen te brengen. Die laatsten moeten de beslissingen nemen. Er werd een eerste taskforce vergadering samengeroepen door Brussels minister-president Charles Picqué in november of december. Daar werd beslist om een werkgroep op te richten. Het zijn natuurlijk vooral de gemeenschappen die hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Onderwijs blijft een gemeenschapsmaterie. De VGC beschikt dankzij het Lambermontfonds voor scholen jaarlijks over ongeveer 5 miljoen euro, dat integraal gebruikt wordt voor schooluitbreiding. Wij zoeken overal waar mogelijk naar extra capaciteit. Wij zoeken gronden en voorlopige oplossingen. Het zijn echter maar voorlopige oplossingen, want met ons budget kunnen we niet meer doen. Wat betreft de kostprijs kwam de technische berekening neer op 60.000 euro. De middelen voor de campagne zijn daar niet bijgeteld. Het eigen personeel van de VGC werd gedeeltelijk ingezet en dat is evenmin verrekend omdat er geen extra personeel is aangeworven. Wat de aanmeldingen betreft, hebt u zelf in de communiqués gelezen dat het er in totaal effectief 2.000 meer zijn. Dat is de enige vaststelling die we kunnen doen. Broertjes en zusjes maken 10,32% van het totaal uit, maar in de onthaalklasjes is dat effectief 50%. Die gegevens worden nu geanalyseerd. Van zodra het gesprek met de directies heeft plaatsgevonden, beschikken we over een betere analyses en kunnen we ze u meedelen. De heer Jef Van Damme.- Er bestaat nog heel wat onzekerheid over de inschrijvingen omdat we nog middenin de procedure zitten. U verwacht dat nog heel wat kinderen zullen ingeschreven geraken. Daardoor blijven er waarschijnlijk toch minder mensen op de wachtlijst staan dan nu het geval is. Laat ons daar maar op hopen. Trekt u al een conclusie voor het volgende jaar en gaat u de inschrijving via de website behouden? Gebeurt dat op dezelfde manier of gaat u het werk uitbesteden? Is daar al over nagedacht? Ik denk daar maar aan om de stress die we dit jaar hebben meegemaakt, te vermijden. Het is nog vroeg om over volgend jaar te praten, maar we kunnen er niet vroeg genoeg aan beginnen. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik durf me er niet over uitspreken of het veel kinderen zullen zijn. Technisch heeft het inderdaad goed gewerkt. Als er geen nieuwe reglementering zou komen, zou ik voorstellen op dezelfde manier verder te werken. Ik verwacht dat de Vlaamse Gemeenschap beslissingen zal nemen over de inschrijvingen en dat we dan genoodzaakt zullen zijn om onze manier van werken aan te passen. We moeten dus afwachten wat er in de Vlaamse Gemeenschap gebeurt. - Het incident is gesloten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
439
INTERPELLATIE VAN DE HEER WALTER VANDENBOSSCHE TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING over de institutionele gevolgen van de procedure van de Franse Gemeenschap De heer Walter Vandenbossche.- Ik wil geen domper zetten op het mooie verhaal van het cultuurbeleid en de grote vraag naar samenwerking met de andere gemeenschap en gemeenschappen en evenmin op de correcte vraag van de heer Van Damme over de wijze waarop het onderwijs wordt georganiseerd. Toen ik op 7 maart 2011 mijn krant las, had ik even de indruk in een andere wereld te zijn terechtgekomen. Het artikel van Guy Tegenbos in De Standaard heb ik twee keer gelezen om goed te begrijpen wat er aan de hand was. Ik wil niet uitweiden over de maatregel ten gronde. Tijdens de volgende interpellatie wordt er immers gediscussieerd over de wijze waarop we het onderwijs willen organiseren. Het feit dat minister Marie-Dominique Simonet en de Franse Gemeenschap de vrijheid hebben genomen om een gerechtelijke procedure tegen de Vlaamse Regering in te leiden om sommige maatregelen ter bescherming van de Vlaamse aanwezigheid in het Nederlandstalig onderwijs teniet te doen, met de motivatie dat wij discriminatoire maatregelen treffen, tart toch elke verbeelding. Dat is zoals wij in Brussel zeggen ‘erover’. Het is er ver over en het is gewoon onaanvaardbaar. Ik vestig uw aandacht op het juridische debat dat hier op gang is getrokken. Er wordt een rechtsbeginsel tegenover het grondwettelijk recht geplaatst. De ‘liberté du père de famille’ wordt tegenover het recht van de gemeenschap geplaatst om autonoom de eigen gemeenschapsbevoegdheid uit te oefenen. Ik herinner er u aan dat het principe van de ‘liberté du père de famille’ in het leven is geroepen om de Vlaamse scholen leeg te halen en ouders toe te laten zich in het Franstalig onderwijs in te schrijven. Nu wordt datzelfde principe ingeroepen om de Vlaamse scholen niet meer het recht te verlenen enig voorbehoud te maken voor Nederlandstalige kinderen. In welke wereld leven we vandaag? Ik wil geen afbreuk doen aan de vraag tot samenwerking in alle domeinen in Brussel, maar ‘it takes two to tango’. Het is duidelijk dat onze positieve ingesteldheid moet worden beantwoord met dezelfde politieke voorwaarden en moet kunnen rekenen op dezelfde ingesteldheid als de Vlaamse Gemeenschap. Als dat niet het geval is, zitten we met een fundamenteel probleem. Ik heb uw standpunten over Brussel doorgenomen. Ze zijn zeer voorzichtig opgesteld. Elke partij pleit voorzichtig voor samenwerking, maar gaat niet zo ver te schrijven dat autonomie moet worden opgeheven en we totaal moeten verbrusselen. Ik zou toch willen zeggen dat wat vandaag in Brussel gebeurt, de discussie die de Franse Gemeenschap voor het Arbitragehof aanhangig heeft gemaakt, ons zeer goed moet doen nadenken over de wijze waarop we deze samenwerking opvatten. We mogen nooit de fout maken de verworvenheden die vandaag in de Brusselwetten en de Grondwet zijn ingeschreven, ook maar één millimeter prijs te geven.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
440
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
We mogen niet de vergissing maken een stap achteruit te zetten. We hebben immers de middelen om te doen wat de VGC vraagt, namelijk tot samenwerking te komen. In alle eerlijkheid heb ik problemen om loyauteit te ontdekken in hoofde van de Franse Gemeenschap en respect voor datgene waar wij voor staan. Ik verheug me dat er over de kinderdagverblijvenproblematiek bij de Vlaamse leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een evolutie kan worden vastgesteld en we naar een versterking van de rol van de Gemeenschapscommissies gaan. We mogen nooit prijsgeven wat we in het verleden hebben verworven. We moeten voorzichtig omspringen met degenen die ons paaien en niet omzien naar wat is gebeurd. Ik vond het eerlijk gezegd spectaculair en heb met de betrokken journalist getelefoneerd. Hij zei me dat minister Simonet had gezegd dat zij geen persconferentie wilde houden omdat zij met deze procedure geen communautair incident wilde uitlokken. Mijn vraag is eenvoudig. Deze procedure verraadt niet alleen een gerechtelijke intentie, maar ook een ernstige politieke. Hier komt een politiek streefdoel aan het licht. Dat moet ons doen nadenken, niet over de vraag of we samenwerken, maar op welke wijze we samenwerken. Welke impact heeft de gerechtelijke procedure op de houding van de VGC en op de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ? REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter.- Ik stel voor de interpellaties over de klacht van de Franse Gemeenschap te koppelen aan de interpellatie van de heer Walter Vandenbossche. De heer Walter Vandenbossche.- Ik ben daar geen voorstander van omdat mijn interpellatie focust op het institutionele aspect. (Instemming) De voorzitter.- De agenda blijft bijgevolg ongewijzigd. - De interpellatie wordt hervat De heer Herman Mennekens.- Ik sluit me aan bij de bevlogen woorden van de heer Walter Vandenbossche. Ik betreur ook de demarche die de Franse Gemeenschap meende te moeten ondernemen, een demarche die er komt op een moment dat er nood is aan overleg en dialoog. Een constructieve dialoog kan alleen maar in een serene context verlopen. De klacht kon wat de timing betreft, niet slechter vallen. Ik ben geen jurist, maar weet dat een dergelijke demarche zeer ongewoon en ongebruikelijk is. Het is normaal het eindpunt van een lang aanhoudend conflict tussen gemeenschappen. Bij mijn weten is er in het verleden over de inschrijfregels van het Nederlandstalig onderwijs nooit veel commotie geweest in het Franstalig onderwijs. Het feit dat nu plots het grote kanon wordt bovengehaald, heeft onze fractie zeer verbaasd. Net op dit moment werkt de Franse Gemeenschap zelf aan inschrijfregels voor het Franstalig onderwijs. Mevrouw Brigitte De Pauw en ik kennen de situatie van het Franstalig gemeentelijk net goed. Daar hanteert men voorrangsregels die soms nog verder gaan dan de onze en
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
441
bovendien cumulatief zijn. Zo worden broertjes en zusjes van Jettenaren als eersten ingeschreven, niet zomaar broers en zussen. Ook in de Franse Gemeenschap sleutelt men dus volop aan voorrangregels. De vraag is of deze demarche van de Franse Gemeenschap er niet komt omdat ze geïnspireerd is door sommige krachten die via die weg trachten om het principe van het decretale optreden bij inschrijvingen in vraag te stellen. Het is een hypothese, maar als het Grondwettelijk Hof zou oordelen dat een dergelijke decretale organisatie van de inschrijvingen en alle modaliteiten die ermee gepaard gaan, niet grondwettelijk is, betekent dit dat we terug bij af zijn en dat we niet regelgevend mogen optreden en geen voorrangregels uitvaardigen bij de inschrijving. Ik hoop dat dit niet het geval zal zijn, want dan zetten we ernstige stappen achteruit. Ik heb daar alleszins een slecht gevoel bij. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Na de woorden van de heer Walter Vandenbossche zou ik eigenlijk moeten zeggen: “Zo hoort u het ook eens van een ander”. Wij hebben altijd gezegd, en dat is ook in diverse domeinen aangetoond, dat de Franstaligen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in feite niet echt willen samenwerken met ons. Neen, zij willen de zaak overnemen. Of het nu gaat over cultuur, over kinderopvang, over sport of over onderwijs: zij proberen die materies te vergewestelijken om ze zelf in handen te kunnen nemen. Er is dus geen sprake meer van samenwerking. Er is sprake van een annexatie, een usurpatie van bevoegdheden. Dat het GOK-decreet en de manier waarop het decreet wordt toegepast, discriminaties inhouden, is evident. Het GOK-decreet is net in het leven geroepen om te discrimineren. Het was de bedoeling van dat GOK-decreet om positief te discrimineren. Wanneer men positief discrimineert, heeft dat uiteraard tot gevolg dat anderen gediscrimineerd worden. Nu stel ik vast dat er in onze rangen schrik ontstaat dat het zou kunnen dat het Grondwettelijk Hof oordeelt dat die voorrangsregeling ongeoorloofd zou zijn. Ik hoor de heer Herman Mennekens vandaag zeggen dat we daar toch voor moeten opletten. Gisteren heb ik collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes hetzelfde horen zeggen. Collega’s, ik zeg u: wie schrik heeft, krijgt ook slaag. Het zou wel bijzonder merkwaardig zijn dat het Grondwettelijk Hof positieve discriminatie toelaat van anderstaligen en van kansarmen, maar dat positieve discriminatie van Nederlandstaligen ongeoorloofd zou zijn. Het Vlaams Belang heeft reeds in 2002 gewaarschuwd voor de gevolgen. Lees de verslagen er maar eens op na. Ik weet heel goed wat er toen gezegd is, want ik heb het zelf gezegd. We hebben toen gewaarschuwd voor al datgene wat nu aan het gebeuren is. Ondertussen heeft men gemorreld in de marge, heeft men een beetje zitten ‘kurieren am Symptom’ maar aan de grond van de zaak heeft men niets willen doen. Men had van in den beginne minstens decretaal moeten vastleggen dat er voorrang werd gegeven aan Nederlandstaligen. Als dat decretaal was vastgelegd en ook gemotiveerd, dan hadden we misschien niet de problemen gehad die we vandaag kennen. Ik kan alleen maar vaststellen, samen met de heer Vandenbossche, dat wij blijkbaar de deuren van onze scholen moeten openstellen. Wij moeten de scholen financieren. Wij moeten dat allemaal organiseren. We moeten onze scholen openstellen voor Franstaligen en voor anderstaligen, zelfs in die mate dat onze Nederlandstalige kinderen er niet meer terechtkunnen. Nederlandstalige kinderen geven soms 4 of 5 scholen op en raken toch nergens ingeschreven. Dat moet allemaal kunnen. Toch is dat voor de Franstaligen niet voldoende.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
442
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Ik kan alleen maar achter de waarschuwingen van de heer Vandenbossche staan. Ik zou nog een stap verder gaan en zeggen dat sommigen hier misschien hun geschiedenis niet kennen. Het is misschien nuttig na te gaan welke verworvenheden wij vandaag hebben. Wat ons betreft gaan ze bijlange niet ver genoeg, maar in het verleden hebben onze politieke voorgangers toch een serieuze strijd moeten voeren voor een aantal verworvenheden, want dat is niet altijd evident geweest. Het zou misschien nuttig zijn dat onze jongere collega’s toch eens een beetje politieke geschiedenis studeren en eens nagaan waarom bepaalde zaken op een bepaalde manier zijn verlopen en waarom bepaalde regels bestaan zoals ze vandaag bestaan. Dat kan bijzonder nuttig zijn om ervoor te zorgen dat we morgen geen stap achteruit zetten. De heer Fouad Ahidar.- Eerst en vooral wil ik de heer Walter Vandenbossche bedanken voor zijn wijze woorden. Hij heeft gelijk, behalve op één punt: ik denk dat we niet alle Franstaligen over dezelfde kam mogen scheren. Er is wel een serieus probleem. Ik denk dat er nu een klein incident is, dat misschien moeilijk te herstellen valt. Ik hoop echter dat het een storm in een glas water is. Er komt steeds maar meer bij en op het einde weten we niet meer wat we ervan moeten denken. Zoals de heer Vandenbossche heeft gezegd, moet iedereen op zijn terrein zijn werk doen. We zijn in Brussel. Binnenkort komt er nog die taak bij waarover mevrouw Elke Van den Brandt het woensdag in de commissie had. Ze pleitte ervoor dat collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes en de bevoegde minister van de Cocof zouden samen zitten om na te gaan hoe de problemen moeten worden aangepakt. Tegelijkertijd zijn we het ook het discours van sommige Franstaligen beu: “C’est la cause des Flamands, ils sont des racistes, ils ne nous acceptent pas dans leurs écoles”. Daarom vragen we respect. De Vlaamse Gemeenschapscommissie hoeft geen les te krijgen van de Franstaligen op het vlak van de openheid van haar scholen en haar culturele centra. Onze openheid is zeer groot, ondanks wat er daarover dikwijls in de pers komt. Ik vermoed dat sommige Franstaligen in het Brussels Parlement, die geen plaats hebben gevonden voor hun kinderen in het Nederlandstalig onderwijs, het daar moeilijk mee hebben en daarom een show opvoeren. Ik wil eens laten onderzoeken hoeveel van onze Franstalige collega’s hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs sturen. Enerzijds zitten ze constant op ons te kappen en verwijten ze ons racistisch te zijn, maar anderzijds zijn ze wel de eersten om onze instellingen te gebruiken. De heer Paul De Ridder.- In augustus 1714 ging de klokkenluider van de Sint-Niklaaskerk in de toren naar boven. Een paar minuten later rende hij lijkbleek het plein op, roepend dat hij door het gewelf de hemel heeft gezien”. Ik kan u verzekeren – en ik spreek nu vanuit mijn ervaring met de restauratie van Sint-Goedele – dat, als men in een middeleeuws gebouw door het gewelf de hemel ziet, men alleen maar kan maken dat men wegkomt. Ik vertel dat hier omdat datgene wat de Franstaligen gedaan hebben, een zeer duidelijk aanwijzing is voor de ernst van het conflict in dit land. Dat feit staat niet alleen. De heer Walter Vandenbossche heeft terecht gewezen op de zwaarwichtigheid van dat feit. Dat kadert echter in een ruimer geheel van een echte hetze die wordt gevoerd tegen de Nederlandstaligen. Zelfs de zaak-Koekelberg wordt geplaatst in het kader van een conflict tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Ik moet eerlijk gezegd toegeven dat ik ervan overtuigd was dat de heer Fernand Koekelberg een Nederlandstalige was.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
443
Als men ziet hoe de Franstalige pers, de RTBF en Le Soir op kop, een hetze voeren en zelfs het graf van de vader van een partijvoorzitter gaan filmen om dat te kunnen doen, dan stel ik me de vraag of er nog wel samen te leven valt met die mensen. Een ding is echter, zeker de laatste maanden, zeer duidelijk gebleken: van Nederlandstalige kant heeft men alles gedaan om tot een vergelijk te komen. Maandenlang werd mij gevraagd me kalm te houden, de onderhandelingen een kans te geven en niet te reageren. Dat gebeurde zeer duidelijk met de bedoeling om tot een vergelijk te komen. Ik stel vast dat de verpletterende verantwoordelijkheid voor het niet-bekomen van een vergelijk bij de Franstaligen ligt. Dat is een historische vaststelling die ik hier vandaag wil maken. Dat is een reden te meer om zeker niet te gaan in de richting van de afbouw van de eigen instellingen die we in de loop van de jaren met zoveel moeite hebben opgebouwd, dankzij de inzet van talrijke mensen. Dat zou de grootste dwaasheid zijn die we kunnen begaan. We moeten dus volop verder onze eigen instellingen en structuren uitbouwen. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Eerst en vooral wil ik de heer Walter Vandenbossche bedanken voor zijn interpellatie, die me de gelegenheid geeft om enerzijds de omstandigheden te schetsen en mijn persoonlijke gevoelens te uiten, en anderzijds juridisch-technisch aan te tonen welke knelpunten zich kunnen aandienen. Evenals de heer Walter Vandenbossche was ik vorige maandag geschokt toen ik de krant las. Waarom was ik geschokt? Eerst en vooral om iets fundamenteels: we zijn nu al jaren bezig om een uitdaging aan te pakken, die enorm is voor iedere samenleving. We hebben daarstraks al gesproken over die uitdaging: demografische groei en ervoor zorgen dat kinderen die hier geboren worden, genieten van goed onderwijs dat hen later de mogelijkheid geeft een gelukkig leven te leiden, een baan te vinden en onze pensioenen te betalen. Kinderen die geen goede opvoeding en opleiding hebben genoten, kunnen namelijk niet instaan voor het verder leven van een samenleving, om eens de serieuze toer op te gaan. Dat is niet idealistisch, dat is een basisrecht, een grondrecht. Dat staat in alle mogelijke handvesten overal ter wereld. Als we vechten voor onderwijs, dan is dat in de allereerste plaats voor dat grondrecht van de kinderen die hier geboren zijn in wat toch een democratisch land mag worden genoemd. Men geeft soms kritiek op landen waar er geen onderwijs is. Wij zijn zogezegd een beschavingsland, maar ik stel vast dat men niet in staat is in dit land om, als er een klein probleem is – want vergeleken met andere landen is dat een klein probleem – het onderwijs op een correcte manier te organiseren voor ieder kind. Vanuit dit basisidee heb ik, maar ook vele anderen, geprobeerd om iedereen wakker te schudden. Onze Franstalige collega’s hinkten namelijk een paar stappen achterop. Zij hebben veel later ingezien dat Brussel een bevolkingsexplosie zou kennen en dat ze maatregelen moesten nemen. Eens dat was gebeurd, heeft men in Brussel gezegd: nu gaan we er ook achter staan. Niet alleen de minister-president maar eigenlijk alle ministers van de Brusselse Regering hebben toen gezegd dat dit dé prioriteit was, hoewel dat niet tot de Brusselse bevoegdheden behoorde. We hebben toen besloten om als tussenpersoon op te treden om iedereen wakker te schudden en duidelijk te maken dat er een probleem was. Drie weken geleden moest de vergadering van de regering vroeger stoppen omdat de collega’s naar Namen moesten, waar ze zouden kennis nemen van de plannen voor de uitbreiding van het Franstalig
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
444
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
onderwijs in Brussel. Ze verwachtten allemaal goed nieuws. Dan komt het nieuws, u hebt het zelf in pers kunnen lezen, dat er 4.000 plaatsen bijkomen. De collega’s hebben toen hun ontgoocheling niet publiek geuit. Laat ons eerlijk zijn: mochten de omstandigheden niet zo ernstig zijn, dan zou het komisch zijn. Men weet dat er 15.000 tot 18.000 bijkomende plaatsen moeten worden gecreëerd en dan komt men af met een plan voor 4.000 extra plaatsen. Daarover bestaat intern natuurlijk heel wat nervositeit bij de Franstalige collega’s en dan doet men iets wat men helaas in België sinds de federalisering maar al te gemakkelijk doet: als men zelf een probleem niet aankan, dan gaat men de andere gemeenschap maar aanvallen. Dat is veel gemakkelijker. Dan is die vlucht vooruit genomen. Ik was er niet over ingelicht. Vrijdag is daarover een besloten commissievergadering geweest in Vlaanderen. Ik vermoed dat minister Pascal Smet toen net op de hoogte gebracht was, want hij heeft de problematiek aan de commissie meegedeeld. Er vond geen enkele voorafgaande discussie plaats; er werden geen debatten over gevoerd en er is geen ruzie over ontstaan. Er is eenvoudigweg niets gebeurd. Op een bepaald ogenblik stelde men enkel vast dat minister Marie-Dominique Simonet van de Franse Gemeenschapsregering die beslissing heeft genomen. Net als de raadsleden was ik geschokt en verontwaardigd. Ik sta vol onbegrip tegenover een dergelijke demarche. Gisteren heb ik mijn oor te luisteren gelegd bij mijn collega’s van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Ook zij waren tot vorige week niet op de hoogte. Zij waren eveneens geschokt. Ik kan me enkel afvragen waar men mee bezig is. Het gaat immers om een fundamenteel probleem dat moet worden aangepakt met respect voor de beide gemeenschappen. Het is ver gekomen als men achter de rug en om het eigen falen te verbergen dergelijke spelletjes begint te spelen. Wat is mijn gevoel bij dit alles? Het is niet de hele Franse Gemeenschap die een dergelijke houding aanneemt. Het is één minister die, bijgestaan door een aantal personen, voor de vlucht vooruit heeft gekozen. We moeten duidelijk onze verontwaardiging uiten. Intussen hebben we dit ook gedaan. Nu moeten we ons echter concentreren op de kinderen die recht hebben op onderwijs. Ik zal me niet laten verleiden tot gebekvecht met mijn Franstalige collega’s. Ik zal hen niet om de haverklap vragen of ze alle leerlingen wel onderwijs kunnen aanbieden. Dat is immers de essentie. Ruzie maken om de echte problemen te camoufleren is verkeerd. Het is uit den boze dat kinderen aan de schoolpoort staan zonder dat ze les kunnen volgen. Dit is een democratie echt onwaardig. (Applaus op de banken van de meerderheid, sp.a en N-VA) In totaal zijn er 15.000 à 18.000 plaatsen nodig. (Opmerkingen van de heer Foaud Ahidar) Ter attentie van de heer Walter Vandenbossche zal ik ook een aantal meer juridisch-technische en minder politiek geladen opmerkingen formuleren. De heer Dominiek Lootens-Stael beweert dat ik geen schrik mag hebben. Ik ben van niets bang. Er zijn echter procedures. Bovendien leven we in een rechtsstaat. In een rechtsstaat gelden er nu eenmaal bepaalde regels. We moeten voorbereid zijn. Welke zijn de uitgangspunten op het vlak van de institutionele bevoegdheden? Iedereen weet dat de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bevoegd zijn voor onderwijs, welzijn,
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
445
gezondheid en cultuur. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vervult slechts een coördinerende rol. Ook al doet het probleem zich voor op het grondgebied van het gewest, het zijn de gemeenschappen die voor een oplossing moeten zorgen. De VGC is een ondergeschikt bestuur van de Vlaamse Gemeenschap. Zij is de draaischijf van de Vlaamse gemeenschap in Brussel en behartigt de gemeenschapsaangelegenheden onderwijs, cultuur, welzijn en gezondheid. Ik heb een akkoord gesloten met Pascal Smet, de Vlaamse minister van Onderwijs, waarbij de VGC faciliterend optreedt. Zo ga ik op zoek naar plaatsen om nieuwe scholen te openen. De uitvoering van dit akkoord verloopt vlot. ‘Nieuwland’ werd door ons beiden geopend. Het enige probleem is dat er geld moet gevonden worden om de uitgewerkte plannen effectief te verwezenlijken. Ik hoop echter dat de Vlaamse Regering hier een oplossing voor vindt. Uiteraard zal de Vlaamse Gemeenschap het overgrote deel van de financiering voor haar rekening moeten nemen. Ik heb daarnet al gesteld dat alle resterende VGC-middelen zullen worden gebruikt om voor extra scholen te zorgen. In verband met de klacht van de Franse Gemeenschap herinner ik de Raad eraan dat de Vlaamse Regering met het Onderwijsdecreet XX van 9 juni 2010 een nuancering aanbracht in de regeling met betrekking tot de thuistaal en de grootte van de voorrangsgroep. Aan de toepassing van deze regel zijn voorwaarden verbonden, zoals het aantonen van de thuistaal op basis van objectieve parameters en het vastleggen van het percentage leerlingen dat voorrang mag krijgen door het LOP. Enkele jaren geleden heeft de Raad professor Versteegen gehoord die ons informeerde over de juridische onderbouwing van de maatregel om het quotum van 45% Nederlandstalige leerlingen te verhogen tot 55%. Het was een moeilijke juridische discussie. Hier gaat het nog steeds over. Het amendement van 9 juni 2010 werd, in tegenstelling tot de vroegere voorrangsregel die werd ingevoerd met het wijzigingsdecreet van 15 juli 2005, niet voorgelegd aan de afdeling wetgeving van Raad van State. Bij de vroegere voorrangsregel werd wel een advies ingewonnen. De Raad van State heeft in dat advies gesteld dat de intenties van de decreetgever gerechtvaardigd zijn. We zouden ons dus op deze uitspraak kunnen baseren. De Raad van State verwoordde het als volgt: “Gelet op de uitzonderlijke hoge relatieve aanwezigheid van leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is, de Brusselse scholen de mogelijkheid te geven een goede verhouding na te streven tussen de leerlingen met thuistaal Nederlands en leerlingen van wie deze taal niet de thuistaal is.” Voor de Raad van State was dit dus perfect mogelijk. Het lijkt me weinig waarschijnlijk dat het Grondwettelijk Hof zich zal verzetten tegen het beginsel dat in het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels hoofdstedelijk gewest bepaalde voorrangsmaatregelen ten voordele van de Nederlandstalige schoolbevolking mogen worden genomen. Het aangehaalde advies van de Raad van State bevestigt dat. De heer Herman Mennekens merkte terecht op dat ook de Franstaligen dergelijke voorrangsregels in het leven hebben geroepen. Als het concept van een voorrangsregel niet rechtsgeldig is, dan ligt overal in België de weg open voor een eindeloze reeks processen. Wel is het op basis van artikel 28 van het Kinderrechtenverdrag mogelijk dat het Grondwettelijk Hof vraagtekens plaatst bij de verstrakking van de maatregelen ten aanzien van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
446
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
anderstaligen. Het is daarom dat ik deze week nog in de commissie verklaarde dat er, strikt juridisch, sprake zou kunnen zijn van een probleem. Het is zonneklaar dat de Franse Gemeenschap compleet voorbij gaat aan de grond van de zaak. Er is gewoonweg onvoldoende onderwijscapaciteit. Dat is de kern van het probleem. Door juridische procedures aan te vatten, neemt men de vlucht vooruit. Om te verbergen dat men zijn eigen taken niet aankan, probeert men de andere partij te bekladden. Wat zal er nu gebeuren? Ik heb al een onderhoud gehad met Brussels minister-president Charles Picqué. Tijdens dit onderhoud vroeg ik hem nogmaals om een task force samen te roepen. Deze task force mag zich niet mengen in de bevoegdheden van de Gemeenschappen. (Opmerkingen van de heer Fouad Ahidar) Naar aanleiding van de jongste bijeenkomst van de task force werden er op het niveau van de kabinetten een aantal andere vergaderingen georganiseerd. Ik heb minister-president Charles Picqué gevraagd om een vergadering met de betrokken ministers samen te roepen. Deze vergadering zal bestaan uit de 3 ministers-presidenten, de gemeenschapsministers die bevoegd zijn voor onderwijs en de Brusselse collegeleden die op het vlak van onderwijs een ondergeschikte bevoegdheid hebben. Wat er momenteel gebeurt, kan ik immers niet aanvaarden. Ik vind het zo onbetamelijk dat ik minister-president Charles Picqué heb gevraagd om deze ministers samen te roepen. Ten aanzien van de kinderen wil ik iedereen op zijn verantwoordelijkheid wijzen. Procedures zijn één zaak, kinderen een andere. Ik wil dat iedereen, binnen afzienbare tijd, naar buiten komt met duidelijke plannen. Er is plaats nodig voor 15.000 à 18.000 kinderen. Het is een grap om dan te zeggen dat men maar voor 4.000 plaatsen kan zorgen. Ik heb de Vlaamse Gemeenschap al een potentieel van 2.700 tot 3.000 plaatsen aangeboden en de VGC heeft inmiddels al voor 500 bijkomende plaatsen gezorgd. Dat mag weleens worden gezegd. Met de 300.000-norm in het achterhoofd, ontloopt de VGC haar verantwoordelijkheid niet. Ik laat dit ook telkens weten aan de Vlaamse Gemeenschap. Op het onderwijsvlak zou ik de 300.000-norm graag ingevuld zien. Wat moet er nu concreet gebeuren? Al de betrokken ministers moeten de puntjes op de i zetten. De huidige situatie is immers totaal onaanvaardbaar. De heer Walter Vandenbossche.- Het antwoord van collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes maakt me nog ongeruster dan ik al was. Hij raakt immers een bijzonder gevoelige, juridische snaar. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes stelt heel uitdrukkelijk dat er een ernstig juridisch probleem is opgedoken. Vermoedelijk doet hij deze uitspraak na overleg met Vlaams minister voor Onderwijs Pascal Smet. Vandaar dat men niet alleen juridisch maar ook politiek dient te ageren. Ik hoor dat de collegevoorzitter wil overleggen. Ik denk dat alle aanwezigen zich moeten bezinnen over een politieke strategie om deze juridische actie te pareren. Deze procedure is immers in strijd met zowel de loyaliteit aan de Belgische staat als met de werking van de Belgische staat. Deze procedure moet worden gestopt. Als
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
447
er nu één dominosteen wankelt, dan zal er een sneeuwbaleffect ontstaan dat ons veel verder zal leiden dan wat de Franstaligen zelf hebben gewenst, tenzij het dát is wat ze wensen. Ik sluit me aan bij degenen die stellen dat wij de politieke geschiedenis van Brussel niet mogen vergeten. Deze geschiedenis heeft, op het vlak van de taalwetgeving, in 1971 een belangrijk keerpunt gekend. Een aantal fundamentele verworvenheden mogen niet worden prijsgegeven. Deze verworvenheden verhinderen niet dat men goed samenwerkt; zij staan geen samenwerkingsmodellen in de weg. Zij voorkomen echter wel dat wij worden misbruikt; in een gouden kooitje worden geplaatst en enkel gedoemd zijn om te volgen en te zwijgen. Ik zal me dan ook de vrijheid permitteren om collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes te gepasten tijde en zo nodig in overleg verder te interpelleren over de evolutie van deze affaire. Samen met onze collega’s van het Vlaams Parlement en Vlaams minister van Onderwijs, Pascal Smet, die hier een cruciale rol vervult, moeten we waakzaam blijven. We zullen niet toelaten dat onze verworvenheden, onder andere op onderwijsvlak, nu in één keer onderuit worden gehaald. In een dergelijk scenario zal ik niet meespelen. - Het incident is gesloten. SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.V.O., ART. 62) INTERPELLATIE VAN DE HEER PAUL DE RIDDER TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING, over de klacht van de Franse Gemeenschap tegen de voorrangsregels in het Nederlandstalig onderwijs te Brussel INTERPELLATIE VAN MEVROUW BIANCA DEBAETS TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING, betreffende de voorrangsregel in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de klacht hiertegen vanwege de Franse Gemeenschap INTERPELLATIE VAN MEVROUW ELKE VAN DEN BRANDT TOT DE HEER JEAN-LUC VANRAES, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, VORMING EN BEGROTING, betreffende de capaciteitsproblemen in het basisonderwijs in Brussel en de klacht van de Franse Gemeenschapsregering tegen delen van het Vlaams onderwijsdecreet De heer Paul De Ridder.- De Franse Gemeenschap heeft op 1 maart 2011 een klacht ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen de voorrangsregels in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, meer bepaald tegen de bepalingen dat de verklaring op eer zou worden vervangen door een afdwingbaar bewijs van Nederlandstaligheid van één van de ouders. Die verduidelijking en betere afdwingbaarheid kwamen er, zoals men weet, mede op aandringen van de N-VA. Wij zijn en blijven van oordeel dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel open moet staan voor iedereen. Die openheid mag er evenwel niet toe leiden
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
448
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
dat Nederlandstalige ouders geen plaats meer vinden voor hun kinderen in de Brusselse scholen en verplicht zijn om hun kinderen naar onderwijsinstellingen in de Rand te sturen. Op 2 februari 2011 keurden de N-VA, CD&V en sp.a in het Vlaams Parlement een motie goed die uitdrukkelijk stelt dat er een regeling moet komen waardoor de Nederlandstalige kinderen absolute zekerheid krijgen dat ze kunnen worden ingeschreven in een Nederlandstalige school in Brussel. Die volledig legitieme overweging vormt de basis voor de voorrangsregels die worden gehanteerd in het Brussels Nederlandstalig onderwijs. Toch wordt aan Franstalige zijde de eis gesteld dat het Nederlandstalig onderwijs meer allochtonen moet opnemen. Meer nog, volgens Paul Verwilghen, de kabinetschef van minister Simonet, vormen de voorrangsregels een belangenconflict en rijzen er zelfs grondwettelijke bezwaren. Vic Anciaux, voorzitter van het LOP secundair onderwijs, en Vlaams minister Pascal Smet reageerden verbaasd en ontstemd. Ook u, collegevoorzitter, vond de stap van de Franse Gemeenschap “schromelijk overdreven” en u had het zelfs over het “bovenhalen van een bazooka”. Op een persconferentie over de inschrijvingscijfers begin deze week verklaarde u ronduit gechoqueerd te zijn door de klacht van de Franse Gemeenschap. Te meer daar diezelfde Franse Gemeenschap op hetzelfde moment bekendmaakte dat zij zelf in het basisonderwijs slechts een capaciteitsuitbreiding van amper 4200 plaatsen plant. Op de koop toe werd die beslissing getroffen zonder voorafgaand overleg met de Vlaamse Gemeenschap. U oordeelde terecht dat de Vlaamse Gemeenschap meer dan zijn deel doet inzake het opnemen van anderstaligen. Overigens was er binnen de taskforce Brussels Onderwijs gelegenheid te over om overleg te plegen vooraleer een toevlucht te nemen tot juridische middelen. Hierover werden al vragen gesteld, zowel in de Raad van de VGC als in het parlement van het Brussels hoofdstedelijk Gewest. Niet alleen minister-president Charles Picqué maar ook u hebben gesteld dat het inschrijfbeleid niet op de agenda van het overleg stond. Volgens u werd er wel nagedacht over de capaciteits- en kwaliteitsproblematiek. Sedert de indiening van mijn interpellatie is dit dossier verder geëvolueerd. De cijfers van de inschrijvingen in het Nederlandstalig onderwijs werden bekendgemaakt en het Vlaams Parlement debatteerde over de klacht van de Franse Gemeenschap. Vorige maandag verklaarde minister Pascal Smet in het Vlaams Parlement dat deze kwestie niet ter sprake kwam tijdens eerdere ontmoetingen met minister Simonet. Ik vermoed dat dit ook voor u geldt en dat ook met u geen overleg werd gepleegd. Minister Pascal Smet voegde eraan toe dat het kabinet van minister Simonet enkele dagen na de bekendmaking van de klacht zijn motivatie en argumentatie overhandigd heeft. Hebt u ook die argumentatie ontvangen, hetzij rechtstreeks van minister Simonet, hetzij onrechtstreeks van minister Smet? Indien dit inderdaad het geval is, wat zijn dan die fameuze grondwettelijke bezwaren en hoe beoordeelt u ze? Zult u overleggen met uw collega’s aan Franstalige zijde om dit probleem aan te kaarten en onze voorrangsregels te verduidelijken? Volgens minister Smet vond het laatste overleg van de taskforce Brussels Onderwijs plaats op 1 december 2010. Dat is dus meer dan drie maanden geleden. Daarop vervulde minister-president Charles Picqué niet echt zijn voortrekkersrol. Ook u zou van oordeel zijn dat de samenwerking tussen de VGC en het Brussels hoofdstedelijk Gewest niet zo vlot
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
449
verloopt. Klopt dit? Bent u van plan om een voortrekkersrol te spelen of om dit dossier aan te kaarten binnen de Brusselse Regering? Dit probleem vloeit voor een flink stuk voort uit de bedenkelijke kwaliteit van het onderwijs dat wordt verschaft in een aantal Franstalige scholen. Precies daarom verkiezen Frans- en anderstaligen het Nederlandstalig onderwijs. Zoals al vermeld, zouden de kwaliteits- en capaciteitsproblemen al aan bod zijn gekomen in de taskforce. De vraag blijft echter of er al concrete initiatieven werden genomen om de kwaliteit van het Franstalig onderwijs te verbeteren. Werd daartoe een beroep gedaan op mensen uit het Nederlandstalig onderwijs? Dat is nu eens een gelegenheid om samen te werken. Tijdens de aangehaalde commissie Algemene Zaken verklaarde minister-president Charles Picqué: “Sommigen zeggen dat de Franse Gemeenschap deze problematiek eerder had moeten onderkennen, maar als wij de cijfers bekijken, zien we dat er zich een versnelling heeft voorgedaan. Die versnelling is te wijten aan de sterke stijging van het aantal geboorten, gezinsherenigingen en nieuwkomers.” Bent u het eens met deze uitspraak? Mevrouw Bianca Debaets.- Verbazing, ongenoegen, ontsteltenis, verrassing, verstomming, verwondering, ontevredenheid – en ik kan nog wel andere emoties toevoegen: dat is al uitvoerig toegelicht door de heer Walter Vandenbossche. Het is goed om eens stil te staan bij de reden waarom we ons genoodzaakt zagen om het GOK-decreet te herzien. Ik durf hier het woord ‘wij’ te gebruiken omdat, zoals u weet, onze fractie daar hard voor gevochten heeft. De nieuwe regels werden in het leven geroepen omdat men vaststelde dat het voor Nederlandstalige ouders bijzonder moeilijk was - en ik druk me nog voorzichtig uit - om voor hun kind een plaats te vinden in het Nederlandstalig onderwijs. Ik zeg ‘voorzichtig’ want we zien nu dat het voor heel wat ouders onmogelijk is gebleken. Collegevoorzitter, ik krijg het bij mijn Nederlandstalige vrienden – in Brussel en al zeker niet als ze in Vlaanderen wonen – niet meer uitgelegd dat Nederlandstalige kinderen geen plaats vinden in het Nederlandstalig onderwijs. Voor de anderstalige kinderen – en ik weet dat de collegevoorzitter mijn mening deelt – is het ook belangrijk dat zij in een school terechtkomen waar voldoende Nederlandstalige kinderen aanwezig zijn. Natuurlijk blijven zij welkom. Dat wil ik hier nog eens onderstrepen. Zij hebben er alle belang bij dat er een kritisch minimum van Nederlandstaligen is om een goede kennis van het Nederlands onder de knie krijgen. Professor Rudi Janssens heeft voldoende aangetoond dat er ongeveer 10 % Nederlandstalige kinderen zijn. Dat wil zeggen: kinderen uit homogeen Nederlandstalige gezinnen. Je moet niet goed kunnen rekenen om te weten dat dit betekent dat de andere 90 % van de kinderen uit anders- of Franstalige gezinnen komen. Hoe kun je dan nog stellen dat de Nederlandstalige gemeenschap zich niet openstelt voor anderstaligen? Ik vind het zeer jammer dat de regering van de Franse Gemeenschap die redenering niet volgt. Door bovendien naar het Grondwettelijk Hof te stappen, hangen zij een verkeerd beeld op van ons onderwijs. Alsof onze scholen zich zouden afsluiten voor anderstaligen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
450
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Er is niet alleen het cijfer van de 90 % anderstaligen. Professor Rudi Janssens heeft ook aangetoond dat het aantal homogeen anderstalige gezinnen de laatste decennia is toegenomen. In 1972 kwam in het kleuteronderwijs 6 % van de leerlingen uit homogeen Franstalige gezinnen. Dat is maar liefst 32 % in 2007. Ook dat cijfer staaft hoe open onze scholen zijn voor anderstaligen. Dat mag toch eens gezegd worden. Onze leerkrachten geven dagelijks het beste van zichzelf om al die kinderen, en zeker de anderstalige kinderen, die misschien wat taalachterstand hebben en die vanuit hun thuissituatie niet altijd even sterk staan, mee te krijgen. Ook voor die mensen is wat minister Marie-Dominique Simonet enkele dagen geleden heeft aanhangig gemaakt bij het Grondwettelijk Hof echt een kaakslag. Wat de klacht zelf betreft, wil ik duidelijk stellen dat mijn fractie voorstander blijft van de voorrangsregel voor Nederlandstalige kinderen, en ook van het recent ingevoerde systeem om die taalaanhorigheid op een objectieve manier vast te stellen. In dat kader ben ik benieuwd naar de cijfers die we hopelijk binnen een paar weken zullen krijgen en die moeten aantonen hoeveel Nederlandstalige kinderen of kinderen uit Nederlandstalige gezinnen er zitten bij die meer dan 2000 kinderen die geen plaats vinden in een school van hun keuze. Bovendien meen ik dat de klacht van de Franse Gemeenschap voorbijgaat aan de doelstelling van het VGC-college om tegen 2015 zowat 3000 extra plaatsen te creëren. Of dat voldoende zal zijn, weten we niet, maar het is in elk geval een serieus engagement. Ik durf te zeggen dat wij op zijn minst verantwoordelijkheid opnemen. Dat getuigt van meer moed dan de Franse Gemeenschap aan de dag legt: die schuift de verantwoordelijkheid af. Ik wil hier geen intentieproces maken van de Franse Gemeenschap, maar het lijkt er toch op dat het goed zou zijn als ze eens bij zichzelf zouden kijken en zouden durven nagaan waarom zoveel Franstalige ouders massaal kiezen voor het Nederlandstalig onderwijs. Dat zou van meer moed getuigen, en het zou ook tot meer resultaat leiden dan de hete aardappel naar ons, naar de Vlaamse Gemeenschap, door te schuiven. Werd de collegevoorzitter officieel op de hoogte gesteld van de klacht van de Franse Gemeenschap? Heeft hij hierover contact gehad met minister Pascal Smet, om tot een gemeenschappelijke stellingname te komen? Ik begrijp uit zijn vorige antwoord dat hij onverdroten werk wil blijven maken van die taskforce. In hoeverre hypothekeert deze klacht niet de goede werking ervan? Wij waren, na er zovele maanden en jaren op te hebben aangedrongen, blij dat er eindelijk in een constructieve sfeer, met een overleg gestart. In hoeverre wordt dit hierdoor gedwarsboomd? Is er al een nieuw moment voorzien? Is er al een agenda? Ik kan mij inbeelden dat de klacht een van de hoofdpunten zal zijn. Ik kijk alvast vol belangstelling uit naar uw antwoord. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik heb hier nog nooit zo geëmotioneerd, zo met lood in mijn schoenen gestaan. Ik heb tot nu toe de hele voormiddag gezwegen omdat ik vond dat al deze debatten samen horen. Ik sta hier met frustratie en kwaadheid. Het is een heel zware week geweest voor de wereld. Er was veel slecht nieuws. Maar in Brussel hebben we ook een dieptepunt gekend. Meer dan 2000 kinderen hebben voorlopig geen uitzicht op een plaats in een Nederlandstalige school. Ik zal straks in uw antwoorden horen hoe we die mensen zullen opvangen, wat er zal gebeuren met de mensen die ten onrechte een plaats hebben, hoe ze er nu opnieuw uit zullen vliegen en hoe we die mensen gaan bege-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
451
leiden. We moeten die vragen stellen. U hebt al een deel van de antwoorden gegeven en ik ben benieuwd naar de andere antwoorden. Wat doet de politiek nu in deze situatie? Dat is wat we vandaag moeten vragen. De Franse Gemeenschap dient een klacht in. Ik heb hier al jaren staan pleiten voor overleg. Dat er nu een klacht wordt ingediend, maakt mij boos. Hoe wordt er vanuit Vlaamse hoek gereageerd op de capaciteitscrisis? Ik lees in de krant dat minister Pascal Smet veel verwacht van de taskforce Brussels Onderwijs. We hebben hier al vaak gesproken over die taskforce, waar de ministers samenkomen. Die taskforce boekt geen resultaat. Het is collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes die deze taskforce moet samenroepen. Dat is niet mijn taak. En het is al maanden geleden dat ze hebben samen gezeten. De bal ligt in het kamp van collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes. Hij zegt dat minister-president Charles Picqué de mensen moet bijeenroepen. Ik heb minister-president Charles Picqué twee weken geleden in de commissie gevraagd wat de stand van zaken is in verband met die taskforce. Hij zegt: “Het is moeilijk. We doen ons best. We zullen er aan werken.” We kunnen onze eieren in het mandje van die taskforce leggen. Overleg is de enige manier om er te geraken. Maar het zijn niet minister-president Charles Picqué en collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes die bevoegd zijn voor het creëren van extra plaatsen in Brussel. Ik ben blij dat zij het broodnodige initiatief nemen, maar ik wil vermijden dat zij de schuld krijgen van het niet lukken. We moeten allemaal de hand in eigen boezem steken, zowel de Franse als de Vlaamse Gemeenschap. We hebben allemaal grote woorden gesproken. Het is gemakkelijk om, als je zelf geen oplossingen biedt, de schuld naar de andere gemeenschap door te schuiven. We zijn de Franse Gemeenschap zo hard aan het verwijten dat zij het ons verwijten, dat we vergeten naar onszelf te kijken. Dat wil ik nu toch even doen. U zult mij niet horen tegenspreken dat Nederlandstalige kinderen recht hebben op een plaats in Nederlandstalige scholen. Ik hoor, als jongste collega, dikwijls het verwijt dat ik mijn politieke geschiedenis niet zou kennen. Ik neem dat persoonlijk. Ik ken mijn politieke geschiedenis. Maar ik ken ook mijn stad. Ik zal de rechten die wij hebben verworven verdedigen en ik zal ervoor blijven strijden dat Nederlandstalige kinderen terecht kunnen in Nederlandstalige scholen. In mijn stad wonen heel veel kinderen die niet Franstalig en niet Nederlandstalig zijn. Als de Nederlandstalige gemeenschap zegt voorrang te geven aan Nederlandstalige kinderen, en de Franstalige gemeenschap zegt voorrang te geven aan Franstalige kinderen, dan zijn er 50 % kinderen die geen voorrang hebben. Omdat er te weinig plaatsen zijn op school, zijn zij het die uit de boot vallen. Dat zal ik ook niet accepteren. Ik zal mijn politieke geschiedenis kennen maar ik zal mijn stad niet ontkennen. Ik vind het zeer belangrijk om dat te zeggen. Volgens de huidige plannen van de Vlaamse Gemeenschap zullen er 2.400 à 2.500 plaatsen bijkomen. Ik ben daar blij mee, maar laten we niet vergeten dat wij ons als Vlaamse Gemeenschap hebben geëngageerd voor de Brusselnorm. Volgens die norm valt 30% van de Brusselaars onder onze verantwoordelijkheid. Wij hebben nog maar net een resolutie goedgekeurd waarin we bevestigen dat we achter die norm staan. Ik zal vechten voor de Brusselnorm, ook in het onderwijs. Die 2.500 extra plaatsen komen nog niet in de buurt. Als we de Brusselnorm niet kunnen halen, kunnen we dan op zijn minst streven naar het behoud van de huidige verdeelsleutel, die ons 20% geeft? Laat de Vlaamse Gemeenschap
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
452
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
toch alsjeblieft blijven investeren in minstens 20% van de schoolinvesteringen. Die 2.500 plaatsen zijn daarvoor veel te weinig. Ja, ik veroordeel de Franse Gemeenschap omdat zij een ongelooflijk slecht signaal geeft, omdat zij de dialoog op een heel verkeerde manier op de spits drijft. Maar ik veroordeel ook de Vlaamse Gemeenschap omdat zij niet haar volle verantwoordelijkheid neemt. Ik wil niet de grote pessimist uithangen. Ik sta hier met lood in de schoenen. En toch gaat het goed met Brussel, er worden kindjes geboren. Kindjes zijn positief en daar moeten we blij mee zijn. Joepie! Het gaat ook goed met het Nederlands in Brussel. Kijk maar eens in de verslagen hoe hier tien, twintig jaar geleden over het Nederlandstalig onderwijs werd gepraat. Men zou toen hebben gesmeekt om een overaanbod. Kinderen die nu worden geboren, willen Nederlands leren en naar onze scholen gaan. Dat is positief. Laat de Vlaamse Gemeenschap zich daarvoor openstellen. Het gaat niet alleen goed met het Nederlands in Brussel, het gaat ook goed met de Nederlandstalige Brusselaars. Er is vandaag beduidend minder stadsvlucht bij de jonge Nederlandstalige gezinnen. Dat is fijn, maar zij moeten natuurlijk een plaats kunnen vinden voor hun kinderen. Gelukkig kan mijn kind terecht op de school van mijn keuze, maar er zijn mensen wiens kind op geen enkele van de vijf voorkeurscholen plaats vindt. Wie kan deze mensen verwijten dat ze verhuizen? Zorg voor voldoende capaciteit, zodat de Nederlandstalige jonge gezinnen met kinderen in Brussel blijven, dat de anderstaligen zich welkom voelen, dat wij het Nederlands in deze stad voor hen toegankelijk maken en ieder kind in deze stad recht geven op een fundamenteel grondrecht: toegang tot onderwijs. Hoe frustrerend ook, dat zal maar op één manier gaan en dat is door overleg met de Franse Gemeenschap. Ik ben blij dat het collegelid zich niet wil laten opjutten tot een communautair debat, want willens nillens zullen we samen rond de tafel moeten gaan zitten om af te spreken hoeveel plaatsen in welke wijken door welke Gemeenschap moeten worden gecreëerd en welke voorrangscriteria zullen gelden. Dat dit een moeilijk debat is, ligt natuurlijk aan de kostprijs. Wij vragen aan de Vlaamse Gemeenschap veel geld en dat is moeilijk in deze tijden van economische crisis. Voor de Franse Gemeenschap geldt hetzelfde. Lieve mensen, zit samen rond de tafel. Er zijn goede berekeningen van economen als Gospa Esping-Andersen: elke euro die wordt geïnvesteerd in een school, betaalt zich meer dan dubbel terug. Ik sluit af met de wijze woorden van de heer Coppens: ik vind het belangrijker dat er iets gebeurt dan dat ik gelijk krijg. Ik hoop dat we met zijn allen voor onze kinderen gaan en of ik nu gelijk heb of niet, is daarbij ondergeschikt. De heer Jef Van Damme.- Als we ons aan de 300.000-norm in het onderwijs willen houden, dan moeten er 50 scholen bijkomen. Vijftig! Tegelijkertijd vinden we dat er in elke
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
453
klas voldoende Nederlandstalige kinderen moeten zitten. Die twee combineren is niet mogelijk. Er moet een keuze worden gemaakt. Mevrouw Elke Van den Brandt staat op de kansel te preken, maar zij wil die keuze niet maken. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Toch wel, ik kies voor de uitbreiding. De heer Jef Van Damme.- Als mevrouw Van den Brandt wil dat er voldoende Nederlandstalige kinderen in elke klas zitten, en ik ga ervan uit dat zij dat wil voor haar kinderen, dan kan zij niet tegelijkertijd pleiten voor 50 nieuwe scholen. Dat is intellectueel oneerlijk. Het is het een of het ander. Mevrouw Van den Brandt herhaalt keer op keer dat de Vlaamse Gemeenschap plaatsen moet creëren. Voor alle duidelijkheid: de Vlaamse Gemeenschap bouwt geen scholen. Het zijn de inrichtende machten die scholen bouwen. Op dit moment nemen verschillende inrichtende machten in Brussel initiatieven daartoe, vooral de gemeenten, maar ook het Gemeenschapsonderwijs. Het vrij onderwijs is er in veel mindere mate mee bezig – men kan zich afvragen waarom dat zo is. Dossiers die worden ingediend bij de Vlaamse Gemeenschap, zullen worden gesubsidieerd. Er is nog nooit een dossier afgewezen. Zeggen dat de Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid niet opneemt, is onzin. Maar goed, dit debat ging eigenlijk over de aanval op de voorrangsregels door de Franse Gemeenschap. Sp.a blijft voorstander van een aanpassing van de voorrangsregels, die ondertussen al tien jaar bestaan. De collegevoorzitter blijkt daar ook achter te staan en ik hoop dus dat we daar werk van kunnen maken. Ik hoop dat de klacht van de Franse Gemeenschap juridisch ongegrond wordt verklaard. Ze is in ieder geval politiek niet gegrond. De voorrang voor GOK-leerlingen blijft immers wel behouden. Daardoor zal het aantal anderstalige leerlingen dat in de Nederlandstalige scholen binnensijpelt, altijd groot blijven. Tot slot doe ik een oproep tot sereniteit, en daarmee volg ik de collegevoorzitter. Sp.a is van mening dat we deze discussie niet in de pers moeten voeren, maar onder politici. Daarom is het des te betreurenswaardiger dat de Franse Gemeenschap zomaar een juridische aanval doet, zonder enige vorm van overleg. Ik hoop dat de taskforce van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering daadwerkelijk voor een oplossing zal zorgen, los van het zuiver juridische aspect. PERSOONLIJK FEIT Mevrouw Elke Van den Brandt.- De heer Jef Van Damme verwijt mij intellectuele oneerlijkheid omdat ik zowel zou pleiten voor een minimum aan Nederlandstalige kinderen in de klas als voor een capaciteitsuitbreiding. Wel, ik heb nog nooit gepleit voor een minimum aan Nederlandstalige kinderen! Ik pleit er enkel voor dat Nederlandstalige kinderen in Nederlandstalige scholen terechtkunnen. Ik beweer helemaal niet dat er een minimum aan Nederlandstalige kinderen vereist is voor kwalitatief onderwijs. Dat is zelfs onlangs nog formeel tegengesproken door het OCB. Er is een uitdaging op het vlak van taal in
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
454
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
het onderwijs, maar goed onderwijs is perfect mogelijk in een klas met enkel anderstalige kinderen. Hét grote probleem is kansarmoede. Dat is de reden waarom veel anderstalige kinderen geen goede resultaten behalen. Anderstalige kinderen met een kansrijke achtergrond doen het wel goed. Verwijt mij geen intellectuele oneerlijkheid omdat ik er een andere mening op nahoud! (Samenspraak) - De interpellatie wordt hervat. Mevrouw Els Ampe. – Niet alleen is er stress bij de ouders die geen plaats vinden voor hun kinderen, maar ook bij de politici. En terecht! Toen Pascal Smet, de huidige Vlaamse minister van Onderwijs, nog minister was in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, zei hij regelmatig: ‘In Brussel is iedereen bevoegd, maar niemand verantwoordelijk.’ En kijk, dat is precies wat wij vandaag meemaken: voor het Nederlandstalige onderwijs in Brussel is er wel iemand bevoegd, maar niet verantwoordelijk. De minister van Onderwijs is bevoegd voor het creëren van extra plaatsen, via bijvoorbeeld het Gemeenschapsonderwijs. Als het Gemeenschapsonderwijs aanbiedt om extra plaatsen te creëren in Brussel, dan moet dat kunnen worden ondersteund door de Vlaamse minister van Onderwijs. Hetzelfde geldt voor de Franse Gemeenschap. Het ergert mij enorm dat beide Gemeenschappen naar elkaar blijven wijzen, zich niet verantwoordelijk achten, terwijl de kinderen en hun ouders aan de schoolpoort blijven staan. Dat is hemeltergend. Als dit doorgaat, zullen de Gemeenschappen een etnisch conflict creëren. Want waarmee zijn de ouders aan de schoolpoort nu bezig? Zij kijken naar elkaar en vragen zich af of de ander wel recht heeft om zijn kind in te schrijven. Is dat papiertje wel in orde? Is dat kind wel echt Nederlandstalig? Is dat wel echt een GOK-leerling? Nu komt daar nog de vraag bij of sommige kinderen niet onterecht zijn ingeschreven! Dat is toch wel straf. Volgens mij moet een kind overal kunnen worden ingeschreven. Een ouder moet kunnen kiezen welk onderwijs hij wenst voor zijn kind. Dat kan alleen worden gegarandeerd als er voldoende plaats is en als beide Gemeenschappen hun verantwoordelijkheid opnemen. Het heeft geen zin om naar het Grondwettelijk Hof te stappen, zoals de Franse Gemeenschap doet. Het heeft echter ook geen zin om als Vlaamse Gemeenschap naar de Franstaligen te wijzen. De beide Gemeenschappen moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en ervoor zorgen dat er voor alle kinderen plaats is. In plaats van uit te gaan van het aanbod, moeten wij de vraag volgen. Als er vraag is naar Nederlandstalig onderwijs, dan moeten wij aan die vraag kunnen beantwoorden. Dat is altijd en overal zo. Omgekeerd te werk gaan, dat klopt toch niet? Aan beide Gemeenschappen zeg ik: stop met het organiseren van een etnisch conflict tussen de ouders. Het zal weldra duidelijk zijn of de Vlaamse Gemeenschap voluit kiest voor Brussel door de 300.000-norm te aanvaarden, of dat ze Brussel loslaat. Uit het aantal plaatsen dat zal
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
455
worden gecreëerd in het Nederlandstalig onderwijs, de kinderopvang en andere Nederlandstalige initiatieven zal blijken welke houding de Vlaamse Gemeenschap aanneemt ten opzichte van Brussel. Ik hoop in ieder geval dat de Vlaamse Gemeenschap Brussel nooit loslaat. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Toen in 2002 het GOK-decreet werd besproken in het Vlaams Parlement, heb ik gewaarschuwd voor de implicaties. Men heeft daar niet naar willen luisteren, maar helaas geven de feiten van vandaag mij overschot van gelijk. Het is spijtig om op die manier gelijk te moeten krijgen. De situatie is te ernstig. Amper één Nederlandstalig kind op twee vindt nog een plaats in de lange lijst van vijf scholen van ‘eerste’ keuze die zijn ouders elektronisch moeten indienen. In het onderwijs dat voor en door Vlamingen wordt georganiseerd en met Vlaams belastinggeld wordt gefinancierd, is er geen plaats voor de helft van de Vlaamse kinderen. Het aandeel van de Nederlandstaligen in de klassen ligt lager dan ooit, wat de kwaliteit van het onderwijs doet dalen. Als gevolg van dit fenomeen kreeg de stadsvlucht van de schoolgaande Vlaamse kinderen de wind in de vleugels. Zoals al werd aangehaald, zijn er gezinnen die wegens deze toestand verhuizen. Dit werkt de reeds bestaande stadsvlucht van de Vlamingen verder in de hand. Ik denk dat sommige collega’s niet hebben geluisterd in de commissievergadering eerder deze week. Zij beweren dat het allemaal goed gaat. Professoren die bezig zijn met het Nederlandstalig onderwijs in Brussel hebben duidelijk laten verstaan dat er 10% probleemscholen zijn, waarvan een aantal reddeloos verloren is. Tot daar het goede nieuws. Laat ons even met de voeten op de grond blijven. Terwijl het Nederlandstalig onderwijs nog amper plaats kan bieden aan de Vlaamse kinderen in onze hoofdstad, dagen de Franstaligen ons voor het Grondwettelijk Hof omdat we volgens hen te weinig allochtonen en allofonen in ons onderwijs zouden onthalen. Hoewel de grond van hun vordering anders luidt, weten we door de uitspraken van de Franse politieke klasse in de media waarover het gaat. Ik heb aan die uitleg voldoende boodschap om te weten wat de ware toedracht is. De Franstalige partijen, die verantwoordelijk zijn voor de nefaste immigratie- en asielpolitiek waardoor in het gewest de demografie, de economie en de werkloosheid uit de hand lopen, willen ons nu tot in onze eigen scholen opzadelen met de chaos die ze hebben veroorzaakt. Ze doen dit onder het valse en al te vaak gehoorde voorwendsel dat wij, Vlamingen, onverdraagzaam en bekrompen zouden zijn. Dat is al te kort door de bocht, zeker als je weet dat het aantal leerlingen naar verwachtingen met 18.000 zal stijgen tegen 2015 en de Franstaligen slechts 4.151 nieuwe plaatsen willen creëren terwijl de 10% Vlamingen in Brussel inspanningen leveren om 20% van de schoolgaande jeugd op te vangen. Moet het nog duidelijker? Deze cijfers spreken boekdelen. Sommigen zien de ernst van de situatie eindelijk in. Het is jammer dat hun laatste illusies pas nu in scherven vallen, maar beter laat dan nooit. Het is inderdaad dringend tijd om politieke conclusies te trekken. Anderen zijn blijkbaar masochistisch aangelegd, en willen nog een beetje verder wegzinken in het moeras van de Vlaamse zelfverloochening. Ze dringen aan op nog meer overleg, nog meer gepalaver met de Franstaligen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de vergewestelijking van het onderwijs, meertaligheid binnen de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
456
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
scholen, alsmaar bijbouwen en ongebreidelde capaciteitsuitbreiding. Waarom niet, Vlaanderen betaalt de rekening toch! Wij hoeven de vraag hier niet te stellen aan de collegevoorzitter, want uit de verklaringen van minister Pascal Smet en de collegevoorzitter zelf weten we allemaal dat de taskforce niet functioneert. We weten ook wat de conclusies zijn die daaruit moeten worden getrokken. Het is tijd voor actie. Ik hoop dat de gebeurtenissen van de voorbije weken, en niet het minst de jongste communautaire zet van de Franstaligen in de vorm van deze verwerpelijke maar veelzeggende vordering voor het Grondwettelijk Hof, eindelijk aanleiding zullen geven tot meer realisme en daadkracht. Ik reken er dan ook op dat de collegevoorzitter op dat vlak een duidelijk plan ontplooit. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik zal proberen minder emotioneel te zijn dan daarstraks. De voorzitter had gelijk toen ze zei dat we in feite tweemaal hetzelfde debat voeren, enkele nuances daargelaten. Ik laat me niet vangen om een spelletje ‘jouw fout – mijn fout’ te spelen met minister Pascal Smet. We weten allemaal dat er fundamentele problemen zijn in het gewest, die ik daarstraks reeds heb besproken. De kinderen zijn geboren, wat een magnifieke zaak is zoals mevrouw Elke Van den Brandt aanhaalt, maar ook een grote uitdaging. We moeten zorgen voor onderwijs voor al deze kinderen. De heer Jef Van Damme haalde aan dat plannen van netten die nieuwe scholen willen bouwen, moeten worden ingewilligd. De plannen zijn klaar en ze worden opgestuurd. We kunnen dan onze vooruitzichten invullen met 3.000 bijkomende plaatsen. Ik heb daarstraks ook aangehaald dat onderwijs een gemeenschapsbevoegdheid moet blijven. We zullen daar niet aan tornen. De task force is slechts een middel, maar dit mag niet wegnemen dat elke Gemeenschap zijn verantwoordelijkheid opneemt. Het is nuttig om de verantwoordelijken samen te brengen voor overleg over bepaalde wijken maar de task force heeft zelf geen enkele bevoegdheid, die ligt bij de gemeenschapsministers. Gezien de onaanvaardbare houding van mevrouw Marie-Dominique Simonet heb ik de minister-president gevraagd om een task force samen te roepen met de ministers zelf in plaats van kabinetsleden. Het gaat om de drie ministers-presidenten, de ministers verantwoordelijk voor onderwijs in de Vlaamse en Franse Gemeenschap, en de ministers verantwoordelijk voor onderwijs op Brussels niveau. Dit is een politieke vergadering waarop beslissingen moeten worden genomen over capaciteit. Er is nooit gediscussieerd over inschrijvingen tijdens de eerste vergadering. Dit onderwerp kwam naar mijn weten ook niet aan bod tijdens vergaderingen tussen kabinetsleden. Mevrouw Bianca Debaets vroeg naar cijfers. In februari 2011 werden er 4.310 leerlingen online aangemeld voor alle klassen van het Nederlandstalig basisonderwijs. Iets meer dan de helft daarvan, 50,77%, zal kunnen worden ingeschreven in één van de voorkeurscholen. Samen met de 3.083 broers en zussen, die absolute voorrang genoten, zullen er 5.271 leerlingen kunnen worden ingeschreven. Dat betekent helaas dat 2.122 leerlingen niet kunnen worden ingeschreven in één van hun voorkeurscholen. In een aantal leerjaren overstijgt het aantal aanmeldingen de beschikbare plaatsen. Dit doet zich vooral voor in de onthaal-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
457
klassen, waarvoor slechts 1.261 leerlingen – of slechts 71 procent – kunnen worden ingeschreven. Daar wringt het schoentje het hardst. We moeten absoluut bijkomende plaatsen creëren in de onthaalklassen. Er moet een gesprek plaatsvinden met de directeurs over de toepassing van de voorrangscriteria. Momenteel kunnen 514 kinderen niet worden ingeschreven in een voorkeurschool. In de eerste kleuterklassen doet zich hetzelfde probleem voor. Dat is normaal. Twee jaar geleden spraken studies over een demografische explosie. Het zijn vooral de onthaalklassen en lagere kleuterklassen die hier momenteel mee geconfronteerd worden. De heer Jef Van Damme vroeg om exacte cijfers, maar die zullen pas eind volgende maand bekend zijn. Van de aangemelde leerlingen meent 47,45% van de ouders aanspraak te kunnen maken op voorrangplaatsen voor leerlingen met thuistaal Nederlands. Om effectief aanspraak te kunnen maken op deze voorrangplaatsen dienen ouders over een studiebewijs of getuigschrift te beschikken, wat conform de nieuwe regelgeving door de directie zal worden gecontroleerd. Voor 43,11% van de aangemelde leerlingen menen de ouders aanspraak te kunnen maken op voorrangsplaatsen voor leerlingen in het kader van de GOK-indicatoren. De voorrangscategorie voor Nederlandstalige kinderen en jongeren in Brussel werd in 2005 ingevoerd. Ik zal niet terugkomen op het aanpassen van de 55% -norm en de risico’s die dat inhoudt. Wel wil ik nog de aandacht vestigen op het aantal kinderen van Nederlandstalige ouders. Op 1 februari 2010 bedroeg het aantal leerlingen met homogeen Nederlandstalige ouders 9,6%. Het aantal kinderen met één Nederlandstalige ouder bedroeg 25,9%, verder had 29,5% van de leerlingen Franstalige ouders, en 35% anderstalige. In het Nederlandstalig lager onderwijs bedroeg het aandeel van de homogeen Nederlandstaligen 10,8%, taalgemengden 26,2%, Franstaligen 31,6% en anderstaligen 31,4%. In antwoord op de vragen van de heer Paul De Ridder vermeldde ik al waarover de taskforce debatteerde. Er is geen probleem in de verhouding tussen de VGC en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De moeilijkheden liggen bij de houding van mevrouw MarieDominique Simonet. Zij is totaal niet op de hoogte van de Brusselse situatie en schiet met een kanon op een mug. Ze heeft daardoor grote problemen veroorzaakt in de verhouding tussen Franstaligen en Nederlandstaligen en bij de Franstalige collega’s. Daarom roep ik op tot kalmte. Ik heb al met mijn Franstalige collega’s gesproken. Ze gaan akkoord om die taskforce in het leven te roepen. Er kan echter geen sprake zijn van een gemoedelijke bespreking als je niet in staat bent om je verantwoordelijkheid te nemen. Het is onaanvaardbaar om een voorstel in te dienen voor 4.000 leerlingen en tezelfdertijd te beweren dat heel Brussel Franstalig is. Wat nu de redenen ook mogen zijn - bevolkingsgroei of niet - die kinderen zijn geboren! Onderwijs is nu eenmaal een basisrecht en het is de taak van beide Gemeenschappen om ervoor te zorgen dat er voldoende plaats is in de scholen. Een tweede belangrijke taak is het voorzien in kwalitatief hoogstaand onderwijs voor alle kinderen. En ik wijs er nog eens op dat onderwijskwaliteit verbonden is aan de problematiek van kansar-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
458
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
moede en dat we moeten trachten die vicieuze cirkel te doorbreken. Als dit gebeurt, dan ben ik ervan overtuigd dat de toekomst van Brussel rooskleurig én tweetalig zal zijn. De heer Dominiek Lootens-Stael.- De collegevoorzitter wil ons blijkbaar doen geloven dat de hele actie van de Franse Gemeenschap eigenlijk een eenmansactie is van minister Marie-Dominique Simonet, die niet goed zou beseffen waarover het in Brussel gaat. Mocht dit zo zijn en mochten de andere ministers van de Franse Gemeenschapsregering die fout inzien, dan begrijp ik niet goed waarom die juridische actie niet wordt stopgezet. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Ik wil de collegevoorzitter bedanken voor zijn reactie en hem succes wensen bij het verder zetten van de strijd. De heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter.- Ik ben de laatste om te minimaliseren wat er gebeurd is, maar ik heb daarstraks toch duidelijk mijn mening gegeven. De taskforce zal bijeengeroepen worden om de puntjes op de i te zetten en de taken te verdelen. -De incidenten zijn gesloten. REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN De voorzitter.- Collegelid Bruno De Lille zal antwoorden op beide samengevoegde interpellaties over het woonzorgproject Pieter en Pauwel. De geagendeerde vragen worden allemaal uitgesteld tot een volgende vergadering van de Raad. (Instemming) SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.V.O., ART. 62) INTERPELLATIE VAN MEVROUW GREET VAN LINTER TOT MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN, MEDIA EN PATRIMONIUM EN TOT DE HEER BRUNO DE LILLE, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR, JEUGD, SPORT EN AMBTENARENZAKEN over het woonzorgproject Pieter en Pauwel en de plannen voor het gemeenschapscentrum te Neder-Over-Heembeek INTERPELLATIE VAN DE HEER PAUL DE RIDDER TOT MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID, GEZIN, MEDIA EN PATRIMONIUM, over het Heembeeks ‘Pieter en Pauwel-project’ Mevrouw Greet Van Linter.- Kinderen zijn de toekomst en het onderwijsdebat is dan ook belangrijk. Senioren, die hun hele leven hebben bijgedragen aan de maatschappij, zijn voor mijn fractie ook belangrijk.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
459
Het project-Pieter en Pauwel maakt deel uit van het masterplan voor de woonzorgzones van gewezen Vlaams minister voor Brussel, Bert Anciaux. Dit project in Neder-OverHeembeek zou bestaan uit een dagverzorgingscentrum, een dienstencentrum en 74 woningen die deels verkocht en deels verhuurd zouden worden aan ouderen en gehandicapten. Er zou ook een hulpcentrale komen voor zelfstandig wonende gehandicapten. Deze woonzorgzone zou nog uitgebreid worden met een Nederlandstalige bibliotheek en een gemeenschapscentrum. De bibliotheek zit voorlopig in een prefabwoning en het gemeenschapscentrum is ondergebracht in een klein verouderd rijhuis. De financieringsconstructie die voor dit project werd uitgetekend door de woonzorgplanner, bedraagt ruim 17 miljoen euro, gebaseerd op een publiekprivate samenwerking (PPS). De Stad Brussel was bereid om voor de grond in te staan. De Vlaamse Gemeenschapscommissie zou 2 miljoen euro betalen voor de bibliotheek en het gemeenschapscentrum en de Vlaamse Gemeenschap zou via het Brusselfonds 300.000 euro bijdragen voor het dienstencentrum en het dagcentrum, als aanvulling op de Vlaamse welzijnssubsidies. De rest van het bouwbudget moest van de privésector komen. In het gedetailleerde akkoord, dat in 2009 tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap werd gesloten, stond duidelijk dat de Vlaamse minister voor Brussel als opdrachtgever zou fungeren. Nu wil minister Pascal Smet het project niet meer steunen. Hij tracht het door te schuiven naar de Stad Brussel, maar liet dit wel pas weten in januari 2011. De Stad Brussel zou dus een Vlaams project moeten ‘trekken’, wat toch wel een bedenkelijk idee is. De VGC van haar kant blijkt die 2 miljoen euro ondertussen opnieuw opgeborgen te hebben, omdat het dossier vast zit. Het is immers duidelijk geworden dat het project zoals het door architecten ontworpen is, er niet zal komen. In de woonzorgsector wordt natuurlijk teleurgesteld gereageerd. Men laat immers een kans liggen om een degelijk Vlaams project op poten te zetten. Ik verwijs naar de reactie van collegelid Bruno De Lille in verband met het opbergen van die 2 miljoen euro. Hij verklaarde dat dit gebeurt “omdat er geen beweging in het dossier zit. Vlaanderen moet de lead nemen”. Het collegelid zou nu overwegen om zaal Familia, het oude parochiecentrum, aan te kopen. Kan het collegelid ons een stand van zaken in dit dossier meedelen? Kan het collegelid bevestigen dat het door de VGC vooropgestelde bedrag opgeborgen is en dat hij de aankoop overweegt van de zaal Familia? Zal het resultaat van deze mogelijke aankoop de bouw van een nieuw centrum evenaren? Is er nog overlegd met de Vlaamse minister voor Brussel? Indien niet, zal het collegelid dan contact opnemen met minister Pascal Smet om alsnog te trachten dit project te redden? Welke toekomst is er nog voor de Nederlandstalige bibliotheek en het gemeenschapscentrum?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
460
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
De heer Paul De Ridder.- Is het collegelid op de hoogte van de bezwaren van de Participatiemaatschappij Vlaanderen en rechtvaardigen die volgens het College de beslissing van Vlaams minister Pascal Smet? Wat is het huidige standpunt van het College over het Pieter en Pauwel-project? Hoe definitief is de keuze voor zaal Familia? Wanneer werd deze beslissing getroffen? Minister Pascal Smet had begrip voor het feit dat collegelid Grouwels liet weten de kennis noch de mankracht te hebben om de leiding van dit project op zich te nemen. Wanneer waren er ter zake contacten tussen Vlaams minister Pascal Smet en collegelid Brigitte Grouwels? Wat werd er verder tussen hen afgesproken? Het initiatief zou nu bij de Stad Brussel gelegd worden en minister Pascal Smet verwacht dat er “op heel korte termijn een voorstel van de stad Brussel” zou komen. Is de College op de hoogte van of betrokken bij deze contacten? Heeft het College reeds contact opgenomen met de Stad Brussel om dit of een gelijkaardig project alsnog uit te voeren? De verplichtingen van de VGC werden ondermeer vastgelegd in de artikels 3 en 5 van de overeenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Welke concrete overeenkomsten werden er afgesloten met de stad Brussel? De overeenkomst werd immers enkel ondertekend door de Vlaamse minister voor Brussel en de bevoegde collegeleden. Hoe bindend is die overeenkomst? Loopt de VGC niet het gevaar in gebreke te worden gesteld? Mevrouw Elke Roex.- Voor mij is het hier eens te meer een discussie waarbij de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Voor dit groot bouwproject komt de financiering vanuit verschillende bronnen. Er is in geld voorzien afkomstig van VIPA, het Vlaams Gewest, het Vlaams Brusselfonds, de VGC en de Stad Brussel. Er zijn verschillende bevoegdheden mee gemoeid, het gaat zowel over cultuur als over welzijn en wonen, wat eigenlijk een gewestelijke bevoegdheid is. Iemand moet dat gemengd project coördineren. In de vorige constructie was bepaald dat de Vlaamse Gemeenschap deze coördinerende rol op zich zou nemen en zou instaan voor de bouw van dit project. De Vlaamse minister voor Brusselse aangelegenheden, de heer Pascal Smet en de Brusselcel van de Vlaamse administratie hebben de mensen noch de middelen om dit project te coördineren. De volgende stap is samen naar een oplossing zoeken. Minister Smet heeft 300.000 euro blijvend voorzien vanuit de Vlaamse Gemeenschap. De toekenning van de VIPA-middelen gebeurt via wachtlijsten waarop de initiatiefnemer zich moet inschrijven, wat echter zelden schijnt te gebeuren in Vlaanderen. Financiële middelen zijn gegarandeerd langs Vlaamse kant, we moeten nu enkel een praktische oplossing zoeken om het project te coördineren. Maar wat betreft de 2 miljoen van de VGC had ik graag geweten of dat geld nog beschikbaar is. We vinden deze som niet direct terug in de meerjarenbegroting. Wat is er met deze middelen gebeurd? Staat het College niet meer achter deze constructie? Indien we morgen een initiatiefnemer vinden, dan zullen deze middelen wel nodig zijn voor de opbouw het project, dus ik hoop maar dat het
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
461
College ze ergens ‘verstopt’ heeft. Zoniet, ontstaat er een echt probleem in Neder-OverHeembeek, veroorzaakt door een van de partners in dit project. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Dit is een merkwaardige zaak. De heer Pascal Smet was nog collegelid van de VGC toen de overeenkomst ondertekend werd met betrekking tot dit nogal ambitieus project. Er werd in woningen en dienstverlenging voorzien voor senioren, met onder andere een rusthuis, een verzorgingscentrum, een dienstencentrum en zelfs een bibliotheek. Als ik het goed begrepen heb zou zelfs het gemeenschapscentrum daar ergens onderdak kunnen vinden. De heer Smet werd echter minister in de Vlaamse Regering en hij merkt plots op dat hij er de expertise noch de middelen voor heeft. Nochtans had zijn voorganger Bert Anciaux - ook een socialist - er blijkbaar wel de middelen voor. Plots wordt het hele project afgeblazen. Minister Smet komt met een andere oplossing op de proppen en schuift het dossier door naar de Stad Brussel. Mevrouw Els Ampe.- We zouden kunnen denken dat het Pieter en Pauwel-project een van de vele projecten is die vooral kaderen in de aankondigingpolitiek van het voormalige collegelid en de voormalige minister bevoegd voor Brussel. Het lijkt erop dat zij een samenwerkingsakkoord hebben getekend, maar dat zij daaraan onvoldoende financiële engagementen verbonden hebben. Wie dergelijk project aankondigt, weet toch ook hoeveel dat zal kosten. Op zich is het een mooi idee om een gemeenschapscentrum, flats voor senioren en een bibliotheek in een enkel project te combineren, maar daarvoor moeten wel de nodige financiële middelen worden uitgetrokken. Blijkbaar is dit het zoveelste lijk dat uit de kast valt. Het voormalige collegelid vertrekt naar een andere regering en dit College wordt geconfronteerd met het zoveelste voorbeeld van zijn aankondigingpolitiek. Ikzelf heb in de gemeenteraadsvergadering van de stad Brussel van deze week ook vastgesteld dat de Brusselse burgemeester uit de lucht viel, terwijl de heer Pascal Smet nochtans aangekondigd had dat de Stad Brussel dit project zou dragen. Dat is toch totaal niet gebleken uit het antwoord van burgemeester Freddy Thielemans. Ook ik stel mij dus de vraag hoe het nu zit met dit project. Waar hebben het voormalige collegelid en de voormalige Vlaamse minister voor Brussel dit College weer mee opgezadeld? De heer Bruno De Lille, collegelid.- De stad Brussel zegt inderdaad dat ze van niets weet. Om eerlijk te zijn: wij weten ook van niets. Het klopt dat er indertijd een mooi project werd voorgesteld en dat de VGC nog steeds bereid is om mee in dat Pieter en Pauwelproject te stappen. Tijdens de begrotingsbespreking heb ik al gezegd dat die 2 miljoen euro niet in de meerjarenbegroting staan, maar als het project uitgevoerd wordt, dan zullen wij al het nodige doen om die 2 miljoen euro te garanderen. Die garantie werd besproken in het College. Het is een beetje kort door de bocht om het nu voor te stellen alsof het hele project niet doorgaat omdat wij die 2 miljoen euro niet duidelijk in onze VGC-begroting hebben ingeschreven. Ik hoor dat de sprekers niemand met de vinger willen wijzen, maar hier wordt wel met de vinger naar mij gewezen en dat neem ik niet, omdat dat niet klopt.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
462
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Het project gaat niet door omdat de Vlaamse Gemeenschap zich bedacht heeft en geen zin meer heeft om dit project te trekken. Wanneer de Vlaamse Gemeenschap zegt dat zij niet de middelen en mensen heeft om dit project rond te krijgen, vind ik het vreemd dat zij het gewoon zou doorschuiven naar de stad Brussel, alsof die wel onmiddellijk de middelen en het personeel zou kunnen vrijmaken. Het gaat hier om een groot en moeilijk project. De administratie van de stad Brussel is wel groot, maar totaal niet te vergelijken met de Vlaamse administratie. De VGC-administratie is kleiner dan die van de stad Brussel, dus wij zijn ook niet in staat om het project te trekken en bovendien is het ook nooit zo opgezet. Het was altijd de bedoeling dat Vlaanderen de leiding zou nemen over dit project. Officieel zijn wij dus niet op de hoogte gesteld en heb ik ook alles via de kranten moeten vernemen. Ik probeer toch iets preciezer te antwoorden. Het oorspronkelijk project dat gepland was aan het Peter Benoîtplein omvatte een nieuwbouw van 2.000 m², waarin een gemeenschapscentrum, een bibliotheek, een dagverzorgingscentrum en een lokaal dienstencentrum plaats zouden krijgen. Daarnaast werden er voor meer dan 8.000 m² appartementen gepland voor een gemengd publiek, waarvan bijna 7.000 m² aanleunwoningen voor senioren. Als Vlaams minister Pascal Smet nu van mening is dat het niet de taak is van de Vlaamse Gemeenschap om als projectontwikkelaar op te treden, dan betekent dat eigenlijk concreet dat de samenwerkingsovereenkomst met de stad Brussel en de VGC zonder voorwerp is geworden, net zoals de plannen die het architectenbureau LAT-architecten maakte. Collegelid Brigitte Grouwels en ikzelf betreuren dat natuurlijk. Momenteel bekijken de diensten van collegelid Brigitte Grouwels hoe we in Neder-OverHeembeek alsnog een woonzorgproject met een lokaal dienstencentrum, dagverzorgingscentrum, aanleunwoningen en een ADL-centrum (Activiteiten voor het Dagelijkse Leven) voor personen met een handicap gerealiseerd kunnen worden. Het College wil deze gesprekken momenteel niet hypothekeren door voorbarige uitspraken. Het klopt dat er nog altijd 300.000 euro gepland is, maar we moeten afwachten hoe het project verder evolueert. Voor het gemeenschapscentrum Heembeek-Mutsaard en de Nederlandstalige bibliotheek zijn we nog steeds bereid om meteen 2 miljoen euro vrij te maken. Vermits de onduidelijkheid die er nu bestaat, hebben we beslist om niet te wachten op een definitieve beslissing en heb ik aan mijn administratie al gevraagd om een tijdelijke oplossing te zoeken, zodat het Nederlandstalige gemeenschapsleven in Neder-Over-Heembeek niet extra zou worden belast met infrastructuurproblemen. Een van de mogelijkheden die we onderzoeken, is het aangaan van een gebruiksovereenkomst met zaal Familia, dus niet de aankoop ervan. Die onderhandelingen zijn nog volop bezig en ook die wil ik niet hypothekeren door nu al te veel uitspraken te doen. In elk geval willen we ervoor zorgen dat het gemeenschapsleven in Neder-Over-Heembeek in goede omstandigheden kan verder gaan. De VGC is bereid om daarvoor de nodige inspanningen te leveren, maar wij zijn hier niet diegenen die de kar trekken. Wij kijken wat er in Vlaanderen beslist wordt en hopen dat we binnenkort ook officieel van een aantal zaken op de hoogte gesteld kunnen worden, zodat we meer definitieve beslissingen kunnen nemen in de VGC. Mevrouw Greet Van Linter.- Zullen er geen moeilijkheden ontstaan met eventuele verbouwingen of andere infrastructurele problemen bij een gebruiksovereenkomst met de zaal
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
463
Familia? Kan daar een degelijk gemeenschapscentrum op poten worden gezet? Kan de bibliotheek daar ook een plaats krijgen of blijft die in de prefab-gebouwen gehuisvest? Ik betreur het dat het collegelid niet meer antwoorden kan geven. Ik kreeg geen antwoord op mijn duidelijke vraag over het overleg. Was er overlegd met de Vlaamse Gemeenschap? Peilt het College op regelmatige basis naar het standpunt van Vlaanderen? Gezien het belang van deze zaak kan ik mij moeilijk voorstellen dat het College bij de pakken blijft zitten. De discussie moet gevoerd worden en het project moet alsnog gerealiseerd worden. Er zijn al zo weinig instellingen en woonzorgzones. Als nu ook dit project niet doorgaat, wat blijft er dan nog over in Brussel? Volgens mij wordt er veel te weinig aan de kar getrokken. Kan het collegelid niet wat meer aandringen of andere initiatiefnemers zoeken? De heer Bruno De Lille, collegelid.- Collegelid Brigitte Grouwels en ikzelf hebben aan onze diensten gevraagd om de nodige stappen te zetten. Op het niveau van de kabinetten zijn er al gesprekken geweest, maar er is een verschil tussen een gesprek en een officiële mededeling van de Vlaamse Gemeenschap aan de VGC, dat het project niet zal doorgaan. We zitten dus nog steeds in de onzekerheid, ook omdat er uitspraken geweest zijn van Vlaams minister Pascal Smet over de trekkende rol van de stad Brussel. Ook daar hebben wij geen duidelijkheid over, maar als de stad Brussel dat wil doen, blijft ons engagement hetzelfde. Mij interesseert het niet wie het project trekt. Wij weten echter niet wat er zal gebeuren. Ook wij zijn vragende partij om meer informatie te krijgen. De ingebruikname van de zaal Familia is een tijdelijke oplossing waar we momenteel mee bezig zijn, omdat er toch iets moet gebeuren. Daar zal waarschijnlijk geen ruimte zijn voor de bibliotheek. We mogen niet vergeten dat het gaat om een bibliotheek van de stad Brussel, dus ook de stad Brussel moet haar verantwoordelijkheid nemen. Het kan niet dat de VGC telkens de verantwoordelijkheid over de bibliotheken neemt als een stad of gemeente besluit er zich niets meer van aan te trekken. Het gemeenschapscentrum is wel onze verantwoordelijkheid en daar werken we dus volop aan een oplossing zodat die mensen toch nog kunnen vergaderen en een gemeenschapswerking kunnen uitbouwen. – De incidenten zijn gesloten.
De vergadering wordt gesloten om 12.26 uur. De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
464
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Bijlagen Ingekomen stukken Voorstel van resolutie – Indiening en verwijzing
– Voorstel van resolutie van de heer Walter Vandenbossche c.s. betreffende de toepassing van de gecoördineerde taalwetten inzake bestuurszaken van 1966 door overheidsbedrijven en de positie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie – Stuk 445 (2010-2011) - Nr.1 Discussienota – Indiening en verwijzing – Discussienota ‘Het recht op kinderopvang in Brussel’, ingediend door mevrouw Elke Roex – Stuk 446 (2010-2011) - Nr. 1 Verslag – Indiening – Verslag uitgebracht door mevrouw Greet Van Linter namens de Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport over de discussienota ‘Cultuurplan voor Brussel’, ingediend door de heren Herman Mennekens en René Coppens – Stuk 441 (2010-2011) – Nr. 2 Schriftelijke vragen – Indiening Schriftelijke vragen werden ingediend door mevrouwen Els Ampe, Bianca Debaets, de heer Herman Mennekens en mevrouw Elke Roex. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Commissie voor Cultuur, Jeugd en Sport van dinsdag 22 februari 2011 1. Discussienota Discussienota ‘Cultuurplan voor Brussel’, ingediend door de heren Herman Mennekens en René Coppens – Stuk 441 (2010-2011) - Nr. 1 Mevrouw Greet Van Linter wordt aangeduid als verslaggever. Aanwezig: Vaste leden: mevrouw Annemie Maes, voorzitter, de heren René Coppens, Jef Van Damme, mevrouw Greet Van Linter Plaatsvervangers: mevrouwen Sophie Brouhon, Brigitte De Pauw, de heer Herman Mennekens Verontschuldigd: mevrouw Bianca Debaets 2. Regeling werkzaamheden In navolging van de gemeenschappelijke vergadering met het PFB over het ‘Cultuurplan voor Brussel’ stelt de commissievoorzitter, mevrouw Annemie Maes, voor om mits goed-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
465
keuring van het Uitgebreid Bureau op dinsdag 29 maart 2011 een bezoek te brengen aan De Munt. Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 23 februari 2011 Interpellaties (R.v.O., art.62) – Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de nieuwe convenanten met organisaties binnen het domein welzijn – Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over de subsidies voor de geïntegreerde wijkcentra Aanwezig : Vaste leden : mevrouw Elke Roex, voorzitter en Elke Van den Brandt Ander lid : de heer Walter Vandenbossche Verontschuldigd: mevrouw Greet Van Linter Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Gezin, over de nieuwe convenanten met organisaties binnen het domein welzijn Interpellant Elke Roex stelt dat uit de antwoorden in de commissievergadering van 29 november 2010 over de begroting 2011, bleek dat er binnen het domein welzijn nog een aantal overeenkomsten met organisaties in voorbereiding is of in de laatste fase zit. Het gaat over de overeenkomst met de vzw Centrum voor het Jonge Kind, de overeenkomst met Sociaal Vervoer vzw en een nieuwe convenant met JES vzw Straathoekwerk. De overeenkomst met de vzw Centrum voor het Jonge Kind zou in het voorjaar van 2011 moeten afgesloten worden. In verband met Sociaal Vervoer vzw vernamen we in de commissievergadering dat er een globaal concept voor het Nederlandstalig sociaal vervoer is opgemaakt in samenwerking met de vzw Sociaal Vervoer Brussel, de vervoersdienst van de Welvaartskapoen en vertegenwoordigers van de lokale dienstencentra. Concrete gesprekken over de implementatie van het concept zijn aan de gang. In verband met JES vzw Straathoekwerk erkende het collegelid dat de reserves van de vzw bijna uitgeput zijn, waarmee rekening moest gehouden worden in de opmaak van de begroting. JES vzw beschikte voor 2009 over een groter budget omdat er een budgettaire techniek gangbaar was bij de VGC dat men reserves mocht opbouwen voor personeelsleden die nog geen 10 jaar anciënniteit hadden. Deze reserves werden aangesproken, zodat voor 1 jaar minder middelen nodig waren. Inmiddels zijn deze reserves uitgeput en zijn opnieuw meer middelen nodig om de werking te garanderen. De middelen ingeschreven in de begroting 2011 hielden hier echter geen rekening mee. Men heeft in 2011 voor JES niet onmiddellijk de extra middelen ingeschreven (ongeveer 50.000 euro) die vorig jaar toch nog werden toegekend.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
466
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Mevrouw Elke Roex heeft een aantal concrete vragen. Wat is de stand van zaken in verband met de drie bovenstaande convenanten? Wat zijn de belangrijkste verschillen of verschuivingen in de nieuwe overeenkomsten? Zijn er in de conventie fundamentele inhoudelijke of financiële wijzigingen in vergelijking tot het verleden? Welke? Wat is de precieze timing voor het afronden van de overeenkomst met de vzw Centrum voor Jonge Kind? Hoever staat het met het nieuw globaal concept voor Sociaal Vervoer vzw? Zijn alle parameters van het concept bekend voor de opmaak van een nieuwe overeenkomst? Zijn er daarbij fundamentele inhoudelijke en/of financiële wijzigingen? Wat is de precieze timing voor het afronden van de overeenkomst tussen de VGC en Sociaal Vervoer vzw? Wat is de precieze timing voor het afronden van de overeenkomst met de vzw JES? Zijn er in de conventie fundamentele inhoudelijke of financiële wijzigingen in vergelijking tot het verleden? Welke? Hoe zal het collegelid in het convenant met JES tegemoetkomen aan de vragen in verband met het budget? Worden hier bijkomende middelen voor voorzien? Wat is de precieze timing voor het afronden van de overeenkomst met JES vzw Straathoekwerk? Commissielid Elke Van den Brandt merkt op dat de interpellatie in het verlengde van de begrotingsbesprekingen ligt en dat zij toen een aantal soortgelijke vragen stelde. Wat JES vzw Straathoekwerk betreft, werd tijdens die besprekingen gezegd dat het convenant nog niet werd afgerond, maar dat in afwachting daarvan in de begroting 2011 voor JES vzw Straathoekwerk dezelfde middelen ingeschreven werden als voor 2010. De spreker gaat ervan uit dat tegen de tijd dat begrotingswijziging 1 en A wordt ingediend het convenant zal ondertekend zijn en dat de begrotingswijziging 1 en A verduidelijking zal verschaffen over het uiteindelijke subsidiebedrag 2011 voor JES vzw Straathoekwerk. Het is niet wenselijk dat JES vzw Straathoekwerk langer moet putten uit de eigen reserves. In verband met Sociaal Vervoer vzw wenst de spreker te vernemen wat de stand van zaken is in verband met het globaal concept en hoe en wanneer de implementatie van het concept zal verlopen. Mevrouw Van den Brandt stelde met betrekking tot Sociaal Vervoer vzw een schriftelijke vraag en las in het antwoord daarop dat Sociaal Vervoer vzw jaarlijks 15.000 aanvragen (de helft van de aanvragen) weigert omwille van de ondercapaciteit. Vangt het nieuwe concept dit probleem op ? Collegelid Brigitte Grouwels meldt dat de onderhandelingen rond het convenant met JES vzw Straathoekwerk afgerond werden op vrijdag 18 februari 2011. Er werd een inhoudelijk en financieel akkoord bereikt. Het nieuwe convenant wordt ter goedkeuring geagendeerd op de collegevergadering van maart 2011. Nadien zal het convenant door beide partijen ondertekend worden. Collegelid Brigitte Grouwels rekent op het begrip van alle commissieleden als zij zegt dat het niet wenselijk is om voorafgaand aan de goedkeuring door het College en de ondertekening van het convenant, al gedetailleerd tekst en uitleg te verschaffen in de commissie. Zij kan wel al meedelen dat het convenant zal lopen van 2011 tot 2015 en dat het inhoudelijk wordt gelinkt aan de doelstellingen van de VGC inzake straathoekwerk, armoedebestrijding, jeugdwelzijn en lokaal sociaal beleid. Ook werd de definitie en de methodiek van straathoekwerk geactualiseerd.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
467
Financieel voorziet de VGC jaarlijks een regulier bedrag van 377.000 euro voor de straathoekwerking van JES vzw. Dit één van de best betaalde vzw-werkingen. Het toegekende bedrag is minder dan initieel werd gevraagd door JES vzw, maar dit is met de huidige budgettaire beperkingen het hoogst haalbare. Dit werd uiteraard reeds gecommuniceerd aan de mensen van JES vzw. Noch JES vzw, noch collegelid Brigitte Grouwels zijn gelukkig met het feit dat de subsidies stranden op 377.000 euro. Collegelid Brigitte Grouwels vestigde er tijdens informele contacten de aandacht van JES op dat er andere financiële pistes mogelijk zijn, waardoor er een diversificatie in subsidiërende overheden ontstaat. Zo zijn er onder meer mogelijkheden bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Als JES vzw sterke projecten indient bij die instanties die aan de respectieve criteria voldoen, zullen deze projecten op de steun van het collegelid kunnen rekenen. Voor Sociaal Vervoer gaat het niet over de onderhandelingen rond een convenant. Het gaat over het samenbrengen van een aantal partners (Sociaal Vervoer Brussel vzw, Welvaartkapoen vzw, lokale dienstencentra met een vervoerscapaciteit) voor de ontwikkeling van één concept Nederlandstalig Sociaal Vervoer in het Brussels hoofdstedelijk gewest en het uitwerken van een samenwerking tussen deze partners om dit concept in de realiteit te implementeren. Collegelid Brigitte Grouwels verhult niet dat deze gesprekken – gezien de verschillende werkwijzen van de verschillende partners – niet altijd even makkelijk waren en zijn, maar ze hebben wel geleid tot één concept rond Nederlandstalig Sociaal Vervoer in het Brussels hoofdstedelijk gewest dat door alle partners werd aanvaard en goedgekeurd in de zomer van 2010. Het in werking stellen hapert nog enigszins. Momenteel zijn er technische werkgroepen actief om deze conceptnota concreet uit te werken. Het streefdoel blijft : opstarten in 2012. Vanuit haar gewestelijke bevoegdheden gaat het collegelid na hoe de Sociale Vervoerdienst van de MIVB werkt en hoe deze kan verbeterd worden. Misschien biedt zich hier nog een opportuniteit aan. Wat betreft de vzw Solidariteit van het Gezin – Centrum voor het Jonge Kind is de bestaande overeenkomst van 11 december 2001 (van onbepaalde duur) op 15 juli 2010 opgezegd. Tegelijk heeft het bevoegde collegelid zich geëngageerd om een nieuwe overeenkomst voor te bereiden met het oog op goedkeuring voor de zomervakantie. De oude overeenkomst was gericht op de CKG-werking. Gelet op de recente uitbreiding en reguliere subsidiëring door Kind & Gezin wil de VGC zijn middelen in de toekomst in de eerste plaats inzetten voor de uitbouw van een aanbod van ambulante opvoedingsondersteuning op plaatsen waar ouders regelmatig samenkomen (consultatiebureaus, kinderdagverblijven, scholen…). De concrete invulling van deze opdracht(en) en de financiering maken het voorwerp uit van verdere bespreking. Interpellant Elke Roex is enigszins geschokt door de bewoordingen van het collegelid over de financiering van JES vzw. Het collegelid zegt dat JES vzw “met 377.000 euro een van de best betaalde vzw-werkingen is”. Volgens mevrouw Roex krijgen gesubsidieerde orga-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
468
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
nisaties middelen om doelstellingen te verwezenlijken die door de Raad gedragen worden. Het gaat niet om bedrijven met managers met hoge lonen, maar om vzw’s met personeel dat vergoed wordt volgens normale barema’s. Probleem is dat deze doelstellingen met het voorgestelde budget niet kunnen gehaald worden. Collegelid Brigitte Grouwels zegt dat ze zich versprak en dat ze uiteraard niet ‘best betaalde’, maar ‘serieus betoelaagde’ bedoelde. Mevrouw Elke Roex stelt dat in de begroting 2010 oorspronkelijk te weinig middelen voor JES vzw werden ingeschreven, maar dat er een bijpassing gebeurde bij begrotingswijziging. Voor 2011 blijkt dit geen optie te zijn, aangezien het collegelid duidelijk zegt dat het bedrag 377.000 euro bedraagt en niet meer. Dat betekent dat er 2 straathoekwerkers zullen moeten ontslagen worden. Dat is rampzalig voor het straathoekwerk omdat de doelstellingen die vooropgesteld werden niet volledig zullen kunnen bereikt worden. Enerzijds verklaart het collegelid dat er een akkoord is, maar dat JES vzw er niet gelukkig mee is. Het is dus een akkoord dat niet evenveel gedragen wordt door beide partijen. Ook de benadering dat JES vzw moet diversifiëren in financieringsbronnen doet mevrouw Roex denken aan bankterminologie. Het is vergelijkbaar met het financieel advies om gedifferentieerd te beleggen. De overheid kan opteren voor een reguliere financiering, maar diezelfde overheid moet er voor zorgen dat die financiering er daadwerkelijk komt. Heeft collegelid Grouwels haar collegae in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangesproken om te pleiten voor een financiering voor JES vzw? Dat is de verantwoordelijkheid van mevrouw Grouwels, vindt mevrouw Roex. Mevrouw Roex vraagt tot slot om de conceptnota inzake sociaal vervoer over te maken aan de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin, zodat er eventueel een discussie kan over gehouden worden. Collegelid Brigitte Grouwels antwoordt dat ze van mening is dat de vzw’s, dankzij de middelen die ze krijgen, zelf hun beleid uittekenen en zelf subsidiedossiers moeten indienen. Het is niet aan een overheid (VGC) om een projectdossier van een vzw in te dienen bij een andere overheid (BHG,GGC). De vzw’s moeten zelf een initiatief nemen. Sterke projecten van JES vzw die worden ingediend bij BHG of GGC zullen ze in collegelid Grouwels een bondgenoot vinden. Maar ieder moet zijn specifieke rol vervullen. Interpellant Elke Roex vraagt of in verband met JES vzw de financiële mogelijkheden werden afgetoetst bij BHG en GGC. Zij vindt het de verantwoordelijkheid van collegelid Grouwels om haar gewestcollegae daar op aan te spreken, temeer omdat door de te krappe VGC-subsidie aan JES vzw in het straathoekwerk wordt gesneden en JES het met 2 straathoekwerkers minder zal moeten doen. De indiening van projectdossiers behoort inderdaad tot de taak van JES vzw zelf. Interpellatie van mevrouw Elke Roex tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Gezin, over de subsidies voor de geïntegreerde wijkcentra In de overgang van Stedenfonds I naar II viel wijkwerking als doelstelling weg en kregen de geïntegreerde wijkcentra er dan ook geen middelen meer voor, aldus interpellant Elke
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
469
Roex. Bepaalde wijkgerichte organisaties werden in Stedenfonds II wel ‘opgevist’ en kregen subsidies voor hun taak in het Lokaal Sociaal Beleid. De Buurtwinkel, Wijkpartenariaat De Schakel en buurthuis Chambéry kregen middelen uit Stedenfonds II voor hun taak in de uitbouw van het LSB, met name de integratie van de sociale infopunten. De drie wijkcentra samen kregen hiervoor ongeveer 166.600 euro. Bonnevie, die er initieel bij was, viel toen ook al uit de boot. Intussen is de invulling van het LSB danig veranderd. De piste van de Sociale Infopunten werd verlaten. De nieuwe piste is de uitbouw van een netwerkmodel van Onthaalpunten met een kwaliteitslabel. In het evaluatierapport van het Lokaal Sociaal Beleid 2004-2009 (in januari 2010 door de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie gepubliceerd) staan de geïntegreerde wijkcentra nog vermeld als potentiële partners. Collegelid Brigitte Grouwels zei naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen voor 2011 in de commissievergadering van 29 november 2010, dat de wijkwerkingen worden geherstructureerd. Ze worden vanaf 2011 niet meer betoelaagd met middelen uit het Stedenfonds en er wordt nagegaan welke piste kan bewandeld worden. Het collegelid hoopte eind 2010 hierover uitsluitsel te hebben. In de feiten worden de middelen voor de bestaande wijkcentra stelselmatig afgebouwd. Bonnevie viel al in 2007 uit de boot. Bonnevie krijgt geen basissubsidie van de VGC, alleen een ½ VTE voor de klusjesdienst. De werking wordt dus uitgebouwd met projectmiddelen, hetgeen telkens veel administratie vraagt en alleen op korte termijn zekerheid biedt. Waar mogelijk vult Bonnevie zijn begroting aan met middelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Koning Boudewijnstichting, e.d. maar evident is het niet. Hier wordt diversificatie een onzekerheid. Andere geïntegreerde wijkcentra moesten instappen in het Lokaal Sociaal Beleid, vaak met als gevolg dat op bepaalde tijden hun personeel een infopunt heeft bemand, terwijl dat personeel niet voor de eigen werking kon worden ingezet. Nu de SIP’s binnen het Lokaal Sociaal Beleid worden opgedoekt is de pil voor de wijkcentra zeer bitter. De geïntegreerde wijkcentra hebben tijd en moeite geïnvesteerd in een nieuwigheid waar ze zelf niet voor hebben gekozen. Ze hebben ook geen extra middelen voor die inspanning gekregen. De eigen werking van de wijkcentra is sowieso zeer lokaal, sociaal, laagdrempelig en geïntegreerd met alle initiatieven die in de wijk aanwezig zijn. De geïntegreerde wijkcentra kennen elkaar goed en verwijzen indien nodig naar elkaar door of naar initiatieven in de buurt. Ze zijn op die manier een partner voor het welzijnsbeleid. Ze bereiken het publiek van de moeilijke wijken en hebben de know-how in huis om dat ‘unserved audience’ te bedienen. Toch worden ze voor die rol vanuit de VGC weinig gewaardeerd. Vaak wordt het argument gebruikt dat wijkwerking voor Vlaanderen geen prioriteit is en dat de VGC daarom niet kan financieren. Maar die redenering klopt niet. Als gedecentraliseerd bestuur kan de VGC voor wijkwerking kiezen omdat ze deze lokale verankering in het stadsweefsel belangrijk vindt en omdat het wegens de complexe Brusselse realiteit noodzakelijk is om geïntegreerd te werken. Interpellant Elke Roex voegt er aan toe dat ze zich ervan bewust is dat wijkwerking een concept is dat het hokjes- en welzijnsoverschrijdend is en niet enkel te maken heeft met de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
470
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
bevoegdheden van collegelid Grouwels, maar het voltallige College aanbelangt. Maar tot nu toe verliep de financiering in overgrote mate via welzijn. Misschien dient hier op lange termijn een conceptuele visie voor ontwikkeld te worden en een groeipad voorzien om alle beleidsdomeinen te betrekken op wijkwerkingen. Wat is de stand van zaken voor de verschillende wijkcentra? Welke pistes zijn overwogen voor het verder zetten van hun werking? Op welke middelen kunnen ze in 2011 rekenen en hoe worden die middelen over de wijkcentra verdeeld? Er heerst onrust. Vorige week was er zelfs een pamflettenactie van de wijkcentra bij een activiteit die het collegelid organiseerde. Stel dat er een vermindering komt van de middelen, welke eventuele overgangsmaatregelen worden dan genomen? Commissielid Elke Van den Brandt onderstreept dat Groen! een grote voorstander is van wijkcentra, als laagdrempelige ontmoeting- en informatiecentra voor een moeilijk publiek in kwetsbare wijken. Wijkcentra verdienen duidelijkheid. De al of niet terechte onrust bij het werkveld naar aanleiding van de overgang van Stedenfonds I naar Stedenfonds II was voorwerp van meerdere parlementaire interpellaties. Er ontstond misnoegdheid omdat wijkwerking als doelstelling op zich wegviel en de middelen die hiervoor werden uitgetrokken ook wegvielen. Later kwam het Lokaal Sociaal Beleid als concept naar boven. Chambéry en De Schakel investeerden via deze piste in wijkwerking, maar deze mogelijkheid blijkt nu ook niet meer haalbaar te zijn. Het probleem is dat de wijkcentra momenteel hun werking moeten uitbouwen met projectmiddelen. Ze kunnen echter niet anders omdat ze geen beroep kunnen doen op reguliere basissubsidies. Dit staat los van het Lokaal Sociaal Beleid. Bonnevie krijgt bijvoorbeeld enkel VGC-middelen voor de klusjesdienst en gaat voor al de rest op zoek naar andere financieringsbronnen. Vzw’s werken sterk aan inkomensdiversificatie omdat het een soort levensverzekering is. Eén enkele inkomstenbron kan nefaste gevolgen hebben voor een vzw. De spreker pleit voor klaverbladfinanciering, waarbij een vzw één dossier indient en de diverse overheden nagaan welke elementen van het dossier door welke overheid kan gefinancierd worden. Dat is een toekomstige taak van een moderne overheid. Deze piste kan zeker uitgetest worden door de VGC. Verder stelt mevrouw Van den Brandt samen met collega Roex vast dat wijkwerking helaas geen prioriteit is voor Vlaanderen. Toch is wijkwerking niet enkel een noodzaak in Brussel, maar evenzeer in grote en middelgrote Vlaamse steden. De spreker dringt er op aan dat alle zeilen worden bijgezet om Vlaanderen alsnog van mening te doen veranderen. Zij rekent daarvoor op de steun van collegelid Brigitte Grouwels, maar evenzeer op de steun van de diverse partijen die vertegenwoordigd zijn in het Vlaams Parlement. Het is niet omdat wijkwerking geen prioriteit is van de Vlaamse Gemeenschap, dat de VGC er geen prioriteit van kan maken in het belang van goede, laagdrempelige wijkwerkingen in de Brusselse grootstedelijke context. Collegelid Brigitte Grouwels stelt dat de sprekers de historiek van de wijkwerkingen in Brussel correct schetsten. De veranderde doelstellingen van Stedenfonds II ten opzichte van Stedenfonds I hebben daar mee te maken. Om een stabiele onderbouw te garanderen werd als optie vooropgesteld dat projecten zich moeten trachten te integreren in Vlaamse
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
471
decreten om op een reguliere betoelaging te kunnen terugvallen. Voor de Vlaamse Gemeenschap vormen de wijkwerkingen geen beleidsprioriteit. Vroeger niet en nu ook niet. Collegelid Brigitte Grouwels onderschrijft echter wel het belang van wijkwerkingen in een grootstedelijke context en bepleitte meermaals en al lang een koersverandering bij Vlaanderen om van wijkwerkingen een prioriteit te maken, onder meer bij Vlaams minister Jo Vandeurzen. Minister Vandeurzen liet weten dat de het concept van de wijkwerking een interessant punt is, maar dat het in deze legislatuur niet mogelijk is om dit te realiseren, gelet op onder meer de budgettaire situatie van de Vlaamse Gemeenschap. In Brussel kunnen 4 werkingen onder de noemer ‘wijkwerking’ gecatalogeerd worden. Drie ervan (Chambéry, Wijkpartenariaat en Buurtwinkel) krijgen een ondersteuning voor Lokaal Sociaal Beleid, niet specifiek voor wijkwerking. Bonnevie kreeg geen LSB-middelen en werd vanuit andere invalshoeken ondersteund. Na de doorlichting van het Lokaal Sociaal Beleid samen met de Vlaamse Gemeenschap moest de VGC het geweer van schouder veranderen. Het was heel duidelijk dat ook daar geen middelen uit Vlaanderen zouden komen en heeft men die betoelaging ook laten vallen. Opnieuw stelde collegelid Brigitte Grouwels de vraag of Vlaanderen daadwerkelijk niets kon doen om de wijkwerkingen te ondersteunen. Het antwoord bleef hetzelfde, maar er werd aan toegevoegd dat Vlaanderen wijkwerkingen steunt via de Samenlevingsopbouw. Collegelid Brigitte Grouwels dacht inmiddels na over de mogelijk een beleid uit te stippelen dat via het kanaal van de samenlevingsopbouw toch wijkwerkingen kon ontwikkelen, die zouden kunnen rekenen op Vlaamse middelen. Dat was en is tot nu toe een denkoefening. De spreker betreurt dat de indruk wordt gewekt dat er al beslissingen in de ene of de andere richting werden genomen. Collegelid Grouwels stelde aan de 4 huidige Brusselse wijkcentra de mogelijkheid voor om vanuit de invalshoek Samenlevingsopbouw geïntegreerde wijkwerkingen te ontwikkelen, door de VGC uit te bouwen, mét een perspectief op een verlengstuk in de Vlaamse Gemeenschap via de Samenlevingsopbouw. Daarbij heeft ze onmiddellijk gezegd dat, indien er nieuwe VGC-middelen werden gevonden, deze naar de zwakste projecten zouden gaan : Wijkpartenariaat en Buurtwinkel, die allebei op zichzelf staan, niet zijn ingebed in een groter geheel en afhankelijk zijn van VGC-middelen. Chambéry ontwikkelt naast wijkwerking eveneens andere werkingen (WMKJ, lokaal dienstencentrum), is bovendien gehuisvest in VGC-infrastructuur waarvoor geen huur hoeft betaald te worden en wordt voor zijn sterke werking stevig ondersteund. Bonnevie krijgt middelen voor zijn klusjesdienst en beschikt daarnaast nog over andere financieringsbronnen, zoals mevrouw Roex aanhaalde. De voorgestelde piste is niet te nemen of te laten. Er wordt nagegaan of deze beleidsoptie realiseerbaar is en of een kader kan gecreëerd worden om te verantwoorden waarom bepaalde projecten aanspraak kunnen maken op middelen en andere niet. Het overleg daaromtrent is aan de gang. Het is in elk geval een gegeven dat de VGC zelf over weinig reguliere middelen beschikt om initiatieven te financieren. Indien het overleg niet leidt tot één gedragen concept inzake geïntegreerde wijkwerking en samenlevingsopbouw, moet het
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
472
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
VGC-beleid misschien toch nog een andere richting in slaan. Collegelid Brigitte Grouwels hoopt dat er effectief een oplossing uit de bus komt omdat de tijd dringt. Zij betreurt dat er in deze fase al een eisenprogramma naar voor werd geschoven, terwijl er nog geen akkoord is over het concept. Interpellant Elke Roex heeft er geen moeite mee dat het collegelid de tijd neemt om een goed en sluitend concept uit te werken. Het probleem ligt in het feit dat 2 wijkwerkingen eigenlijk onmiddellijk hun werking zouden moeten stopzetten. Er zijn in de begroting 2011 geen middelen voor hen voorzien en door hun werking verder te zetten nemen deze organisaties een gigantisch financieel risico. De uitbetaling van de lonen loopt verder en indien er geen oplossing komt, moet het personeel worden ontslagen en moeten verbrekingsvergoedingen uitgekeerd worden. Misschien kan de VGC in afwachting van een akkoord langetermijnvisie aan beide werkingen dezelfde subsidies als in 2010 aanreiken. Dat zou de meest correcte houding zijn en zou de druk van de ketel halen. Chambéry is juist het meest kwetsbare en wordt gereduceerd tot een dienstencentrum en een WMKJ, terwijl het net zoveel meer is dankzij de interessante wijkwerking. Het afschaffen van die wijkwerking is een verlies voor de wijk en voor de gemeente Etterbeek. Het argument dat wordt gebruikt om deze afschaffing te justifiëren is dat de VGC over minder middelen beschikt en moet besparen. Mevrouw Roex pleit voor eerlijkheid ten aanzien van de organisaties. Collegelid Brigitte Grouwels beschikt niet over minder middelen, maar bespaart op wijkwerkingen omdat ze andere prioriteiten legt en bijvoorbeeld de subsidies voor nieuwe initiatieven in de kinderopvang verdubbelt. Dat is een politieke keuze, waarvoor collegelid Grouwels verantwoordelijk is en waar eventueel over kan gediscussieerd worden. Het werkveld heeft recht op juiste informatie. Het besparingsargument is eigenlijk een vals argument. Collegelid Brigitte Grouwels onderstreept dat ze open kaart speelt met de organisaties. Van in het begin, maanden geleden, werd duidelijk meegedeeld dat Chambéry en Bonnevie geen middelen zouden krijgen voor wijkwerking. Dat is geen verrassing. Vaak gaan projecten ervan uit dat ze toch middelen zullen krijgen. De grootste bezorgdheid van het collegelid gaat naar Wijkpartenariaat en Buurtwinkel, die op zichzelf staan. Indien deze werkingen geen minimumsubsidie krijgen, verdwijnen ze gewoon. De wijkwerkingen van Chambéry en Bonnevie komen niet in het gedrang omdat ze beroep kunnen doen op tal van andere middelen. Er wordt in beide organisaties niet in hokjes gewerkt. De verschillende werkingen (dienstencentrum, WMKJ) lopen er door elkaar. Mevrouw Elke Roex vraagt of ze goed begreep dat Chambéry en Bonnevie geen middelen krijgen voor hun wijkwerking. Ze wijst er op dat er geen enkele sociale organisatie is die zondermeer middelen krijgt. Een sociale organisatie krijgt middelen om de doelstellingen te verwezenlijken die het beleid vooropstelt. Collegelid Brigitte Grouwels herhaalt dat noch Chambéry, noch Bonnevie beroep kunnen doen op middelen voor wijkwerking, wat ze al geruime tijd weten.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
473
De heer Walter Vandenbossche stelt dat indien de subsidies van een bepaalde organisatie met vzw-structuur worden stopgezet, de vzw alle juridische verplichtingen moet nakomen om alle arbeidsovereenkomsten met het personeel stop te zetten. De indruk ontstaat dat sommige organisaties het beleid voor een ‘fait accompli’ willen plaatsen door na te laten alle wettelijke stappen te ondernemen om een organisatiewerking op te heffen. De spreker heeft het ‘déja vu’- gevoel dat het terrein hoog spel speelt. Eens aan een organisatie werd betekend dat ze geen middelen meer krijgt voor een bepaalde werking, moeten een aantal verplichte stappen gezet worden. Mevrouw Elke Roex is het eens met de vorige spreker dat de overheid consequent moet zijn. Maar denkt de spreker werkelijk dat Wijkpartenariaat en Buurtwinkel een officiële brief gekregen hebben waarin staat dat ze voor 2011 subsidies zullen ontvangen en over hoeveel geld het gaat ? Ook de omgekeerde redenering moet correct toegepast worden. Er diende evenzeer aan Chambéry meegedeeld te worden dat de coördinator tijdig in opzeg moest gezet worden om per 1 januari 2011 uit dienst te kunnen treden. Teveel organisaties krijgen laattijdig het bericht inzake de financiering waar ze kunnen op rekenen. Als alle organisaties, die maanden in onzekerheid leven en jaar na jaar lang moeten wachten op het bericht over hun subsidiëring, direct hun personeel moeten opzeggen als er onduidelijkheid is over de middelen, dan spreken we over tientallen organisaties op het terrein. Het moet toch mogelijk zijn om organisaties voor 1 januari van een volgend begrotingsjaar te verwittigen over hun financiering, geheel in overeenstemming met de stelling van de heer Walter Vandenbossche. Commissie voor Onderwijs en Vorming met de Commissie voor Vorming en Gelijke Kansen van het Vlaams Parlement van dinsdag 15 maart 2011 Hoorzitting: Beleidsaanbevelingen voor de ondersteuning van het Brussels Nederlandstalig onderwijs ~ een syntheserapport van 8 jaar evaluatieonderzoek van het VBB 2001-2008 Verslaggevers: Mevrouw Elke Van den Brandt en de heer Paul Delva Aanwezig: Vaste leden: mevrouw Bianca Debaets, voorzitter, de heren Fouad Ahidar, Johan Demol, Herman Mennekens, mevrouw Elke Van den Brandt Plaatsvervangers: mevrouw Annemie Maes, de heer Jef Van Damme Andere leden: mevrouw Carla Dejonghe, de heren Paul De Ridder, Dominiek LootensStael Commissie voor Onderwijs en Vorming van woensdag 16 maart 2011 1. Interpellaties (R.v.O., art.62) – Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende concentratiescholen versus wereldburgers in het Brussels Nederlandstalig onderwijs – Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende financiering van BSO en TSO
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
474
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
– Interpellatie van de heer Fouad Ahidar tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het standpunt van het College ten aanzien van de oproep van het OVDS over het Brussels onderwijs 2. Vraag (R.v.O., art. 59) – Vraag van de heer Fouad Ahidar aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de overeenkomsten tussen de VGC en de hoofdstedelijke onderwijsverenigingen Aanwezig: Vaste leden: mevrouw Bianca Debaets, voorzitter, de heren Fouad Ahidar, Johan Demol, Herman Mennekens, mevrouw Elke Van den Brandt Plaatsvervangers: mevrouw Annemie Maes, de heer Jef Van Damme Andere leden: mevrouw Carla Dejonghe, de heren Paul De Ridder, Dominiek LootensStael Voorzitter: de heer Fouad Ahidar Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende concentratiescholen versus wereldburgers in het Brussels Nederlandstalig onderwijs In een opiniestuk dat op 24 februari 2011 verscheen in Brussel Deze Week, liet collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes, in zijn hoedanigheid van collegevoorzitter, zijn licht schijnen op het heersende debat rond concentratiescholen. Elders in Vlaanderen geven scholen er de brui aan omdat de samenstelling van hun schoolpopulatie hen niet meer toelaat om een voldoende niveau van onderwijs te behalen. De officiële cijfers luiden dat minstens 1/3 van de klas Nederlandstalig dient te zijn en de PISA-onderzoeken geven zelfs aan dat het niveau van een klas zakt wanneer 20% van de leerlingen anderstalig zijn. Ook de recent gepubliceerde onderzoeken van de Nederlandse hoogleraar Jaap Dronkers gaan die richting uit. Hij pleit bovendien voor maximum twee nationaliteiten per klas – dat wil zeggen de …Vlaamse (vermits het hier over naties gaat) en één andere er bij. In Brussel is het met de samenstelling van de schoolpopulatie niet anders gesteld dan in de rest van de Vlaamse concentratiescholen, het is er zelfs erger en complexer. In vele scholen hier is het zoeken naar de enige Nederlandstalige leerling in de klas. Ouders moeten zich in sommige wijken tegenwoordig verenigen om bij wijze van een soort “groepsaankoop” hun kinderen samen ingeschreven te krijgen, om zo zelf, daar waar de overheid tekort schiet, nog ietwat van een Nederlandstalige omgeving te creëren voor hun kind. De cijfers die de laatste dagen bekend worden, duiden er alleen op dat het steeds erger wordt. Terwijl het aantal Vlamingen in Brussel niet toeneemt, in tegendeel, en de plaatsen in de scholen waar mogelijk maximaal worden uitgebreid, vindt de helft van de Nederlandstalige kinderen geen plaats in één van de 5 opgegeven voorkeurscholen voor kleuteren basisonderwijs. We zitten hier dus ver verwijderd van het minimum ideaal cijfer van 1 op 3 Nederlandstaligen in elke klas.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
475
Nochtans is er volgens de collegevoorzitter al weer geen vuiltje aan de lucht, het gaat zelfs goed in de Brusselse Nederlandstalige scholen. Dat meent de collegevoorzitter tenminste te kunnen besluiten op basis van een tot nog toe onvolledige studie van de universiteiten van Leuven, Antwerpen en Gent, die in de kranten verscheen. Brusselse concentratiescholen zouden volgens de collegevoorzitter een uniek product afleveren, met name “wereldburgers”, naar de vorm, naar de naam en naar de “menselijke vaardigheden”. Dit klinkt mooi als resultante van de weerspiegeling in onze schoolpopulatie van de Brusselse zeer diverse, zeer multiculturele en zeer meertalige maatschappelijke realiteit. Als de collegevoorzitter met “wereldburgers” en hun speciale menselijke vaardigheden bedoelt dat door de scholen een bevolkingsgroep wordt afgeleverd die, meer dan elders in ons land en in tegenstrijd tot wat wij in ons Vlaams onderwijs gewoon zijn, regelrecht de werkloosheid gaan vervoegen, dan kan de heer Lootens-Stael de collegevoorzitter natuurlijk geen ongelijk geven. Er zijn veel jongeren die rechtstreeks van de school in de werkloosheid terechtkomen. De heer Lootens-Stael denkt dat de ouders van Vlaamse kinderen andere projecten hebben voor hun nakomelingen en van een Nederlandstalige school verwachten dat ze in de eerste plaats degelijk onderwijs en toegang tot een goed diploma verschaft eerder dan “wereldburgers” van hun kinderen te maken. Of een kind al dan niet een wereldburger wordt, vloeit voort uit zijn opvoeding en opvoeden is nog steeds, in de eerste plaats, de taak van de ouders en gelukkig niet van de school. Aan werkloze wereldburgers heeft niemand iets, zeker niet dit hoofdstedelijk gewest dat reeds onder te hoge werkloosheidscijfers gebukt gaat en wegzakt in de armoede. De onvolledige studie, waarop de collegevoorzitter zich baseert, stelt overigens zelf dat, daar waar goede resultaten worden neergezet in een concentratieschool, - en dat is dan een relatief verhaal, omdat men de leerwinst vergelijkt met die binnen andere scholen, wat nog niet wil zeggen dat hetzelfde absoluut niveau wordt behaald, dit zogenaamde succesverhaal niet te danken is aan de multiculturele samenstelling van de schoolpopulatie, maar bereikt wordt desondanks deze samenstelling. Goede resultaten zouden in verband staan met de sociaal economische en etnische achtergrond van de leerlingen – hun afkomst en ouders dus, en vooral met de inzet van de leerkrachten en met de verwachtingen van de leerkrachten ten overstaan van hun leerlingen. Het komt er dus voor Brussel op aan om leerkrachten te vinden die zich, meer dan elders nog, letterlijk uitsloven, mensen met een roeping, die zich willen inlaten met de uiterst moeilijke Brusselse omstandigheden en dit nog weten vol te houden op de koop toe. Dit bleek eveneens uit de uiteenzetting tijdens de Gemeenschappelijke Commissie Onderwijs VGC- Vlaams Parlement. En zoals de collegevoorzitter weet kampt het Brussels onderwijs met een groot tekort en een nog groter verloop van leerkrachten. Een bar slecht vooruitzicht. De eerlijkheid gebiedt de interpellant om aan te halen dat de collegevoorzitter ook deze laatste vaststelling verwoordt, vertaald in GOK-vriendelijke termen, door te zeggen dat niet de diversiteit aan de oorsprong ligt van mogelijke problemen, maar wel de kansarmoede.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
476
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Voor het Vlaams Belang, en ook voor de sector, zoals uit het levendige debat blijkt, toont de situatie die zich vandaag voordoet enkel maar aan dat het hele GOK gebeuren gefaald heeft en een zware hypotheek heeft gelegd op de toekomst van de vele jongeren die het dienden te ondergaan. De spreker heeft de indruk dat Vlaams minister van Onderwijs, Pascal Smet, dit ook begint in te zien. Tijd dus om het GOK-decreet op te doeken zoals het Vlaams Belang al lang verkondigt, en om in Brussel, in het Nederlandstalig onderwijs, eindelijk volledig, 100% en in de eerste plaats, voorrang te verlenen aan de Nederlandstaligen in de school van hun keuze. Dit is volgens de spreker de enige mogelijke logica. De Vlaamse Gemeenschap financiert de Vlaams Brusselse scholen. Dus moeten in eerste instantie de Vlaamse kinderen toegang krijgen tot de school van hun keuze. Volgens de collegevoorzitter is het achterliggende idee van het GOK-decreet echter nog steeds actueel, alleen deugt de regelgeving niet langer en moet alles “bottom-up” in samenwerking met “de partners” opnieuw bestudeerd worden. De heer Lootens is benieuwd naar wat de collegevoorzitter daarmee bedoelt. Men weet inmiddels immers dat het overleg met een deel van de partners, de Franstalige Brusselaars, en andere Franstalige leden van de taskforce onderwijs allesbehalve vlotjes verloopt. Blijft nog de Vlaamse gemeenschap over, die opnieuw alleen soelaas zou dienen te bieden. De heer Lootens-Stael wenst te vernemen hoe de regelgeving er, volgens de collegevoorzitter, zou dienen uit te zien opdat men in Brussel verder kwaliteitsvol Nederlandstalig onderwijs zouden kunnen bieden. De heer Lootens-Stael wil de resultaten van zijn kinderen graag kunnen vergelijken met de Vlaamse norm. Naar deze norm moet er volgens hem dan ook gestreefd worden. Uit de hoorzitting over het VVB-onderzoek bleek dat er nog steeds 10% probleemscholen zijn. Dit verkondigt het Vlaams Belang al enkele jaren. Bovendien bleek uit de tussenkomst van professor Van den Branden dat de normen vaak niet gehaald worden. Hoe denkt de collegevoorzitter dit probleem op te lossen? Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes benadrukt dat de sociaal-economische achtergrond van de kinderen leidt tot problemen in het Nederlandstalig basisonderwijs. Kansarmoede is veel groter in Brussel dan elders. Hij beaamt dat er 10% probleemscholen zijn, maar hij onderstreept dat er 40% armoede is. Bovendien stelt hij dat de Vlaamse normen behaald moeten worden en de vicieuze armoedecirkel moet doorbroken worden. Het belangrijkste middel hiertoe is het GOK-decreet. De bedoeling om gelijke kansen voor alle kinderen te creëren is een mooi ideaal en door middel van het GOK-decreet probeert men dit te bereiken. In het regeerakkoord staat uitdrukkelijk dat de VGC de handhaving van een inschrijfbeleid vraagt dat het bereiken van een optimale sociale mix en gelijke onderwijskansen tot doelstelling heeft. Voor de collegevoorzitter is het immers essentieel dat de Brusselse scholen een weerspiegeling zijn en blijven van het kosmopolitische en meertalige Brussel. Juist omdat leerlingen van verschillende culturele oorsprong en van verschillende nationaliteit dezelfde schoolbanken delen, leren ze samenleven en ontplooien ze zich tot wereldburgers.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
477
Het is de rol van de overheid erover te waken dat die sociale mix gehandhaafd blijft en indien nodig wordt bevorderd. Dit is alleen mogelijk mits een adequaat GOK beleid met de nodige voorrangsregels. De spreker begrijpt dat ouders bedenkingen hebben bij de voorrangsregels, maar als jurist meent hij dat geen enkele rechtbank de 100% voorrangsregel voor Nederlandstaligen zal aanvaarden. Een van de moeilijkheden met de GOK-regelgeving – en met regelgeving in het algemeen – is echter dat uitgangspunten en acties geïnstrumentaliseerd worden in steeds fijnere regels om de mazen in het net te dichten, waardoor evenwel de transparantie verloren gaat. Een voorbeeld hiervan is de regelgeving rond het bewijzen van de ‘Nederlandstaligheid’: omdat een aantal ouders onterecht verklaarden dat hun thuistaal Nederlands was, zijn in de regelgeving objectieve criteria ingebracht, die op hun beurt echter weer tot ingewikkelde situaties kunnen leiden. Vandaar het voorstel, zoals aangegeven in het opiniestuk van 24 februari 2011 van Brussel Deze Week, om met een aantal partners en bottom-up, het kluwen aan regelgevingen eromheen opnieuw onder de loep nemen. Uiteraard zal dit gebeuren binnen het kader van de Lokale Overlegplatformen Basisonderwijs en Secundair onderwijs. De heer Dominiek Lootens-Stael begrijpt dat er een keuze moet gemaakt worden, maar niet dat daardoor Nederlandstalige ouders in de kou blijven staan. De spreker ijvert ervoor dat Nederlandstalige ouders steeds terecht kunnen in de school van hun keuze. Hij voegt eraan toe dat de eindtermen nooit bereikt worden in Brusselse scholen. De collegevoorzitter zegt dat deze nipt niet bereikt worden. De heer Lootens-Stael betwijfelt of men alleen door middel van het GOK-decreet uit de vicieuze cirkel kan geraken. Men moet er wel voor zorgen dat men de Vlamingen niet in de vicieuze cirkel duwt. Men moet vermijden dat Nederlandstaligen uit Brussel wegtrekken. Daarnaast heeft de spreker twijfels bij het afschaffen van het huiswerk. Dit was één van de adviezen die werden verkondigd tijdens de Gemeenschappelijke Commissie Onderwijs. De heer Herman Mennekens werpt op dat in sommige scholen het huiswerk werd afgeschaft uit pedagogische overwegingen. De heer Dominiek Lootens-Stael heeft hier echter bedenkingen bij. Dankzij het GOKdecreet denkt men kinderen uit de vicieuze cirkel te halen, maar het resultaat is dat dit niet lukt. Ten tweede is het GOK-decreet nadelig voor Nederlandstalige kinderen door hun niet alle kansen te geven om zich ten volle te ontplooien. In vergelijking met Vlaanderen hebben deze Vlaamse kinderen een grote achterstand. Ten slotte heeft de spreker bedenkingen bij het idee van Jean-Luc Vanraes dat een rechtbank de 100% voorrangsregel nietig zou verklaren. Er bestaan toch andere voorbeelden van instellingen waar voorrangsregels worden toegepast.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
478
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes zegt dat 6 jaar geleden professor Versteegen toegelicht heeft hoe de 45% regel ingevoerd kon worden. Dit was een moeilijke discussie. Het risico bestaat dat een rechtbank de 100% voorrangsregel nietig verklaart. Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende financiering van BSO en TSO Interpellant Elke Van den Brandt benadrukt dat de herwaardering van BSO en TSO een belangrijke pijler van het regeerakkoord is. Dit is een belangrijk aspect om alle kinderen gelijke kansen te geven omdat de studiekeuze vaak beïnvloed wordt door de socioeconomische achtergrond. Dit wordt waargemaakt door bijvoorbeeld te investeren in de infrastructuur van scholen of via promotiecampagnes (de sus en wiscampagne die net in de brievenbus ligt). Om dit te laten slagen moet iedereen de mening delen dat BSO en TSO volwaardige richtingen zijn. Het Rekenhof gaf vorig jaar echter een alarmerend signaal en het beschreef hoe de financiering van de scholen deze inspanningen ondermijnen. Uit een rapport van het Rekenhof van januari 2010 over de omkaderingsmiddelen (middelen die scholen krijgen om in te zetten voor personeel) in het secundair onderwijs, blijkt namelijk een scheeftrekking binnen het secundair onderwijs tussen onderwijsvormen. Met de omkaderingsregeling kent de Vlaamse overheid de middelen voor onderwijspersoneel gedifferentieerd toe, met name op basis van (1) graad; (2) onderwijsvorm; (3) studierichting en (4) het aantal ingeschreven leerlingen in de studierichting. Een aantal parameters bepalen hoeveel uren de school krijgt om leraars les te laten geven. De scholen hebben de vrijheid om zelf te bepalen hoe ze met de toegewezen uren omgaan. Dit vindt de interpellant correct, maar ze benadrukt dat het belangrijk is dat de middelen die gebruikt kunnen worden ook effectief besteed worden voor de kinderen waaraan ze toegewezen werden. De middelen om kwaliteitsvol onderwijs te bereiken of te bevorderen worden niet efficiënt ingezet, volgens het Rekenhof. De middelen worden door de scholen(gemeenschappen) verschoven naar graden en onderwijsvormen waarvoor ze niet bedoeld zijn. Concreet betekent dit dat scholen meer uren investeren in de tweede en derde graad van het ASO dan de leerlingen er opbrengen. In mindere mate gaat dit ook op voor de derde graad van het TSO. Vooral de derde graad van het ASO wendt meer uren aan dan ze genereert (27,10%). Kind van de rekening zijn de leerlingen van de eerste graad van het SO en van de tweede graad TSO en BSO (TSO 6.08% en BSO 7,02%). In verstedelijkte gebieden levert de volledige onderwijsvorm BSO uren in. In Brussel valt vooral de bevoordeling van de derde graad van het ASO op: 45,9% ten opzichte van 15,47%. De oorzaak is volgens het Rekenhof de versnippering van het onderwijsaanbod in de derde graad van het ASO en TSO. Er zijn te veel studierichtingen en te weinig leerlingen per klas.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
479
Het Rekenhof spreekt over een algemene en systematische verschuiving van de middelen van BSO en TSO naar ASO en dit is op zich al erg problematisch. De bevindingen staan ook in schril contrast met de behoeften van het onderwijs. In plaats van BSO en TSO middelen te ontnemen, zou de financiering ervoor moeten zorgen dat deze onderwijsvormen – waar meer dan de helft van de scholieren zit – juist meer middelen krijgen omdat er meer behoeftes zijn. Het BSO en TSO zouden juist extra omkadering moeten krijgen. Interpellant Elke Van den Brandt vraagt of deze conclusies kloppen voor de Brusselse scholen? Zo ja, zal de collegevoorzitter hierover gesprekken plannen met de Brusselse schoolgemeenschappen? Commissielid Fouad Ahidar beaamt dat de middelen correct besteed moeten worden. De spreker hoort van ouders dat ze vaak het Franstalig onderwijs ontvluchten om hun kinderen kwalitatief onderwijs aan te bieden. Deze kinderen nadien inschrijven in het BSO en TSO is misschien ook niet nodig. Zijn er projecten waarbij leerlingen uit het lager onderwijs een bezoek kunnen brengen aan het BSO of TSO? Kunnen ze eventueel een bezoek brengen aan bedrijven waar ze zien welke beroepsmogelijkheden er zijn? Misschien kan dit eveneens mogelijk gemaakt worden voor ouders? Beroepsklassen zijn niet per definitie afvalklassen. In KTA Jette doen de leerlingen in het beroepsonderwijs het supergoed. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes raadt de aanwezige raadsleden aan de studiekeuzebeurs te bezoeken. Daar kunnen de raadsleden zelf vaststellen wat er aangeboden wordt. Op deze beurs ontdekken ouders en kinderen mogelijkheden die ze niet kenden. Het voordeel van deze studiekeuzebeurs is dat alles centraal aangeboden wordt. Ouders kunnen vragen stellen en vaak is er een spreker aanwezig die als voorbeeld kan dienen van het zalmsysteem, in plaats van het watervalsysteem. In het Beroeps-en Technisch onderwijs worden ook doedagen georganiseerd. Dit is een goed initiatief, maar dan moeten ouders diverse scholen bezoeken. De collegevoorzitter laat weten dat het rapport van het Rekenhof waar mevrouw Van den Brandt het over heeft, inderdaad meldt dat ‘scholen gevestigd in een verstedelijkt gebied een ander aanwendingsprofiel van de uren vertonen dan scholen gelegen in kleinere steden en gemeenten. Vooral het verschil in bevoordeling van de derde graad van het ASO valt op: 45,90% ten opzichte van 15,47%. In verstedelijkte gebieden levert de volledige onderwijsvorm BSO uren in.’ In het rapport worden Brussel en de centrumsteden samen besproken. In opvolging van de Rondetafelconferentie Brussels Nederlandstalig onderwijs in 2007 werd een ‘masterplan secundair onderwijs’ opgesteld. Daarin staat o.a. te lezen bij de werkgroep ASO: door de relatief lage kost kunnen in het ASO zelfs laagbevolkte studierichtingen in leven gehouden worden. De versnippering gaf dus niet onmiddellijk de noodzaak aan om studierichtingen af te bouwen. Uit het overleg bleek eveneens dat secundaire scholen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs inderdaad schuiven met middelen en lestijden. We beschikken echter niet over detailgegevens (zoals grootheid van
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
480
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
de verschuivingen of richtingen). Dergelijke beslissingen behoren tot de autonomie van de school. Het rapport van het Rekenhof is besproken in het Vlaams Parlement. Gezien de mechanismen waar het naar verwijst (’versnippering onderwijsaanbod’, ‘omkaderingsregeling’), is dat ook het echelon waar naar oplossingen moet worden gezocht. Het is aan de bevoegde minister om de regelgeving aan te passen. De VGC voert een flankerend beleid en investeert in dat kader in de promotie van het technisch en beroepsonderwijs door kinderen warm te maken om deze richtingen te kiezen in het secundair onderwijs. Bovendien voorziet zij tevens middelen voor de uitrusting van deze scholen. Zo kunnen de scholen genieten van extra subsidies om de jongeren met de best mogelijke uitrustingsmaterialen voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Als voorbeeld geeft de spreker de pralinemachine die de VGC samen met de Cocof heeft aangekocht. Commissielid Elke Van den Brandt is verbaasd over de cijfergegevens. Het ASO is goedkoper en toch gebruikt het middelen die eigenlijk voor andere kinderen bedoeld zijn. Ze vindt dit een ondermijning van de goede inspanningen die de collegevoorzitter levert en betreurt dit. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes benadrukt dat hij incentives blijft geven aan de scholen. Bovendien merkt hij dat de reacties van de ouders op de studiekeuzebeurs grondig verschillen van de reacties van 3 jaar geleden. (De heer Lootens-Stael verlaat de vergadering.) Plaatsvervangend voorzitter: Herman Mennekens De heer Herman Mennekens stelt vast dat alle aanwezige leden zeer aandachtig geluisterd hebben naar de interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael, maar dat dit niet viceversa is. Interpellatie van de heer Fouad Ahidar tot de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het standpunt van het College ten aanzien van de oproep van het OVDS over het Brussels onderwijs Op 23 februari 2011 gaf de Brusselse afdeling van de vereniging Oproep Voor een Democratische School (het OVDS) een persconferentie onder de titel ‘Halt aan de Brusselse onderwijscatastrofe’. De vereniging maakt een analyse van het onderwijs in Brussel. Ze wijst er onder andere op dat het onderwijs de socio-economische ongelijkheden van de Brusselse schoolbevolking reproduceert en versterkt, dat het onderwijs versplinterd is en niet-gestructureerd omdat het van twee gemeenschappen uitgaat, dat de regulering van het inschrijfbeleid niet sterk genoeg is. Het OVDS besluit dat er een volledige herstructurering van het onderwijs moet komen. De nieuwe leidende structuur moet afhankelijk zijn van het regionale of federale niveau en dus niet van de gemeenschappen. Het OVDS beoogt met de herstructurering ook aan de sociale mix in de klassen te werken. De huidige inschrijfdecreten gaan in de goede richting, maar reguleren nog te weinig.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
481
Groen! Reageerde snel op deze persconferentie. Op Brusselnieuws konden we lezen dat raadslid Elke Van den Brandt zich achter een aantal OVDS-voorstellen schaart en wordt ze ook geciteerd: “De democratisering van het onderwijs heeft gefaald. Een grondige herstructurering dringt zich op.” Nochtans staat een herstructurering niet in het regeerakkoord van de VGC. Daar gaat men nog altijd uit van twee gemeenschappen die de bevoegdheid hebben over onderwijs. Het regeerakkoord erkent de noodzaak bruggen te slaan tussen de twee systemen, maar het bestaan van de twee systemen wordt niet in vraag gesteld. Verder staat in het regeerakkoord ook de “handhaving van een inschrijfbeleid dat het bereiken van een optimale sociale mix en gelijke onderwijskansen tot doelstelling heeft. Het inschrijfbeleid in scholen is bij Vlaams decreet vastgelegd.” Het VGC-regeerakkoord heeft bepaalde standpunten rond onderwijs vastgelegd, maar in de praktijk laten de respectie partijen van de meerderheid andere geluiden horen. Als het gaat over het inschrijfbeleid (vasthouden aan meer regulering of meer vrijheid geven aan de schooldirecteurs) of over de manier waarop het onderwijs in Brussel institutioneel wordt georganiseerd, verschillen de meerderheidspartijen van mening. Interpellant Fouad Ahidar had graag vernomen of de oproep van het OVDS besproken werd binnen het College? Wat is het standpunt van het College ten aanzien van de oproep van het OVDS ? Wat is in het bijzonder het collegestandpunt over de herstructurering van het Brussels onderwijs en de sterkere regulering van de inschrijvingen? Commissielid Elke Van den Brandt verklaart dat ze als lid van de meerderheid het Regeerakkoord ondertekend heeft en ten volle steunt. Ze heeft het volste vertrouwen in het collegelid dat het Regeerakkoord dient uit te voeren. Tot dusver is er nog geen reden geweest voor de spreker om dit vertrouwen in te trekken. In het Regeerakkoord wordt duidelijk vermeld wat er dient te gebeuren en hoe dit kan gebeuren. Daar staat niet in wat men zou kunnen doen indien men in een andere wereld zou leven. Een sp.a-collega van de heer Ahidar staat achter de idee van 4 gewesten en dit gaat verder dan mevrouw Van den Brandt ooit heeft verkondigd. Dit staat bovendien niet in het Vlaams Regeerakkoord, maar betekent niet dat de sp.a geen loyale partner is in de Vlaamse Regering. Mevrouw Van den Brandt vindt het belangrijk dat ze kan nadenken over vraagstukken die zich buiten het Regeerakkoord bevinden en dat ze deze naar buiten kan brengen zolang ze niet indruisen tegen de filosofie van het Regeerakkoord. De spreker heeft inderdaad gezegd dat ze met een aantal voorstellen van de oproep voor een democratische school akkoord gaat, dat de democratisering van het onderwijs gefaald heeft en dat een grondige herstructurering zich opdringt. Ze staat ten volle achter deze uitspraak.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
482
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Decennia lang hebben verschillende partijen zich goed en voldoende ingezet voor het gelijke kansenbeleid. Het is de morele plicht van de politici om alle kinderen gelijke kansen te bieden om uit de armoede te ontsnappen en het onderwijs moet hiervoor een hefboom zijn. Momenteel gebeurt dit niet. Onderwijs wordt nog steeds in grote mate bepaald door je afkomst. Rijke kinderen doen het beter op school dan arme kinderen. Mevrouw Van den Brandt wil duidelijk in de pers kunnen zeggen dat de democratisering gefaald heeft en daarom moeten de politici nadenken over hoe dit probleem kan worden aangepakt. De oproep voor een democratische school bevat een aantal institutionele suggesties. De 2 Gemeenschappen zijn bevoegd voor het Brussels onderwijs en moeten samen een oplossing voor de problemen zoeken. Spijtig genoeg moet mevrouw Van den Brandt vaststellen dat deze samenwerking niet vlot verloopt. In de pers is er een heen en weer geschrijf tussen de Vlaamse minister bevoegd voor onderwijs en het Brussels collegelid bevoegd voor onderwijs over wie de verantwoordelijkheid draagt voor het bijeenroepen van de taskforc”. Uiteindelijk heeft de spreker Minister-president Charles Picqué geïnterpelleerd en hij liet weten dat er reeds een voorzitter voor de taskforce werd benoemd. Nu kan deze taskforce beginnen vergaderen. Daarnaast benadrukt mevrouw Van den Brandt dat de scholen een weerspiegeling moeten zijn van de maatschappij zijn. Groen! Pleit nog steeds voor een centraal inschrijfsysteem waarbij de afstand tot de school een primerende factor is. Ze herhaalt dat er momenteel geen sprake is van de vrije schoolkeuze. Ouders moeten de kans blijven krijgen om hun kind naar een school te sturen die aanleunt bij hun filosofische overtuiging. Bovendien pleit commissielid Elke Van den Brandt voor meertalig onderwijs. Er moet nagedacht worden op welke manier de scholen met meertaligheid moeten omgaan. Verder moet er nagegaan worden hoe nieuwkomers het best ontvangen worden, hoe leerkrachten begeleid moeten worden en hoe men de studiekeuze kan uitstellen en versterken. Ten slotte benadrukt de spreker dat onderwijs veel geld kost, maar de kinderen zijn dit waard. Deze kostprijs zal zich op economisch vlak op langere termijn zeker terugbetalen. Volgens collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes is er in het regeerakkoord van de VGC op geen enkel moment sprake geweest van de overheveling van de bevoegdheid ‘Onderwijs’ van gemeenschap naar gewest. Integendeel, in het akkoord werd de rol en de verantwoordelijkheid van de Vlaamse Gemeenschap t.o.v. het Brussels Nederlandstalig onderwijs sterk geformuleerd. Wat wel werd vermeld is het feit dat het Nederlandstalig en het Franstalig onderwijs twee aparte systemen zijn en dat het noodzakelijk is om de nodige bruggen tussen beide te bouwen, bv. op het vlak van capaciteitsuitbreiding. Bovendien zegt de spreker dat de taskforce in het leven werd groepen omdat de bevoegde gemeenschapsministers niet met mekaar communiceren. Binnen de Brusselse Hoofdste-
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
483
delijke Regering heeft de collegevoorzitter erop aangedrongen dat de Minister-president alle bevoegde ministers samen zou laten vergaderen. Tijdens deze vergadering werd afgesproken om op regelmatige basis te vergaderen. Het samenroepen van dergelijke vergadering is niet de bevoegdheid van de collegevoorzitter. Capaciteitsuitbreiding is een bevoegdheid van de ministers van onderwijs van de twee Gemeenschappen. De collegevoorzitter heeft hierin een faciliterende rol. Hij, en zeker niet de Brusselse Regering, mag zich met de bevoegdheid van de Gemeenschappen bemoeien. Capaciteitsuitbreiding is een Brussels probleem. Het Gewest kan als een soort bemiddelaar optreden, maar heeft geen enkele bevoegdheid. Wat betreft de uitspraken van mevrouw Van den Brandt kan de spreker alleen maar stellen dat elk individu zijn of haar mening mag vertolken. Wat betreft de uitvoering van het VGC-Regeerakkoord en de principes die daarin werden afgesproken, is er geen enkele indicatie over het feit dat Groen! dit akkoord niet loyaal zou ondersteunen en uitvoeren. Het Regeerakkoord 2009-2014 dat ook door Groen! werd onderschreven, wordt dan ook op die wijze uitgevoerd. De heer Fouad Ahidar vraagt wat de mening is van de collegevoorzitter over de uitspraak van mevrouw Elke Van den Brandt. Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes stelt andermaal dat onderwijs een gemeenschapsbevoegdheid is. Een gewest heeft andere bevoegdheden, maar kan wel bemiddeld optreden wanneer er een probleem rijst. In de taskforce heeft Minister-president Charles Piqué alle betrokken ministers samengebracht. Op deze manier heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn taak als tussenpersoon vervuld. De spreker hoopt dat de bevoegde ministers en hun medewerkers rond nu op regelmatigere basis zullen vergaderen. Tevens benadrukt hij dat de, verhouding tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC niet hetzelfde zijn als de verhoudingen tussen de Cocof en de Franse Gemeenschap. Het bouwen van nieuwe scholen is uiteindelijk de bevoegdheid van de twee gemeenschapsministers. De verdeling van de middelen voor het onderwijs vanuit de federale Regering wordt berekend per kind. Momenteel ligt het zwaartepunt van het aantal leerlingen proportioneel hoger in Brussel. De beide bevoegde ministers van Onderwijs moeten hiermee rekening houden bij de verdeling van de onderwijsmiddelen. Brussel heeft in de toekomst meer financiële middelen nodig. Vraag van de heer Fouad Ahidar aan de heer Jean-Luc Vanraes, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende de overeenkomsten tussen de VGC en de hoofdstedelijke onderwijsverenigingen Vorig jaar is de verordening rond de subsidiëring van onderwijsverenigingen die een coördinerende functie opnemen voor het Nederlandstalig onderwijs aangepast, brengt de
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
484
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
heer Fouad Ahidar in herinnering. De nieuwe verordening houdt in dat er overeenkomsten worden gesloten tussen de VGC en de respectieve onderwijsverenigingen en dat de verenigingen via een enveloppe gesubsidieerd worden. De verenigingen waren zelf vragende partij voor een enveloppefinanciering. Het samenstellen van de administratieve dossiers is immers een grote taakbelasting. Toch is er discussie geweest over de concrete uitwerking van de verordening. Parameters als de grootte van de enveloppe en wat de VGC beschouwt als de taak van de onderwijsverenigingen waren nog onduidelijk. De onderwijsverenigingen vreesden dat hun taken zeer rigide door het College zouden worden bepaald, terwijl ze daar enige vrijheid in wensten. Ze kennen zelf immers goed de noden van hun onderwijskoepel en weten waar ondersteuning nodig is. Tijdens de plenaire vergadering van 14 januari 2011 zei collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes dat de overeenkomsten tussen het VGC-College en de onderwijsverenigingen nog moesten worden gesloten. Er zouden ook overgangsmaatregelen komen. We weten al dat er naast KOCB en BOCO één hoofdstedelijke vereniging van het officieel gesubsidieerde onderwijs bijkomt. Dezelfde financiële portefeuille wordt onder 3 actoren - i.p.v. 2 - verdeeld. De collegevoorzitter zei verder dat sommige activiteiten van de onderwijsverenigingen, zoals EHBO-cursussen, rondleidingen in Brussel en begeleidingsprogramma’s, eventueel kunnen opgenomen worden in een andere regelgeving. Het lijkt er dus op dat de verenigingen voor een stuk op de enveloppe kunnen rekenen, maar dat ze voor bepaalde activiteiten nog altijd elders middelen moeten zoeken. Commissielid Fouad Ahidar vraagt wat de stand van zaken is rond de overeenkomsten. Zijn de besprekingen met de respectieve onderwijsverenigingen afgerond en getekend? Zijn de overeenkomsten ook goedgekeurd door het VGC-College? Indien niet, wanneer zal dit gebeuren? Wat zijn de praktische implicaties van de nieuwe verordening? Op welke basis wordt de enveloppe voor de respectieve verenigingen berekend? Welke implicatie heeft dit voor de middelen van de bestaande verenigingen? Hoeveel middelen zijn er voor de nieuwe vereniging? Voor welke periode hebben onderwijsverenigingen zekerheid over hun middelen, m.a.w. wat is de looptijd van de overeenkomst? Hoe zijn de opdrachten van de onderwijsverenigingen bijgestuurd t.o.v. vroeger? Welke overgangsmaatregelen zijn er genomen voor de bestaande verenigingen? Collegevoorzitter Jean-Luc Vanraes zegt dat de VGC binnen al haar beleidsdomeinen streeft naar een doelgerichter en eenvormig subsidiebeleid. Door overeenkomsten te sluiten met partners kan de VGC werken met duidelijk omschreven doelstellingen, resultaten en meetindicatoren. Eind oktober werd een dergelijke standaardovereenkomst voorgesteld aan de vzw KOCB, Scholengroep Brussel en vzw OVSG. De bestaande verordening werd opgeheven vanaf 1 januari 2011. Omdat bleek dat KOCB en BOCO vzw, de twee hoofdstedelijke verenigingen die in het verleden reeds VGC-subsidies ontvingen, al een aantal engagementen hadden opgenomen, heeft de collegevoorzitter met hen een gesprek gevoerd op 7 februari 2011 over een mogelijke overgangsperiode.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
485
De aangepaste overeenkomsten worden voorgelegd aan het College in maart. Collegelid Jean-Luc Vanraes geeft een aantal krachtlijnen: 1. De overeenkomst geldt tot eind december 2012. Er wordt een overgangsmaatregel voorzien van januari 2011 t.e.m. 31 augustus 2011 voor de vzw KOCB en Scholengroep Brussel. Op deze manier kunnen alle aangegane engagementen naar scholen gehonoreerd worden. Daarna wordt gewerkt volgens welomschreven doelstellingen, resultaten en meetindicatoren. Belangrijk is dat de VGC en de partners uitdrukkelijk stellen dat ze loyale en gelijkwaardige partners zijn. 2. De opdrachten van de organisaties worden anders ingevuld: de organisaties zijn de spreekbuis van hun geleding/onderwijsnet bij de VGC en brengen structureel advies uit als voorbereidend werk voor beleidsbeslissingen. Zij ondersteunen en begeleiden de scholen eveneens bij het deelnemen aan VGC-initiatieven. Ook de medewerking aan punctuele kwalitatieve en kwantitatieve bevragingen wordt afgedwongen met deze overeenkomst. 3. Elke organisatie ontvangt een bijkomende subsidie van 1,5 euro per leerling, bovenop de gebruikelijke loon- en werkingssubsidie, waardoor in het voorstel de subsidie voor KOCB ongeveer 95.000 euro bedraagt, voor scholengroep Brussel 81.800 euro en OVSG 77.150 euro. Dit bedrag is ongeveer hetzelfde als vorige keer. De drie organisaties hebben dit afgetoetst met hun raden van bestuur en gaan akkoord met de vooropgestelde regeling en overgangsperiode. Bij begrotingswijziging 1 en A zal de collegevoorzitter dan ook de nodige middelen voorzien. Zodra de overeenkomsten goedgekeurd zijn door het College en getekend door de verschillende partners zijn deze openbaar raadpleegbaar. Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van woensdag 16 maart 2011 1. Interpellaties (R.v.O., art.62) – Interpellatie van mevrouw Annemie Maes tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende het vrijwilligerswerk in Brussel – Interpellatie van de heer Paul De Ridder tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het inburgeringsbeleid van de VGC – Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het beleid inzake gehandicapten in Brussel Aanwezig: Vaste leden: mevrouwen Elke Roex, voorzitter, Brigitte De Pauw, Elke Van den Brandt en Greet Van Linter Plaatsvervangers: mevrouwen Carla Dejonghe en Annemie Maes Ander lid: de heer Paul De Ridder
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
486
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Interpellatie van mevrouw Annemie Maes tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, betreffende het vrijwilligerswerk in Brussel Het jaar 2011 is uitgeroepen tot Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk, brengt raadslid Annemie Maes in herinnering. Bovendien begon op 28 februari 2011 de Week van de Vrijwilliger en bood Het Punt in dit kader een aantal interessante informatie- en vormingsactiviteiten aan. De Post heeft zelfs een postzegel klaar voor het Jaar van de Vrijwilliger. Vlaanderen ontwierp eveneens specifiek campagnemateriaal, onder meer met een kaartje ‘Kruip eens meer in de bosjes’, om vrijwilligers uit te nodigen tot tuinwerk in de dienstencentra e.d. Het thema is zeer actueel. Het vrijwilligerswerk is in volle evolutie. Het Steunpunt vrijwilligerswerk is in de jaren zeventig ontstaan in de schoot van welzijnsorganisaties, maar is intussen uitgebreid naar andere sectoren zoals cultuur, jeugd, kunst, derde wereldorganisaties, leefmilieu, mobiliteit, toerisme, natuur ... Ook de manier waarop mensen zich inzetten verandert. De klassieke, langdurige inzet bestaat nog steeds, maar krijgt het gezelschap van episodisch vrijwilligerswerk van mensen die zich voor korte tijd engageren en voor een bepaald type opdracht. En tot slot is er ook sprake van professionalisering waardoor vrijwilligers vandaag vormingen of cursussen aangeboden krijgen. Vrijwilligers zelf stellen ook hogere eisen en willen interessant of gezellig werk, wat het werkveld dan weer verplicht om na te denken over het al dan niet werken met vrijwilligers, de taken die ze hen wel of niet toevertrouwen, de begeleiding die ze geven. De uitdagingen zijn in wezen niet veranderd, maar worden vandaag wel enigszins scherper gesteld. Hoe nieuwe vrijwilligers aantrekken, niet alleen uit evidente doelgroepen, maar ook mensen voor wie het vrijwilligerswerk een persoonlijke verrijking kan zijn omwille van de sociale contacten ? Hoe vrijwillig, soms kortstondig, engagement rijmen met professionalisering ? Hoe duurzaam omgaan met vrijwilligers en het enthousiasme behouden? Dat organisaties volop en voortdurend op zoek zijn naar vrijwilligers mag blijken uit het feit dat de provincie Antwerpen 10.000 euro veil heeft voor organisaties die origineel uit de hoek komen. Het gaat ten slotte om mensen die zich uit vrije wil engageren. Het Europees Centrum Vrijwilligerswerk en de verschillende Steunpunten zijn bezig met het opstellen van een witboek met hun verwachtingen en aanbevelingen naar het beleid toe om op die manier blijvende resultaten te boeken. Zo willen ze van het Europees Jaar van de Vrijwilliger meer maken dan een feestmoment of een eenmalige opstoot van aandacht. Zaken als verzekering, aansprakelijkheid of vergoeding staan reeds in de vrijwilligerswet, maar ondersteuning van vrijwilligerswerk is veel meer dan deze eerder formele elementen. Welke initiatieven worden dit jaar in Brussel genomen om het vrijwilligerswerk onder de aandacht te brengen en te ondersteunen, vraagt mevrouw Annemie Maes.Welke accenten wil het beleid leggen, in overleg met de betrokken actoren? Hoe vertaalt zich in Brussel de evolutie van vrijwilligerswerk gericht op welzijn naar een meer algemeen vrijwilligerswerk, gericht op meer sectoren? Wordt alle ondersteuning geconcentreerd bij Het Punt? Hoe
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
487
minder evidente doelgroepen, zoals alleenstaande senioren of nieuwkomers betrekken bij vrijwilligerswerk? Commissielid Greet Van Linter heeft een aantal bijkomende vragen, die aansluiten bij de vragen van de interpellant in verband met accenten van het vrijwilligerswerk. Richt het vrijwilligerswerk in de welzijnssector zich op specifieke doelgroepen of pathologische aandoeningen ? Krijgen de vrijwilligers die zich voor deze opdracht aanbieden een aangepaste opleiding/vorming van Het Punt of eventueel van de VGC? Zijn ‘alleenstaande senioren’ effectief minder evidente doelgroepen om een vrijwilligersengagement op te nemen? Waaraan kan dat liggen? Is er onderzoek naar gedaan? Welke acties kunnen ondernomen worden om deze doelgroep over de streep te trekken? Collegelid Brigitte Grouwels dankt de sprekers. Zij kan hen alleen maar bijtreden als ze stellen dat het thema vrijwilligerswerk actueler is dan ooit. Vrijwilligers zijn en blijven onontbeerlijk omdat dankzij hen een aantal essentiële zaken mogelijk zijn, die anders onbestaand zouden zijn. De zoektocht naar vrijwilligers is geen gemakkelijk klus en vergt een voortdurende inspanning. Het collegelid apprecieert en ondersteunt de geëngageerde Brusselse vrijwilligers ten volle. Het Punt vzw – Steunpunt Vrijwilligerswerk Brussel is rond dit thema dé partner bij uitstek voor de VGC. En de volgende initiatieven werden door hen reeds georganiseerd of worden nog gepland in 2011, via vooral VGC-subsidiëring: – Van 26 februari tot 7 maart 2011 organiseerde Het Punt de Week van de Vrijwilliger (vormingen, voorstellingen, studiedag, opendeurdag) – Het Punt werkt momenteel rond BreXpat (project om expats te betrekken bij vrijwilligerswerk in Brussel) – Het Punt werkt aan een sensibilisatiecampagne voor de doelgroep ouderen, genaamd ‘Seniorenambassadeurs’. Of de ouderen een minder evidente doelgroep zijn, kan collegelid Grouwels niet bevestigen omdat er geen onderzoek naar werd gedaan. Het zijn in elk geval de jonggepensioneerden die het gemakkelijkst aanspreekbaar zijn op dit vlak. Wel heeft het collegelid de indruk dat alleenstaanden algemeen gesproken het mobiliteitsprobleem als grootste knelpunt aanduiden om zich te engageren in het vrijwilligerswerk. – Het Punt publiceert in 2011 tweemaandelijks de ‘Gazet van de vrijwilliger’ in Brussel Deze Week met telkens de focus op een specifieke en soms minder evidente doelgroep zoals senioren, jongeren, expats Daarnaast wordt ook promotie gevoerd voor de vrijwilligersverzekering via publicatie in Brussel Deze Week. De VGC betaalt de premie en dat is een aspect dat onvoldoende bekend is. – Tenslotte wordt in de voorlopige jaarplanning van Het Punt ook een actie opgenomen rond de internationale dag van de vrijwilliger die zal doorgaan op 5 december 2011. Naast deze initiatieven levert Het Punt natuurlijk ook nog zijn ‘gewone’ ondersteuning van vrijwilligers en organisaties die nood hebben aan vrijwilligers: – Lidorganisaties van Het Punt kunnen gebruik maken van vergaderlokalen; – Het Punt stelt zijn vacaturedatabank op papier en online ter beschikking van het geïnteresseerde publiek;
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
488
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
– Het Punt voorziet een vormingsaanbod met enkele algemene vormingen, maar met bijzondere aandacht voor vormingen op maat van Brussel. Of er een specifieke opleiding is voor ziekenbegeleiders/-bezoekers wordt nagegaan en het antwoord zal worden toegevoegd aan het verslag. De VGC legde zijn accenten rond het thema vrijwilligerswerk vast in het nieuwe convenant tussen de VGC en Het Punt (2011-2015), dat werd opgesteld in uitgebreid overleg met Het Punt en werd in februari goedgekeurd door het VGC-College. De VGC wenst dat Het Punt de komende 5 jaar blijft inzetten op ondersteuning, promotie, integratie en uitbreiding van de Nederlandstalige vrijwilliger in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Hiervoor ontvangt Het Punt op jaarbasis 115.000 euro (25.000 euro van de Vlaamse Gemeenschap voor zijn rol als provinciaal steunpunt vrijwilligerswerk en 90.000 euro van de VGC). Het Punt zelf richtte zich en blijft zich over alle sectoren heen richten naar alle Nederlandstalige Brusselse vrijwilligersorganisaties. Binnen de VGC is het vrijwilligersbeleid momenteel een onderdeel van het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin. Collegelid Brigitte Grouwels denkt momenteel met haar collega-collegeleden actief na over een meer transversale aanpak van het VGC-vrijwilligersbeleid. Niet enkel de welzijnssector heeft behoefte aan vrijwilligers. Om jongeren te enthousiasmeren moet een ruim pallet aan vrijwilligersactiviteiten aangeboden worden. Interpellant mevrouw Annemie Maes wijst er op dat er heel wat vrijwilligerswerk bestaat dat niet via Het Punt verloopt en minder bekend is (Scouts, Chiro, oudercomités, leerlingenraden….). Dat is uiteraard een belangrijke variant van vrijwilligerswerk dat jongeren aanspreekt. De spreker suggereert dat het nuttig zou kunnen zijn om aan alle organisaties die met vrijwilligers werken een brief te richten om hen er attent op te maken dat zij terecht kunnen bij Het Punt. Het Punt vervult een coördinerende rol, profileert vraag en aanbod, brengt dat in kaart en zoekt naar de juiste match. Het initiatief in verband met de expats vindt de spreker positief, te meer omdat er een Angelsaksische charity-traditie bestaat. Heel wat bedrijven hebben ook een jaarlijks charity-evenement en zoeken lokale vzw’s waar hun personeel 1 dag per jaar vrijwillig een handje kan toesteken. Dit is een niche die kan bespeeld worden. Persoonlijk heeft de interpellant een positieve ervaring met PriceWaterhouseCoopers, wiens personeel hielp met het opruimen van sluikafval en zelf ook materiaal meebracht om de klus uit te voeren. Tot slot vraagt de spreker een kopie van het convenant dat collegelid Grouwels aanhaalde. Commissievoorzitter Elke Roex verduidelijkt dat alle collegebesluiten terug te vinden zijn op de website van de VGC, maar dat er een grote vertraging op zit. Collegelid Brigitte Grouwels antwoordt dat de bekendmaking van Het Punt ook vervat zit in het convenant. Het Punt staat nu al in nauw contact met alle organisaties. Een overzicht daarvan zal worden toegevoegd aan het verslag. De suggestie om in te spelen op het aanbod van bedrijven is interessant en zal verder uitgediept worden. Het convenant wordt toegevoegd aan het verslag.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
489
Interpellatie van de heer Paul De Ridder tot mevrouw Brigitte Grouwels, Collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het inburgeringbeleid van de VGC Het inburgeringbeleid in het Brussels hoofdstedelijk gewest is een complex verhaal, stelt interpellant Paul De Ridder. Inburgeringbeleid is een bevoegdheid van de gemeenschappen. Anders dan in Vlaanderen waar de inburgering verplicht is voor alle nieuwkomers, kan die in Brussel niet opgelegd worden aan alle nieuwkomers. Artikel 27 van het Vlaamse Integratiedecreet vertrouwt de regie over de uitvoering van het Vlaamse integratiebeleid binnen het Brussels hoofdstedelijk gewest toe aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De VGC waakt erover dat het integratiebeleid aangepast wordt aan de specifiek Brusselse situatie. De VGC zorgt er ook voor dat de relevante actoren op een gecoördineerde manier samenwerken binnen het tweetalig Brussels hoofdstedelijk gewest. Op 4 februari 2011 publiceerde het Belgisch Staatsblad het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 met betrekking tot de uitvoering van het integratiedecreet. Krachtens dit besluit legt het VGC-college zijn beleidsopties vast inzake het Vlaamse integratiebeleid in Brussel. Uiterlijk 6 maanden na zijn installatie overhandigt het College die beleidsopties ter goedkeuring aan de Vlaamse minister voor Integratie. Dit gebeurt in functie van een meerjarenconvenant met het Hoofdstedelijk Integratiecentrum. Daarbij werd volgende timing voorzien: De eerste meerjarenconvenant start op 1 januari 2012 en loopt gedurende 4 jaar. Uiterlijk op 1 februari 2011 legt de Vlaamse Gemeenschapscommissie haar beleidsopties voor aan de minister. Uiterlijk 10 maanden voor de inwerkingtreding van het meerjarenconvenant - dus einde februari 2011 - bezorgt de minister de goedgekeurde beleidsopties van de Vlaamse Gemeenschapscommissie aan het Hoofdstedelijk Integratiecentrum. De volgende meerjarenconvenant van het Hoofdstedelijk Integratiecentrum moet bovendien ook een samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschapscommissie omvatten. Het voorstel van meerjarenconvenant dient uiterlijk 8 maanden vóór de inwerkingtreding ervan ter goedkeuring aan het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voorgelegd te worden. Heeft het VGC-College reeds beleidsopties goedgekeurd ? Zo ja, welke? Zijn die beleidsopties reeds aan de Vlaamse minister van Inburgering bezorgd ?Zo neen, waarom niet? Welke timing stelt men voorop? Hoe zal de VGC er over waken dat het Hoofdstedelijk Integratiecentrum zich profileert als de correcte en efficiënte uitvoerder van het Vlaams beleid? Hebben bepaalde organisaties reeds initiatieven genomen om als Hoofdstedelijk Integratiecentrum een samenwerkingsovereenkomst met de VGC af te sluiten?
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
490
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Commissielid Elke Van den Brandt wijst er op dat de interpellant de twee begrippen ‘inburgering’ en ‘integratie’ door elkaar gebruikt. De regierol van het integratiebeleid ligt bij Foyer en die van het inburgeringbeleid brengt ons bij BON. Twee organisaties die schitterend, maar verschillend werk leveren. De interpellatie van collega De Ridder gaat duidelijk over integratiebeleid en niet over inburgeringbeleid, zoals de titel vermeldt. Hoe zal het Vlaams integratiedecreet toegepast worden in Brussel? Wordt de Foyer het Hoofdstedelijk Integratiecentrum? Voor Groen! is het de meest logische partner. Verandert het takenpakket en zo ja, krijgt Foyer dan meer middelen? Komt er een samenwerkingsovereenkomst? Hoe zal in de toekomst de relatie met het Vlaams Expertisecentrum Migratie-Integratie er uit zien? In het besluit staat dat in het eerste meerjarenconvenant er geen rekening moet gehouden worden met het strategisch planningskader van VLEMI. Wat betekent dat concreet voor de toekomst? Commissielid Greet Van Linter vraagt welke de VGC-partners zijn in het inburgeringbeleid, naast het Huis van het Nederlands. Wat zijn de opdrachten van het Huis van het Nederlands ? Welke overeenkomsten bestaan er met de partners ? Collegelid Brigitte Grouwels bevestigt dat de interpellatie inderdaad handelt over het integratiebeleid en niet over het inburgeringbeleid, waar de VGC helaas niet rechtstreeks bij betrokken is. Het College van de VGC heeft op de Collegevergadering van februari 2011 de beleidsopties met betrekking tot het Vlaams integratiebeleid in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad goedgekeurd, zegt collegelid Brigitte Grouwels. Deze beleidsopties zijn gebaseerd op het regeerakkoord en de sectorale beleidsnota’s en –plannen. De beleidsopties bevatten de volgende algemene strategische doelstellingen: Strategische doelstelling 1. De VGC voert en ontwikkelt een gecoördineerd en transversaal beleid met betrekking tot integratie dat een antwoord biedt op de reële noden in de stedelijke samenleving. Strategische doelstelling 2. De VGC neemt een voorbeeldfunctie op en werkt aan de interculturalisering van de interne organisatie. Strategische doelstelling 3. De VGC zet in op interculturalisering en voert een inclusief beleid dat gericht is op de toegankelijkheid van de voorzieningen voor alle Brusselaars, en meer specifiek voor personen met een migratiegeschiedenis. Strategische doelstelling 4. De VGC stimuleert een positieve houding ten opzichte van het Nederlands in de meertalige Brusselse context en biedt kansen aan Brusselaars, en meer specifiek personen met een migratiegeschiedenis, om het Nederlands te leren en te gebruiken. Strategische doelstelling 5. De VGC streeft naar evenredige participatie van alle Brusselaars, en meer specifiek van personen met een migratiegeschiedenis, en heeft specifieke aandacht voor bepaalde doelgroepen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
491
Strategische doelstelling 6. De VGC voert een beleid dat zich richt op het bevorderen van sociale cohesie en het bevorderen van het samenleven tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Brussel.
Deze strategische doelstellingen worden in het document verder uitgewerkt op operationeel niveau (via de formulering van operationele doelstellingen). De beleidsopties slaan op het integrale integratiebeleid van de VGC. De opdrachten die het erkende Hoofdstedelijke Integratiecentrum daarin zal opnemen, zijn er bijgevolg slechts een onderdeel van. Deze beleidsopties van de VGC werden bezorgd aan de Vlaamse minister bevoegd voor Inburgering en Integratie. Hij heeft op zijn beurt akte genomen van deze beleidsopties en deze, zoals de procedure voorziet, eind februari 2011 in een schrijven overgemaakt aan het Regionaal Integratiecentrum Foyer. Hoe zal dit dan verder geoperationaliseerd worden? In het uitvoeringsbesluit zijn verschillende hefbomen opgenomen om het integratiebeleid in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad maximaal af te stemmen op het Vlaams beleid ter zake. De VGC is verantwoordelijk voor de regie en, meer concreet, voor de sturing en afstemming van het integratiebeleid en de coördinatie van de relevante actoren. Het Vlaams beleid wordt door de VGC opgevolgd door deelname aan de Commissie Integratiebeleid van de Vlaamse overheid en de beheersstructuren van het Kruispunt Migratie-Integratie. Verder wordt voorzien in regelmatig overleg tussen de Vlaamse overheid en de VGC. Voor wat betreft de afstemming tussen de actoren, waaronder het Hoofdstedelijk Integratiecentrum, verwijs ik naar de beleidsoptie van de Vlaamse bevoegde minister, zoals opgenomen in de beleidsbrief 2010-2011, om in nauwe samenspraak tussen de twee beleidsniveaus (VGC en Vlaamse overheid) een overleg te organiseren tussen de door de Vlaamse overheid erkende partners op het terrein. Het is de doelstelling van de VGC om, vanuit de regierol en met het oog op een efficiënt en doelmatig beleid, de invulling van hun rol en opdrachten, evenals hun taakafbakening en complementariteit te stimuleren, richting te geven en te bewaken. We spreken dan over: het Regionaal Integratiecentrum Foyer, het Brussels Onthaalbureau BON, het Forum van Etnisch-Culturele Minderheden, het Huis van het Nederlands en het Brussel Onthaal – Sociaal Vertaalbureau. Specifiek met betrekking tot het Hoofdstedelijk Integratiecentrum wordt er momenteel een Vlaamse meerjarenconvenant opgemaakt op basis van de beleidsopties van de VGC. De organisatie moet aangeven op welke wijze deze beleidsopties werden geïntegreerd in het meerjarenconvenant. Het voorstel van meerjarenconvenant moet worden goedgekeurd door het College van de VGC. Bij indiening bij de Vlaamse overheid moet dit voorstel vergezeld zijn van een samenwerkingsovereenkomst tussen de vzw en de VGC. Vzw Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel zal, indien de organisatie voldoet aan de erkenningsvoorwaarden en het meerjarenconvenant wordt goedgekeurd, kunnen opstarten als Hoofdstedelijk Integratiecentrum per 1 januari 2012.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
492
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Het uitvoeringsbesluit regelt het kader voor het Vlaamse convenant. Voor Brussel wenst de Vlaamse Gemeenschap dat de VGC de regierol opneemt en dus moet het Hoofdstedelijk Integratiecentrum zich aligneren binnen de VGC-beleidsopties. Het bestaande Regionaal Integratiecentrum Foyer is de enige organisatie die voldoet aan de voorwaarden. Het zal ook in de uitvoering van het integratiebeleid zo erkend en gesubsidieerd worden. De opdrachten van Foyer zullen evolueren. De oprichting van VLEMI, maar ook het nieuwe kaderdecreet zullen deze evolutie mee richting geven. Dit alles gebeurt in overleg. Wat de opdrachten van het Huis van het Nederlands betreft, meldt collegelid Brigitte Grouwels dat het Brusselse Huis van het Nederlands een veel ruimere opdracht heeft dan de Vlaamse Huizen van het Nederlands, die enkel een rol opnemen in het kader van de screening van inburgeraars. Het Brusselse Huis van het Nederlands neemt veel meer taken op : – de screening van inburgeraars (1500 in 2010) – de screening van Brusselaars die Nederlands wensen te leren (19.500 in 2010) – gezamenlijk onthaal met BON – taalpromotie – NT2 – taalbeleid Interpellatie van mevrouw Elke Van den Brandt tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid, Gezin, Media en Patrimonium, over het beleid inzake personen met een handicap in Brussel Eind 2006 stemde de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie over een voorstel van resolutie ingediend door vertegenwoordigers van alle democratische fracties, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, benadrukt interpellant mevrouw Elke Van den Brandt. Dit voorstel van resolutie houdende het gehandicaptenbeleid in Brussel sloot aan bij een discussienota die Adelheid Byttebier eerder dat jaar omtrent dit onderwerp had ingediend. Het eerste punt van de resolutie - die nog steeds actueel is - gaat over de uitbreiding van het aanbod. Ook het meerderheidsakkoord stelt dat. De situatieanalyse die de ‘sectorfacilitator personen met een handicap’, aangesteld binnen de BWR, in 2008 publiceerde, dient hiervoor als basis. Concreet vraagt de resolutie er bij de Vlaamse Gemeenschap op aan te dringen consequent de Brusselnorm toe te passen voor gehandicaptenbeleid in Brussel. Het Brussels hoofdstedelijk gewest kampt met een historische zorgachterstand, een extra argument om de nodige middelen te voorzien. De spreker weet dat collegelid Grouwels de voorbije jaren ook effectief inspanningen hebt gedaan om vanuit Vlaanderen extra middelen te krijgen om de achterstand weg te werken. Vooral wat betreft de capaciteit voor volwassenen, waar de achterstand het grootst was, werd belangrijke vooruitgang geboekt. Toch blijft het zorgaanbod in Brussel beperkt, zowel wat het aantal plaatsen als wat het aantal aangeboden zorgvormen betreft. Het maakt dat bijvoorbeeld heel wat gehandicapten, onterecht, nog onder de leeftijd van 60 jaar, in een rusthuis terechtkomen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
493
Uitbreiding gebeurt aan de hand van verschillende parameters, waaronder de geregistreerde zorgvragen bij de Centrale Registratie voor Zorgvragen (CRZ). Uit het rapport van de sectorfacilitator blijkt dat het aantal geregistreerde zorgvragen voor Brussel lager ligt dan in de andere regio’s. Concreet lag het aantal geregistreerde zorgvragen per 100.000 inwoners voor 2006 in het Brussels hoofdstedelijk gewest op 29,3, in Vlaams-Brabant op 108,5 en in Vlaanderen op 127. Een aantal personen met een handicap vindt de weg naar de CRZ niet, anderen laten zich niet registreren omdat het aanbod onvoldoende is, nog andere kozen voor een inschrijving bij Cocof om daarna vast te stellen dat dit onverenigbaar is met een inschrijving bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Ook deze pijnpunten, namelijk een beter gekende aanmeldprocedure en meer samenwerking tussen de verschillende overheden, werden reeds aangekaart in de resolutie. Hoe zijn de cijfers geëvolueerd sinds 2008? Werd een deel van de achterstand weggewerkt? Op welke zorgvorm wordt vooral ingezet? In welke mate is Vlaanderen ervan overtuigd dat extra investeringen in Brussel nodig zijn om de achterstand weg te werken? Is Vlaams minister Jo Vandeurzen bereid 5% van het budget voor personen met een handicap aan Brussel te besteden en daarenboven middelen te voorzien voor een inhaalbeweging? Welke inspanningen worden gedaan om de aanmeldpunten en de registratie beter bekend te maken? Is er overleg met de Cocof en de GGC over een coherent en toegankelijk aanbod? Commissievoorzitter Elke Roex ondervroeg collegelid Brigitte Grouwels meermaals over dit onderwerp. Vraag en aanbod zijn elementen die helaas ook in deze sector aan de orde zijn. Het aanbod creëert de vraag, hoewel de vraag in de welzijnssector nooit onterecht kan zijn. Op het moment dat bijvoorbeeld de huizen voor begeleid wonen ontstonden, was er ineens een sterke vraag naar deze zorgvorm. De vraag bestaat reëel, maar is vaak niet bekend, omdat er geen aanbod is. Dat betekent natuurlijk dat er geen ellenlange wachtlijsten zijn in Brussel, waaruit Vlaanderen dan weer besluit dat een verhoging van de middelen voor Brussel niet prioritair is en de programmatie niet moet ingevuld worden. Dat is een perverse situatie. Onderneemt collegelid Grouwels stappen ten aanzien van Vlaams minister Vandeurzen om hem ervan bewust te maken dat er voor Brussel een andere redenering dient gevolgd te worden en op een andere manier moet gewerkt worden ? Wat de samenwerking betreft, is het samenwerkingsakkoord tussen de Franse en de Vlaamse Gemeenschap van toepassing, waardoor het mogelijk is dat een persoon met een handicap, woonachtig in Vlaanderen of Wallonië, zich bijvoorbeeld kan inschrijven voor begeleid wonen in Vlaanderen en kan werken in een beschutte werkplaats van de Franse Gemeenschap. Voor Brussel bestaat deze gemixte vorm niet. In het licht van de nieuwe zorgvormen moet het toch realiseerbaar zijn dat een Brusselse persoon met een handicap via de Franse Gemeenschap instapt in begeleid wonen en werkt in een beschutte werkplaats in Vlaanderen. Mevrouw Roex dringt er op aan om deze onverenigbaarheden voor Brussel uit het samenwerkingsakkoord te halen. De onverenigbaarheden werden destijds opgenomen in het akkoord uit angst voor zorgshoppen of ‘teveel’ zorg krijgen. Dat is gewoon absurd en denigrerend. Een zorgbehoevende heeft recht op zorg en krijgt nooit ‘teveel’ zorg.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
494
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Collegelid Brigitte Grouwels dankt de interpellant. De uitbreiding van het aanbod aan voorzieningen voor personen met een handicap is niet alleen een VGC-prioriteit, maar ligt het collegelid persoonlijk ook nauw aan het hart. Vlaams minister Jo Vandeurzen blijft inzetten op deze sector met een uitbreidingsbeleid en binnen dit uitbreidingsbeleid erkent hij dat het Brussels hoofdstedelijk gewest een regio is met een historische zorgachterstand die moet ingehaald worden. Het is niet omdat er geen zichtbare vraag is dat hij minder inspanningen wil doen voor Brussel. Samen met de Vlaamse Gemeenschap zet de VGC dan ook in op het maximaal invullen van nieuwe erkende opvangplaatsen voor personen met een handicap. Vlaanderen via de erkenningen en werkingsmiddelen en de VGC via voornamelijk investeringssubsidies voor de noodzakelijke infrastructuur. De spreker kan zich aansluiten bij de korte uiteenzetting over de geregistreerde zorgvragen en hoe deze in Brussel in het verleden lager lagen dan in de andere Vlaamse regio’s. Bijvoorbeeld: in 2006 lag het aantal geregistreerde zorgvragen per 100.000 inwoners in Brussel op 29,3. Ter vergelijking, het Vlaams gemiddelde was in 2006 127. We stelden vast dat Nederlandstalige Brusselaars met een handicap inderdaad de weg niet vonden naar de Centrale Registratie Zorgvragen (CRZ). Om dit probleem te verhelpen nam de VGC in 2004 mee het initiatief voor de oprichting van het Brussels Aanmeldingspunt voor Personen met een handicap (BRAP). Momenteel is dit BRAP ingebed in de werking van vzw Begeleid Wonen Brussel. In 2010 noteerde het BRAP opnieuw een stijging in het aantal nieuwe inschrijvingen op de CRZ. Er werden 14 nieuwe inschrijvingen geregistreerd ten opzichte van de 11 inschrijvingen in 2009. Ook het aantal aanmeldingen op de CRZ dat later resulteert in trajectbegeleiding is gestegen. Het BRAP constateerde in 2010 ook een stijging van het aantal aanmeldingen via de bekendmakingsacties bij OVALLO (ingebed in de BWR), Het Bruggenbouwerproject tussen de thuislozensector en de sector personen met een handicap (ingebed in Begeleid Wonen Brussel) en de mutualiteiten. Het volledige werkingsverslag 2010 van het BRAP zal worden toegevoegd aan het verslag. Collegelid Brigitte Grouwels hecht veel belang aan de bekendmaking van het BRAP en de CRZ in het Brussels hoofdstedelijk gewest en hierin wordt dan ook aanzienlijk geïnvesteerd : – Zo lanceerde het BRAP een vernieuwde bekendmakingscampagne voor 2010 – 2011, waarbij de nadruk gelegd wordt op het uitwerken van structurele samenwerkingsverbanden met de cruciale partners . – Het BRAP blijft oog hebben voor de bestaande contacten via het aanbieden van nieuwe infosessies, het doorsturen van de zogenaamde ‘Nieuwsflashes’ en het publiceren van artikels over de werking van het BRAP in relevante tijdschriften – Ook blijft het BRAP inzetten op bekendmaking bij een aantal specifieke doelgroepen: senioren, allochtonen,…. – Daarnaast blijft het BRAP zichzelf voortdurend bijscholen naar aanleiding van nieuwe evoluties, nieuwe doelgroepen en blijft de organisatie deze kennis verspreiden . Zo wil het BRAP bv haar kennis en contacten met de verschillende instanties binnen Brussel
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
495
rond zorg (GGC, Cocof, Vlaamse Gemeenschap) blijven actualiseren en deze know how en expertise uitwisselen met andere sectoren. Wat de contacten met de GGC en Cocof betreft, is collegelid Brigitte Grouwels zelf bevoegd GGC-collegelid. Zij heeft rond dit thema geen specifieke contacten met de Cocof. Wat het akkoord tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap betreft, zou de Brusselparagraaf anders moeten ingevuld worden. Daar wordt momenteel in de VGC niet actief aan gewerkt, maar het zal extra aandacht krijgen. Collegelid Grouwels heeft de laatste jaren geen weet van schrijnende toestanden. Er werden geen onoverkomelijke situaties gesignaleerd vanuit het werkveld. Indien mevrouw Roex dergelijke situaties kent, vraagt het collegelid om deze te melden zodat een oplossing kan worden gezocht. Aanvullend verklaart collegelid Grouwels dat in de bicommunautaire sector nieuwe initiatieven werden genomen inzake de zorg voor personen met een handicap. Er zullen effectief bijkomende plaatsen komen voor Nederlandstalige personen met een handicap. Regeling werkzaamheden De volgende vergadering van de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin vindt plaats op 30 maart 2011. Op de agenda staat als eerste punt de discussienota ‘Het recht op kinderopvang in Brussel’, ingediend door mevrouw Elke Roex. Commissievoorzitter Elke Roex vraagt om in dezelfde vergadering ook de laatste studie inzake kinderopvang, uitgevoerd onder leiding van de heer Michel Vandenbroeck van de Universiteit Gent, te kunnen agenderen. Collegelid Brigitte Grouwels stelt voor om de onderzoeker(s) zelf de studie te laten toelichten. Commissievoorzitter Elke Roex suggereert om met de commissie een studiebezoek te brengen aan Gent in het kader van de discussienota.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
496
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Toegevoegde informatie – Jaarverslag BRAP 2010 – Conventie tussen VGC en Het Punt (2011-2015) – Vormingen georganiseerd door Het Punt
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
497
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Met de steun van
1
5.1 Overzicht 2005-2010 Wat?
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Informatieve vragen
25
66
80
91
89
124
Aanmeldingen TB
56
48
49
77
47
82
2
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
498
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Algemene sociale dienstverlening (14) -Dienstencentrum De Harmonie -Sociale dienst Brussels Hoofdstedelijk Gewest -Sociale dienst Buurthuis Haren -CAW Mozaïek 7x -Albatros Onthaaltehuis 2x -Tele-onthaal -Pag-asa
Voorzieningen voor Personen met een handicap (26) -BWR -Thuisbegeleiding De Kleine Beer Antwerpen -Begeleid wonen Leuven -Brabantse Dienst voor Thuisbegeleiding 2x -TB Begeleid wonen Pajottenland 2x -Handicap en Informatie -OBC Espero 2 x -De werklijn 2x -Pedagogisch consultatiebureau Oostduinkerke -Groene nummer Stad Brussel -Provinciaal coördinatiepunt handicap 3x -Blindenzorg licht en liefde -Ado Icarus Limburg -Voorziening van Cocof -Ki Woluwe -Begeleid zelfstandig wonen De Loper -De Lork 2x -Begeleid wonen Brussel -SAHAM
Geestelijke gezondheidszorg (6) -Ziekenhuis Kortenberg,ambulante dienst -GGZ Jette -PTC Elsene - CGGZ Antonin Artaud -Sociaal Verpleegkundige kinderpsychiatrie Jette -Vuurvogel (Kortenberg)
Etnisch-culturele minderheden (4) -Bon vzw 3x -Convivence (Convivial) UZ
3
Lichamelijke gezondheidszorg (12) -Sociale Dienst UZ Brussel 2x -Journalist sociale gids reumapatiënten -Kinderpsychiater Middelheimziekenhuis Antwerpen - Sociale Dienst Saint-Luc -Socialistische mutualiteit 2x -Sociale dienst Euromut 3x - Ziekenhuis Oost-Limburg -Christelijke mutualiteit
Senioren (1) - Home Arcus
Overheden (5) - Cocof (psychologe) - Onderzoekster ministerie economische zaken NL - VAPH - VGC: stafmedewerker onthaal
Jongeren (9) -Minor –Ndako -CLB VGC -Jeugdcentrum Animax -Kind en Gezin Laken -Akabe Jette -Actief vzw (Oikoten en Bas vzw) -Gemeenschapscentrum Mol -MPI De Speling Booischot Opleiding en tewerkstelling (3) Syntra Brussel Tuc Rail Atelier Groot Eiland Trajectbegeleiding
Privé (41)
Huisvesting (3) -Wonen in Brussel 2x -Foyer Molenbeek
4
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
499
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
`
Vragen omtrent het aanbod in en rond Brussel + contactgegevens van allerlei diensten
Vb. Wie kan er iemand op de CRZ inschrijven?,overzicht sociale woningen voor PMH, info premie PMH werkgever, vrijwilligersorganisatie die PMH kan ondersteunen bij uitstapjes, man met autisme waar kan die terecht voor TB? Waar vind ik meer info over voorzieningen voor PMH in Luik? Overzicht Franstalige BW’s? Zoeken organisaties om aanbod AKABE (Ganshoren,Jette)te verspreiden om leden aan te trekken. `
Vragen rond het BrAP
Vb. Wat doet het BrAP precies? Kan het BrAP zijn dienstverlening komen uitleggen op teamvergadering + ook info geven rond handicap? Diensten die folders van het BrAP aanvragen. Is er een tegenhanger van het BrAP langs Franstalige kant? `
Vragen rond het VAPH
Vb. Welke hulpmiddelen zijn er en hoe kan je deze aanvragen?Hoe vraag je incontinentiemateriaal aan? Moet de cliënt aanwezig zijn op de PEC? Kan iemand zonder een erkenning terecht in kortopvang van VAPH in noodsituatie? Kan je iemand versneld inschrijven in het VAPH, hoe gaat dit? 5
`
Vragen rond tegemoetkomingen
Vb. Waar vraag ik een tegemoetkoming aan? Hoe verloopt de procedure bij de FODSZ? Kan iemand met een voorlopige regularisatie omwille van medische redenen een aanvraag doen voor een tegemoetkoming? `
Vragen rond mogelijke combinaties van VAPH-, PHARE (Cocof)- en BICOerkenningen
Vb. Vraag vanuit het provinciaal coördinatiepunt rond de situatie in Brussel, overzicht van Franstalige voorzieningen in Brussel waar moet ik daarvoor zijn? Kan je erkenning krijgen voor BICO organisatie, hoe? Kan je met een erkenning Phare binnen een Bico voorzieningen terecht, heeft dit gevolgen voor je erkenning Phare als je in een BicO voorziening verblijft? `
Andere vragen
Vb. Voordelen MIVB voor PMH?, ondersteuning openbaar vervoer voor PMH? Info over PMH met parkeerkaart die een boete kreeg, info vervoersmogelijkheden voor PMH
6
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
500
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Conclusies: `
`
2010 was opnieuw een topjaar! Redenen: - permanentie van het BrAP 2 voltijdse medewerkers (verlof, ziekte) - Acties bekendmaking: effecten Bruggenbouwerproject met de thuislozensector - internet (zoektermen handicap & Brussel) - diensten binnen de sector die ons kennen - mond aan mond reclame (collega’s, diensten andere sectoren)
7
8
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
501
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
9
Aanmelding van 9 personen -18jaar ? Wie en wat? •5 personen doorverwezen voor thuisbgeleiding bij BDTB •1 persoon puur info nodig rond organisaties vrije tijd •1 persoon info voor aanvulling VAPH dossier + doorverwezen naar thuisbegeleiding het Raster (autisme) •1 persoon doorverwezen naar TB regio Mol (aanmelding Liesbeth Maes) •1 persoon aanmelding via tolk en doorverwezen naar thuisbegeleiding binnen Franstalig circuit 10
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
502
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Aanmeldingen: Taal
11
* Van 3 personen geen info
Afrika: Marokko, Turkije,Congo,Oeganda,… Aanmeldingen: 38 Belgen tegenover 44 personen van andere origine! 12
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
503
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
13
Andere (16): Bruggenbouwer OVALLO 7, psychologe 1, provinciaal coördinatiepunt CRZ 1, Zorgcoördinator VAPH 1, Monitor TWI 1, Bonnevie 1, Kind en Gezin 4 Etnisch culturele minderheden (8): VZW Bon 6, ICB Foyer 1, Convivial 1 Algemeen welzijnswerk (11): Caw Mozaïek 3, OCMW dienst huisvesting 1, Samu Social 1, Fami-Home 1, Caw Archipel 1, De Schutting 2, Open Deur onthaaltehuis 1, De 3 appelbomen onthaaltehuis Lichamelijke gezondheidszorg (9): Huisarts 2, CM 5, Socialistische mutualiteit 1, Euromut 1 14
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
504
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
15
Aanmeldingen: Resultaat
Andere 32: geen verblijfsvergunning 1, zit in Bierbeek (diagnose Huntington?) 1, al ondersteuning (NL of Franstalig circuit) 4, stelt geen hulpvraag 12, enkel informatieve ondersteuning nodig 8, informatieve ondersteuning VAPH aanvraag 1, kennismakingsgesprek is uitgesteld naar 2011 door cliënt 5 Doorverwezen 23: LDC 1, geen verblijfsvergunning (CAW Mozaïek) 1, regio (Antwerpen,Leuven,Bever,Mol,Dilbeek) 5, doelgroep (BDTB, Woluwe, Het raster) 7, psychiatrie 5, Caw Mozaïek 2, Franstalige dienst ondersteuning zoeken werk 1, enkel vraag voor aangepast werk (werklijn) 1 16
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
505
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Aanmeldingen: Op CRZ?
Nee ? Dit hangt samen met de redenen waarom mensen doorverwezen werden of andere redenen waarom ze niet in TB werden opgenomen (regio, handicap, psychiatrie, geen zorgvraag wel informatieve ondersteuning nodig, hebben al ondersteuning, gaan niet in op afspraak, doorverwezen) + 6 mensen gaven hun voorkeur voor zorg binnen het Franstalig circuit, 8 mensen werden nog maar net eind december opgestart of worden pas begin januari gezien, 2 mensen zijn niet inschrijfbaar in het VAPH wegens verblijfsstatuut 17
Zorgvragen op CRZ 2010? Zorgvorm
Aantal vragen
Al in TB in 2009
Totaal
Begeleid wonen
10 *
+3
13
Dagcentrum
1
+3
4
Beschermd wonen
4
*
TNW Bezigheid
3
*
TNW nursing
1
Thuisbegeleiding (autisme)
1
Begeleid zelfstandig wonen met ADLondersteuning
0
4 +2
5
+2
3 1
+3
3
•Bij sommige cliënten in TB is het nog niet helemaal duidelijk welke de geschikte zorgvorm is. Deze cliënten staan dan ook op de CRZ met 2 zorgvragen. (vb. begeleid wonen en beschermd wonen) •Mensen kunnen ook meer dan 1 zorgvraag hebben (wonen en dagcentrum) •3 personen werden in 2010 aangemeld maar worden pas in 2011 gezien op KG, zij staan dus nog niet op CRZ maar komen hier weldra wel op
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
18
506
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
`
Cijfers 2009-2010: algemene stijging
1. Leeftijd: zelfde leeftijdsgroepen (30+,40+,50+) ! 2010 stijging vooral bij 30+ 2. Origine: 2009: 16 Belgen tegenover 31 personen van andere origine 2010: 38 Belgen tegenover 44 andere origine Æ ! 2010 verschil stuk kleiner 3. Soort handicap: 2010: NAH blijft gelijk, psychische stoornis stijgt, meest voorkomende is mentale handicap, nadien motorische 4. Resultaat aanmelding: stijging van 5 aanmeldingen die TB worden 5. CRZ: 2009: 11 nieuwe inschrijvingen
2010: 14 nieuwe inschrijvingen Opmerking: Cijfers taal en origine duidelijk veel Franstalige cliënten, voorkeur Franstalig circuit dus geen inschrijving op CRZ! 19
`
Resultaten bekendmakingacties 2009-2010: stijging v/h
aantal aanmeldingen via het Bruggenbouwenproject van OVALLO (BWR), via het Bruggenbouwenproject met de Thuislozensector (BWB) alsook bij de Christelijke mutualiteit.
3 doelgroepen: voorstelling van BrAP + infopakket ‘handicap’ (wat, signalen, hoe omgaan, hoe doorverwijzen, CRZ, VAPH)
nood aan (meer) info bewezen en resulteert in stijging aanmeldingen bij deze 3 doelgroepen in 2010
20
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
507
CONVENANT TUSSEN HET COLLEGE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIEEN VZW HET PUNT – STEUNPUNT VOOR VRIJWILLIGERSWERK BRUSSEL Tussen de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), Sainctelettesquare 17 te 1000 Brussel, vertegenwoordigd door het College, waarvoor optreedt Brigitte GROUWELS, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Gezin, enerzijds, en de vzw Het Punt – Steunpunt Vrijwilligerswerk Brussel met maatschappelijk zetel: Treurenberg 24 te 1000 Brussel, ondernemingsnummer 0475.049.679 vertegenwoordigd door de heer Raf DE ZUTTER, voorzitter, hierna vermeld als vzw Het Punt, anderzijds, wordt, – gelet op het collegebesluit nr. 08/47 van 24 januari 2008 houdende het besluit tot de goedkeuring van het convenant vrijwilligerswerk in uitvoering van het protocol betreffende de samenwerking tussen de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, de Provinciale deputaties en het Collegelid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Gezin; – gelet op het collegebesluit nr. 08/429 van 17 december 2008 tot vaststelling van het organiek reglement op de toekenning en de controle op de aanwending van subsidies; – gelet op het collegebesluit nr. 08/430 van 17 december 2008 houdende bepalingen inzake de toekenning en de controle op de aanwending van een enveloppensubsidiëring; overeengekomen wat volgt: Hoofdstuk 1.- Opdrachten en doelstellingen Artikel 1.- Relatie met de doelstellingen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Vzw Het Punt verbindt zich ertoe om een bijdrage te leveren aan de realisatie van de volgende algemene doelstellingen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie: – De VGC maakt binnen een transversale context de Nederlandstalige welzijns-, gezondheids-, en gezinsvoorzieningen zichtbaar en steunt initiatiefnemers, beroepskrachten en vrijwilligers. Sinds 2001 ondersteunt de Vlaamse Gemeenschap, de Provinciale Steunpunten voor Vrijwilligerswerk. In het Brusselse hoofdstedelijk gewest vertrouwde de VGC deze opdracht toe aan vzw Het Punt. De volgende opdrachten werden door de Vlaamse Gemeenschap aan de Provinciale Steunpunten Vrijwilligerswerk en zodoende aan vzw Het Punt vooropgesteld: – Partner voor vrijwilligersorganisaties door deskundigheidsbevordering. – Via vorming vaardigheden, kennis, inzichten, visies,… meegeven zodat het functioneren in de organisatie bevorderd wordt; – Via informatie en advies de deskundigheid van vrijwilligersorganisaties en openbare besturen (VGC en gemeentes) bevorderen.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
508
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
– Wegwijs voor vrijwilligers/ promotie en werving van vrijwilligers. – Werven van vrijwilligers via de vacaturedatabank op www.vrijwilligerswerk.be; – Instaan voor de algemene promotie van het vrijwilligerswerk. – Samenwerking met lokale besturen/ decentralisering. – Samenwerkingsverbanden zoeken met lokale besturen, regionale structuren en organisaties om de opdrachten van de provinciale steunpunten ook decentraal ingang te laten vinden. – Ondersteunen van lokale besturen bij het uitwerken van hun eigen vrijwilligers(werk)beleid. – Visie- ontwikkeling. – Volgen en stimuleren van het maatschappelijk debat over de rol en de mogelijkheden van vrijwilligers in onze samenleving. De algemene en specifieke opdrachten van de vzw Het Punt naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie situeren zich op het vlak van: – Ondersteunen van de Brusselse vrijwilligersorganisaties en verenigingen in de uitbouw van hun vrijwilligersbeleid als een neutrale, onafhankelijke en pluralistische vrijwilligerscentrale; – Een brug slaan tussen de zoekende vrijwilliger en de non-profitorganisaties van het Brussels hoofdstedelijk gewest; – Het vrijwilligerswerk promoten en ondersteunen in het Brussels hoofdstedelijk gewest; – Een actieve integratie binnen de bestaande Nederlandstalige netwerken in het Brusselse hoofdstedelijke gewest bewerkstelligen; – Aanreiken van de nodige signalen voor het uitbouwen van een vrijwilligersbeleid in het Brusselse hoofdstedelijke gewest; – Uitbreiding van het netwerk en opvolging van vrijwilligerswerk op Europees vlak. – De doelstellingen en opdrachten vormen het voorwerp van een meerjarenplan, als bijlage gevoegd bij dit convenant; – Het jaarlijks actieplan wordt overgemaakt aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Artikel 2.- Omschrijving activiteiten m.b.t. de realisatie van de doelstellingen – Het ondersteunen van een vrijwilligersbeleid –en werking voor het doelpubliek van de Vlaamse Gemeenschapscommissie; – Het organiseren van diverse vormingen; – Het organiseren van promotieactiviteiten om het vrijwilligerswerk in Brussel te promoten; – Een gratis online vacaturebank aanbieden waar potentiële vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties elkaar kunnen vinden; – Informatie betreffende vrijwilligerswerk voor iedereen beschikbaar en toegankelijk maken; – In de mate van het mogelijke persoonlijke begeleiding van potentiële vrijwilligers verzorgen; – De expatgemeenschap bij het Brussels vrijwilligerswerk trachten te betrekken.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
509
Artikel 3.- Te bereiken resultaten De te bereiken resultaten m.b.t. de periode 1 januari 2011 – 31 december 2015 kunnen als volgt worden omschreven: Organisatorisch – De Brusselse organisaties van de non-profitsector zijn lid van de bestuursorganen van de vzw; – Jaarlijks een aanbevelingsnota opmaken; – Samenwerking met de Provinciale Steunpunten voor Vrijwilligerswerk en Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk; – Lidmaatschap van de Algemene vergadering van het Centre Européen du volontariat, dat gevestigd is in Brussel; – Openstaan voor samenwerking met Universiteiten en Hoge Scholen. Introductie- en vormingsactiviteiten – Organiseren van vormingsmomenten. Profilering en zichtbaarheid van het vrijwilligerswerk – Aanbieden van een vacaturedatabank; – De jaarlijkse week van de vrijwilliger; – Algemene promotie van het vrijwilligerswerk en vzw Het Punt zoekt hiervoor de geschikte kanalen. Informatie, documentatie en bekendmaking – Verspreiden van elektronische nieuwsbrieven; – Vacaturebundels, folders en publicaties. Artikel 4.- Meetindicatoren De mate waarin de beoogde resultaten gerealiseerd zijn en de vereiste verantwoording indien deze niet gerealiseerd zijn, zullen blijken uit de jaarverslagen met inbegrip van het financieel verslag (zie artikel 9). In het jaarverslag zal een overzicht gemaakt worden van : Organisatorisch – De lijst van de lid organisaties (effectieve leden en niet-effectieve leden); – De jaarlijkse aanbevelingsnota; – Een beschrijving van alle samenwerkingsprojecten, waaronder de samenwerking met de Provinciale Steunpunten voor Vrijwilligerswerk en Vlaams Steunpunt Vrijwilligerswerk; – Verslag van deelname( minstens 1 x /jaar) aan de Algemene vergadering van het Centre Européen du volontariat (CEV); – De samenwerking met Universiteiten en Hoge Scholen. Introductie- en vormingsactiviteiten – het aantal vormingen (vaste, op aanvraag en trajectbegeleidingen) , het thema, aantal deelnemers, de meting van de kwaliteit dmv een samenvatting van de evaluaties,…
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
510
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Profilering en zichtbaarheid van het vrijwilligerswerk – Het aantal bezoekers van een vacaturedatabank zoals weergegeven in een tabel in het jaarverslag. Deze tabel wordt weergegeven in een meerjarige tabel zodat de evolutie over de voorbije jaren duidelijk kan worden gemeten. Vanuit deze gegevensbank worden eveneens het aantal vacatures, de aard van de vacatures en de verschillende sectoren gehaald; – De activiteiten in het kader van de week van de vrijwilliger, het aantal deelnemers en een evaluatie m.b.t. de beoogde resultaten; – De jaarlijkse evaluatie van de gebruikte kanalen voor de algemene promotie van het vrijwilligerswerk. Informatie, documentatie en bekendmaking – Het aantal mailadressen van de elektronische nieuwsbrief. Er wordt een statistiek bijgehouden van gelezen e-mails en nieuwsbrieven, het doorklikken naar de website ed.; – De oplages/jaar van vacaturebundels, folders en publicaties worden nauwgezet bijgehouden en weergegeven; – De gegevensaantallen van kandidaat vrijwilligers die in de winkel, telefonisch of elektronisch informatie opvragen worden bijgehouden en weergegeven in diverse tabellen Een evolutietabel geeft een overzicht van de voorbije jaren. Artikel 5.- Derden Vzw Het Punt kan overeenkomsten sluiten met of opdrachten uitvoeren voor derden, voor zover ze de realisatie van de in artikel 1 omschreven opdrachten en doelstellingen niet in het gedrang brengen. Hoofdstuk 2.- Subsidie Artikel 6.- Bedrag De Vlaamse Gemeenschapscommissie stelt voor de duur van dit convenant, binnen de perken van de goedgekeurde begroting en binnen de middelen van het beleidsdomein Welzijn, Gezondheid en Gezin, jaarlijks 115.000 EUR ter beschikking van vzw Het Punt voor de realisatie van de in hoofdstuk 1 omschreven opdracht. Een aanpassing van het subsidiebedrag is mogelijk mits aanpassing van de in hoofdstuk 1 omschreven opdrachten en doelstellingen. Artikel 7.- Betaling De subsidie wordt trimestrieel uitbetaald aan de begunstigde organisatie op 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober, door overschrijving op rekeningnummer 735-0037935-93. Artikel 8.- Verbintenis Vzw Het Punt wendt de ontvangen subsidie uitsluitend aan om de in hoofdstuk 1 omschreven opdrachten en doelstellingen te realiseren.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
511
Hoofdstuk 3.- Inhoudelijke en financiële verantwoording Artikel 9.- Verantwoordingsstukken De verantwoording over de aanwending en besteding van de toegekende subsidie en het gebruik van middelen en diensten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie omvat een inhoudelijke verantwoording en een financiële verantwoording. De inhoudelijke verantwoording bestaat uit het aftoetsen van de behaalde resultaten aan de doelstellingen en opdrachten bepaald in hoofdstuk 1. De financiële verantwoording bestaat uit een opgave van de kosten die werden gemaakt voor de realisatie van de activiteit waarvoor de subsidie werd toegekend en van de opbrengsten die in het kader van de activiteit zelf of uit andere bronnen werden verworven. De administratie stelt voor de financiële verantwoording formulieren ter beschikking. Deze formulieren worden als bijlage aan de convenant gevoegd en dienen verplicht gebruikt te worden. Vzw Het Punt zendt tevens de volgende documenten naar de administratie van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor 15 juni van elk jaar: – Een werkingsverslag en een evaluatie van het voorbije jaar; – De jaarrekening van het voorbije jaar; – De begroting van het lopende jaar. Artikel 10.- Boekhouding Vzw Het Punt verbindt zich ertoe een boekhouding te voeren conform de wettelijke voorschriften ter zake. Voor de jaarrekening van de subsidietrekkers die van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een bedrag groter dan 100.000 EUR ontvangen, is de controle van een commissaris die lid is van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren vereist. Het verslag van de commissaris wordt toegevoegd aan de verantwoording. Artikel 11.- Reserves Indien uit de financiële verantwoording blijkt dat er een financiële reserve wordt gevormd, zal deze reserve het voorwerp uitmaken van een evaluatie. Excessieve reserves kunnen in mindering gebracht worden van toekomstige subsidies, teruggevorderd worden of een herbestemming krijgen. Hoofdstuk 4.- Toezicht en sancties Artikel 12.- Toezicht De administratie van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie oefent toezicht uit over de aanwending van de subsidie. Dit toezicht brengt het recht met zich mee om de begunstigde organisatie te bezoeken en om kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
512
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
De begunstigde organisatie verleent haar volle medewerking aan de uitoefening van dit toezicht en bezorgt, op eenvoudig verzoek, aan de administratie van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de stukken en bescheiden vermeld in dit artikel. Artikel 13.- Sancties De subsidie kan ambtshalve worden geschorst wanneer: 1. de subsidie wordt aangewend voor andere doelstellingen dan deze bepaald in deze overeenkomst; 2. de inhoudelijke en/of financiële verantwoording bedoeld in artikel 9 als onvoldoende wordt beoordeeld; 3. de voorgeschreven wettelijke voorschriften in het kader van het voeren van de boekhouding niet worden nageleefd; 4. bewust onjuiste of bedrieglijke informatie werd verstrekt; 5. het toezicht bedoeld in artikel 12 werd verhinderd. In deze gevallen kan het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de toegekende en uitbetaalde subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen en de begunstigde organisatie van verdere subsidiëring uitsluiten, onverminderd de toepassing van wettelijke bepalingen inzake het afleggen van onjuiste verklaringen. De gemotiveerde beslissing van het College(lid) of van de gemachtigde ambtenaar tot schorsing of tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de subsidie wordt aan de begunstigde organisatie meegedeeld met een aangetekend schrijven, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift in te dienen worden vermeld. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de begunstigde organisatie binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van de beslissing, tegen die beslissing een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. De begunstigde organisatie kan daarin uitdrukkelijk verzoeken om gehoord te worden. Het College(lid) of de gemachtigde ambtenaar zal binnen een termijn van zestig kalenderdagen na ontvangst van dit bezwaarschrift de eerdere beslissing intrekken of bevestigen. Als de begunstigde organisatie geen bezwaarschrift binnen de gestelde termijn heeft ingediend of als het College(lid) of de gemachtigde ambtenaar de eerdere beslissing bevestigt, blijft de subsidie geschorst of geheel of gedeeltelijk teruggevorderd. Als het College(lid) of de gemachtigde ambtenaar de eerdere beslissing intrekt of als de eerdere beslissing binnen de gestelde termijn niet wordt bevestigd, blijft de subsidie behouden. Hoofdstuk 5.- Overige bepalingen Artikel 14.- Overleg Jaarlijks vindt een overleg plaats tussen een afvaardiging van vzw Het Punt, het bevoegde collegelid en de administratie van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie over de uitvoering van dit convenant.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
513
Naar aanleiding van dit overleg kan het bevoegde Collegelid een bijsturing van het convenant overeenkomen met vzw Het Punt en/of specifieke en andere opdrachten toekennen. Voor bijkomende algemene of specifieke opdrachten kan vzw Het Punt bijkomende middelen verwerven van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Artikel 15.- Waarnemerschap In de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur van vzw Het Punt wordt een vertegenwoordiger van het bevoegde collegelid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie aanvaard als waarnemer zonder stemrecht. Dit waarnemerschap verhindert of beperkt op generlei wijze de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie om verantwoording te vragen aan de Raad van Bestuur indien zou blijken dat de werking van vzw Het Punt in belangrijke mate afwijkt van de aangegane afspraken in het kader van de subsidiëring. Artikel 16.- Kennisgevingen Vzw Het Punt stelt de administratie van het College schriftelijk in kennis van iedere wijziging van de statuten, het huishoudelijk reglement en de samenstelling van de algemene vergadering en raad van bestuur. Deze gegevens worden samen met de inhoudelijke en financiële verantwoording bezorgd. Het niet naleven van deze verplichting kan aanleiding geven tot de sancties vermeld in artikel 13. Artikel 17.- Vrijwaring Het feit dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie subsidies verstrekt, houdt geen enkele aansprakelijkheid in voor schade aan personen of goederen die rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg is van activiteiten in het kader van de uitvoering van dit convenant. Vzw Het Punt vrijwaart de Vlaamse Gemeenschapscommissie tegen elke vordering door derden tot schadevergoeding. Artikel 18.- Communicatie De organisatie vermeldt in haar communicatie de steun van de Vlaamse Gemeenschapscommissie volgens de modaliteiten van het stijlhandboek zoals omschreven op de website http://stijlhandboek.vgc.be. Vzw Het Punt behoort tot categorie B van het stijlhandboek. Artikel 19.- Rapportering Vzw Het Punt verbindt zich ertoe gegevens te registreren in de registratietool van de meet- en weetcel zodra deze toepassing operationeel wordt. In een addendum aan deze overeenkomst zullen de modaliteiten van deze registratie en de concreet gevraagde gegevens vastgelegd worden.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
514
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Artikel 20.- Betwisting Elk geschil met betrekking tot het sluiten, de geldigheid, de interpretatie, de uitvoering of de beëindiging van dit convenant behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de rechtbanken van het arrondissement Brussel. Dit convenant wordt beheerst door het Belgisch recht. Artikel 21.- Duur van het convenant Dit convenant gaat in op 1 januari 2011 en eindigt op 31 december 2015. Dit convenant kan vroeger beëindigd worden in de volgende gevallen: – van rechtswege, indien vzw Het Punt wordt ontbonden; – bij wijziging van de doelstellingen van vzw Het Punt; – in onderling akkoord tussen vzw Het Punt en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. – door opzegging die uitgaat van één van de partijen, bij gemotiveerd aangetekend schrijven, met een termijn van 1 jaar. Opgemaakt in 2 exemplaren te Brussel op ... Elke partij bevestigt een exemplaar ontvangen te hebben. Gezien om gevoegd te worden bij Collegebesluit houdende de goedkeuring van het convenant tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de vzw Het Punt – Steunpunt Vrijwilligerswerk Brussel - Steunpunt voor Vrijwilligerswerk Brussel nr. 20102011-0395395 van 24-02-2011. Namens het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie,
Namens Het Punt
Brigitte Grouwels Collegelid bevoegd voor Welzijn,Gezondheid, Gezin
Raf De Zutter Voorzitter
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
515
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011 Vormingen georganiseerd door Het Punt
De vormingen zijn een belangrijk onderdeel van de werking van Het Punt vzw. Door het aanbieden van betaalbare vormingen voor de vrijwilligerscoördinatoren (zowel professionelen als vrijwilligers) ondersteunen en versterken we de deskundigheid van de organisaties mbt het voeren van een vrijwilligersbeleid, zodat zij op maat van hun eigen visie/missie een vrijwilligersbeleid kunnen uitbouwen. Vormingen in 2010 door Het Punt vzw aangeboden: Oplossingsgericht werken met vrijwilligers
Aantal deelnemers 17
GEVORDERDEN Tweedaagse Wetgeving (ter voorbereiding op Week)
12
Organiseren van een evenement
18 15
Resultaatgerichte institutionele fondsenwerving
13 20
Terugkomdag oplossingsgericht werken met vrijwilligers Beïnvloedingsstrategieën Communiceren met vrijwilligers
17 10 15 21
GEVORDENDEN Vrijwilligersbeleid gevorderden Empowerment Promotievoering
16 17 12
Vrijwilligers werven
11 13 10
Aantal deelnemers/vorming Het aantal deelnemers aan de vormingen werd bewust klein gehouden gezien de vormingen interactief zijn en groepen groter dan 16 à 20 deelnemers niet werkbaar zijn. Er konden maximum 2 deelnemers van dezelfde organisatie participeren. Indien er meer deelnemers van één organisatie zijn raden wij hen aan een beroep te doen op ons vormingsaanbod op maat. Bovenop dit vast vormingsaanbod voorzag Het Punt in verschillende infosessie (speeddate) voor nieuwkomers in het vrijwilligersveld.
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE
516
Plenaire vergadering Nr. 9 (2010-2011) – 18 maart 2011
Trefwoordenregister Capaciteitsproblemen in het basisonderwijs in het basisonderwijs in Brussel en de klacht van de Franse Gemeenschapsregering tegen delen van het Vlaams onderwijsdecreet, blz. 16 Digitale aanmelding in het basisonderwijs, blz. 16 Discussienota Bespreking, blz. 4 Heembeeks Pieter en Pauwel-project, blz. 40 Institutionele gevolgen van de procedure van de Franse Gemeenschap, blz. 24 Interpellatie Zie Digitale aanmelding in het basisonderwijs Institutionele gevolgen van de procedure van de Franse Gemeenschap Klacht van de Franse Gemeenschap tegen de voorrangsregels in het Nederlandstalig onderwijs, blz. 28 Samengevoegde interpellaties Zie Capaciteitsproblemen in het basisonderwijs in het basisonderwijs in Brussel en de klacht van de Franse Gemeenschapsregering tegen delen van het Vlaams onderwijsdecreet Klacht van de Franse Gemeenschap tegen de voorrrangsregels in het Nederladnstalig onderwijs Voorrangsregel in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de klacht hiertegen vanwege de Franse Gemeenschap Samengevoegde interpellaties Zie Heembeeks Pieter en Pauwel-project Woonzorgproject Pieter en Pauwel en de plannen voor het gemeenschapscentrum te Neder-Over-Heembeek Voorrangsregel in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en de klacht hiertegen vanwege de Franse Gemeenschap, blz. 28 Woonzorgproject Pieter en Pauwel en de plannen voor het gemeenschapscentrum te NederOver-Heembeek, blz. 40
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE