vlaamse GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Zitting 2007-2008 Nr. 14
INTEGRAAL VERSLAG vergadering van vrijdag 6 juni 2008 Ochtendvergadering
INHOUD BERICHTEN VAN VERHINDERING.................................................................................
487
INTERPELLATIE (R.v.O. art. 60)...........................................................................................
487
van mevrouw Brigitte De Pauw tot de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur en Patrimonium, over de exploitatietoelagen voor Bronks Sprekers: mevrouw Brigitte De Pauw, de heren Jan Béghin en Pascal Smet, collegelid VRAAG (R.v.O. art. 57)............................................................................................................
488
van de heer René Coppens aan de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur en Patrimonium, in verband met een aantal specifieke uitdagingen in de gemeenschaps centra ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O. art. 59).............................................................................. van de heer Jan Béghin aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de toewijzing van geco’s voor kinderopvang en buitenschoolse opvang
490
VRAAG OM UITLEG (R.v.O. art. 58)...................................................................................
492
van de heer Jan Béghin aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de vzw Nasci, dienstencentrum voor het kind Sprekers: de heer Jan Béghin en mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid. VRAGEN (R.v.O. art. 57)..........................................................................................................
494
van de heer Erland Pison aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende de mogelijkheid van een Nederlandstalige sociale werkplaats in Brussel; van de heer Jos Van Assche aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, in verband met de preventie van uitwassen van de huwelijksmigratie MOTIE VAN ORDE (R.v.O. art. 31).......................................................................................
497
SAMENGEVOEGDE ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O. art. 59)..................................
497
van de heer Jos Van Assche aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, over de aanwezigheid als geassocieerd lid van een minister van het Brussels Gewest in de Franse Gemeenschapsregering; van de heer Frédéric Erens aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, betreffende de uitspraken van de collegevoorzitter van de Cocof op de radiozenders van de RTBF op maandag 2 juni 2008. VRAAG (R.v.O. art. 57)............................................................................................................. van de heer Fouad Ahidar aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, over de Zomerschool voor anderstalige nieuwkomers
501
14e vergadering
Vergadering van vrijdag 6 juni 2008 OCHTENDVERGADERING – De vergadering wordt om 9u15 geopend. Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes. ____________________________________________ BERICHT VAN VERHINDERING De voorzitter.- Mevrouw Marie-Paule Quix en de heren Walter Vandenbossche en Dominiek Lootens-Stael verontschuldigen zich voor deze vergadering. ____________________________________________ INTERPELLATIE (R.v.O., art.60) VAN MEVROUW BRIGITTE DE PAUW TOT DE HEER PASCAL SMET, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR EN PATRIMONIUM in verband met de exploitatiekosten van Bronks Mevrouw Brigitte De Pauw.- Op 21 mei laatstleden bracht de commissie voor Cultuur, Sport en Jeugd een werkbezoek aan de werf van het Bronks-gebouw. Het is positief dat de parlementsleden de werf op de voet kunnen volgen en dat ze zelf kunnen vaststellen hoe de middelen voor Bronks worden aangewend. Wij hebben ook vernomen – en wij verheugen ons daarop – dat het gebouw eind maart 2009 zal worden geopend. We weten dat de nieuwbouw er niet zonder slag of stoot is gekomen. De beslissing was niet evident. We weten ook dat de bouwwerken wat vertraging Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
vrijdag 6 juni 2008
opliepen. Tussen het moment dat een beslissing wordt genomen en het moment dat een plan wordt uitgevoerd, evolueren de prijzen natuurlijk. De exploitatie van het gebouw op jaarbasis, wordt geraamd op ongeveer 250.000 euro. In principe zou de eigenaar van het gebouw, met name de VGC, voor die kosten moeten instaan. Tijdens het bezoek hebben wij vernomen dat daar blijkbaar nog geen akkoord over zou bestaan. Ik verneem dat het collegelid begin mei 2008 een mondeling akkoord gesloten zou hebben met Vlaams minister Bert Anciaux. De afspraak zou zijn dat de VGC de exploitatiekosten voor haar rekening neemt voor het jaar 2009. Vanaf 2010 zou de Vlaamse Gemeenschap de extra middelen ten laste nemen, zoals zij trouwens ook doet voor andere jeugdtheaters in Vlaanderen. Volgens de informatie waarover ik beschik, is er nog geen schriftelijk akkoord. Hoe ver staat het daar eigenlijk mee? De tijd dringt en de verkiezingen zijn niet zo ver meer af. Dan is het niet meer zo evident om een akkoord af te sluiten. Mijn vraag is heel eenvoudig: wanneer zal er een officieel akkoord bereikt worden over wie de exploitatiekosten van het Bronks-gebouw zal dragen? De heer Jan Béghin.- De realisatie van het gebouw voor het Bronks jeugdtheater in Brussel werd altijd sterk gesteund door onze fractie. We zijn heel blij dat het gebouw bijna af is en dat na Gent en Antwerpen, ook Brussel zijn eigen infrastructuur zal hebben voor zijn kindertheatergezelschap. We zijn blij dat we hierin gevolgd zijn door collegelid Pascal Smet, die daarvoor in de nodige investeringskredieten heeft voorzien. Er zullen overigens nog bijkomende kredieten nodig zijn bij de eerstkomende begrotingswijziging om de onoverkomelijke meerkosten van alle infrastructuurwerken te kunnen betalen.
487
Béghin Wij waren zeer aangenaam verrast bij het bezoek aan de werf van Bronks. Wij hebben de indruk dat er creatief is omgesprongen met de relatief beperkte oppervlakte. Men heeft een grote inventiviteit aan de dag gelegd om een mooi resultaat neer te zetten. Natuurlijk hopen wij op een vlotte afwerking. Wat de exploitatiekosten betreft, twijfelen we er niet aan dat collegelid Pascal Smet met Vlaams minister Bert Anciaux de nodige afspraken zal maken. Wij weten dat die er al zijn, maar ik laat het collegelid de eer om hierover meer te vertellen. De heer Pascal Smet, collegelid.- Inderdaad, de saga van de Bronks komt tot een goed einde. Het is allemaal lang geleden begonnen. Ik denk dat Jos Chabert als eerste de belofte heeft gedaan om het theater een eigen plek te geven en dat mijn voorganger Robert Delathouwer in 1999 begonnen is met een spaarpotje aan te leggen. In 2005 zijn we eindelijk kunnen beginnen met de finalisering van het dossier. Als alles goed gaat, volgt in maart 2009 de feestelijke opening van het gebouw. Het klopt natuurlijk dat dergelijke nieuwbouw veel geld kost. Daarom heb ik begin mei Vlaams minister Bert Anciaux om ondersteuning gevraagd. Aanvankelijk was men daartoe niet geneigd, maar Vlaams minister Bert Anciaux heeft alsnog toegezegd dat de Vlaamse Gemeenschap haar verantwoordelijkheid zal opnemen voor de exploitatie. Op dit moment wordt de exacte exploitatiekost geraamd, maar dat moet nog in detail worden uitgewerkt. Ten tweede wordt bekeken volgens welke formule de exploitatiekosten zullen gedragen worden. Als de VGC eigenaar is en blijft van het gebouw, moeten wij natuurlijk instaan voor de kosten. We kunnen het gebouw ook in erfpacht geven aan Bronks, wat op langere termijn meer zekerheid geeft. Natuurlijk moet er ook een ondersteuning komen. Wij bestuderen nu de mogelijkheden. Op het moment van de opening – zelfs eerder nog – zal er een formeel akkoord zijn tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. Ik denk dat niemand zich daarover zorgen moet maken. Het formele engagement is duidelijk.
488
Het is juist dat er verkiezingen op komst zijn, maar ik ben daar nog niet mee bezig. De verkiezingen zijn pas over een jaar. Nu moeten we minstens nog acht maanden goed besturen. Laat ons pas drie maanden voor de verkiezingen campagne voeren. Dat zal van ons allen gelukkiger mensen maken. (Glimlachjes) Mevrouw Brigitte De Pauw.- Verkiezingen zijn inderdaad maar een kleine zorg. Niettemin komen ze eraan. Dat wil niet zeggen dat we moeten stilstaan en niets meer doen. Dat ligt niet in onze aard. En dat was ook niet de bedoeling van mijn woorden. Ik kijk in elk geval uit naar het resultaat. Ik kondig nu al aan dat ik bij de opening van het nieuwe parlementaire jaar opnieuw dezelfde vraag zal stellen. – Het incident is gesloten. ____________________________________________ VRAAG (R.v.O., art. 57) Specifieke uitdagingen binnen de gemeenschapscentra. De heer René Coppens.- In 1998 begon Jos Chabert zijn beleidsbrief Gemeenschapscentra met de wijze woorden: “De Brusselse gemeenschapscentra, ontstaan uit een symbiose van het plaatselijke verenigingsleven en de inbreng van de overheid, staan voor nieuwe uitdagingen.” Jos Chabert was toen al een visionair. (Hilariteit) Bijna 10 jaar later – in 2007 – werd er naast een publieksonderzoek ook een audit doorgevoerd. Begin dit jaar werden, in het kader van het hervormingstraject, naast een projectgroep, ook themawerkgroepen opgericht rond inhoud, personeel, zakelijk beheer en infrastructuur van de gemeenschapscentra. Zijn deze themagroepen reeds tot significante – al dan niet definitieve of voorlopige – conclusies gekomen met betrekking tot de thema’s die ze behandelen?
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 1 6 juni 2008
Coppens Volgens het infoblad voor de 22 gemeenschapscentra van maart-april 2008, werkte de werkgroep Personeel een stappenplan uit voor de overname, door de VGC, van het vzw-geco-personeel. Volgens datzelfde blad is het de bedoeling de overname van het personeel rond te krijgen tegen 1 januari 2008. Ik vermoed dat het hier om een tikfout ging. Desalniettemin had ik graag willen weten over hoeveel personen het gaat, waar deze personen in de toekomst zullen worden ingezet en wat de stand van zaken is in verband met de personeelsovername. In datzelfde infoblad wordt ook verwezen naar een omgevingsanalyse die de centrumverantwoordelijken moeten maken. Zij moeten zich hiervoor baseren op een aantal specifieke documenten. Zijn de centra al in het bezit van deze informatie? Impliceert de goede werking van een centrum niet dat men over deze informatie kan beschikken en men zijn werking op de omgeving kan afstemmen? Wordt, met andere woorden, geen dubbel werk gevraagd van de verantwoordelijken? Of gaat het over iets totaal anders? Er zullen blijkbaar nieuwe convenanten worden afgesloten met de verschillende centra. Wordt er bij het afsluiten van deze convenanten rekening gehouden met de ervaringen van de themagroepen? Ik vermoed het alvast. In welke mate zal het nieuwe convenant verschillen van het huidige convenant? Wat is de meerwaarde van het nieuwe convenant in vergelijking met het oude? De heer Pascal Smet, collegelid.- Het klopt inderdaad dat de heer Jos Chabert tien jaar geleden al een visionair was. Ik ben dan ook zeer verheugd dat ik er nu, tien jaar later, de leden van de CD&V-fractie kon van overtuigen zijn visie uit te voeren. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Collegelid Pascal Smet moest eerst een aantal leden van de CD&V-fractie opnemen in zijn eigen sp.a-fractie. Pas dan raakte hij zelf overtuigd van de visionaire kijk van voormalig collegelid Chabert.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
De heer Pascal Smet, collegelid- Daarom heeft het zo lang geduurd. Al die mensen waren immers al volledig overtuigd. (Hilariteit) Het klopt dat er enorme uitdagingen bestaan. Een aantal analyses drongen zich op. Ik heb de uitdagingen in kaart gebracht, daar conclusies uit getrokken en vandaag het proces in gang gezet om die uitdagingen het hoofd te bieden. Vandaag voeren we uit. Het College heeft ervoor geopteerd niets op te leggen. Het opteerde voor een iets moeilijker proces dat iets meer tijd en energie vraagt. In dit proces bepaalt het College het grote kader. De concrete uitvoering van het beleid wordt samen met de mensen op het terrein gerealiseerd. Een dergelijk proces vraagt natuurlijk veel meer tijd, zeker twee tot drie jaar. Dit proces loopt op dit ogenblik. In de VGC-administratie zou men dit nu als een on going proces betitelen. Dit impliceert natuurlijk ook dat alle werkgroepen nu nog geen definitieve of voorlopige conclusies kunnen trekken. Indien echt nodig, worden er natuurlijk wel een aantal beslissingen genomen. Het is ook niet de bedoeling dat nu al conclusies worden getrokken. Het is een proces dat begeleid moet worden en waarin veel tijd kruipt. Indien nodig, zal het College wel een aantal harde beslissingen nemen. De overname van het geco-personeel van de vzw’s dat ingezet wordt voor de basisfuncties van het gemeenschapscentrum, is voorzien voor 1 januari 2009 en natuurlijk niet voor 1 januari 2008. Er is hierover intens overleg geweest met het kabinet van minister Benoît Cerexhe. Alle 65 personeelsleden kregen, net als hun centrumverantwoordelijke en voorzitter, een brief met uitleg. Het gaat om 65 afzonderlijke dossiers, waarvoor zowel de werkgever als de werknemer een expliciet akkoord moeten geven. Aan hun standplaats of functie verandert er bij de overname niets. Omdat zij tewerkgesteld zijn in specifieke projecten of in deelwerkingen met een aparte decretale erkenning, blijft daarna nog een aantal mensen in dienst
489
Smet van de vzw. Ook zij zullen de komende weken een brief ontvangen met uitleg en de redenen waarom zij niet overgenomen worden. Bij de komende convenantgesprekken zal voor deze projecten en deelwerkingen een specifieke plaats en oplossing worden gezocht. Uiteraard zal dit in overleg met de beheerders gebeuren. De heer René Coppens gaat ervan uit dat centra die in het verleden al werkten op basis van omgevingsanalyses, vandaag dubbel werk moeten doen. We weten allemaal dat centra, die dat vroeger niet deden, nu meer werk hebben. Jammer genoeg voerden er vroeger maar een aantal centra een omgevingsanalyse uit. Vandaag vragen we alleen een quick scan per gemeente. Een groot deel van bij een quick scan benodigde gegevens wordt geleverd door de dienst gemeenschapscentra en de cultuurbeleidscoördinator. Iets meer dan de helft van de quick scans zijn inmiddels klaar. Een eerste grote analyse is dus inmiddels gemaakt. Ik erken dat het veranderingsproces dat vandaag wordt opgezet, een extra belasting betekent voor de centrumverantwoordelijken en voor een aantal vrijwilligers. In het bijzonder degenen die deelnemen aan werkgroepen of projectgroepen krijgen het zwaar. Ik wil daarom zo snel mogelijk overgaan tot de werving van 11 bijkomende personeelsleden van niveau B. Ik hoop dat we met de VGC-administratie nog deze maand een wervingsprocedure kunnen opstarten. Het nieuwe modelconvenant is al een tijdje klaar. De projectgroep en twee werkgroepen hebben zich akkoord verklaard met de inhoud ervan. Het modelconvenant is alleen nog niet goedgekeurd door het College. Ik hoop alvast dat het College snel een beslissing zal kunnen nemen. Met het nieuwe convenant willen we de vzw’s niet langer belasten met beheerstaken die feitelijk door de VGC moeten worden uitgevoerd. Taken die te maken hebben met personeelsbeheer, gebouwenbeheer, centrale boekhouding, zullen worden toevertrouwd aan de VGC. Alle overige taken zullen bij de centra komen te liggen. Voor de duur van het veranderingsproces gaat het om een overgangsconvenant.
490
Met moet dus rekening houden met een periode die loopt tot eind 2009. Na de beëindiging van het veranderingsproces komt er dan vanaf januari 2010 een nieuwe convenant. Het nieuwe convenant zal ruimte bieden voor overleg en maatoplossingen per centrum. De inhoud ervan verschilt inderdaad van het bestaande convenant omdat hij rekening houdt met de beslissingen van het College van 19 juli 2007. Het convenant werd echter wel besproken in de project- en werkgroepen. Er bestaat over dit alles een akkoord. Het convenant zal dus naar alle waarschijnlijkheid tijdens de volgende zitting van het College worden goedgekeurd. De heer René Coppens.- Ik heb geen bijkomende vraag. Ik zou collegelid Pascal Smet alleen willen bedanken voor zijn volledig, duidelijk en eerlijk antwoord. Ik heb ook iets bijgeleerd. Het begrip quick scan kende ik al. Nu weet ik ook wat een on going proces is. (Glimlachjes) ____________________________________________ ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O. art. 59) Toewijzing van Geco’s voor kinderopvang en buitenschoolse opvang De heer Jan Béghin.- De overeenkomst die op 17 november 2007 tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd afgesloten, bepaalt de toewijzing van 31,5 voltijds equivalenten in geco-statuut voor bijkomende plaatsen in de kinderopvang en bijkomende opdrachten op het vlak van preventieve gezinsondersteuning. De indruk ontstaat dat dit contingent tewerkstellingsplaatsen, ondanks de collegebesluiten waarin geco’s worden toegewezen aan concrete organisaties en initiatieven, aanleiding geeft tot heel wat wrevel en onrust op het terrein. Dit is het gevolg van de onduidelijke toepassing van de afgesproken beleidscriteria. Zo werd in het collegebesluit nr. 08/70 van 21 februari 2008 de financiering voorzien van het opvoedingsondersteuningsproject Walala in Kuregem. Dit Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Béghin besluit moest het wegvallen van de Stedenfondsmiddelen neutraliseren en ervoor zorgen dat de zinvolle en positief geëvalueerde werking kon worden voortgezet. Wat is de stand van zaken bij de toewijzing van de 31,5 geco’s? Welke criteria werden hierbij gehanteerd? Hoe kan een door het College besliste financiering aan de vzw Walala plots worden ingetrokken? Hoe zal collegelid Brigitte Grouwels die onjuiste situatie rechtzetten? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- De overeenkomst van 17 november 2007 tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende tewerkstelling en kinderopvang voorziet inderdaad in de toewijzing van 31,5 voltijds equivalent geco’s. Alleen voorzieningen op het vlak van kinderopvang of samenwerkingsverbanden komen in aanmerking om geco’s tewerk te stellen. Bovendien mogen de geco’s alleen worden ingezet voor hetzij de creatie van bijkomende plaatsen, hetzij voor de bijkomende opdrachten op het vlak van opvoedingsondersteuning.
Dit besluit voorziet niet in een financiering voor vzw Walala. De VGC heeft eind 2007 beslist de financiering van de spelotheek van vzw Walala te stoppen. Dit project is immers te kleinschalig en biedt geen perspectief op verankering. Het vermelde collegebesluit laat wel de mogelijkheid open om de spelotheek gedeeltelijk te integreren in de werking van de ontmoetingsplaatsen. In dat geval moet de ontmoetingsplaats echter worden uitgebouwd. Intussen is het duidelijk dat een inplanting in Kuregem op korte termijn niet kan worden gerealiseerd. Momenteel onderzoek ik nog een laatste mogelijkheid om de werking van de spelotheek alsnog voort te zetten. Aangezien we ons momenteel in een onderhandelingsfase bevinden, kan ik nu nog geen details geven. Ik reken echter op de goede wil van alle betrokkenen om nog deze maand tot een positieve beslissing te komen. Het College is heel actief met dit dossier bezig.
De heer Jan Béghin.- Alles hangt er natuurlijk van af op welke manier men “opvoedingsondersteuning” definieert.
De heer Jan Béghin.- Alles staat of valt met de definitie van opvoedingsondersteuning. Het lijkt me dan ook zeer merkwaardig dat men in het kader van opvoedingsondersteuning vragen stelt bij de werking van een spelotheek. Een spelotheek is een essentieel element van de opvoeding. Kansarme ouders, alleenstaande moeders die zelf geen speelgoed kunnen kopen, krijgen de mogelijkheid speelgoed te ontlenen en er de nodige contacten te leggen. Op die manier ontstaat ook een band tussen kansarme mensen. Stellen dat kleinschalige initiatieven of geen perspectief op verankering redenen zijn om een spelotheek af te schaffen, is totaal fout. Een spelotheek is per definitie altijd kleinschalig. Als men dit argument hanteert, moet men alle spelotheken in het Brussels hoofdstedelijk gewest afschaffen.
Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Het collegebesluit nr. 80/70 van 21 februari 2008 voorziet in de toekenning van een subsidiëring aan de vzw Opvoeden in Brussel voor de opstart van twee ontmoetingsplaatsen voor ouders en jonge kinderen. De subsidie is bedoeld voor het loon van een coördinator en de werking. Over de toewijzing van de benodigde geco’s moet nog worden beslist.
‘Een perspectief op verankering’, wat betekent dat precies? Collegelid Brigitte Grouwels poneert de stelling dat heel wat projecten tal van schitterende initiatieven ontplooien die niet onder een of ander decreet ressorteren. Volgens collegelid Grouwels mogen noch de Vlaamse Regering noch de Raad van de VGC hierin een rol spelen. Wat is dat voor een beleid? Dat is net het omgekeerde van wat
Over de toewijzing aan concrete organisaties en initiatieven heeft het College wel al beraadslaagd. Er werd echter nog niets beslist. In tegenstelling tot wat de heer Jan Béghin dacht, is inmiddels wel duidelijk dat een initiatief als vzw Walala niet in aanmerking komt voor dergelijke geco’s.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
491
Béghin nodig is aan de basis. Collegelid Grouwels schaft waardevolle zaken af die tegemoetkomen aan de noden van de meest kwetsbaren in deze samenleving. Dat is het beleid dat zij voert. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- We hebben dit alles uitgebreid besproken in het kader van het Stedenfonds en uitvoerig onderbouwd met argumenten. Ik ga die discussie niet opnieuw voeren. ____________________________________________ VRAAG OM UITLEG (R.v.O., art. 58) VAN DE HEER JAN BEGHIN AAN MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLE G EL I D B EVO E G D VO O R W EL Z I J N, GEZONDHEID EN AMBTENARENZAKEN met betrekking tot de vzw Nasci, dienstencentrum voor het kind. De heer Jan Béghin.- Nasci is eveneens een initiatief dat zich op de meest kansarmen richt, een groep die het collegelid blijkbaar niet in haar hart draagt. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Dergelijke absoluut ongepaste opmerkingen kan de heer Jan Béghin beter voor zichzelf houden. De heer Jan Béghin.- Nochtans blijkt die attitude uit het gehele welzijnsbeleid. Eerst wilde het collegelid Hobo afschaffen, een initiatief ten bate van de daklozen. Nu is Nasci aan de beurt, een organisatie die een prijs heeft gekregen die mevrouw Grouwels nota bene zelf heeft uitgereikt. Het jongste voorbeeld hebben we daarnet besproken. De vzw Nasci is in Schaarbeek gevestigd en verleent sinds vijf jaar materiële en opvoedkundige ondersteuning aan hulpbehoevende en kansarme ouders en kinderen die in Brussel verblijven. De meeste aanwezigen zullen dat wel weten omdat de commissie Welzijn een bezoek heeft georganiseerd aan deze vereniging, aangezien ze geldt als een voorbeeld van goede werking. De vzw verstrekt materiële basishulp (kleding, schoolmateriaal, luiers, enzovoort), organiseert wekelijks een ontmoetingsmoment voor
492
moeders en kinderen, geeft opvoedkundig advies en ondersteuning, organiseert workshops rond verschillende thema’s in samenwerking met partners, verleent algemeen advies op maat volgens de behoefte van de ouders en verwijst indien nodig door voor verdere hulp. Nasci heeft een samenwerkingsverband met verschillende organisaties die mensen doorverwijzen of activiteiten organiseren. Nasci heeft bovendien ook een conventie met Dokters van de Wereld. De vzw Nasci beschikt over een vaste groep van een 26-tal vrijwilligers, waarvan de helft zelf kansarm is. Ik geef enkele cijfers voor het jaar 2007. Ongeveer 233 gezinnen zijn jaarlijks ingeschreven voor hulp op langere termijn. Er werden 740 moeders en 1.986 kinderen geholpen, waaronder 89 zwangere vrouwen. Nasci nam 2.000 hulpacties op zich en de vraag blijft stijgen. Van het cliënteel komt 53% (vaak rechtstreeks) uit zwart Afrika en 14% uit de Magreblanden – misschien ligt daar het probleem… Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Ik protesteer ten sterkste tegen deze insinuaties. De heer Jan Béghin.- We zullen zien welke richting uw antwoord uitgaat. Voor Walala hebben we het al begrepen. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Er is natuurlijk maar één witte ridder in de armoedebestrijding, en iemand anders kan daarnaast niets meer doen. Dat hebben we allang begrepen. Ik zal niet meer ingaan op dergelijke opmerkingen. De heer Jan Béghin.- Daar gaat het niet om, maar de voorbeelden stapelen zich op. Soms zijn de vrouwen, die de vzw Nasci bijstaat, het slachtoffer geweest van verkrachting of verstoting (praktijken in oorlogsgebied). Doorgaans zijn de ‘cliënten’ alleenstaande moeders die het moeilijk hebben om in hun basisbehoeften te voorzien of verlaten vrouwen die tussen de mazen van het traditionele hulpverleningsnet vallen. Voorts zijn er 7% Belgische hulpzoekers. Het merendeel van de moeders is jong, heeft geen sociaal netwerk, is vaak hulpeloos, bang en beschaamd en is aan zijn lot overgelaten.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Béghin Van jaar tot jaar groeit het bereik en de werking van Nasci. De vzw krijgt hiervoor ook heel wat waardering. Zo ontving zij in 2007 van de VGC, uit de handen van het collegelid, het “Gouden Ketje voor een kleurrijk Brussel”. Maar ondertussen wordt alles gerund door slechts twee – door de VGC – betaalde krachten: één voltijds en één halftijds. Deze mensen zijn verantwoordelijk voor alle aspecten van de werking, ook voor de financiële toekomst van de vzw. Dat de professionals hierbij kunnen rekenen op een dynamisch bestuur en een groep vrijwilligers, is belangrijk maar biedt onvoldoende rechtszekerheid voor de vzw en onvoldoende perspectief voor de hulpzoekers. Onderschrijft het collegelid mijn standpunt dat Nasci kan worden beschouwd als een referentiepraktijk in het werken met de specifieke en in aantal groeiende doelgroep van alleenstaande, nietEuropese, kansarme vrouwen met kinderen? In welke middelen zal het collegelid voorzien om de vzw Nasci in staat te stellen een personeelsuitbreiding te realiseren, zodat de kwaliteit van de huidige werking en het verwezenlijken van nieuwe, noodzakelijke actiepunten kunnen worden gewaarborgd? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Net als de adviesraad Voorschoolse Aangelegenheden erken ik dat vzw Nasci een organisatie is die haar waarde al meer dan eens heeft bewezen. Nasci bereikt inderdaad een precaire doelgroep (hulpbehoevende en kansarme ouders) die andere hulpverleners jammer genoeg niet bereiken. Nasci verwijst deze personen dan door naar de passsende hulp- en/of dienstverlening. Niettemin zijn er een aantal essentiële aandachtspunten die zowel ik als de Adviesraad Voorschoolse Aangelegenheden voor verbetering vatbaar achten. Nasci werkt te ongestructureerd en onvoldoende vanuit de doelstelling opvoedingsondersteuning. Begrijp me niet verkeerd, ik trek niet in twijfel dat Nasci zeer waardevol werk levert, zeker in het kader van armoedebestrijding…
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
De heer Jan Béghin.- Dus Nasci is ook al geen opvoedingsondersteuning? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- De adviesraad Voorschoolse Aangelegenheden acht de huidige werking in dat opzicht onvoldoende. Het aanbod is soms preventief, soms curatief. De werking is te ruim. Eigenlijk wringt daar het schoentje: de problemen zijn zo groot dat de organisatie te weinig vanuit een visie en te weinig doelgericht werkt. De heer Jan Béghin.- Je moet maar durven. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Indien de VGC met dit project verder wil, moet de coördinator van Nasci een visie op lange termijn uitwerken – dat hebben we al lang meegedeeld en daarover zijn we ook met Nasci in gesprek. Die visie moet voldoende aandacht hebben voor de afbakening van de kerntaken en de doelstellingen, de opvattingen van Nasci over opvoedingsondersteuning en de wijze waarop de werking structureel kan worden verankerd in het reguliere beleid, teneinde de toekomst van de organisatie te verzekeren. We vragen dat niet zomaar, maar om ervoor te zorgen dat de werking wordt verzekerd en nog kan uitbreiden. Daarover worden al jaren gesprekken gevoerd. Ik kan me echter goed voorstellen dat de vzw daar gewoon niet toe komt, gezien de beperkte bezetting. Dat is een beetje het probleem. De VGC is in het verleden al gul geweest ten opzichte van Nasci. In 1998 ontving de vzw van mijn voorganger Jos Chabert 8 miljoen frank als investeringssubsidie voor de aankoop van een pand in Schaarbeek (collegebesluit 98/342). In 2003 kwam daar nog eens 16.069,40 euro bij als investeringssubsidie voor uitrustingswerken (collegebesluit 03/283). Momenteel ontvangt Nasci van de VGC 97.318,50 euro op jaarbasis. Deze middelen gaan gepaard met een opdracht tot ontwikkeling van een langetermijnvisie. Nasci vraagt extra VGC-middelen voor werking en personeel om aan de alsmaar stijgende vraag naar materiële hulpverlening te kunnen beantwoorden. Het beleidsdomein Kind&Gezin heeft hiervoor
493
Grouwels
Vragen (R.v.O., art. 57)
echter niet de financiële ruimte. Uit contacten met Kind&Gezin blijkt dat de huidige werking niet meteen perspectieven biedt op een reguliere verankering binnen het beleidsdomein Preventieve Gezinsondersteuning. De VGC moet nagaan of en binnen welke beleidsdoelstelling Nasci zijn plaats kan vinden. Misschien is “Armoedebestrijding” daarvoor geschikt.
De mogelijkheid van een Nederlandstalige sociale werkplaats in Brussel
Rekening houdend met het voorgaande, onderzoek ik momenteel, uiteraard in overleg met de administratie en het College, hoe en in welke mate de VGC tegemoet kan komen aan de vraag van de vzw. We hebben volgende week een afspraak met de organisatie. De heer Jan Béghin.- Een dergelijk antwoord verbijstert mij. Het College slaagt er wel in om 2,5 geco’s te reserveren voor initiatieven die nog niet eens bestaan, maar behandelt vzw’s die al jaren schitterend werk leveren op een schandalige manier. Nasci moet het nog steeds stellen met 1,5 VTE. Er wordt gespeeld met de definities van opvoedingsondersteuning en gezinsondersteuning en de vzw wordt verweten onvoldoende gestructureerd te zijn… Hoe wilt u dat ze zich structureert en voldoet aan alle voorwaarden die u meent te moeten opleggen? Andere initiatieven moeten nog bewijzen dat ze iets in hun mars hebben, terwijl Nasci al jaren bezig is. Hoe kan deze vzw aan al uw eisen voldoen als ze over zo weinig middelen beschikt? Het collegelid zou beter eens de visie van Nasci bestuderen, dan zal ze er misschien in slagen zelf een visie te ontwikkelen op de armsten in de samenleving. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Misschien heeft de heer Béghin mij niet goed begrepen. Ik zei dat het College met grote welwillendheid de vraag van de vzw onderzoekt. Alleen is het nog niet duidelijk welk beleidsdomein een oplossing zal bieden. Vandaar de afspraak van volgende week. De heer Jan Béghin.- Uw antwoord is des te schandelijker omdat u ook bevoegd bent voor Gelijke Kansen en het hier gaat om alleenstaande moeders die niet zelden op straat moeten leven. ____________________________________________
494
De heer Erland Pison.- In Brussel Deze Week van 22 mei 2008 kaart de coördinatrice van ‘Den Diepen Boomgaard’ aan dat volgens het nieuwe meerbanenplan kandidaat-werknemers voor de sociale werkplaats enkel nog uit het Vlaams gewest mogen komen. Momenteel is de helft van hun werknemers via organisaties als Chambéry, Werklijn en JES, van Brussel afkomstig. Er staan overigens nog mensen op de wachtlijst. Bovendien stelt een sociale werkplaats niet alleen laaggeschoolde langdurige werklozen te werk, maar biedt ze ook de mogelijkheid om mensen uit de arbeidszorg, leefloners en OCMW-klanten vrijwillig enkele uren per week te laten meehelpen, zodat ze weer een vak leren en opnieuw een basisritme krijgen, waardoor ze soms opnieuw terecht kunnen op de reguliere arbeidsmarkt. Gezien de algemene economische situatie in Brussel en het grote aantal laaggeschoolde werklozen, denk ik dat er een voldoende grote wervingsreserve is voor een eigen Nederlandstalige sociale werkplaats in Brussel. De mogelijkheid voor laaggeschoolde Nederlandsonkundigen om een mondje Nederlands te leren, kan hun kansen op de arbeidsmarkt alleen maar vergroten. Dit hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat de VGC opnieuw een zware investering op zich neemt voor gebouwen, gronden en dergelijke op het grondgebied van het Brussels hoofdstedelijk gewest, als die ruimte al beschikbaar zou zijn. Bestaat er momenteel toch al iets dat rechtstreeks of onrechtstreeks tegemoet komt aan deze noden? Plant het collegelid een dergelijk initiatief in Brussel? Bestaat de alternatieve mogelijkheid van participatie in een project als Den Diepen Boomgaard, zodat capaciteitsuitbreiding mogelijk is? Hebt u al overleg gepleegd over het probleem dat ik zonet aanhaalde of gaat u dat misschien doen met uw collega uit de Vlaamse Regering zodat eventueel de stringente voorwaarde dat werknemers enkel uit het Vlaams gewest mogen komen, kan aangepast worden? Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Zoals u weet ligt de sociale werkplaats Den Diepen Boomgaard in Grimbergen. Dat is buiten het Brussels hoofdstedelijk gewest. U begrijpt dat ik geen enkele bevoegdheid heb buiten Brussel. Ik heb wel contact opgenomen met Vlaams minister Kathleen Van Brempt die in Vlaanderen bevoegd is voor sociale economie. Van haar vernam ik dat, wat de subsidiëring van de sociale werkplaats betreft, er geen probleem is met een Brusselaar die in een sociale werkplaats in Vlaanderen werkt. Een Brusselaar of Waal kan zich perfect inschrijven bij de VDAB om in aanmerking te komen als werknemer van dergelijke sociale werkplaats, zoals in Grimbergen. Wat de VGC betreft, bestaat er in Brussel inderdaad ‘iets’ dat tegemoet komt aan deze noden. Via Stedenfondsmiddelen ondersteun ik de vzw Atelier Groot-Eiland voor het aspect arbeidszorg in zijn werking voor een bedrag van 133.077,50 euro. Atelier Groot-Eiland voorziet in sociale tewerkstelling voor langdurige Brusselse werklozen, met prioriteit voor personen die bijzonder weinig kansen krijgen binnen de klassieke circuits van opleiding en tewerkstelling. Doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt wordt zeker nagestreefd, maar het primaire doel is de bevordering van de maatschappelijke integratie door aangepast werk. Concreet realiseert Atelier Groot-Eiland deze doelstellingen via vier atelierwerkingen. De schrijnwerkerij Klimop biedt een initiatie houtbewerking en renovatie van gebouwen. Voorts is er het sociale restaurant Heksenketel dat goedkope en gezonde maaltijden aanbiedt, broodjes maakt en recepties organiseert voor eigen personeel, Brusselse sociale organisaties en kansarme buurtbewoners. Het verzendatelier Etiket verzorgt mailingactiviteiten voor Brusselse sociale organisaties. Ten slotte biedt het activiteitenatelier Troebadoer aangepaste werk-, vormings- en zorgactiviteiten aan, vaak in functie van andere atelierwerkingen. Het atelier Groot-Eiland is door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkend als Socio-Professionele Inschakeling of SPI. Klimop en Heksenketel zijn door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
tevens erkend als werkervaringsproject Plaatselijk Initiatief voor de Ontwikkeling van Werkgelegenheid of PIOW, wat resulteert in zes doorstromingsprogrammaplaatsen of DSP. De heer Erland Pison.- Als ik het goed begrijp, bestaat het probleem dat door de coördinatrice wordt aangekaart eigenlijk niet. Brusselaars moeten alleen weten dat ze naar de VDAB moeten gaan. Maar zijn ze daarvan wel op de hoogte? De coördinatrices weten het blijkbaar zelf niet. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- We zullen contact opnemen. De voorzitter.- De Brusselse OCMW’s werken al met deze mensen samen. De heer Erland Pison.- Een cumul is soms toch gemakkelijk.(Vrolijkheid)
De preventie van uitwassen van huwelijksmigratie De heer Jos Van Assche.- Over enkele maanden trekken weer duizenden Marokkaanse en Turkse jongeren die in dit land wonen, op vakantie naar hun streek van herkomst. Velen komen gehuwd terug. In het kader van wat men ‘gezinshereniging’ noemt, komt dan de echtgenoot of echtgenote als immigrant in ons land aan. Het zijn cijfers die liefst niet officieel worden vrijgegeven. Dat dit aspect van de volgmigratie leidt tot een stokkende integratie is een algemeen bekend feit, al zijn sommige mensen ziende blind. Gebrek aan taalkennis, opleiding en de confrontatie met een grondig verschillende maatschappijvorm, leiden voor de nieuwkomer vaak tot ontwrichtende confrontaties. Een verbintenis, aangegaan in de roes van de vakantiestemming en al dan niet onder druk van de familie, leidt vaak tot grote ontgoochelingen. Daarom werden er in een aantal omringende landen maatregelen genomen. Zo zijn er onder meer leeftijdseisen, financiële borgstellingen en verplichte taalcursus-
495
Van Assche sen. Het zijn maatregelen die het Vlaams Belang al jaren bepleit, maar die in dit land volslagen taboe blijken te zijn. De problematiek kan echter niet worden ontkend en daarom brengt de Koning Boudewijnstichting een zogenaamde preventiebrochure uit die de thuislandreizigers wil informeren en waarschuwen voor de mogelijke risico’s die hen en hun toekomstige partners te wachten staan. We zijn ons ervan bewust dat het inburgeringsbeleid in Brussel door de niet consequente bevoegdheidsverdeling maar een zwak broertje is. Toch zou de VGC binnen haar bevoegdheden voor Welzijn een aantal stappen kunnen ondernemen. Welke stappen kan en wil de VGC ondernemen om deze brochure en haar boodschap te verspreiden bij die leden van de doelgroep die gebruik maken van de Vlaamse instellingen in Brussel? De scholen zouden de brochure toegestuurd krijgen. Geldt dit ook voor de Vlaamse scholen in Brussel? Wordt samengewerkt met de diensten voor Onderwijs? Wordt opgevolgd of de brochure in de scholen daadwerkelijk wordt verdeeld en besproken? Kunnen de diensten “Welzijn” dit niet ondersteunen? Welke maatregelen wil het College voorts nemen met het oog op het voorkomen van gedwongen, gearrangeerde en andere vormen van vakantiehuwelijken van allochtonen en Belgen van allochtone afkomst? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- Zoals u weet is de wetgeving omtrent migratie en asiel een federale bevoegdheid, die de bevoegdheden van de VGC en de Vlaamse overheid ruim overschrijden. De Vlaamse overheid hecht echter een groot belang aan de opvang van nieuwkomers in onze samenleving, waaronder de gezinsherenigers. Via de inburgeringsplicht probeert de Vlaamse regering de nieuwe Vlamingen alle kansen te geven op een mooie toekomst in onze samenleving.
496
De Vlaamse onthaalsector probeert ook in Brussel de integratie te bevorderen, alhoewel hier geen inburgeringsplicht bestaat. De cijfers bewijzen wel dat Brussel dat niet zonder succes doet. Ongeveer 6 procent van de deelnemers aan het aanbod van Bon vzw hadden een verblijfsstatuut verkregen via gezinsvorming. Ook inhoudelijk wordt in de lessen maatschappelijke oriëntatie aandacht besteed aan het thema gezinsvorming. Naast deze integratiemaatregelen voor nieuwkomers via gezinshereniging, hecht de VGC ook een groot belang aan informatieverlening rond het thema van de huwelijksmigratie. Dit doet zij onder meer door het subsidiëren van sociale diensten die een informerende en doorverwijzende functie hebben, zoals Jongeren Informatiepunten of de sociale infopunten. De sensibiliserende informatiebrochure van de Koning Boudewijnstichting vind ik dan ook een goed initiatief. Daar zijn we het allemaal over eens. Ik vernam dat het ministerie van Onderwijs en Vorming een vermelding overweegt in de elektronische nieuwsbrief ‘Klasse XTR Strong’ die specifiek gericht is naar Vlaamse en Brusselse leerkrachten die werken met kansengroepen. De brochure is een privé-initiatief van de Koning Boudewijnstichting, die aan de VGC geen vraag tot bijkomende ondersteuning stelde. We gaan ervan uit dat de Koning Boudewijnstichting een goed zicht heeft op de nodige communicatiekanalen en dat het onderwijzend personeel de nodige expertise heeft om aan de hand van de folder met dit thema aan de slag te gaan. De heer Jos Van Assche.- Ik dank het collegelid voor haar minibeleid en intentieverklaring. Ik had een meer interactieve opstelling verwacht wat de verspreiding betreft van de brochure. Het onderwijzend personeel krijgt de brochure via elektronische weg en kan er al dan niet enthousiast op reageren. Het zou wellicht beter zijn als de leerlingen de brochure daadwerkelijk in handen kregen. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid.- We kunnen dat nagaan, maar uit de informatie waarover ik beschik, blijkt dat leerkrachten die problematische
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Van Assche situaties vermoeden, de brochures niet gewoon aan hun leerlingen geven, maar de problematiek ook met hen bespreken. – De vergadering, geschorst om 10u.12, wordt hervat om 10u.40. ____________________________________________ MOTIE VAN ORDE (R.v.O., art. 31) Mevrouw Brigitte De Pauw.- Zoals ik donderdag reeds heb meegedeeld aan de voorzitter en de Griffie, heb ik een ambtsverplichting om 10u.45. Kan mijn vraag op een ander tijdstip behandeld worden? De voorzitter.- Dat is geen enkel probleem. U kan uw vraag intrekken en dan opnieuw indienen. De heer Frédéric Erens.- Het is de Raad die zijn werkzaamheden bepaalt. Als de raadsleden de leden van het College willen ondervragen, is het niet meer dan normaal dat die op tijd aanwezig zijn. Het mag geen poppenkast worden. We hebben een half uur zitten wachten en niksen. Ook van de collegevoorzitter vraag ik respect voor de Raad. Wat er ook gebeurd mag zijn, hij weet dat hij om 9u.15 en niet om 10u.40 wordt verwacht. De voorzitter.- De heer Jos Chabert citeerde me daarnet – in al zijn wijsheid – voormalig senaatsvoorzitter Pierre Harmel. Toen een minister wegens uitzonderlijke omstandigheden te laat was, zei de heer Harmel dat het gebruikelijk is dat de minister op tijd is. Als hij dat niet is, kan dat slechts worden aanzien als een verzachtende omstandigheid. De heer Frédéric Erens.- Er dient respect te zijn voor alle parlementaire assemblees, ook voor deze. De heer Jos Chabert.- In 1970 werd ik door de toenmalige regering afgevaardigd om het tienjarige bestaan van Congo te vieren met president Mobutu Seseseko. Bij thuiskomst werd ik verwacht in de Senaat voor de begrotingsbesprekingen van Ver-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
keerswezen, maar door mist boven Zaventem was ik 20 minuten te laat. De senaatsvoorzitter, de heer Pierre Harmel, wees me erop dat ik op tijd diende te zijn, maar toonde begrip voor de omstandigheden. Vervolgens gaf hij mij het woord en ik begon aan de bespreking van mijn begroting. Die heeft drie dagen geduurd. (Gelach) De voorzitter.- Ik hoop dat het nu geen drie dagen zal duren. (Glimlachjes) De heer Frédéric Erens.- Ik betwijfel alleszins of de afwezigheid van de collegevoorzitter veroorzaakt is door mist. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Aangezien collegelid Pascal Smet zou beginnen, had ik me voorgenomen een halfuurtje later te komen. Heel de buurt bleek echter, wegens een betoging, te zijn afgesloten voor alle verkeer. De voorzitter.- Het zou het vlotte verloop van de vergadering in ieder geval bevorderen, mocht iedereen voortaan op tijd komen. ____________________________________________ SAMENGEVOEGDE ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O., art. 59) De aanwezigheid als geassocieerd lid van een minister van het Brussels Gewest in de Franse Gemeenschapsregering De uitspraken van de collegevoorzitter van de Cocof op de radiozenders van de RTBF op maandag 2 juni 2008 De heer Jos Van Assche.- Na de uithaal van collegelid Brigitte Grouwels naar de PS, waarbij zij wees op het separatistisch karakter van deze partij, die al volop zou timmeren aan een post-Belgiëscenario, wijst een ander recent politiek feit – volgens ons – in dezelfde richting. De gewestminister van Economie en Tewerkstelling zal namelijk in de Franse Gemeenschapsregering gaan zetelen om de belangen van Brussel te vrij-
497
Van Assche waren. Hoewel hij geen specifieke bevoegdheden buiten deze vage toewijzing zal hebben en hij noch over een eigen gemeenschapskabinet, noch over een doorslaggevende stem in het debat zal beschikken, gaat het ontegensprekelijk over een politieke opstelling en daad die meer verregaande gevolgen zou kunnen hebben dan op het eerste gezicht lijkt. Waals minister-president Rudy Demotte zet daarmee meteen een eerste daadwerkelijke stap in zijn intentie om een overkoepelende Franstalige regering boven de Waalse en Brusselse Regeringen, neer te poten. Er is dus een groot en wezenlijk verschil met de twee ministerfuncties die de collegevoorzitter enkele jaren geleden respectievelijk in de Vlaamse Regering – als minister van Sport – en in de Brusselse Regering uitoefende. De heer Demotte windt er trouwens geen doekjes om en stelt onomwonden dat het zijn bedoeling is om naar gemeenschappelijkheid te evolueren, een streven dat hij wenst te verwezenlijken door het opzetten van een federatie die in feite zou neerkomen op niets meer of minder dan de realisatie van een soort ‘klein België’. Door dit soort regeling heeft er in feite al een afgevaardigde van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zitting in die regering in wording, en worden Brussel en Franstalig België nauwer aan elkaar geklonken in een regering die een tussenstap vormt naar dit kleinere francofone België. Ook zou het tot de vaste intenties van de Waalse Gemeenschapsregering behoren om een stelsel van ‘geïnviteerde ministers’ op te zetten, waardoor de andere Franstalige ministers daar hun zeg kunnen gaan doen. Door een dergelijk stramien worden eigenlijk twee vliegen in één klap geslagen. Enerzijds vormt het al enigszins een voorafbeelding van ‘de ministers met dubbele petten’ die de BrusselsWaalse federatie zullen bevolken. Anderzijds wordt vermeden dat op allerlei juridische spitstechnologie een beroep moet worden gedaan om de werking van zowel het Waals Gewest als de Franse Gemeen-
498
schapsregering te simplificeren terwijl dit hele opzet ook het geleidelijk samensmelten van beide regeringen tot een ‘klein Belgisch Gouvernement’ opstart. Graag had ik vernomen wat de houding van het VGC-College in deze aangelegenheid is, die in feite de voorhoede is van een zeer bedenkelijke evolutie die de Vlamingen in Brussel nog meer in de verdrukking zou kunnen brengen. Bestaat er hierover binnen dit College eensgezindheid en hoe werd er hierover met de Franstalige Brusselse ministers overlegd, als dat tenminste al gebeurd zou zijn of in de zeer nabije toekomst zou gebeuren. De heer Frédéric Erens.- Op maandag 2 juni 2008 was de heer Benoît Cerexhe, collegevoorzitter van de Cocof, te gast op het ochtendprogramma van de RTBF-radio. Daar sprak hij niet alleen over de samenvoeging van de Franstalige ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met die van de Regering van de Franse Gemeenschap. De heer Cerexhe sprak zich ook uit over de rol van de Cocof binnen de grenzen van het Brussels hoofdstedelijk gewest. Zo zou de Cocof volgens hem de enige instelling zijn die zich bezighoudt met de sociale voorzieningen voor de Brusselaars. Blijkbaar vergat de collegevoorzitter daarbij te vermelden dat ook de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie hiermee bezig zijn. Men zou hem die vergetelheid niet kwalijk kunnen nemen, mocht hij geen imperialistische taal spreken wanneer het gaat over Vlaams grondgebied. Niet alleen vergeet hij dat er ook Vlamingen zijn in Brussel, maar tevens pleit hij voor gebiedsroof op het Vlaams Gewest. Daarenboven sprak de collegevoorzitter van de Cocof zijn wens uit om gemeenschapsbevoegdheden van de Cocof over te hevelen naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Volgens de heer Cerexhe moeten bepaalde gemeenschapsbevoegdheden, zoals Toerisme, overgeheveld worden naar het Gewest. In Brussel heeft zo’n overheveling natuurlijk ook gevolgen voor de VGC. Nu al weet men dat één en ander wel eens wordt besproken, zonder dat de Vlaamse ministers er van nabij of van ver bij wor-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Erens den betrokken. Ik refereer aan het antwoord dat de collegevoorzitter vorige maand gaf op een vraag of interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael. Ik had dan ook graag van de collegevoorzitter vernomen of hij op de hoogte is van de nakende bevoegdheidsoverdracht tussen de Cocof en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wat is het standpunt van het VGC-College terzake? Wordt het VGC-College betrokken bij de besprekingen over deze bevoegdheidsoverdrachten? Bovendien had ik graag het standpunt van het College willen kennen over de uitspraken van de collegevoorzitter van de Cocof betreffende de gebiedsroof op het Vlaams gewest en de Vlaamse gemeenschap. Gaat het VGC-College hiermee akkoord of zal het integendeel deze uitspraken krachtdadig veroordelen? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Het algemene aanvoelen in het VGC-College met betrekking tot de jongste communautaire discussies die in ons land weer opborrelen, is dat wij in de eerste plaats ons uiterste best moeten doen om het hoofd koel te houden, wat bij communautaire koortsopstoten niet altijd gemakkelijk is. In tweede orde moeten wij ook bijzonder waakzaam zijn. We moeten het hoofd koel houden op een ogenblik dat velen in dit land opruiende taal spreken, taal die erop gericht is de gemeenschappen tegen elkaar op te zetten. Zoals velen onder u weten, ben ik een zeer gematigd en rustig man, maar zelfs mijn bloed begint op te warmen wanneer ik op televisie de toespraken hoor die tijdens bepaalde meetings – zoals nog niet zo lang geleden in Sint-Lambrechts-Woluwe – worden gehouden. Zelfs een gematigd man als ik, is enigszins geraakt door wat daar allemaal wordt uitgekraamd. We moeten ervoor zorgen dat we ons daarin niet laten meeslepen. Zeker bij dit type van koortsopstoten, namelijk de benoeming van burgemeesters, - dat hebben we in dit land al vaker meegemaakt - moeten we proberen de kerk in het midden te
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
houden. We moeten goed opletten omdat er tal van evoluties aan de gang zijn die een invloed zouden kunnen hebben op de positie van de Vlamingen in Brussel. Wat het specifieke geval van collega Benoît Cerexhe betreft, die sinds kort wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de Franse Gemeenschapsregering waar Waalse en Brusselse ministers elkaar kunnen ontmoeten, hebben wij weinig redenen om ons zorgen te maken. Dat moet immers perfect mogelijk zijn. Collega Jos Van Assche heeft er zelf naar verwezen dat ik een jaar in twee regeringen heb gezeten, in de Vlaamse Regering en in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Ik heb nadien altijd met enige glimlach gezegd dat ik de goedkoopste minister ben geweest die Vlaanderen heeft gekend. Ik was immers een gratis minister, want ik werd betaald door Brussel. Ik vulde een functie in die tot geen bijkomende kosten leidde voor Vlaanderen. De essentie van het verhaal is dat er op dat ogenblik een goede verstandhouding was tussen de Brusselse en de Vlaamse Regering, omdat één individu de boodschappen van de twee regeringen rechtstreeks kon overdragen en goed kon duiden. Ik vind nog altijd dat men dient te overwegen om deze oplossing vaker toe te passen, omdat ze het mogelijk maakt een beter contact te hebben tussen de verschillende entiteiten van het land. In die zin vind ik het feit dat Benoît Cerexhe aanwezig is op de vergaderingen van de Franse Gemeenschapsregering een goede zaak. Het kan er alleen maar toe leiden dat de Brusselse belangen en Brusselse Franstalige belangen binnen de Franse Gemeenschap beter worden verdedigd. Wat betreft de overdracht van gemeenschapsbevoegdheden staat in de Octopusnota, die door de voltallige Brusselse Hoofdstedelijke Regering wordt gedragen en waarin wij in essentie een herfinanciering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vragen, ook gestipuleerd dat wij vragende partij zijn – dat geldt voor alle Brusselse ministers, zowel Nederlandstaligen als Franstaligen – voor sommige bevoegdheidsoverdrachten van gemeenschapsmateries naar de Gewesten. Toerisme is zo’n bevoegdheid, omdat wij ervan uitgaan dat toerisme meer
499
Vanhengel economisch dan cultureel gebonden is. Daarom zou die bevoegdheid best worden toegewezen aan de Gewesten in plaats van aan de Gemeenschappen. Ten slotte mogen er over de vraag met betrekking tot de eventuele gebiedsuitbreiding van het tweetalige gebied van het Brussels hoofdstedelijk gewest geen misverstanden bestaan. In het VGC-College en in de Vlaamse Gemeenschap bestaat daarover een grote eensgezindheid om te zeggen dat dit niet aan de orde is: nu niet, morgen niet, nooit niet. De heer Jos Van Assche.- Ik wil er de collegevoorzitter toch nog eens op wijzen dat hij in tegenstelling tot de heer Benoît Cerexhe wel degelijk bevoegdheden had in de Vlaamse Regering. Hij had waarschijnlijk ook enkele kabinetsmedewerkers. Ondanks alles was hij een volwaardig minister, weliswaar een zeer goedkope. Hier gaat het eigenlijk om een nieuwe creatie, waarvan men zich op het eerste zicht kan afvragen wat er het nut van is. Is het inderdaad een nieuwe evolutie of is het gewoon een soort van provocatie? Aan de andere kant moeten we inderdaad de zaken niet opkloppen. Er wordt heel wat opruiende taal gesproken. De vraag is of dat geen onvermijdelijke evolutie is langs beide kanten. Dat er - zoals er op een zeker moment een einde kan komen aan een huwelijk - ook hier een evolutie is dat men het niet langer ziet zitten met elkaar. Ik sluit dat niet uit. Dan heeft de collegevoorzitter terecht een oproep gedaan om waakzaam te zijn en om het hoofd koel te houden. Ik kan daar volledig achterstaan en ik denk zelfs dat we uiteindelijk nog een stap verder moeten gaan, want zoals de Romeinen al zeiden: als men de vrede wilt, moet men zich voorbereiden op de oorlog. Voorzitter: De heer Jos Chabert
De heer Frédéric Erens.- We moeten het hoofd koel houden. Ik weet niet precies wat ik onder opruiende taal moet verstaan. Is dat vragen om de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, zodat de constructie van het federale België na veertig jaar eindelijk in overeenstemming zou worden gebracht met de Grondwet? Dat is volgens mij geen opruiende taal, maar wel een juridisch probleem aankaarten. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Als er bijvoorbeeld tijdens een voetbalmatch van een Antwerpse ploeg tegen een Waals-Brabantse ploeg systematisch de hele tijd ‘Walen buiten!’ wordt geroepen, kunnen we spreken van opruiende taal. De heer Frédéric Erens.- We hebben het hier over politiek. Over een voetbalmatch mag de collegevoorzitter zeggen wat hij wil en dat geldt ook voor de heer Benoît Cerexhe, maar hier gaat het wel degelijk over een politieke boodschap. Dat is iets anders, tenzij de collegevoorzitter de politiek wil vergelijken met een voetbalmatch, maar dat zou vrij triestig zijn. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik wou enkel een voorbeeld geven van opruiende taal. De heer Frédéric Erens.- Het hoofd koel houden, wil niet zeggen dat er niet gereageerd kan worden of dat we nodeloos aan de kant moeten blijven staan. Ik denk dat de Vlamingen in deze stad en de Vlamingen in het algemeen ook duidelijkheid verwachten van de Vlaamse ministers in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering over de grenzen van Brussel en Vlaanderen. Daarover moet duidelijk over gecommuniceerd worden en daarover verwacht ik van de collegevoorzitter een veel duidelijker antwoord dan het benadrukken dat er een consensus bestaat in het VGC-College dat dit niet aan de orde is. Dat is niet voldoende, het College moet duidelijk maken hoe het met de zaken gesteld is.
De heer Frédéric Erens.- De collegevoorzitter bevestigt dat de andere taalgemeenschap inderdaad opruiende taal heeft gebruikt. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Soms doen de twee taalgemeenschappen dat.
500
____________________________________________
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
VRAAG (R.v.O., art. 57)
gehouden met de evaluatie die we opmaakten van de zomerschool 2007.
Zomerschool voor anderstalige nieuwkomers De heer Fouad Ahidar.- In juli 2008 organiseert de VGC de derde editie van de zomerschool. Dit initiatief werd ingericht om ervoor te zorgen dat het Nederlands van de jonge anderstalige nieuwkomers tijdens de zomervakantie niet vervaagt. In 2007 werd het opengetrokken naar anderstalige leerlingen uit het eerste of tweede leerjaar. De ouders engageren zich om hun kind vier weken naar de school te sturen en betalen 25 euro voor de hele maand. In ruil daarvoor hebben hun kinderen recht op een maand vol taalstimulerende initiatieven. De bedoeling van de zomerschool is goed: men wil voorkomen dat de kennis Nederlands achteruitgaat tijdens de vakantie. Na drie jaar ervaring moet het mogelijk zijn een evaluatie te maken. Welke lessen trekt de collegevoorzitter uit de drie jaar zomerschool? Hoeveel kost de zomerschool per leerling? Zijn de leerlingen uitsluitend afkomstig uit het Brussels Nederlandstalig onderwijs? Ik las dat in 2007 de zomerschool ook werd opengesteld voor anderstaligen. Om welke anderstaligen gaat het? Slaagt de zomerschool erin om te voorkomen dat het Nederlands van de leerlingen erop achteruitgaat? Wordt dit gemeten? Is de methode nog voor verbetering vatbaar en hoe? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor het taalonderwijs op school en de andere buitenschoolse activiteiten? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- De Brusselse zomerschool richt zich op de doelgroep anderstalige nieuwkomers uit het basisonderwijs, die maximum twee schooljaren in het Nederlandstalig onderwijs zijn ingeschreven. Het is de bedoeling om via intensieve en deskundige begeleiding de taalvaardigheid Nederlands van de anderstalige nieuwkomers te verhogen. Dit gebeurt aan de hand van een ruime waaier van boeiende activiteiten die in het Nederlands worden aangeboden. De zomerschool vond al twee keer plaats, namelijk in 2006 en 2007. Voor de editie van 2008, van 7 juli tot en met 1 augustus, wordt uiteraard rekening
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
De zomerschool bereikte in 2007 in totaal 74 kinderen met maar liefst 24 verschillende nationaliteiten. Allen volgden les in het Nederlandstalig onderwijs. Het project wordt begeleid door een coördinator, die niet alleen instaat voor de praktische organisatie van de zomerschool, maar die ook zorgt voor de uitwerking van de inhoud, de werving van vrijwilligers en kandidaten enzovoort. Tijdens het jaar neemt die coördinator ook taken op in het kader van andere taalondersteuningsprojecten. De kostprijs voor de ouders bedraagt inderdaad 25 euro. Dit doen we om het aanbod laagdrempelig te houden voor de ouders. Het financiële aspect mag geen reden zijn om af te haken, maar houdt een vorm van echt engagement in. De evaluatie vindt plaats op basis van gestructureerde observatie van vaardigheden, attitudes en sociaal gedrag. Bij de evaluatie wordt de taalvaardigheid van de kinderen geobserveerd, waarbij gekeken wordt hoe leerlingen omgaan met communicatieve situaties, zoals luisteren en spreken. In het algemeen blijkt dat deze twee vaardigheden positief evolueren tijdens de zomerschoolperiode. Daarnaast heeft men via de gestructureerde observatie kunnen vaststellen dat het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid bij de kinderen groter wordt en dat ze hun zelfbeeld positiever inschatten. Dit alles omdat via de taalvaardigheidaanpak van de zomerschool de kinderen geconfronteerd worden met realistische taaltaken en communicatieve taalgebruiksituaties. In september nam de coördinator contact op met de directies en leerkrachten van de deelnemende taalzwakke kinderen aan de zomerschool en ook zij merkten een verbetering op van hun taalvaardigheid Nederlands in de school. Een harde cijfermatige evaluatie is moeilijk omdat het team van vrijwilligers en speelpleinmedewerkers om de paar dagen kan wisselen. Ook voor de kinderen zou het niet bemoedigend zijn om op het eind van de zomerschool een soort taaltest te moeten afleggen. Dan lijkt het te veel alsof ze naar school gaan en dat is niet de bedoeling. Wij willen het gezellig houden. De gestructureerde observatie
501
Vanhengel lijkt ons het minst confronterend voor hen en daaruit blijkt ook dat als kinderen de kans krijgen om buiten de schooluren en schoolmuren Nederlands te praten op een speelse en tegelijk educatieve manier, hun taalvaardigheid Nederlands verhoogt. De zomerschool is dus één van de instrumenten die nuttig blijkt en die 74 kinderen met 24 verschillende nationaliteiten kan helpen. Vorige week ben ik ook een nieuw lokaal gaan openen in de Voorzienigheidschool in Anderlecht. Daar is een jeugdbeweging, een groep van de KSJ met jongedames van allochtone afkomst die zich elke zaterdagmiddag met hart en ziel inzetten. Dergelijke initiatieven helpen natuurlijk enorm. Wij moeten dus zorgen voor een uitbreiding van het aanbod dat kan bijdragen tot een betere taalvaardigheid Nederlands buiten de schooluren. Dat kan binnen de jeugdbeweging, de zomerschool of op vele andere manieren. De heer Fouad Ahidar.- De zomerschool duurt voor een groep kinderen vier weken lang. Wordt dit dan maar één keer in de zomerperiode georganiseerd of kunnen er twee verschillende groepen geholpen worden, gespreid over twee maanden? Is het niet mogelijk om tijdens de zomer twee keer één maand zomerschool te organiseren? De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Neen, voorlopig organiseren wij maar één keer zomerschool gedurende vier weken. – De vergadering wordt om 11u.12 gesloten. – De Raad gaat tot nadere bijeenroeping uiteen. ____________________________________________
502
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Bijlagen 1. Ingekomen stukken Voorstellen van resolutie (R.v.O., art. 45) – Voorstel van resolutie van de heer Erland Pison betreffende de morele en geldelijke ondersteuning van “Verscheur de stilte”, het benefietconcert in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg tegen seksuele terreur in Oost-Congo en andere conflictgebieden – Stuk 395 (2007-2008) – Nr. 1 – Voorstel van resolutie van de heren Frédéric Erens en Dominiek Lootens-Stael houdende de naamsverandering van Monnaie House naar Vlaams Huis De Munt – Stuk 398 (2007-2008) – Nr. 1
2. Mededelingen van het secretariaat – Commissievergaderingen Commissie voor Onderwijs en Beroepsopleiding van maandag 2 juni 2008 Hoorzitting: Het inschrijvingsbeleid in het Nederlandstalig onderwijs Volgende sprekers hebben een korte toelichting gegeven over het inschrijvingsbeleid in het Nederlandstalig onderwijs: – de heer Guido François, directeur KOCB – mevrouw Gerda Calders, coördinerend directeur scholengemeenschap Brussel- Basisonderwijs – de heer Hugo Eerdekens, voorzitter Brusselplatform – de heer Dimokritos Kavadias, voorzitter LOP Brussel - Basisonderwijs Mevrouw Carla Dejonghe wordt aangeduid als verslaggever.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Aanwezig: Vaste leden: de heren Fouad Ahidar, voorzitter, Dominiek Lootens-Stael, Frédéric Erens en Walter Vandenbossche Plaatsvervangers: de heer Erland Pison, mevrouwen Marie-Paule Quix en Brigitte De Pauw Vlaamse volksvertegenwoordigers verkozen in het Brussels hoofdstedelijk gewest: de heer Paul Delva Verontschuldigd: mevrouw Greet Van Linter Commissie voor Onderwijs en Beroepsopleiding van dinsdag 3 juni 2008 1. Interpellaties – Interpellatie van de heer Jos Van Assche tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, over de steeds grotere werkdruk van de schooldirecteurs in het Vlaams Brussels onderwijs – Interpellatie van de heer Fouad Ahidar tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, betreffende het organiseren van infomomenten inzake meertalige opvoeding voor anderstalige ouders 2. Vraag – Vraag van mevrouw Els Ampe aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, over opleidingen tot kuisvrouw of kuisman Aanwezig: Vaste leden: de heren Fouad Ahidar, voorzitter, Walter Vandenbossche en Frédéric Erens Plaatsvervanger: mevrouw Els Ampe Ander lid: de heer Jos Van Assche Verontschuldigd: mevrouw Carla Dejonghe en de heer Dominiek Lootens-Stael
503
Interpellatie van de heer Jos Van Assche tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, over de steeds grotere werkdruk van de schooldirecteurs in het Vlaams Brussels onderwijs In de media van 14 mei 2008 konden we vernemen dat de Vlaamse schooldirecteurs steeds vaker met een grotere werkdruk worden geconfronteerd.
op de verwante problematiek van de gebrekkige verloning in verhouding tot de grote verantwoordelijkheden eigen aan de directiefunctie. Naar aanleiding hiervan gaf de heer Vanhengel een ietwat algemene situatieschets en een summier overzicht van de opvulling - of het gebrek daaraan - van de directeursfuncties in het Nederlandstalig Brussels onderwijs.
Vooral het nijpend tekort aan financiële middelen zou de betrokken directeurs sterk parten spelen. Door dit haast permanent gebrek aan middelen zouden de betrokken directeurs veel van hun kostbare tijd moeten investeren om extra geld binnen te halen door allerlei buiten- en naschoolse activiteiten op touw te zetten.
In het licht van wat vooraf ging, komt het evenwel voor dat de situatie meer precair en zelfs ronduit moeilijker geworden is, en op nog geen jaar tijd misschien zelfs nog gevoelig is verslechterd.
Daarnaast zou de toenemende overregulering en dito reglementering, met de daaraan gekoppelde vaak oeverloze vergaderingen, voor een haast limietloze groei van het werk zorgen. Vooral omdat, parallel met deze evolutie, ook de toenemende invloed van allerlei niet onderwijsgebonden regels zoals inzake preventie, milieu en welzijn, zich laat gelden.
– Wat meent de collegevoorzitter – in het tweede geval – specifiek op het Brusselse niveau, in overleg met de verschillende inrichtende onderwijsnetten te kunnen ondernemen om dergelijke evolutie hetzij te beletten of te keren?
Deze groeiende werkdruk was trouwens aanleiding voor een enquête, uitgevoerd door het VSKO (Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs) over heel Vlaanderen, waaruit blijkt dat in 15% van alle basisscholen en 17,5% van de secundaire scholen, het schoolhoofd lange tijd (vaak meerdere jaren en voor zowat ¼ van de gevallen ruim vijf jaar) afwezig was. In heel wat gevallen werden echter wel degelijk volwaardige vervangers aangeduid die de officieel of de facto tijdelijk vacante functie uitoefenen, maar niet vast benoemd kunnen worden. Een situatie die bij deze vervangers ongetwijfeld dan weer aanleiding geeft tot een zekere frustratie omdat zij, in het beste geval, jaren moeten wachten op een vaste benoeming. De heer Van Assche wees reeds een aantal maanden geleden, ná het einde van het schooljaar 2006-2007,
504
– Is dat effectief het geval of gaan we naar een al dan niet geleidelijke evolutie in die richting?
Een schooldirecteur is volgens collegevoorzitter Guy Vanhengel, een persoon die over heel wat kwaliteiten moet beschikken. Niet alleen moet hij of zij een goede pedagoog zijn, managementkwaliteiten hebben, een personeelsbeleid kunnen voeren, communicatievaardig zijn, maar hij of zij moet ook kunnen omgaan met de steeds complexere samenstelling van de school en de steeds complexer wordende regelgeving. Uit deze summiere en onvolledige opsomming blijkt dat niet elke persoon hiervoor in aanmerking komt. Bovendien worden we geconfronteerd met een aantal factoren die de invulling van de nieuwe directiefuncties nog bemoeilijkt. Uit de cijfers blijkt dat 60% van de directeurs ouder is dan vijftig. Momenteel is er een grotere uitstroom van directies dan dat er nieuwe kandidaten zijn. Dit betekent dat kandidaat-directeuren de luxe hebben om meestal uit verschillende vacatures te kiezen. Het grote deel van de directeurs is mannelijk (60%). Zoals men wellicht weet is het lerarenberoep aan het vervrouwelijken en de meeste directies komen
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
uit het lerarenkorps. Vrouwen zijn meestal de zorgenden in het gezin waardoor zij soms andere carrièrekeuzes maken. Dit kan veranderen eens de kinderen ouder zijn. Het verschil tussen het loon van de directeur en een leerkracht is volgens het OESO-project over schoolleiderschap slechts 35%. Dit is niet zoveel. Door de oprichting van scholengemeenschappen, zou een deel van de verantwoordelijkheden die de directeur nu draagt, gedragen kunnen worden door de directeur van de scholengemeenschap. De invulling van de scholengemeenschap is zeer verschillend naargelang de plaats in Vlaanderen en het net. In Brussel heeft het gemeenschapsonderwijs ervoor gekozen om de scholengroep (de inrichtende macht van de scholen) juridisch te laten samenvallen met de scholengemeenschappen. Dit betekent dat het voor hen makkelijk is om bepaalde zaken gemeenschappelijk te benaderen, zoals bijvoorbeeld het opstellen van een schoolreglement. Bij de vrije scholen en de gemeentescholen ligt dit anders. De vrije scholen werken samen in de scholengemeenschappen, maar de inrichtende machten van de scholen hebben nog steeds een grote invloed en willen graag de autonomie van de school bewaken. Bij de gemeentescholen is het zo dat naargelang de samenstelling van het gemeentebestuur er wijzigingen kunnen optreden in de scholen en scholengemeenschappen. Minister Vandenbroucke heeft in het Vlaams Parlement aangekondigd dat hij bereid is om de onderwijsregelgeving te screenen met betrekking tot rekenkundige, boekhoudkundige en juridische implicaties. Hij wil ook een oplossing voorzien voor directiefuncties die niet kunnen ingevuld worden door langdurige afwezigheid van een directeur op school. Specifiek voor Brussel deelt de collegevoorzitter mee dat de Algemene Directie Onderwijs en Vorming reeds een aantal jaren de nieuwe directies uitnodigt om het hele gamma van onderwijsondersteuning toe te lichten. Uit de jaarlijkse evaluaties blijkt dat de nieuwe directies dit initiatief zeer interessant vinden en gebruik maken van het overzicht
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
dat ze meekrijgen. Een deel van de nieuwe directies komt een jaar later opnieuw naar het vormingsmoment omdat zij ervaren dat na 1 jaar directie ze veel meer kunnen kaderen en niet zo overrompeld zijn door de vele informatie die hen gegeven werd. Een beperkt pluspunt voor Brussel is dat de Vlaamse regelgeving het mogelijk maakt om directies in basisscholen sneller klasvrij te maken. Vanaf 100 leerlingen in de school, worden ze klasvrij gemaakt. In Vlaanderen is dat pas als er 180 leerlingen les volgen in de school. Dit is een groot verschil tussen Vlaanderen en Brussel. De VGC zorgt er ook voor dat via Quartier Latin beginnende leerkrachten of directies, goedkoop een appartement of kamer kunnen huren in de stad. Pedagogisch didactisch worden in Brussel de directies en het hele leerkrachtenteam extra ondersteund door de onderwijsondersteunende diensten. Het beleidsvoerend vermogen van de scholen, waar de directeur de trekker van is, is één van de decretale taken die door de pedagogische begeleidingsdiensten moet worden opgenomen. De heer Vanhengel is verheugd als hij hoort dat de directeurs van het vrije net aan haar pedagogische begeleidingsdienst vraagt om meer mankracht in het Brussels Nederlandstalig onderwijs in te zetten. Hierbij voegt hij er aan toe dat hij de laatste jaren in contact kom met heel wat nieuwe enthousiaste directeuren. Door het nieuwe elan in de school en vaak in combinatie met een nieuwe schoolinfrastructuur, veranderen deze schoolteams minder snel van school. Ook dit kan zorgen voor stabiliteit in de school. De heer Van Assche stelt zich de vraag of deze hergroepering en herstructurering van scholen er niet toe aanzet dat directeurs sneller op pensioen gaan. Volgens collegevoozitter Vanhengel spelen hergroeperingen en herstructureringen geen rol bij de afvloeiing van directeurs. Hij heeft de indruk dat houden van een directeursbrevet opzien tegen de grote verantwoordelijkheid en de administratieve taken. Bovendien wordt men niet graag directeur in de school waar men zelf lesgeeft.
505
Interpellatie van de heer Fouad Ahidar tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, betreffende het organiseren van infomomenten inzake meertalige opvoeding voor anderstalige ouders
– Hoever staat het met het organiseren van infomomenten over meertalige opvoeding voor anderstalige ouders die een kind hebben in een Nederlandstalig Brussels kinderdagverblijf en/of basisschool ?
In de beleidsnota ‘Nederlandstalig onderwijs in Brussel’ wordt het verhogen van de gebruik- en nutwaarde van het Nederlands beschouwd als een belangrijk aandachtspunt. Nederlands blijft voor vele kinderen immers een vreemde taal die enkel op school gehanteerd wordt. Het belang van een Nederlandstalig kader buiten de schoolmuren, vooral voor anderstalige leerlingen, is ondertussen wel duidelijk. Ook ouders spelen hierin een heel belangrijke rol.
– In welke mate wordt Kind&Gezin hierbij betrokken ?
Aangezien veel kinderen in het Brussels Nederlandstalig onderwijs niet het Nederlands als thuistaal hebben, is taal een belangrijke factor om een al dan niet geslaagde schoolcarrière te doorlopen. De slaagkansen van de kinderen op school worden zonder enige twijfel ook mede bepaald door de ouderbetrokkenheid. Eind 2006 werd een discussienota ingediend met als titel “Hoe waarborg je de anderstalige leerlingen een (Nederlands)talig kader buiten de school(m) uren ?”. Uit een enquête bleek dat ouders die een vreemde taal spreken, hun kinderen minder naar Nederlandstalige buitenschoolse activiteiten sturen. Vaak ligt een gebrek aan informatie aan de basis. Buiten Nederlandstalige activiteiten voor kinderen, wordt al lang het belang van activiteiten met het oog op de bewustmaking van de ouders benadrukt. In de discussienota werd dan ook voorgesteld voor infomomenten te organiseren over meertalige opvoeding voordat de anderstalige ouders voor een Nederlandstalige Brusselse school kiezen. Zo kan ervoor gezorgd worden dat de keuze voor het Nederlandstalig onderwijs, wat eveneens een meertalige opvoeding voor de ouders impliceert, een heel bewuste keuze is. Gelijke onderwijskansen creëren voor alle Brusselse leerlingen is een absolute prioriteit en de heer Ahidar twijfelt er niet aan dat de collegevoorzitter er net zo over denkt. Toch zou de interpellant volgende vragen willen stellen:
506
– Kan Kind&Gezin voor anderstalige ouders die overwegen hun kind later naar het Nederlandstalig onderwijs te sturen, infomomenten over meertalige opvoeding organiseren ? – In welke mate wordt het personeel van kinderdagverblijven, scholen, enz. betrokken bij dergelijke initiatieven ? Commissielid Walter Vandenbossche steunt het achterliggende idee van de interpellatie. Volgens de spreker kunnen er niet genoeg coherente maatregelen genomen worden. Het is belangrijk dat er op permanente basis infomomenten voor de ouders worden voorzien. De spreker verwijst hiervoor naar het beleidsplan ‘Kinderopvang’. Collegevoorzitter Vanhengel laat weten dat het College in maart 2006 een visietekst ‘Nederlands als omgangstaal in VGC-initiatieven’ heeft goedgekeurd. De bedoeling is, om vertrekkende vanuit deze visietekst, organisaties te begeleiden in het ontwikkelen van een taalbeleid naar hun doelgroep toe. Elk beleidsdomein investeert in een aantal taalondersteuners die daadwerkelijk de scholen, kinderdagverblijven, WMKJ’s enzomeer begeleiden. Het item ‘ouders informeren over meertalige opvoeding’ vormt een belangrijk aandachtspunt binnen het taalbeleid van de VGC en kadert in de verdere implementatie van de visietekst. Eenmaal ouders gekozen hebben voor een Nederlandstalig traject voor hun kind, ziet men in de tellinggegevens dat kinderen hun hele loopbaan in het Brussels Nederlandstalig onderwijs les volgen. Zo kwamen er maar 19 kleuters uit het Franstalig Onderwijs naar het Nederlandstalig eerste
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
leerjaar, een miniem aantal. In die zin is de spreker het volmondig eens met de heren Ahidar en Vandenbossche: het is belangrijk om de ouders te informeren over de implicaties voor de opvoeding als ze kiezen voor een Nederlandstalig traject voor hun kind. Er gebeurt echter reeds heel wat op dat vlak. Sinds 2007 loopt binnen het beleidsdomein Welzijn en Gezondheid (en met de inhoudelijke input van het beleidsdomein onderwijs) een project in de consultatiebureaus in Brussel. Dit project wordt gedragen door het Huis van het Nederlands en wordt ondersteund door de expertise van Taalvaart. Doel van het project is dat consultatiebureaus een taalbeleid ontwikkelen waardoor ouders op een kwaliteitsvolle manier een overwogen keuze kunnen maken met betrekking tot de plaats van het Nederlands voor hun kind en zichzelf. Het personeel van de consultatiebureaus wordt begeleid in de rol naar ouders toe rond de thema’s moedertaalontwikkeling, meertalig opvoeden, schoolkeuze en zelf Nederlands leren als ouder. In een aantal consultatiebureaus loopt dit project al een tijdje en wordt de begeleiding minder actief, zodat andere consultatiebureaus kunnen starten met het uitschrijven van een taalbeleid. Dit gebeurt in samenspraak met Kind en Gezin. Deze instantie kan de draagkracht van het personeel vergroten door ook zelf mee te denken en te schrijven aan een taalbeleidsplan. Zij zorgen voor de inhoudelijke en praktische afstemming. De begeleiding is zeer intensief en verloopt procesmatig. De ervaring leert ons dat het begeleiden van personeel in het omgaan met deze vragen van ouders meer impact heeft dan een eenmalig infomoment voor ouders. Het benutten van hun dagelijkse aanwezigheid levert meestal meer op dan een eenmalig specifiek moment. De acties die nu plaatsvinden in de consultatiebureaus worden uitgebreid naar de Brusselse kinderdagverblijven. Voor de scholen nemen de onderwijsondersteunende partners hierin een rol op. In heel wat scholen werd het item ‘informeren van ouders over meertalig opvoeden’ al opgenomen in de ondersteuning van
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
de scholen en ouders. Het boekje ‘Naar een Nederlandstalige basisschool in Brussel’ bevat allerlei tips voor ouders hoe ze hun kind kunnen stimuleren om met het Nederlands om te gaan en hoe belangrijk het is om bijvoorbeeld ook eens thuis naar een Nederlandstalig televisieprogramma te kijken of Nederlandstalige boeken of strips te lezen,.... Ook binnen het onderwijs wordt ervoor geopteerd om begeleiding te voorzien voor het hele schoolteam. Ook ouders worden begeleid in hun keuzeprocessen, tot nu toe behoorde dit tot het takenpakket van het schoolopbouwwerk. De eengemaakte structuur zal dit onderwerp verder in haar takenpakket opnemen en zelfs versterken. Ouders stellen zich ook heel wat vragen waar ze buiten de schoolmuren en uren terecht kunnen voor een degelijk kwaliteitsvol vrijetijdsaanbod voor hun kinderen. Ook hier werden reeds initiatieven genomen: een taalondersteuner werkt in een aantal IBO’s (initiatieven voor buitenschoolse opvang), een andere taalondersteuner werkt in de WMKJ’s (werkingen maatschappelijk kwetsbare jongeren). De focus van de begeleiding ligt op het omgaan met spel en taal in een meertalige context. Het is de uitdrukkelijke wens om op dit vlak bijkomende initiatieven te nemen om ouders goed te informeren en te sensibiliseren, maar dit wordt het liefst gedaan op momenten dat ouders spontaan aanwezig zijn. Zo is er voor de Zomerschool die plaatsvindt in juli een programma opgesteld voor de ouders. Eén van de doelstellingen van de ouderwerking is ouders inzicht geven in het meertalig opvoeden en het belang van moedertaalontwikkeling voor hun kind. Ouders hebben nood aan heel wat informatie. De heer Vanhengel hoopt duidelijk te hebben gemaakt dat het belang van meertalig opvoeden en de mogelijke plaats van het Nederlands in de opvoeding, reeds heel wat aandacht krijgt binnen het beleid dat de VGC voert. Het infomoment of de vorming springt niet zo in het oog omdat dit vaak de eerste stap is in een begeleidingsproces. Een begeleidingsproces die, zoals de aanwezigen merkt in al het voorgaande, loopt vanaf de geboorte tot de leeftijd van 18 jaar.
507
De collegevoorzitter heeft kennisgemaakt met een nieuwe KSJ afdeling in de Voorzienigheidsschool in Anderlecht. Deze KSJ wordt georganiseerd door de leerkracht lichamelijke opvoeding en momenteel zijn er ongeveer 40 kinderen actief in deze jeugdbeweging. Commissievoorzitter Ahidar dankt de collegevoorzitter voor zijn antwoord. Hij had het gevoel dat er nog geen infomomenten worden georganiseerd en is dus verheugd dat dit wel al het geval is. De spreker had graag bijkomende informatie verkregen over het aantal scholen dat infomomenten organiseert. Wie betaalt deze infomomenten? In hoeveel talen is het boekje ‘Naar een Nederlandstalige basisschool in Brussel’ uitgegeven? Wie betaalt de publicatie hiervan? Deze meertalige boekjes bestaan in 7-8 talen en de kosten hiervoor worden gedragen door de VGC. De meeste infomomenten worden gegeven in de kribbes. De kribbes worden begeleid door een medewerker van Taalvaart. In het kleuter-en basisonderwijs organiseren de directies de infomomenten zelf. Vaak gebeurt dit aan de hand van rondleidingen of opendeurdagen. De heer Walter Vandenbossche wil tenslotte benadrukken dat onderwijs een werkwoord is geworden voor de ouders. Vraag van mevrouw Els Ampe aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, over opleidingen tot kuisvrouw of kuisman In het Brussels hoofdstedelijk gewest wordt een grote groep laaggeschoolden tewerkgesteld als schoonmaker of schoonmaakster, zowel in de professionele als in de particuliere sector. Vele werkende Brusselaars genieten ook thuis van de diensten van een poetshulp, die al dan niet tewerkgesteld wordt via dienstencheques. Toch zijn mensen vaak niet tevreden over het werk van de schoonmakers, wat te wijten is aan het gebrek aan opleiding bij vele kuismannen of -vrouwen. Nochtans dient een poetshulp bepaalde technieken onder de knie te hebben
508
om een optimale dienstverlening te garanderen. Mevrouw Ampe stelde vast dat er in Brussel zowel bij de VDAB en Intro als bij Bruxelles Formation opleidingen gegeven worden voor schoonmakers in spe. Deze opleidingen spitsen zich toe op schoonmaken in de particuliere én de professionele sector en kunnen door werklozen gratis gevolgd worden. Ook bedrijven kunnen hun personeel inschrijven voor cursussen. Graag had raadslid Ampe in deze context een antwoord op de volgende vragen gekregen van het bevoegde collegelid : - Kunnen particulieren hun kuisvrouw of kuisman inschrijven voor een opleiding waarbij ze de knepen van het vak leren ? Welke instelling in het Brussels hoofdstedelijk gewest verzorgt zo’n opleiding en hoeveel moet de particulier hiervoor betalen ? - Hoeveel mensen volgen in het Brussels hoofdstedelijk gewest momenteel een opleiding tot schoonmaker ? Collegevoorzitter Guy Vanhengel antwoordt dat iedereen weet dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie binnen de bevoegdheid die haar is toebedeeld heel wat inspanningen op het vlak van opleiding tot werk levert. Beroepsopleiding van werkzoekenden is echter een bevoegdheid van de Vlaamse minister van Werk, de heer Frank Vandenbroucke. De Vlaamse Gemeenschapscommissie onderhoudt echter nauwe en zeer goede banden met de bevoegde minister en de dienst VDAB-RDB, die in Brussel en met name in het opleidingscentrum van Anderlecht is gevestigd. Omdat het poetspersoneel bij mensen thuis in hoofdzaak wordt tewerkgesteld door dienstenchequebedrijven, is het uiteraard aan de werkgever zelf om een opleiding te verschaffen aan zijn werknemers en kandidaat-werknemers. Als een dienstenchequebedrijf een opleidingsvraag heeft, is de VDAB-RDB steeds bereid om een programma op maat van dat bedrijf uit te werken. Meestal worden deze programma’s in groep gegeven. Het tarief dat VDAB dan aanrekent, bedraagt 750€ of 650€ per dag, afhankelijk of het programma bij VDAB of respectievelijk in het bedrijf zelf plaatsvindt. Als bedrijven individuen sturen, bedraagt het tarief 100€ per dag.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
VDAB-RDB geeft echter aan dat slechts weinig bedrijven gebruik maken van hun diensten voor de opleiding “Professionele schoonmaaktechnieken”, wellicht omdat de bedrijven hun opleidingen intern organiseren. In 2007 hebben in Anderlecht 26 individuele werkzoekenden de opleiding gevolgd, waarbij het werk onder begeleiding en op de werkvloer zelf wordt aangeleerd. 70% van de deelnemers volgen daarnaast meerdere opleidingsmodules, bijv. ‘sociale vaardigheden’, Nederlands, alfabetisatie enz. De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft sinds vele jaren ook een zeer nauwe en goede band met BAITA. Dit is sociaal-economie project, dat naast een sociaal verhuurkantoor en een schoonmaakdienst voor verenigingen ook een erkende poetsdienst voor particulieren onder haar vleugels heeft. Voor deze laatste dienst zijn zij erkend als dienstenchequebedrijf. Baita leidt in haar poetsdienst aan verenigingen een 28tal werkzoekenden per jaar op. Na de opleiding worden deze mensen begeleid naar de arbeidsmarkt, maar ze kunnen ook aan de slag in het eigen dienstenchequebedrijf waar momenteel een 20-tal mensen werkzaam zijn. De collegevoorzitter wijst de aanwezigen erop dat zij zeker niet de makkelijkst te bemiddelen doelgroep bereiken. Toch slagen zij er telkens opnieuw in om deze mensen aan het werk te helpen. Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft zeer recent beslist om BAITA 100.000 euro toe te kennen voor de grondige renovatiewerken aan zijn gebouwen gelegen aan de Henegouwenkaai. Het is aan te raden om er eens een kijkje te gaan nemen. Mevrouw Ampe vindt het belangrijk dat particulieren, die iemand via dienstencheques in dienst hebben, deze persoon kunnen doorverwijzen voor een opleiding. Misschien kan de collegevoorzitter dit bespreken met Vlaams minister Vandenbroucke. Commissie voor Cultuur, Sport en Jeugd van woensdag 4 juni 2008 Voorstellen van resolutie (R.v.O., artikel 45) - Voorstel van resolutie van de heer Erland Pison betreffende de morele en geldelijke ondersteu-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
ning van “Verscheur de stilte”, het benefietconcert in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg tegen seksuele terreur in Oost-Congo en andere conflictgebieden – Stuk 395 (2007-2008) - Nr.1 – Benoeming van een verslaggever, toelichting, algemene bespreking, puntsgewijze bespreking en stemming - Voorstel van resolutie van de heren Frédéric Erens en Dominiek Lootens-Stael houdende de naamsverandering van Monnaie House naar Vlaams Huis De Munt – Stuk 398 (2007-2008) Nr.1 – Benoeming van een verslaggever, toelichting, algemene bespreking, puntsgewijze bespreking en stemming De heer René Coppens wordt aangeduid als verslaggever voor beide agendapunten. Beide voorstellen worden verworpen Aanwezig : Vaste leden : mevrouw Brigitte De Pauw, voorzitter, de heren René Coppens, Erland Pison, mevrouwen Marie-Paule Quix, Valérie Seyns Plaatsvervangers : de heren Frédéric Erens, Dominiek Lootens-Stael Verontschuldigd : de heer Jan Béghin Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Senioren van woensdag 4 juni 2008 1. Interpellaties – Interpellatie van de heer Dominiek LootensStael tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn ,Gezondheid en Ambtenarenzaken, in verband met de maatregelen voor opvang van bejaarden 2. Vraag – Vraag van de heer Jos Van Assche aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende de inkomens van de Vlaams Brusselse senioren
509
Aanwezig: Vaste leden: de heer Jos Van Assche, voorzitter, mevrouwen Els Ampe en Brigitte De Pauw Plaatsvervanger: de heer Dominiek Lootens-Stael Ander lid: de heer Erland Pison Verontschuldigd: mevrouwen Marie-Paule Quix en Carla Dejonghe en de heer Jan Béghin Interpellatie van de heer Dominiek Lootens-Stael tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn ,Gezondheid en Ambtenarenzaken, in verband met de maatregelen voor opvang van bejaarden Op 14 mei 2008 kondigden twee collegeleden van de GGC via de pers een aantal maatregelen aan om de opvang van bejaarden te verbeteren in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Wanneer men de artikels erover las, kreeg men volgens de heer Dominiek Lootens-Stael de indruk dat er geen of weinig problemen zijn met de vergrijzing. De Brusselse senioren hebben geen echte problemen en hun opvang verloopt goed. In werkelijkheid is dit volgens de spreker niet zo. De bevoegde collegeleden voor de GGC stelden dat men de openbare en niet-commerciële privé-rusthuizen zal helpen om de kosten te dragen voor de renovatie en de aanpassing aan de normen, die weldra van kracht zullen zijn. Ook wil men inspanningen leveren om de bejaarden toe te laten zo lang mogelijk thuis te blijven wonen door te voorzien in kortopvang, dag- of nachtopvang of maaltijden en verzorging. Dat de opvang van Nederlandstaligen in de zogenaamde tweetalige rusthuizen in hun eigen taal verre van correct verloopt, zijn de betrokken collegeleden blijkbaar vergeten. De heer Dominiek Lootens-Stael is van mening dat in de opvang van Vlamingen in hun eigen taal, de VGC een belangrijke rol kan spelen. De VGC moet volgens de spreker vooral ingrijpen daar waar andere overheden in gebreke blijven. Er
510
kan natuurlijk politieke druk worden gezet op het Verenigd College om de taalwet te doen toepassen, maar anderzijds moet de VCG eigen maatregelen nemen om de leefomstandigheden van de Brusselse senioren te verbeteren. De spreker wil het collegelid interpelleren over de volgende onderwerpen : – De Vlaamse plannen voor woonzorgzones in Brussel en de inspanningen van de lokale dienstencentra zijn gekend, maar welke maatregelen wil de Vlaamse Gemeenschap onder impuls van de VGC nog nemen om de bejaarden in staat te stellen langer in de eigen omgeving te laten wonen? Er zijn een aantal factoren die een belangrijke rol spelen maar die de senioren nu verhinderen in hun eigen omgeving te blijven wonen. Hiermee verwijst de spreker naar bv. het criminaliteitsprobleem, de verloedering van de buurt… – Een andere factor is het PWA-personeel dat ten dienste staat van de Brusselse senioren. 99,99% van deze personeelsleden spreekt geen Nederlands en dit zorgt voor bijkomende problemen voor de Brusselse senioren. Volgens de spreker moet de VGC dringend op zoek naar een oplossing voor dit probleem. – Op het vlak van bejaardenzorg dreigen de Vlaamse initiatieven in Brussel wat in het defensief gedrongen te worden. Wat wil het collegelid doen om meer opvang en infrastructuur te voorzien waar Brusselse Vlamingen wel in hun eigen taal terecht kunnen ? Volgens de heer Lootens-Stael werd er hierover al vaker gesproken, maar toch ontbreekt er volgens hem een globale aanpak van de pijnpunten. Het is hoog tijd dat het College hierop een antwoord formuleert. Volgens mevrouw Brigitte De Pauw maakt de heer Lootens-Stael tijdens zijn tussenkomst een amalgaam van verschillende dingen. De ordonnantie die door de GGC werd goedgekeurd is op tijd gekomen. Het was noodzakelijk dat er voor de Brusselse
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
rusthuizen, erkend door de bicommunautaire sector, een aanpassing werd doorgevoerd met betrekking tot de infrastructuur. Er is bovendien een verschil tussen de 2 gemeenschappen. De Vlaamse Gemeenschap is meer geënt op welzijnsnetwerking en opteert voor het echelonneren van de zorg waarbij getracht wordt ouderen zolang mogelijk thuis te laten verzorgen. De Franse Gemeenschap is eerder gericht op methodes en methodieken die in het Zuiden van Europa toegepast worden. Mevrouw De Pauw wil zich echter niet uitspreken over hoe elke gemeenschap omgaat met zorg. De heer Lootens-Stael stelt zich hierbij aansluitend de vraag op welke manier de GGC de zorg voor senioren aanpakt? Is dit op de Zuid-Europese op Noord-Europese manier? Volgens mevrouw De Pauw zoekt de GGC naar de beste oplossingen benadrukkend dat de GGC geen ruime middelen heeft zoals de Vlaamse Gemeenschap. Daarnaast vindt de spreker de factoren die de heer Lootens aanhaalt zoals criminaliteit en verloedering van de buurt, goedkope argumenten. Volgens haar hebben vele ouderen schrik om naar buiten te gaan omdat ze slecht te been zijn en niet willen vallen. Dit heeft niets te maken met criminaliteit of de verloedering van de buurt. Bovendien benadrukt mevrouw De Pauw dat er naast PWA ook nog andere organisaties zijn die ouderen kunnen begeleiden. Ze denkt hierbij aan de thuiszorgdiensten zoals bv. Familiehulp. Tenslotte verwijst de spreker naar de Samenwerkingscommissie waarin de heer Anciaux een uitgebreide toelichting heeft gegeven over de woonzorgzones. Ook mevrouw Grouwels buigt zich over dit plan voor de woonzorgzones. Bijsturing blijft mogelijk.
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
De commissievoorzitter sprak onlangs met een oudere vrouw in Kuregem. Deze vrouw voelde zich niet goed door de negatieve veranderingen in haar woonbuurt. De heer Pison verwijst naar de discussie over de gebrekkige participatie van ouderen aan cultuur. Tijdens de bespreking werd door de meerderheid verklaard dat ouderen ’s avonds niet buitengaan omdat ze vroeg gaan slapen. Volgens de heer Pison moet men toch de realiteit onder ogen zien. Mevrouw De Pauw onderstreept dat het Vlaams Belang het onveiligheidsgevoel niet moet aanwakkeren met dergelijke uitspraken. Collegelid Grouwels antwoordt dat de Brusselse senioren voldoende aandacht moeten krijgen. Bovendien is het collegelid verheugd dat er in de GGC eindelijk een ordonnantie werd goedgekeurd waardoor onder andere de bicommunautaire rusthuizen richtlijnen opgelegd krijgen om de wettelijke normen te hanteren. Uiteraard moeten deze rusthuizen goed tweetalig zijn. De VGC werkt bovendien niet alleen actief binnen zijn eigen netwerk. Elk zorgaanbod wordt door de VCG getoetst op haar open- en toegankelijkheid voor de Nederlandstaligen. Indien een zorgaanbod openstaat voor Nederlandstaligen dan is de VGC bereid om dit zorgaanbod mee te promoten en steunen. Daarnaast is het gebrek aan tweetaligen niet alleen een probleem binnen de PWA maar het is eerder een algemeen probleem dat zeker niet alleen met het Welzijnsbeleid opgelost kan worden. De Nederlandstalige parlementsleden wijzen hun Franstalige collega’s er vaak op dat er meer aandacht moet worden besteed aan het doceren van Nederlands in het Franstalig onderwijs. Volgens het collegelid moet de tweetaligheid in Brussel op alle vlakken worden aangemoedigd en bevorderd.
511
Er zijn inderdaad buurten waar senioren een onveiligheidsgevoel ervaren, maar de meeste ouderen komen minder buiten omdat ze slecht te been zijn. De VGC besteedt veel aandacht aan dit probleem en is op zoek naar oplossingen. De VGC is al lang bezig met het uitwerken van een welzijnsbeleid dat ertoe leidt dat senioren zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Voldoende dienstverlening in de buurt is een belangrijke voorwaarde hiervoor. Collegelid Grouwels heeft regelmatig overlegd met Vlaams minister Steven Vanackere, bevoegd voor Welzijn, en Vlaams minister Bert Anciaux, bevoegd voor Brusselse aangelegenheden. Er werd vooral gesproken over de woonzorgzones. Woonzorgzones hebben als expliciet doel de senioren in staat te stellen langer in de eigen omgeving te blijven wonen. Een woonzorgzone is een wijk of stadsdeel waarin senioren, personen met een handicap en personen die nood hebben aan permanente zorg zo optimaal en zelfstandig mogelijk kunnen leven. Deze Brusselse woonzorgzones bestaan uit aangepaste woningen gecombineerd met oude en nieuwe voorzieningen zoals rusthuizen, lokale dienstencentra, serviceflats en dagopvangcentra waarbij zorg en wonen samengaan. Binnen de zones worden ook de nodige zorg-, breng-, en haalfuncties aangeboden. Brussel is ingedeeld in 33 sectoren waar in theorie 33 woonzorgzones uitgebouwd moeten worden. Ook met betrekking tot de Lokale Dienstencentra neemt de VGC maatregelen om bejaarden in staat te stellen langer in de eigen omgeving te laten wonen. Mevrouw Grouwels is ervan overtuigd dat de aanwezigheid van een Lokaal Dienstencentrum in de buurt een belangrijke stap is om deze doelstelling te verwezenlijken. Zo is er het nieuwe Lokale Dienstencentrum in Ganshoren. In Sint-Jans-Molenbeek werd, na lang en soms moeizaam overleg, afgesproken een einde te maken aan de absurde situatie van twee Lokale Dienstencentra (Randstad en Vaartkapoen) die letterlijk op 200 meter van elkaar liggen in Laag-Molenbeek. In maart 2008 besloot het VGC-College dat LDC Vaartkapoen zal
512
verhuizen van Laag naar Hoog-Molenbeek, waar nood en vraag is naar een Lokaal Dienstencentrum. Randstad blijft uiteraard instaan voor Laag-Molenbeek. Drie gemeenschapscentra (Sint-Pieters-Woluwe, Oudergem en Watermaal-Bosvoorde) zullen niet louter gebruikt worden voor culturele activiteiten, maar indien nodig ook opengesteld worden voor welzijnsdienstverlening. Mevrouw Grouwels heeft het initiatief genomen om een gloednieuwe ondersteuningscel voor Lokale Dienstencentra in Brussel op te richten. Deze ondersteuningscel wordt gefinancierd via Stedenfondsmiddelen (110.000 euro) en zal instaan voor de voorbereiding en de begeleiding, uiteraard in permanent overleg met de Dienstencentra zelf, van de aanpassingen die nodig zijn om een netwerk van Dienstencentra uit te bouwen dat heel Brussel dekt en alle Vlaamse senioren in Brussel kan bereiken. De ondersteuningscel is deze maand van start gegaan en de spreker verwacht in het najaar de eerste resultaten van het onderzoek. Lokale Dienstencentra moeten niet alleen alle Brusselse senioren kunnen bereiken, het is minstens even belangrijk dat alle Nederlandstalige Brusselse senioren het dichtstbijzijnde Lokale Dienstencentrum kunnen bereiken. En hiermee denkt collegelid Grouwels een belangrijk pijnpunt aan te raken. Het is voor te veel Brusselse senioren niet zo evident om zich binnen deze stad over grotere afstanden te verplaatsen. Daarom kijkt ze vol verwachting uit dat naar een proefproject dat in haar opdracht wordt voorbereid door een werkgroep van Lokale Dienstencentra en de vzw Sociaal Vervoer, en van start zal gaan in september. Ze hoopt met dit proefproject een grote stap te zetten in de richting van een verhoogde mobiliteit voor senioren. Naast Woonzorgzones, Lokale Dienstencentra en Sociaal Vervoer is er natuurlijk ook nog de uitwerking van het Lokaal Sociaal Beleid dat het Nederlandstalige welzijnsbeleid in Brussel toegankelijker moet maken voor elke Nederlandstalige Brusselaar, dus ook de senioren. De bedoeling is om op 9 plaatsen Sociale Infopunten op te starten. Momen-
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
teel zijn er reeds 2, in Etterbeek en Ganshoren. In deze Sociale Infopunten kunnen onder andere de senioren terecht om te weten waar en hoe ze juist in contact kunnen komen met Woonzorgzone, Lokale Dienstencentra of Sociaal Vervoer. In het verlengde hiervan kijkt het collegelid deze maand uit naar beleidsaanbevelingen rond de toegankelijkheid van de Nederlandstalige welzijnssector in Brussel van de Adviesraad Welzijn. In tegenstelling tot meneer Lootens is mevrouw Grouwels van mening dat er wel sprake is van een globale aanpak. Lokaal Sociaal Beleid, Woonzorgzones, Lokale Dienstencentra, Sociaal Vervoer lijken op het eerste zich misschien aparte initiatieven die los van mekaar functioneren maar niets is minder waar. De zonale indelingen van Brussel van het Lokaal Sociaal Beleid en het concept van de Woonzorgzones zijn op mekaar afgestemd. Lokaal Sociaal Beleid werkt meer rond inhoudelijke toegankelijkheid, Woonzorgzones zijn meer een infrastructuur-verhaal. De Lokale Dienstencentra spelen een belangrijke rol als toekomstige zorgkruispunten in de Woonzorgzones. En Het proefproject rond sociaal vervoer wordt uitgewerkt door Lokale Dienstencentra en de vzw Sociaal Vervoer. Er is wel degelijk sprake van een globale aanpak, men moet het gewoon willen zien. De interpellant heeft het gevoel dat mevrouw De Pauw de indruk wil wekken dat alle problemen opgelost zijn nu de GGC deze ordonnantie heeft aangenomen. Het was nodig dat er voor de bicommunautaire sector een initiatief werd genomen, maar hiermee worden niet alle problemen opgelost. Volgens de spreker zijn er grote problemen met betrekking tot de taalwetgeving in de bicommunautaire sector. Er zijn weinig openbare ziekenhuizen waar Nederlandstaligen in hun eigen taal aangesproken kunnen worden. Het initiatief dat door de bicommunautaire sector is genomen zal dit probleem niet verhelpen. Daarom is het volgens de heer Lootens misschien nuttig dat de VGC-collegeleden op een ander beleidsniveau hun politieke macht zouden aanwenden zodat de taalwetgeving wel in de bicommunautaire sector wordt nageleefd. Daarnaast zijn er nog een aantal andere specifieke problemen die eigen zijn aan de gezondheids-en
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
welzijnssector en waar Franstaligen in tegenstelling tot Nederlandstaligen geen last van hebben. De spreker denkt hierbij aan het gebrek aan Nederlandstaligen voor bepaalde jobs aangeboden door de PWA’s. Hij stuurt erop aan dat er samen met de Vlaamse Gemeenschap initiatieven ontwikkeld worden waardoor Vlaamse werklozen aangetrokken worden om in Brussel te komen werken. Mevrouw De Pauw wijst de heer Lootens-Stael erop dat er in Vlaanderen ook een personeelstekort is in de zorgsector. De heer Lootens-Stael is hiervan op de hoogte maar voor Brussel gaat het niet alleen over jobs in de zorgsector. Er is eveneens een groot tekort aan poetsvrouwen. Volgens collegelid Grouwels is de beste oplossing ervoor te zorgen dat jongeren tweetalig zijn. De heer Lootens-Stael heeft niet gezegd dat er niets gebeurt, maar er is volgens hem geen globale aanpak. De politiek van het welzijnsbeleid moet afgestemd worden op andere beleidsplannen. Tenslotte benadrukt hij nogmaals dat men niet de indruk mag wekken dat alles prima in orde is. Er worden inderdaad initiatieven genomen in de zorgsector, maar een globale aanpak blijft uit. De VGC ondersteunt volgens mevrouw Grouwels de vzw HomeInfo waar senioren de nodige informatie kunnen verkrijgen over de Brusselse rusthuizen. In Jette bv. is er een rusthuis dat goed tweetalig is. Ten slotte zet de vzw Promedici reeds acties op om verpleegsters/verplegers en zorgverstrekkers uit Vlaanderen te overhalen in Brussel te komen werken. Deze vzw bezoekt eveneens scholen om het beroep van verpleegster/ verpleger te promoten. Vraag van de heer Jos Van Assche aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende de inkomens van de Vlaams Brusselse senioren In de context van de vergrijzing van de bevolking en de financiële druk die de gevolgen van deze vergrij-
513
zing zal teweegbrengen, is het opportuun om zich te wapenen met cijfergegevens over de vergrijzende bevolkingsgroep.
te stellen indien hij meer gedetailleerd cijfermateriaal omtrent dit onderwerp wenst.
De heer Van Assche bedoelt hiermee :
De pensioenen voor overheidspersoneel liggen inderdaad hoger en volgens de heer Van Assche is het gemiddelde bedrag dat de sociale zekerheidsinstellingen uitkeren niet zo laag. Toch heeft de vraagsteller de indruk dat er heel veel pensioengerechtigden net op de armoedegrens leven.
– de cijfers over het aantal Nederlandstalige pensioengerechtigde inwoners in het Brussels hoofdstedelijk gewest en hun inkomens,
Hiermee is mevrouw Grouwels het eens en ze benadrukt dat 30% van de Brusselse bevolking op of onder de armoedegrens leeft.
– in ruimere zin : de inkomens van de ‘vergrijzende’ doelgroep.
____________________________________________
Ware het niet nuttig voor de VGC om een idee te hebben over de omvang van de uitdagingen om het beleid daarop te kunnen afstemmen ?
Zijn er momenteel cijfergegevens beschikbaar ? Zo neen, is het collegelid voorstander om een dergelijke gegevensbank aan te leggen ? Over het aantal Nederlandstalige pensioengerechtigde inwoners in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun inkomens zijn geen aparte cijfers beschikbaar. Collegelid Grouwels verwijst daarom naar de atlas “Thuis wonen na je 65e” die tot stand kwam via een samenwerking tussen de GGC, Cocof en VGC. In deze atlas zijn de cijfers over alle pensioengerechtigde inwoners in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun inkomens beschikbaar. Volgens de atlas zijn er in het Brussels hoofdstedelijk gewest 160.428 pensioengerechten (het totaal van de cijfers van de Rijksdienst voor Pensioenen en de Pensioendienst voor de Overheidssector). Het gemiddelde bedrag dat de sociale zekerheidsinstellingen uitkeren voor pensioenen bedraagt 1.140 € per maand. Dit bedrag verschilt sterk volgens het type loopbaan. De pensioenen van mensen die in overheidsdiensten werkten liggen beduidend hoger dan het gemiddelde. Vrouwen ontvangen gemiddeld een bedrag dat 20 % lager ligt dan dat van mannen. Indien de heer Van Assche geïnteresseerd is in de volledige atlas kan deze gedownload worden via de website van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn Brussel. Het staat de heer Van Assche natuurlijk ook altijd vrij om een schriftelijke vraag
514
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
Trefwoordenregister Aanwezigheid als geassocieerd lid van een minister van het Brussels Gewest in de Franse Gemeenschapsregering Actualiteitsvragen Zie Toewijzing geco’s voor kinderopvang en buitenschoolse opvang Berichten van verhindering, blz. 487
Vragen Zie Nederlandstalige sociale werkplaats in Brussel Preventie van uitwassen van de huwelijksmigratie Specifieke uitdagingen in de gemeenschapscentra Zomerschool voor anderstalige nieuwkomers
Exploitatietoelagen voor Bronks, blz. 487 Interpellatie Zie Exploitatietoelagen voor Bronks
Zomerschool voor anderstalige nieuwkomers, blz. 501
Motie van Orde, blz. 497 Nasci, dienstencentrum voor het kind, blz. 492 Nederlandstalige sociale werkplaats in Brussel, blz. 494 Preventie van uitwassen van de huwelijksmigratie, blz. 495 Samengevoegde actualiteitsvragen Zie Aanwezigheid als geassocieerd lid van een minister van het Brussels Gewest in de Franse Gemeenschapsregering Uitspraken van de collegevoorzitter van de Cocof op de radiozenders Specifieke uitdagingen in de gemeenschapscentra, blz. 488 Toewijzing geco’s voor kinderopvang en buitenschoolse opvang, blz. 490 Uitspraken van de collegevoorzitter van de Cocof op de radiozenders, blz. 497 Vraag om uitleg Zie Nasci, dienstencentrum voor het kind
Raad van de VGC Integraal Verslag Nr. 14 6 juni 2008
515